Veluwe
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Onherroepelijk op 31-08-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplanVeluwe van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1058-onh1 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.6 agrarisch bedrijf
Een bedrijf, waaronder een productiegerichte paardenhouderij en pensionstal, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.
1.7 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.8 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.9 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.11 bedrijfsmatige exploitatie
Het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer dan wel exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijk recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.
1.12 bedrijfswoning
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.13 begeleid wonen
Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.
1.14 beroepsuitoefening aan huis
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.15 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het planaanwezig of in uitvoering is overeenkomstig een omgevingsvergunning dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
- bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.16 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.19 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.20 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.21 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
1.24 bijgebouw
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
1.25 containerveld
Afgedekte gronden ten behoeve van de bovengrondse teelt van planten in containers
1.26 dependance
Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw, dat ruimtelijk één geheel vormt met het hoofdgebouw en blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.
1.27 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.29 erkend archeoloog
Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.
1.30 evenementen
Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.
1.31 folly
Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.
1.32 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 gebruiksgerichte paardenhouderij
Een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone.
1.34 groepsaccommodatie
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.
1.35 grondgebonden agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel.
1.36 hoge archeologische verwachtingswaarde
Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarde en/of vondsten hoog is.
1.37 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.38 hoofdverblijf
- a. het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.39 intensieve veehouderij
Een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van vee, pluimvee en nertsen, waarbij dit houden van vee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet, het houden van melkrundvee, schapen of paarden en het houden van dieren uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.
1.40 kampeermiddel
Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen recreatiewoning, groepsaccommodatie of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.
1.41 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.42 kas
Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.
1.43 kavel
De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.44 kwekerij
Een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.
1.45 lawaaisporten
De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.
1.46 manege
Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het op eigen terrein binnen of buiten een gebouwgelegenheid geven tot het beoefenen van de paardensport en als ondergeschikte activiteit al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden al dan niet gecombineerd met het fokken, africhten en verkopen van paarden.
1.47 middelhoge archeologische verwachtingswaarde
Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarde en/of vondsten middelhoog is.
1.48 nevenactiviteit
Een activiteit die uitsluitend uitgeoefend kan worden naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.
1.49 Nederlandse Grootte Eenheid
Een rekeneenheid die wordt gehanteerd voor de vaststelling van de omvang van een agrarisch bedrijf, op basis van productiewaarde van oppervlakte, gewassen en dieren.
1.50 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.51 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.52 peil
Het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.
1.53 permanente bewoning
Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:
- a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente, en/of
- b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijfbeschikt.
1.54 productiegerichte paardenhouderij
Een paardenhouderij waar handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.
1.55 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.56 publieksgerichte dienstverlening
Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.
1.57 recreatief medegebruik
Extensieve vormen van dagrecreatie, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.
1.58 recreatieverblijf
Een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.
1.59 recreatiewoning
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatieve doeleinden.
1.60 risicovolle inrichting
Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grens-waarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aange-houden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare ob-jecten als bedoeld in genoemd Besluit.
1.61 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht. - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.62 stacaravan
Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot de dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd/geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.
1.63 teeltondersteunende voorzieningen
Voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen, zoals tunnelkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen en regenkappen.
1.64 tunnelkas
Elke constructie, geen gebouw zijnde, van hout, metaal of anderszins welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten.
1.65 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.66 verblijfsrecreatie
Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, recreatiewoningen, groepsaccommodatie en/of stacaravan.
1.67 verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.)
Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.68 waarde
De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuur-historie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.
1.69 wezenlijke kenmerken of waarden
Hieronder worden de instandhoudingsdoelen van het Natura2000-gebied Veluwe en de doelen uitb de Ecologische Hoofdstructuur verstaan.
1.70 windturbine
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.
1.71 winkel
Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.
1.72 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.73 wooneenheid
Een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.74 zakelijke dienstverlening
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.75 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
1.76 zorgwoning
Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
1.77 zorgboerderij
Een voorziening in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren door personen die niet zelfstandig kunnen werken en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
- a. De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
- b. Ingeval geen bouwvlak dan wel aanduidingsvlak is aangegeven wordt onder bebouwingspercentage verstaan de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bestemmingsvlak tot de oppervlakte van het bestemmingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.8 de hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grondgebonden agrarische bedrijven;
- b. zorgboerderijen;
- c. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, hobbymatig weiden van vee, wandelen en fietsen, waaronder lange-afstandswandelroutes ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - lange-afstandwandelroute' en lange-afstandsfietsroutes ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - lange-afstandfietsroute' ;
- d. recreatief medegebruik in de vorm van spelactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';
- e. natuurbeheer;
- f. wegen, ter plaatse van de aanduiding 'weg', met dien verstande dat wegen voorzover bestaand tevens zijn toegestaan op gronden die niet zijn aangeduid als 'weg';
- g. nutsvoorzieningen;
- h. bescherming van het (grond)watersysteem;
- i. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/ inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bedrijfsgebouwen en overkappingen | bouwvlak | 6 m | 10 m | - uitsluitend binnen bouwvlak toegestaan - de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - de oppervlakte aan kassen bedraagt ten hoogste 120% van de bestaande oppervlakte aan kassen - de afstand van op te richten kassen tot niet bij het bedrijf behorende woningen bedraagt ten minste 30 m |
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - uitsluitend binnen bouwvlak toegestaan - voor het bepalen van de inhoud worden de deel, inpandige garages en bergingen meegeteld; - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' - de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 23 lid 23.3 bepaalde - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande niet bij het betreffende bedrijf behorende kassen bedraagt ten minste 30 m | |
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 75 m2 | 3 m | 5 m | - uitsluitend binnen bouwvlak toegestaan - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (3.4.1a) - de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | - bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen | |||
- mestsilo's | 6 m | |||
- sleufsilo's | 2500 m2 | 4 m | ||
- overige silo's | 10 m | |||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak of voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1,50 m (3.4.1d) | ||
- antenne-installaties | 15 m | |||
- bouwwerken voor teeltondersteunende voorzieningen | 1,5 m | |||
- paardenbakken, stapmolens en lichtmasten t.b.v. paardenbakken | 2 m (3.4.1e) | - indien de paardenbak geen onderdeel vormt van het agrarisch bedrijf als bedoeld in lid 3.1 is er ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning toegestaan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter; - uitsluitend in samenhang met een afwijking als bedoeld in lid 3.6.2 zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan | ||
- overig | 6 m |
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bouwvlak teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Naast het bepaalde in lid 3.1, de algemene gebruiksregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan, voorzover de gronden zijn bestemd als 'Agrarisch' te wijzigen naar de bestemming 'Natuur', mits dit plaatvindt ter uitvoering van de instandhouding en ontwikkeling van de natuurdoelstellingen. Voorts zijn de algemene criteria van artikel 34 lid 34.2 van toepassing.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. bedrijven, waarbij geldt dat:
- I. bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in milieucategorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
- II. ter plaatse van de navolgende aanduiding tevens zijn toegestaan:
- 1. bedrijven, waarbij geldt dat:
aanduiding | Bedrijf | SBI-code | Straatnaam | Huisnummer |
sb-ba | groothandel en detailhandel bosbouwartikelen | 466.2 | Amersfoortseweg | 205 |
nv | nutsvoorziening | 35D4/35D3 | Grevenhout | 7 |
sb-kb | kunststofverwerkend bedrijf zonder fenolharsen | 222.1 | Grevenhout | 9 |
op | opslag | 52109.B | Grevenhout | 13 |
sb-dp | dierenpension | 0149.3 | Van Golsteinlaan | 33 |
vml | verkooppunt motorbrandstoffen met lpg | 473.2 | Rijksweg A1 | 738 (oost) |
vml | verkooppunt motorbrandstoffen met lpg | 473.2 | Rijksweg A1 | 779 (west) |
vml | verkooppunt motorbrandstoffen met lpg | 473.2 | Europaweg | 250 |
nv | nutsvoorziening | 35D4/35D3 | Otterloseweg | nabij 116 |
- 1. tuin en/of erf;
- 2. ontsluitingswegen;
- 3. groenvoorzieningen;
- 4. zendmasten ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
- 5. nutsvoorzieningen;
- 6. bescherming van het (grond)watersysteem;
- 7. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
- b. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
- 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
- 2. risicovolle inrichtingen, met uitzondering van bestaande;
- 3. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
- I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
- II. niet voor particulieren toegankelijke detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten;
- III. bestaande detailhandelsbedrijven.
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/ inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | 110% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte(m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte(m)' aangegeven waarde | - voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen, bijgebouwen en luifels niet meegeteld; - per verkooppunt motorbrandstoffen is een luifel met een oppervlak van ten hoogste 250 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m toegestaan; - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld; - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' - de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 23 lid 23.3 bepaalde - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m | |
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 75 m2 | 3 m | 5 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (4.4.1a) |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | ||||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m (4.4.1b) | ||
- antenne-installaties | 15 m | |||
- paardenbakken, stapmolens en lichtmasten t.b.v. paardenbakken | 2 m | - er is ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning toegestaan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter | ||
- overig | 6 m | - de hoogte van zendmasten ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt ten hoogste de bestaande hoogte; |
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bestemmingsvlak danwel het bouwvlak teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Naast het bepaalde in lid 4.1, de algemene gebruiksregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 5 Cultuur En Ontspanning
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. activiteiten gericht op cultuur en ontspanning, waarbij geldt dat:
- I. activiteiten gericht op cultuur en ontspanning zijn toegestaan in milieucategorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten vormen van cultuur enontspanning;
- II. ter plaatse van de navolgende aanduiding tevens zijn toegestaan:
aanduiding Activiteit SBI-code Straatnaam Huisnummer sco-bc bezoekerscentrum, toegang nationaal park 9101,9102 nabij Apeldoornseweg 16 mu museum, bezoekerscentrum, natuureducatie 9101,9102 Aardhuis 1
- 2. tuin en/of erf;
- 3. speelplaatsen;
- 4. ontsluitingswegen;
- 5. groenvoorzieningen;
- 6. nutsvoorzieningen;
- 7. bescherming van het (grond)watersysteem;
- 8. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 5.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/ inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | 110% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - per bestemmingsvlak is één inpandige bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' - bijgebouwen bij de inpandige bedrijfswoning zijn niet toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | ||||
- erf- en terrein-afscheidingen | 2 m | |||
- antenne-installaties | 15 m | |||
- overig | 6 m |
5.3 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bestemmingsvlak teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 6 Horeca
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. horeca, waarbij geldt dat:
- I. horeca-activiteiten zijn toegestaan in milieucategorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen;
- II. ter plaatse van de navolgende aanduiding tevens zijn toegestaan:
aanduiding | Bedrijf | SBI-code | Straatnaam | Huisnummer |
sh-hr | hotel, restaurant | 5510, 561 | Amersfoortseweg | 86, 90 |
sh-k | kiosk | 561 | Assel | 2 |
sh-k | kiosk | 561 | Hoenderloseweg | 191 |
sh-r | restaurant | 561 | Oude Arnhemseweg | 50 |
sh-hr | hotel, restaurant | 5510, 561 | Oude Arnhemseweg | 292 |
sh-hrc | hotel, restaurant, conferentie-oord | 5510, 561 | Woeste Hoefweg | 80, 82 |
2. tuin en/of erf;
3. speelplaatsen;
4. ontsluitingswegen;
5. groenvoorzieningen;
6. nutsvoorzieningen;
7. bescherming van het (grond)watersysteem;
8. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/ inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | 110% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | - voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen en bijgebouwen niet meegeteld - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld; - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' - de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 23 lid 23.3 bepaalde - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m | |
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 75 m² | 3 m | 5 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (6.4.1a) |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | ||||
- erf- en terrein-afscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m (6.4.1b) | ||
- antenne-installaties | 10 m | |||
- overig | 6 m |
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bestemmingsvlak danwel bouwvlak teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 7 Maatschappelijk
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. maatschappelijke voorzieningen, waarbij geldt dat:
- I. maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan in milieucategorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
- II. ter plaatse van de navolgende aanduiding tevens zijn toegestaan:
Aanduiding | Maatschappelijke voorziening | SBI-code | Straatnaam | Huisnummer |
sm-bc | vormings- en bezinningswerk, overnachtingen daaronder begrepen, met daaraan ondergeschikte agrarische activiteiten (geen intensieve veehouderij) | 8612,8622,8623,9491 | Pomphulweg | 104, 106 |
sm-kl | kliniek | 8621, 8622, 8623 | Hoog Buurloseweg | 145 |
sm-wb | wegbeheer | 381.B | nabij Aardhuisweg 104 |
2. tuin en/of erf;
3. speelplaatsen;
4. ontsluitingswegen;
5. groenvoorzieningen;
6. nutsvoorzieningen;
7. bescherming van het (grond)watersysteem;
8. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 7.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/ inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | 110% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | - voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen en bijgebouwen niet meegeteld - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld - per voorziening is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' - voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 23 lid 23.3 bepaalde - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m | |
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 75 m2 | 3 m | 5 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (7.4.1a) |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | ||||
- erf- en terrein-afscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m (7.4.1b) | ||
- antenne-installaties | 15 m | |||
- paardenbakken, stapmolens en lichtmasten t.b.v. paardenbakken | 2 m | - er is ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoningis toegestaan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter | ||
- overig | 6 m |
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bestemmingsvlak danwel het bouwvlak teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 8 Maatschappelijk - Begraafplaats
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats;
- b. een kerk, ter plaatse van de aanduiding 'religie';
- c. groenvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. bescherming van het (grond)watersysteem;
- f. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
8.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | - uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'religie' - geen bedrijfswoningen toegestaan - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | ||||
- erf- en terrein-afscheidingen | 2 m | |||
- antenne-installaties | 15 m | |||
- overig | 6 m |
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bestemmingsvlak teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 9 Maatschappelijk - Militaire Zaken
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Militaire zaken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. militaire doeleinden;
- b. bos en natuurgebied, waaronder natte natuur als vennen, beken en sprengen;
- c. bosbouw en houtproductie;
- d. behoud van aardkundige waarden en natuurwaarden;
- e. wegen, fiets- en voetpaden, ter plaatse van de aanduiding 'weg', met dien verstande dat wegen, fiets- en voetpaden, voorzover bestaand, tevens zijn toegestaan op gronden niet aangeduid als 'weg';
- f. nutsvoorzieningen;
- g. bescherming van het (grond)watersysteem;
- h. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte /inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | 110% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen | 3 m | - het oppervlak per gebouw mag niet meer dan 25 m2 bedragen - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | 3 m |
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bestemmingsvlak voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk of ecologisch aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 10 Natuur
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos en natuurgebied, waaronder natte natuur als vennen, beken en sprengen;
- b. bosbouw en houtproductie;
- c. behoud en versterking van aardkundige waarden en natuurwaarden;
- d. natuurbeheer- en educatie;
- e. extensief grondgebonden agrarisch medegebruik;
- f. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, wandelen en fietsen, waaronder lange-afstandswandelroutes ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - lange-afstandwandelroute' en lange-afstandsfietsroutes ter plaatse van de aanduiding'specifieke vorm van recreatie - lange-afstandfietsroute';
- g. wegen, fiets- en voetpaden, ter plaatse van de aanduiding 'weg', met dien verstande dat wegen, fiets- en voetpaden, voorzover bestaand, tevens zijn toegestaan op gronden niet aangeduid als 'weg';
- h. een oorlogsmonument, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - oorlogsmonument';
- i. kampeermiddelen, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
- j. ecoducten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecoduct';
- k. een jachthut, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - jachthut';
- l. zendmasten ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
- m. een asverstrooiplaats, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-asverstrooiplaats';
- n. een voederschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur-voederschuur';
- o. bijgebouwen behorende bij de woning in het aangrenzende bestemmingsvlak Wonen;
- p. nutsvoorzieningen;
- q. bescherming van het (grond)watersysteem;
- r. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 10.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/ inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | 110% van de bestaande oppervlakte per aanduidingsvlak aan gebouwen en overkappinge | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | - gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van natuur - natuurbeheer- en educatie', 'kampeerterrein', 'specifieke vorm van natuur - jachthut' en 'specifieke vorm van natuur-voederschuur' - voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen en bijgebouwen niet meegeteld |
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld - bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuurbeheer- en educatie' , met dien verstande dat per aanduidingsvlak één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' - voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 23 lid 23.3 bepaalde - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m | |
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 75 m2 | 3 m | 5 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (10.3.1a) |
Bijgebouwen behorende bij de woning in het aangrenzende bestemmingsvlak Wonen | bestaande oppervlak en situering | bestaand | bestaand | - toegestaan binnen bestemmingsvlak |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | 2 m | - oprichten van hekwerken, waaronder erfafscheidingen, is niet toegestaan (10.3.1b) - de hoogte van ecoducten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecoduct' bedraagt ten hoogste de bestaande hoogte - de hoogte van zendmasten ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt ten hoogste de bestaande hoogte |
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.4 Specifieke gebruiksregels
Naast het bepaalde in lid 10.1, de algemene gebruiksregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.6 Omgevingsverguunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 11 Recreatie - Huifkarcentrum
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Huifkarcentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een huifkarcentrum;
- b. beroepsuitoefening aan huis;
- c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- d. tuin en/of erf;
- e. groenvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. bescherming van het (grond)watersysteem;
- h. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
11.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 11.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | 110% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | - voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen en bijgebouwen niet meegeteld - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld - per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan - voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 23 lid 23.3 bepaalde - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m | |
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 75 m2 | 3 m | 5 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (11.4.1a) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | ||||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m (11.4.1b) | ||
- antenne-installaties | 15 m | |||
- paardenbakken, stapmolens en lichtmasten t.b.v. paardenbakken | 2 m | - indien de paardenbak geen onderdeel vormt van het bedrijf als bedoeld in lid 11.1 onder a is er ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning toegestaan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter | ||
- overig | 6 m |
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bestemmingsvlak danwel het bouwvlak teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.5 Specifieke gebruiksregels
Naast het bepaalde in lid 11.1, de algemene gebruiksregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 12 Recreatie - Recreatiewoning
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatiewoningen;
- b. nutsvoorzieningen;
- c. bescherming van het (grond)watersysteem;
- d. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 12.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/ inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | 75 m2/300 m3 | 4 m | 5 m | - per bestemmingsvlak met de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' is één recreatiewoning toegestaan - bij recreatiewoningen mogen geen bijgebouwen worden gebouwd | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van de recreatiewoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m (12.4.1a) |
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het in de vorm van bedrijfsmatige exploitatie bieden van recreatief verblijf aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben, in kampeermiddelen, stacaravans en tot het bedrijf behorende recreatiewoningen en groepsaccommodaties, met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, voorzieningen en open terreinen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' het terrein uitsluitend mag worden gebruikt voor kampeermiddelen en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitloopgebied' het terrein uitsluitend mag worden gebruikt voor behoud en ontwikkeling van natuur en landschap en recreatief medegebruik in de vorm van wandelen en fietsen;
- b. ontsluitingswegen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. zendmasten ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
- e. nutsvoorzieningen;
- f. bescherming van het (grond)watersysteem;
- g. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 13.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/ inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen: | - ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' zijn uitsluitend voorzieningengebouwen en overkappingen toegestaan ten dienste van de kampeermiddelen - ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitloopgebied' zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan | |||
- groepsaccommodaties | bestaande oppervlakte | 6 m | ||
- voorzieningen | bestaande oppervlakte (13.4.1a,b) | 4 m | 6 m | - voor het bepalen van de oppervlakte aan voorzieningen worden bedrijfswoningen en bijgebouwen niet meegeteld |
- winkels | bestaande oppervlakte (13.4.1a,c) | 4 m | 6 m | |
- recreatiewoningen | 75 m2/300 m3 per recreatiewoning | 4 m | 5 m | - het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal, in afwijking hiervan is ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' één recreatiewoning toegestaan - bij recreatiewoningen zijn geen bijgebouwen toegestaan - de afstand tussen recreatiewoningen bedraagt ten minste 20 m |
- stacaravans | 55 m2 | 3,5 m | ||
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld; - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen'; - voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 23 lid 23.3 bepaalde - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m | |
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 75 m2 | 3 m | 5 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of het verlengde daarvan worden opgericht (13.4.1d) |
Bijgebouwen bij stacaravans | 6 m2 | 3 m | - tevens is een aanbouw bij de ingang van een stacaravan toegestaan met een maximaal oppervlak van 3 m2 en een hoogte van maximaal 3,5 m | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | - ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitloopgebied' zijn uitsluitend erf- en terreinafscheidingen toegestaan | |||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | |||
- kampeermiddelen | ||||
- antenne-installaties | 15 m | |||
- overig | 10 m | - de hoogte van zendmasten ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt ten hoogste de bestaande hoogte |
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bestemmingsvlak teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.5 Specifieke gebruiksregels
Naast het bepaalde in lid 12.1, de algemene gebruiksregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
13.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 14 Sport
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. veldsportcomplex (met verlichting);
- b. groenvoorzieningen;
- c. evenementen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. bescherming van het (grond)watersysteem;
- f. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | 110% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlakaan gebouwen en overkappingen | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | - geen bedrijfswoningen toegestaan - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen antenne-installaties: lichtmasten: overig: | 15 m 15 m 6 m | - het aantal lichtmasten mag niet meer bedragen dan bestaand |
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bestemmingsvlak teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 15 Verkeer - Spoorweg
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Spoorweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen;
- b. wegen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. bescherming van het (grond)watersysteem;
- f. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen ongelijkvloerse kruisingen, overkappingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.
15.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde antenne-installaties: - overig: | 15 m 2 m |
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 16 Verkeer - Weg
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeersdoeleinden (met inbegrip van de nodige rijwegen, vluchtstroken, fiets- en voetpaden), met dien verstande dat per rijweg ten hoogste twee rijstroken zijn toegestaan tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal rijstroken';
- b. parkeerplaatsen en transferia;
- c. lange-afstandswandelroutes ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - lange-afstandswandelroutes' en lange-afstandsfietsroutes ter plaatse van de aanduiding'specifieke vorm van recreatie - lange-afstandsfietsroutes';
- d. ecoducten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecoduct';
- e. zendmasten ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
- f. groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. bescherming van het (grond)watersysteem;
- i. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen ongelijkvloerse kruisingen, in- en uitritten, overkappingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.
16.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde - antenne-installaties: - overkappingen: - overig: | 15 m 3 m 2 m | - de hoogte van ecoducten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecoduct' bedraagt ten hoogste de bestaande hoogte - de hoogte van zendmasten ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt ten hoogste de bestaande hoogte |
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, waaronder begrepen begeleid wonen;
- b. dependances, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance';
- c. beroepsuitoefening aan huis;
- d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- e. tuin en/of erf;
- f. natuur- en parkbeheer, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur-natuur en parkbeheer';
- g. nutsvoorzieningen;
- h. bescherming van het (grond)watersysteem;
- i. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
17.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 17.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/ inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Hoofdgebouwen | 700 m3, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume' | 4 m | - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld - per bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' is één hoofdgebouw toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal hoofdgebouwen' - per hoofdgebouw is één woning toegestaan - de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - voor het splitsen van de woning in twee wooneenheden geldt het in artikel 23 lid 23.3 bepaalde - de afstand van een op te richten hoofdgebouw tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m | |
Bijgebouwen en overkappingen | 75 m² per hoofdgebouw(17.4.1a) | 3 m | 5 m | - voor het bepalen van de oppervlakte worden alle op het perceel aanwezige gebouwen, niet zijnde het hoofdgebouw, meegeteld - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht (17.4.1b) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan |
Dependances | 65 m2 | 3 m | 5 m | - de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances mag niet meer dan 75 m2 bedragen - een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen - een dependance mag niet worden uitgebreid, met inbegrip van dakkapellen, erkers en balkons |
Gebouwen en overkappingen ten behoeve van natuur- en parkbeheer | 110% van de bestaande oppervlakte per aanduidingsvlak aan gebouwen en overkappingen | 4 m | 8 m | - uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - natuur en parkbeheer' |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | ||||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m (17.4.1c) | ||
- antenne-installaties | 10 m | |||
- zwembaden | 75 m² per hoofdgebouw | 0,5 m | ||
- paardenbakken, stapmolens en lichtmasten t.b.v. paardenbakken | 2 m | - per hoofdgebouw mag 1 paardenbak worden aangelegd, ten minste 5 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter | ||
- overig | 2 m | - uitsluitend in samenhang met een ontheffing als bedoeld in lid 17.6.1zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een tennisbaan toegestaan tot een hoogte van ten hoogste 5 m |
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bestemmingsvlak teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.5 Specifieke gebruiksregels
Naast het bepaalde in lid 16.1, de algemene gebruiksregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
- a. De aanleg van en het gebruik van gronden als tennisbaan met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde is niet toegestaan.
- b. Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
- 2. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
- 3. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
- 4. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
- 5. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
- 6. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
- 7. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
17.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 18 Leiding - Gas
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse gastransportleiding.
18.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 18.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de gastransportleiding worden gebouwd.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 18.2bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding, de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 19 Leiding - Riool
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse riooltransportleiding.
19.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 19.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de riooltransportleiding worden gebouwd.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 19.2bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 20 Waarde - Archeologie Hoog
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologischeverwachtingswaarde.
20.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m2 de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarde in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarde is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarde van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 21 Waarde - Archeologie Middelhoog
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie Middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhogearcheologische verwachtingswaarde.
21.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2 de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarde in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarde is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarde van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene Bouwregels
23.1 Algemene regels
23.2 Afdekking van gebouwen
23.3 Woningsplitsing
Een woning respectievelijk een bedrijfswoning mag gesplitst worden in ten hoogste 2 zelfstandige (bedrijfs-)wooneenheden, mits:
- a. de wooneenheden tezamen de ten hoogste toegestane inhoud of oppervlakte van één (bedrijfs-)woning niet overschrijden;
- b. de oppervlakte aan bijgebouwen tezamen de ten hoogste toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen behorend bij één (bedrijfs-)woning niet overschrijden; er dient in ieder geval 20 m² aan bijgebouwen per wooneenheid aanwezig te zijn;
- c. het karakter van het gebouw als één (bedrijfs-)woning en de samenhangende bouwmassa van het gebouw behouden blijft;
- d. de cultuurhistorische dan wel karakteristieke waarde niet onevenredig wordt aangetast;
- e. de splitsing geen belemmering vormt voor omliggende (niet-)agrarische bedrijven.
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
24.1 Strijdig gebruik onbebouwde grond
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
- a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- b. het gebruik van gronden voor het opgeslagen hebben van gerede of onklare machines en vaar- en/of voertuigen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het gebruik van gronden voor het beoefenen van lawaaisporten;
- d. het gebruik van gronden voor volkstuinen;
- e. het gebruik van gronden voor verblijfsrecreatie, met uitzondering van gronden die zijn aangewezen voor Recreatie-Recreatiewoning, 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' of 'kampeerterrein';
- f. het gebruik van kampeermiddelen voor permanente bewoning;
- g. het verwijderen van ter plaatse van de aanduiding'weg' aangegeven wegen;
- h. een gebruik op een wijze die leidt tot aantasting van het grondwatersysteem;
- i. het verstoren van archeologische waarde buiten vlakken met de bestemmingen 'Waarde- Archeologie Hoog' en 'Waarde - Archeologie Middelhoog' door het uitvoeren van grondwerkzaamheden in het kader van de natuurontwikkeling, het aanleggen van leidingen en het waterbeheer dieper dan 0,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens burgemeester en wethouders op te stellen Programma van Eisen. Indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kunnen burgermeester en wethouders op advies van de archeoloog besluiten zonodig een opgraving te laten plaats vinden. Het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
24.2 Strijdig gebruik bebouwde grond
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
- a. het gebruik van bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken, of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:
- 1. dit gebruik plaatsvindt ten behoeve van de (agrarische) productie binnen het bedrijf;
- 2. dit gebruik uitsluitend betrekking heeft op (agrarische) producten van het eigen bedrijf;
- 3. het betreft inpandige berging van caravans en kampeerauto's in al dan niet voormalige (agrarische) bedrijfsopstallen;
- 4. het betreft inpandige opslag van goederen, zonder dat sprake is van be- of verwerking daarvan (statische opslag);
- b. het gebruik van bouwwerken voor detailhandel, behoudens bestaande detailhandel;
- c. het gebruik van recreatieverblijven ten behoeve van 'permanente bewoning'.
- d. het gebruik van bouwwerken voor het beoefenen van lawaaisporten;
- e. het gebruik van bouwwerken voor wonen, met uitzondering van de aangegeven woningen, dependances en de ingevolge de bestemmingsregeling toegestane bedrijfswoningen;
- f. het gebruik van gebouwen voor een seksinrichting;
- g. het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder, met uitzondering van bestaand gebruik als geluidgevoelig object.
24.3 Strafbepaling
Overtreding van het in dit artikel bepaalde is een strafbaar feit.
Artikel 25 Cultuurhistorisch Gebied
25.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch gebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud en bescherming van cultuurhistorische waarden, waaronder in ieder geval wordt begrepen de ouderdom, zeldzaamheid en gaafheid van:
- laanstructuren
- landbouwenclaves
- sprengen
- resten ijzerindustrie
- elementen verbonden aan historische landgoederen en koninklijk elan
25.2 Strijdig gebruik
Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch gebied' op een wijze die leidt tot een significante aantasting van de wezenlijke cultuurhistorische kenmerken of -waarden van het gebied.
Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 26 Cultuurhistorische Bouwwerken
26.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische bouwwerken' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en bescherming van cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken.
26.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische bouwwerken' zijn, voorzover in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, bouwwerken toegestaan met een cultuurhistorische waarde, overeenkomstig de bestaande situering , waarbij de oppervlakte en hoogte niet meer mag bedragen dan bestaand.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 23.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), indien de cultuurhistorische waarde van het bouwwerk niet significant wordt aangetast.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 27 Ecologisch Water
27.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'ecologisch water' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van water van het hoogste ecologische niveau.
27.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'ecologisch water' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van het water worden opgericht. Zie tevens de algemene Keur van het Waterschap.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 27.2bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), indien vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen omtrent de vraag of door het verlenen van de ontheffing het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast alsmede omtrent eventueel aan de ontheffing te verbinden voorwaarden en dit niet leidt tot verlaging van de grondwaterstand, verslechtering van de waterkwaliteit, aantasting van de morfologie van beken, vennen en waterlopen en/of een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied.
27.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'ecologisch water' nadere eisen stellen omtrent de situering en afmetingen van bouwwerken in verband met het waarborgen van de waterbergende functie van gronden.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.
27.5 Strijdig gebruik
Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'ecologischwater':
- a. voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken, met dien verstande dat bestaandgebruik mag worden voortgezet;
- b. op een wijze die leidt tot het belemmeren van de tijdelijke berging van water;
- c. op een wijze die leidt tot verlaging van de grondwaterstand, verslechtering van de waterkwaliteit, aantasting van de morfologie van beken, vennen en waterlopen en/of een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied.
Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
Artikel 28 Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied
28.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit.
28.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bescherming van de grondwaterkwaliteit worden opgericht.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het in sublid 28.2bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de grondwaterkwaliteit en ter zake vooraf advies van de beheerder is ingewonnen.
28.4 Strijdig gebruik
Als strijdig gebruik ageldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone -grondwaterbeschermingsgebied' voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken, met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet.
Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
28.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 29 Milieuzone - Waterwingebied
29.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de waterwinning.
29.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken ten dienste van de waterwinning worden opgericht.
29.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het in sublid 29.2bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen negatief effect optreedt op de kwaliteit van het grondwater, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterwinning en ter zake vooraf advies van de beheerder is ingewonnen.
29.4 Strijdig gebruik
Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone -waterwingebied' voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken of op een andere wijze die leidt tot verslechtering van de kwaliteit van het grondwater, met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet, .
Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
29.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 30 Open Landschap
30.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'open landschap' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het instandhouden van de openheid van het landschap.
30.2 Strijdig gebruik
Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'open landschap' op een wijze die leidt tot een significante aantasting van de visuele openheid van het gebied.
Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 31 Veiligheidszone - Lpg
31.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van (beperkt) kwetsbare objecten.
31.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, geen (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan.
Artikel 32 Geluidzone - Industrie
32.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie ' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van het industrielawaai.
32.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is het -met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidgevoelige functie- niet toegestaan om gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidgevoelige functies, zoals vrijkomende agrarische bebouwing, om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies.
Artikel 33 Algemene Afwijkingsregels
33.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
- a. ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwenof bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
- b. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
- c. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
- d. ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat van de inhoudsmaat voor (bedrijfs)woningen, de inhoudsmaat en oppervlaktemaat van recreatieverblijven, het maximale aantal plaatsen voor toeristische kampeermiddelen en het maximale aantal recreatieverblijven geen ontheffing kan worden verleend;
- e. ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter.
33.2 Voorwaarden voor afwijking
Afwijkingen als bedoeld in dit artikel kunnen alleen worden verleend voor zover:
- a. de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast;
- b. het in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- c. het bepaalde in artikel 23.1.1 onder m en 23.1.2 in acht wordt genomen;
- d. zich geen dringende redenen daartegen verzetten.
33.3 Aangrenzende percelen
Een in lid 33.1 bedoelde ontheffing kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de ontheffing kan worden voorkomen.
33.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 33.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 38 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 34 Algemene Wijzigingsregels
34.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat voor de inhoudsmaat voor (bedrijfs)woningen, de inhoudsmaat en oppervlaktemaat van recreatieverblijven, het maximale aantal plaatsen voor toeristische kampeermiddelen en het maximale aantal recreatieverblijven het plan niet kan worden gewijzigd.
34.2 Voorwaarden voor wijziging
Toepassing van wijzigingsbevoegdheden mag alleen plaatsvinden voor zover:
- a. de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast;
- b. het in het plan beoogde stedenbouwkundig en landschappelijke beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- c. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
- d. er geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
- e. er geen onevenredige nadelige invloed ontstaat op de op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
- f. het bepaalde in artikel 23.1.1 onder m en 23.1.2 in acht wordt genomen.
Artikel 35 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 36 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Artikel 37 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
37.1 Vergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de hierna genoemde werken en werkzaamheden uit te voeren. Bij het verlenen van de vergunning wordt getoetst aan de in onderstaand schema bij de desbetreffende werken en werkzaamheden aangegeven specifieke beoordelingscriteria en aan de in lid 37.3 opgenomen algemene beoordelingscriteria.
Bestemming/aanduiding | Werken en werkzaamheden | Specifieke beoordelingscriteria |
Bestemming Agrarisch | het binnen een afstand van 50 m vanuit woningen en recreatievoorzieningen aanbrengen van boomgaarden en het uitoefenen van intensieve teelten, behoudens vervanging van boomgaarden | - er worden geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt dan wel er worden zodanige voorzieningen getroffen dat zich geen chemische bestrijdingsmiddelen buiten de boomgaard c.q. het betreffende perceel kunnen verspreiden |
aanduiding openlandschap | de aanleg van beplanting hoger dan 2 m | - er wordt aangesloten bij bestaande massa's (bebouwing en beplanting) waardoor bestaande open enken en landbouwenclaves open blijven - er wordt geen aaneengesloten beplanting (bijv. bos, boomgaard, kwekerij) aangelegd - de wezenlijke kenmerken of waarden, waaronder cultuurhistorische, van het gebied worden niet significant aangetast |
aanduiding cultuurhistorische bouwwerken | het geheel of gedeeltelijk slopen van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing | - de kosten van het instandhouden van de bebouwing zijn, gezien de aanwezige bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van de bebouwing, aantoonbaar onevenredig in verhouding tot het cultuurhistorische belang van handhaving van de bebouwing; de aanvrager dient dit aan te tonen door een deskundigenrapport in te dienen dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie - bij een ter zake deskundige is advies ingewonnen over het cultuurhistorisch belang van handhaving van de bebouwing en/of de waardedaling en de renovatiekosten |
Bestemming Natuur, Maatschappelijk-Militaire zaken aanduiding cultuurhistorisch gebied | het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden | - de aanwezige differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijft behouden - de aanwezige hoogteverschillen blijven behouden - de bestaande kwetsbare vegetaties blijven behouden - de werken en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het agrarisch gebruik van de gronden dan wel het openbaar nut - de cultuurhistorische waarden, waaronder de aardkundige waarden, blijven behouden - de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied worden niet significant aangetast |
bestemmingen opgenomen in artikel 3 tot en met 17 | het graven en dempen van sloten, aanleggen van drainage en diepploegen | - de hoge grondwaterstanden alsmede het optreden van kwel blijven behouden - de aanwezige differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijven behouden - de aanwezige hoogteverschillen blijven behouden - de bestaande kwetsbare vegetaties blijven behouden - de werken en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het agrarisch gebruik van de gronden danwel het openbaar nut - de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied worden niet significant aangetast |
bestemmingen opgenomen in artikel 3 tot en met 17 | het dempen, graven, vergraven, verleggen, afdammen of herprofileren van beken, vennen en/of waterlopen | - de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en –kwantiteit wordt niet onevenredig aangetast - de waterbergende functie wordt niet onevenredig aangetast - bij de waterbeheerder is advies ingewonnen omtrent de vraag of door de ingreep het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden - de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied worden niet significant aangetast |
bestemmingen opgenomen in artikel 3 tot en met 17, aanduiding milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied, milieuzone-waterwingebied | het uitvoeren van werken en werkzaamheden die de waterhuishouding (waaronder de wateraan- en afvoer) beïnvloeden, zoals waterontrekking, door bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, het verbreden en verdiepen, verbeteren en dempen van watergangen en greppels, en het slaan van putten | - de hoge grondwaterstanden alsmede het optreden van kwel blijven behouden - de differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijft behouden - de waterkwaliteit blijft behouden en er geen bedreiging voor de grondwaterkwaliteit op korte of lange termijn ontstaat - de morfologie van beken, vennen en waterlopen blijft behouden - de bestaande kwetsbare vegetaties blijven behouden de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied worden niet significant aangetast |
Bestemming Agrarisch, Natuur, Maatschappelijk-Militaire zaken aanduiding cultuurhistorisch gebied | het aanleggen van wegen, paden en parkeervoorzieningen en/of het verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen | - de werken en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het op de bestemming gerichte beheer en gebruik - de infiltratie in de bodem blijft behouden - de wezenlijke kenmerken of waarden, waaronder de cultuurhistorische, van het gebied worden niet significant aangetast |
aanduiding 'leiding - gas', 'leiding-riool' | het uitvoeren van grondbewerkingen waaronder egaliseren, ophogen, diepploegen, aanleggen van drainage en afgraven van gronden, - heiwerkzaamheden of op een andere manier voorwerpen ingraven of indrijven, - uitvoeren van grondbewerkingen ten behoeve van water, waaronder sloten en vijvers, het aanbrengen van diepwortelende beplanting en verhardingen - permanent opslaan van goederen | - de veiligheid - bij de leidingbeheerder is advies ingewonnen omtrent de vraag of door de ingreep geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding, de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden |
Bestemming Natuur, Maatschappelijk-Militaire zaken aanduiding cultuurhistorisch gebied | het vellen of rooien van bomen, hakhout, houtwallen en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben, anders dan bij wijze van verzorging van houtopstanden, één en ander indien en voor zover de Boswet niet van toepassing is | - het kappen is noodzakelijk voor het beheer van de gronden - de wezenlijke kenmerken of waarden, waaronder de cultuurhistorische, van het gebied worden niet significant aangetast |
37.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in lid 37.1 opgenomen verbod geldt niet:
- a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, waaronder werken en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een normale agrarische bedrijfsexploitatie zoals spitwerkzaamheden, met dien verstande dat kwekerijen en boomgaarden niet onder normale agrarische bedrijvigheid worden begrepen, werken en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van het bos- en natuurbeheer, waaronder mede begrepen houtproductie in de vorm van uitdunning van bos en werken en werkzaamheden behorende bij de functie als begraafplaats;
- b. voor werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
- c. voor werken en werkzaamheden die in redelijkheid slechts kunnen worden aangemerkt als zijnde van zodanig ondergeschikte aard en omvang dat enige wezenlijke invloed op de betreffende waarde en functies niet te verwachten is;
- d. voor werken en werkzaamheden die plaatsvinden binnen een afstand van 10 m uit bestaande gebouwen;
- e. voor werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals waterontrekking, voor zover daarvoor een vergunning vereist is krachtens artikel 14 van de Grondwaterwet;
- f. voor werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals het onttrekken van oppervlaktewater, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens artikel 24 van de Wet op de Waterhuishouding of voor zover deze worden uitgevoerd door of vanwege het waterschap;
- g. voor werken en werkzaamheden in het kader van munitieruiming en bodemsanering;
- h. voor werken en werkzaamheden welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
- i. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in de vorm van het geheel of gedeeltelijk slopen van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische bouwwerken' voor zover:
- 1. deze plaatsvinden ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag,
- 2. daarvoor eerder een vergunning is afgegeven, of
- 3. de sloopwerkzaamheden in redelijkheid kunnen worden aangemerkt als zijnde van ondergeschikte aard en omvang, zodat enige wezenlijke invloed op de in lid 1 bedoelde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet te verwachten is.
37.3 Algemene beoordelingscriteria
Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 37 lid 37.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 37.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarde of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Deze criteria zijn niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in de vorm van het slopen van cultuurhistorische bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische bouwwerken'.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 38 Overgangsrecht Bouwwerken
38.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
38.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.
38.3 Afwijking bijgebouwen
Indien lid 38.1 van toepassing is op bijgebouwen als bedoeld in artikel 1 lid 1.24, kunnen burgemeester en wethouders eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 38.1bepaalde ten behoeve van het geheel vernieuwen van een gedeelte van die bijgebouwen. De afwijking wordt alleen verleend wanneer gelijktijdig voor elke m2 waarvoor afwijking wordt verleend 2 m2 aan bestaande bijgebouwen wordt afgebroken, met het doel om te komen tot een sanering van de aanwezige bebouwing.
38.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 39 Overgangsrecht Gebruik
39.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
39.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
39.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het planvoor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
39.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 40 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplanVeluwe.
Vastgesteld bij besluit van de raad der gemeente Apeldoorn
d.d. 5 juli 2012 nr. 59-2012
Mij bekend,
de griffier,
namens hem:
het hoofd afdeling Ruimtelijk Juridische Zaken
van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling,
J.M. van der Zwan
1 Een Nieuw Bestemmingsplan Voor De Veluwe
1.1 Aanleiding
Een groot deel van de gemeente Apeldoorn maakt deel uit van de Veluwe. Het gebied is uit ecologisch en recreatief oogpunt van groot belang op nationaal en internationaal niveau. Voor dit gebied gelden momenteel een aantal bestemmingsplannen, die onderling verschillen in juridische opzet en die ouder zijn dan tien jaar.
Besloten is om een nieuw bestemmingsplan te maken, waarin vrijwel alle geldende plannen voor de Veluwe zijn opgenomen. Daarmee komt voor het overgrote deel van de Apeldoornse Veluwe een éénduidige en actuele regeling tot stand, welke voldoet aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening.
1.2 Doelstelling
De Veluwe kent als gebied in zijn samenhang hoge ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Ter bescherming en ontwikkeling van deze gebiedswaarden is op verschillende overheidsniveaus regelgeving en beleid vastgesteld.
Naast de gebiedswaarden zijn op de Veluwe verschillende functies vertegenwoordigd, waarbij de één een grotere binding heeft aan het gebied dan de andere. Voorbeelden zijn recreatie, landbouw, bedrijven en wonen.
Met dit bestemmingsplan worden de aanwezige waarden en functies en de geldende regelgeving en beleid in beeld gebracht. Aan de hand daarvan wordt voor het gebied als geheel en per functie de ruimtelijke visie van de gemeente beschreven. Hoofddoelstelling van het bestemmingsplan is het bieden van een regeling waarbinnen de Veluwe als één groot aanééngesloten natuur, cultuur- en boslandschap wordt beschermd en zich verder kan ontwikkelen en het binnen dat kader op een zorgvuldige wijze inpassen van de overige in het gebied voorkomende functies. Het bestemmingsplan voorziet niet in grootschalige nieuwe ontwikkelingen.
Het bestemmingsplan neemt de geldende regelingen over, tenzij er dringende ruimtelijke of milieukundige redenen zijn om hiervan af te wijken.
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
Vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Apeldoorn ten westen van de stad vormt het plangebied. Locaties binnen dat gebied die een eigen kenmerkend karakter hebben en locaties waar relatief grootschalige ontwikkelingen spelen zijn buiten het plangebied gelaten. Het betreft de Agrarische Enclave (waaronder Uddel), de dorpen Hoog Soeren en Hoenderloo, Radio Kootwijk en de verblijfsrecreatieparken in de directe omgeving en ten oosten van Hoenderloo. De plangrenzen rond Hoog Soeren en Hoenderloo zijn in hoofdzaak afgestemd op respectievelijk de grenzen van het beschermde dorpsgezicht en die van de dorps-structuurvisie.
De grens van het plangebied aan de westzijde wordt gevormd door de gemeentegrens en de Agrarische Enclave. De gemeentegrens vormt tevens aan de noord- en zuidzijde de plangrens. De oostgrens wordt bepaald door de plangrenzen van de bestemmingsplannen Wenum-Wiesel, Apeldoorn-West, Brink en Orden, Ugchelen en Stuwwalrand Parkzone Zuid. Een deel van laatstgenoemd bestemmingsplan wordt vanwege de situering en de ruimtelijke overeenkomst opgenomen in het nu aan de orde zijnde bestemmingsplan.
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
Het bestemmingsplan Veluwe vervangt de volgende bestemmingsplannen (inclusief partiele herzieningen, uitwerkings- en wijzigingsplannen):
- Meerveld, vastgesteld op 23 november 1972, goedgekeurd op 9 januari 1974;
- Wiesel-West, vastgesteld op 18 mei 1972, goedgekeurd op 4 juli 1973;
- Kootwijk (gedeeltelijk), vastgesteld op 21 december 1972, goedgekeurd op 13 februari 1974;
- Assel, vastgesteld op 3 juni 1971, goedgekeurd op 2 februari 1972;
- Uitbreidingsplan in Hoofdzaak (gedeeltelijk), vastgesteld op 30 september 1947, goedgekeurd op 7 november 1948;
- Hoog Buurlo, vastgesteld op 18 mei 1972, goedgekeurd op 4 juli 1973;
- Natuurobservatiepost Hazenbergen, vastgesteld op 22 december 1999, goedgekeurd op 10 februari 2000;
- Berg en Dal (op enkele locaties na), vastgesteld op 21 december 1972, goedgekeurd op 27 februari 1974
- Stuwwal Parkranzone Zuid (gedeeltelijk), vastgesteld op 26 april 2001 , goedgekeurd op 4 december 2001
- Hoenderloo (gedeeltelijk), vastgesteld op 16 oktober 1980, goedgekeurd op 8 januari 1982
1.5 Algemene Uitgangspunten Voor De Planopzet
De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente voor het gehele grondgebied een bestemmingsplan vast te stellen, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bestemmingsplan vergezeld te gaan van een toelichting
De Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening stellen eisen aan de vormgeving en inhoud van bestemmingsplannen. Deze eisen bepalen in grote mate de planopzet.
Het bestemmingsplan Veluwe is opgezet met in achtneming van deze eisen. Het wijst de bestemmingen aan voor de in het plangebied begrepen gronden en geeft, met het oog op die bestemmingen, regels omtrent de bouw en het gebruik van de gronden en van de zich daar bevindende bouwwerken.
1.6 Werkwijze En Opzet Van Het Bestemmingsplan
De werkwijze bij het opstellen van een bestemmingsplan wordt bepaald door de ruimtelijke dynamiek van een gebied en door de aanwezigheid van relevant beleid en regelgeving.
De Veluwe is een laag dynamisch gebied, waar de nadruk ligt op bescherming en behoud van de aanwezige waarden. Er is divers beleid vastgesteld en er is diverse sectorale wetgeving van toepassing die voor een groot deel de ruimtelijke ordening van het plangebied bepalen.
Op basis van die situatie is de werkwijze bepaald. Gestart is met het inventariseren en analyseren van de feitelijk bestaande situatie, het recht zoals opgenomen in de geldende bestemmingsplannen en het geldend beleid en wetgeving. Daarnaast is een cultuurhistorische analyse en een ecologische toets uitgevoerd om een zo compleet mogelijk inzicht te krijgen in de binnen het plangebied voorkomende waarden. Vervolgens zijn de lopende ontwikkelingen in beeld gebracht.
Aan de hand van deze informatie is een visie opgesteld over de ruimtelijke ordening van het plangebied. Daarbij is gebleken dat deze visie in hoofdlijnen al vastligt in geldend beleid en regelgeving.
Vervolgens is de visie vertaald naar bestemmingen en daarbij behorende regels voor de gronden en de bebouwing in het plangebied. Dit in de vorm van het bestemmingsplan Veluwe.
Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft:
- een samenvatting van het relevante beleid en de regelgeving;
- een beschrijving van het plangebied als geheel (bestaande situatie, beleidskader, geldend recht, ontwikkelingen);
- op basis daarvan een visie voor een goede ruimtelijke ordening van het plangebied als geheel en de consequenties hiervan voor het bestemmingsplan;
- een beschrijving van de voor het plangebied relevante thema's (bestaande situatie, beleidskader, geldend recht, ontwikkelingen);
- op basis daarvan een visie voor een goede ruimtelijke ordening per thema en de consequenties hiervan voor het bestemmingsplan;
- een onderbouwing van de juridische planopzet per bestemming en aanduiding en het toetsingskader bij afwijkingen, omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden (voormalige aanlegvergunning) en wijzigingen;
- inzicht in de uitvoerbaarheid van de bestemmingen, voorzover van toepassing;
- de resultaten van vooroverleg en inspraak.
2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Samenvatting integraal ruimtelijk beleid
Het ruimtelijk beleid op rijksniveau is vastgelegd in de Nota Ruimte. Deze nota bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land.
De Veluwe is in de Nota Ruimte binnen de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur opgenomen als natuurgebied. De nationale ruimtelijke hoofdstructuur omvat gebieden en netwerken, die voor de ruimtelijke structuur en het functioneren van Nederland van grote betekenis zijn. De Veluwe is tevens aangewezen als Nationaal Landschap.
Het nationaal ruimtelijk beleid voor water en groene ruimte richt zich op borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Tevens is borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit van groot belang. Provincies en gemeenten zijn in belangrijke mate verantwoordelijk voor de verdere vormgeving en realisering van het ruimtelijk beleid in het buitengebied. Het rijk heeft speciale aandacht voor het hoofdwatersysteem, de Ecologische Hoofd Structuur en de natuurbeschermingswetgebieden. Hetzelfde geldt voor de nationale landschappen, de Werelderfgoedgebieden en de greenports.
In de Algemene Maatregel van Bestuur Ruimte worden spelregels en inhoudelijke regels gesteld voor het handelen van medeoverheden. Hiermee wordt concreet invulling gegeven aan het uitgangspunt van de Nota Ruimte: 'centraal wat moet, decentraal wat kan'. In de AMvB Ruimte worden de regels ter bescherming van de kwetsbare gebieden van nationaal en internationaal belang vastgelegd, dus voor de Ecologische Hoofd Structuur en de nationale landschappen. Naast de regels die voor heel Nederland gelden, zullen ook een beperkt aantal specifieke regels uit de andere geldende Planologische Kern Beslissingen (PKB) in de AMvB Ruimte worden opgenomen.
Een nieuwe structuurvisie en besluit zijn in voorbereiding. Momenteel bevinden de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening zich in de ontwerp-fase. Belangrijke doelstellingen hieruit zijn:
- Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
- Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en Faunasoorten.
Natura 2000 en de Ecologische Hoofdstructuur
De Veluwe is aangewezen als Natura 2000-gebied en vormt onderdeel van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS).
Nederland heeft zich verbonden aan het Europese Natuurbeleidsplan "Natura 2000" en heeft daaruit voortvloeiend zgn. Natura 2000-gebieden vastgelegd en wettelijk beschermd met opname in de Natuurbeschermingswet. Daarmee is de verplichting aangegaan om internationaal belangrijk geachte ecosystemen, planten- en diersoorten te beschermen. Verder streeft het rijk naar realisatie van een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden: de Ecologische Hoofd Structuur. De Natura 2000- en EHS-gebieden (die overigens voor een deel samenvallen) leveren samen een belangrijke bijdrage aan de realisatie van het Europees Ecologische netwerk.
Rijk, provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken van de Natura 2000-gebieden en de EHS. De EHS moet in 2018 zijn gerealiseerd.
Nota Ruimte: Ecologische Hoofd Structuur
Nationaal landschap
De Veluwe is aangewezen als Nationaal Landschap. Als kernkwaliteiten van de Veluwe worden genoemd: het schaalcontrast van zeer open naar besloten, de actieve stuifzanden en de grote en aaneengeslotenheid van bos.
Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van nationale landschappen moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en waar mogelijk worden versterkt. In samenhang hiermee zal de toeristisch-recreatieve betekenis moeten toenemen. Binnen nationale landschappen is daarom 'behoud door ontwikkeling' het uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid. De landschappelijke kwaliteiten zijn medesturend voor de wijze waarop de gebiedsontwikkeling plaatsvindt. Uitgangspunt is dat de nationale landschappen zich sociaal-economisch voldoende moeten kunnen ontwikkelen, terwijl de bijzondere kwaliteiten van het gebied worden behouden of worden versterkt.
In integrale uitvoeringsprogramma's van de nationale landschappen is specifiek aandacht nodig voor grondgebonden landbouw, natuur, toerisme en recreatie.
In het nationaal landschap Veluwe ligt een reconstructieopgave in het kader van de Reconstructiewet concentratiegebieden (bescherming ammoniakuitstoot). Op de Veluwe is extra aandacht nodig voor de uitplaatsing of een betere inpassing van recreatiebedrijven.
2.1.2 Overzicht sectoraal beleid
Naast de Nota Ruimte en de AmvB Ruimte zijn er op rijksniveau een aantal sectorale beleidsnota's en regelgeving van belang. Het betreft onder andere het Waterbeleid in de 21e eeuw, Flora en Fauna wet, Boswet en de Wet archeologische monumentenzorg. Deze worden voorzover relevant in hoofdstuk 3.2 bij het betreffende thema nader aan de orde gesteld.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Samenvatting integraal ruimtelijk beleid
De provincie Gelderland heeft haar integrale ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Het streekplan is op onderdelen uitgewerkt. De provincie heeft specifiek beleid voor het landelijk gebied op onder andere de thema's: Vitaal Platteland, Natuur, Landschap en Landbouw.
Streekplan Gelderland 2005 (provinciale structuurvisie)
De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.
Doelen die als uitwerking van de hoofddoelstelling worden gehanteerd zijn onder andere:
- bevorderen van een duurzame toeristische-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei,
- de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken,
- de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofd Structuur realiseren,
- de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende wateraan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit,
- een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen.
Met de Ruimtelijke Verordening Gelderland stellen Provinciale Staten regels over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. Deze regels kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op het streekplan. In de in december 2010 vastgestelde verordening zijn onder andere de volgende onderwerpen opgenomen: uitbreidingsruimte niet-agrarische bedrijvigheid, recreatiewoningen/ -parken, glastuinbouw, waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied en Ecologische Hoofd Structuur.
De provinciale ruimtelijke hoofdstructuur is tweeledig. Een deel dat betrekking heeft op de hoogdynamische functies en een deel dat betrekking heeft op functies en kwaliteiten die afhankelijk zijn van een lage ruimtelijke dynamiek. De gebieden waar laatstgenoemde functies zijn geconcentreerd zijn kwetsbaar voor intensieve vormen van ruimtegebruik. Deze gebieden zijn de EHS, waardevolle open gebieden en de gebieden waar meer ruimte voor water moet worden gecreëerd. Het provinciaal planologisch beleid is gericht op het vrijwaren van deze gebieden van intensieve gebruiksvormen. Dit deel van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur wordt in de beleidskaart aangeduid met overwegend groene en blauwe tinten: het groenblauwe raamwerk.
Doel voor de gebieden binnen het groenblauwe raamwerk is het bieden van ruimte voor ecologische en hydrologische dynamiek en het beschermen van stilte, rust en milieukwaliteit. Behoud en ontwikkeling van het groenblauwe raamwerk staat voorop. Van provinciaal belang zijn daarbij onder andere de bescherming van ecologische kerngebieden en waardevolle open gebieden en de realisering van ecologische verbindingszones, die de ecologische kerngebieden verbinden.
De provinciale ruimtelijke hoofdstructuur is weergegeven op de Beleidskaart `ruimtelijke hoofdstructuur`.
De Veluwe vormt een belangrijk en omvangrijk onderdeel van de EHS en daarmee van het groenblauwe raamwerk. Inzet is bescherming en ontwikkeling van natuurwaarden, extensivering van menselijke activiteiten, versterking van de recreatieve kwaliteit en verminderen van de barriérewerking van verkeerswegen.
De Veluwe is opgenomen in de Europese ecologische hoofdstructuur ('Natura 2000'-netwerk).
De Veluwe heeft een grote aantrekkingskracht op mensen die willen genieten van natuur, cultuur, rust en ruimte. Jaarlijks bezoeken miljoenen recreanten en toeristen de Veluwe. De omzet in de recreatiesector op de Veluwe is ruim € 1 miljard per jaar en aan werkgelegenheid leveren natuur en recreatie ca. 22.000 arbeidsplaatsen op. De aantrekkingskracht van het gebied - rust en ruimte - maakt het gebied tegelijkertijd kwetsbaar.
Het gebruik en de economische betekenis moet zorgvuldig worden afgestemd op ecologische, landschappelijke en recreatieve kwaliteiten én behoud en versterking van deze kwaliteiten moet worden gestimuleerd. Dit betekent bewust investeren in herstel en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit ten behoeve van natuur en recreatie. Dit betekent ook economische ontwikkelingen stimuleren die passen bij de bijzondere ecologische waarden en de cultuurhistorische rijkdom en tegelijkertijd economische activiteiten die daar strijdig mee zijn weren of saneren.
De Veluwe maakt in zijn geheel deel uit van het landelijk gebied en het daarbinnen gelegen groenblauwe raamwerk. Het specifiek beleid van de provincie voor het landelijk gebied op onder andere de thema's: Vitaal Platteland, Natuur, Landschap en Landbouw heeft voor het bestemmingsplangebied dan ook een integraal karakter. Achtereenvolgens komt het relevante beleid per thema aan de orde.
Vitaal Platteland
De provincie Gelderland werkt samen met partners aan een vitaal platteland. Een platteland dat vitaal, groen en leefbaar is. Een belangrijk instrument daarbij is het Provinciaal Meerjarenprogramma Vitaal Gelderland. Hierin geeft de provincie Gelderland aan wat er moet gebeuren om Gelderland gezond te maken en te houden.
De provincie Gelderland wil een vitaal platteland bereiken door te werken aan natuurontwikkeling, een duurzame, concurrerende landbouw, verbetering van recreatieve mogelijkheden, een mooier landschap, verbetering van de bodemkwaliteit, een betere kwaliteit van het water en verbetering van de leefbaarheid.
In Gelderland zijn drie grote terreinbeherende organisaties actief. Naast Het Geldersch Landschap gaat het om Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Zij beheren nu al veel natuurgebieden in Gelderland. Als regisseur van de uitvoering van het Provinciaal Meerjarenprogramma Vitaal Gelderland heeft de provincie Gelderland overeenkomsten gesloten met deze organisaties, gericht op de aanleg en herstel van natuur en activiteiten om de natuur te beleven.
Het in 2000 opgestelde programma Veluwe 2010 is in 2007 integraal opgenomen in het Provinciaal Meerjarenprogramma. Veluwe 2010 is er op gericht om in samenwerking met veel andere partijen het economisch gebruik en het behoud van het gebied zorgvuldig op elkaar af te stemmen.
Hoofddoel van 'Veluwe 2010' is een duurzame evenwichtige ontwikkeling van ecologie en economie en ontwikkeling van de Veluwe tot een aanééngesloten natuur, cultuur- en boslandschap, met zo min mogelijk barrières voor mensen en dieren.
Uitvoering van het Veluwebeleid vindt plaats langs twee sporen. Het spoor van projecten en het spoor van bescherming.
Het projectenprogramma kent zeven thema's, met elk meerdere projecten:
THEMA'S | PROJECTEN |
1. Kwaliteitsimpuls voor natuur, bos en landschap | - Realisatie EHS en ecologische verbindingszones - Ecologische poorten - Vermindering rasters - Realisering grote graasweiden - Milieuherstel voor bos en natuur |
2. Afstemming tussen verkeer, natuur en recreatie | - Veiligheid, rust en paseerbaarheid binnenwegen - Aanleg wildviaducten - Natuurtransferia |
3. Kwaliteitsimpuls voor natuurgerichte recreatie | - Ontwikkelingsperspectief verblijfsrecreatie - Grenze(n)loos fietsen - Nationaal natuur-educatiecentrum - Imago nationaal park nieuwe stijl - Samenwerking Europese parken |
4. Kwaliteitsimpuls landbouw | - Perspectiefontwikkeling Agrarische Enclave - Perspectiefontwikkeling Noord-Oost Veluwe - Stimulering verbrede landbouw |
5. Kwaliteitsimpuls integraal waterbeheer | - Integraal waterbeheer Oost-Veluwe en Apeldoorns kanaal - Sprengen en beken - Vermindering grondwaterontrekking |
6. Kwaliteitsimpuls cultuurhistorie | - Cultuurhistorisch erfgoed - De toekomst van Radio Kootwijk - De toekomst van militaire complexen |
7. Kwaliteitsimpuls via gebiedenbeleid | - Uitvoeringsprogramma Gebiedenbeleid Veluwe - Status, organisatie en financiering Veluwe - Monitoring Veluwebeleid - Communicatie en voorlichting - Verlegging geldstromen - Toezicht |
In Veluwe 2010 zijn 48 projecten benoemd die de provincie Gelderland samen met andere partijen uitvoert op de Veluwe. De belangrijkste daarvan zijn: Ecoducten, Ecologische poorten, Fietstotaalplan, Groei en Krimp, Hart van de Veluwe, Imagoversterking Veluwe, Nationaal Landschap Veluwe, P-Veluwe, Radio Kootwijk en Veluwetransferia.
Via het spoor van bescherming wordt geregeld dat de bestaande waarden van de Veluwe, de waardevolle landschappen, ecosystemen, aardkundige kwaliteiten, archeologie en cultuurhistorie strikt beschermd worden. Uitvoering vindt onder andere plaats in de vorm van provinciale omgevingsplannen en bestemmingsplannen.
Natuur
Het beleid van de provincie Gelderland draagt bij aan het behoud en de ontwikkeling van natuur. Onderdelen van het natuurbeleid zijn de Ecologische Hoofd Structuur, het Gebiedsplan Natuur en Landschap 2006 en de beheerplannen op basis van de Natuurbeschermingswet.
Ecologische Hoofd Structuur
De natuur in Nederland is behoorlijk versnipperd. Om daar verandering in aan te brengen, leggen het Rijk en de provincies sinds 1990 een samenhangend netwerk van grote en kleine natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen aan, de Ecologische Hoofd Structuur.
Door het vergroten van natuurgebieden, het ontwikkelen van nieuwe natuurgebieden en het aanleggen van ecologische verbindingszones en robuuste verbindingen ontstaat een samenhangend netwerk. Vergroting en verbinding kunnen problemen als verdroging, vermesting en versnippering tegengaan.
Het doel van de EHS is om te komen tot duurzame populaties van kwetsbare planten en diersoorten. Om de planten- en diersoorten gezond en veerkrachtig te houden, moeten ze in verschillende leefgebieden kunnen voorkomen. Dit is belangrijk voor de voortplanting; het bevorderd de genetische variatie binnen een soort. Soorten hebben zo meer overlevingskansen en meer uitwisselingsmogelijkheden.
De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de EHS is geregeld in het Streekplan Gelderland 2005. In 2009 is de grens definitief vastgesteld. Binnen de EHS geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is, als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied worden aangetast. Afwijken van deze regel is alleen mogelijk als het maatschappelijk belang groot is en er geen reële alternatieven zijn.
De provincie heeft de wezenlijke kenmerken en waarden beschreven in de in 2006 vastgestelde streekplanuitwerking Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur.
Natuurbeheerplan 2009
In het Natuurbeheerplan, dat in 2009 is vastgesteld, is per perceel aangegeven voor welk soort natuurbeheer subsidie aangevraagd kan worden. Agrariërs en andere grondbezitters kunnen op basis van de Subsidieregeling Natuur en Landschapsbeheer vergoedingen aanvragen voor agrarisch-, natuur- en landschapsbeheer. Daarnaast biedt het stelsel de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor de aanleg van nieuwe natuur en de inrichting daarvan.
Beheerplannen
Alle landen van de EU hebben met elkaar afgesproken om het natuurlijk erfgoed van Europa te beschermen. Dit doen zij door Natura 2000-gebieden aan te wijzen. Natura 2000 zorgt ervoor dat toekomstige generaties, of dat nu mensen, dieren of planten zijn, de vruchten van de unieke Gelderse natuur kunnen blijven plukken. Voor een goede afweging tussen alle belangen in de Natura 2000-gebieden stelt de provincie Gelderland met betrokken partijen beheerplannen op.
Het beheerplan beschrijft de huidige situatie van het gebied, geeft een visie op de gewenste ontwikkelingsmogelijkheden voor de lange termijn, beschrijft concrete maatregelen voor een periode van zes jaar en biedt het kader voor de vergunningverlening. De provincie Gelderland neemt het voortouw voor de opstelling van de plannen voor onder andere de Veluwe. Het beheerplan voor de Veluwe is in voorbereiding.
Landschap
De Rijksoverheid heeft twintig karakteristieke gebieden in Nederland aangewezen als Nationaal Landschap, zeven liggen (deels) in Gelderland. Eén daarvan is de Veluwe. De provincie Gelderland streeft naar instandhouding en versterking van de bijzondere kenmerken van het landschap en naar het (nog) beter toegankelijk maken van de Nationale Landschappen voor inwoners en bezoekers.
Binnen de Nationale Landschappen geldt 'behoud door ontwikkeling'. Dit betekent dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het landschap. De komende jaren voert de provincie Gelderland samen met gemeenten, waterschappen en andere partijen projecten uit in de zeven Nationale Landschappen. De projecten moeten het landschap en de cultuurhistorie verfraaien en de toegankelijkheid vergroten.
Voor ieder Gelders Nationaal Landschap heeft de provincie Gelderland een uitvoeringsprogramma gemaakt met concrete voorstellen voor uitvoering van de projecten.
In juli 2007 is de streekplanuitwerking Nationale Landschappen en het Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Veluwe vastgesteld. Met de streekplanuitwerking hebben de door de provincie nader gedetailleerde grenzen van de Nationale Landschappen in Gelderland de streekplanstatus gekregen. In het uitvoeringsprogramma zijn de begrenzing, de kernkwaliteiten en een globale projectenlijst opgenomen.
Nationaal Landschap Veluwe
Landbouw
De land- en tuinbouw zijn in Gelderland van groot belang. Niet alleen voor de economie en werkgelegenheid, maar ook voor het beheer van natuur, landschap en water. Boeren beheren ook natuur en zorgen voor een aantrekkelijk en cultuurhistorisch waardevol landschap. De agrarische bedrijvigheid is in belangrijke mate verantwoordelijk voor de vitaliteit van de plattelandsgebieden in Gelderland, ook van de plattelandskernen. De landbouw krijgt dan ook provinciale steun om duurzamer te produceren, met behoud van de concurrentiepositie.
In gebieden als de Achterhoek, Veluwe en Gelderse Vallei is er grote veedichtheid, een sterke verweving met kwetsbare natuur, uitspoelingsgevoelige bodems en waardevolle landschappen. Voor deze gebieden heeft de provincie reconstructieplannen opgesteld en worden projecten uitgevoerd om de landbouw te verduurzamen.
Het reconstructieplan Veluwe, dat is vastgesteld in 2005, is nodig om de problemen die op het platteland spelen te kunnen aanpakken. In delen van het landelijk gebied zitten de (intensieve) landbouw, wonen, werken, recreatie natuur en landschap elkaar te vaak in de weg. Het gevolg is dat vooral economisch belangrijke sectoren als landbouw en recreatie zich niet genoeg kunnen ontwikkelen en de kwaliteit van natuur, landschap en water te weinig verbetert.
Dit heeft grote gevolgen voor de leefbaarheid en vitaliteit van het platteland. In het reconstructieplan worden de functies bijna opnieuw over de gebieden verdeeld en nieuwe ontwikkelmogelijkheden gestimuleerd. Een aantal onderdelen uit het reconstructieplan wordt rechtstreeks overgenomen in het streekplan en de bestemmingsplannen.
Het reconstructieplan verdeelt de Veluwe in zeven deelgebieden. Het bestemmingsplan Veluwe ligt in deelgebied "De eindeloze Veluwe". De gebiedskwaliteit voor De Eindeloze Veluwe is als volgt geformuleerd: "groot aaneengesloten bosstructuur met verspreide landbouwenclaves, heide- en zandverstuivingen en landgoederen".
Een belangrijk onderdeel van het reconstructieplan is de zonering. Gebieden hebben een bepaalde bestemming gekregen:
- gebieden waar landbouw voorrang krijgt (landbouwontwikkelingsgebieden)
- gebieden waar de natuur voorrang krijgt (extensiveringsgebieden)
- gebieden waar verschillende functies naast elkaar bestaan (verwevingsgebieden)
Deze indeling heeft gevolgen voor bijvoorbeeld vestiging of uitbreiding van intensieve veehouderijen.
Behalve voor een nieuwe toekomst voor de veehouderij is er ook aandacht voor het versterken van de natuur- en landschapswaarden en voor verbetering van de waterhuishouding en waterkwaliteit. De belasting van het milieu moet verminderden en infrastructuur, woon- en werkklimaat en de economische structuur juist verbeteren. Zo ontstaat er weer een vitaal platteland.
Er moet meer ruimte komen voor nieuwe natuurgebieden en nieuwe vormen van recreatie. In het reconstructieplan zijn krimpgebied en zoekgebieden recreatieclusters opgenomen. Op "De eindeloze Veluwe" is primaat gegeven aan ontwikkeling natuur en landschap ten opzichte van de verblijfsrecreatie.
Ook is er behoefte aan meer ruimte voor verbrede landbouw en andere niet-agrarische economische functies, zoals een zorg-, kampeer- of kaasboerderij en ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven. Dit is nodig om de plattelandseconomie vitaal te houden.
2.2.2 Overzicht sectoraal beleid
Naast het bovengenoemde gebiedsbeleid bestaat er op provinciaal niveau sectoraal beleid. Het betreft onder andere het Waterplan Gelderland 2010-2015 en het Gelders Milieuplan 3. Daarnaast bevatten de in 2.2.1 genoemde beleidsplannen ook sectoraal beleid.
Vermeldenswaardig is verder nog het Waterbeheersplan Veluwe 2010-2015 van het Waterschap Veluwe.
Dit sectorale beleid wordt voorzover relevant in hoofdstuk 3.2 bij het betreffende thema nader aan de orde gesteld.
2.3 Regionaal Beleid
2.3.1 Samenvatting integraal ruimtelijk beleid
De Regionale Structuurvisie De Voorlanden van de regio Stedendriehoek maakt samen met de al eerder vastgestelde visie voor het bundelingsgebied (grofweg het gebied binnen de lijn Apeldoorn, Deventer en Zutphen) het ruimtelijk beleid voor de regio 'compleet'. Beide documenten vormen samen de visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van dit gebied tot 2030, en vormen daarmee een richtinggevend kader voor beleid en uitvoering.
Deze visie over De Voorlanden richt zich op het versterken en uitbouwen van de kwaliteiten van natuur en landschap, de gevarieerde en hoogwaardige woon- en werkomgeving, de sterke landbouw en het toeristisch profiel van het landelijk gebied van de regio Stedendriehoek. Duurzaam waterbeheer als basis voor ruimtelijke ontwikkeling vormt één van de strategische keuzes voor de regio.
De grote variatie aan hoogwaardige landschappen vormt de schatkamer van de Stedendriehoek. Met een versterkte inzet van bestaande beleidsmiddelen voor water, natuur en landschap kan dat worden gewaarborgd. De verschillende kwaliteiten van de landschappen in De Voorlanden leveren ook aantrekkelijke milieus voor wonen en (nieuwe) bedrijvigheid en zijn aangrijpingspunt voor versterking van het toeristische profiel.
Landbouw is één van de pijlers van een sterke plattelandseconomie in De Voorlanden. De agrarische sector ontwikkelt zich in de richting van schaalvergroting (grotere bedrijven) en verbreding (zoals agrotoerisme, zorg, natuurbeheer). Ingezet wordt op het behouden van ruimte voor de sector, binnen de mogelijkheden die landschap, milieu en de inzet van nieuwe technologieën bieden. Ook wordt verbreding en schaalvergroting ondersteund als die de groene kwaliteiten van De Voorlanden helpen behouden en versterken.
Toerisme en recreatie vormt een tweede pijler onder de economie van De Voorlanden. Ingezet wordt op het verbeteren van de toeristische bereikbaarheid door combinatie van aantrekkelijke routes met toeristische uitvalsbases in enkele kernen en langs de snelwegen. Ook wordt de ontwikkeling van cultuurtoerisme beoogd. De kanalen en sprengen, de stoomspoorlijn en de vele landgoederen en cultuurlandschappen bieden daarvoor kansen. Initiatieven die passen bij de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van De Voorlanden worden gefaciliteerd. Hoogwaardig, samenhangend en kleinschalig zijn daarbij de trefwoorden, bijvoorbeeld op het gebied van verblijfsaccommodatie op het platteland
2.3.2 Overzicht sectoraal beleid
Naast het bovengenoemde gebiedsbeleid bestaat er op regionaal niveau sectoraal beleid. Het betreft beleid voor functieverandering van vrijkomende agrarische opstallen, dat in 2008 is vastgelegd in de nota "Waar stallen verdwijnen, oude erven, nieuwe functies". Verandering is mogelijk naar wonen en bedrijvigheid. Dit beleid wordt voorzover relevant in hoofdstuk 3.2 bij het betreffende thema nader aan de orde gesteld.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Samenvatting ruimtelijk beleid
De gemeente heeft geen eigen integraal beleid voor de Veluwe als geheel. De geldende bestemmingsplannen zijn dermate verouderd dat deze niet als zodanig aangemerkt kunnen worden.
Wel is er sectoraal beleid op een groot aantal voor het landelijk gebied van belang zijnde onderwerpen. Het betreft:
- de notitie "Woningsplitsing in het buitengebied" uit 2006;
- de notitie "Paardenbakken, stapmolens en lichtmasten in de apeldoornse bestemmingsplannen" uit 2006;
- de notitie "Meerdere huishoudens in één woning: inspelen op behoeften" uit 2008, wat onder andere de mogelijkheid biedt om dependances te realiseren bij woningen;
- de welstandsnota "Over welstand geschreven" uit 2004;
- het apeldoorns waterplan 2005-2015 "Werken aan water" uit 2005;
- de Groene Mal;
- de nota I-cultuur uit 2006, over archeologie en cultuur-historie.
Dat beleid wordt voorzover relevant in hoofdstuk 3.2 bij het betreffende thema nader aan de orde gesteld. Vanwege de aard van het plangebied en de weinige bebouwing wordt geen gebiedsgericht welstandsbeleid opgesteld.
3 Ruimtelijke Analyse En Visie
3.1 De Veluwe
3.1.1 Bestaande situatie
Het plangebied vormt een belangrijk onderdeel van de Veluwe. Dit, voor Noordwest-Europese begrippen, grote en aaneengesloten glooiende boslandschap, wordt gekenmerkt door een variatie van zeer open actieve stuifzand- en heidegebieden en zeer besloten bossen. De oppervlakte aan bos is in ons land ongeëvenaard. De Veluwe vormt het grootste leefgebied van Nederland voor grote zoogdieren als hert, wild zwijn, boommarter en das.
Het plangebied maakt deel uit van de oostelijke rand van de stuwwal het Veluwemasief. Er zijn diverse cultuurhistorische en archeologisch waardevolle gebieden en elementen aanwezig. Te noemen zijn kleine landbouwenclaves, gekoppeld aan oude nederzettingsvormen (Hoog Buurlo), lijnvormige structuren als markegrenzen en hessenwegen, sprengen, grafheuvels en waardevolle bebouwing zoals het Aardhuis.
De Veluwe is uit recreatief oogpunt van groot belang op nationaal en internationaal niveau. De aanwezige landschappelijke en natuurwaarden vormen de belangrijkste recreatieve peilers. Met name fietsen, wandelen en paardrijden zijn populaire vormen van dagrecreatief gebruik. De verblijfsrecreatieve voorzieningen binnen het plangebied zijn beperkt.
De Veluwe bevat een grote hoeveelheid schoon en zoet grondwater, die in een brede zone rondom het gebied naar boven kwelt en zowel voor de natuur als voor de drinkwatervoorziening van groot belang is. Oppervlaktewater komt voor in de vorm van vennen en sprengen.
De bossen op de Veluwe worden mede benut voor houtproductie. Landbouw komt in beperkte mate voor. Het betreft geen intensieve veehouderij. Verspreid over het plangebied zijn verder functies aanwezig die geen directe binding hebben met het natuurgebied. Voorbeelden hiervan zijn woningen en bedrijven. Het plangebied wordt doorkruist door de Rijksweg A1 en de spoorweg Apeldoorn-Amersfoort.
Kernkwaliteiten van De Veluwe die op het plangebied betrekking hebben zijn:
- De groene long van Nederland.
- Stuwwal met grootschalige afwisseling van open heide, gesloten bos, uitgestrekt open stuifzand en vennen, agrarische enclaves.
- Schaalcontrast van zeer open naar besloten.
- Actieve stuifzanden.
- De grootte en aaneengeslotenheid van het bos.
- Rijk aan aardkundige kwaliteiten (vooral het reliëf).
- Afwezigheid van oppervlaktewater met uitzondering van de vennen.
- Weinig bebouwing.
- Een 'antropogene' leegte van nu met een schatkamer van cultuurwaarden van toen: landgoederen, grafheuvels, boerderijen et cetera.
- Rijke variatie aan (cultuurhistorisch bepaalde) soorten bos: van zeer oude loofboscomplexen tot rechtlijnig verkaveld productiebos.
- Rust, ruimte, donkerte.
3.1.2 Beleidskader
Het beleid op gebiedsniveau is met name vastgelegd in provinciale plannen, die in paragraaf 2.2 aan de orde zijn geweest. Kernpunten van het gebiedsgerichte beleid zijn de volgende.
1 Een duurzame evenwichtige ontwikkeling van ecologie en economie en ontwikkeling van de Veluwe tot één groot aanééngesloten natuur, cultuur- en boslandschap, met zo min mogelijk barrières voor mensen en dieren.
De ecologische uitwerking is gericht op stevige bescherming van natuur, landschap en cultuurwaarden, op hoge kwaliteit van milieu en water, op het passeerbaar maken van hoofdwegen en minder verkeer op de binnenwegen, op een versterking van de samenhang tussen Veluwe en omgeving door groene wiggen, ecologische poorten en nieuwe natte natuur in beekdalen en kwelgebieden.
De economische uitwerking is gericht op uitstekende, moderne recreatievoorzieningen, op grondgebonden landbouw, met klinkende kansen voor agro-toerisme, agrarisch natuurbeheer, biologische landbouw en Veluwse streekproducten.
2 De Veluwe vormt onderdeel van de Ecologische Hoofd Structuur. Door het vergroten van natuurgebieden, het ontwikkelen van nieuwe natuurgebieden en het aanleggen van ecologische verbindingszones en robuuste verbindingen ontstaat een samenhangend netwerk. Vergroting en verbinding kunnen problemen als verdroging, vermesting en versnippering tegengaan. Het doel van de ecologische hoofdstructuur is om te komen tot duurzame populaties van kwetsbare planten en diersoorten.
Rijk, provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken van de EHS.
De Veluwe vormt een belangrijk en omvangrijk onderdeel van de EHS en daarmee van het groenblauwe raamwerk. Inzet is bescherming en ontwikkeling van natuurwaarden, extensivering van menselijke activiteiten, versterking van de recreatieve kwaliteit en verminderen van de barriérewerking van verkeerswegen.
Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is, als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied worden aangetast. Afwijken van deze regel is alleen mogelijk als het maatschappelijk belang groot is en er geen reële alternatieven zijn.
3 De Veluwe is aangewezen als Natura 2000-gebied (die overigens voor een groot deel samenvalt met de EHS). Natura 2000-gebieden zijn vastgelegd en wettelijk beschermd op basis van de Natuurbeschermingswet. Daarmee is de verplichting aangegaan om internationaal belangrijk geachte ecosystemen, planten- en diersoorten te beschermen.
De kernopgave voor de Veluwe luidt:
"Vergroten van de interne samenhang van gebieden door herstel van evenwichtige verdeling van open en gesloten met meer geleidelijke overgangen van zandverstuivingen, heide, vennen, graslanden en bos. Versterken van het ruimtelijke netwerk van bos, heide- of stuifzandgebieden, waarbij tussenliggende gebieden gebruikt kunnen worden als stapstenen, vooral voor soorten als reptielen en vlinders. Versterken van overgangen van droge naar natte gebieden, zoals beekdalen en herstel van vennen op landschapsschaal."
Rijk, provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken van de Natura 2000-gebieden. Op basis van de Natuurbeschermingswet kan een vergunning nodig zijn voor activiteiten die een negatief effect hebben op de kwaliteit en de instandhoudingsdoelen van het gebied.
De bescherming van de wezenlijke kenmerken en waarden vindt plaats door toepassing van een specifiek afwegingskader, het zogenoemde 'nee, tenzij'-regime. Binnen de gebieden waar het 'nee, tenzij'-regime van kracht is, zijn nieuwe plannen, projecten of handelingen niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en de negatieve effecten worden gecompenseerd.
4 De Veluwe is aangewezen als Nationaal Landschap. Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van nationale landschappen moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en waar mogelijk worden versterkt. In samenhang hiermee zal de toeristisch-recreatieve betekenis moeten toenemen. Binnen nationale landschappen zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt ('ja, mits'-regime).
5 De Veluwe heeft een belangrijke recreatieve functie. De aantrekkingskracht van het gebied - rust en ruimte - maakt het gebied tegelijkertijd kwetsbaar. Het gebruik en de economische betekenis moet zorgvuldig worden afgestemd op ecologische, landschappelijke en recreatieve kwaliteiten én behoud en versterking van deze kwaliteiten moet worden gestimuleerd. Dit betekent bewust investeren in herstel en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit ten behoeve van natuur en recreatie. Dit betekent ook economische ontwikkelingen stimuleren die passen bij de bijzondere ecologische waarden en de cultuurhistorische rijkdom en tegelijkertijd economische activiteiten die daar strijdig mee zijn weren of saneren.
3.1.3 Ontwikkelingen
Ter uitvoering van het gebiedsgerichte beleid lopen er verschillende ontwikkelingen. De belangrijkste zijn de volgende.
1 Er zijn 48 projecten benoemd die de provincie Gelderland samen met andere partijen uitvoert op de Veluwe. De belangrijkste daarvan zijn: Ecoducten, Ecologische poorten, Fietstotaalplan, Groei en Krimp, Hart van de Veluwe, Imagoversterking Veluwe, Nationaal Landschap Veluwe, P-Veluwe, Radio Kootwijk en Veluwetransferia. Voor dit bestemmingsplan relevante projecten komen verder aan de orde bij de betreffende thema's (paragraaf 3.2).
2 De provincie Gelderland heeft overeenkomsten gesloten met de drie grote terreinbeherende organisaties: Het Geldersch Landschap, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. De overeenkomsten zijn gericht op de aanleg en herstel van natuur en activiteiten om de natuur te beleven. In deze overeenkomsten is afgesproken dat de terreinbeherende organisaties 60% van de nieuwe natuur in Gelderland moeten aanleggen. De drie overeenkomsten zijn in 2008 gesloten en beslaan een periode van zes jaar.
Daarnaast bestaan er provinciale subsidieregelingen voor agrarisch natuurbeheer en natuurbeheer.
3 Voor een goede afweging tussen alle belangen in de Natura 2000-gebieden stelt de provincie Gelderland met betrokken partijen beheerplannen op. Het beheerplan beschrijft de bestaande situatie van het gebied, geeft een visie op de gewenste ontwikkelingsmogelijkheden voor de lange termijn, beschrijft concrete maatregelen voor een periode van zes jaar en biedt het kader voor de vergunningverlening. Het beheerplan voor de Veluwe is in voorbereiding.
3.1.4 Visie
Al het beleidskader voor de Veluwe wijst één richting op: de bescherming en ontwikkeling van de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, met voldoende ruimte voor binnen die waarden passende vormen van recreatie. Het gaat met name over de kwaliteiten van en samenhangen tussen die waarden. Het streven is om één aaneengesloten grootschalig natuurgebied te realiseren. De gebiedsvisie voor het Apeldoornse deel van de Veluwe zet daarom primair in op behoud en versterking van de aanwezige ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en in samenhang daarmee het behoud en de versterking van de recreatieve kwaliteiten van het gebied. Duurzaam waterbeheer speelt daarbij een belangrijke rol.
Gebruik dat afbreuk doet aan het natuurbeleid wordt geweerd. Het betreft onder andere intensieve vormen van recreatie en intensieve veehouderijen. Nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van functies als wonen en bedrijvigheid passen eveneens niet binnen de beoogde gebiedsontwikkeling.
Vertaling van de gebiedsvisie in het bestemmingsplan vindt plaats door voor het natuurgebied een daarop afgestemde bestemming "Natuur" te geven. Een zwaardere, meer specifieke planologische bescherming van de actuele waarden wordt beperkt tot uitsluitend die elementen en structuren waarvoor een zodanige bescherming nodig wordt geacht. Met deze opzet wordt enerzijds een passende bescherming gegeven waar nodig en anderzijds waar mogelijk flexibiliteit geboden bij het beheer en het versterken van de gebiedswaarden. Bij het bepalen in hoeverre de natuurdoelstellingen (op basis van de Natuurberschermingswet) flexibiliteit mogelijk maakt is onderzoek verricht (Tauw, Eerste fase passende beoordeling bestemmingsplan Veluwe, 25 oktober 2011, projectnr. 4752354, in vervolg aangeduid als 'ecologisch onderzoek'). Dit onderzoek is als bijlage opgenomen in dit plan. Uitkomst van het onderzoek is dat de ruimte om flexibiliteit te bieden in het bestemmingsplan beperkt is.
Het bestaande legale gebruik binnen het plangebied zal positief bestemd worden. Hetzelfde geldt voor beoogde ontwikkelingen die voortvloeien uit het beleidskader en de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant aantasten. Bestaande niet direct aan het buitengebied gerelateerde functies wordt binnen een vastgelegde begrenzing enige uitbreidingsmogelijkheid geboden. Uit bovengenoemd ecologisch onderzoek is gebleken dat deze mogelijkheden geen negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied.
3.2 Thema's
3.2.1 Landschap en natuur
Bestaande situatie
Landschap
De Veluwe is het grootste vrijwel aaneengesloten bos- en heidegebied van Nederland. De Veluwe als geheel heeft een noord-zuid richting, waarbinnen een landschappelijke zonering is te herkennen. Het betreft een zonering van west naar oost:
- De westzoom, overgang naar de Gelderse Vallei.
- De relatief open centrumzone, met grote zandgebieden en de agrarische enclave rond Uddel.
- De centrale boszone.
- De oostzoom, waarin de vele sprengenbeken markante structuren vormen.
Het plangebied betreft voornamelijk delen van de relatief open middenzone en de centrale boszone.
Het landschap binnen het plangebied wordt gekenmerkt door de hoge ligging op de stuwwal en bestaat uit uitgestrekt bosgebied, afgewisseld door open heide, open stuifzand, vennen en kleine agrarische enclaves. De landschappelijke afwisseling en samenhang tussen droge en natte gebieden, stilstaand en stromend water, open heidecomplexen en uitgestrekte bossen en alle tussenliggende gradiënten vormt een belangrijke peiler voor de hoge biodiversiteit op de Veluwe. Verder vormt de grote oppervlakte, de uitgestrektheid en de samenhang van de Veluwe een belangrijke peiler hiervoor. De aanwezige open ruimtes hebben een landschappelijke kwaliteit. Bebouwing ontbreekt nagenoeg in het gebied. Karakteristiek zijn het reliëf en de vele lanen en onverharde wegen.
Restanten van oude loofbossen, de zogenaamde malebossen, vormen de oudste boskernen op de Veluwe. Deze zijn visueel aantrekkelijk vanwege het karakter (grillige opzet, loofhoutsoorten). Het overgrote deel van het bosgebied zijn 19e eeuwse heideontginningen, bestaande uit naaldhoutbossen.
Binnen dit grote natuurgebied liggen twee dorpen: Hoenderloo en Hoog Soeren. Beide vallen buiten het plangebied. Verder komt er incidentele, verspreid liggende bebouwing voor. Bijzondere elementen in het landschap zijn het landgoed Deelerwoud en oude agrarische enclaves als Haslo, Assel, Hoog Buurlo, Ugchelen en Woeste Hoeve.
Vooral de aanwezige infrastructuur en de vele rasters en omheiningen vormen barrières in het landschap en beperken de toegankelijkheid.
Natuur
De Veluwe vormt het grootste natuurgebied en het grootste leefgebied voor grote zoogdieren van Nederland. Het gebied combineert twee eigenschappen die in Nederland schaars zijn: reliëf en uitgestrekte bossen. Als kerngebied binnen de EHS is de Veluwe zowel nationaal als internationaal van grote betekenis voor het behoud van biodiversiteit en uitgestrekte bossen.
Op de Veluwe zijn de volgende vegetaties aanwezig:
- Bosvegetaties: de bosvegetaties op de arme zandgronden bestaan oorspronkelijk uit Berken-Zomereikbos. Door de gunstige bosontwikkeling van de laatste decennia, die meer is gericht op ontwikkeling van "natuurbos", is sprake van een toename aan biodiversiteit. Gebiedsvreemde bosvegetaties bestaan uit cultuurhoutsoorten als fijnspar, douglas, amerikaanse eik en dergelijke. Deze vegetaties hebben weinig natuurwaarden. De bossen met de heide als foerageergebied zijn van groot belang voor roofvogels, spechten, uilen en kleine zangvogels. Zeer waardevol zijn de heidebroedvogels, met een aantal opvallende soorten.
- Heidevegetaties: zowel de droge als vochtige/natte heidevegetaties herbergen een aantal bijzondere reptielen, amfibieën en vlinders.
- Bij vennen en leemkuilen zijn vochtige vegetaties te vinden, zoals natte heidevegetatie. De meeste vennen zijn tegenwoordig verzuurd.
- Door de ongewone chemische samenstelling van het zuivere water van de sprengen kennen de oevers van de sprengebeken en de sprengekoppen vaak bijzondere bronvegetaties.
Waardevolle habitats in het plangebied zijn: stuifzanden, met struikheide, zandverstuivingen, vochtige heiden, droge heiden, binnenlandse kraaiheidebegroeiingen, jeneverbesstruwelen, heischrale vegetaties, actieve hoogvenen, blauwgraslanden, zwakgebufferde vennen, zure vennen, pioniersvegetaties met snavelbiezen, beken en rivieren met waterplanten, beuken-eikenbossen met hulst, eiken-haagbeukenbossen en oude eikenbossen,
Het gebied kent eveneens een rijke fauna:
- Van het ree, edelhert en wild zwijn komen binnen Apeldoorn drie deelpopulaties voor. Deze vormen een onderdeel van de leefgebieden Zuid-Oost Veluwe, Midden Veluwe en Kroondomein Het Loo. Voorkomende roofdieren zijn vos, boommarter en das. Het leefgebied van deze soorten is echter versnipperd door de aanwezigheid van rasters, wegen en bebouwing.
- In het plangebied komen diverse soorten amfibieën en reptielen voor, met name in de heidegebieden, vennen en leemkuilen.
Waardevolle soorten in het plangebied zijn: gevlekte witsnuitlibel, vliegend hert, kamsalamander, meervleermuis, wespendief, draaihals, zwarte specht, nachtzwaluw, roodborsttapuit, grauwe klauwier en ijsvogel.
Kernkwaliteiten
Kernkwaliteiten wat betreft natuur en landschap zijn:
- Het grootschalige samenhangende bos- en natuurgebied waarbinnen uitwisseling van planten en dieren mogelijk is, waarbinnen natuurlijke processen zo veel mogelijk ongestoord verlopen, en waarbinnen het beheer optimaal is afgestemd op de gevarieerde natuurdoelstellingen. Hierbij is zowel ruimte voor grote eenheden natuur en natuurbos als voor meer 'beheerde' natuur: multifunctioneel bos, heide, vennen en stuifzanden en de daarbij behorende flora en fauna.
- De uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren binnen de hele Veluwe. In het bijzonder de vrije verplaatsing van herten en wilde zwijnen binnen het gehele bos- en natuurgebied van de Veluwe.
- De verbinding van de Veluwe met de IJsselvallei, Rijnuiterwaarden, Gelderse Vallei en Randmeerkust via verbindingszones en in de toekomst poorten en robuuste verbindingen (Hattemer-, Wisselse, Beekberger-, Soerense, Haviker-, Renkumse, Voorthuizer- en Hierdense poort). Planten en dieren kunnen zich ongestoord verplaatsen binnen deze verbindingszones en poorten. In de poorten kunnen de abiotische processen op de overgang van Veluwe en de lagere randgebieden zo veel mogelijk ongestoord verlopen.
- De verwevenheid en het samengaan van cultuurhistorie en natuur in onder andere landgoederen, sprengen, oude landbouwenclaves, grafheuvels en hakhoutbossen.
- De beken, sprengen en beekdalen op de flanken van de Veluwe met hun hydrologische en landschappelijke samenhang met hun omgeving.
Bijzondere elementen
Binnen het plangebied komen een aantal, direct aan de natuur gerelateerde, bijzondere elementen voor. Het gaat om:
- Twee ecoducten over de rijksweg A1.
- De natuurobservatiepost Hazenbergen.
- Voorzieningen voor de jacht.
- Gebouwen voor natuurbeheer aan de Otterloseweg.
- Een voederschuur.
- Een wildobservatiepost in het Paleispark.
- Emma's Oord (wonen en natuur/parkbeheer).
- Een parkeerplaats nabij de Koningslaan.
![]() | ![]() |
Geldend recht
Verreweg het grootste deel van het plangebied heeft momenteel bestemmingen gericht op het behoud en herstel van de aanwezige natuurwaarden. Het betreft met name de bestemming "Natuurgebied" en daaraan verwante bestemmingen als "Bos" , "Bos of parkstrook", "Bos en natuurgebied" en "Bosterreinen". De voorschriften van deze bestemmingen laten over het algemeen nauwelijks tot geen bebouwing toe. In de voorschriften is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen.
Binnen de natuurbestemmingen komen bijzondere aanduidingen en bepalingen voor met betrekking tot onder andere ecoducten, archeologische monumenten, grafheuvels, bebouwing voor natuureducatie, picknickplaatsen en groepskamperen.
Beleidskader
Het plangebied bestaat vrijwel geheel uit natuur. Natuurbeleid is daardoor sterk bepalend voor de ontwikkeling van het gebied als geheel en is dan ook al, als zodanig, benoemd in paragraaf 3.1.2 "De Veluwe, beleidskader".
Aanvullend hierop is nog de volgende wetgeving en beleid relevant.
Flora en Faunawet
Deze wet, die zich niet beperkt tot bepaalde gebieden, regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten opgenomen.
De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken, waarvoor specifiek ontheffing gevraagd moet worden. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn.
Boswet
De Boswet heeft tot doel om bossen te beschermen. In het kort zegt de Boswet: wat bos is, moet bos blijven. Bos dat wordt gekapt, moet worden herplant. Als dat niet kan op dezelfde plaats, dan elders (compensatie). Alleen bij een groot maatschappelijk belang wijkt de Boswet. Onder de Boswet vallen alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are of, als het een rijbeplanting betreft, uit meer dan 20 bomen bestaan. Alleen bos dat buiten de bebouwde kom ligt valt onder de Boswet. Een aantal boomsoorten valt niet onder de wet. De Boswet kent drie belangrijke instrumenten: een meldingsplicht, herplantplicht en kapverbod. De minister van LNV kan een kapverbod opleggen als het natuur- en landschapsschoon ernstig geschaad dreigt te worden door de voorgenomen kap.
Faunabeheer
Het faunabeheer wordt in veel gevallen overgelaten aan zogenaamde beheereenheden. Gedeputeerde staten kunnen samenwerkingsverbanden van jachthouders erkennen als faunabeheereenheden ten behoeve van het beheer van diersoorten of de bestrijding van schade aangericht door dieren.
Het beheer moet plaatsvinden in overeenstemming met het zogeheten faunabeheerplan. Hierin is informatie opgenomen over de bestaande en de gewenste populaties van de te beheren diersoorten. Tevens is informatie opgenomen over schade die in het verleden is opgetreden en schade die in de toekomst te verwachten is. In 2009 zijn de Gelderse faunabeheerplannen 2009-2014, waaronder die voor de Veluwe, goedgekeurd.
![]() | ![]() |
Ontwikkelingen
Algemeen
Voor het natuur en landschap relevante ontwikkelingen zijn al genoemd in paragraaf 3.1.3 "De Veluwe, ontwikkelingen". Het betreft:
- De uitvoering van diverse concrete projecten, waaronder de aanleg van een ecoduct.
- De aanleg en herstel van natuur door de grote terreinbeherende organisaties: Het Geldersch Landschap, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten.
Verder zijn in het beleidskader de volgende ontwikkelingsopgaven voor de Veluwe opgenomen:- Het saneren van storende bebouwing (o.a. verblijfsrecreatie).
- Het ontwikkelen van de ecologische poorten tot samenhangende gebieden waarbinnen uitwisseling van soorten mogelijk is en waarbinnen een natuurlijke ontwikkeling in de gehele gradiënt van hoog/droog naar laag/nat plaatsvindt. Deze ontwikkeling vindt plaats door omvorming van landbouwgronden in natuurterrein, aangepast agrarisch beheer, aanpassing van de waterhuishouding, het versterken van het kleinschalige cultuurlandschap en het opheffen van barrières.
- Het herstellen, ontwikkelen en verbinden van heide en heischrale vegetaties ten behoeve van hieraan gebonden soorten als reptielen en insecten.
- Het realiseren van één aaneengesloten leefgebied voor grote zoogdieren (hert, wild zwijn, das en boommarter) met verbindingen naar de uiterwaarden van IJssel en Rijn en met voldoende passeerbaarheid van de aanwezige wegen. Verminderen van de lengte aan rasters. Ontwikkelen van agrarische cultuurgronden tot graasweiden met prioriteit bij de "ecologische poorten".
- Aanpassen van het bosbeheer zodat een duurzame populatie van het vliegend hert zich kan ontwikkelen.
- Het terugdringen van de ammoniakbelasting op kwetsbare natuurdoeltypen.
Natura 2000 beheerplan Veluwe
Zoals in paragraaf 3.1.3 aangegeven stelt de provincie Gelderland een beheerplan op voor het Natura 2000 gebied de Veluwe. Ondanks dat er nog geen vastgesteld plan is vereist deze ontwikkeling vanwege de samenhang met het bestemmingsplan wel aandacht.
Vanwege de aanwezigheid van bepaalde habitattypen en soorten is de Veluwe aangewezen als Natura 2000 gebied. Voor de Veluwe zijn instanhoudingsdoelstellingen geformuleerd. Per soort of habitattype is bepaald of er verbetering van kwaliteit of een toename in aantallen of oppervlakte nodig is, of dat het voldoende is om de natuurwaarden te behouden door behoud van de huidige situatie.
In dat kader worden vier landschapstypen onderscheiden. Deze omvatten samen de aangewezen habitattypen en soorten. De vier landschapstypen zijn: open zandlandschap, oud boslandschap, vennenlandschap en bekenlandschap.
1. Open zandlandschap
Het open landschap omvat de hoge droge delen van de Veluwe. Aangewezen habitattypen en -soorten die in dit landschap voorkomen zijn: stuifzandheien met struikhei, binnenlandse kraaiheibegroeiing, stuifzanden, droge heide, jeneverbesstruwelen, heischrale graslanden, nachtzwaluw, draaihals, boomleeuwerik, duinpieper, roodborstapuit en tapuit. De instandhoudingsdoelstellingen richten zich op behoud en vergroting van het areaal, onder andere door het realiseren van verbindingen tussen de gebieden, en het verbeteren van de kwaliteit door vergroting en variatie in structuur en ontwikkeling van geleidelijke overgangen met bos.
Knelpunten voor het behoud en het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen zijn: vergrassing als gevolg van stikstofdepositie vanuit landbouw en verkeer, fragmentering en versnippering door de aanplant van naaldbossen en door infrastructuren, verstoring door recreatie en toerisme, onvoldoende geleidelijke overgangen naar natte landschappen en/of boslandschappen en een tekort aan 'rafelige randen' en verdroging van vochtige locaties als gevolg van grondwateronttrekkingen en hoge verdamping.
2. Oud boslandschap
Dit landschap komt voor op oude stuwwalgronden en de armere leemarme bodems. Aangewezen habitattypen en -soorten die in dit landschap voorkomen zijn: beuken- en eikenbossen met hulst, oude eikenbossen, wespendief, zwarte specht en vliegend hert. De instandhoudingsdoelstellingen richten zich op behoud en vergroting van het areaal en het verbeteren van de kwaliteit.
Knelpunten voor het behoud en het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen zijn: versnippering van leefgebieden, onvoldoende samenhang in het boslandschap, onvoldoende (natuurlijke) variatie tussen gesloten en meer open, rafelige randen naar open landschap met als gevolg een te eentonig microklimaat, vergrassing, verstoring bodemfauna en verstoring voedselketen als gevolg van stikstofdepositie, het ontbreken van voldoende grote rustgebieden waar met name grote zoogdieren onverstoord kunnen verblijven en het gestaag veranderen van oude eikenbossen in eiken?beukenbossen.
3. Vennenlandschap
Het vennenlandschap omvat de natte en vochtige delen van de Veluwe. Aangewezen habitattypen en -soorten die in dit landschap voorkomen zijn: zwak gebufferde vennen, zure vennen, vochtige heide, heideveentjes, pioneervegetaties met snavelbies, drijvende waterweegbree, nachtzwaluw, grauwe klauwier, roodborstapuit, gevlekte witsnuitlibel en kamsalamander. De instandhoudingsdoelstellingen richten zich op behoud en vergroting van het areaal en het verbeteren van de kwaliteit.
Knelpunten voor het behoud en het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen zijn: verdroging door wateronttrekking en hoge verdamping (door met name naaldbomen), verzuring en vermesting door stikstofdepositie vanuit landbouw en verkeer en verzuring van zwakgebufferde vennen door het opraken van de buffercapaciteit (tekort aan calcium).
4. Bekenlandschap
Dit landschap wordt gevormd door de laaggelegen gebieden aan weerszijden van de beken. Aangewezen habitattypen en -soorten die in dit landschap voorkomen zijn: zwak gebufferde vennen, beken en rivieren met waterplanten, blauwgraslanden, beekbegeleidende bossen, eiken haagbeukenbossen, ijsvogel, beekprik, rivierdonderpad, gevlekte witsnuitlibel en kamsalamander. De instandhoudingsdoelstellingen richten zich op behoud en vergroting van het areaal en kwaliteitsverbetering.
Knelpunten voor het behoud en het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen zijn: verdroging door verlaging waterafvoer door grondwaterwinningen en onnatuurlijke morfologie.
Om de instandhoudingsdoelstellingen te behouden en te bereiken en de knelpunten te bestrijden zijn maatregelen nodig. Het grootste deel van de te nemen maatregelen vallen buiten het kader van een bestemmingsplan.
Visie
Natuur en landschap zijn bepalend voor het plangebied als geheel. De visie voor dit thema is dan ook al grotendeels verwoord in paragraaf 3.1.4 "De Veluwe, visie". De daarin opgenomen belangrijkste elementen voor wat betreft natuur en landschap zijn: het behoud van de aanwezige natuur en landschapswaarden , gebruik dat afbreuk doet aan de waarden weren en de aanleg en het herstel van natuur waar mogelijk faciliteren. Terreinbeherende organisaties wordt voor zover mogelijk voldoende ruimte geboden voor het beheer, de aanleg en het herstel van natuur.
De instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000 gebied Veluwe worden in achtgenomen. Inzet is om de aangewezen, specifieke habitattypen en -soorten te beschermen.
De legaal aanwezige bijzondere elementen worden gehandhaafd. Omdat uit het faunabeheerplan niet de directe noodzaak naar voren komt voor de realisatie van voorzieningen ten behoeve van de jacht, zoals bijvoorbeeld hoogzitten, bestaat er geen aanleiding om nieuwe voorzieningen mogelijk te maken in dit bestemmingsplan. Indien verzoeken hiertoe zich voordoen zullen deze, op basis van de concrete locatie, worden afgewogen op ruimtelijke aanvaardbaarheid en haalbaarheid, waarbij ondermeer toetsing aan de Natuurbeschermingswet zal plaatsvinden.
Consequenties bestemmingsplan
Voor de bos- en natuurgebieden wordt de bestemming "Natuur" opgenomen. De natuurbestemming is conserverend van aard en beschermt deze gebieden en de daarbinnen aanwezige waarden, onder andere met een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden. De bestemmingsregeling wordt zodanig opgezet dat een goed natuurbeheer, bijvoorbeeld in de vorm van het omzetten van bos naar hei of uitbreiding van stuifzandgebieden, bij recht mogelijk is.
Met de opzet van de natuurbestemming is goed uitvoering te geven aan het behoud en het bereiken van de verschillende instandhoudingsdoelstellingen vanuit Natura 2000. Zo is binnen de natuurbestemming uitbreiding van het areaal aan habitattypen en het realiseren van verbindingen daartussen mogelijk. Ook maatregelen als het verleggen van recreatieve wandel- en fietspaden en parkeerplaatsen zijn toegestaan. Ter bescherming van de instandhoudingsdoelstellingen worden verbodsbepalingen en een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen. Onder andere wordt geen nieuwe veehouderij toegestaan en wordt er geen nieuwe intensieve dag- of verblijfsrecreatie mogelijk gemaakt.
Met een omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden voor onder andere het aanleggen en verharden van recreatieve langzaamverkeerroutes en parkeerplaatsen, het afgraven van de bodem, het kappen van bomen en activiteiten die mogelijk het (grond)watersysteem aantasten worden de instandhoudingsdoelstellingen beschermd. Vergunningverlening zal alleen mogelijk zijn als de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast. Uit het uitgevoerde ecologisch onderzoek (zie bijlage) is naar voren gekomen dat met in achtneming van dit criterium vergunningverlening mogelijk is.
Een nog verdergaande beschermingsregeling is niet wenselijk en noodzakelijk. De natuurwetgeving kent een eigen beschermingsregime waarmee het behoud van natuurwaarden voldoende gegarandeerd is.
Delen van het landgoed Deelerwoud en de oude agrarische enclaves Haslo, Assel, Hoog Buurlo, Ugchelen, Hoenderloo en Woeste Hoeve hebben vanwege hun openheid een landschappelijke kwaliteit die bescherming vraagt. Instandhouding wordt verzekerd door het opnemen van de aanduiding "open landschap" met daaraan gekoppeld een omgevingsvergunningplicht voor het aanbrengen van hoogopgaande beplanting.
Het plaatsen van nieuwe, ongewenste rasters wordt met een specifieke regeling voorkomen.
Om het omzetten van agrarische gronden naar natuur mogelijk te maken wordt een daarop afgestemde wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Randvoorwaarde hierbij is het instandhouden van de openheid en de agrarische uitstraling van de oude agrarische enclaves.
De bijzondere elementen in het gebied krijgen voorzover nodig een specifieke aanduiding met een daarop afgestemde bebouwingsregeling. Voorbeelden hiervan zijn de twee ecoducten, de natuurobservatiepost en de natuurbeheerbebouwing.
3.2.2 Cultuurhistorie en archeologie
Bestaande situatie
Geologie en bodem
De wijze van het gebruik van het landschap door de mens hangt sterk samen met hoe dit landschap van nature is ontstaan. Reliëf, bodem en grondsoort hebben een sterke invloed op de gebruiksmogelijkheden van het landschap en de ecologische kwaliteiten.
Het plangebied bevindt zich op het oostelijke deel van het Veluwemassief, die geomorfologisch als stuwwal wordt aangeduid. Daarmee maakt het deel uit van de grootste, hoogste stuwwallen van Nederland en één van de indrukwekkendste van Noordwest Europa. Er zijn voor Nederland zeer steile hellingen aanwezig met een hellingspercentage tot dertig procent.
In het plangebied zijn verschillende bodemsoorten aanwezig. Het betreft holtpodzolgronden, haarpodzolgronden, duinvaaggronden en de bodemsoorten van de land- en stuifduinen.
De aanwezigheid van het stuwwalcomplex, duinencomplexen, droogdalen, vennencomplexen en dergelijke geeft het plangebied een grote aardkundige waarde.
De rapporten "Cultuurhistorische analyse van het Centraal Veluws Natuurgebied, gemeente Apeloorn" en "Cultuurhistorische resten in het Orderbos" (zie bijlage) geven meer informatie over de geologische ontstaansgeschiedenis.
Archeologie
In het gebied zijn al sinds de Jonge Steentijd (5300-2000 v Chr.) mensen actief. Op de Veluwe zijn uit diverse perioden van ons verleden archeologische resten bewaard gebleven. Deze archeologische waarden bestaan bijvoorbeeld uit losse (vuurstenen) gebruiksvoorwerpen uit de Steentijd, grafresten in de vorm van grafheuvels en urnenvelden, bewoningssporen en sporen van ijzerwinning.
Mede op basis hiervan is een archeologische beleidskaart opgesteld. Op deze kaart staan bekende archeologische vindplaatsen en terreinen waarbij reeds is vastgesteld dat er archeologische waarden aanwezig zijn. Daarnaast is het plangebied verdeeld in zones met een hoge, middelhoge en een lage archeologische verwachtingswaarde. Deze verdeling is gebaseerd op onder andere bodemkundige, geo(morfo)logische, archeologische en historische kaarten.
Deze verwachtingswaarden geven geen feitelijke vindplaatsen weer, maar de kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats bij het uitvoeren van bodemingrepen.
Cultuurhistorie
De historie van het plangebied is omvangrijk en divers. Deze is aan de hand van vier thema's in beeld gebracht met de rapporten "Cultuurhistorische analyse Centraal Veluws Natuurgebied, gemeente Apeldoorn" en "Cultuurhistorische resten in het Orderbos" (zie bijlage).
1. Bewoningsgeschiedenis en nederzettingen
De Veluwe kent een lange bewoningsgeschiedenis, die begint in de vroege Jonge Steentijd (5300 -2000 v. Chr.). Aanvankelijk woont men in zeer kleine nederzettingen die regelmatig verplaatsen. Men leeft van jagen en verzamelen, en later steeds meer van veeteelt. Naderhand wordt akkerbouw belangrijker, en worden de nederzettingen ook stabieler. Vanaf ongeveer 800 n. Chr. zijn namen van dorpen en gehuchten terug te vinden in de archieven. In deze periode is de lokale winning van ijzer een industrie van interregionaal belang. De nederzettingen hebben een sterke binding met de omgeving, dus ook erbuiten heeft de mens vele sporen in het landschap nagelaten. Sporen die iets vertellen over de leefwijze en gebruiken van vroeger. Voorbeelden van
Archeologische beleidskaart
landschapselementen zijn: oude (boswachters)woningen, grafheuvels, zand- of leemkuil, bakhuis, galgenberg, ijzerkuil en zaagkuilen.
De droge zandgronden waren op zich niet erg geschikt voor akkerbouw. Alleen met veel mest, vermengd met bijvoorbeeld heideplaggen, konden kleine stukken grond in gebruik zijn als akkergrond. Door deze bemesting ontstonden dikke esdekken bij de nederzettingen, zoals bij Hoog Buurlo, Haslo, Ugchelen en Woeste Hoeve. Wildwallen waren nodig om de akkers te beschermen tegen het wild. Voorbeelden van landschapselementen zijn: boswal, drift, es, greppel, heide, houtsingel, houtwal, schaapskooi en zandverstuivingen.
In het plangebied komt op dit moment veel bos voor. In de prehistorie was dat ook het geval, maar tussen ongeveer de zesde en de 19de eeuw heeft toenemende ontbossing plaats gevonden, ten gevolge van het afplaggen, overbegrazing en houtkap voor brandstof voor onder andere de ijzerindustrie. Vanaf eind 19de eeuw is weer veel bos aangeplant. Vele sporen van de houtproductie, brandpreventie en afvoerwegen zijn nog te zien. Sommige percelen met (eiken)hakhout zijn echter (beduidend) ouder dan de 19de eeuw. Voorbeelden van landschapselementen zijn: laan, brandsingel, brandstrook en hakhout.
2. Verbindingen en Grenzen
Op de Veluwe zijn nog veel historische routes aanwezig. Wegen die voornamelijk als handelswegen in gebruik waren, onder andere in verband met de middeleeuwse ijzerindustrie. Later zijn daar ook wegen bijgekomen die in verband staan met Paleis het Loo en de grootschalige houtproductie vanaf eind 19de eeuw. Diverse hedendaagse routes hebben zo een belangrijke historische betekenis. Daarnaast zijn er ook routes/paden die bij het grote publiek niet bekend zijn, maar in het landschap nog wel te herkennen zijn. Voorbeelden van functies van wegen zijn: jachtweg, kerkenpaden en bospaden.
Eigendommen van het koninklijk huis, van de marken, kloosters en kapittels werden in het landschap aangegeven door middel van grensaanduidingen. Een aantal daarvan zijn vandaag de dag nog te zien in het landschap. Voorbeelden van landschapselementen zijn: grenspol (steen, paal of boom) en wallen die ook als grens dienden.
3. Militair en Koninklijk
Het koninklijk huis is van grote invloed geweest op de inrichting van het landschap. Bij Het Loo, dat in de 17de eeuw door de Oranjes werd gekocht, werd een groot park gecreëerd dat ten dele doorloopt in het onderhavige bestemmingsplangebied, en daarbuiten groeide het 'kroondomein', dat onder andere werd gebruikt voor de jacht. De sporen hiervan hebben dan ook vaak een relatie met de jacht. Een ander groot, nog altijd bestaand, landgoed in het gebied is het Deelerwoud, ten zuidoosten van Hoenderloo. Voorbeelden van landgoedgebonden landschapselementen zijn: wildweiden, voederakkers, lanen en restanten van de waterleiding naar de fonteinen van Het Loo.
In het parkbos van Het Loo zijn de restanten te vinden van een aantal 'speelforten', die halverwege de 19de eeuw werden aangelegd ter oefening. Ander militair erfgoed is te vinden ten noordwesten van Hoog Soeren, waar in het bos restanten liggen van munitieopslagplaatsen van de bezettingsmacht uit WO II. Bij de Woeste Hoeve bevindt zich een oorlogsmonument van nationaal belang.
4. Water
Water speelt een grote rol in het landschap van de Veluwe. Water was voor mens en dier nodig om te leven, maar het had bijvoorbeeld ook een industriële functie voor de aandrijving van watermolens. Voorbeelden van landschapselementen zijn: bron, spreng, beek, bospoel, put en vennen.
De binnen het plangebied voorkomende rijks- en gemeentelijke monumenten zijn opgesomd in de rapporten "Cultuurhistorische analyse Centraal Veluws Natuurgebied, gemeente Apeldoorn" en "Cultuurhistorische resten in het Orderbos" .
In deze rapporten zijn eveneens de ensembles en losse objecten binnen het plangebied gewaardeerd op hun cultuurhistorische belang. Dat is vervolgens vertaald in een cultuurhistorische waardenkaart. Binnen het plangebied verdienen de volgende elementen en/of thema's bijzondere aandacht.
1. Laanstructuren / infrastructuur
De ontwikkelingsgeschiedenis van het plangebied wordt mede zichtbaar gemaakt door de ontwikkeling van de infrastructuur. Het 'wegennet' gaf het belang van de regio en de kernen aan. In de loop van de eeuwen is het wegennet langzaam uitgebreid, waardoor het gebied steeds meer ontsloten werd.
Onderdeel van de infrastructuur vormt het lanenstelsel. In het plangebied komen lanen voor met diverse achtergronden en betekenissen. Zo zijn er de lanen die een sterke binding hebben met de koninklijke geschiedenis. Van de jacht- en koningslanen is duidelijk door wie ze zijn aangelegd en met welke reden. Dit geldt ook voor de lanen die zijn aangeplant ten bate van de bosontginningen vanaf eind 19de eeuw. De lanen, veelal beukenlanen, hadden een brandwerende functie wanneer bosvakken vlam zouden vatten. Het zijn daarmee geen lanen met koninklijk elan, maar hebben een bedrijfsmatig doel gehad. Het verdient aanbeveling om de diverse soorten lanen te behouden en indien noodzakelijk te herstellen. Lanen hebben altijd een sterk cultuurhistorische achtergrond en geven tot op heden elan aan de Veluwe.
2. Landbouwenclaves
De enclaves te midden van de vroegere heidevelden waren centrale plekken in de cultuurhistorie van het plangebied. Hier vond het leven plaats en hier was het mogelijk om een bestaan op te bouwen. Het leven in deze nederzettingen was nauwkeurig afgestemd op de mogelijkheden die de omgeving bood. De ouderdom van de diverse (voormalige) landbouwenclaves in het plangebied levert tevens dit bewijs. Bronvermeldingen vanaf de 9e eeuw na Chr. geven de enorme historische waarde aan. Hoog Buurlo en Haslo (voormalig Assel) zijn voorbeelden van deze centrale plekken. Behoud door ontwikkeling lijkt hier nauwelijks op van toepassing. De ontwikkelingsdruk ligt hier zo laag dat behoud door conservering hier meer voor de hand ligt. De Woeste Hoeve en het huidige Assel kennen een minder lange geschiedenis, maar leveren wel degelijk hun bijdrage aan de historie van de landbouwenclaves in het plangebied. Bij de landbouwenclaves is ook de relatie met de aanwezigheid van water van belang. Water was nodig om een bestaan op te kunnen bouwen. Bij elke landbouwenclave komt dit aspect dan ook terug. De vennen op heide en de later aangelegde waterputten voorzagen in de behoefte aan water.
3. Eikenhakhoutpercelen en bosontginning
Op de Veluwse zandgronden was het eikenhakhout veel voorkomend. Het was een belangrijk onderdeel van het bestaan van een groot deel van de bevolking. Het hakhout werd gebruikt als brandstof voor huishoudens en industrie, en de eikenschors diende als grondstof voor de leerlooierij. Voor de grootschalige bosontginningen vanaf eind 19de eeuw bestonden de bossen veelal uit eikenhakhoutpercelen. Na het wegvallen van het economisch nut en de opkomst van het naaldhout zijn vele eikenhakhoutpercelen omgevormd tot naaldbossen. De eiken in de overgebleven percelen werden op éénen gezet en zorgen vandaag de dag voor een kronkelig ogend bos. Goed bewaard gebleven eikenhakhoutpercelen zijn echter schaars, maar herbergen wel een cultuurhistorische waarde en vormen een belangrijk onderdeel van de geschiedenis. In de kern van Hoog Buurlo en in de omgeving van Dikkelt zijn enkele percelen te vinden.
Bij de bosaanplant in de late 19de en eerste helft van de 20ste eeuw ging het meestal om naaldhout, waar grote behoefte aan ontstond voor de constructie van mijngangen voor kolenmijnen. De grootschalige bosontginningen sinds de late 19de eeuw kenmerken zich door een stelselmatig aanplant van vakken bos. Deze structuur is nog op een aantal plaatsen goed herkenbaar, zoals ten oosten van Hoog Buurlo. Hier is de vakmatige structuur nog goed terug te zien, evenals de lanen die de vakken van elkaar scheidden.
4. Koninklijk elan / jacht
De koninklijke invloed heeft de Oost-Veluwe flank tot een bijzonderheid gemaakt. De Oranjes hebben hun sporen duidelijk achtergelaten. Niet alleen letterlijk in het veld met vele objecten en landschappelijke elementen, maar ook met de spanning van de verhalen over de jacht en militaire activiteiten. Het is de status van Kroondomein het Loo die deze geschiedenis niet alleen praktisch in het landschap, maar zeker ook gevoelsmatig behoudt. Binnen de terreinen zijn dan ook diverse sporen te zien van de voormalige koninklijke aanwezigheid. Diverse voerkelders, aangelegde lanen en bebouwing geven dit deel van het plangebied een aparte status.
5. Solitaire bomen en grenspalen
Solitaire grensobjecten geven de vroegere en huidige bezitsverhoudingen weer in het landschap. De invloed en verdeling van de pre-20ste-eeuwse marken is bijvoorbeeld nog steeds zichtbaar in het landschap. Ook solitaire elementen die verwijzen naar de Koninklijke geschiedenis zijn nog veelvuldig aanwezig. Solitaire bomen en andere objecten met een historische betekenis dienen dan ook behouden te blijven.
6. Tweede wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog heeft in het plangebied toonbaar haar sporen achtergelaten. Het gebied ten oosten van Hoog Soeren herbergde een groot Duits munitie-opslagdepot - vermoedelijk zelfs het grootste depot van Europa - met 273 half ingegraven opslagplaatsen.
Schuttersputjes, hekwerken en gevechtsstellingen markeerden de grenzen van het gebied. De staf van de Duitsers was gelegerd in Hotel Oranjeoord in Hoog Soeren. Het overgrote deel van de Duitsers, die ingezet werden voor de bewaking van het terrein, was gelegerd in Nieuw-Millingen.
Cultuurhistorisch is het een gebied waar nog vele sporen van deze geschiedenis te zien zijn.
Diverse naoorlogse springputten herinneren aan de opruimwerkzaamheden van de depots. Langs de wegen is exact te zien waar de depots hebben gestaan. Na afgraving van de gronden voor sanering is hier nieuwe grond opgekomen die een andere vegetatie laat zien. Tevens zijn aan de randen van het gebied nog plaatsen te zien waar tanks gestaan hebben om het gebied te beschermen. De sporen van de rupsbanden zijn zelfs na ruim 60 jaar nog niet uitgewist.
7. IJzerindustrie
De resten van de grootschalige ijzerindustrie uit de Vroege Middeleeuwen - in de vorm van hopen ijzerslakken en kuilen waar het ruwe ijzer uit werd gewonnen - zijn elementen die behouden moeten worden voor de toekomst. Het ijzer werd gewonnen uit klapperstenen, die voorkomen in de ertsaders van de stuwwal. Door de druk van het landijs zijn deze aders schuin gezet. Voor zover bekend is dit - naast een kleine ijzerwinning op de stuwwal bij Nijmegen - de enige ijzerwinning op basis van klapperstenen.
Binnen het plangebied komen rijks- en gemeentelijke monumenten voor. Deze zijn opgesomd in bijlage 3 van de "Cultuurhistorische analyse Centraal Veluws Natuurgebied, gemeente Apeldoorn". In de rapportage Cultuurhistorische panden Hoenderloo, september 2011 (zie bijlage), zijn een aantal panden in de directe omgeving van het dorp geinventariseerd met een karakteristieke waarde.
![]() | ![]() |
Geldend recht
Verreweg het grootste deel van het plangebied heeft momenteel een natuurbestemming. Deze natuurbestemmingen zijn mede gericht op de bescherming van cultuurhistorische waarde. De voorschriften van deze bestemmingen laten over het algemeen nauwelijks tot geen bebouwing toe. In de voorschriften is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen, waarbij de instandhouding van cultuurhistorische waarden een afwegingsgrond vormt. Binnen de natuurbestemmingen komen aanduidingen voor als "grafheuvels". De regeling ter bescherming van cultuurhistorische en archeologische waarden is in het actuelere bestemmingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid uitgebreider. Ondermeer belangrijke archeologische zones, open enken en monumenten zijn specifiek aangeduid en beschermd.
Beleidskader
Het plangebied maakt deel uit van het Nationaal Landschap Veluwe. Behoud en versterking van de cultuurhistorische waarden vormt een wezenlijk onderdeel in het beleid voor de Nationale Landschappen. De komende jaren voert de provincie Gelderland samen met gemeenten, waterschappen en andere partijen projecten uit in de Nationale Landschappen. De projecten moeten het landschap en de cultuurhistorie verfraaien en de toegankelijkheid vergroten.
Het streekplan bevat een aantal specifieke uitgangspunten over cultuurhistorie. Voor de gebieden met aardkundige kwaliteiten vraagt de provincie om rekening te houden met de kwaliteiten bij bestemming, inrichting en beheer. Het plangebied is grotendeels gewaardeerd als aardkundige kwaliteit van internationaal niveau. Het hoofduitgangspunt voor cultuurhistorie is "behoud door ontwikkeling". Ruimtelijke plannen en projecten die archeologische gegevenheden in de bodem kunnen aantasten moeten zo veel mogelijk rekening houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Het plangebied kent overwegend een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
Wet op de archeologische monumentenzorg
In 1992 is door de lidstaten van de Raad van Europa het Europese Verdrag van Valletta gesloten, beter bekend als het Verdrag van Malta. Uitgangspunt is 'om de bodemwaarden zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem te behouden'. Het verdrag heeft geleid tot de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ).
Uitgangspunt van de WAMZ is om archeologische waarden te beschermen, zonder meer maatschappelijke last te veroorzaken dan nodig is. Wat er moet gebeuren, verschilt per gebied en regio, dus niet alle activiteiten zijn even ingrijpend.
De WAMZ heeft vier belangrijke pijlers:
- archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard
- archeologie moet tijdig worden meegenomen in de procedures van ruimtelijke planvorming
- de verstoorder van het bodemarchief betaalt de kosten van archeologisch vooronderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voorzover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder
- gemeenten en provincies krijgen een belangrijke rol in de verankering van archeologie in hun ruimtelijke plannen en vergunningen; zij krijgen de ruimte om vergunningvoorwaarden genuanceerd in te vullen
Provinciaal Archeologisch Kader
De provincie Gelderland zet zich in voor verschillende waardevolle gebieden in Gelderland. In het Provinciaal Archeologisch Kader beschrijft de provincie hoe zij dit doet en wat ze wil bereiken.
In het Provinciaal Archeologisch Kader wordt bijvoorbeeld beschreven hoe de provincie Gelderland de gebieden van provinciaal belang heeft geselecteerd. Daarnaast wordt aangegeven welke ambities de provincie met deze gebieden heeft. En hoe ze deze ambities samen met gemeenten en andere partners wil realiseren. Ook staat hierin beschreven hoe de provincie omgaat met de taken en bevoegdheden die zij door de WAMZ gekregen heeft.
Nota I-cultuur
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.
Archeologische beleidskaart
De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties:
1 Hoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
2 Gemiddelde trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
3 Lage trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quick-scan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.
Cultuurhistorische beleidskaart
Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:
1 Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
2 Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
3 Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.
In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.
Het plangebied kent hoge en middelhoge archeologische attentiewaarde en hoge, gemiddelde en lage cultuurhistorische attentiewaarden.
Ontwikkelingen
Ontwikkelingen zijn niet bekend.
Visie
Het plangebied kent een grote variatie aan, deels unieke en hoge, aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden. Deze waarden zijn bepalend geweest voor de ontwikkeling van de Veluwe en geven het gebied het huidige bijzondere, unieke karakter. Bescherming van deze waarden is van groot belang om dat karakter te behouden. Binnen de kaders van de totale ruimtelijke visie van het plangebied wordt gebruik dat afbreuk doet aan de aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden geweerd, herstel van de waarden wordt zoveel mogelijk gefaciliteerd.
Consequenties bestemmingsplan
Vanwege de visie voor de Veluwe, die zich richt op bescherming en herstel van de aanwezige waarden, is de opzet van het bestemmingsplan conserverend van aard. Bescherming van de aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden past daar goed in.
De overwegend voorkomende natuurbestemming kent een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden, waarbinnen het egaliseren, ophogen en afgraven van gronden vergunningplichtig wordt. Eenzelfde verplichting wordt opgenomen voor de aanduiding "Cultuurhistorische gebied". Met het opnemen van het criterium aan vergunningverlening dat aardkundige waarden behouden moeten blijven worden deze voldoende beschermd.
De regeling voor het behoud van archeologische waarden sluit aan op de standaard werkwijze binnen de gemeente, waarbij op basis van de WAMZ en de archeologische beleidskaart uit de nota I-cultuur, voor de gebieden met een hoge en gemiddelde trefkans de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie Hoog" en "Waarde - Archeologie Middelhoog" worden opgenomen. Deze dubbelbestemmingen bevatten regels voor het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden, gericht op bescherming van de archeologische waarden.
Uit de uitgevoerde analyses zijn de specifieke cultuurhistorische waarden van het plangebied in beeld gebracht, wat een daarop gebaseerde specifieke regeling in het bestemmingsplan mogelijk maakt. Waardevolle gebieden, waaronder lijnelementen, krijgen de aanduiding "Cultuurhistorisch gebied", tenzij de onderliggende bestemming danwel aanduiding al voldoende bescherming geeft. Met een specifiek op het behoud van deze gebieden gericht omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden worden deze beschermd. Waardevolle bebouwing, waaronder karakteristieke panden, krijgt de aanduiding "Cultuurhistorische bebouwing", tenzij de onderliggende bestemming al voldoende bescherming biedt. Noodzaak van die aanduiding is dat deze bebouwing overwegend in de natuurbestemming staat, waarbinnen onder andere gebouwen niet zijn toegestaan. Met een specifieke aanduiding wordt de waardevolle bebouwing positief bestemd en beschermd en kan deze indien nodig hersteld worden. Bescherming tegen tenietgaan wordt geboden door het opnemen van een omgevingsvergunningstelsel met betrekking tot sloop.
Rijks- en gemeentelijke monumenten worden deels beschermd met bovengenoemde regelingen. . De Monumentenwet 1998 en de gemeentelijke monumentenverordening kennen overigens een eigen beschermingsregime waarmee het behoud van de monumenten gegarandeerd is.
3.2.3 Water
Bestaande situatie
Grondwater
Het plangebied behoort tot het infiltratiegebied van het watersysteem van de Veluwe. De grondwaterspiegel ligt tussen de 10 en 60 meter onder het maaiveld. Een deel van het grondwater komt aan de randen van de Veluwe als kwelwater aan de oppervlakte, vooral in de sloten van de lage gebieden aan weerszijden van de IJssel. Daarom wordt het centraal veluws massief wel de "blauwe motor" genoemd voor de Veluwerand en het gebied langs de IJssel.
Drinkwater
De Veluwe bevat een grote hoeveelheid schoon en zoet grondwater. Binnen het plangebied ligt nabij Hoenderloo een waterwingebied. Dat gebied wordt omringd door een grondwaterbeschermingsgebied. Een deel van een bij de stad Apeldoorn liggend grondwaterbeschermingsgebied nabij de Amersfoortseweg ligt eveneens in het plangebied.
Oppervlaktewater
In de helling van de Veluwestuwwal komt het grondwater dicht aan de oppervlakte. Op de plaatsen waar grond- en kwelwater dicht aan de oppervlakte kwam, werden vanaf de 16e eeuw sprengkoppen uitgegraven die een stelsel van gekanaliseerde beken (sprengen) voedden. De sprengen dienden onder meer als drinkwatervoorziening en als krachtbron voor (papier)watermolens en wasserijen. Toen andere energiebronnen beschikbaar kwamen raakten de sprengen buiten gebruik.
In de oostkant van de Veluwe liggen verschillende sprengenbeken, zoals de Wenumse beek, de Beekbergsche beek, de Schoolbeek en de Orderbeek. Deze laatste twee beken liggen voor een deel in het plangebied. Daarnaast zijn in het plangebied enkele vennen en drinkwaterputten aanwezig. Deze liggen onder andere op de Asselsche heide.
![]() | ![]() |
Geldend recht
Het waterwingebied nabij Hoenderloo is in het geldend bestemmingsplan als zodanig bestemd. Het oppervlaktewater en de grondwaterbeschermingsgebieden binnen het plangebied maken deel uit van natuurbestemmingen. Water van het Hoogste Ecologische Niveau (HEN) is binnen bestemmingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid specifiek beschermd.
Beleidskader
Grondwater
Verdroging van de Veluwe vormt een risico voor de aanwezige natuur. Provincie en Waterschap voeren beleid om verdroging tegen te gaan. Daartoe zijn TOP-lijstgebieden aangewezen. Dat zijn gebieden waar maatregelen nodig zijn. Binnen het plangebied komen geen TOP-lijst gebieden voor. In samenhang worden voor het gebied rondom de TOP-lijstgebieden Gewenste Grond- en Oppervlaktewaters Regiems (GGOR) vastgesteld. Een deel van een GGOR ligt binnen het plangebied (ten zuidoosten van Hoenderloo).
Het oostelijk deel van het plangebied is in het Waterplan Gelderland 2010-2015 aangemerkt als een zone die extra gevoelig is voor grondwateroverlast, de grondwaterfluctuatiezone. Het is van belang om bij stedelijke ontwikkelingen in deze zone hier in het proces van de watertoets rekening mee te houden en zonodig maatregelen te nemen.
Drinkwater
Het doel van grondwaterbeschermingsgebieden is er voor te zorgen dat het grondwater op eenvoudige wijze (zonder ingrijpende en kostbare zuivering) kan worden gebruikt voor de bereiding van drinkwater. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in waterwingebieden (begrensd door de z.g. 1-jaarszone) en grondwaterbeschermingsgebieden (begrensd door de z.g. 25-jaarszone). De waterwingebieden omvatten de directe omgeving van het puttenveld. Het belang van de waterwinning is hier zo evident, dat alleen bestemnmingen zijn toegestaan die geen negatief effect kunnen hebben op de kwaliteit van het grondwater. De mogelijkheden tot uitbreiding van al aanwezige bebouwing (anders dan voor de waterwinning) moeten tot het uiterste worden beperkt. In het overige deel van de grondwaterbeschermingsgebieden (de 25-jaarszones) zijn nieuwe bestemmingen met grotere grondwaterrisico's dan bestaande niet acceptabel. Uitbreiding van bestaande activiteiten mag ook geen hoger risico opleveren (stand still). Er wordt gestreefd naar vermindering van risico's (step forward).
Oppervlaktewater
De Schoolbeek, Orderbeek en de vennen binnen het plangebied zijn aangemerkt als oppervlaktewater van het Hoogste Ecologische Niveau. Verder zijn delen van het plangebied aangemerkt als natte landnatuur. De gehele EHS, dus ook de natte delen daarvan, en de HEN-wateren behoren tot het groenblauwe raamwerk. Rondom natte natuur en HEN-wateren gelden beschermingszones. Voor de natte delen van de EHS en de HEN-wateren geldt dat ruimtelijke ingrepen/ontwikkelingen niet mogen leiden tot verlaging van de grondwaterstand in en om de natte natuur of (bij wateren) tot verslechtering van de waterkwaliteit en aantasting van de morfologie van de beken en waterlopen.
Voor een bufferzone ten behoeve van de waterkwaliteit bij HEN-wateren wordt uitgegaan van een 15 m. brede zone aan weerszijden van het HEN-water zelf en 10 m. aan weerszijden van de toestromende A-watergangen waarin het gebruik van mest en bestrijdingsmiddelen wordt geweerd. In het bestemmingsplan dient de nieuwvestiging van teelten die dergelijke middelen gebruiken voorkomen te worden. Bestaande agrarische bedrijfsvoering wordt door deze zones niet belemmerd.
De bescherming van de natte delen van de EHS, de HEN-wateren en de bijbehorende beschermingszones dienen in bestemmingsplannen te worden geregeld. Er vindt afstemming plaats met de regelingsmogelijkheden die de Keur biedt, met als uitgangspunt dat wat met de Keur kan worden geregeld, niet alsnog in het bestemmingsplan hoeft te worden geregeld
Ontwikkelingen
Ontwikkelingen zijn niet bekend.
Visie
Ondanks het feit dat binnen het plangebied geen grootschalige stedelijke ontwikkelingen zijn voorzien verdient bescherming van het grondwaterpeil toch aandacht. Bepaalde werkzaamheden kunnen negatieve gevolgen hebben voor het (grond)watersysteem, met als mogelijke consequentie verdroging of vernatting en daarmee negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen op basis van Natura 2000. Dergelijke effecten moeten voorkomen worden.
Bescherming van de kwaliteit van het grondwater is vanwege het gebruik als drinkwater noodzakelijk binnen aangewezen grondwaterbeschermingsgebied en waterwingebied. Dit door geen nieuw gebruik en bebouwing toe te staan die een negatief effect kunnen hebben op het grondwater binnen het beschermingsgebied en door geen ander gebruik en bebouwing toe te staan dan bestaand en ten dienste van waterwinning binnen het wingebied.
Voor het instandhouden van de kwaliteit van HEN-water dient verlaging van de grondwaterstand en verslechtering van de waterkwaliteit en aantasting van de morfologie van de beken en waterlopen voorkomen te worden.
Consequenties bestemmingsplan
De grondwaterbeschermingsgebieden en het waterwingebied krijgen de aanduiding "Milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied" en "Milieuzone-waterwingebied". Het aanwezige HEN-water inclusief de bijbehorende beschermingszone krijgt de aanduiding "ecologisch water". Binnen deze aanduidingen gelden bouw- , gebruiks- en verbodsregels en een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden, gericht op de bescherming van respectievelijk de grondwaterkwaliteit en de grondwaterstand, waterkwaliteit en morfologie van de beken, vennen en waterlopen. De overige natte natuur maakt deel uit van de bestemming "Natuur" en wordt binnen dat kader beschermd. Ter bescherming van het (grond)watersysteem wordt voor het gehele plangebied een omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden in het leven geroepen. Vergunningverlening zal alleen mogelijk zijn als de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast. Uit het uitgevoerde ecologisch onderzoek (zie bijlage) is naar voren gekomen dat met in achtneming van dit criterium vergunningverlening mogelijk is.
3.2.4 Landbouw en bosbouw
Bestaande situatie
In het plangebied komt één agrarisch bedrijf voor. Het betreft Haslo 1 (akkerbouw). Intensieve veehouderij is niet aanwezig.
Op het perceel Assel 12 is een huifkarcentrum aanwezig waar circa 20 pony's en paarden aanwezig zijn. Binnen het landgoed Deelerwoud bevindt zich een land- en bosbouwbedrijf dat zich bezig houdt met de teelt van zaaigranen voor biologische landbouw, het houden van rundvee en bosbouw ten behoeve van houtverkoop voor de meubelindustrie. Daarnaast zijn er op het landgoed een aantal kleinschalige landbouwterreinen. Nabij Hoog Buurlo heeft Staatsbosbeheer een schaapskooi in beheer (Hoog Buurlo 3 en 5). Aan de rand van het dorp Hoenderloo komen verspreide, kleinschalige terreinen voor met een (semi)-agrarisch gebruik.
De in het plangebied aanwezige landbouwgronden hebben een beperkte landbouwkundige productiebetekenis. De oude agrarische enclaves Haslo, Assel, Hoog Buurlo, Ugchelen en Woeste Hoeve en de agrarische gronden van landgoed Deelerwoud hebben een cultuurhistorische en, vanwege hun openheid, een landschappelijke waarde.
Het plangebied heeft verder een functie voor houtproductie in combinatie met natuurbeheer.
![]() | ![]() |
Geldend recht
Verspreid over het plangebied komen verschillende locaties voor met een agrarische bestemming. Het betreft overwegend locaties waar geen bebouwing is toegelaten, waarbij de voorschriften zich mede richten op behoud en herstel van natuurwaarden. In de voorschriften is een daarop gericht aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Voor zeven locaties is een agrarisch bouwperceel opgenomen in de geldende plannen.
Beleidskader
Uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid is dat de bedrijfsontwikkeling in de landbouw wordt gefaciliteerd onder voorwaarden van economische en ecologische duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. De provincie beschouwt voedselproductie en bloemen/plantenteelt als de primaire functie van agrarische bedrijven. Gecombineerd met productie zijn er tal van mogelijkheden zoals niet-agrarische productie, landschapsbeheer en zorgverlening. Ligging in het groenblauwe raamwerk of multifunctioneel gebied geven daarbij verschillende ontwikkelings- en transformatiemogelijkheden.
Grondgebonden landbouw
De grondgebonden landbouw speelt een belangrijke rol als beheerder van het landelijk gebied. Dergelijke bedrijven dienen voldoende perspectief te houden. Zij krijgen ruimte om hun agrarische activiteiten uit te breiden. Bij de groei wordt op grond van wet- en regelgeving in het kader van milieu en dierenwelzijn winst geboekt. De groei wordt door het ruimtelijk beleid gefaciliteerd.
Nieuwvestiging (oprichting van een nieuw bouwperceel) van volwaardige grondgebonden melkveebedrijven en akkerbouwbedrijven is niet toegestaan in het groenblauwe raamwerk.
Intensieve veehouderij
Het plangebied is aangewezen als extensiveringsgebied, waar het primaat ligt bij de natuur. Nieuwvestiging en hervestiging van of omschakeling naar intensieve veehouderij is niet toegestaan
![]() | ![]() |
Nevenactiviteiten
Neveninkomsten uit andere bron dan voedselproductie kunnen voor een deel van de grondgebonden landbouwbedrijven belangrijk zijn voor vergroting van hun economische levensvatbaarheid. Bijkomend maatschappelijk voordeel is dat de, met de melkveehouderij en andere grondgebonden takken samenhangende, landschappen kunnen worden onderhouden. De provincie wil daarom ook niet-agrarische activiteiten ruimte bieden.
Het is mogelijk om voor agrarische bedrijven in bestemmingsplannen te regelen dat bij recht maximaal 25% van het bebouwd oppervlak tot een maximum van 350 m² van de bedrijfsgebouwen te gebruiken is voor niet-agrarische nevenfuncties. Randvoorwaarde is dat de nevenfunctie qua oppervlak en inkomensvorming ondergeschikt moet blijven aan de hoofdfunctie. Als voorwaarden gelden dat er geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking optreedt en dat er geen detailhandel plaatsvindt anders dan verkoop van lokaal geproduceerde agrarische producten. Buitenopslag is niet toegestaan.
Bedrijfswoning
Vanuit bedrijfsmatig oogpunt is een bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf over het algemeen noodzakelijk. Het kan gelet op de bedrijfsvoering gewenst zijn om een tweede bedrijfswoning te realiseren. Dit wordt beoordeeld aan de hand van drie criteria: de aard, omvang en continuïteit van het bedrijf. De tweede bedrijfswoning moet nodig zijn voor controle en toezicht buiten normale werkuren en op niet te voorziene tijdstippen.
Kassen
Voor bedrijven met glastuinbouw als neventak of in gemengde bedrijfsvoering geldt dat de huidige omvang van de glasopstanden per bedrijf bij recht eenmalig mag worden vergroot met maximaal 20%.
Teeltondersteunende voorzieningen
Teeltondersteunende voorzieningen (TOV) zijn voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen. Onder TOV worden onder andere verstaan tunnelen boogkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen en regenkappen. Uitgangspunt is dat binnen het groenblauwe raamwerk TOV niet zijn toegestaan. Dit verbod geldt niet bij TOV-toepassing voor grondgebonden landbouw binnen de EHS verweving, aangezien aan de grondgebonden landbouw een blijvende rol is toegedicht. Eveneens geldt dit uitgangspunt niet voor de landbouw binnen de waterbergings(zoek)gebieden.
Paardenbakken
Oprichten van paardenbakken is op basis van de gemeentelijke nota "Paardenbakken, stapmolens en lichtmasten in de apeldoornse bestemmingsplannen" in natuur in principe uitgesloten.
Bosbouw
Bossen in Gelderland zijn bij uitstek gebieden met meervoudig ruimtegebruik: ze zijn van groot belang voor recreatie en toerisme, ze hebben aanzienlijke landschappelijke en ecologische betekenis, ze zijn van belang voor de houtproductie, ze beschermen de grondwaterwinning, en een belangrijk deel van de Gelderse bossen is van grote cultuurhistorische betekenis. De ruimtelijke doelen van het bosbeleid zijn: behoud, bescherming en kwalitatieve verbetering van het bestaande bos en uitbreiding van het bosareaal voor zowel natuur, recreatie als houtproductie. Houtproductie behoort ook in een groot gedeelte van de bossen van de EHS tot het nagestreefde meervoudig ruimtegebruik.
Functieverandering
Vanwege ontwikkelingen in de land- en tuinbouw verliezen in de komende periode veel (vooral agrarische) gebouwen en bouwpercelen in het buitengebied hun huidige functie, of hebben die functie al verloren. Om te bevorderen dat deze gebouwen op een goede wijze kunnen worden (her)gebruikt is op regionaal niveau functieveranderingsbeleid vastgesteld in de nota "Waar stallen verdwijnen, oude erven, nieuwe functies". Op basis hiervan is het mogelijk om in ruil voor het hergebruik of de sloop van (voormalige) agrarische opstallen en onder voorwaarden de agrarische functie te veranderen naar wonen of werken.
Ontwikkelingen
Op het merendeel van de in de geldende bestemmingsplannen opgenomen agrarische bouwpercelen is geen sprake meer van agrarische activiteiten en is de bedrijfsbebouwing gesloopt. In een aantal gevallen vindt alleen nog bewoning plaats.
Staatsbosbeheer heeft landbouwgronden aangekocht. Deze worden omgezet naar natuur.
Visie
De agrarische functie binnen het plangebied is beperkt. Het vergroten van deze functie wordt niet verwacht. Realisatie van nieuwe agrarische bouwpercelen of vestiging van (intensieve) veehouderij past niet binnen de visie voor het gebied als geheel die zich richt op bescherming en ontwikkeling van de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
De aanwezige agrarische activiteiten en productiegronden worden gehandhaafd. Om de agrarische bedrijvigheid voldoende perspectief te bieden wordt enige uitbreidingsmogelijkheid geboden van de nu aanwezige bebouwing.
Er wordt ruimte geboden voor houtproductie. De houtproductie mag niet ten koste gaan van specifieke gebiedskwaliteiten, zoals bijvoorbeeld het oude boslandschap en cultuurhistorische waarden. Met de Boswet en Natuurbeschermingswet worden deze al in belangrijke mate beschermd.
Nevenactiviteiten zijn aanvaardbaar als deze een rechtstreekse binding hebben met het gebied. Zo kan de agrarische bedrijvigheid bijdragen aan het beheer van het natuurgebied en aan het instandhouden van de daarin aanwezige waarden. Kleinschalige en extensieve vormen van recreatie, zoals een recreatief rustpunt en Bed&Breakfast, worden passend geacht mits geen nadelige effecten optreden voor de in het gebied aanwezige waarden.
Gelet op aard en schaal van de agrarische bedrijvigheid en de gebiedskwaliteiten wordt het aantal bedrijfswoningen per bedrijf beperkt tot één en worden nieuwe teeltondersteunende voorzieningen en kassen niet toestaan. Wat betreft paardenbakken en functieverandering wordt het geldend beleid gevolgd.
Om uitvoering van de doelstellingen voor het behoud en ontwikkeling van natuur mogelijk te maken wordt de mogelijkheid geboden om agrarische gronden om te zetten naar natuur. Dit mag echter niet ten koste gaan van aanwezige waarden en gebiedskwaliteiten.
Consequenties bestemmingsplan
De agrarische gronden krijgen de bestemming "Agrarisch". Voor de percelen Haslo 1, Hoog Buurlo 3/5 en Deelerwoud 15-17 wordt een agrarisch bouwvlak opgenomen, gebaseerd op de aanwezige bebouwing en enige uitbreidingsmogelijkheid. Nieuwe veehouderij wordt uitgesloten. Geldende agrarische bestemmingen die feitelijk niet meer aanwezig zijn worden bestemd conform de bestaande situatie.
Binnen de agrarische bestemming wordt recreatief medegebruik, zoals wandelen, fietsen en hobbymatig weiden van vee, mogelijk gemaakt. Een afwijkingsbevoegdheid wordt opgenomen voor nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf zoals een recreatief rustpunt, natuurbeheer en bed&breakfast. Tweede bedrijfswoningen, nieuwe teeltondersteunende voorzieningen en kassen worden niet mogelijk gemaakt. Functieverandering vraagt zodanig maatwerk dat een algemene regeling in bestemmingsplan niet goed mogelijk is.
Binnen de natuurbestemming is bosbouw en houtproductie toegestaan. Een omgevingsvergunningplicht voor het kappen van bomen voorziet in de bescherming van aanwezige waarden.
Een wijzigingsbevoegdheid maakt, onder voorwaarden, het omzetten van de agrarische bestemming naar een natuurbestemming mogelijk
3.2.5 Landgoed
Bestaande situatie
Binnen het plangebied is één landgoed aanwezig. In het zuidelijke deel, direct aan het dorp Hoenderloo, ligt het landgoed Deelerwoud.
Dit relatief jonge landgoed is aangelegd bij de verdeling van de marken. De grotendeels boomloze gronden van de Speldermark werden in de 2e helft van de 19e eeuw omgevormd tot gronden voor de bosbouw, landbouw en de jacht. In 1851 was al 545 hectare van het landgoed ontgonnen. Hoofdzakelijk in gebruik genomen door de bosbouw. Voor landbouwgrond was 4 hectare beschikbaar. Daarnaast werd 23 kilometer lanen aangelegd. De 1e eigenaar van het gebied, Del Court, liet diverse woningen bouwen die onder andere bestemd waren als boswachterswoning. Na Del Court werden de bezittingen verdeeld en werd er in 1904 en 1905 een kasteelachtig landhuis gebouwd. Zo werden begin 20e eeuw meer objecten aan het landgoed toegevoegd en vonden er ook landschappelijke ingrepen plaats. Er werd onder meer een toegangsweg tussen het huis en het dorp Hoenderloo aangelegd en werd er een koetshuis gebouwd. Het landhuis werd tevens diverse malen uitgebreid en gemoderniseerd. In die periode vond ook een uitbreiding van de landbouwgronden en een intensivering van de bosbouwactiviteiten plaats.
Het landhuis is in 1945 door een bombardement een groot deel van haar oorspronkelijke luister kwijtgeraakt. De tuinaanleg rond het huis is door Leonard Springer ontworpen, maar nu sterk in verval.
Het landgoed heeft een bijzondere cultuurhistorische waarde door de verwijzing naar de historische ontwikkelingen in dit deel van de gemeente Apeldoorn. Hier vormt het bij Hoenderloo gelegen Deelerwoud een uitstekend voorbeeld van 19e eeuwse landgoedontwikkeling, zoals die ook elders op de Veluwe, veelal op de oude markegronden, tot stand kwamen.
In de opzet van het landgoed met verschillende voor de betreffende bedrijfsvoering evenals bewoning bestemde bouwdelen neemt het landhuis een cruciale positie in, als reflectie van de woonactiviteiten van de landheer. Alhoewel het oorspronkelijke kasteeltje verloren ging, weerspiegelt het huidige huis nog altijd de historische betekenis van Deelerwoud. In zijn opzet en vormgeving geeft het bouwwerk een goede indruk van de ideeën over landgoedbewoning zoals die na de oorlog bestonden. In deze betekenis heeft het landhuis een typologische waarde als voorbeeld van de (versoberde) leef- en woonsituatie van een landgoedeigenaar in de 2e helft van de 20e eeuw.
De nu nog over het landgoed verspreide bebouwing bestaat naast het landhuis uit een poortgebouw (2 woningen), een (voormalig) koetshuis/woning, een boswachterswoning, een grote boerderij met watertoren, een voormalig boerderijtje met bakhuis en een woning (aan de westzijde van het landgoed).
Geldend recht
De geldende bestemmingen voor het Landgoed Deelerwoud zijn afgestemd op de eind jaren zeventig bestaande situatie (oa agrarisch, natuurgebied, agrarische industrie, landgoedbebouwing).
Beleidskader
Provinciaal beleid laat nieuwvestiging van landgoederen binnen het overgrote deel van het plangebied niet toe. Op basis van maatwerk zijn er mogelijkheden voor functieverandering van bestaande landgoederen als geheel. De kwetsbaarheid van de omgeving is leidend voor de beoordeling van dergelijke functieveranderingen.
![]() |
Ontwikkelingen
Een aantal partijen, waaronder de eigenaar van het landgoed Deelerwoud, werken aan een toekomstvisie voor het landgoed. Daarbij wordt geacht aan nieuwe bebouwing en functies. Onderdeel van de visie zal zijn om een deel van de bestaande bebouwing te renoveren en nieuwe functies te geven.
Visie
Nieuwvestiging van landgoederen binnen het overgrote deel van het plangebied is niet mogelijk. Als er een concreet initiatief komt voor een locatie waar wel mogelijkheden bestaan zal deze afzonderlijk getoetst worden.
Deelerwoud is een groot landgoed met natuur en cultuurhistorische waarde. Het landgoed, dat momenteel grotendeels is afgesloten door hekken en daardoor zeer beperkt toegankelijk is, verkeert in een slechte staat van onderhoud. Vanuit diverse belangen is het wenselijk om het landgoed meer toegankelijk te maken en de aanwezige waarden te behouden en te versterken. Een betere toegankelijkheid voor zowel wild als recreanten draagt bij aan het beleid om de Veluwe verder te ontwikkelen tot één aaneengesloten natuurgebied en het benutten van de recreatieve potenties van het gebied. Om dat te bereiken zijn nieuwe functies wenselijk die kunnen bijdragen aan die beoogde ontwikkeling. De haalbaarheid hiervan zal voor een groot deel afhangen in hoeverre deze inpasbaar zijn binnen het Natura 2000-gebied, waar het landgoed in ligt.
Consequenties bestemmingsplan
De visievorming voor het landgoed en onderzoek naar de haalbaarheid daarvan is niet in een zodanig vergevorderd stadium dat opname in dit bestemmingsplan mogelijk is. In het bestemmingsplan wordt het landgoed bestemd overeenkomstig de feitelijk bestaande situatie (bebouwing en gebruik). Concreet houdt dit in de bestemmingen Natuur en Agrarisch, waarbij de aanwezige bebouwing een agrarisch bouwperceel (ter plaatse van de grote boerderij) of een woonbestemming krijgt.
3.2.6 Recreatie
Bestaande situatie
De Veluwe heeft vooral vanwege de aanwezige landschappelijke, natuur en cultuurhistorische waarden een belangrijke recreatieve functie. Fietsen, wandelen en paardrijden zijn populaire vormen van dagrecreatief gebruik. De verblijfsrecreatieve voorzieningen binnen het plangebied zijn beperkt.
Aanwezige recreatieve voorzieningen in het plangebied zijn:
Rabitt Hill
Dit verblijfsrecreatiepark van Landal Greenparks ligt aan de Grevenhout 21. Het betreft het enige grootschalige recreatiepark binnen het plangebied. Op het park zijn 292 recreatiewoningen en 150 plaatsen voor kampeer middelen aanwezig. Verder bevinden zich op het park voorzieningen (o.a. winkel, zwembaden, horeca).
Landgoedcamping Westerwolde
Het betreft een camping aan de Alverschotenseweg 21 met 93 plaatsen voor kampeermiddelen en voorzieningen in de vorm van een loods/sanitaire ruimte. De camping richt zich met name op natuurliefhebbers.
Recreatieterrein Hoog Buurloseweg
Dit terrein ten noorden van de Hoog Buurloseweg is in gebruik bij de Nederlandse Caravan Club. Er zijn 15 plaatsen voor kampeermiddelen aanwezig die het hele jaar in gebruik zijn. Op het terrein staan enkele kleinschalige voorzieningengebouwtjes.
Recreatieterrein Otterloseweg
Ten westen van de Otterloseweg ligt recreatieterrein De Kooiberg. Aanwezig zijn 20 plaatsen voor kampeermiddelen en een kleine sanitaire ruimte.
Dagrecreatieterrein 't Leesten
Aan de Otterloseweg ligt dit terrein dat gericht is op dagrecreatie. Aanwezige voorzieningen zijn een kiosk, een speelweide en een groot parkeerterrein. Het vormt een startpunt voor wandelaars.
Huifkarcentrum De Kronkel
Op Assel 12 is een huifkarcentrum aaanwezig. Vanuit het perceel worden huifkartochten en paardrijdtochten uitgevoerd. Gemiddeld zijn zo'n zes karren gelijktijdig in gebruik. Op het perceel en in de omgeving vinden tevens spelactiviteiten plaats, vrijwel uitsluitend in weekenden in het voor- en najaar. Verder is er een overnachtingsmogelijkheid in twee pipowagens en, voor vier personen, in de aanwezige bedrijfswoning . Horeca-activiteiten zijn kleinschalig en ondersteunend aan de recreatieve activiteiten.
Op de Veluwe is een netwerk van wandel- en fietspaden aanwezig en een route voor paardrijden (Veluwe Trail). Ten behoeve van recreanten zijn verspreid over het gebied, overwegend kleinschalige, parkeerplaatsen aanwezig.
![]() | ![]() |
Geldend recht
Rabit Hill heeft de bestemming Verblijfsrecreatie, waarbinnen specifiek voor dit recreatiepark regels zijn opgenomen over onder andere het totale oppervlak aan recreatiewoningen (max. 18.100 m2) en verzorgende gebouwen (max. 6.500 m2) en de oppervlakte per recreatiewoning (max. 65 m2).
De landgoedcamping Westerwolde heeft de bestemming Kampeerterrein (met beperkte bebouwing). Maximale aantallen kampeerplaatsen zijn niet bepaald in het geldende bestemmingsplan. Voor de overige verblijfsrecreatieterreinen geldt een vergelijkbare regeling, overwegend in de vorm van een specifieke aanduiding binnen een natuurbestemming. Voor het dagrecreatieterrein is een soortgelijke aanduiding opgenomen, waarbinnen onder andere een kiosk is toegestaan. Het huifkarcentrum is bestemd als agrarisch bouwperceel.
De recreatieve wandel- en fietsroutes en de voor recreanten bedoelde parkeerterreinen zijn niet afzonderlijk bestemd maar maken deel uit van de gebiedsbestemming, welke overwegend Natuur is.
Beleidskader
Het Veluwe massief neemt in het recreatiebeleid een bijzondere positie in, zij kent immers een vrij uitgewerkte visie voor (verblijfs)recreatie voortkomende uit Veluwe 2010 en het reconstructieplan Veluwe. Dit beleid is in hoofdlijnen geïmplementeerd in het streekplan.
Extensieve recreatie
De provincie wil de extensieve vormen van recreatie en toerisme stimuleren. Onder extensieve recreatie wordt verstaan: kleinschalige nevenactiviteiten, zijnde verhuur van recreatieve producten of horeca aan huis, een minicamping of gelijksoortige vormen met een beperkte capaciteit. Deze vormen van recreatie & toerisme kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan de leefbaarheid van het landelijk gebied en kunnen ook een nieuwe functie vormen voor vrijgekomen agrarische bedrijven. Voorwaarde blijft dat de extensieve vormen van recreatie te verenigen moeten zijn met natuur- en landschapsdoelstellingen. Bezien vanuit de kwetsbaarheid van de EHS-natuur is het 'nee, tenzij'-regime ook van toepassing op extensieve vormen van verblijfsrecreatie, tenzij het gaat om functieverandering van vrijkomende (agrarische) bebouwing.
Door de provincie Gelderland lopen acht LAW's (lange afstands wandelroutes) en zeven LF's (lange afstand fietsroutes), terwijl tevens een aantal belangrijke rondgaande wandel- en fietsroutes aanwezig zijn. Genoemde LF- en LAW-routes vormen een onderdeel van het landelijke routenetwerk en worden gekenmerkt door een hoge recreatieve belevingswaarde, een landelijk uniforme bewegwijzering en een bewezen gunstig effect op de economische omzet van bedrijven langs de routes. Deze routes worden van zo'n groot belang geacht voor de toeristisch-recreatieve belevingswaarde van Gelderland, dat zij planologische bescherming behoeven.
Intensieve recreatie
Terreinen met recreatiewoningen dienen gezien hun aard en functie een aan de omgeving aangepast karakter te hebben. Om dit te waarborgen zijn richtlijnen ten aanzien van oppervlakte en bouwvolume gesteld. Er wordt een maximummaat toegestaan van 75 m2 en 300 m³ (inclusief berging, en kelder). Aan de bouw van solitaire recreatiewoningen wordt geen medewerking verleend. Voor recreatiewoningen geldt als nadere eis deze slechts mogen worden opgericht en gebruikt voor de verhuur ten behoeve van wisselend gebruik. Stacaravans die groter zijn dan 55 m2 (inclusief bijgebouwen en overkappingen), ook wel chalets genoemd, worden voor wat betreft handhaving beschouwd als zijnde recreatiebungalows.
Ten aanzien van de mogelijke ontwikkelingen van verblijfsrecreatie op het Veluwemassief geldt een specifiek beleid, te weten het Groei- en krimpscenario, zoals ontwikkeld in het kader van de nota Veluwe 2010 en uitgewerkt in het reconstructieplan Veluwe. Het groei- en krimpscenario gaat uit van een betere ruimtelijke afstemming op het Veluwemassief van recreatie en natuur om zo een kwaliteitsslag voor beiden te kunnen maken. Hoofdlijn van dit scenario is het enerzijds groei (ontwikkelingsmogelijkheden) toestaan aan recreatiebedrijven op vanuit natuuroverwegingen minder kwetsbare plekken en anderzijds krimp (saneren) van recreatiebedrijven, die vanuit natuuroverwegingen ongunstig gelegen zijn.
Groei aan recreatiebedrijven is denkbaar mits gesitueerd in een zgn. groeicluster en de gemeente voor dat cluster een visie heeft vastgesteld. Zo'n visie is opgesteld voor de groeiclusters Hoenderloo en Beekbergen. Uitvoering van de visie loopt. In het geldende bestemmingsplan is met wijzigingsbevoegdheden ingespeeld op die visie.
Het plangebied maakt deel uit van het krimpgebied. In krimpgebieden, waar primaat wordt gegeven aan de ontwikkeling van natuur en landschap ten opzichte van verblijfsrecreatie, dient het volgende te worden uitgesloten:
- nieuwvestiging verblijfsrecreatieve functies,
- hervestiging verblijfsrecreatieve functies,
- uitbreiding (qua oppervlakte en/of door verdichting cq omschakeling) verblijfsrecreatieve functies,
- omzetting bestaande toeristische standplaatsen naar vaste standplaatsen en bungalows.
Planologische restcapaciteit aan recreatiebungalows en stacaravans/chalets (voorzover vallend onder regime Woningwet) dient te vervallen.
Voor alle onderwerpen binnen de intensieve dagrecreatie gelden dezelfde algemene uitgangspunten als voor intensieve verblijfsrecratie.
Ontwikkelingen
Een belangrijke beleidsdoelstelling uit Veluwe 2010 en het Provinciaal Verkeer en Vervoersplan is het tegengaan van recreatief autoverkeer in de kwetsbare natuurgebieden. Hiervoor worden Veluwetransferia ontwikkeld en aanvullend, verspreid over de Veluwe, kleinere transferpunten: 'P-Veluwe'.
Streven is om nabij de Otterloseweg en de rijksweg A1 zo'n Veluwetransferium te realiseren, onder andere met bezoekerscentrum en horecavoorziening. Mogelijk wordt het dagrecreatieterrein 't Leesten bij deze ontwikkeling betrokken. Zodra de planvorming verder is uitgewerkt zal een aparte planologisch-juridische procedure worden doorlopen.
De provincie Gelderland gaat in samenwerking met onder andere natuurorganisaties P-Veluwe locaties ontwikkelen. Ze bieden naast parkeergelegenheid ook informatie over de toeristische (route)mogelijkheden in de directe omgeving, zoals fiets- en wandelroutes.
Staatsbosbeheer heeft het voornemen om de woningen Hoog Buurlo 1 en Hoenderloseweg 197 en de bedrijfswoning Otterloseweg 122 te benutten als recreatiewoning in het kader van het project 'Buitenleven'.
Visie
De recreatie behoort tot de grootste economische factoren van de Veluwe. De recreatie is gebaseerd op de aanwezige landschappelijke, natuur en cultuurhistorische waarden. Ontwikkeling van recreatie zal dus die waarden niet mogen aantasten.
De afstemming tussen recreatie en genoemde waarden is vastgelegd in, overwegend provinciaal, beleid. Bepalend voor het plangebied is met name het feit dat het deel uitmaakt van een in het Groei & Krimp beleid aangewezen krimpgebied. Uitbreiding van intensieve verblijfs- en dagrecreatie is daardoor niet mogelijk. Het in enige mate vergroten van het oppervlak aan voorzieningen op bestaande verblijfsrecreatieterreinen is aanvaardbaar als daarmee de indeling van het terrein in ruimtelijke zin wordt geoptimaliseerd ten opzichte van de in het gebied voorkomende waarden en daarmee een kwaliteitsverbetering wordt bereikt waarbij zowel de voorkomende waarden als het Veluws toeristisch-recreatieveproduct gebaat is.
De groeiclusters Hoenderloo en Beekbergen maken geen deel uit van dit bestemmingsplan. Reden hiervoor ligt in het feit dat uitvoering van de clustervisie een lopend proces is wat door het nu geldende bestemmingsplan wordt gefaciliteerd.
Versterking van de recreatieve mogelijkheden van de Veluwe zal vooral plaats moeten vinden door uitvoering te geven aan de beoogde ontwikkelingen die voortvloeien uit het beleidskader. Het gaat dan om extensieve vormen van recreatie als de aanleg van parkeerplaatsen (de eerdergenoemde P-Veluwe locaties), de aanleg en het beheer van recreatieve routes voor wandelaars, fietsers en ruiters met daarbij behorende voorzieningen als picknickplekken en uitkijkpunten en kleinschalige nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven en woningen (recreatief rustpunt, bed&breakfast). Streven is om die ontwikkelingen mogelijk te maken in het bestemmingsplan onder de randvoorwaarde dat de aanwezige natuurwaarden niet significant worden aangetast.
Het omzetten van de woningen Hoog Buurlo 1 en Hoenderloseweg 197 en de bedrijfswoning Otterloseweg 122 naar recreatiewoning heeft een positief effect op de recreatieve mogelijkheden op de Veluwe. Dit initiatief heeft geen negatief ruimtelijk effect op de omgeving.
Consequenties bestemmingsplan
De bestaande verblijfsrecreatie-terreinen worden positief bestemd in de vorm van een bestemming "Recreatie-verblijfsrecreatie" of (indien minder dan 25 kampeerplaatsen) een specifieke aanduiding binnen de bestemming "Natuur". De feitelijke situatie wat betreft ondermeer het aantal recreatiewoningen, voorzieninggebouwen en kampeerplaatsen wordt vastgelegd. Uitbreiding van het aantal wordt niet toegestaan. Permanente bewoning van recreatiewoningen wordt specifiek verboden. Wat betreft de maatvoering is aangesloten op het provinciaal beleid (maximaal 75 m2 en 300 m3 per recreatiewoning). Een afwijkingsbevoegdheid maakt het mogelijk, onder voorwaarden, om het oppervlak aan voorzieningengebouwen met maximaal 15% uit te breiden. Afwijking is alleen mogelijk als er sprake is van ruimtelijke optimalisatie en kwaliteitsverbetering.
De kiosk en de parkeerplaats van 't Leesten worden krijgen respectievelijk de bestemming "Horeca" en de aanduiding "parkeerterrein" binnen de natuurbestemming, waarbij eveneens de bestaande situatie wordt vastgelegd.
De percelen Hoog Buurlo 1, Hoenderloseweg 197 en Otterloseweg 122 krijgen de bestemming Recreatie-Recreatiewoning.
Binnen de bestemmingen "Natuur" en "Agrarisch" wordt een recreatief medegebruik toegestaan in de vorm van paardrijden, wandelen en fietsen. De lange afstands wandelroutes en fietsroutes krijgen een specifieke aanduiding.
Aanleg van voorzieningen ten behoeve van dit medegebruik in de vorm van recreatieve wandel-, fietspaden of ruiterpaden en parkeerplaatsen ten dienste van deze recreanten (P-Veluwe) wordt toegestaan, mits er geen significant negatieve effecten optreden voor de in het gebied aanwezige waarden. Om te verzekeren dat dit niet gebeurt wordt de aanleg (maar ook het aanbrengen van verharding bij bestaande paden en parkeerplaatsen) van deze voorzieningen omgevingsvergunningplichtig.
Recreatieve nevenactiviteiten als een recreatief rustpunt en bed&breakfast bij agrarische bedrijven en woningen wordt uitsluitend toegestaan onder dezelfde voorwaarde. In de betreffende bestemmingen wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
Ter plaatse van de bebouwing en het erf van Assel 12 wordt een op de bestaande situatie gebaseerde bestemming "Recreatie-huifkarcentrum" opgenomen. Het aanliggende agrarische terrein dat tevens benut wordt voor spelactiviteiten krijgt de bestemming "Agrarisch" met de aanduiding "dagrecreatie".
Uit het uitgevoerde ecologisch onderzoek (zie bijlage) is naar voren gekomen met in achtneming van de instandhoudingsdoelstellingen uit Natura 2000 de voor bvengenoemde functies opgenomen regeling uitvoerbaar is.
3.2.7 Maatschappelijke functies
Bestaande situatie
Natuurbegraafplaats
Aan de Alverschotenseweg bij Assel ligt een natuurbegraafplaats. Een plek waar mensen kunnen worden begraven in een natuurlijk uitziende, bosrijke omgeving. De graven liggen verspreid in het bos. De omvang is circa vier hectare. Direct aan de begraafplaats staat een kapel. Een naastgelegen woning (Alverschotenseweg 46) is in gebruik als burgerwoning.
Paters Don Bosco
Nabij Assel ligt het terrein van de orde van Salisianen van Don Bosco (Pomphulweg 104, 106). Het betreft een aantal gebouwen, verscholen in een bosrijke omgeving, en een agrarisch gebied. De agrarische activiteiten op de locatie, met een omvang van totaal 58 ha., zijn sterk afgenomen. Er is geen sprake meer van een volwaardig agrarisch bedrijf. In totaal wonen er nog vijf mensen op het terrein. De Mariahoeve en de woning worden hiervoor benut. Met name het woongebouw en een kampschuur worden gebruikt voor jeugdwerk. Dat jeugdwerk bestaat uit kampen en bijeenkomsten voor kinderen, deels gericht op vorming, bezinning en meditatie. Het woongebouw heeft circa 30 overnachtingsplekken, de kampschuur circa 60. Incidenteel wordt de kampschuur verhuurd ten behoeve van schoolkampen.
Aardhuis
Het Aardhuis ligt aan de Amersfoortseweg, nabij Hoog Soeren, binnen het terrein van Kroondomein Het Loo. Het gebouw dankt zijn naam aan de Aardmansberg waarop het gebouwd is. De Aardmansberg is bijna het hoogste punt van de Veluwe.
In 1861 gaf Koning Willem III opdracht tot de bouw van het pand, met als doel het te gaan gebruiken voor bijeenkomsten met militaire autoriteiten en als plaats om te rusten tijdens de jacht. Na zijn dood werd door Prins Hendrik het accent meer op de jacht gelegd, waardoor de aanduiding "Jachtchalet" ontstond.
Het gebouw is een rijksmonument. Veel herinnert aan Koning Willem III en Prins Hendrik. Authentiek zijn de trapopgang, de grote zaal met bijzonder plafond en de stijlkamer waarin zich historische meubels, schilderijen, jachtwapens en jachttrofeeën bevinden. Tijdens de regeringsperiode van Koningin Juliana is het Aardhuis gerenoveerd. Ruim 20 jaar geleden is het Aardhuis ingericht als museum/bezoekerscentrum. Momenteel wordt het als zodanig gebruikt. Bij het Aardhuis is een inpandige bedrijfswoning aanwezig.
Nationaal park Hoge Veluwe
Aan de rand van Hoenderloo ligt een toegang tot dit park. Binnen het plangebied staat bij de toegang een bezoekerscentrum van het park.
Sportvelden
Aan de rand van Uddel ligt het complex van de sportvereniging Prins Bernhard (Zandsteeg 35). Het complex bestaat uit twee voetbalvelden, waarvan één met verlichting, en een gebouw met kantine, kleedruimte en dergelijke.
Militair terrein
Het bosgebied ten zuiden van Radio Kootwijk heeft een militaire functie. Het terrein vormt een onderdeel van het Infanterie Schietkamp Harskamp, welke op grondgebied van Barneveld, Ede en Apeldoorn ligt. Op het terrein zijn een aantal gebouwen aanwezig.
Ontwenningscentrum
Aan de Hoogbuurloseweg 145 ligt ontwenningscentrum De Wending. Deze voorziening van het Leger des Heils verzorgt opvang en therapie voor alcoholverslaafden. De Wending heeft een eigen veestapel, een groente- en moestuin en een plantenkas.
Wegbeheer
Nabij de Aardhuisweg 104 is een gemeentelijk post voor wegbeheer aanwezig
Asverstrooiplaats
Nabij Hoog Buurlo zal circa één hectare natuurgebied mede gebruikt gaan worden als asverstrooiplaats. Het betreft een kleinschalige activiteit (maximaal 90 verstrooiingen per jaar) zonder specifieke voorzieningen.
![]() | ![]() |
Geldend recht
Het terrein van Don Bosco kent een agrarische bestemming (met bouwperceel, waarbinnen bezinningswerk met daaronder begrepen overnachtingen is toegestaan) en een woonbestemming. De natuurbegraafplaats is als zodanig bestemd. De kapel met de daarbij gelegen woning kent de bestemming "Bijzondere doeleinden", waarbinnen een breed gebruik is toegestaan. Het Aardhuis heeft een woonbestemming. Het bezoekerscentrum van Nationaal park Hoge Veluwe ligt binnen de bestemming "Bijzondere doeleinden". Aan de sportvelden ten zuiden van Uddel is de bestemming "Sportterrein" toegekend. In de omgeving van de Burelhul en de Gerritsflesweg is een locatie aanwezig met de bestemming "Militaire doeleinden" met een afwijkingsbevoegdheid voor het oprichten van gebouwen. Het ontwenningscentrum heeft een maatschappelijke bestemming, de asverstrooiplaats een natuurbestemming. De wegbeheerpost is als zodanig bestemd.
Beleidskader
De gemeente kent een beleidsnota over bijzondere begraafplaatsen op basis waarvan nieuwvestiging of uitbreiding van begraafplaatsen in het buitengebied als niet passend wordt beschouwd.
Ontwikkelingen
Wat betreft de Paters van Don Bosco zal in de toekomst de hoofdfunctie van de gebouwen gericht blijven op wonen, jeugdwerk, bezinning en meditatie. De orde wil de locatie gaan benutten als centrum voor bijeenkomsten die vanuit de twaalf locaties van de orde in het land georganiseerd worden. Er zijn geen (vervangende) nieuwbouwplannen.
De overige maatschappelijke voorzieningen worden gecontinueerd. Ontwikkelingen zijn niet bekend.
Visie
Vanwege de ligging in natuurgebied wordt restrictief omgegaan met functies die geen directe relatie hebben met natuur en een potentieel negatief effect daar op hebben. De nu aanwezige maatschappelijke voorzieningen cq -percelen kunnen worden gehandhaafd. Voor de aanwezige gebouwen wordt enige uitbreidingsmogelijkheid geboden (maximum van 10% van het bestaand bebouwd oppervlak). Op bestaande percelen met maatschappelijke voorzieningen mogen zich nieuwe maatschappelijke voorzieningen vestigen, mits deze een relatie hebben met het landelijk gebied en de invloed op de omgeving beperkt blijft (milieucategorie 1).
Consequenties bestemmingsplan
De gronden van de Orde van Don Bosco krijgen op het huidige gebruik afgestemde bestemmingen (agrarisch, maatschappelijk). Voor de natuurbegraafplaats wordt de bestemming "Maatschappelijk-begraafplaats" met, ter plaatse van de kerk, de aanduiding "religie" opgenomen. De woning Alverschotenseweg 46 wordt als zodanig bestemd. De bestemming "Cultuur en ontspanning" wordt toegekend aan het Aardhuis en bezoekerscentrum Hoge Veluwe. De sportvelden, het ontwenningscentrum en de wegbeheerpost krijgen respectievelijk de bestemming "Sport" en "Maatschappelijk". Voor het militaire terrein wordt de bestemming "Maatschappelijk - Militaire zaken" opgenomen. De asverstrooiplaats krijgt binnen de natuurbestemming de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk-asverstrooiplaats".
Uit het uitgevoerde ecologisch onderzoek (zie bijlage) is naar voren gekomen met in achtneming van de instandhoudingsdoelstellingen uit Natura 2000 de voor bvengenoemde functies opgenomen regeling uitvoerbaar is.
3.2.8 Wonen
Bestaande situatie
Verspreid over het plangebied zijn woningen aanwezig. De grootste concentratie bevindt zich nabij het dorp Hoenderloo. Over het algemeen gaat het om vrijstaande woningen op grote kavels.
Geldend recht
In de geldende plannen zijn een deel van de bestaande woningen positief bestemd. Uitbreiding van het aantal woningen is daarbij uitgesloten. Een ander deel van de woningen is vanwege een storende invloed op de natuur en agrarische gebieden onder het overgangsrecht gebracht. Bij partiele herzieningen is daar deels op teruggekomen door voor een aantal legaal aanwezige woningen een woonbestemming op te nemen.
Beleidskader
Het toevoegen van woningen gebeurt binnen de kernen en de daarbij behorende uitbreidingslocaties. Voor het accommoderen van de behoefte aan landelijk wonen wordt primair uitgegaan van functieverandering van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied. Het realiseren van nieuwbouw van woningen in het buitengebied anders dan vervangend of volgens het functieveranderingsbeleid is niet mogelijk.
Gemeentelijk beleid, zoals verwoord in de nota's "Woningsplitsing in het buitengebied" en "Meerdere huishoudens in één woning: inspelen op behoeften", biedt de mogelijkheid onder voorwaarden woningen te splitsen en bij een woning een dependance te realiseren.
Ontwikkelingen
In de loop der tijd zijn bijgebouwen als dependance in gebruik genomen en is na bedrijfsbeëindiging de functie van bedrijfswoningen veranderd in die van een burgerwoning. Begin jaren negentig is met het "selectief pardon" vastgelegd welke illegaal in gebruik zijnde dependances als zodanig opgenomen kunnen worden in bestemmingsplannen. Het betreft de volgende adressen: Alverschotenseweg 24, Hoog Buurloseweg 115, Hoog Buurloseweg 119 en Oudeweg 20.
Visie
De gebiedsvisie tot bescherming en ontwikkeling van de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden vraagt een zorgvuldige afstemming van de woonfunctie op die waarden. Vanwege het potentiële negatieve effect past een restrictief beleid.
Nieuwbouw van woningen anders dan vervangend, in het kader van functieverandering of als dependance wordt in ieder geval niet passend geacht. De nu aanwezige, legale woonbebouwing kan worden gehandhaafd. Uitgangspunt daarbij is wel een regeling die zorgdraagt voor een zo goed mogelijke inpassing in het natuurgebied. Te grootschalige bebouwing en/of een sterke verspreiding hiervan dient te worden voorkomen.
Nevenactiviteiten zijn aanvaardbaar als deze een rechtstreekse binding hebben met het gebied. Kleinschalige en extensieve vormen van recreatie, zoals een recreatief rustpunt en een bed&breakfast, worden passend geacht, mits geen nadelige effecten optreden voor de in het gebied aanwezige waarden.
![]() | ![]() |
Consequenties bestemmingsplan
De bestemming "Wonen" wordt opgenomen voor de legaal aanwezige woningen, waaronder de voormalige (agrarische) bedrijfswoningen en de woningen die onder het overgangsrecht waren gebracht. De woonbestemmingsvlakken omvatten de aanwezige woonbebouwing en de daarbij behorende voorzieningen (bijv. zwembaden). Bouwregels voor woningen wordt opgenomen voor de goothoogte en inhoud. De maximale goothoogte van woningen wordt beperkt tot 4 meter. De maximale inhoud tot 700 m3. In een aantal gevallen wordt, overwegend vanwege het geldend recht, een inhoud van 900 m3 toegestaan. Voor bijgebouwen wordt een maximale oppervlaktemaat van 75 m2 opgenomen. Uitsluitend voor hobbymatige agrarische activiteiten en ten dienste van natuurbeheer kan met afwijking en onder voorwaarden een groter oppervlak worden gerealiseerd.
Een afwijkingsbevoegdheid wordt opgenomen voor nevenactiviteiten in de vorm van natuurbeheer en kleinschalige extensieve recreatie zoals een recreatief rustpunt en bed&breakfast. De aanwezige dependances worden als zodanig aangeduid.
Functieverandering en nieuwbouw van dependances kan zodanig negatieve gevolgen hebben voor de waarden in het gebied dat een algemene regeling in bestemmingsplan niet goed mogelijk is.
Uit het uitgevoerde ecologisch onderzoek (zie bijlage) is naar voren gekomen met in achtneming van de instandhoudingsdoelstellingen uit Natura 2000 de voor bovengenoemde functies opgenomen regeling uitvoerbaar is.
3.2.9 Bedrijven
Bestaande situatie
Verspreid over het plangebied zijn een beperkt aantal niet-agrarische bedrijven aanwezig. Het betreft de volgende:
Adres Bedrijfstype
Amersfoortseweg 86, 90 restaurant en hotel
Amersfoortseweg 205 groothandel en detailhandel bosbouw
Assel 2 kiosk
Europaweg 250 verkooppunt motorbrandstoffen met LPG
Grevenhout 7 nutsvoorziening
Grevenhout 9 kunstlederbedrijf
Grevenhout 13 opslag
Hoenderloseweg 191 kiosk
Oude Arnhemseweg 50 restaurant
Oude Arnhemseweg 292 restaurant en hotel
Rijksweg A1 738 (oost) verkooppunt motorbrandstoffen met LPG
Rijksweg A1 779 (west) verkooppunt motorbrandstoffen met LPG
Van Golsteinlaan 33 dierenpension
Woeste Hoefweg 80, 82 hotel, restaurant, conferentieoord
Otterloseweg, nabij 116 nutsvoorziening
Geldend recht
Er komen zes horecabedrijven voor in het plangebied, namelijk De Echoput, Residence Victoria, Buitengewoon, De Woeste Hoeve, de kiosk bij 't Leesten en de kiosk halte Assel. In de geldende bestemmingsplannen zijn voor deze bedrijven specifieke bepalingen opgenomen, gericht op de bestaande functie. Het perceel Otterloseweg 255, die in gebruik is als woning, heeft eveneens een horecabestemming (Hotel).
![]() | ![]() |
Bij de kruising Kootwijkerweg-Amersfoortseweg (Grevenhout) geldt voor twee percelen een bedrijfsbestemming, waarvan één specifiek voor een meubelmakerij.
De drie verkooppunten motorbrandstoffen zijn als zodanig bestemd, evenals het dierenpension en het telecommunicatieperceel bij de Otterloseweg. Grevenhout 13 is bestemd als Opslag voor wegverkeer. Dat perceel is verkocht aan een bedrijf en wordt benut voor opslag. Het perceel Hoog Buurloseweg 104 is in 1972 onder het overgangsrecht gebracht (natuurbestemming).
Beleidskader
In het groenblauwe raamwerk zijn nieuwe bouwlocaties voor de vestiging van niet-agrarische bedrijvigheid niet mogelijk als er geen relatie is met de gebiedsfuncties. Het kan hierbij gaan om bedrijvigheid die nodig is voor of verwant is aan landbouw, bosbouw, natuurbeheer en recreatie. Tevens geldt als voorwaarde dat niet-agrarische bedrijfsvestiging op nieuwe bouwlocaties alleen mogelijk is als uit onderzoek blijkt dat de vestiging niet kan worden geaccommodeerd in vrijgekomen agrarische bebouwing of op het lokale bedrijventerrein. De meeste vormen van niet-agrarische bedrijvigheid horen thuis op bedrijventerreinen, en niet in het buitengebied.
Ontwikkelingen
De aanwezige bedrijfsfuncties worden gecontinueerd. Ontwikkelingen zijn niet bekend.
Visie
Vanwege de ligging in natuurgebied restrictief omgaan met functies die geen directe relatie hebben met natuur en een potentieel negatief effect daar op hebben. Nieuwe bedrijfspercelen worden niet passend geacht. Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis wordt beperkt tot de woonbestemming en daar waar nu aanwezig. De aanwezige, legale bedrijfsfuncties cq -percelen kunnen worden gehandhaafd. Voor de aanwezige gebouwen wordt enige uitbreidingsmogelijkheid geboden (maximum van 10% van het bestaand bebouwd oppervlak). Op bestaande bedrijfspercelen mogen zich nieuwe bedrijven vestigen, mits deze een relatie hebben met het landelijk gebied en de invloed op de omgeving beperkt blijft (milieucategorie 1).
Consequenties bestemmingsplan
De horecabedrijven worden als zodanig bestemd. Voor de aanwezige bedrijfsfuncties wordt de bestemming "Bedrijf" opgenomen. Het perceel Otterloseweg 255 wordt als woning bestemd.
Uit het uitgevoerde ecologisch onderzoek (zie bijlage) is naar voren gekomen met in achtneming van de instandhoudingsdoelstellingen uit Natura 2000 de voor bovengenoemde functies opgenomen regeling uitvoerbaar is.
3.2.10 Publieke functies
Bestaande situatie
Wegen
Het plangebied wordt doorsneden door de spoorlijn Apeldoorn-Amersfoort. De belangrijkste weg in het gebied is de Rijksweg A1. Daarnaast zijn er diverse provinciale en lokale wegen aanwezig, waaronder de Aardhuisweg, Amersfoortseweg en Otterloseweg. Tevens liggen nog een groot aantal fietspaden en onverharde wegen binnen het plangebied.
Kabels en leidingen
Op de grens van het plangebied aan de Europaweg en rijksweg A1 liggen drie hogedruk aardgasleidingen (N552-69, 6 inch, 40 bar, N552-75, 12 inch, 40 bar en N552-70, 12 inch, 40 bar). Verder lopen twee transportleidingen voor rioolwater door het plangebied. Het betreft persleidingen die rioolwater transporteren van Hoog Soeren en Hoenderloo richting Apeldoorn.
Telecommunicatie
Er lopen geen straalpaden van KPN-telecom door het plangebied. Wel zijn er zendmasten aanwezig, waaronder twee 2 FM-zenders.
![]() | ![]() |
Geldend recht
De spoorlijn Apeldoorn-Amersfoort is als zodanig bestemd. Op een aantal plaatsen kennen tevens de aangelegen gronden een spoorwegbestemming. Binnen het plangebied kennen een groot aantal wegen een verkeersbestemming, waarbij sprake is van een nadere onderverdeling naar wegtype.
Verder zijn bijzondere elementen als zendmasten, nutsvoorzieningen, een (niet meer aanwezige) hoogspanningsleiding, gastransportleidingen en een (niet meer aanwezige) straalverbinding als zodanig bestemd danwel aangeduid.
Beleidskader
Voor de genoemde publieke functies is geen specifiek beleid geformuleerd. Wel geldt er specifieke regelgeving op het gebied van akoestiek, externe veiligheid en beheer, welke afstanden aangeven waarbinnen bepaalde nieuwe vormen van gebruik en bebouwing niet zijn toegestaan (zie ook thema "Milieu").
Ontwikkelingen
Er lopen diverse projecten gericht op de versterking van de Veluwe als natuur- en recreatiegebied. Voorbeelden hiervan zijn de aanleg van een ecoduct over de Rijksweg A1 en een herindeling van parkeerplaatsen voor natuurrecreanten (P-Veluwe). Deze projecten zijn aan de orde gekomen bij de thema's "Natuur en Landschap" en "Recreatie".
Visie
De aanwezige publieke functies worden gehandhaafd. Nieuwe voorzieningen die bijdragen aan de doelstellingen voor de Veluwe op het gebied van natuur en recreatie danwel een groot openbaar belang dienen worden zonodig planologisch mogelijk gemaakt. Anders dan genoemd onder "Ontwikkelingen" doen die zich echter op dit moment niet voor.
Consequenties bestemmingsplan
De aanwezige publieke functies worden positief bestemd in het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan biedt geen mogelijkheid voor realisatie van grootschalige nieuwe publieke functies. Door het opnemen van een algemene bouwregel wordt het wel toegestaan om kleinschalige nutsvoorzieningen op te richten.
Voor de spoorweg en voor de in verkeerskundig opzicht belangrijkste bestaande wegen (rijksweg, hoofdverbindingswegen, doorgaande wegen) worden respectievelijk de bestemmingen "Verkeer-Spoorweg" en "Verkeer-Weg" opgenomen.
De overige bestaande wegen en fietspaden worden als zodanig opgenomen binnen de bestemming van het gebied waar ze liggen, waarbij de voornaamste een specifieke aanduiding "weg" krijgen.
Ter plaatse van de gasleidingen wordt de dubbelbestemming "Leiding - Gas" opgenomen die overeenkomt met de beheerzone van vier meter aan weerszijden van de leidingen, zoals bepaald in specifieke regelgeving. Een vergelijkbare dubbelbestemming "Leiding - Riool" wordt voor de twee rioolpersleidingen opgenomen. Hiermee kunnen activiteiten die schadelijk zijn voor deze voorzieningen voorkomen worden.
De aanwezige telecommunicatievoorzieningen worden in het bestemmingsplan opgenomen in de vorm van een specifieke aanduiding binnen de bestemming van het gebied waar ze in liggen. Het telecommunicatieperceel nabij Otterloseweg 116 krijgt een specifieke bedrijfsbestemming.
Uit het uitgevoerde ecologisch onderzoek (zie bijlage) is naar voren gekomen met in achtneming van de instandhoudingsdoelstellingen uit Natura 2000 de voor bovengenoemde functies opgenomen regeling uitvoerbaar is.
3.2.11 Milieu
Bestaande situatie en beleidskader
Het bereiken van een goede milieukwaliteit vormt een essentieel onderdeel bij het integrale proces om te komen tot een goede ruimtelijke ordening. Er zijn verschillende milieuaspecten die een rol spelen binnen de ruimtelijke ordening. Bij alle voorgaande thema's spelen milieuaspecten een rol. De relevante milieuaspecten zijn:
Bodemkwaliteit
De kwaliteit van de bodem heeft een directe relatie met de ruimtelijke visie voor het plangebied. Een goede bodemkwaliteit draagt bij aan de bescherming en ontwikkeling van de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Om inzicht te bieden in de bodemkwaliteit heeft de gemeente Apeldoorn beleid vastgesteld in een Bodemkwaliteitskaart en een Bodembeheersplan. Verder biedt de provinciale bodematlas inzicht in de bodemkwaliteit.
De bodemkwaliteit van het plangebied voldoet gemiddeld aan de zogenaamde Achtergrondwaarden 2000. Dat wil zeggen dat er gemiddeld voor het plangebied geen verontreinigingen in de bodem zijn vastgesteld.
Uit het gemeentelijk Bodem Informatiesysteem (afgekort BISS) blijken in het plangebied wel lokaal een beperkt aantal verdachte bodemlocaties aanwezig te zijn. Dit betekent dat lokaal in het verleden verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden welke mogelijk tot een bodemverontreiniging hebben geleid. Bodemonderzoek moet dan aantonen of werkelijk sprake is van bodemverontreiniging.
Tevens blijken uit het BISS een zeer beperkt aantal locaties waar op basis van onderzoek verontreiniging van de bodem is vastgesteld. Voor zover bekend betreft het hier geen gevallen van bodemverontreiniging welke op korte termijn saneringsmaatregelen behoeven.
Omdat in dit bestemmingsplan sprake is van herbestemmen van bestaande situaties is op dit moment geen nader inzicht vooraf in de bodemsituatie nodig. Bij (vervangende) nieuwbouw zal apart bodemonderzoek gedaan worden in het kader van de omgevingsvergunningaanvraag (rekening houdende met de informatie uit het BISS).
Ammoniakuitstoot
Uitstoot van ammoniak leidt tot verzuring van de bodem. Verder negatief gevolg van ammoniak is het veroorzaken van een overmaat aan voedingsstoffen, waardoor bijvoorbeeld de algengroei in het water explosief toeneemt. De huidige overmaat aan ammoniak in het milieu is voor 90 procent uit de landbouw afkomstig. De Wet ammoniak en veehouderij (Wav) beschermt zeer kwetsbare natuurgebieden, waaronder de Veluwe, tegen de uitstoot van ammoniak die wordt veroorzaakt door veehouderijen. Deze gebieden komen overeen met het in het Reconstructieplan Veluwe aangewezen extensiveringsgebied. Nieuwvestiging en uitbreiding van intensieve veehouderij is in deze gebieden niet toegestaan. Binnen het plangebied is geen intensieve veehouderij aanwezig.
Milieuzonering
Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Verspreid over het plangebied komen enkele milieubelastende functies voor, zoals bedrijvigheid, horeca en maatschappelijke voorzieningen.
Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand bij omgevingstype rustige woonwijk, rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied |
1 | 10 m |
2 | 30 m |
3.1 | 50 m |
3.2 | 100 m |
4.1 | 200 m |
4.2 | 300 m |
Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.
Geluid verkeer
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Twee eerstgenoemde bronnen zijn aanwezig in het plangebied. Het geluid afkomstig van de in het plangebied aanwezige (spoor)wegen belast in meer of mindere mate de omgeving. Indien een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk maakt dient volgens de Wgh onderzocht te worden of de geluidgrenswaarden bij die objecten niet overschreden worden. Omdat in dit bestemmingsplan daar geen sprake van is hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden.
Daarnaast ligt een klein deel van de geluidszone van bedrijventerrein Brouwersmolen binnen het plangebied.
Luchtkwaliteit
Met name het verkeer heeft invloed op de luchtkwaliteit binnen het plangebied. De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.
Bij ministeriële regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarvoor het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Vanwege het conserverende karakter van dit bestemmingsplan valt deze onder de 'niet in betekende mate' regeling. Het plan heeft geen negatieve effect op de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet nodig.
Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening afstand aan te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Het Bevi regelt hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe legt het Bevi het plaatsgebonden risico vast en geeft het een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.
In het plangebied zijn drie bedrijven aanwezig die onder het Bevi vallen. Het betreft LPG-tankstations. In de onderstaande tabel is aangegeven hoe groot de PR-10-6-contour is op basis van de vergunde doorzet.
Adres | LPG doorzet per jaar | Pr-10-6-contour |
Rijksweg A1 zuidzijde te Apeldoorn kadastraal bekend gemeente Apeldoorn APD01-P-00424-G (voorheen bekend als sectie P nr. 281) | Tot 1000 m3 | 45 meter rondom het vulpunt |
Rijksweg A1 779 te Ugchelen kadastraal bekend BBG01-l-04463-G-0000 (voorheen bekend als gemeente Beekbergen sectie I nr. 4268) | Tot 1000 m3 | 45 meter rondom het vulpunt |
Europaweg 250 te Ugchelen | Tot 1500 m3 | 110 meter rondom het vulpunt |
Een vierde risicobron, in de vorm van propaanopslag, is aanwezig nabij het plangebied, op het terrein van recreatiebedrijf Liederholt.
Buisleidingen
Op de grens van het plangebied aan de Europaweg en de A1 liggen aardgas-transportleidingen. Het betreft een 6 inch (N552-69) en twee 12 inch (N552-75, N552-70) leidingen met een ontwerpdruk van 40 bar. Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
Nummer leiding | Druk (bar) | Diameter (inch) | Zakelijke rechtstrook (meter) |
N552-75 | 40 | 12 | 4 |
N552-69 | 40 | 6 | 4 |
N552-70 | 40 | 12 | 4 |
Transport gevaarlijke stoffen
Er zijn transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig in of nabij het plangebied die vallen onder de regelgeving van het concept Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), te weten de rijkswegen A1 en A50N302 (Harderwijkerweg), N344 (Deventerstraat/ Amersfoortseweg), de N804 (Otterloseweg), de N788 (Arnhemseweg) en de spoorlijn Amersfoort - Deventer.
Militair terrein
Het bosgebied ten zuiden van Radio Kootwijk heeft een militaire functie. Het terrein vormt een onderdeel van Infanterie Schietkamp Harskamp, welke op grondgebied van Barneveld, Ede en Apeldoorn ligt.
Het Infanterie Schietkamp, een terrein van 2.600 ha., is de oudste en enige schietfaciliteit in zijn omvang en capaciteit. Het kamp, dat al sinds 1880 bestaat, omvat 35 schietbanen en voorziet jaarlijks in schiettrainingen van ruim 300.000 manschappen (onder andere militairen en politie). Dit betekent een zekere geluidbelasting voor de omgeving. Het Ministerie van Defensie heeft een milieuvergunning voor het schietkamp.
Consequenties externe veiligheid
Het Projectbureau externe veiligheid van de Regio Stedendriehoek heeft beoordeeld welke externe veiligheidsconsequenties voortvloeien uit bestemmingsplan Veluwe in de risicobronnen. Het betreft de "Notitie - Beoordeling externe veiligheid ten behoeve van het conserverende plan Veluwe, met kenmerk DOS-2011-501109, d.d. 4 mei 2011" (als bijlage opgenomen).
Uit de beoordelingsresultaten valt af te leiden dat er in of nabij het plangebied geen risicobronnen zijn gelegen met een plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar die gelegen is over bestaande of geprojecteerde kwetsbare objecten. Het plaatsgebonden risico levert derhalve geen belemmering voor de planontwikkeling.
Het groepsrisico ten gevolge van de risicobronnen binnen het plangebied overschrijdt nergens de oriëntatiewaarde. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe bouwtitels binnen de invloedsgebieden van de diverse risicobronnen. Het groepsrisico neemt ten gevolge van de vaststelling van het plan derhalve niet toe.
Het bestemmingsplan Veluwe heeft dus geen consequenties voor de externe veiligheid in het plangebied.
Elektromagnetische straling
Hoogspanningslijnen
Binnen het plangebied zijn geen hoogspanningslijnen aanwezig.
Zendmasten
Naast diverse GSM- en UMTS-masten bevinden zich in het plangebied, aan de Otterloseweg, twee radio(FM)-zendmasten met een hoogte van 50 en 70 meter. Voor deze zendmasten geldt op basis van het Convenant in het kader van het nationaal antennebeleid inzake vergunningvrije antenne-installaties voor Mobile telecommunicatie een contour van 16,16 meter en 35.38 rondom de zendmast waarbinnen geen nieuwe gevoelige objecten mogen worden opgericht.
Radar
Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van de radar Nieuw Milligen. Ter voorkoming van de radarverstoring zijn beperkingen van toepassing voor het oprichten van hoge gebouwen en overige bouwwerken. Voor op te richten bouwwerken hoger dan 45 meter boven de maaiveldhoogte bij de radar is het noodzakelijk een radarverstoringsonderzoek uit te voeren. Bij een uitkomst dat meer dan tien procent vermindering van het radarbereik in een bepaalde richting optreedt is de nieuwbouw niet toegestaan. Omdat de het maaiveld bij de radar op 45 meter boven NAP ligt bedraagt de toetsingshoogte 80 meter boven NAP.
Vliegveiligheid
Een deel van het plangebied ligt binnen het obstakelbeheergebied van Vliegbasis Deelen. Het gaat om het obstakelvrije vlak van de invliegfunnel en het Inner Horizontal and Conical Surface. Zoals vermeld in de Structuurschema Militaire Terreinen II worden binnen deze gebieden uit een oogpunt van vliegveiligheid obstakelvrije hoogtes aangehouden. In het gebied mogen geen nieuwe objecten worden opgericht die hoger zijn dan de maximaal toelaatbare hoogte.
Stilte en donkerte
De Veluwe is voor Nederlandse begrippen een groot natuurgebied ('nationaal landschap') met rust, stilte en donkerte als oerkwaliteiten. Die kwaliteiten zijn op de Veluwe nog relatief sterk aanwezig, maar staan onder druk terwijl de behoefte aan rust (stilte) en donkerte toenemen.
Stiltegebieden
De provincie Gelderland onderscheidt binnen de kernkwaliteiten voor de Veluwe stiltegebieden en stiltebeleidsgebieden. Het gebied ten noorden van de Amersfoortseweg is in het streekplan Gelderland aangewezen als stiltegebied. Het overige deel van het plangebied is aangemerkt als stiltebeleidsgebied.
In stiltegebieden moet worden voorkomen dat activiteiten plaatsvinden die de gebiedseigen geluiden verstoren. Ruimtelijke initiatieven zullen voor wat betreft het aspect stilte beoordeeld worden volgens het principe van stand still - step forward. Dat wil zeggen dat het geluidsniveau niet mag toenemen en bij voorkeur dient af te nemen. Gebiedseigen activiteiten, zoals normale agrarische bedrijfsvoering, ondervinden hiervan geen belemmering.
Lichthinder
Duisternis hoort net als stilte, een onvervuilde bodem en schoon grondwater, tot de meest elementaire natuurkwaliteiten. Een overdaad aan licht verstoort het bioritme van allerlei organismen en kan een heel ecosysteem ontwrichten. Lichthinder in het plangebied kan worden veroorzaakt door onder andere buitenverlichting aan gebouwen, reclameverlichting, openbare verlichting en verlichting van recreatieve voorzieningen. Er zijn plannen om van de Veluwe een donkertegebied te maken. Donkertegebieden zijn plekken waar duisternis wordt beschermd en licht zoveel mogelijk wordt beperkt door terughoudend en zorgvuldig met verlichting om te springen.
Ontwikkelingen
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard. Het legt de bestaande situatie vast. Nieuwe ontwikkelingen blijven overwegend beperkt tot het bieden van enige uitbreidingsmogelijkheden van al aanwezige gebouwen, het bieden van enige nieuwe gebruiksmogelijkheden van onder andere bedrijfspercelen, het oprichten van andere bouwwerken en het toestaan van kleinschalige vormen van nieuw gebruik, zoals nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven en woningen. Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.
Visie
Een goede milieukwaliteit binnen het plangebied draagt bij aan de doelstellingen om de Veluwe verder te ontwikkelen tot een aaneengesloten natuurgebied, de aanwezige waarden te beschermen en extensieve vormen van recreatie te stimuleren. Inzet is dan ook om in dit bestemmingsplan de belasting van bestaande milieuhinderlijke activiteiten zoveel mogelijk te beperken, nieuwe ontwikkelingen alleen mogelijk te maken als uit toetsing blijkt dat deze geen milieuhinder veroorzaken en/of geen milieuhinder ondervinden en waar mogelijk bij te dragen aan de doelstellingen gericht op het verbeteren van de milieukwaliteit.
Consequenties bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan draagt als volgt bij aan de bescherming en verbetering van de milieukwaliteit.
Bodemkwaliteit
Het conserverende karakter van dit bestemmingsplan maakt nieuwe, potentieel verontreinigde functies niet mogelijk. Werken en werkzaamheden voor bodemsanering worden uitgezonderd van de omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden.
Ammoniakuitstoot
In het plangebied komt geen intensieve veehouderij voor. Nieuwvestiging wordt uitgesloten.
Milieuzonering
Vestiging van milieubelastende functies op nieuwe percelen wordt uitgesloten. De aanwezige milieubelastende functies binnen de bestemmingen "Bedrijf", "Cultuur en ontspanning", "Maatschappelijk" en "Horeca" krijgen een maatbestemming, met een beperkte uitbreidingsmogelijkheid voor bebouwing. Naast het bestaande gebruik wordt op de betreffende percelen uitsluitend ander, binnen deze bestemmingen behorend gebruik toegestaan. Dit betreft activiteiten met een binding aan het landelijk gebied en vallend onder milieucategorie 1 (of naar aard en invloed daarmee vergelijkbaar), zoals opgenomen in de bij de regels behorende lijsten (Lijst van toegelaten horecatypen, Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen, Lijst van toegelaten vormen van cultuur en ontspanning, Lijst van toegelaten bedrijfstypen). Deze lijsten zijn gebaseerd op de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009). Per lijst is een selectie gemaakt op basis van de criteria: soort activiteit, milieucategorie en mate van binding aan het landelijk gebied. Een vergelijkbare regeling wordt opgenomen voor nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf en woningen.
Geluid verkeer
Het conserverende karakter van dit bestemmingsplan maakt nieuwe geluidgevoelige of geluidbelastende objecten niet mogelijk. Een specifieke regeling is dan ook niet nodig.
De geluidzone van Brouwersmolen wordt met de aanduiding "Geluidzone-industrie" op de plankaart opgenomen en in de regels is bepaald dat binnen de zone het gebruik van niet-bebouwde grond en bebouwing als geluidsgevoelige terreinen en/of geluidsgevoelige gebouwen, als bedoeld in de Wet geluidhinder niet is toegestaan.
Luchtkwaliteit
Het conserverende karakter van dit bestemmingsplan maakt nieuwe voor de luchtkwaliteit gevoelige functies danwel functies die de luchtkwaliteit verminderen niet mogelijk. Een specifieke regeling is dan ook niet nodig.
Externe veiligheid
Nieuwvestiging van Bevi-bedrijven wordt uitgesloten. De PR-veiligheidscontour van de drie LPG-tankstations wordt met de aanduiding "Veiligheidszone - lpg" opgenomen. De aardgastransportleidingen (inclusief zakelijke rechtstrook) krijgen ter bescherming de dubbelbestemming "Leiding - gas".
Elektromagnetische straling
De zendmasten worden met de aanduiding "zend/-ontvangstinstallatie" opgenomen. Het bestemmingsplan laat geen nieuwe gevoelige objecten toe binnen de contouren van de aanwezige zendmasten. Een beschermende regeling is dan ook niet nodig.
Om verstoring van de radar Nieuw Milligen te voorkomen wordt in de regels bepaald dat het oprichten van een bouwwerk waarvan de hoogte de grens van 80 meter boven NAP overschrijdt niet is toegestaan, tenzij daarmee een bestaand bouwwerk wordt vervangen en de hoogte van dat bestaande bouwwerk niet wordt overschreden. Onder voorwaarde wordt het mogelijk hiervan af te wijken. Voor afwijking dient advies van de beheerder van de radar zijn ingewonnen.
Vliegveiligheid
Uit toetsing van het obstakelbeheergebied aan het bestemmingsplan is niet gebleken dat het plan mogelijkheden biedt tot het plaatsen van objecten die de bij het obstakelbeheergebied aangegeven hoogtes overschrijden. Het bestemmingsplan maakt dus geen overschrijding van de hoogtes behorende bij het obstakelbeheergebied mogelijk, wat een specifieke verbodsbepaling hiervoor niet nodig maakt.
Stilte en donkerte
Het conserverende karakter van dit bestemmingsplan maakt nieuwe, potentieel belastende functies of grootschalige uitbreiding van dergelijke al aanwezige functies niet mogelijk. Bij het terugdringen van nu aanwezige verstoring van rust en lichthinder heeft het bestemmingsplan hooguit een faciliterende rol. Zo wordt de aanleg van geluidwerende voorzieningen binnen de verkeersbestemmingen mogelijk gemaakt.
4 Juridische Planopzet
4.1 Inleiding
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Verbeelding en regels vormen het juridisch bindende kader, waar onder andere omgevingsvergunningaanvragen aan worden getoetst. In de verbeelding en regels wordt, ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, het toegestane gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken vastgelegd.
Het bestemmingsplan Veluwe is een beheersplan. In hoofdzaak is de bestaande situatie uitgangspunt geweest voor de wijze van bestemmen. Verder is de ruimtelijke visie voor het gebied, zoals verwoord in deze toelichting, vertaald naar de verbeelding en regels.
4.2 De Regels
De gemeentelijke standaard-regels voor bestemmingsplannen in het landelijk gebied zijn uitgangspunt geweest voor de regels van het bestemmingsplan Veluwe. De regels voldoen aan de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008.
In hoofdlijn is gekozen voor een opzet waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen enerzijds het feitelijke gebruik van de gronden en opstallen (de functies, bestemmingen) en anderzijds de te beschermen waarden. Het feitelijke gebruik wordt geregeld in de vorm van bestemmingen, de waarden zoveel mogelijk in de vorm van aanduidingen . Voordeel is dat daarmee de opbouw van de verschillende doelbestemmingen goed op elkaar wordt afgestemd en de opbouw per doelbestemming inzichtelijker wordt.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels
2. Bestemmingsregels
3. Algemene regels
4. Overgangs- en slotregels.
4.2.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 van de regels geeft de inleidende regels. In de inleidende regels worden de gehanteerde begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald.
4.2.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Per bestemming wordt de bestemmingsomschrijving gegeven evenals de bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels en specifieke gebruiksregels met de bijbehorende afwijking. De artikelen sluiten zonodig af met wijzigingsbevoegdheden en omgevingsvergunningstelsels voor werken en werkzaamheden.
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden.
Bij de bouwregels en de gebruiksregels van elke bestemming worden de algemene bouwregels (artikel 23), algemene gebruiksregels (artikel 24) en algemene aanduidingsregels (artikel 25 tot en met 32) van toepassing verklaard op die bestemming.
Deze bestemmingsregelingen worden hierna besproken.
Agrarisch
Gebruik
Op gronden met deze bestemming is een agrarisch gebruik toegestaan. Ter plaatse van een bouwvlak mag een agrarisch bedrijf gevestigd worden. Een zorgboerderij is eveneens mogelijk. Veehouderijen is specifiek uitgesloten.
Naast het agrarisch gebruik zijn onder andere (bestaande) wegen en recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, hobbymatig weiden van vee, wandelen en fietsen toegestaan, wat inhoudt dat bijvoorbeeld paden en parkeervoorzieningen ten behoeve van dit recreatief medegebruik mogen worden aangelegd en verhard. Wel geldt een omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden ter bescherming van ondermeer het agrarische gebruik van de gronden en het (grond)watersysteem.
Een afwijkingsbepaling van het toegestane gebruik is opgenomen voor nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf. Aan de afwijking zijn voorwaarden verbonden. Zo zijn uitsluitend nevenactiviteiten toegestaan in milieucategorie 1 van de bij de regels behorende Lijst van toegelaten nevenactiviteiten (Bed&Breakfast, recreatief rustpunt, natuurbeheer) dan wel activiteiten die naar aard en invloed daarmee vergelijkbaar zijn. Maximaal 25% van het bebouwd oppervlak, tot een absoluut maximum van 350 m2 van de bedrijfsgebouwen, mag hiervoor gebruikt worden, met dien verstande dat Bed&Breakfast altijd beperkt moet blijven tot maximaal 75 m2 vloeroppervlak binnen het hoofdgebouw.
Paardenbakken en stapmolens zijn binnen het agrarische bouwvlak toegstaan. Hetzelfde geldt overigens voor de bestemming "Recreatie-Huifkarcentrum" en bij een (bedrijfs)woning binnen de bestemmingen "Bedrijf", "Maatschappelijk", en "Wonen". Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor de realisatie van paardenbakken buiten het bouwvlak maar binnen de agrarische bestemming. Eén van de voorwaarden is een minimale afstand van 50 meter tot (bedrijfs)woningen van derden. De regeling voor paardenbakken is gelet op het feit dat het plangebied overwegend bestaat uit natuur en gelet op de gebiedsvisie beperkt tot daar waar redelijkerwijs passend.
Een bevoegdheid is opgenomen om de agrarische bestemming te wijzigen naar de bestemming Natuur. Wijziging is alleen mogelijk ter uitvoering van de instandhouding en ontwikkeling van natuurdoelstellingen, zoals die voortkomen uit aanleg van de EHS en beheer van Natura 2000.
Bebouwing
Binnen een bouwvlak mag bebouwing worden opgericht. Er is, evenals bij de overige bestemmingen, een bepaling opgenomen die het college van B&W de bevoegdheid geeft nadere eisen te stellen aan de situering van de bebouwing. Dit om waar nodig tot een zo zorgvuldig mogelijke ruimtelijke inpassing in de omgeving te komen en versnippering te voorkomen.
Onder voorwaarden is afwijking mogelijk voor het bouwen van stalruimte buiten het bouwvlak. Het kan daarbij gaan om voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijke stalruimte of voor een stalruimte voor hobbymatig agrarisch gebruik. Bij laatstgenoemde kan het gaan om bijvoorbeeld het stallen van paarden. De afwijking is niet bedoeld voor opslagruimtes en dergelijke.
Bedrijf, Cultuur en ontspanning, Horeca, Maatschappelijk
Voor deze functies, die verspreid over het plangebied meerdere keren voorkomen, is een wat betreft opzet vergelijkbare regeling opgenomen.
Gebruik
Het toegestane gebruik beperkt zich tot de feitelijk aanwezige activiteit, waaraan voorzover nodig een functie-aanduiding is gegeven, en activiteiten behorende tot de betreffende bestemming, die vallen onder milieucategorie 1 van de bij de regels behorende lijsten van toegelaten horecatypen, maatschappelijke voorzieningen, vormen van cultuur en ontspanning en bedrijfstypen. Deze aan het landelijk gebonden activiteiten zijn afgeleid van de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering "(zie ook paragraaf 3.2.11 Milieu).
Afwijking is mogelijk voor activiteiten met een hogere milieucategorie die op de lijsten staan en activiteiten die niet voortkomen op de lijsten, indien deze naar aard (soort activiteit, binding aan landelijk gebied) en invloed (milieuhinder) vergelijkbaar zijn met de activiteiten die bij recht zijn toegestaan.
Binnen de bedrijfsbestemming zijn onder andere risicovolle inrichtingen en detailhandel uitgesloten, tenzij al aanwezig. Voor de verkooppunten motorbrandstoffen zijn specifieke regels opgenomen, waarmee onder andere het oppervlak voor winkelruimte, magazijn en sanitaireruimten zijn gemaximaliseerd en zelfstandige horeca wordt uitgesloten. Percelen waar de verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn gevestigd mogen niet voor andere bedrijfsactiviteiten worden gebruikt.
Bebouwing
Gebouwen mogen worden opgericht binnen het bestemmingsvlak of, indien aanwezig, het bouwvlak. Het maximale oppervlak bedraagt 110 % van het aantal vierkante meters wat aanwezig is binnen het bestemmings- of bouwvlak. Per bedrijf/voorziening is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders aangeduid op de verbeelding.
Natuur
Voor het grootste deel van de gronden binnen het plangebied is de bestemming Natuur opgenomen.
Gebruik
De bestemmingsregeling richt zich primair op het gebruik als bos- en natuurgebied, waaronder natte natuur, zonder daarbinnen een nader onderscheid te maken. Verder toegestaan is een gebruik voor bosbouw en houtproductie, natuurbeheer en -educatie, (bestaande) wegen en recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, wandelen en fietsen. Voor een aantal bestaande specifieke voorzieningen, waaronder een oorlogsmonument, kleinschalige kampeerterreinen, ecoducten, een grootschalig parkeerterrein en een militair oefenterrein, is een functie-aanduiding genomen, waarmee dat gebruik beperkt wordt tot binnen de betreffende aanduiding.
Ten behoeve van het recreatief medegebruik mogen bijvoorbeeld paden en kleinschalige parkeervoorzieningen (maximaal 25 plaatsen) worden aangelegd en verhard. Daarvoor geldt wel een omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden ter voorkoming van aantasting van wezenlijke waarden (waaronder aardkundige) van een gebied. Een vergelijkbare regeling geldt voor het egaliseren, ophogen en afgraven van gronden.
Op de als zodanig aangeduide kampeerterreinen mag uitsluitend toeristisch kamperen plaatsvinden, waarbij het maximale aantal plaatsen is vastgelegd op de bestaande situatie.
Bebouwing
Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduidingen 'specifieke vorm van natuur - natuurbeheer en -educatie', 'kampeerterrein', 'specifieke vorm van natuur - jachthut' en 'specifieke vorm van natuur - voederschuur'. Het betreft al aanwezige gebouwen. Het maximale oppervlak bedraagt 110 % van het aantal vierkante meters wat aanwezig is binnen het aanduidingsvlak. De aanwezige bedrijfswoningen zijn als zodanig opgenomen.
Buiten bovengenoemde aanduidingsvlakken zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten dienste van de bestemming. Oprichten van hekwerken, waaronder erfafscheidingen, is alleen mogelijk na afwijking. Aan de afwijking is de voorwaarde gekoppeld dat plaatsing niet onaanvaardbaar mag zijn uit een oogpunt van beheer en ontwikkeling van het natuurgebied ("ontrastering", realiseren één groot aaneengesloten natuurgebied).
Een specifieke bepaling is opgenomen voor binnen de bestemming Natuur voorkomende bij nabijgelegen woningen behorende bestaande legale bijgebouwen.
Maatschappelijk-Begraafplaats, Maatschappelijk-Militaire zaken, Recreatie-Huifkarcentrum, Sport
Voor deze functies, die éénmalig binnen het plangebied voorkomen, is een op die specifieke functie afgestemde bestemming opgenomen.
Gebruik
Binnen deze bestemmingen zijn respectievelijk een begraafplaats (met een kerk), een gebruik voor militaire doeleinden, een huifkarcentrum en een veldsportcomplex toegestaan. De bestemmingsregeling is afgestemd op de bestaande situatie.
Toegestane activiteiten bij een huifkarcentrum zijn: verhuur van huifkarren, start- en eindpunt van huifkartochten en paardrijdtochten, het houden van paarden (uitsluitend ten dienste van genoemde tochten), spelactiviteiten (zoals bloemschikken, boogschieten, puzzeltochten), een Bed&Breakfast (uitsluitend in het hoofdgebouw, waarbij het absolute maximum aan vloeroppervlakte 125 m2 bedraagt) en twee toeristische kampeerplekken. Horeca is niet toegestaan, met uitzondering van horeca ten dienste van en ondergeschikt aan het huifkarcentrum. Het bestaande gebruik voor spelactiviteiten door het huifkarcentrum van de naastgelegen als agrarisch bestemde grond, wordt toegestaan met een aanduiding 'specfieke vorm van recreatie-dagrecreatie'.
Bebouwing
Gebouwen mogen worden opgericht binnen het bestemmingsvlak of, indien aanwezig, het bouwvlak. Het maximale oppervlak bedraagt 110 % van het aantal vierkante meters wat aanwezig is binnen het bestemmings- of bouwvlak. Binnen de sportbestemming is een specifieke bouwbepaling opgenomen voor lichtmasten. Binnen de bestemming Militair-Militaire zaken mag het oppervlak per gebouw niet meer dan 25 m2 bedragen.
Recreatie-Recreatiewoning
De Otterloseweg 122, Hoog Buurlo 1 en Hoenderloseweg 197 zijn als zodanig bestemd.
Gebruik
Binnen deze bestemming is recreatie toegestaan in de vorm één recreatiewoning met bijbehorende voorzieningen.
Bebouwing
Oppervlak en inhoud van de recreatiewoning is begrensd op 75 m2 en 300 m3. Maximale goothoogte en hoogte bedragen 4 en 5 meter.
Recreatie-Verblijfsrecreatie
De twee grote verblijfsrecreatie-terreinen zijn als zodanig bestemd. De bestemmingsregeling is afgestemd op het geldende Krimp&Groei-beleid.
Gebruik
Binnen deze bestemming is recreatie toegestaan in de vorm van het in bedrijfsmatige exploitatie bieden van recreatief verblijf aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben. Ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' is uitsluitend toeristisch kamperen toegestaan. Het maximale aantal recreatieverblijven en plaatsen voor kampeermiddelen is vastgelegd op het bestaande aantal. Permanente bewoning is niet toegestaan.
Bebouwing
Oppervlak en inhoud van recreatieverblijven zijn begrensd op 75 m2 en 300 m3. Het oppervlak van voorzieningen, winkels en groepsaccommodaties bedraagt maximaal het bestaande oppervlak.Een afwijking maakt het onder voorwaarden mogelijk het oppervlak aan voorzieningen en winkels met 15 procent uit te breiden. Eén van de voorwaarden is dat een ruimtelijke optimalisatie wordt bereikt ten opzichte van de waarden in de omgeving, oftewel de uitbreiding moet leiden tot een verbetering voor de in het gebied aanwezige waarden.
Verkeer-Spoorweg, Verkeer-Weg
Voor de spoorlijn Apeldoorn-Amersfoort is de bestemming 'Verkeer - Spoorweg' opgenomen, waarbinnen onder andere spoorwegen, bermen, watergangen, groenvoorzieningen en specifieke spoorinfrastructuur is toegestaan.
De wegen met primair een functie voor het doorgaande verkeer hebben de bestemming 'Verkeer- Weg' gekregen. Het betreft de rijksweg A1, de Amersfoortseweg en de Otterloseweg. Gronden binnen deze bestemming mogen ondermeer gebruikt worden voor verkeersdoeleinden (rijwegen, fiets- en voetpaden) en parkeervoorzieningen. De overige verkeerswegen zijn binnen de gebiedsbestemmingen aangeduid als 'weg'.
Beide bestemmingen laten geluidwerende voorzieningen en afschermingen toe.
Wonen
Voor de woonfunctie is de bestemming Wonen opgenomen, waarbij de bestemmingsvlakken zijn afgestemd op de feitelijk en legaal aanwezige woningen met de daarbij behorende voorzieningen als bijgebouwen, tennisbanen en zwembaden.
Gebruik
Toegestaan gebruik betreft wonen. Daar waar nu rechtens toegestaan, zijn dependances en meerdere hoofdgebouwen binnen een vlak, met een specifieke aanduiding opgenomen.
Bij recht is het gebruik van (een deel van) woning en bijgebouwen ten behoeve van beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan.
Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.
De regeling voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is gelet op het feit dat het plangebied overwegend bestaat uit natuur en gelet op de gebiedsvisie beperkt tot de woonbestemming en daar waar bestaand (Recreatie - Huifkarcentrum).
Er is een met de in de bestemming Agrarisch opgenomen regeling vergelijkbare afwijkingsbepaling voor nevenactiviteiten opgenomen, met dien verstande dat deze zich binnen de woonbestemming beperkt tot natuurbeheer, Bed&Breakfast en recreatief rustpunt.
Bebouwing
Per woonbestemmingsvlak is één hoofdgebouw toegestaan, tenzij anders aangeduid. Per hoofdgebouw is één woning toegestaan. De regels maken de splitsing van een woning bij recht mogelijk (hetzelfde geldt overigens ook voor bedrijfswoningen). Eén van de voorwaarden hieraan is, dat de wooneenheden samen de maximale inhoud van één woning niet mogen overschrijden.
Recent is de standaard-inhoudsmaat voor woningen in het landelijk gebied verhoogd van 600 m3 (met 10% afwijking) naar 700 m3 (met uitsluiting van 10% afwijking). Deze maat is opgenomen. In een aantal gevallen is een maximale inhoudsmaat van 900 m3 opgenomen. Bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan met een oppervlak van maximaal 75 m2. Onder voorwaarden is, uitsluitend ten dienste van hobbymatige agrarische activiteiten danwel natuurbeheer, een groter oppervlak mogelijk. Een voorwaarde is dat direct aansluitend bij de woning een bepaald oppervlak aan (agrarische of natuur) grond hoort.
Leiding-Gas, Leiding-Riool (dubbelbestemming)
De gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' en 'Leiding - Riool' zijn mede bestemd voor respectioevelijk een ondergrondse gastransportleiding en riooltransportleiding. Op de gronden met deze dubbelbestemmingen mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd. Andere bouwwerken zijn, mits passend binnen de andere bestemming, uitsluitend toegestaan door middel van afwijking. Er kan pas afwijking worden verleend wanneer vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen. Er is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen waarbij aan de aanleg van diepwortelende beplanting, grondwerken, het aanbrengen van verhardingen en heiwerkzaamheden, beperkingen worden gesteld.
Waarde-Archeologie (dubbelbestemming)
Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als gebied met hoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Hoog' gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als gebied met middelhoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Middelhoog' gekregen. Voor beide bestemmingen geldt dat bij het indienen van een omgevingsvergunningaanvraag voor een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 50 m² (Hoog) respectievelijk 100 m² (Middelhoog) tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Als uit dit rapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord kunnen burgemeester en wethouders bepaalde voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden. Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren. Voor een aantal werken en werkzaamheden geldt in beide bestemmingen een omgevingsvergunningvereiste.
4.2.3 Algemene regels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen.
In artikel 23 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In dit artikel is onder andere bepaald dat ondergronds bouwen onder recreatieverblijven en (sta)caravans niet is toegestaan. Lid 23.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat gebouwen, met uitzondering van gebouwen binnen de bedrijfsbestemming, van een kap moeten worden voorzien. Afwijking is mogelijk met een afwijking, mits het beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet wordt geschaad.
In artikel 24 staan de algemene gebruiksregels. Hierin is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming en daarmee een strafbaar feit betreffen. Onderdeel 24.1.h verdient bespreking. De archeologische beleidskaart geeft voor het gehele grondgebied van Apeldoorn aan hoe hoog de trefkans op archeologische resten per gebied is. Gebieden met een hoge trefkans hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Hoog' gekregen, gebieden waar die trefkans middelhoog is hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Middelhoog' gekregen.
De overige gebieden, waar de trefkans op archeologische resten laag is, hebben geen dubbelbestemming gekregen. Daarvoor geldt onderdeel h van de Algemene gebruiksregels. Daarin is bepaald dat het verstoren van archeologische waarden in die gebieden door het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden over een oppervlakte van ten minste 1.000 m² en dieper dan 0,5 meter onder maaiveld in strijd is met de bestemming, tenzij uit archeologisch onderzoek is gebleken dat die waarden niet onevenredig worden verstoord. Indien de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bij voorbeeld eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw archeologisch onderzoek uit te voeren.
De artikelen 25 tot en met 32 betreffen de algemene aanduidingsregels. Het betreft aanduidingen die over meerdere bestemmingen kunnen voorkomen en gericht zijn op een specifieke waarde of milieu/veiligheidszone, op basis waarvan een eigen regeling wordt gevraagd. Uitgangspunt is geweest dat uitsluitend die waarden en zones worden opgenomen waarvoor daadwerkelijk beschermingsmaatregelen nodig worden geacht in de vorm van bijzondere bebouwings-, gebruiks- en/of verbodsbepalingen en een omgevingsvergunningenplicht voor werken en werkzaamheden. Voorkeur gaat uit naar het zo specifiek mogelijk aanduiden van de waarden en zones, om tot een zo gericht mogelijke bescherming te komen en te voorkomen dat gebieden onnodig worden belast met regelgeving (waarmee ook gerichter toezicht in kader van handhaving mogelijk is). De volgende aanduidingen zijn opgenomen:
- cultuurhistorisch gebied
- cultuurhistorische bouwwerken
- ecologisch water
- miliezone - grondwaterbeschermingsgebied
- milieuzone - waterwingebied
- open landschap
- veiligheidszone - lpg
- geluidzone-industrie
Artikel 33 en 34 bevatten de algemene afwijkings- en wijzigingsregels. De inhoudsmaat voor (bedrijfs)woningen, de inhoudsmaat en oppervlaktemaat van recreatieverblijven, het maximale aantal plaatsen voor toeristische kampeermiddelen en het maximale aantal recreatieverblijven zijn hiervan specifiek uitgesloten. In artikel 35 staan de procedureregels die bij nadere eisen in acht genomen moeten worden. Artikel 36 geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen.
Artikel 37 betreft de omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden. Aangegeven is welke werken en werkzaamheden binnen welke bestemmingen en aanduidingen omgevingsvergunningplichtig zijn en welke toetsingscriteria worden gehanteerd. Uitgezonderd van de vergunningplicht zijn onder andere werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, munitieruiming en bodemsanering.
Voorwaarde die bij vrijwel elke afwijking, wijziging en omgevingsvergunning voor werken werkzaamheden geldt is dat de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast. De aard van het plangebied en de gebiedsvisie, die zich primair richt op behoud en versterking van de aanwezige waarden, maakt zo'n voorwaarde nodig. De plantoelichting biedt uitgebreid inzicht in deze waarden. Waar nodig geacht worden voorwaarden verbonden aan een afwijking of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden.
Met deze opzet vindt onder andere afstemming plaats met de natuurwetgeving. Geacht wordt in ieder geval te zijn voldaan aan deze voorwaarde, voor wat betreft natuur/ecologische waarden, als uit onderzoek (specifiek gericht op de in de afwijkings/wijzigings/vergunningaanvraag opgenomen activiteit en locatie) blijkt dat vergunning en/of ontheffing op grond van de Natuurbeschermingswet en Flora en Fauna wet niet nodig is danwel dat vergunning en/of ontheffing verleend kan worden.
Indien uit dergelijk gericht onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een significante aantasting van een waarde maar er wel enig verstorend danwel verslechterend effect optreedt dan is medewerking in principe mogelijk mits dat effect zoveel mogelijk wordt geminimaliseerd.
Bij toetsing wordt eveneens het dan actuele beleidskader meegewogen. Indien er een provinciaal Natuurbeheersplan op grond van de natuurwetgeving aanwezig is dan wordt geacht te zijn voldaan aan genoemde voorwaarde als de aanvraag binnen dat plan past.
Uit het uitgevoerde ecologisch onderzoek (zie bijlage) is naar voren gekomen dat met in achtneming van de instandhoudingsdoelstellingen uit Natura 2000 de in het bestemmingsplan opgenomen regelingen voor afwijking, wijziging en omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden uitvoerbaar zijn.
4.2.4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
4.3 De Verbeelding
De analoge verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan bestaat uit 11 kaartbeelden, schaal 1:5.000. De verbeelding is IMRO-gecodeerd getekend, conform IMRO2008.
5 Uitvoerbaarheid, Inspraak En Overleg
5.1 Uitvoerbaarheid
5.1.1 Handhaving
Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan handhaafbaar moet zijn. Voor de handhaving van het bestemmingsplan gelden de volgende beleidskaders:
- De bestemmingsregeling moet zoveel mogelijk rekening houden met de actuele maatschappelijke behoefte en moet op nieuwe ontwikkelingen kunnen inspelen.
- De regeling moet praktisch en hanteerbaar zijn voor iedereen die daarmee moet werken.
- De plantoelichting en de planregels moeten helder en eenduidig zijn, waardoor interpretatieverschillen worden vermeden.
- Gelet moet worden op de relevantie. Er moet niet meer worden geregeld dan nodig is.
Voor wat betreft de rechtszekerheid kan worden gesteld, dat het plan weliswaar flexibel moet zijn en op eenvoudige wijze moet kunnen inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen, maar dat het plan tegelijkertijd in voldoende mate zekerheid moet bieden omtrent de reikwijdte van de realiseringsmogelijkheid van bestemmingen en de nodige bescherming moet bieden tegen mogelijk schadelijke ontwikkelingen.
Het plan moet in dat opzicht uitgaan van de volgende principes:
- gebruiks-, bouw- en aanlegmogelijkheden die naar verwachting geen problemen zullen opleveren op het punt van conflicterende belangen, zijn bij recht toegestaan (met op de omstandigheden afgestemde vrije marges en flexibiliteit);
- waar in concrete gevallen enige sturing of beperking van dit recht nodig is kunnen door burgemeester en wethouders nadere eisen worden gesteld;
- voor gebruiks-, bouw- en aanlegmogelijkheden die een wezenlijke afwijking inhouden van datgene dat als recht is toegestaan en die mogelijk wel een probleem op het punt van conflicterende belangen kan opleveren bevat het plan afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden en een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden, met daaraan verbonden een bezwaar en beroepsprocedure voor belanghebbenden.
In deze zin is het bestemmingsplan opgesteld. Op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet economische delicten kan de handhaving zonodig worden geëffectueerd.
5.1.2 Financieel-economisch
Het bestemmingsplan betreft hoofdzakelijk het vastleggen van de bestaande situatie. In het plan worden slechts beperkte ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande functies geboden. Het betreft dan particulier initiatief waaraan geen kosten voor de gemeente verbonden zijn.
Dit bestemmingsplan voorziet niet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening. Er is om die reden geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan.
Het bestemmingsplan is financieel-economisch uitvoerbaar.
5.2 Inspraak En Overleg
5.2.1 Voorinspraak
Het concept van het bestemmingsplan is voor een ractie toegezonden aan de dorpsraden van Beekbergen-Lieren, Radio Kootwijk, Hoenderloo, Uddel en Hoog Soeren. Alleen de dorpsraad van Hoog Soeren heeft gereageerd.
Reactie dorpsraad van Hoog Soeren
De voorkeur gaat uit naar het visueel openhouden van agrarische gronden wanneer deze omgezet worden in natuur.
De realisatie van parkeervoorzieningen ten dienste van het recreatief gebruik van de Veluwe (transferia, P-Veluwe) wordt vanwege overlast in Hoog Soeren toegejuicht. Verzocht wordt om Kroondomeinen bij de aanleg te betrekken.
Verzocht wordt om specifieke recreatieve routes voor terreinfietsers aan te wijzen ter beperking van overlast en beschadiging aan natuur.
Beantwoording
Het bestemmingsplan voorziet in een regeling die visueel waardevolle open landschappen beschermd. Bij omzetten van agrarische gronden naar natuur dient deze regeling in acht te worden genomen.
Het project tot aanleg van genoemde parkeervoorzieningen wordt uitgevoerd door de provincie in samenspraak met de betrokken instanties.
In het bestemmingsplan worden geen routes voor bepaalde doelgroepen vastgelegd. Het is aan de grondeigenaren dergelijke routes aan te wijzen. Overigens zijn binnen het apeldoornse deel van de Veluwe twee routes voor terreinfietsers aanwezig.
5.2.2 Inspraak
Overeenkomstig het in de gemeentelijke inspraakverordening bepaalde heeft het voorontwerp van dit bestemmingsplan met ingang van 3 juni 2010 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen met de mogelijkheid een inspraakreactie in te dienen. Er zijn 21 reacties ontvangen. Deze reacties zijn samengevat en beantwoord in het 'Inspraakverslag bestemmingsplan Veluwe' van november 2011, die als bijlage is toegevoegd aan deze toelichting.
5.2.3 Vooroverleg Bro
Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan diverse instanties. De reacties van deze instanties zijn samengevat en beantwoord in het 'Inspraakverslag bestemmingsplan Veluwe' van november 2011, die als bijlage is toegevoegd aan deze toelichting.
5.2.4 Totstandkoming plan
Het ontwerp is ten opzichte van het voorontwerp op onderdelen gewijzigd. Belangrijkste wijzigingen betreffen:
- het afstemmen van de regels en verbeelding op de uitkomsten van het ecologisch onderzoek (Tauw, Eerste fase passende beoordeling bestemmingsplan Veluwe, 25 oktober 2011, zie bijlage),
- het aanpassen van de uitbreidingsmogelijkheden van niet-agrarische functies in het plangebied vanwege de provinciale ruimtelijke verordening,
- het opnemen van de bestemmingen Maatschappelijk-Militaire Zaken, Leiding-Riool en Recreatie-Recreatiewoning,
- het opnemen van de mogelijkheid binnen de enclave Hoog Buurlo voor een kleinschalig theehuis/informatiecentrum,
- het opnemen van een op de bescherming van een aantal karakteristieke panden in de omgeving van Hoenderloo gerichte regeling
- het opnemen van een sloopvergunningstelsel voor cultuurhistorische bouwwerken.
Ook zijn de planregels afgestemd op de meest actuele gemeentelijke standaardregels.
Onbekend 1 Lijst Van Toegelaten Nevenactiviteiten
Categorie 1:
- Bed&Breakfast;
- Recreatief rustpunt;
- Natuurbeheer;
Categorie 2:
- Detailhandel in de vorm van op het betreffende agrarische bedrijf vervaardigde agrarische producten.
- Detailhandel in de vorm van voor de streek kenmerkende en als zodanig herkenbare, ter plaatse vervaardigde agrarische producten;
- Educatiecentrum, museum;
- Activiteiten opgenomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten onder categorie 1.
Onbekend 2 Lijst Van Toegelaten Horecatypen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
5510 | Hotels en pensions met keuken | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
561 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
Onbekend 3 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
4773, 4774 | Apotheken | 0 | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 |
84A | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
8621, 8622, 8623 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
8691, 8692 | Consultatiebureaus | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
9101, 9102 | Bibliotheken | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
9603.1 | Uitvaartcentra | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
871.1 | Verpleeghuizen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
8891.2 | Jeugd-, kinder- en naschoolse opvang | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9491 | Kerkgebouwen e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
Onbekend 4 Lijst Van Toegelaten Vormen Van Cultuur En Ontspanning
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
9101, 9102 | Musea ,ateliers e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
Onbekend 5 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | CATEGORIE |
221 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 |
2223 | Grafische afwerking | 1 |
223 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 |
361 | Meubelstoffeerderijen | 1 |
511 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 |
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 |
61, 62 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 |
6322, 6323 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 |
634 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 |
633 | Reisorganisaties | 1 |
642 | Telecommunicatiebedrijven | 1 |
65, 66, 67 | Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor | 1 |
70 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 |
72 | Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. | 1 |
732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 |
74 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 |
9302 | Schoonheidsspecialist op afspraak | 1 |
9302 | Kapper op afspraak | 1 |
9305 | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
Onbekend 6 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen
Onbekend 1 Inspraakverslag Veluwe
Bijlage toelichting 1 Inspraakverslag Veluwe
Onbekend 2 Cultuurhistorie Cvn
Bijlage toelichting 2 cultuurhistorie CVN
Onbekend 3 Cvn Kaart 1
Bijlage toelichting 3 CVN kaart 1
Onbekend 4 Cvn Kaart 2
Bijlage toelichting 4 CVN kaart 2
Onbekend 5 Karakteristieke Panden Hoenderloo
Bijlage toelichting 5 Karakteristieke panden Hoenderloo
Onbekend 6 Cultuurhistorie Orderbos
Bijlage toelichting 6 cultuurhistorie Orderbos
Onbekend 7 Orderbos Kaart
Bijlage toelichting 7 Orderbos kaart
Onbekend 8 Ecologisch Onderzoek
Bijlage toelichting 8 Ecologisch onderzoek
Onbekend 9 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage toelichting 9 Onderzoek externe veiligheid
Onbekend 10 Bronvermelding
Van de volgende bronnen zijn tekstdelen overgenomen:
- www.vrom.nl
- www.gelderland.nl
- Beleidsplannen provincie en ministerie
- Gemeentelijke beleidsplannen
- www.natuurbeheer.nu
Onbekend 11 Procedureschema
Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding | - |
Voorbereidingsbesluit geldig t/m | - |
Voorontwerp ter inzage | 03-06-2010 - 30-06-2010 |
Ontwerpplan ter inzage | 22-12-2011 - 01-02-2012 |
Vaststelling door gemeenteraad | 05-07-2012 |
Terinzagelegging vastgesteld plan | 19-07-2012 - 29-08-2012 |
Aanwijzing GS/Minister | - |
Beroep ingesteld bij Afdeling bestuursrechtspraak | - |
Voorlopige voorziening gevraagd bij Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak | - |
Essentie uitspraak Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak | - |
Datum inwerkingtreding b.p. | 31-08-2012 |
Essentie uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak | - |
Datum onherroepelijk worden bestemmingsplan | 31-08-2012 |
Opmerkingen | - |