KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Natuur
Artikel 7 Verkeer - Spoorweg
Artikel 8 Verkeer - Weg
Artikel 9 Water
Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 11 Leiding - Riool
Artikel 12 Waarde - Archeologie Hoog
Artikel 13 Waarde - Archeologie Middelhoog
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Artikel 15 Algemene Bouwregels
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
Artikel 17 Veiligheidszone - Bevi
Artikel 18 Bijzondere Boom
Artikel 19 A-watergang
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 22 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Artikel 23 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 25 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 26 Slotregel
1 Een Nieuw Bestemmingsplan Voor De Ecofactorij
1.1 Aanleiding
1.2 Doelstelling
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
1.5 Opzet Van Het Bestemmingsplan En Werkwijze
2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
3 Ruimtelijke Analyse En Visie
3.1 Bestaande Situatie
3.2 Geldend Recht
3.3 Ontwikkelingen
3.4 Visie
3.5 Consequenties Bestemmingsplan
3.6 Beeldkwaliteit
4 Uitvoerbaarheid
4.1 Milieu
4.2 Water
4.3 Natuur
4.4 Cultuurhistorie En Archeologie
4.5 Financieel-economisch
4.6 Handhaving
5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
5.2 De Regels
5.3 De Verbeelding
6 Inspraak En Overleg
6.1 Vooroverleg
6.2 Inspraak
6.3 Vooroverleg Bro
6.4 Totstandkoming Plan
Onbekend 1 Lijst Toegelaten Bedrijfstypen
Onbekend 1 Inspraakverslag
Onbekend 2 Notitie Externe Veiligheid
Onbekend 3 Procedureschema

Bedrijventerrein Ecofactorij

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Vastgesteld op 07-06-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Ecofactorij van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1071-vas1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.6 agrarisch bedrijf

Een bedrijf, waaronder een productiegerichte paardenhouderij en pensionstal, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.

1.7 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

1.8 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 ashoogte

De hoogte van de rotornaaf boven het aansluitende afgewerkte terrein, aan de voorzijde van de naaf gemeten. De rotornaaf is daarbij het midden van de drie rotorbladen, het draaipunt waar om de rotor draait.

1.11 A-watergang

Een watergang van overwegend belang voor de waterhuishouding en waterberging, met inbegrip van oevers, taluds, kaden en onderhoudspaden, die in beheer en onderhoud is bij het waterschap.

1.12 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.14 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.15 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.20 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.23 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.24 bijzondere boom

Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.

1.25 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.27 erkend archeoloog

Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.

1.28 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.29 folly

Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.

1.30 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 groothandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.32 hoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten hoog is.

1.33 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.34 hoofdverblijf

  1. a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.35 industrieel kantoor

Een ruimte of een complex van ruimten, als onderdeel van een ter plaatse gevestigd bedrijf, welke door haar indeling en inrichting is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden.

1.36 intensieve veehouderij

Een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van vee, pluimvee en nertsen, waarbij dit houden van vee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet, het houden van melkrundvee, schapen of paarden en het houden van dieren uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.

1.37 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.38 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.39 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.40 middelhoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten middelhoog is.

1.41 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.42 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.43 peil

Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.

1.44 permanente bewoning

Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijfbeschikt.

1.45 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.46 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.47 risicovolle inrichting

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit.

1.48 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.49 testverkoopruimte (pilot-store)

Een gebouw of gedeelte van een gebouw dat uitsluitend toegankelijk is voor steeds wisselende, speciaal daarvoor geselecteerde, personen, teneinde de marktvraag c.q. marktpresentatie van goederen te testen.

1.50 teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen, zoals tunnel- en boogkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen en regenkappen.

1.51 twee-onder-een-kapwoningen

Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.52 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.53 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatiewoningen.

1.54 verkoopvloeroppervlakte

Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.55 windturbine

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een mast (op fundament) met daarop een gondel met rotor voorzien van meerdere rotorbladen, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht

1.56 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

1.57 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.58 woonwagen

Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.59 woonwagenstandplaats

Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.

1.60 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.61 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.62 zorgwoning

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing tot de oppervlakte van het kavel.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijven, met uitzondering van intensieve veehouderij;
  2. b. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, hobbymatig weiden van vee, wandelen en fietsen;
  3. c. natuurbeheer;
  4. d. wegen, voorzover bestaand;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 15 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema

Bebouwing Maximale oppervlakte /inhoud Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen
1,5 m uitsluitend toegestaan zijn terrein- en erfafscheidingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde voor teeltondersteunende voorzieningen

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 16 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit lid mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende waarden dan wel het in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast. Voorts zijn de algemene criteria van artikel 21 lid 21.2 van toepassing.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming ´Agrarisch' om te zetten in bestemming ´Natuur´.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. bedrijven, waarbij geldt dat:
      • I. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorie 3.1 van de bij deze regels behorende Lijst toegelaten bedrijfstypen;
      • II. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 3.1 en 3.2 van de bij deze regels behorende Lijst toegelaten bedrijfstypen;
      • III. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 3.1, 3.2 en 4.1 van de bij deze regels behorende Lijst toegelaten bedrijfstypen;
      • IV. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de bij deze regels behorende Lijst toegelaten bedrijfstypen;
    2. 2. ter plaatse van de navolgende aanduiding tevens is toegestaan:
Aanduiding Bedrijf Straatnaam Huisnummer
gh groothandel met daarbij behorende en verwante activiteiten annex een intermodaal en gecombineerd vervoerbedrijf Ecofactorij 20
    1. 1. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
    2. 2. onderhouds-, reparatie-, productiebedrijven en dienstverlenende bedrijven, met bijbehorende voorzieningen, ten behoeve van de op de tot het plan behorende gronden gevestigde andere bedrijven (zgn. dienstverleningscentrum), die door fysieke clustering van activiteiten en diensten in één gebouwencomplex schaalvoordelen behalen op het gebied van ruimtegebruik en het gebruik van energie, water en (grond)stoffen;
    3. 3. doeleinden gericht op het beheer van het bedrijventerrein (parkmanagement) en voorlichting;
    4. 4. fiets- en voetpaden;
    5. 5. groenvoorzieningen;
    6. 6. nutsvoorzieningen;
    7. 7. wegen;
    8. 8. water, waaronder vijvers en sloten ten behoeve van de waterberging, waterafvoer en/of beheersing van de grondwaterstand;
    9. 9. bos en natuurgebied;
    10. 10. tuin en/of erf;
  1. b. De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
    1. 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
    2. 2. risicovolle inrichtingen, met uitzondering van bestaande risicovolle inrichtingen;
    3. 3. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
      • I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
      • II. niet voor particulieren toegankelijke detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;
      • III. detailhandel in een testverkoopruimte (pilot store) ter plaatse van de aanduiding 'groothandel', als ondergeschikte nevenactiviteit, van de in I genoemde goederen, die niet ter plaatse worden vervaardigd.

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met dien verstande dat geen bedrijfswoningen zijn toegestaan.

4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 15 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale / minimale grondoppervlakte Maximale bebouwingspercentage Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen minimaal 1000 m² (4.3.1a) de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde - onverminderd het bepaalde in art. 15.1.b mag de afstand van gebouwen en overkappingen tot een kavelgrens niet minder dan 15 m bedragen (4.3.1.b en c)
- voor bebouwing aan en nabij de bestemming 'Verkeer - Spoorweg' geldt, dat het bepaalde in de Spoorwegwet onverminderd van toepassing is;

- voor maximaal eenderde van de grondoppervlakte van een gebouw is een bouwhoogte van maximaal 20 m toegestaan, met dien verstande dat voor de helft van dit eenderde deel de hoogte maximaal 25 m mag bedragen; in afwijking hiervan is daar waar de aangeduide hoogte 13 meter bedraagt voor maximaal eenvierde deel van de grondoppervlakte van een gebouw een hoogte van 20 m toegestaan;
- de maximale bouwhoogte mag met ten hoogste 5% van de grondoppervlakte van een gebouw worden overschreden met ten hoogste 3.50 m ten behoeve van de integratie in de bouwmassa van liftkokers en andere technische ruimten

- voor zover een aansluiting van bedrijven op het poorwegnet wordt gerealiseerd mag een overslagperron van maximaal 150 meter lengte en 10 meter breedte, voorzien van een overkapping van maximaal 5 meter hoogte worden opgericht.
Gebouwen en overkappingen voor beheer van het bedrijventerrein (parkmanagement) en voorlichting maximaal 300 m² de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde
Gebouwen en overkappingen voor bewaking van het bedrijventerrein maximaal 25 m2 5m
Gebouwen en overkappingen voor verkooppunten motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' maximaal 75 m² voor gebouwen;
maximaal 250 m² voor overkappingen
5m
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen erfafscheidingen: 3 m
antenne-installaties: 15 m
silo's/opslagtanks: 25 m
industriële procestorens, antennes, schoorstenen en pijpen: 35 m (4.3.1.d, 4.3.1e)
voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 12,5 m
van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels en bruggen uitgezonderd

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 16 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. in- en uitritten van bedrijfspercelen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. vijvers en watergangen;

met de daarbij behorende bouwwerken.

5.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 15 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2,50 m

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos en natuurgebied;
  2. b. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, wandelen en fietsen,
  3. c. fiets- en voetpaden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer', met daarbij behorende voorzieningen waaronder fiets- en voetgangerstunnels;
  4. d. vijvers en sloten ten behoeve van de waterberging, waterafvoer en/of beheersing van de grondwaterstand;
  5. e. in- en uitritten van bedrijfspercelen;
  6. f. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 15 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximale oppervlakte /inhoud Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

2 m van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels en bruggen uitgezonderd

6.3 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 16 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden

Artikel 7 Verkeer - Spoorweg

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Spoorweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen;
  2. b. bos en natuurgebied;
  3. c. wegen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen stationsgebouwen, overkappingen, ongelijkvloerse kruisingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, waterhuishoudkundige voorzieningen, railcargovoorzieningen, overslagperron, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.

7.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 15 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen stationsgebouw: 50 m2 stationsgebouw: 5 m
overig: 3 m
-van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels en bruggen uitgezonderd
- toegestaan binnen gehele bestemmingsvlak
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen antenne-installaties: 15 m
overig: 12,5 m

Artikel 8 Verkeer - Weg

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, met dien verstande dat het aantal rijstroken per weg niet meer bedraagt dan bestaand;
  2. b. fiets- en voetpaden, met dien verstande dat voor de tussen de Woudhuizermark en De Ecofactorij gesitueerde verbindingsweg geldt dat voet- en fietspaden uitsluitend aan de noordzijde van de rijbaan zijn toegstaan;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. bos en natuurgebied;
  5. e. in- en uitritten;
  6. f. rijwielstallingsvoorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. evenementen;
  9. i. watergangen;
  10. j. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen ongelijkvloerse kruisingen, in- en uitritten, afslag-, spits- en weefstroken, overkappingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen .

8.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 15 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema

bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde antenne-installaties: 15 m
overkappingen: 3 m
overig: 2 m
van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels en bruggen uitgezonderd

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. vijvers en sloten ten behoeve van de waterberging, waterafvoer en/of beheersing van de grondwaterstand;
  3. c. bedrijfsdoeleinden als bedoeld in artikel 4
  4. d. bos en natuurgebied;
  5. e. water- en oeverrecreatie;
  6. f. weg- en waterbouwkundige voorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen bruggen, taluds, overbeschoeiingen, onderhoudspaden en aanlegplaatsen.

9.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 15 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 9.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken 5 m - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd
- bouwwerken ten dienste van de bedrijfsdoeleinden mogen slechts gebouwd worden op een hoogte van minimaal 3 m (9.3). Op deze bouwwerken zijn voor het overige de bepalingen van artikel 4 van toepassing

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 9.2bepaalde voor een geringere hoogte van bouwwerken ten dienste van de bedrijfsdoeleinden, mits het profiel van de waterloop niet wordt aangetast en de afwijking ten hoogste over een breedte van 20 m per bedrijfskavel plaatsvindt en ter zake vooraf advies van de beheerder van de watergang is ingewonnen.

Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding.

10.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 10.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 10.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 11 Leiding - Riool

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse riooltransportleiding.

11.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 11.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de riooltransportleiding worden gebouwd.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 11.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waarde - Archeologie Hoog

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologischeverwachtingswaarde.

12.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 13 Waarde - Archeologie Middelhoog

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhogearcheologische verwachtingswaarde.

13.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de vergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene Bouwregels

15.1 Algemene regels

  1. a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  2. b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  3. c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  4. d. Ondergronds bouwen is niet toegestaan.
  5. e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
  6. f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwenbetreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
  7. g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

15.2 Afwijken van de algemene regels

Burgemeester en wethouders kunnen, uitsluitend daar waar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 15.1 bepaalde voor het ondergronds bouwen van ten hoogste één bouwlaag, mits de veen/leemlaag niet wordt doorbroken, dan wel indien door compenserende maatregelen de afsluitende werking van de veen/leemlaag niet in onevenredige mate wordt aangetast.

Artikel 16 Algemene Gebruiksregels

16.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  4. d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  6. f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  7. g. het verstoren van archeologische waarden buiten vlakken met de bestemmingen 'Waarde- Archeologie hoog' en 'Waarde - Archeologie middelhoog' door het uitvoeren van grondwerkzaamheden in het kader van de natuurontwikkeling, het aanleggen van leidingen en het waterbeheer dieper dan 0,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens burgemeester en wethouders op te stellen Programma van Eisen.
    Indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kunnen burgemeester en wethouders op advies van de archeoloog besluiten zonodig een opgraving te laten plaatsvinden.
    Het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
  8. h. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor het opwekken van windenergie door middel van (het oprichten van) windturbines;

16.2 Strafbepaling

Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.

Artikel 17 Veiligheidszone - Bevi

17.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' is het vestigen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet toegestaan, tenzij de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten onderdeel uitmaken van de betreffende risicovolle inrichting.

17.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduidingsgrens van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' te wijzigen indien dat vanwege wijziging in de regelgeving omtrent externe veiligheid mogelijk of noodzakelijk is.

17.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door een aanduidingsvlak met de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' te schrappen, indien de aan het betreffende aanduidingsvlak ten grondslag liggende risicovolle inrichting niet meer aanwezig is en tevens niet meer volgens vergunning aanwezig mag zijn.

Artikel 18 Bijzondere Boom

18.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van bijzondere bomen.

18.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere boom' dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 10 meter te bedragen.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 18.2 bepaalde ten behoeve van het verkleinen van de genoemde afstand tot ten minste 5 meter uit het hart van de boom, mits dit geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 A-watergang

19.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'A-watergang' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het instandhouden van de A-watergang.

19.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'A-watergang' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van de A-watergang worden opgericht. Zie tevens de algemene Keur van het Waterschap.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 19.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), indien vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden.

19.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'A-watergang' nadere eisen stellen omtrent de situering en afmetingen van bouwwerken in verband met het waarborgen van de waterbergende functie van gronden.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 23 opgenomen procedureregels van toepassing.

19.5 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'A-watergang':

  1. a. voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken, met dien verstande dat bestaandgebruik mag worden voortgezet;
  2. b. op een wijze die leidt tot het belemmeren van de tijdelijke berging van water.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

19.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels

20.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  2. b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt, deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik en voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan;
  3. c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  4. d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  5. e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.

20.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk :

  1. a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.

20.3 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 20.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

20.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 20.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 24 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels

21.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  3. c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedrage en voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan;
  4. d. indien de aanleg van een parallelspoor wordt gerealiseerd , door de bestemming "Verkeer - Spoorweg" toe te kennen ten behoeve van de aanleg van een spoorbaan naar bedrijven voor de aansluiting op het spoorwegennet, mits voordat tot wijziging wordt besloten, blijkt dat uit het oogpunt van geluidhinder aan de normen van de Wet geluidhinder wordt voldaan.

21.2 Voorwaarden voor wijziging

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het planbeoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 22 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Artikel 23 Algemene Procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht Bouwwerken

24.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

24.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

24.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 25 Overgangsrecht Gebruik

25.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

25.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

25.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

25.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Ecofactorij.

Vastgesteld bij besluit van de raad der gemeente Apeldoorn

d.d. 7 juni 2012 nr. 52-2012

Mij bekend,

de griffier,

namens hem:

het hoofd afdeling Ruimtelijk Juridische Zaken

van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling,

J.M. van der Zwan

1 Een Nieuw Bestemmingsplan Voor De Ecofactorij

1.1 Aanleiding

Aan de oostkant van Apeldoorn, direct ten oosten van de rijksweg A50 en ten noorden van de rijksweg A1, ligt het bedrijventerrein Ecofactorij. In 1999 is een bestemmingsplan voor de Ecofactorij vastgesteld welke zich richt op de ontwikkeling van het bedrijventerrein. Inmiddels is deze ontwikkeling grotendeels afgerond.

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad iedere 10 jaar opnieuw een bestemmingsplan voor een gebied vast. De bestemmingsplannen die voor de Ecofactorij en directe omgeving gelden zijn ouder dan 10 jaar. Bovendien zijn deze bestemmingsplannen niet alleen in tijd maar ook in juridische regeling verouderd. Actualisering is daarom nodig.

Met dit bestemmingsplan wordt voldaan aan de noodzaak tot actualisering. Het plan bevat een éénduidige en actuele regeling gericht op het beheer van het gebied, welke voldoet aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1071-vas1_0001.jpg"

1.2 Doelstelling

Bij de opzet van de Ecofactorij is duurzaamheid in al zijn facetten leidend geweest. Hoofddoelstelling was de ontwikkeling van een hoogwaardig duurzaam en grootschalig bedrijventerrein, dat wordt gekenmerkt door een ruimtelijke en milieukwaliteit met een hoge gebruiks- belevings- en toekomstwaarde. Aanwezige kwaliteiten van het plangebied als schakel tussen de groene scheg van Zonnehoeve/Groot Schuilenburg/Woudhuis/Bussloo enerzijds en het landelijk gebied anderzijds worden behouden en versterkt.

Deze doelstelling is verder uitgewerkt in uitgangspunten en regels, die zijn vastgelegd in het bestemmingsplan uit 1999 en in het Kwaliteitsplan Ecofactorij. Regels in het kwaliteitsplan hebben betrekking op niet ruimtelijk relevante aspecten.

Met dit nieuwe bestemmingsplan wordt voor het bedrijventerrein een nieuwe regeling getroffen.

Hoofddoelstelling van het bestemmingsplan is het bieden van een ruimtelijke regeling gericht op het beheer van het bedrijventerrein, waarbinnen in samenhang zowel de bedrijfsmatige functie als de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid wordt behouden en zich verder kan ontwikkelen. Het bestemmingsplan neemt de geldende regelingen over, tenzij er dringende ruimtelijke of milieukundige redenen zijn om hiervan af te wijken.

1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied omvat het bedrijventerrein Ecofactorij en de omringende infrastructuur (Zutphensestraat, rijkswegen A1 en A50 en spoorlijn Apeldoorn–Zutphen). Het agrarisch gebied ten noorden van het bedrijventerrein, direct aan de A50 maakt eveneens deel uit van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1071-vas1_0002.jpg"

1.4 Geldende Bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan Ecofactorij vervangt de volgende bestemmingsplannen (inclusief partiele herzieningen, uitwerkings- en wijzigingsplannen):

  1. 1. Bestemmingsplan Bedrijventerrein Apeldoorn-Oost: Ecofactorij (vastgesteld 23 september 1999, besluitnr. ROW.RO 142/1999 en goedgekeurd op 14 maart 2000, besluitnr. RE1999-88075 en op 17 december 2002, besluitnr. RE1999-880075).
  2. 2. Bestemmingsplan Broekland-Woudhuis, gedeeltelijk (vastgesteld 17 maart 1983, besluitnr. 56.084 en goedgekeurd op 29 juni 1984, besluitnr. RO1941/5-ROV/G5211).
  3. 3. Uitbreidingsplan in Hoofdzaak 1947, gedeeltelijk (vastgesteld 30 september 1947 en goedgekeurd op 7 november 1948).

1.5 Opzet Van Het Bestemmingsplan En Werkwijze

De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente voor het gehele grondgebied een bestemmingsplan vast te stellen, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bestemmingsplan vergezeld te gaan van een toelichting.

De Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening stellen eisen aan de vormgeving en inhoud van bestemmingsplannen. Deze eisen bepalen in grote mate de planopzet.

Het bestemmingsplan Ecofactorij is opgezet met in achtneming van deze eisen. Het wijst de bestemmingen aan voor de in het plangebied begrepen gronden en geeft, met het oog op die bestemmingen, regels omtrent de bouw en het gebruik van de gronden en van de zich daar bevindende bouwwerken.

De werkwijze bij het opstellen van een bestemmingsplan wordt bepaald door de ruimtelijke dynamiek van een gebied en door de aanwezigheid van relevant beleid.

De Ecofactorij is een gebied waar de ontwikkeling tot bedrijventerrein grotendeels is afgerond, waarmee de nadruk komt te liggen op het beheer. Het ruimtelijke kader is al vastgelegd in het geldende bestemmingsplan.

Op basis van die situatie is de werkwijze bepaald. Gestart is met het inventariseren en analyseren van de feitelijk bestaande situatie, de binnen het plangebied voorkomende waarden, het recht zoals opgenomen in de geldende bestemmingsplannen en het geldend beleid. Onderdeel van de analyse is een evaluatie geweest naar de in het geldende bestemmingsplan opgenomen duurzaamheidsuitgangspunten. Vervolgens zijn de lopende ontwikkelingen, voorzover aanwezig, in beeld gebracht.

Aan de hand van deze informatie is een visie opgesteld over de ruimtelijke ordening van het plangebied. Vervolgens is de visie vertaald naar bestemmingen en daarbij behorende regels voor de gronden en de bebouwing in het plangebied. Dit in de vorm van het bestemmingsplan Ecofactorij.

Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft:

  • een samenvatting van het relevante beleid en de regelgeving;
  • een beschrijving van het plangebied als geheel (bestaande situatie, geldend recht, ontwikkelingen);
  • op basis daarvan een visie voor een goede ruimtelijke ordening van het plangebied als geheel en de consequenties hiervan voor het bestemmingsplan;
  • inzicht in de uitvoerbaarheid van de bestemmingen, voorzover van toepassing;
  • een onderbouwing van de juridische planopzet per bestemming en aanduiding en het toetsingskader bij afwijkingen, omgevingsvergunningen (vrml. aanlegvergunningen) en wijzigingen;
  • de resultaten van vooroverleg en inspraak.

2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Het ruimtelijk beleid op rijksniveau is vastgelegd in de Nota Ruimte. Deze nota bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.

De 4 hoofdthema's in de Nota Ruimte zijn:

  • versterking van de economie en concurrentiepositie;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • aansluiting op internationale infrastructuur;
  • waarborging van de veiligheid.

Een nieuwe structuurvisie en besluit zijn in voorbereiding. Momenteel bevinden de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening zich in de ontwerp-fase.

2.2 Provinciaal Beleid

De provincie Gelderland heeft haar integrale ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten "bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur" en het "organiseren in stedelijke netwerken". Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking.

Doelen die als uitwerking van de hoofddoelstelling worden gehanteerd zijn onder andere:

  • sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen,
  • versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland,
  • de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) realiseren,
  • een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen,
  • met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie.

De provinciale ruimtelijke hoofdstructuur is tweeledig. Een deel dat betrekking heeft op de hoogdynamische functies en een deel dat betrekking heeft op functies en kwaliteiten die afhankelijk zijn van een lage ruimtelijke dynamiek. Het deel waar hoogdynamische functies aanwezig zijn wordt gekenmerkt als het rode raamwerk. De gebieden waar laagdynamische functies zijn geconcentreerd, als het groenblauwe raamwerk. De verdere uitwerking van het ruimtelijk beleid is gebaseerd op deze tweedeling. De Ecofactorij en omgeving maakt deel uit van het rode raamwerk Stedendriehoek. Bundeling van verstedelijking dient plaats te vinden binnen het rode raamwerk. Het gebied ten noorden en noordoosten van het bedrijventerrein maakt deel uit van de EHS. Het provinciaal planologisch beleid is gericht op bescherming en verdere ontwikkeling van de EHS. Hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken.

In juni 2010 is de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocatiesvastgesteld. De visie bevat nieuw beleid voor bedrijventerreinen en geeft weer hoe de uitvoering daarvan tot stand moet komen. Filosofie van de visie is dat eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe worden ontwikkeld. De hoofddoelstelling van deze structuurvisie is tweeledig:

  • een voldoende aanbod aan terreinen van een goede kwaliteit die aansluit op de vraag van bedrijven.
  • een zorgvuldig gebruik van de ruimte en bedrijventerreinen die energiezuinig en klimaatbestendig zijn.

Aandacht wordt gevraagd voor kwalitatieve aspecten als een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving, een goede bereikbaarheid en een duurzame inrichting. Belangrijk doel is het komen tot een zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van verrommeling. Inbreiding wordt voor uitbreiding gesteld. Meervoudig ruimtegebruik en intensivering moeten leiden tot een zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Gevraagd wordt om bij nieuwe bestemmingsplannen voor bestaande bedrijventerreinen een beeldkwaliteitsplan op te stellen. In een beeldkwaliteitsplan kan worden aangegeven op welke wijze er invulling is gegeven aan zorgvuldig ruimtegebruik en functiemenging, stedenbouwkundige structuur en landschappelijke inpassing, vormgeving en architectuur en de balans tussen economie en ruimtelijke kwaliteit.

Parkmanagement wordt gestimuleerd om de ruimtelijke kwaliteit op bedrijventerreinen te waarborgen.

Voor bestaande bedrijventerreinen wordt een kwaliteitsimpuls voorgestaan wat betreft de bestaande OV-ontsluiting of andere vormen van vervoer in het kader van mobliteitsmanagement.

Regionale terreinen vervullen een belangrijke (opvang)functie voor de grotere, zwaardere (wat betreft milieuhindercategorie) en op hoogwaardige bereikbaarheid (A-wegen) aangewezen bedrijven. Van belang wordt geacht dat dit type bedrijvigheid zich duurzaam kan vestigen op dit soort hoogwaardige terreinen. Om aan dit uitgangspunt voldoende inhoud te geven is de keuze gemaakt om regionale bedrijventerreinen te vrijwaren van bedrijfsfuncties uit een lagere milieucategorie (categorie 1 en 2) en bedrijfsfuncties die gemengd kunnen worden met andere functies (Staat van bedrijfsactiviteiten Functiemenging, bij VNG Bedrijven en Milieuzonering, april 2007).

Het beleid wordt nog verder vormgegeven en uitgewerkt per regio in een Regionaal Programma Bedrijventerreinen. Deze RPB's zijn een vervolg op het Economisch Programmerings- en Ontwikkelingsdocument Bedrijventerreinen (EPO).

Er is een Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld waarin regels zijn opgenomen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. Deze regels hebben betrekking op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op het streekplan. In de verordening staat onder andere dat bestemmingswijzigingen binnen de Ecologische Hoofd Structuur die de wezenlijke kenmerken of waarden significant aantasten niet worden toegestaan.

2.3 Regionaal Beleid

De Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 geeft het ruimtelijk beleid voor de regio Stedendriehoek, waar Apeldoorn deel van uitmaakt.De Ecofactorij is als bedrijventerrein in de visie opgenomen, het gebied ten noorden en noordoosten daarvan als landelijk gebied-verbrede ontwikkeling en bossen.

In de visie is opgenomen dat bij de drie steden een aantal stedelijke uitloopgebieden verder ontwikkeld worden. Deze initiatieven zijn bedoeld voor recreatie: bewoners van de steden en de regio kunnen er terecht voor extensieve recreatie. Voor Apeldoorn gaat het daarbij om uitvoering van de Groene Mal.

2.4 Gemeentelijk Beleid

In februari 2002 heeft de gemeenteraad het structuurplan voor het stedelijk gebiedvastgesteld. In het structuurplan zijn de ambities van de stad voor de langere termijn (tot 2020) geformuleerd.

De Ecofactorij is in het structuurplan als bestaand bedrijventerrein opgenomen, het gebied wat begrensd wordt door de Zutphensestraat, Woudhuizermark en rijksweg A50 maakt deel uit van de Groene Mal.

Duurzaamheid is als rode draad opgenomen in het structuurplan. Het concept van de “energie neutrale” stad zal binnen 15 à 20 jaar kunnen worden gerealiseerd. De belangrijke duurzame energieopties die dit perspectief aan Apeldoorn geven zijn biomassaverbranding en vergassing, wegdek-, wind- en zonne-energie.

In de Strategische Economische Beleidsvisie uit 2000 staan de belangrijkste uitgangspunten en ambities voor het economische beleid van Apeldoorn tot 2020. Voor verschillende economische sectoren zijn gedetailleerde uitvoeringsplannen gemaakt. Als ambitie kiest Apeldoorn voor verdere economische ontwikkeling. Speerpunten zijn:

  • een evenwichtige economische basis behouden;
  • de productiestructuur verbreden (clusterspecialisatie);
  • de kwaliteit van toerisme en recreatie verbeteren;
  • de binnenstad en vier wijkcentra versterken;
  • de plattelandseconomie verstevigen.

Wat betreft de Ecofactorij is opgenomen dat de mogelijkheid bekeken zal worden of de Ecofactorij binnen de duurzaamheidsprincipes geschikt te maken is voor bedrijven met een ruimtebehoefte van minder dan drie hectare en voor bedrijven uit andere bedrijfscategorieen, zoals bijvoorbeeld logistieke bedrijven.

Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.

Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is. Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is gewenst, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1071-vas1_0003.jpg"

Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.

Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap.

Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen. Via recreatieve routes nodigen ze bewoners uit tot recreatie in de directe omgeving. In omgekeerde richting ontstaat een trek van de natuurlijke bewoners vanuit het buitengebied de stad in.

Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.

De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.

Eén van de grote groengebieden aan de oostzijde van de stad betreft Landgoed Woudhuis. Het landgoed is nu al toegankelijk en heeft reeds betekenis als uitloopgebied voor de oostelijke stadsbewoners. Het wordt redelijk veel gebruikt, maar ligt nu nog erg geisoleerd. Vanaf dat groengebied is één van de groene wiggen voorzien, de groene wig Zonnehoeve, waarmee een verbinding wordt gevormd tussen het landgoed en de stad. Deze wig krijgt een bosachtige uitstraling met op verschillende plekken grasland. De Zutphensestraat vormt deel van de lanenstructuur.

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.

De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties:

  • Hoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
  • Gemiddelde trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
  • Lage trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quick-scan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.

Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:

  • Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
  • Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
  • Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.

In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.

Het overheidsbeleid richt zich op het stimuleren van vormen van duurzame energie-opwekking, waarmee de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en de daarmee gepaard gaande uitstoot van CO2 wordt teruggedrongen. Het verbranden van fossiele brandstoffen als steenkool en aardolie brengt de uitstoot van CO2 met zich mee. De grote hoeveelheden CO2 van de afgelopen decennia hebben samen met andere gassen het zogenaamde broeikaseffect teweeg gebracht: de temperaturen stijgen en het klimaat verandert. De gevolgen hiervan leiden tot grote problemen zoals bijvoorbeeld de stijging van de zeewaterspiegel.

Duurzame energiebronnen (zon, wind, biomassa, waterkracht) zijn nodig om de emissies van broeikasgassen te reduceren en in te spelen op de eindigheid van fossiele brandstoffen. De Europese Unie (EU) heeft besloten dat de uitstoot van CO2 in 2050 met ongeveer 80 % verminderd moet zijn. Als lid van de EU werkt Nederland hier aan mee en heeft zich als doel gesteld dat er in 2020 sprake moet zijn van 30% minder CO2-uitstoot, 20% energiebesparing en 20 % duurzame energie.

De uitgangspunten van duurzame ontwikkeling binnen de Gemeente Apeldoorn zijn vastgelegd in de nota's “Apeldoorn ontwikkelt Duurzaam, Aanpasbaar en Flexibel” (DAF-nota) en “Apeldoorn Duurzaam, zo doen we dat hier”, en in diverse collegebesluiten, waaronder die over het BANS-klimaatprogramma. De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Apeldoorn zijn hoog. Een belangrijk uitgangspunt bij deze duurzame ontwikkeling vormt het besluit van de gemeenteraad van Apeldoorn om als stad energieneutraal te zijn in 2020.

Bij de uitvoering van het duurzaamheidsbeleid wordt bijvoorbeeld gestreefd naar een optimale energie-infrastructuur, waarbij duurzame bronnen als wind- en zonne-energie en bodemwarmte zoveel mogelijk worden benut. Daarnaast worden nieuwe energiebesparende technieken ingezet. Het herstellen van de natuurlijke waterhuishouding van stad en landschap is eveneens van belang, ondermeer door het vasthouden van (regen)water in het stedelijk gebied.

De uitgangspunten voor duurzaam waterbeheer zijn vastgelegd in de in 2005 vastgestelde nota 'Werken aan water; Apeldoorns waterplan 2005-2015'. Dit waterplan zal ook als basis dienen voor de voor veel ruimtelijke projecten wettelijk verplichte watertoets.

Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.

Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.

In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij. Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.

In samenhang met dit bestemmingsplan is een gebiedsgericht welstandsbeleid opgesteld.

Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2010 – 2020 (vastgesteld juli 2009). Hierin heeft de gemeente een aantal doelen vastgesteld. De gemeente wil de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid behouden en liefst nog vergroten.

De gemeente faciliteert alle vervoerswijzen en probeert de kennis van de reiziger over de verschillende mogelijkheden te vergroten. Het doel voor verkeersveiligheid is een reductie van 35% van het aantal ongevallen in 2020 ten opzichte van 2002. Om dit doel te bereiken wordt ingezet op het veiliger en herkenbaarder maken van de infrastructuur en gedragsbeïnvloeding van de verkeersdeelnemers.

Het autoverkeer wordt gebundeld op hoofdwegen. De hoofdwegen verbinden stadsdelen met elkaar, met de snelwegen en met de rest van de wereld.

De gemeente streeft goede voetgangersvoorzieningen na. De gemeente blijft inzetten op goede fietsenstallingen en fietsdoorstroomassen: snelle aantrekkelijke fietsroutes, waar je als fietser snel, comfortabel en veilig kunt fietsen. Alle inwoners van Apeldoorn moeten gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. De bus speelt hierin een belangrijke rol.

Er worden drie categorieën hoofdwegen onderscheiden: de Ring, de radialen en de centrumring en de overige hoofdwegen. De Ring is de belangrijkste verdeler van het verkeer in de stad. Het autoverkeer krijgt hier de hoogste prioriteit. De radialen en de centrumring hebben als doel het bieden van een snelle route naar en om het centrum heen. Naast de hoofdwegen zijn er de verblijfsgebieden. In verblijfsgebieden wordt voornamelijk gewoond. In het buitengebied wordt het verkeer ook gebundeld op een aantal hoofdwegen waar een maximum snelheid geldt van 80 km per uur.

De parkeernormen zijn vastgesteld in de Parkeernota (geactualiseerd oktober 2004).

3 Ruimtelijke Analyse En Visie

3.1 Bestaande Situatie

Functioneel

Het plangebied is zowel in functioneel als ruimtelijk opzicht redelijk éénduidig. De functie als bedrijventerrein overheerst. Naast productiebedrijven hebben zich op het terrein ook logistieke en distributie bedrijven gevestigd. De Ecofactorij wordt begrensd door hoofdinfrastructuur in de vorm van de spoorlijn Apeldoorn-Zutphen, de Zutphensestraat en de rijkswegen A1 en A50. Het gebied tussen de Woudhuizermark, de rijksweg A50 en de Zutphensestraat betreft agrarische grond en bos. Binnen de rijkswegen, de spoorweg en de Zutphensestraat zijn geen woningen aanwezig.

Op verdere afstand van het bedrijventerrein bevinden zich aan de westzijde een aantal woonwijken, aan de noordwestzijde het landgoed Woudhuis en in de overige richtingen landelijk gebied, met overwegend een agrarische functie en verspreide bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1071-vas1_0004.jpg"

Ruimtelijk

Het grootste deel van het plangebied betreft bedrijventerrein Ecofactorij. Dit terrein heeft een oppervlak van circa 90 hectare, waarvan circa 70 hectare in de vorm van bedrijfskavels. De ruimtelijke inrichting is gebaseerd op de doelstelling om tot een hoogwaardig, duurzaam en grootschalig bedrijventerrein te komen, dat wordt gekenmerkt door een ruimtelijke en milieukwaliteit met een hoge gebruiks- belevings- en toekomstwaarde.

Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein is gekozen voor een synthese tussen de “casco-“ en “landscaping-” benadering. Kenmerk van een casco-benadering is dat bestaande en/of nieuwe elementen in een plangebied ruimtelijk en functioneel opgewaardeerd worden, zodat zij de stedenbouwkundige cq landschappelijke dragers van een plangebied gaan vormen. Een landscaping-benadering wordt gekenmerkt door de ruimtelijke- en milieukwaliteit niet op te hangen aan een collectief casco maar te kiezen voor een opzet waarin alle individuele bedrijfskavels gezamenlijk het beeld en de kwaliteit van het totale terrein bepalen. Daarmee blijft het aandeel openbaar gebied binnen het bedrijventerrein relatief laag.

Binnen deze gezamenlijke aanpak is de casco-benadering met name toegepast op het hogere schaalniveau, ten behoeve van de ecologische en ruimtelijke integratie van het plangebied in de oostflank van Apeldoorn en de realisering van een basispakket met duurzame voorzieningen en infrastructuur in het plangebied zelf. Het casco voor het bedrijventerrein omvat ondermeer een ecologische structuur en een ontsluitingsstructuur. De onderdelen van het casco verankeren het bedrijventerrein in zijn groene omgeving. Onderdelen van het casco zijn de ecologische zone langs de Woudhuizermark, de hoofdontsluitingsweg en de centrale watergang.

Op een lager schaalnivo, namelijk dat van de bedrijfskavels, is de landscaping-benadering toegepast. Het plan bevat randvoorwaarden gericht op een hoogwaardige, duurzame inrichting van de individuele kavels, waarbij centraal staat dat de ondernemers worden gestimuleerd om enerzijds optimaal te profiteren van de mogelijkheden die het casco biedt terwijl zij anderzijds de verantwoordelijkheid krijgen om op een innovatieve wijze hun bedrijf te ontwikkelen tot een zichtbaar voorbeeld van duurzaamheid. In dat kader zijn onder andere regels opgenomen in het bestemmingsplan omtrent het bebouwingspercentage en het grondgebruik van de kavel.

De gekozen ontwikkelingsrichting heeft ondermeer geresulteerd in groene/ecologische zones en overwegend grote kavels met daarop grootschalige bedrijfsgebouwen omgeven door groen, zodanig vormgegeven dat deze een onderdeel van het grootschalig landschap vormen (“sculpturen” in het landschap).

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1071-vas1_0005.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1071-vas1_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1071-vas1_0007.jpg"

Landschappelijk

Het oorspronkelijke kleinschalige karakter van het landschap is alleen in de omgeving nog zichtbaar, maar op de Ecofactorij zelf niet meer. Doordat het gebied ligt ingeklemd tussen de rijkswegen en de Zutphensestraat ervaar je het omliggende landschap zeer beperkt.

Het uiterlijk van het landschap wordt in grote mate bepaald door de aanwezigheid van infrastructurele werken, zoals de hoogspanningsleidingen, en grote bedrijfsgebouwen. Het geheel van deze relatief jonge elementen maken samen een nieuw cultuurlandschap.

De belangrijkste groenstructuren worden gevormd door de bossen van Landgoed Woudhuis aan de noordwestzijde van het plangebied en de groenstructuren die de rijkswegen en de Woudhuizermark begeleiden. Aan de Zutphensestraat zijn bomen aangeplant om zo de beoogde lanenstructuur vorm te geven.

Binnen de opzet van de Ecofactorij is langs de Woudhuizermark natte natuur ontwikkeld, mede ter afronding van de bosgebieden rond Woudhuis en ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein aan het noordwestelijk daarvan gelegen gebied. De spoordijk functioneert als een droge ecologische zone, de waterloop verbindt de natte natuur van de Woudhuizermark en landgoed Woudhuis met de waterelementen binnen Ecofactorij en het terrein ten zuiden van het spoor. Op het bedrijventerrein staan een aantal bomen die de status 'bijzondere boom' kennen vanwege hun waarde.

Mobiliteit

De hoofdontsluiting van de Ecofactorij bevindt zich aan de Zutphensestraat. De Zutphensestraat, inclusief deze ontsluiting, is recent gereconstrueerd. Ter plaatse van de ontsluiting is een verkeersregelinstallatie geplaatst en zijn afslag- en voorsorteerstroken aangelegd. De Zutphensestraat heeft ter hoogte van de Ecofactorij vier rijstroken gekregen. Verder is aan de noordkant van de Zutphensestraat een parallelweg aanwezig en liggen in de directe nabijheid van de Ecofactorij op- en afritten van de A1 en A50.

De hoofdwegenstructuur op het bedrijventerrein zelf wordt gevormd door de centrale ontsluitingsweg (De Ecofactorij), de IJsseldijk (inclusief afbuiging richting A1), de verbindingsweg tussen deze twee wegen en de (recent verlegde) Woudhuizermark. Afhankelijk van de verkeersdrukte zijn deze wegen voorzien van een apart (tweerichtingen) fietspad of fietsstroken op de weg zelf. Het deel van de Woudhuizermark ten noorden van de afbuiging houdt alleen nog een functie voor langzaam verkeer.

Parkeren op de Ecofactorij vindt plaats op de bedrijfskavels.

Overig

Over het bedrijventerrein en aan de randen van het terrein lopen watergangen met een waterhuishoudkundige functie (A-watergang).

Op de Ecofactorij bevindt zich een schakel-station van de NUON. Vanaf dat station lopen vier bovengrondse hoogspanningleidingen (150 kV). Voor het overige zijn geen kabels of leidingen in het gebied aanwezig die een ruimtelijke relevantie hebben.

3.2 Geldend Recht

Het geldend recht is vastgelegd in drie bestemmingsplannen. Het agrarisch gebied binnen het plangebied, nabij de A50, maakt deel uit van het bestemmingsplan Broekland-Woudhuis en heeft daarin de bestemming Agrarisch gebied met landschapswaarde. Er bevinden zich ter plaatse geen agrarische bouwvlakken. De A50 maakt deel uit van hetzelfde plan en kent de bestemming Wegen. De A1 ligt in het gebied waar nog het Uitbreidingsplan in Hoofdzaak 1947 geldt. Bestemming voor het gebied waar de A1 deel van uitmaakt is Agrarische bedrijven klasse B.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1071-vas1_0008.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1071-vas1_0009.png"

Het bedrijventerrein Ecofactorij, de spoorlijn, de Zutphensestraat en de Woudhuizermark maken deel uit van het Bestemmingsplan Bedrijventerrein Apeldoorn-Oost: Ecofactorij. Geldende bestemmingen zijn Bedrijfsdoeleinden, Spoorwegdoeleinden, Verkeersdoeleinden, Water (bedrijfsdoeleinden toegestaan) en Groen-/watervoorzieningen.

Zoals aangegeven is duurzaamheid in al zijn facetten leidraad geweest bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein. De ruimtelijk relevante onderdelen daarvan zijn vastgelegd in het geldende bestemmingsplan, deels in de vorm van een Beschrijving in Hoofdlijnen en deels in de vorm van concrete gebruiks- en bouwregels. Er is daarbij in het bestemmingsplan een verdeling naar de volgende onderwerpen aangehouden:

  • inrichting en vormgeving
  • bescherming archeologische waarden
  • meervoudig intensief grondgebruik
  • ruimtelijke en milieukwaliteit
  • energie, water en afval
  • verkeer en vervoer
  • handhaving en versterking bestaande kwaliteiten.

Per onderwerp zijn in het geldende bestemmingsplan uit 1999 uitgangspunten geformuleerd. Het betreft de volgende.

Inrichting en vormgeving

Uitgangspunt is dat grootschalige bedrijfsgebouwen gerealiseerd worden, zodanig dat deze gebouwen een onderdeel van het grootschalige landschap zullen vormen. Dit is geregeld door:

  • uitsluitend bedrijven met een terreinomvang van tenminste 3 hectare toe te staan, behoudens vrijstelling (maximaal 20% van oppervlak van de bedrijfsbestemming);
  • het contrast tussen bebouwing en landschap te maximaliseren en de ecologische en belevingswaarde van de individuele kavels te versterken door 30% van de oppervlakte van het bedrijfskavel te bestemmen voor water en groen, geconcentreerd langs landschappelijke en ecologische elementen;
  • een vormgeving van de gebouwen die de duurzaamheid van het plangebied benadrukt, door het zichtbaar accentueren van het meervoudig intensief grondgebruik en technische voorzieningen ten behoeve van het duurzame energie- en waterverbruik en ketenbeheer;
  • een minimale maat voor het grondoppervlakte van een gebouw van 1000 m²;
  • een bebouwingspercentage van maximaal 50% per bedrijfskavel.

Bescherming archeologische waarden

Uitgangspunt is dat rekening wordt gehouden met de archeologische waarden in de in het bestemmingsplan aangegeven gebieden en om ter bescherming van deze waarden zonodig nadere eisen te stellen aan de situering van gebouwen en de inrichting van de betreffende kavel.

Meervoudig intensief grondgebruik

Streven is bedrijfsactiviteiten die niet strikt op de begane grond dienen te worden uitgevoerd, op de verdiepingen te doen plaatsvinden (grondoppervlak kantoorruimte en showroom beperkt tot 500 m2). Met ruime maximaal toegestane bebouwingshoogtes wordt ruimte geboden voor meer bedrijfsvloeroppervlak en daarmee een intensiever ruimtegebruik.

Ruimtelijke en milieukwaliteit

Uitgangspunt is dat een ruimtelijke en milieukwaliteit ontwikkeld wordt, die een hoge toekomstwaarde garandeert. Dit is geregeld door:

  • het ontwikkelen van een bedrijfsterrein dat met minimale ingrepen in overeenstemming is te brengen met andere ruimtelijke en functionele gebruiksvormen, onder meer door zo weinig mogelijk infrastructuur aan te leggen en door hergebruiks-mogelijkheden van bedrijfsgebouwen en bedrijfsterreinen na te streven;
  • het minimaliseren van het oppervlak aan verharding onder andere door een hoog percentage water en groen op de bedrijfsterreinen ten behoeve van waterbuffering en zo mogelijk natuurbouw en de ontwikkeling van droge en natte ecologische zones.

Energie, water en afval

Uitgangspunt is dat het beroep op conventionele energievoorzieningen tot een minimum beperkt wordt. Dit is geregeld door:

  • het bevorderen dat bedrijven aan hoge eisen op het gebied van duurzaamheid voldoen;
  • het streven naar de vestiging van productiebedrijven die een groot beroep doen op de water en energievoorziening dan wel afvalproducten van aangrenzende bedrijven en/of gronden (bedrijvenlijst van het bestemmingsplan bevat uitsluitend dit type bedrijven en distributiebedrijven, behorende tot milieucategorie 3 en 4);
  • te streven naar een centrale warmtekrachtcentrale dan wel decentrale warmtekrachtcentrales met als energiedrager biogas; ten behoeve van de centrale warmtekrachtcentrale wordt tenminste 2000 m² grondoppervlakte binnen het plangebied gereserveerd;
  • het realiseren van een duurzame en beeldbepalende waterstructuur in het plangebied in verband met het vasthouden van gebiedseigen water ten behoeve van hergebruik in het plangebied:

- door het realiseren van de centrale watergang, waarlangs waterwinning, -buffering en-zuivering mogelijk is, alsmede het mogelijk maken van deze activiteiten langs de Woudhuizermark;

- door het realiseren van een verbinding tussen de centrale watergang en de watergang die uit de Biezenmaten komt;

- door het stimuleren van het aanleggen van vijvers op het hoger gelegen terreingedeelte;

- door een koppeling van hemelwaterreservoirs en infiltratievijvers na te streven;

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1071-vas1_0010.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1071-vas1_0011.png"

- door op de bedrijfskavels een grote buffercapaciteit te realiseren voor de opvang van water;

- door na te streven dat zoveel mogelijk zuivering en hergebruik van afvalwater plaats vindt, al dan niet in samenwerking tussen aangrenzende bedrijven.

Verkeer en vervoer

Uitgangspunt is dat een goede ontsluiting van het plangebied gerealiseerd wordt zonder negatieve uitstraling van het bedrijventerrein op de omgeving met betrekking tot verkeer en parkeren en dat het ruimtebeslag beperkt wordt. Dit is geregeld door:

  • het beperken van het vrachtverkeer over de weg:

- door het actief meewerken van de gemeente aan railcargo-voorzieningen (intermodaal en gecombineerd vervoerbedrijven), indien de ontwikkelingen na realisering van nieuwe railvoorzieningen daartoe aanleiding geven;

- door het bevorderen van vervoersmanagement en het bevorderen van ketenbeheer van de afvalstromen;

  • het beperken van het woon-werkverkeer per auto:

- door het beperken van het aantal parkeerplaatsen tot het aantal dat voor een B-locatie geldt, te weten0,5 parkeerplaats per 100 m2 vloeroppervlakte;

- door het niet toestaan dat langs de openbare weg parkeerplaatsen worden gerealiseerd

- door het mogelijk maken van een centraal parkeerterrein ten behoeve van het bedrijventerrein;

- door het realiseren van een fijnmazig, goed en (sociaal) veilig net van langzaamverkeersverbindingen;

- door het bevorderen van een bushalte langs de Zutphensestraat;

- door het bevorderen van de aanleg van light-railvoorzieningen met station;

- door te bevorderen dat bedrijven faciliteiten aanbieden ten behoeve van fietsverkeer en door collectief vervoer te bevorderen;

  • de centrale hoofdontsluiting van het plangebied op een duurzaam veilige wijze aan te sluiten op de Zutphensestraat.

Voor zover een aansluiting van bedrijven op het spoorwegnet wordt gerealiseerd mag een overslagperron worden opgericht. Wanneer de aanleg van een parallelspoor wordt gerealiseerd mag het bestemmingsplan gewijzigd worden ten behoeve van de aanleg van een spoorbaan naar bedrijven voor de aansluiting op het spoorwegennet.

Handhaving en versterking bestaande kwaliteiten

De bestaande kwaliteiten moet behouden blijven en verder worden ontwikkeld. Ten aanzien van de structuurelementen in het plangebied betekent dit het volgende:

  • versterking van de Woudhuizermark als landschappelijk en ecologisch belangrijk element met name door uitbreiding van de natte biotopen;
  • behoud van de bermen en taluds van de spoorlijn als belangrijke ecologische verbindingszone;
  • behoud van de IJsseldijk, als structurerende verbinding;
  • herprofilering van de Zutphensestraat tot een groene drager die past bij het historische karakter en de grote landschappelijke elementen van de groene scheg (Zonnehoeve/Groot Schuilenburg/Woudhuis/Bussloo) met elkaar verbindt.

3.3 Ontwikkelingen

Dit bestemmingsplan richt zich op het beheer van het plangebied als bedrijventerrein. Grootschalige nieuwe ontwikkelingen worden in dit plan niet mogelijk gemaakt.

Niet uitgesloten is dat Fibroned een bio-energiecentrale wil vestigen op de Ecofactorij. Vestiging is op grond van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk. Vooralsnog wordt in het nieuwe bestemmingsplan geen regeling getroffen die vestiging toelaat. Besluitvorming over een planologisch-juridische procedure en regeling zal plaatsvinden zodra er een concrete aanvraag wordt ingediend.

Het agrarische gebied ten noordwesten van het bedrijventerrein en het Landgoed Woudhuis nabij het plangebied maken deel uit van de Groene Mal. Vanaf het landgoed is één van de groene wiggen van de Groene Mal voorzien, de groene wig Zonnehoeve, waarmee een verbinding wordt gevormd tussen het landgoed en de stad. Deze wig moet een bosachtige uitstraling krijgen met op verschillende plekken grasland.

Voor het gebied ten zuiden van de Ecofactorij, aan de overzijde van het spoor, wordt een nieuw bedrijventerrein ontwikkeld, het Regionale Bedrijventerrein Apeldoorn-Zuid (Ecofactorij II). Ontsluiting van dat terrein zal plaatsvinden via de centrale ontsluitingsweg van de Ecofactorij.

3.4 Visie

Bij de ontwikkeling van bedrijventerrein Ecofactorij in de tweede helft van de jaren negentig is de ruimtelijke visie vastgelegd. Hoofddoelstelling daarbij was de ontwikkeling van een hoogwaardig duurzaam en grootschalig bedrijventerrein, dat wordt gekenmerkt door een ruimtelijke en milieukwaliteit met een hoge gebruiks- belevings- en toekomstwaarde met behoud en versterking van de aanwezige kwaliteiten van het huidige plangebied als schakel tussen de groene scheg van Zonnehoeve/Groot Schuilenburg/Woudhuis/Bussloo enerzijds en het landelijk gebied anderzijds. De visie is uitgewerkt in een aantal onderwerpen, die genoemd zijn in paragraaf 3.2.

Inmiddels is de ontwikkeling van de Ecofactorij grotendeels afgerond, waardoor de aandacht verschuift naar het beheer van het bedrijventerrein. Dat heeft aanleiding gevormd om de onderwerpen te evalueren en na te gaan in hoeverre bijstelling van de ruimtelijke visie wenselijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1071-vas1_0012.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1071-vas1_0013.png"

Inrichting en vormgeving

Het beoogde beeld van grootschalige gebouwen is grotendeels gelukt. De voorwaarden over de minimale kavelomvang en het oppervlak van gebouwen heeft daar een belangrijke bijdrage aan geleverd.

Gelet op de huidige stand van zaken wordt een minimale kavelomvang van 2 hectare voldoende geacht om het gerealiseerde ruimtelijke beeld in stand te houden. Een maat van 2 hectare sluit ook beter aan op het aanbod aan bedrijfskavels elders in de gemeente (overwegend kleiner dan 2 ha.). Wel komt met een te groot aandeel van kleinere kavels (kleiner dan 2 ha.) het ruimtelijke beeld onder druk te staan. Het aangehouden percentage van 20% voor kleinere kavels moet dan ook als een maximum aangehouden worden om de nu aanwezige ruimtelijke samenhang niet aan te tasten. Wel wordt een afwijkingsmogelijkheid hiervan wenselijk geacht, zodat voorkomen wordt dat in de eindfase van de uitgifte reststroken ontstaan. Aan die mogelijkheid dient wel de randvoorwaarde gekoppeld te worden dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundige beeld.

Het percentage van 30% groen per bedrijfskavel is grotendeels gehaald. Een duidelijke concentratie van dit groen langs landschappelijke en ecologische elementen is niet haalbaar gebleken. De (ecologische) kwaliteit van het gerealiseerde groen op de kavels is op een enkele uitzondering na niet optimaal, evenals de onderlinge samenhang tussen het groen op de kavels. Bij de uitwerking van de plannen voor de buitenruimte heeft dit aspect te weinig aandacht gekregen. Omdat het bedrijventerrein inmiddels grotendeels is ingevuld is dit ook niet goed meer mogelijk.

De vormgeving van de gerealiseerde gebouwen is over het algemeen kwalitatief voldoende. Het streven om het duurzame karakter van het bedrijfsterrein in de architectuur zichtbaar maken is echter niet duidelijk tot uitvoering gekomen.

Bescherming archeologische waarden

Bescherming van archeologische waarden blijft van wezenlijk belang.

Meervoudig intensief grondgebruik

Aan het beoogde meervoudig intensief grondgebruik door een efficiente gebruiksindeling van gebouwen en ruime bouwhoogtes is uitvoering gegeven. Het nog verder intensiveren van het grondgebruik door het verhogen van het bebouwingspercentage doet afbreuk aan de ecologische, landschappelijke en ruimtelijke kwaliteiten van het plan en is dan ook niet wenselijk.

Ruimtelijke en milieukwaliteit

De infrastructuur is tot op heden beperkt gebleven. Het percentage openbaar gebied binnen het bedrijventerrein is relatief laag en beperkt zich tot de wegen en enkele groen/ecologische zones. Het groen langs de Woudhuizermark is ontwikkeld tot natte natuur en langs de Zutphensestraat is een groene zone gerealiseerd met laanbeplanting.

Een zodanige inrichting van het bedrijventerrein dat hergebruik voor andere functies dan bedrijven zonder ingrijpende maatregelen mogelijk wordt is in de praktijk niet haalbaar gebleken. Wel kan de regeling die dubbelgebruik van de parkeerplaatsen op de bedrijfskavels toelaat een bijdrage leveren aan een zo optimaal mogelijk gebruik van het terrein.

Energie, water en afval

De op de Ecofactorij gevestige bedrijven voldoen aan de (met name in het Kwaliteitsplan) gestelde duurzaamheidseisen. Het beoogde hergebruik tussen bedrijven onderling van onder andere restwarmte en het gebruik maken bij de bedrijfsvoering van de watergang voor bijvoorbeeld waterwinning heeft tot nu toe slechts een zeer beperkte bijdrage geleverd aan het halen van het uitgangspunt om het beroep op conventionele energievoorzieningen te beperken. In de praktijk bleek dat moeilijk uitvoerbaar. Om die reden is in 2007 het geldende bestemmingsplan al herzien door naast productiebedrijven ook distributiebedrijven toe te staan.

Er is een waterstructuur aangelegd in de vorm van een centrale watergang, welke aangesloten is op de watergang uit Biezenmaten, en watervoorzieningen op bedrijfskavels. De ecologische kwaliteit van de watergang kan nog versterkt worden.

Verkeer en vervoer

Met de gerealiseerde wegen en ontsluiting, het fietspadennetwerk en het parkeren op de kavels zelf is een goede, verkeersveilige en duurzame verkeersstructuur op de Ecofactorij gerealiseerd. Parkeren op de bedrijfskavels functioneert goed, wat een centrale parkeerplaats niet nodig maakt. De gewenste treinhalteplaats lijkt niet haalbaar, wel is het streven om een stadsbuslijnhalte te realiseren. Omdat de oorspronkelijk gedachte openbaarvervoersvoorzieningen niet volledig kunnen worden gerealiseerd wordt de parkeernorm aangepast aan de gemeentelijke parkeernorm voor bedrijfsterrein. De railcargo-voorzieningen zijn nog niet tot stand zijn gekomen. Deze voorzieningen kunnen een bijdrage leveren aan de voorgestane beperking van het vrachtverkeer.

Handhaving en versterking bestaande kwaliteiten

De ecologische zone aan de Woudhuizermark is verder ontwikkeld door de aanleg van een plasdrasoever. De bermen en taluds van langs het spoor zijn grotendeels behouden evenals de IJsseldijk. De herprofilering van de Zutphensestraat is uitgevoerd, waarbij aan de zuidzijde een brede groenzone is aangehouden waarin een bomenrij is aangeplant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1071-vas1_0014.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1071-vas1_0015.png"

Algehele conclusie is dat de bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein opgestelde ruimtelijke visie in hoofdlijnen intact dient te blijven zodat de samenhang binnen het bedrijventerrein wordt gewaarborgd. Met het handhaven van de visie wordt de bereikte kwaliteit geborgd en kan deze zich verder ontwikkelen. Wel is enige bijstelling van delen van de visie wenselijk. Belangrijkste betreffen het aanpassen van de minimale oppervlakte van een bedrijfskavel naar 2 hectare en het aanpassen van de parkeernorm.

Verder is het uitgangspunt om voorzover nodig en mogelijk rekening te houden met de ontwikkeling van het RBAZ (Ecofactorij II) en de Groene Mal.

3.5 Consequenties Bestemmingsplan

Op basis van de visie is de doelstelling van dit bestemmingsplan om een ruimtelijke regeling te bieden gericht op het beheer van het bedrijventerrein, waarbinnen in samenhang zowel de bedrijfsmatige functie als de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid wordt behouden en zich verder kan ontwikkelen. Het bestemmingsplan neemt de geldende regelingen over, tenzij er dringende ruimtelijke of milieukundige redenen zijn om hiervan af te wijken of de nu geldende wetgeving dit niet toelaat (de Wro staat geen Beschrijving in Hoofdlijnen, beeldkwaliteitseisen en inrichtingseisen toe in de planregels).

Belangrijke elementen die in het bestemmingsplan vastgelegd moeten worden om de doelstelling te bereiken zijn de volgende:

  • minimale oppervlaktemaat van de bedrijfskavels van 2 hectare;
  • maximum percentage van 20% van de bedrijfsbestemming voor kavels kleiner dan 2 hectare; om te voorkomen dat in het eindstadium van de uitgifte reststroken ontstaan een afwijkingsbepaling hiervoor opnemen;
  • minimaal percentage aan groen per kavel van 30%, maximaal bebouwingspercentage van 50% per kavel en minimaal oppervlak van gebouwen van 1000 m2;
  • het zodanig bestemmen van de groen/ecologische zones langs de Woudhuizermark, het spoor, de rijkswegen en de Zutphensestraat dat behoud hiervan zoveel mogelijk verzekerd wordt;
  • beschermen archeologische waarden volgens de gemeentelijke standaard-regels;
  • maximale grondoppervlakte voor kantoren en showroom van 500 m2 en maximale vloeroppervlakte van 25% van totaal voor kantoren en showroom (met absoluut maximum van 3000 en 1500 m2);
  • regeling dubbelgebruik parkeerplaatsen op bedrijfskavels;
  • zodanige regeling opnemen dat de gerealiseerde waterstructuur beschermd wordt en verder ontwikkeld kan worden;
  • wat betreft toegestane bedrijfstypes aansluiten op de in de 1e herziening van het geldende plan opgenomen regeling;
  • regeling voor railcargovoorzieningen, overslagperron en parallelspoor handhaven;
  • de structuurbepalende wegen een verkeersbestemming geven.

De specifiek voor de Ecofactorij in het geldende bestemmingsplan opgenomen parkeernorm wordt geschrapt. Voor de Ecofactorij zal de gemeentelijke parkeernorm voor bedrijfsterreinen gaan gelden. Het bij omgevingsvergunningaanvragen voldoen aan deze norm is verzekerd via de Bouwverordening, waardoor er geen noodzaak is om de norm in het bestemmingsplan op te nemen. Op dit moment is de gemeentelijke norm 0,8 parkeerplaats per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak, met een maximaal toegestane overschrijding van 10%.

Het agrarisch gebied binnen het plangebied krijgt een agrarische bestemming.

Ten behoeve van de ontwikkeling van het RBAZ (Ecofactorij II) zijn op dit moment geen noodzakelijke aanvullende regelingen noodzakelijk gebleken. Voornemen is om (een deel van) Ecofactorij II aan te wijzen als geluidgezoneerd industrieterrein. De daarbij behorende geluidzone, welke deels over de Ecofactorij zal lopen, zal gelijktijdig met die aanwijzing vastgelegd worden door middel van een partiele bestemmingsplanherziening. Daarnaast is het niet uitgesloten dat in samenhang met het RBAZ (Ecofactorij II) aanpassingen voor de Ecofactorij worden doorgevoerd (bijv. de milieuzonering). Indien het geval zullen deze in de vorm van een aparte bestemmings-planherziening in procedure worden gebracht.

Om uitvoering te kunnen geven aan de Groene Mal wordt een bevoegdheid opgenomen om de agrarische bestemming te wijzigen naar de bestemming Natuur.

3.6 Beeldkwaliteit

Bij nieuwe bestemmingsplannen voor bestaande bedrijventerreinen wordt een beeldkwaliteitsplan/gebiedsgericht welstandsbeleid opgesteld. In dit beeldkwaliteitsplan wordt aangegeven op welke wijze er invulling is gegeven aan zorgvuldig ruimtegebruik en functiemenging, stedenbouwkundige structuur en landschappelijke inpassing, vormgeving en architectuur. Het concept-beeldkwaliteitsplan voor de Ecofactorij wordt gelijktijdig met het ontwerp-bestemmingsplan ter visie gelegd.

Aandachtspunten voor het beeldkwaliteitsplan voor de Ecofactorij zijn:

  • de (architectonische) vormgeving van de bebouwing als grootschalige, sculpturale gebouwen in een grootschalig landschap,
  • duurzame vormgeving van de bebouwing,
  • de ecologische/landschappelijke inrichting van de (buitenruimte van de) bedrijfskavels,
  • het versterken van de ecologische zones langs spoor, A1/A50 en de centrale watergang.

Tevens wordt in het beeldkwaltiteitsplan een beheerskader opgenomen. Dit gebiedsgerichte welstandskader vormt het formele welstandskader en biedt concrete en duidelijk omschreven criteria waaraan bouwplannen worden getoetst om zo het karakter van het gebied te behouden en daar waar mogelijk te versterken. Bij het beoordelen van bouwplannen wordt gekeken naar een viertal onderstaande hoofdkenmerken: situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaal.

Uitgangspunt voor het opstellen van het beeldkwaliteitsplan zijn de bestaande kwaliteitskaders geweest (kwaliteitsboek Ecofactorij en Spelregels landschappelijke inrichting bedrijfskavels).

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1071-vas1_0016.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1071-vas1_0017.jpg"

4 Uitvoerbaarheid

4.1 Milieu

Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

Bestemmingsplan bedrijventerrein Ecofactorij is een beheerplan. Er worden ten opzichte van het geldende juridische kader geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Bodem

Voor het grootste deel van het plangebied, ter hoogte van het bedrijventerrein, is in de periode 1997 tot 2011 de kwaliteit van de bodem en het grondwater onderzocht. Uit het gemeentelijk Bodem Informatiesysteem (afgekort BIS) blijken een zeer beperkt aantal locaties waar op basis van onderzoek verontreiniging van de bodem is vastgesteld. Voor zover bekend betreft het hier geen gevallen van bodemverontreiniging welke op korte termijn saneringsmaatregelen behoeven. Omdat in dit bestemmingsplan sprake is van herbestemmen van bestaande situaties is op dit moment geen nader inzicht vooraf in de bodemsituatie nodig.
Bij (vervangende) nieuwbouw zal apart bodemonderzoek gedaan worden in het kader van de Omgevingsvergunningaanvraag (rekening houdende met de bovengenoemde informatie uit het BIS).

Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weining verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.

De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied.

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.

Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.

De omgeving van het bedrijventerrein Ecofactorij is divers van aard. Aanwezig is een woonwijk, buitengebied en een gebied met een gemengd karakter. Op basis hiervan is bij de interne milieuzonering van het bedrijventerrein uitgegaan van het gebiedstype rustige woonwijk. Hier dienen in principe de richtafstanden uit de hiervoor opgenomen tabel te worden aangehouden. In dit bestemmingsplan is dat gedaan door voor die gebieden de aanwezige bedrijven de bestemming Bedrijfsterrein te geven en daarbinnen die milieucategorie toe te laten die op grond van de afstand tot omringende milieugevoelige functies toelaatbaar is.

Op basis van de aan te houden afstanden uit de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 is het bedrijventerrein ingedeeld in de milieuzones 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2. Dit overeenkomstig de aangehouden duurzaamheidsprincipes aangaande Energie, water en afval. De bedrijvenlijst van het bestemmingsplan, die is gebaseerd op genoemde VNG uitgave en deel uitmaakt van de regels, richt zich in hoofdzaak op grootschalige productiebedrijven en distributiebedrijven, behorende tot milieucategorie 3 en 4. Dit overeenkomstig de bedrijvenlijst uit het geldende bestemmingsplan.

Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Dit bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige functies toe. Bovendien worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Op grond van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.

De Ecofactorij betreft geen op grond van de Wet geluidhinder geluidgezoneerd industrieterrein. Inrichtingen als bedoeld in als genoemd in Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht van het Besluit omgevingsrecht (de zgn. 'grote lawaaimakers') zijn dan ook niet toegestaan.

Het beleid inzake de geluidsproductie van inrichtingen op de Ecofactorij is vastgelegd in de Nota Geluidruimte Ecofactorij d.d. februari 2008. In deze nota is de Ecofactorij verdeeld in kavels. Per kavel is vastgelegd wat de maximale geluidsproductie mag zijn voor inrichtingen binnen het kavel. Bij het bepalen van de maximale geluidsproductie is uitgegaan van het omgevingsniveau op een aantal referentiepunten. Het gebied kent door de aanwezigheid van de A1, A50 en de Zutphensestraat een verhoogd omgevingsniveau.

Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, het legt de bestaande situatie vast. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken.

Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe hanteren het Bevi en het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van transportassen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.

In de bij deze toelichting gevoegde notitie van het Projectbureauexterne veiligheid van de Regio Stedendriehoek, Beoordeling externe veiligheid ten behoeve van het conserverende plan Ecofactorij (28337), kenmerk LS/2011-0242, d.d. 3 februari 2011, wordt nader ingegaan op dit onderwerp. Algehele conclusie is dat externe veiligheid geen belemmering oplevert.

Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn

In juli 2008 is de beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtingsgrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Op Ecofactorij 20 is het bedrijf Interlogica b.v. gevestigd, een bedrijf met opslagmogelijkheden voor gevaarlijke stoffen. Dit bedrijf valt onder het Bevi. Interlogica b.v. ligt binnen het plangebied van bestemmingsplan Ecofactorij. Het bedrijf kent de volgende veiligheidsafstanden:

Installatie Hi-ex inside air
compartiment
Hi-ex outside air compartiment
PR-10-6 contour
20 meter 55 meter
Invloedsgebied voor bepaling Groepsrisico
320 meter 350 meter
Coördinaten
(hoekpunten installatie)
X198606/Y468067, X198629/Y468058,
X198604/ Y468007,
X198579/ Y468018
X198632/Y468125, X198656/Y468114, X198606/Y468067, X198629/Y468058,

(Beperkt) kwetsbare objecten, zoals gedefinieerd in het Bevi zijn niet toegestaan binnen de PR 10-6 contouren, tenzij deze deel uitmaken van de Bevi-inrichting zelf. Om die reden zijn op de plankaart deze contouren opgenomen en is in de regels een verbodsbepaling hierover opgenomen.

Het bestemmingsplan laat bij recht uitsluitend al aanwezige Bevi-inrichtingen toe. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor nieuwvestiging, waaraan de voorwaarde is gekoppeld dat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of -indien van toepassing- de afstand als bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen juncto artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen de grens van de kavel van de risicovolle inrichting niet mag overschrijden en er geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg

Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Op dit moment wordt echter wel gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet.

Toetsing plaatsgebonden risicocontour

In de nabijheid van het plangebied Ecofactorij bevinden zich 3 transportroutes waarover gevaarlijke stoffen getransporteerd mogen worden, te weten: rijksweg A1, rijksweg A50 en de Zutphensestraat. Geen van de drie transportroutes kent een contour voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar. Het plaatsgebonden risico levert derhalve geen beperking voor de planontwikkeling.


Toetsing en verantwoording groepsrisico

Gelet op de hoogte van het groepsrisico wordt het niet zinvol geacht om risicoreducerende maatregelen te evalueren voor de planvorming. Zowel op basis van het RNVGS als het concept Btev moet echter wel de rampenbestrijding alsmede de zelfredzaamheid van personen worden geëvalueerd. Gezien het conserverende karakter van het plan zijn er geen nieuwe ontwikkelingen waarop de hulpdiensten zich moeten prepareren.

De bereikbaarheid van het bedrijventerrein is goed te noemen, gezien de lay-out (overzichtelijke wegenstructuur en van verschillende aanrijd en ontvluchtingroutes) van het industrieterrein. Door de ruime opzet van het plangebied kunnen hulpdiensten eenvoudig bij locaties komen waardoor een calamiteit op de weg een secundair effect is opgetreden.

Verondersteld mag worden dat de personen die verblijven binnen de bedrijven die aanwezig zijn of opgericht worden binnen de planlocatie in een hoge mate zelfredzaam zijn. Het plangebied voorziet niet in bestemmingen voor ouderen, kinderen of gehandicapten.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden in principe nog de 'Circulaire zonering langs hogedrukaardgasleidingen' en de notitie van het RIVM 'Risicoafstanden voor buisleidingen van brandbare K1, K2 en K3 vloeistoffen'. Er wordt gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving, met als uitvloeisel de AMvB Buisleidingen. De minister van VROM heeft geadviseerd om ten aanzien van hogedrukaardgasleidingen al uit te gaan van het nieuwe toetsingskader van deze AMvB, in plaats van de 'Circulaire zonering langs hogedrukaardgasleidingen'.

In de nabijheid van het plangebied Ecofactorij bevinden zich geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.

Elektromagnetische velden

De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).

Binnen het plangebied zijn een aantal hoogspanningslijnen aanwezig. Gelet op de conserverende aard van het bestemmingsplan zijn er geen nieuwe objecten geprojecteerd welke het langdurig verblijf van kinderen toestaan. De aanwezigheid van de hoogspanningslijnen vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan. Wel bevat het bestemmingsplan een dubbelbestemming ter plaatse van de zakelijke rechtstrook van de lijnen. Dit ter bescherming van de lijnen.

Zendmasten

Binnen het plangebied ligt geen veiligheidscontour van een zendmast.

Radar

Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van de radar Nieuw Milligen. Ter voorkoming van de radarverstoring zijn beperkingen van toepassing voor het oprichten van hoge gebouwen en overige bouwwerken. Voor op te richten bouwwerken hoger dan 45 meter boven de maaiveldhoogte bij de radar is het noodzakelijk een radarverstoringsonderzoek uit te voeren. Bij een uitkomst dat meer dan tien procent vermindering van het radarbereik in een bepaalde richting optreedt is de nieuwbouw niet toegestaan. Omdat de het maaiveld bij de radar op 45 meter boven NAP ligt bedraagt de toetsingshoogte 80 meter boven NAP.

De maaiveldhoogte in het plangebied is lager dan 10 meter boven NAP. Het bestemmingsplan laat bouwwerken toe tot maximaal 70 meter hoog. De toetsingshoogte wordt dus niet overschreden zodat een nadere regeling niet noodzakelijk is.

4.2 Water

Binnen het plangebied bestaat het watersysteem uit een aantal hoofdwateren die door middel van twee duikers onder de provinciale weg afvoeren richting de Groote wetering. Deze hoofdwateren zijn door Waterschap Veluwe aangemerkt als A-water en kennen een beschermingszone van vijf meter aan weerzijde van de watergang. De A-wateren worden door het waterschap onderhouden. Het betreft de Sloot De maten in het noorden, centraal ligt de Sloot Ecofactorij en de vijvers Biezematen en ten zuiden van het plangebied ligt de Groote Woudhuissloot noord. Handelingen in of nabij deze A-wateren of in de daarbij horende beschermingszones zijn op grond van de Keur van Waterschap Veluwe vergunningsplichtig gesteld. Lozingen op oppervlaktewater van bijvoorbeeld hemelwater zijn ook vergunningsplichtig. Dit geldt voor alle wateren.


Hemelwater

Hemelwater wordt binnen het plangebied zoveel mogelijk vastgehouden. Bij de ontwikkeling van het gebied is voor het nieuwe verharde oppervlak een compenserende berging aangebracht van in totaal 36mm. Een deel hiervan (20 mm) is op de bedrijfskavels zelf gevonden (contractuele verplichting) en het resterende deel wordt in openbaar gebied geborgen. Hiertoe is onder andere een nieuwe centrale A-watergang aangelegd. Ook in de laaggelegen oostelijke hoek wordt hiertoe een bergingszone aangelegd.


Afvalwater

Afvalwater wordt separaat ingezameld in een daartoe bestemd rioolstelsel. Het bedrijventerrein heeft een eigen gemaal dat het afvalwater middels een persleiding naar de RWZI in Apeldoorn-Noord verpompt.


Grondwater

Bij de ontwikkeling van het gebied is waar nodig opgehoogd om aan de gewenste drooglegging- en ontwateringseisen te voldoen. Er wordt geen grondwater structureel afgevoerd.


Persleiding

In het noorden van het plangebied ligt een rioolpersleiding van het waterschap. Deze persleiding transporteert afvalwater vanuit Loenen en Beekbergen naar de afvalwaterzuivering ten noorden van Apeldoorn. De leiding wordt beschermd door middel van een zakelijk recht.


Deze herziening van het bestemmingsplan heeft verder geen gevolgen voor de waterhuishouding.

4.3 Natuur

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Boswet.

Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele ontheffingen van het verbod.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard waardoor het niet noodzakelijk is om nader onderzoek te doen aangaande de Flora en Faunawet.

Gebiedsbescherming

Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Daarnaast is er nog de Ecologische Hoofd Structuur, welke op grond van provinciaal beleid bescherming vraagt.

Het plangebied ligt niet in een gebied waarvoor een gebiedsbescherming geldt.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard waardoor het niet noodzakelijk is om nader onderzoek te doen aangaande de Natuurbeschermingswet, Vogel- en/of Habitatrichtlijn of Ecologische Hoofd Structuur.

4.4 Cultuurhistorie En Archeologie

Cultuurhistorie

Op de cultuurhistorische beleidskaart is het plangebied aangeduid als een gebied met een lage en gemiddelde attentiewaarde. Een klein deel heeft een hoge attentiewaarde.

De Ecofactorij zelf betreft een recent gerealiseerd bedrijventerrein waar geen cultuurhistorische waarden meer aanwezig zijn. Het agrarisch gebied ten noordoosten van het bedrijventerrein en nabij de A50, maakt op de cultuurhistorische beleidkaart deel uit van gebied dat is aangeduid met een gemiddelde en hoge attentiewaarde. De cultuurhistorische waarde van deze locatie zelf is niet hoog. Het betreft agrarische grond, welke doorsneden wordt door een hoogspanningsleiding, direct aan de snelweg.

Wel bevindt zich in de nabijheid van het plangebied een gebied met een hoge attentiewaarde. Het betreft het landgoed Woudhuis dat nog in vrij gave staat verkeert. Het bestemmingsplan richt zich op het beheer van het plangebied. Grootschalige nieuwe ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. De cultuurhistorische waarden van het landgoed worden niet dan ook niet aangetast.

Conclusie is dat geen beschermende regeling in het bestemmingsplan nodig is.

Archeologie

Het plangebied ligt in een zone met een lage en gemiddelde trefkans. Een klein deel heeft een hoge trefkans.

Geomorfologisch is het plangebied te omschrijven als een gebied met smeltwaterafzettingen afgedekt door een laag dekzand. Na de vorming van de Veluwe is er een groot hoogteverschil ontstaan tussen het huidige IJsseldal en de Veluwe. Door de zwaartekracht en de wind is achtereenvolgens veel sediment (grond) met het smeltende ijswater naar beneden gekomen en is zand over dit sediment geblazen. De smeltwaterafzettingen maken onderdeel uit van een zeer dik pakket. Tijdens en na de laatste ijstijd is veel zand als dekzand afgezet in de lagere delen van de IJsselvallei. Soms is dit zand tot echte koppen of ruggen opgeblazen die de prehistorische bewoners van het gebied een plek boden waar ze droge voeten hadden. Met name deze dekzandruggen hebben een hoge trefkans op archeologische waarden. Op veel van deze ruggen zijn vondsten gedaan van vuurstenenen gebruiksvoorwerpen. Het lagere gebied tussen de dekzandruggen heeft een gemiddelde trefkans toegewezen gekregen.

In het bestemmingsplan wordt een op de bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden opgenomen in de vorm van een dubbelbestemming Waarde – Archeologie hoog en Waarde – Archeologie middelhoog.

4.5 Financieel-economisch

Het bestemmingsplan betreft hoofdzakelijk het vastleggen van de bestaande situatie. De gemeentelijke grondexploitatie van het bedrijventerrein vermeldt een vooordelig resultaat. Er worden ten opzichte van het geldend bestemmingsplan geen nieuwe bouwplannen als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening mogelijk gemaakt. Er is om die reden geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan.

Het bestemmingsplan is financieel-economisch uitvoerbaar.

4.6 Handhaving

Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan handhaafbaar moet zijn. Voor de handhaving van het bestemmingsplan gelden de volgende beleidskaders:

  • De bestemmingsregeling moet zoveel mogelijk rekening houden met de actuele maatschappelijke behoefte en moet op nieuwe ontwikkelingen kunnen inspelen.
  • De regeling moet praktisch en hanteerbaar zijn voor iedereen die daarmee moet werken.
  • De plantoelichting en de planregels moeten helder en eenduidig zijn, waardoor interpretatieverschillen worden vermeden.
  • Gelet moet worden op de relevantie. Er moet niet meer worden geregeld dan nodig is.

Voor wat betreft de rechtszekerheid kan worden gesteld, dat het plan weliswaar flexibel moet zijn en op eenvoudige wijze moet kunnen inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen, maar dat het plan tegelijkertijd in voldoende mate zekerheid moet bieden omtrent de reikwijdte van de realiseringsmogelijkheid van bestemmingen en de nodige bescherming moet bieden tegen mogelijk schadelijke ontwikkelingen.

Het plan moet in dat opzicht uitgaan van de volgende principes:

  • gebruiks-, bouw- en aanlegmogelijkheden die naar verwachting geen problemen zullen opleveren op het punt van conflicterende belangen, zijn bij recht toegestaan (met op de omstandigheden afgestemde vrije marges en flexibiliteit);
  • waar in concrete gevallen enige sturing of beperking van dit recht nodig is kunnen door burgemeester en wethouders nadere eisen worden gesteld;
  • voor gebruiks-, bouw- en aanlegmogelijkheden die een wezenlijke afwijking inhouden van datgene dat als recht is toegestaan en die mogelijk wel een probleem op het punt van conflicterende belangen kan opleveren bevat het plan afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden en een aanlegvergunningenstelsel, met daaraan verbonden een zienswijzenprocedure voor belanghebbenden.

In deze zin is het bestemmingsplan opgesteld. Op basis van de Wet op de economische delicten kan de handhaving zonodig worden geëffectueerd.

5 Juridische Planopzet

5.1 Inleiding

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Verbeelding en regels vormen het juridisch bindende kader, waar omgevingsvergunningaanvragen aan worden getoetst. In de verbeelding en regels wordt, ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, het toegestane gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken vastgelegd.

Het bestemmingsplan Ecofactorij is een beheerplan. In hoofdzaak is de bestaande situatie uitgangspunt geweest voor de wijze van bestemmen. Verder is de ruimtelijke visie voor het gebied, zoals verwoord in deze toelichting, vertaald naar de verbeelding en regels.

5.2 De Regels

De gemeentelijke standaard-regels voor bestemmingsplannen zijn uitgangspunt geweest voor de regels van het bestemmingsplan Ecofactorij. De regels voldoen aan de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels

2. Bestemmingsregels

3. Algemene regels

4. Overgangs- en slotregels.

Inleidende regels

Hoofdstuk 1 van de regels geeft de inleidende regels. In de inleidende regels worden de gehanteerde begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald.

Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Per bestemming wordt de bestemmingsomschrijving gegeven evenals de bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels en specifieke gebruiksregels met de bijbehorende afwijking. De artikelen sluiten zonodig af met wijzigingsbevoegdheden en omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden.

Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden.

Bij de bouwregels en de gebruiksregels van elke bestemming worden de algemene bouwregels (artikel 15), algemene gebruiksregels (artikel 16) en algemene aanduidingsregels (artikel 17 t/m 19) van toepassing verklaard op die bestemming.

De bestemmingsregelingen worden hierna besproken.

Agrarisch

Op gronden met deze bestemming is een agrarisch gebruik toegestaan. Intensieve veehouderij is specifiek uitgesloten. Naast het agrarisch gebruik zijn onder andere (bestaande) wegen en recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, hobbymatig weiden van vee, wandelen en fietsen toegestaan, wat inhoudt dat bijvoorbeeld paden en parkeervoorzieningen ten behoeve van dit recreatief medegebruik mogen worden aangelegd en verhard.

Bebouwingsmogelijkheden zijn zeer beperkt. Binnen het plangebied zijn geen agrarische bedrijven en bedrijfsgebouwen aanwezig welke een agrarisch bouwvlak rechtvaardigen. Onder voorwaarden is afwijking mogelijk voor het bouwen van stalruimte. Het kan daarbij gaan om voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijke stalruimte of voor een stalruimte voor hobbymatig agrarisch gebruik. Bij laatstgenoemde kan het gaan om bijvoorbeeld het stallen van paarden. De ontheffing is niet bedoeld voor opslagruimtes en dergelijke.

Een bevoegdheid is opgenomen om de agrarische bestemming te wijzigen naar de bestemming Natuur. Wijziging is bijvoorbeeld mogelijk ter uitvoering van de Groene Mal.

Bedrijventerrein

Binnen deze bestemming zijn bedrijven en voorzieningen ten dienste van een bedrijventerrein, zoals onder andere wegen, water, groenvoorzieningen (inclusief ecologische voorzieningen), parkmanagement en nutsvoorzieningen toegestaan.

Bedrijvigheid dat zich kan vestigen beperkt zich tot de milieucategorieen 3.1 tot en met 4.2. Binnen de bestemming is een interne milieuzonering opgenomen. Daarmee wordt geregeld dat een voldoende afstand wordt aangehouden tussen verschillende bedrijfstypes enerzijds en milieugevoelige objecten als woningen anderzijds, zodat er geen sprake zal zijn van milieuhinder. Aan de milieuzonering is een lijst van toegelaten bedrijfstypen gekoppeld. Deze lijst geeft aan tot welke milieucategorie een bepaald bedrijfstype hoort. Een bedrijf mag zich uitsluitend vestigen binnen de milieuzone waarbinnen de milieucategorie waartoe het bedrijf behoort is toegestaan. De bedrijvenlijst is afgeleid van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering uit 2009. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 4.1.

Een afwijkingsbevoegdheid van de bedrijvenlijst is opgenomen voor bedrijvigheid die niet voorkomt op de lijst danwel voorkomt in een hogere categorie dan is toegestaan maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk zijn te stellen met bedrijfstypen die bij recht zijn toegestaan.

Naast de bedrijvigheid die voorkomt op de bedrijvenlijst worden een aantal specifieke, niet op de lijst voorkomende, bedrijfsactiviteiten toegestaan. Dit overeenkomstig het geldend recht en/of de bestaande situatie. Het betreft:

  • onderhouds-, reparatie-, productiebedrijven en dienstverlenende bedrijven, met bijbehorende voorzieningen, ten behoeve van de op de tot het plan behorende gronden gevestigde andere bedrijven (zgn. dienstverleningscentrum), die door fysieke clustering van activiteiten en diensten in één gebouwencomplex schaalvoordelen behalen op het gebied van ruimtegebruik en het gebruik van energie, water en (grond)stoffen;
  • een tankstation zonder lpg.

Daarnaast wordt voor een gedeelte van het bedrijventerrein een specifieke regeling opgenomen ten behoeve van een groothandel met daarbij behorende en verwante activiteiten annex een intermodaal en gecombineerd vervoerbedrijf.

Geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten, met uitzondering van de bestaande risicovolle inrichting. Door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels kan onder voorwaarden nieuwvestiging van risicovolle inrichtingen worden toegestaan.

Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, net als detailhandel in de vorm van postorderactiviteiten en/of verkoop via internet.

Specifieke gebruiksregels zijn opgenomen, gericht op het borgen en verder kunnen ontwikkelen van de ruimtelijke visie. Deze regels leggen onder andere het minimale kaveloppervlak, het minimale percentage groen/water per kavel en een aantal voorwaarden gericht op een meervoudig grondgebruik vast.

Ter bescherming en ontwikkeling van de groen/ecologische zones is bepaald dat een 15 meter brede zone binnen de bedrijfsbestemming die grenst aan de Zutphensestraat en de rijksweg A1 uitsluitend bestemd is voor groen en water, al aanwezige wegen en fietspaden. Dit groen en water telt, indien gesitueerd op een bedrijfskavel, mee bij het minimale percentage groen/water per kavel.

Ook de bouwregels zijn afgestemd op de ruimtelijke visie. Ondermeer is bepaald dat het grondoppervlakte van een gebouw niet minder dan 1000 m2 mag bedragen en zijn de bouwhoogtes vastgelegd. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Specifieke regels zijn opgenomen voor onder andere een gebouw voor bewaking/beheer van het bedrijventerrein en voor een overslagperron.

Groen

Voor het tussen de IJsseldijk en de Zutphensestraat gelegen stuk grond is de bestemming Groen opgenomen. Hiermee wordt vastgelegd dat geen ontsluiting van de IJsseldijk op de Zutphensestraat kan worden aangelegd. Planologisch wordt zo'n ontsluiting niet wenselijk geacht.

Natuur

Voor de ecologische zone aan de Woudhuizermark is de bestemming Natuur opgenomen. Daarmee wordt aangesloten op de bestemmingsregeling voor het aangelegen bosgebied wat deel uitmaakt van de Ecologische Hoofd Structuur.

De bestemmingsregeling richt zich primair op het gebruik als en bescherming van bos- en natuurgebied, waaronder natte natuur, zonder daarbinnen een nader onderscheid te maken. Verder toegestaan is een gebruik voor recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, wandelen en fietsen en voor de waterhuishouding. Een strikt verkeerskundig gebruik is alleen toegestaan in de vorm van een fiets- en voetpad (met daarbij behorende voorzieningen waaronder fiets/voetgangerstunnels) ter plaatse van de functie-aanduiding. Binnen de natuurbestemming mogen in- en uitritten voor bedrijfskavels worden aangelegd.

Voor werken en werkzaamheden die mogelijk een negatief effect hebben op het natuurgebied is een omgevingsvergunningplicht opgenomen.

Verkeer-Spoorweg, Verkeer-Weg

Voor de spoorlijn Apeldoorn-Zutphen is de bestemming 'Verkeer – Spoorweg' opgenomen, waarbinnen onder andere spoorwegen, bermen, watergangen, ongelijkvloerse kruisingen, tunnels, bruggen, groenvoorzieningen en specifieke spoorinfrastructuur is toegestaan.

De wegen met primair een functie voor het doorgaande verkeer hebben de bestemming 'Verkeer– Weg' gekregen. Het betreft de rijkswegen A1 en A50 en de Zutphensestraat. Vanwege de overheersende verkeerskundige betekenis is eenzelfde bestemming opgenomen voor de hoofdwegen op het bedrijventerrein. Gronden binnen deze bestemming mogen ondermeer gebruikt worden voor wegen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten, groenvoorzieningen en watergangen.

Water

De watergang die over het bedrijventerrein loopt vervult een belangrijke waterhuishoudkundige functie (A-watergang), maar heeft ook (in mindere mate) ecologische betekenis. Voor deze watergang is de bestemming Water opgenomen.

Gronden met deze bestemming mogen uit een oogpunt van meervoudig ruimtegebruik ook benut worden voor bedrijvigheid. De bouwregels zijn zodanig opgezet dat bedrijfsbebouwing geen belemmering vormt voor de waterhuishoudkundige functie. Overigens blijft de Keur van het waterschap onverkort van toepassing.

Leiding-Hoogspanningsverbinding, Leiding Riool (dubbelbestemming)

De bovengrondse hoogspanningsleidingen en de ondergrondse rioolpersleiding die in het plangebied voorkomen, zijn van een dubbelbestemming voorzien. Op gronden met deze bestemming mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding danwel de rioolleiding worden gebouwd. Andere gebouwen zijn, mits passend binnen de andere bestemming, uitsluitend toegestaan door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels. Afwijken is alleen mogelijk wanneer vooraf advies van de beheerder is ingewonnen.

Waarde-Archeologie (dubbelbestemming)

Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als gebied met hoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Hoog' gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als gebied met middelhoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Middelhoog' gekregen. Voor beide bestemmingen geldt dat bij het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 50 m² (Hoog) respectievelijk 100 m² (Middelhoog) tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Als uit dit rapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord kunnen burgemeester en wethouders bepaalde voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden. Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren. Voor een aantal werken en werkzaamheden geldt in beide bestemmingen een omgevingsvergunningvereiste.

Algemene regels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen.

In artikel 15 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In dit artikel is onder andere bepaald dat ondergronds bouwen alleen na afwijking is toegestaan. Dit ter bescherming van het grondwatersysteem.

In artikel 16 staan de algemene gebruiksregels. Hierin is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming en daarmee onder het gebruiksverbod vallen.

De artikelen 17, 18 en 19 betreffen de algemene aanduidingsregels. Het betreft aanduidingen die over meerdere bestemmingen kunnen voorkomen en gericht zijn op een specifieke waarde, gebruik of milieu/veiligheidszone, op basis waarvan een eigen regeling wordt gevraagd. Uitgangspunt is geweest dat uitsluitend die zaken opgenomen waarvoor daadwerkelijk maatregelen nodig worden geacht in de vorm van bijzondere bebouwings-, gebruiks- en/of verbodsbepalingen en een aanlegvergunningenplicht. Voorkeur gaat uit naar het zo specifiek mogelijk aanduiden van deze zaken, om tot een zo gericht mogelijke regeling te komen en te voorkomen dat gebieden onnodig worden belast met regelgeving (waarmee ook gerichter toezicht in kader van handhaving mogelijk is). De volgende aanduidingen zijn opgenomen:

  • veilgheidszone-bevi
  • bijzondere boom
  • A-watergang

Veiligheidszone - bevi

Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen is binnen de risicocontour van een risicovolle inrichting het vestigen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan, tenzij de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten onderdeel uitmaken van de betreffende risicovolle inrichting. De betreffende contour is op de verbeelding opgenomen. Artikel 17 bevat een regeling welke zo'n vestiging niet toelaat.

Bijzondere boom

Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bijzondere bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen in de vorm van een gebiedsaanduiding. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding 'bijzondere boom' voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 meter dient te bedragen. Onder voorwaarden kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de bouwregels voor het verkleinen van deze afstand tot 5 meter. Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van 5 meter uit het hart van de aangeduide boom slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

A-watergang

Watergangen met een belangrijke functie voor de waterhuishouding zijn in de vorm van een gebiedsaanduiding opgenomen. Dit ter bescherming van het waterhuiskundig belang. De Keur van het waterschap blijft onverkort van toepassing.Onder voorwaarden kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de bouwregels ten dienste van de bestemming. Ter verdere bescherming vis een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

Artikel 20 en 21 bevatten de algemene afwijkings- en wijzigingsregels. Artikel 22 geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen.

Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

5.3 De Verbeelding

De analoge verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan bestaat uit 1 kaartbeeld, schaal 1:2.500. De verbeelding is IMRO-gecodeerd getekend, conform IMRO2008.

6 Inspraak En Overleg

6.1 Vooroverleg

Het bestemmingsplan is in het kader van de voorinspraak voorgelegd aan de Vereniging Klarenbeeks Belang. In haar reactie geeft de vereniging aan altijd tegenstander te zijn geweest van het windturbinepark Ecofactorij en acht de beschrijvingen hierover in het bestemmingsplan, waarbij de turbines als 'bestaand' zijn gedefinieerd, merkwaardig omdat de Raad van State heeft bepaald dat de verleende bouwvergunning vooraf had moeten gaan door een deugdelijke milieu-effectrapportage.

Beantwoording: Op 17 februari 2010 is voor het oprichten van vijf windturbines op en nabij bedrijventerrein Ecofactorij vrijstelling van het geldende bestemmingsplan en bouwvergunning verleend. Hieraan voorafgaand is diverse keren de gelegenheid geboden bezwaar te maken. De ingediende bezwaren hebben geen aanleiding gevormd om af te zien van het verlenen van de vrijstelling en de vergunning. Het betreft hier dus een bestaand planologisch-juridisch recht en is om die reden als zodanig opgenomen in het voorontwerp-bestemmingsplan.

De beroepsprocedure tegen de vrijstelling en bouwvergunning loopt nog. Gedurende de bestemmingsplanprocedure zal de meest actuele stand van zaken van die beroepsprocedure in acht worden genomen. Zolang er sprake is van een bestaand planologisch-juridisch recht zal het windturbinepark deel blijven uitmaken van dit bestemmingsplan.

De opmerking van de dorpsraad over een uitspraak van de Raad van State heeft betrekking op de milieuvergunning voor de windturbines en dus niet op de vrijstelling/bouwvergunning. Overigens luidde die uitspraak niet dat er een verplichting bestaat tot het maken van een MER.

6.2 Inspraak

Overeenkomstig het in de gemeentelijke inspraakverordening bepaalde heeft het voorontwerp van dit bestemmingsplan met ingang van 19 mei 2011 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen met de mogelijkheid een inspraakreactie in te dienen. Er zijn reacties ontvangen. Deze reacties zijn samengevat en beantwoord in het 'Inspraakverslag bestemmingsplan Bedrijventerrein Ecofactorij', die als bijlage is toegevoegd aan deze toelichting.

6.3 Vooroverleg Bro

Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan diverse instanties. De reacties van deze instanties zijn samengevat en beantwoord in het 'Inspraakverslag bestemmingsplan Bedrijventerrein Ecofactorij' , die als bijlage is toegevoegd aan deze toelichting.

6.4 Totstandkoming Plan

Het ontwerp is ten opzichte van het voorontwerp op onderdelen gewijzigd. Belangrijkste wijzigingen betreffen het schrappen van de regeling voor windturbinepark Ecofactorij en het opnemen van een regeling voor A-watergangen en rioolleidingen.

Onbekend 1 Lijst Toegelaten Bedrijfstypen

Bijlage regels 1 Lijst toegelaten bedrijfstypen

Onbekend 1 Inspraakverslag

1. Inspraak

Overeenkomstig het in de gemeentelijke inspraakverordening bepaalde heeft het voorontwerp van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Ecofactorij met ingang van 19 mei 2011 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen met de mogelijkheid een inspraakreactie in te dienen. Het bestemmingsplan, dat betrekking heeft op het bedrijventerrein Ecofactorij, is conserverend van aard.

Er zijn 6 reacties ontvangen. In dit inspraakverslag worden de inspraakreacties samengevat en beantwoord. De gemeentelijke beantwoording is cursief gedrukt.

Er zijn inspraakreacties ingediend door:

1.

2.

3.

4.

5.

In het voorontwerp van het bestemmingsplan zijn de vijf windturbines, waarvoor in februari 2010 bouwvergunning is verleend, opgenomen als zijnde een bestaande situatie. Op 18 mei 2011 is echter door de rechtbank Zutphen de bouwvergunning vernietigd. Verzocht wordt dan ook de vijf windturbines uit het bestemmingsplan te schrappen.

Aanvullend hierop geeft Aannemersbedrijf J. de Vries aan bezwaar te hebben tegen vestiging van alle bedrijven welke zich op de Ecofactorij willen vestigen, doch niet daadwerkelijk (groen) verantwoord zijn.

Beantwoording:

Bij het opstellen van het voorontwerp van het bestemmingsplan is voor de bestaande bouwwerken een passende bestemming opgenomen. Bestaand is daarbij, conform de algemeen aanvaarde werkwijze, gedefinieerd als: 'een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning'. Op 17 februari 2010 is een bouwvergunning verleend voor de vijf windturbines. Met in acht neming van de definitie van 'bestaand' zijn de windturbines dan ook opgenomen in het voorontwerp-bestemmingsplan.

Op 18 mei 2011 is door de rechtbank de bouwvergunning voor het windturbinepark Ecofactorij vernietigd. Tegen die uitspraak is hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De Raad van State heeft op 14 december 2011 uitspraak gedaan. Daarin is de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Op dit moment is er dus geen bouwvergunning aanwezig voor het windturbinepark Ecofactorij en dus ook, gelet op bovenstaande, geen sprake van een 'bestaand' bouwwerk. Om die reden wordt de regeling voor het windturbinepark Ecofactorij in zijn geheel geschrapt uit dit bestemmingsplan.

Wat betreft het bezwaar dat Aannemersbedrijf J. de Vries heeft tegen vestiging van alle bedrijven welke zich op de Ecofactorij willen vestigen, doch niet daadwerkelijk (groen) verantwoord zijn, het volgende. Bij de ontwikkeling van bedrijventerrein Ecofactorij eind jaren negentig is uitgangspunt geweest dat er zich bedrijven kunnen vestigen uit de milieucategorieen 3 en 4. Op basis daarvan is in het nu geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Apeldoorn Oost: Ecofactorij' een regeling opgenomen die de vestiging van bedrijven uit die milieucategorieen toestaat. Deze regeling wordt overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Met het nieuwe bestemmingsplan worden dus ten opzichte van de huidige situatie geen zwaardere milieubedrijven toegelaten. Het nieuwe bestemmingsplan laat vestiging van Fibroned niet toe.

6.

Het was niet goed mogelijk om via internet op een praktische manier inzicht te krijgen in de details van het voorontwerp. Gesteld wordt echter dat het planologisch-juridisch recht in acht is genomen. Er wordt dan ook vanuit gegaan dat voor het terrein van Reesink de bestaande gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden op geen enkele manier wordt beperkt. Verzocht wordt daar goed naar te kijken, met specifieke aandacht voor de op de plankaart opgenomen blauwe lijn.

Beantwoording

Conform de wettelijke verplichting worden bestemmingsplannen vanaf de ontwerp-fase digitaal beschikbaar gesteld via de website ruimtelijkeplannen.nl. Dit betreft een site waar alle gemeenten hun plannen moeten plaatsen. Wat betreft de beschikbaarstelling van voorontwerp-bestemmingsplannen is hierop aangesloten. Overigens is, zoals aangegeven in de aankondigingen, gedurende de ter visie legging ook een papieren versie van het bestemmingsplan in te zien bij de informatiebalie in het gemeentehuis.

Het geldend planologisch recht is een belangrijk uitgangspunt geweest bij het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan Bedrijventerrein Ecofactorij. Daarnaast zijn ook zaken als actueel beleid, wetgeving (de nieuwe Wro staat bijvoorbeeld geen Beschrijving in Hoofdlijnen en beeldkwaliteitseisen toe in de planregels) en een streven naar een in ruimtelijk opzicht optimaal beheer van het bedrijventerrein bij de planvorming betrokken. De toelichting van het bestemmingsplan gaat in op al deze onderwerpen. Dat heeft geleid tot een regeling die zo maximaal mogelijk aansluit op de bestaande gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden. Op onderdelen zijn er wel aanpassingen. Zo wordt in het nieuwe bestemmingsplan de minimale oppervlaktemaat van bedrijfskavels verlaagd van 3 naar 2 hectare en wordt de specifiek voor de Ecofactorij in het geldende bestemmingsplan opgenomen parkeernorm van 0,5 parkeerplaats per 100 m2 vloeroppervlakte geschrapt. Voor de Ecofactorij zal de gemeentelijke parkeernorm voor bedrijfsterreinen gaan gelden. Op dit moment is de gemeentelijke norm 0,8 parkeerplaats per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak, met een maximaal toegestane overschrijding van 10%.

Wat betreft de in de inspraakreactie genoemde 'blauwe lijn' het volgende. Actuele regelgeving, namelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), vraagt een bepaling in bestemmingsplannen voor zgn. “Bevi-inrichtingen”, op basis waarvan voorkomen wordt dat binnen de risicocontour van die inrichting (beperkt) kwetsbare opjecten worden gevestigd. Omdat het bedrijf Interlogica bv, gevestigd aan Ecofactorij 20, zo'n Bevi-inrichting betreft is een dergelijke regeling in het nieuwe bestemmingsplan Bedrijventerrein Ecofactorij opgenomen. Specifiek betreft het een aanduidingsvlak Risicovolle inrichting (de in de inspraakreactie genoemde blauwe lijn) op de verbeelding (plankaart) en een bijbehorende bepaling in de regels (artikel Veiligheidszone-bevi).

2. Vooroverleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening

Het voorontwerp van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Ecofactorij is naar diverse instanties toegestuurd. De ontvangen reacties worden hieronder samengevat en van antwoord voorzien (de gemeentelijke beantwoording is cursief gedrukt).

Het bestemmingsplan is naar de volgende instanties toegestuurd:

  • Regionale Brandweer Veiligheidsregio Noord- en Oost GelderlandGemeente Epe
  • Gemeente Voorst
  • KPN
  • Kamer van Koophandel Oost Nederland
  • Ministerie van Defensie
  • Waterschap Veluwe
  • Provincie Gelderland
  • VROM-Inspectie, Regio Oost
  • Ministerie van Defensie
  • Ministerie van LNV
  • Rijkswaterstaat
  • Nederlandse Gasunie
  • Liandon
  • NUON
  • TenneT
  • PTT Telecom
  • ProRail
  • Vitens

De gemeente Voorst provincie Gelderland, Regionale Brandweer, Vitens en TenneT hebben meegedeeld geen opmerkingen te hebben.

Waterschap Veluwe

  1. a. Binnen het plangebied bevinden zich meer A-watergangen dan nu op de verbeelding staan aangegeven. Verzocht wordt deze op te nemen in het bestemmingsplan.
  2. b. Binnen de bedrijfsbestemming wordt ruimte ingericht voor waterberging. Verzocht wordt om waterberging specifiek te benoemen in de bestemmingsomschrijving.
  3. c. Ten westen van de A50 ligt een rioolpersleiding. Verzocht wordt om deze ter bescherming op te nemen in het bestemmingsplan.

Beantwoording

a. Aan het verzoek is tegemoetgekomen.

b. Binnen de bestemming Bedrijventerrein is 'water' met de daarbij behorende voorzieningen opgenomen. Waterberging maakt hier onderdeel van uit, wat een aparte regeling niet nodig maakt.

c. Aan het verzoek is tegemoetgekomen.

VROM-Inspectie

Verzocht wordt de voor de rijkswegen A1 en A50 opgenomen aanduiding welke regelt dat er maximaal vier rijstroken zijn toegestaan te schrappen. Ten eerste omdat er ter plaatse spitsstroken en weefstroken aanwezig zijn en ten tweede omdat met zo'n aanduiding het bestemmingsplan het openen van overige spitsstroken niet toelaat.

Beantwoording

Er wordt door ons veel waarde gehecht aan een zo optimaal mogelijke verkeersdoorstroming op de snelwegen A1 en A50 en zijn dan ook een groot voorstander van verbetering van deze infrastructuur in de vorm van onder andere de aanleg van meer rij- en spitsstroken. Van onze kant zal daar alle medewerking aan worden verleend. Wat betreft het nu aan de orde zijnde bestemmingsplan zijn ook wij echter gebonden aan de voorwaarden die aan zo'n plan gesteld worden. Deze houden ondermeer in dat het toelaten van extra rijstroken alleen toegestaan is als gelijktijdig is aangetoond dat deze ontwikkeling uitvoerbaar is. Dit houdt in dat aangetoond moet zijn in de vorm van onderzoek dat de aanleg van extra rijstroken voldoet aan normen uit bijvoorbeeld de Wet geluidhinder en het Besluit Luchtkwaliteit. Dergelijk onderzoek is niet aanwezig waardoor een regeling in het bestemmingsplan tot de aanleg van extra rijstroken niet is toegestaan.

Om die reden moet in dit bestemmingsplan het aantal rijstroken beperkt blijven tot het bestaande, feitelijk nu aanwezige aantal. Overigens zijn wij uiteraard bereidt om daar waar nodig en gewenst ondersteuning te geven aan een tracebesluitprocedure, op basis waarvan 'vrijstelling' van het bestemmingsplan wordt verleend, voor de verbetering van de A1 en A50.

Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.

Onbekend 2 Notitie Externe Veiligheid

Bijlage toelichting 2 Notitie externe veiligheid

Onbekend 3 Procedureschema

Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding
-
Voorbereidingsbesluit geldig t/m
-
Voorontwerp ter inzage
19-05-2011 - 15-06-2011
Ontwerpplan ter inzage
29-12-2011 - 08-02-2012
Vaststelling door gemeenteraad
07-06-2012
Terinzagelegging vastgesteld plan
21-06-2012 - 01-08-2012
Aanwijzing GS/Minister
Beroep ingesteld bij Afdeling bestuursrechtspraak
Voorlopige voorziening gevraagd bij Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak
Essentie uitspraak Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak
Datum inwerkingtreding b.p.
Essentie uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak
Datum onherroepelijk worden bestemmingsplan
Opmerkingen