KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 9 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 11 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 12 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
2 Beleidskader
2.1 Streekplan Gelderland 2005
2.2 Structuurplan Stedelijk Gebied
2.3 De Groene Mal
2.4 I-cultuur
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Historie
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
3.3 Groenstructuur
3.4 Natuurwaarden
3.5 Verkeer En Vervoer
3.6 Archeologie En Cultuurhistorie
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
4.1 Bebouwing
4.2 Groenstructuur
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Milieuaspecten
5.2 Waterhuishouding
5.3 Natuurwaarden
5.4 Archeologie En Cultuurhistorie
5.5 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Karakter Bestemmingsplan
6.3 Bestemming
6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
7 Inspraak En Overleg
7.1 Inspraak
7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Advies Externe Veiligheid Regio Stedendriehoek
Bijlage 4 Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 6 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad Van State
Bijlage 7 Procedureschema

Hoog Buurloseweg naast 54

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Onherroepelijk op 13-07-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Hoog Buurloseweg naast 54 van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1081-onh1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan, gelegen:

  • ter plaatse van de aanduiding 'erf';
  • binnen het bouwvlak, op het gedeelte waar volgens deze regels de bouw van een woning niet is toegestaan.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.7 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

1.8 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 begeleid wonen

Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

1.11 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.13 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.14 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.19 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.22 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.24 folly

Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.

1.25 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.27 hoofdverblijf

  1. a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.28 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.29 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.30 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.31 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.32 peil

Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.

1.33 permanente bewoning

Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijfbeschikt.

1.34 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.35 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.36 recreatiewoning

Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden.

1.37 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.38 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatiewoningen.

1.39 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.40 woonwagenstandplaats

Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.

1.41 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.42 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.8 de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;

b. beroepsuitoefening aan huis;

c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;

d. nutsvoorzieningen;

e. tuin en/of erf;

met de daarbij behorende bouwwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:

  1. a. het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2bepaalde:

  1. a. voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte van een woning ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' met niet meer dan 3,50 meter tot een maximum van 1/3 van het grondoppervlak van het gebouw ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen liftkokers en installatieruimten;
  2. b. dat bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
  3. c. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Algemene regels

  1. a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  2. b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  3. c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  4. d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
    of:
  5. e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is ondergronds bouwen in het gehele plangebied, zowel binnen als buiten het bouwvlak, toegestaan voor het tot stand brengen van ruimten die een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
  6. f. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
  7. g. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwenbetreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
  8. h. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

5.2 Afdekking van gebouwen

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  4. d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  6. f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

6.2 Strafbepaling

Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  2. b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
  3. c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  4. d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  5. e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.

7.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk :

  1. a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.

7.3 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 7.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

7.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 7.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 10 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

8.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  3. c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.

8.2 Voorwaarden voor wijziging

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het planbeoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 9 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht Bouwwerken

10.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

10.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

10.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 11 Overgangsrecht Gebruik

11.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Hoog Buurloseweg naast 54.

Vastgesteld bij besluit van de raad der gemeente Apeldoorn

d.d. 16 december 2010 nr. 156-2010

Mij bekend,

de griffier,

namens hem:

het hoofd afdeling Ruimtelijk Juridische Zaken

van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling,

J.M. van der Zwan

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 18 juni 2009 heeft de gemeenteraad voor het dorp Ugchelen een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. Tijdens deze vergadering heeft de gemeenteraad de motie 'een lintje voor de locatie' aangenomen.

In deze motie wordt de nadrukkelijke wens uitgesproken de realisatie van een vrijstaande woning op een perceel weiland gelegen op de hoek Hoog Buurloseweg naast nr. 54 - Kleine Veldekster mogelijk te maken en daartoe het bestemmingsplan Ugchelen partieel te herzien.

Deze bestemmingsplanherziening geeft uitvoering aan de raadsopdracht door de bouw van één vrijstaande woning op het genoemde perceel mogelijk te maken.

1.2 Ligging En Begrenzing

Het bestemmingsplangebied is gelegen op de hoek van de Hoog Buurloseweg en De Kleine Veldekster. Het betreft een perceel weiland kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, sectie AD, nr. 1670 gelegen naast Hoog Buurloseweg nr. 54 op de hoek met De Kleine Veldekster.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1081-onh1_0001.jpg"

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het betrokken gebied heeft sinds jaar en dag een agrarische bestemming. Zo gold op grond van het onlangs herziene bestemmingsplan Ugchelen (vastgesteld 18 december 1980) ter plaatse de bestemming'Agrarische doeleinden'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1081-onh1_0002.jpg"

oud bestemmingsplan Ugchelen (1980)

Op 18 juni 2009 heeft de gemeenteraad een nieuw actueel bestemmingsplan voor Ugchelen vastgesteld. Gedeputeerde Staten hebben hieraan goedkeuring verleend op 24 november 2009. Het bestemmingsplan is reeds in werking getreden. Ook hier heeft het betrokken perceel een agrarische bestemming ('Agrarisch gebied'). Het bouwen van een vrijstaande woning binnen deze bestemming is niet mogelijk. Deze integrale herziening is totstandgekomen onder de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO).

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1081-onh1_0003.jpg"

Nieuw bestemmingsplan Ugchelen (2009)

Omdat vanaf 1 juni 2008 de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geldt, voorziet dit nieuwe bestemmingsplan in de geheel nieuwe wettelijke opzet en heeft dan ook een eigen juridische regeling. Dit verklaart waarin in dit bestemmingsplan ook regels (voorheen voorschriften) zijn opgenomen.

1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting

Het bestemmingsplan bestaat uit een plankaart en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting bevat onder andere een beschrijving van het relevante beleidskader, de bestaande ruimtelijke situatie, de voorgestane ruimtelijke invulling van het gebiedje en de juridische opzet van het plan. Ook wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

2 Beleidskader

2.1 Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid.

Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek.

Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk. Het overgrote deel van de woningbouwopgave ligt in de steden Apeldoorn, Zutphen en Deventer. Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld aan knooppunten van infrastructuur worden gerealiseerd in het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. De verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden binnen de steden als uitbreiden buiten de steden.

De regio Stedendriehoek kiest voor verdere herstructurering en intensivering van bestaand stedelijk gebied: 45% van de nieuw te bouwen woningen wordt gerealiseerd door herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied.

De bovenstaande uitgangspunten ten aanzien van uitbreidingen gelden ook voor de dorpen. Daarbij moet worden aangetekend dat een open karakter en een lage verstedelijkingsgraad belangrijke kwaliteiten in veel dorpen zijn.

2.2 Structuurplan Stedelijk Gebied

In februari 2002 heeft de gemeenteraad het structuurplan voor het stedelijk gebied vastgesteld. In het structuurplan zijn de ambities van de stad voor de langere termijn (tot 2020) geformuleerd.

Het is de ambitie van Apeldoorn in de komende periode verder uit te groeien tot centrumstad binnen de regio Stedendriehoek. Dat werkt naar twee kanten: enerzijds het leveren van een bijdrage aan de opvangfunctie van de stad voor de groei van de regionale bevolking en de regionale werkgelegenheid. Anderzijds meer uitstraling van de stad door meer en betere regionale voorzieningen en attracties.

Het structuurplan gaat uit van het concept van de complete stad. In de complete stad horen naast intensief gebruikte stedelijke ruimte ook openbare ruimte van hoge kwaliteit en speel- en recreatieruimte thuis. Compacte stedelijke toevoegingen zullen vooral in en om het centrum en de stadsdeelcentra een plek krijgen. Daardoor wordt niet alleen het draagvlak voor de voorzieningen aldaar vergroot, maar kan ook elders, bijvoorbeeld in ruimer opgezette woonwijken, ruimte gespaard blijven.

In het structuurplan is vastgelegd dat er in de periode 1998-2020 15.000 woningen aan de woningvoorraad moeten worden toegevoegd. Daarbij ligt het accent op het toevoegen van (centrum)stedelijke en landelijke woonmilieus.

2.3 De Groene Mal

Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.

Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1081-onh1_0004.png"

kaart Groene Mal

Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.

Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.

Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.

Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.

De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.

2.4 I-cultuur

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.

Archeologische beleidskaart

De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties:

  • Hoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
  • Gemiddelde trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
  • Lage trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quick-scan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.

Cultuurhistorische beleidskaart

Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:

  • Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
  • Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
  • Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.

In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.

3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving

3.1 Historie

Vanuit de ontwikkelingsgeschiedenis van Ugchelen zijn er op hoofdlijnen drie verschillende beeldbepalende lagen te benoemen;


- de beken en sprengen met de molenlocaties;

- de linten;

- het landschap rond en in het dorp.


In de 17de eeuw ontstond er een systeem van beken en sprengen met hierlangs vele papiermolens. Deze industriële ontwikkeling was belangrijk voor de groei van Ugchelen. De Schoolbeek, Ugchelsebeek en de Winkewijert bepalen ook nu nog het beeld van Ugchelen. De waterlopen zijn goed te volgen, deels geflankeerd door openbare wandelpaden, deels grenzend aan achtertuinen. Op de locatie van de oude watermolens is er vaak nog een bijzondere plek gekoppeld aan de beek. Veelal is dit het verval dat gebruikt werd voor het aandrijven van de molens.


Als gevolg van de industriële ontwikkeling werd ook het wegennet uitgebreid. Zo ontstond er een goede verbinding met de omliggende dorpen en steden. Langs deze wegen en tussen de watermolens werden woningen gebouwd. Deze vrijstaande woningen vormen de nu beeldbepalende linten. De woningen langs deze wegen staan vaak op lange, diepe kavels. De nokrichting is haaks op de weg. Alle woningen zijn net een beetje verschillend met hier en daar een net iets groter pand. Het lint is ruim opgezet met veel ruimte tussen de woningen, waardoor er altijd veel groen van de voor-, zij- en achtertuin zichtbaar is vanaf de weg. Door al deze aspecten ontstaat er een los en informeel dorpsbeeld. Langs de Ugchelseweg, de GP Duuringlaan en de Hoenderloseweg is het beeld van de oude linten goed bewaard gebleven. Ook langs de Brouwersmolenweg en de Hoog Buurloseweg is er nog sprake van kenmerkende linten. Te zien is ook dat nieuwere bebouwing op een goede manier in het lint opgenomen kan worden. De linten zijn bestand tegen de tijd mits de dorpse kenmerken behouden blijven.


Ondanks de verschillende groeiperiodes is het landschap beeldbepalend gebleven voor Ugchelen. De geleidelijke overgang van het dorpse Ugchelen naar het landschap en andersom, is kenmerkend. Dit wordt vooral ervaren vanaf de entreeroutes richting het dorp. De geleidelijke overgang van de Veluwe naar een gebied waar woningen en landschap elkaar afwisselen met daarna het dorp en dichtere bebouwing is zeer kenmerkend. Langs de dorpsrand overheerst het landschap met veel bosgebieden en uitlopers van de Veluwe en daarnaast het open landschap van de Ugchelse Enk. Zichtbaar is dat er richting de randen van Ugchelen steeds minder dicht gebouwd is, oftewel verdunning van de bebouwing richting de randen. De woningen staan op steeds grotere kavels en er is sprake van meer landschappelijk groen, bijvoorbeeld door bosjes of groene bermen langs de straat. Ook in recente plannen is dit een uitgangspunt geweest. Dit landschap reikt tot diep in het dorp, zoals het bosje van Norel bij het huidige centrum, het groen rondom de Ugchelse beek en het verlengde open landschap van de Ugchelse Enk. Het vele groen in het dorp zorgt voor een grote samenhang met het landschap en een zeer groen beeld. De variatie in open en meer bosachtige gebieden is kenmerkend voor Ugchelen. Het behouden van de stevige, groene en landschappelijke rand en het vele groen in het dorp is essentieel voor het open, dorpse beeld.

3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Voor de kwaliteiten van de oude bebouwingslinten zit de waarde enerzijds in de bebouwing en anderzijds in het profiel van het openbaar gebied. De eenheid in de linten wordt gevormd door een grotendeels gelijke oriëntatie en gelijke massa van de woningen. Opvallend voor het dorpse karakter van Ugchelen is de ruime en ongedwongen opzet van de bebouwing, waarbij veel groen aanwezig is in de vorm van voortuintjes en weitjes en hier en daar een woning die door zijn afwijkende vorm of positie voor een subtiele afwisseling zorgt.

Het perceel aan de Hoog Buurloseweg 54 is gelegen aan één van de toegangswegen van Ugchelen vanuit het bosrijke gebied van de Veluwe. Vanaf deze weg wordt afwisselend bebouwing en groene ruimte ervaren. De afwisseling tussen bebouwingsmassa en groen ruimte behoort tot het karakter van dorpse toegangswegen en geeft kwaliteit aan de ingangen van het dorp.

3.3 Groenstructuur

Ugchelen is opgebouwd uit verschillende structuren waaronder de Ugchelse enk en de oude linten in combinatie met de beken. Deze oude lange lijnen worden gekenmerkt door vrijstaande woningen en veel groen.

In het algemeen wordt dit deel van Ugchelen gekenmerkt door zijn dorpse uitstraling. Deze uitstraling wordt grotendeels bepaald door het vele groen en de beperkte bebouwingsdichtheid. De randen van Ugchelen worden in hoofdzaak gevormd door groengebieden/bos. De Hoog Buurloseweg wordt ervaren als entreegebied van het dorp vanuit het bosrijke gebied van de Veluwe. Vanaf deze weg wordt afwisselend bebouwing en groene ruimte ervaren, o.a. door de aanwezigheid van de enk.

3.4 Natuurwaarden

Het plangebied ligt op de flank van de Veluwe aangezien aan de overzijde van de Europaweg de bossen van de Veluwe beginnen. De bodem bestaat uit zandgrond. Sloten of beken zijn niet aanwezig. Dit bestemmingsplan voorziet in een beperkte wijziging van het bestemming gericht op het omzetten van een agrarische bestemming naar de bestemming wonen. Het terrein is ingericht en wordt gebruikt als paardenweitje.

3.5 Verkeer En Vervoer

Voor de De Hoog Buurloseweg geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur. Parkeren kan plaatsvinden op eigen terrein.

3.6 Archeologie En Cultuurhistorie

Op de historische kaart van 1907 ligt het plangebied buiten het dorp Ugchelen in heidegebied. Het gebied is onbebouwd en ligt ca. 150 meter ten zuiden van de Ugchelsebeek. Ook op de kadastrale minuutplan van 1811 - 1832 is het plangebied in gebruik als heide. Op historische kaarten is zichtbaar dat het plangebied in de 19e en 20ste eeuw (deels) onderdeel uitmaakte van heide. Eventuele archeologische resten uit de Middeleeuwen en eerder zijn niet uit te sluiten.

Het plangebied staat op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden aangegeven als een gebied met een lage trefkans voor archeologische waarden. Deze waardering is gebaseerd op de ligging van het terrein in een droogdal en op de aanwezigheid van een veldpodzol. Een veldpodzol is een goed ontwikkelde bodem in gebieden met veel neerslag.

Ook op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Gelderland wordt aan het plangebied een lage verwachting toegeschreven. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Apeldoorn (2006) kent een gebied daarentegen een hoge trefkans op basis van landschappelijke eenheid. In de omgeving van Ugchelen zijn meerdere vindplaatsen aangetroffen. Deze dateren met name uit de IJzertijd en de Middeleeuwen. Er dient in het plangebied rekening gehouden te worden met archeologische resten.

Op de cultuurhistorische beleidskaart kent het plangebied een gemiddelde attentiewaarde.

4 Ruimtelijke En Functionele Opzet

Mede op basis van de in Hoofdstuk 3 beschreven bestaande situatie worden in dit Hoofdstuk voor de herinrichting van de locatie ten opzichte van de omgeving uitgangspunten en randvoorwaarden benoemd. Dit hoofdstuk geeft dan ook de ruimtelijke opzet van het plangebied aan.

4.1 Bebouwing

Een belangrijk uitgangspunt voor het plan op deze locatie is het behoud van het dorpse karakter als entree van Ugchelen. De maat van de woning is afgestemd op het type woning dat in het lint aan de Hoog Buurloseweg voorkomt. De voorgevelrooilijn is iets naar achteren gelegen vanwege de ligging in de bocht van de Hoog Buurloseweg. Het bouwblok kent een breedte van 10 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1081-onh1_0005.png"

Kaartje planlocatie hoek Hoog Buurloseweg – Kleine Veldekster

Bij de positionering van de woning dient vooral gelet te worden op de bestemming en de functie van het perceelsgedeelte dat gelegen is tussen de woning en de Kleine Veldekster. De strook tussen de woning en de weg moet vrijgehouden worden van bouwwerken om zo het landschappelijk beeld zo veel mogelijk te behouden.

4.2 Groenstructuur

Vanuit het landschappelijk karakter van Ugchelen is het wenselijk om het bebouwingslint langs de Hoog Buurloseweg ruim te onderbreken. Daarmee wordt het dorpse karakter van Ugchelen onderstreept. Bij bebouwing van deze kavel is dan ook het uitgangspunt dat de groenstructuur langs de Kleine Veldekster zo groot mogelijk moet zijn. Bij zowel de situering van de woning als de woningbreedte dient voldoende open maat richting de Kleine Veldekster over te blijven. Tussen de woning en de Kleine Veldekster wordt ter afscheiding en versterking van het beeld een begeleidende groenstrook geplaatst.

5 Uitvoerbaarheid

5.1 Milieuaspecten

5.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

5.1.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn.

Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.

Onderzoeksresultaten bodem

In augustus 2009 is door het adviesbureau Hunneman Milieu Advies Raalte een vooronderzoek op standaardniveau en een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (kenmerk 2009663/am/lvh). De resultaten van het bodemonderzoek geven aan dat de boven- en ondergrond niet zijn verontreinigd voor de onderzochte stoffen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium.

Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek zijn er geen bezwaren voor een bestemmingsplanwijziging en voor het afgeven van een bouwvergunning, mits bij indiening van de bouwvergunning het bodemonderzoek niet ouder is dan vijf jaar.

5.1.3 Milieuzonering

Bij de ontwikkeling van gebieden wordt met behulp van de systematiek uit de VNG uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (uitgave 2009), bepaald binnen welke straal bedrijven invloed hebben op de omgeving en met welke milieuaspecten (zoals geluid, gevaar, e.d.) rekening gehouden dient te worden.

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering", kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwetgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving (Wgv) of de veiligheidsregelgeving (Bevi/Revi). Deze wetgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van de aangevraagde ontwikkeling.

Voor de inventarisatie van bestemmingen in de omgeving van de planlocatie is onder andere veldonderzoek verricht. Het veldonderzoek bestaat uit een gevelinventarisatie en het ter plaatse vaststellen van het omgevingstype.


De planlocatie ligt in een rustige omgeving aan de rand van het dorp Ugchelen. Voor de betreffende planlocatie kan derhalve geen correctie ten opzichte van het referentie-omgevingstype "rustige woonwijk" uitgevoerd worden. Het verzoek betreft hier een milieugevoelige functie. Er is hier dus sprake van inwaartse milieuzonering.


Resultaat onderzoek

Binnen het onderzoeksgebied (à 100 meter rond het plangebied) is een aantal bedrijven en instellingen gelegen. Uit het onderzoek komen geen relevante percelen naar voren die een belemmering kunnen vormen voor de realisatie van een woning op de hoek Hoog Buurloseweg - Kleine Veldekster.

5.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedsfeer van verkeerswegen.

Wegverkeerslawaai

Algemeen

Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  1. 1. wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  2. 2. wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur;
  3. 3. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.

De betreffende weg is de Europaweg (N304) en de Rijksweg A1. Voor deze wegen doen zich geen van de genoemde uitzonderingen voor. Deze buitenstedelijke wegen hebben een geluidzone van resp. 200 en 400 meter. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening is ook de geluidbelasting van de (toekomstige) 30 km/u wegen Hoog Buurloseweg en Kleine Veldekster inzichtelijk gemaakt.


Voor de geprojecteerde woningbouw dient akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting plaats te vinden. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Indien de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 63 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn hieraan stelt is dat er een ontheffingsgrond aanwezig is. De ontheffingscriteria zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel voor de voorkeurswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.


Resultaat onderzoek
In de rapportage d.d. 30 juli 2009, opgesteld door adviesbureau De Haan (rapportnummer 09.193) en opgenomen in bijlage 2 van de bijlagen bij de toelichting, is de geluidsbelasting ten gevolge van de gezoneerde wegen Europaweg (N304) de Rijksweg A1, en de niet gezoneerde wegen Hoog Buurloseweg en Kleine Veldekster berekend. Hieruit blijkt de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van de Europaweg en de Hoog Buurloseweg wordt overschreden. Maatregelen aan de bron zijn niet goed mogelijk en maatregelen in de overdracht stuiten op financiële en landschappelijke bezwaren en zijn evenmin voldoende om de geluidsbelasting op alle gevels terug te brengen tot de grenswaarde. De realisatie van de woning is derhalve alleen mogelijk na vaststelling van hogere waarden t.g.v. de Europaweg. Het ontheffingscriterium waarop in de aanvraag beroep gedaan kan worden is 'opvullen gat bestaande bebouwing'. Bij besluit van 25 mei 2010 is deze ontheffing verleend.

5.1.5 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.

De gemeenteraad kan een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen zoals bij ministeriële regeling is aangegeven, is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn onder meer woningbouwlocaties met niet meer dan 500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg.

Omdat hier sprake is van de bouw van één vrijstaande woning, kan nader onderzoek van de luchtkwaliteit achterwege blijven.

5.1.6 Externe veiligheid - Geen bevi-bedrijven in omgeving

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-tankstations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening afstand aan te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven.

Onderzoeksresultaten Besluit externe veiligheid inrichtingen

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gelegen waarop het BEVI van toepassing is.

Buisleidingen

Op ruim 170 meter van de planlocatie is een aardgastransportleiding gelegen. Deze leiding is op zo'n afstand gelegen, dat deze niet van invloed is op de gewenste ontwikkeling van de planlocatie.

Transport gevaarlijke stoffen

Op 170 meter van de planlocatie is de provinciale weg Europaweg gelegen. De PR 10-6-contour op basis van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is niet aanwezig. Aan het Projectbureau Externe Veiligheid uit de Regio Stedendriehoek is advies gevraagd in het kader van het transport gevaarlijke stoffen, om het groepsrisico te berekenen en indien nodig te verantwoorden. Op 27 oktober 2009 is het advies ontvangen. Het volledige advies is in de bijlagen opgenomen.

In het advies worden de volgende conclusies getrokken:

- De planontwikkeling wordt niet belemmerd door de aanwezigheid van een plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar;

- Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron;

- Er is derhalve geen toename van het groepsrisico ten gevolge van de planontwikkeling;

Het is niet noodzakelijk om de Commandant van de regionale brandweer (VNOG) in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over deze planontwikkeling.

Elektromagnetische straling

Hoogspanningslijnen

In de directe omgeving van de planlocatie zijn geen hoogspanningslijnen gelegen.

Zendmasten

De planlocatie is niet gelegen binnen de veiligheidscontour van een zendmast.

5.2 Waterhuishouding

5.2.1 Algemeen

Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven.

5.2.2 Grondwater

Het gebied ligt ten westen van het Apeldoorn Kanaal en daarmee in de in het streekplan vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. Uit gegevens van peilbuizen in de omgeving blijkt dat het grondwaterpeil in het plangebied tussen de circa NAP 28,5 m en NAP 30,5 m ligt. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Door de voorgenomen activiteiten zal grondwater in dit plangebied geen overlast veroorzaken en niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan grondwaterneutraal worden ontwikkeld.

De nieuwbouw dient qua waterdichtheid van vloeren en eventuele kelder te voldoen aan het Bouwbesluit. De initiatiefnemer van het bouwplan is zelf verantwoordelijk voor een eventueel uit te voeren geohydrologisch onderzoek.

5.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

In de directe omgeving van het plangebied komt geen oppervlaktewater voor. Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Dit plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater.


In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.

5.2.4 Afvoer van hemelwater

Het regenwater van daken en terreinverhardingen mag niet afgevoerd worden naar de riolering. Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.

De materialen die in aanraking komen met het hemelwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van hemelwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het hemelwater afgevoerde vervuilende stoffen.

5.2.5 Afvoer van afvalwater

De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit om deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw te verwerken.

5.2.6 Watertoets

Het plan omvat minder dan 10 woningen. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.

Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het Waterschap Veluwe.

5.3 Natuurwaarden

5.3.1 Algemeen

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.

Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele ontheffingen van het verbod. Het systeem werkt als volgt:

  • algemene soorten
    Voor de (met name genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod.
  • overige soorten
    Voor de overige (met name genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'.
  • soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AmvB
    Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AmvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:
    1. 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (daaronder valt de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling); en
    2. 2. er is geen alternatief; en
    3. 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.

Vogels vormen een aparte groep: activiteiten die verstorend zijn gedurende de broedperiode van voorkomende broedvogels zijn niet toegestaan; een ontheffingsmogelijkheid ontbreekt dan ook. Daarnaast is voor aantasting van vaste verblijfplaatsen van vogels (nesten die jaarlijks terugkerend worden bezocht) buiten de broedperiode een ontheffingsprocedure van belang.

Gebiedsbescherming

Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Aangezien het plangebied niet ligt in een gebied waarvoor zo'n gebiedsbescherming geldt en ook niet in de invloedssfeer van zo'n gebied, wordt daarop niet verder ingegaan.

5.3.2 Onderzoeksresultaten

Onderzoek naar flora en fauna en beoordeling aan de Natuurbeschermingswet 1998 heeft plaatsgevonden. In het rapport van ecologisch onderzoek - en adviesbureau AD.ECO van september 2009 (in bijlagen opgenomen) wordt het volgende geconstateerd:

Gebiedsbescherming

In de omgeving van de planlocatie ligt het natura 2000 gebied Veluwe. Dit ligt hemelsbreed minder dan een halve kilometer weg, maar wordt van het plangebied gescheiden door een provinciale weg en een gebiedje met woonbebouwing. Hierdoor is er geen sprake van een relatie met het natura 2000 gebied Veluwe en is er ook geen externe werking te verwachten. Daarom is het niet nodig voor dit plan een ontheffing van de Natuurbeschermingswet aan te vragen.

Soortsbescherming

Binnen het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten aanwezig. De plannen bedreigen de in het gebied voorkomende insecten, amfibieën en zoogdieren niet. Er komen geen reptielen of vissen voor. Nader onderzoek naar vleermuizen is niet nodig.

Werkzaamheden in het terrein betekent tijdelijke verandering van het leefgebied van de voorkomende vogelsoorten. Dit zal geen relevante gevolgen hebben voor het voortbestaan van de vogelsoorten of- populaties. De werkzaamheden mogen alleen in het broedseizoen worden begonnen (periode 15 maart tot 15 juli) als is aangetoond dat er geen vogels broeden.

5.4 Archeologie En Cultuurhistorie

5.4.1 Cultuurhistorische waarden

Het plangebied is gelegen aan de Hoog Buuurloseweg die zich onder invloed van de industriële ontwikkeling als één van de verbindingswegen tussen stad en dorp is uitgegroeid. Langs deze weg verrezen vrijstaande woningen gelegen op veelal lange, diepe kavels. Een ruime opzet en invloed vanuit het landschap in het overgangsgebied tussen het dorp en de gronden daarbuiten is typerend voor de beleving van het lint, zoals deze nu nog wordt ervaren.

Een uitgebreidere beschrijving is opgenomen in paragraaf 3.1. Historie.

5.4.2 Archeologische waarden

Onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf bv heeft in oktober 2009 (zie bijlagen) een archeologisch bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek karterende fase uitgevoerd. Graafwerkzaamheden ten behoeve van de ontwikkeling zullen zorgen voor een bodemverstoring tot een diepte van maximaal 2 meter beneden maaiveld. Geschat wordt dat het te ontgraven oppervlak tussen de 300 en 400 m2 bedraagt. De kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden hierdoor verstoord dan wel vernietigd zullen worden.

In het plangebied op de hoek van de Hoog Buurloseweg en de Kleine Veldekster zijn vijf boringen gezet. Deze boringen zijn verdeeld over de gebieden die verstoord zullen worden door graafwerkzaamheden ten behoeve van de geplande bebouwing. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het plangebied op een grotendeels intacte veldpodzol is gelegen. Er zijn geen indicatoren voor de aanwezigheid van archeologische resten aangetroffen. Toch kunnen deze niet 100 % worden uitgesloten. Daarom wordt op basis van het Inventariserend Veldonderzoek een vervolgonderzoek nodig geacht. Bij het ontgraven van de bouwput vindt archeologische begeleiding plaats conform het protocol 'proefsleuven'.

Ugchelen is als geheel in het gelijknamige bestemmingsplan aangemerkt als archeologisch waardevol gebied. Nu er specifiek archeologisch onderzoek voor dit plangebied is verricht, behoeft er geen archeologische regeling opgenomen te worden in dit bestemmingsplan.

5.5 Financieel-economische Uitvoerbaarheid

Er is op 2 november 2009 een anterieure overeenkomst over grondexploitatie, als bedoeld in artikel 6.24 van de Wet ruimtelijke ordening, gesloten tussen de gemeente en initiatiefnemer. Dit verzekert de financieel-economische uitvoerbaarheid van dit plan. Er behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

In hoofdstuk 3 is de bestaande situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van de voorgestelde invulling. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.

6.2 Karakter Bestemmingsplan

Met dit bestemmingsplan wordt uitvoering gegeven aan de in de motie verwoorde opdracht aan de gemeenteraad voor het opstellen van een bestemmingsplan die voorziet in de bouw van een vrijstaande woning op de hoek Hoog Buurloseweg/Kleine Veldekster.

Er is een vrij gedetailleerde bestemmingssystematiek toegepast, gebaseerd op de stedenbouwkundige uitgangspunten voor dit hoekperceel gelegen in een groene overgangszone. De verschillende functies zijn daarbij op perceelsniveau in één passende (woon-)bestemming ondergebracht. Er is gebruik gemaakt van de standaard wijze van bestemmen zoals gebruikelijk is bij vrijstaande woningen binnen Apeldoorn en aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008.

6.3 Bestemming

De bestemming is vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemming worden hierna besproken.


De woning heeft op de plankaart een bouwvlak gekregen. Door middel van bouwaanduidingen is aangegeven dat sprake moet zijn van een vrijstaande woning. Bij de woning is de standaarddiepte voor het bouwvlak gehanteerd zijnde 15 meter voor vrijstaande woningen.

Het perceelsgedeelte vóór de voorgevel en naast de zijgevel heeft de aanduiding 'tuin'; het perceelsgedeelte achter de achtergevel en gedeeltelijk naast de zijgevel de aanduiding 'erf'. Deze aanduidingen zijn van belang voor de situering van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen. In de regels is namelijk bepaald dat deze bouwwerken niet alleen binnen het bouwvlak maar ook ter plaatse van de aanduiding erf mogen worden gebouwd. Daarbij is nog specifiek bepaald dat deze erfbebouwing ten minste 3 meter achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) moet worden gesitueerd.

De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen is gerelateerd aan de oppervlakte van de kavel. De kavel is circa 1.223 m2 groot. Het maximaal te bebouwen oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen bedraagt in zulke situaties volgens de standaardregeling 85 m2. Daarbij geldt de voorwaarde dat niet meer dan 60% van de kavel wordt bebouwd.

Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis

Bij recht is het gebruik van (een deel van) woning en bijgebouwen ten behoeve van beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de 'Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis' zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.


Bouwregels

Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is een bebouwingsschema opgenomen. In het bebouwingsschema staan de maatvoeringsaspecten.

6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels

In hoofdstuk 2 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 5 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 5.1 is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen in het hele pangebied is toegestaan.

Artikel 5 Afdekking van gebouwen bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf die bouwhoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.

In artikel 6 Algemene gebruiksregels staan de algemene gebruiksregels. Hierin is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming en daarmee onder het gebruiksverbod van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening vallen.

Artikel 9 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

Hoofdstuk 3 OVERGANGS- EN SLOTREGELS bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

7 Inspraak En Overleg

7.1 Inspraak

Omdat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk slechts een beperkte invloed op de omgeving heeft, heeft de gemeente geen gelegenheid geboden om een inspraakreactie op het bestemmingsplan in te dienen. Ook het vooroverleg met de dorpsraad Ugchelen is met goedvinden van de dorpsraad achterwege gebleven.

7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening

Gelet op de aard en de beperkte omvang van deze herziening is het plegen van overleg met instanties als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten.

Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

SBI-CODE OMSCHRIJVING CATEGORIE
221 Uitgeverijen (kantoren) 1
2223 Grafische afwerking 1
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
361 Meubelstoffeerderijen 1
511 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
633 Reisorganisaties 1
642 Telecommunicatiebedrijven 1
65, 66, 67 Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor 1
70 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. 1
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
9302 Schoonheidsspecialist op afspraak 1
9302 Kapper op afspraak 1
9305 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd 1

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek

Bijlage 3 Advies Externe Veiligheid Regio Stedendriehoek

Bijlage 3 Advies externe veiligheid Regio Stedendriehoek

Bijlage 4 Natuurwaardenonderzoek

Bijlage 4 Natuurwaardenonderzoek

Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 5 Archeologisch onderzoek

Bijlage 6 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad Van State

Bijlage 6 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State

Bijlage 7 Procedureschema

Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding -
Voorbereidingsbesluit geldig t/m -
Voorontwerp ter inzage d.d. -
Ontwerpplan ter inzage d.d. 18-03-2010 - 28-04-2010
Vaststelling door gemeenteraad d.d. 16-12-2010
Ter inzage legging vastgesteld plan d.d. 30-12-2010 - 09-02-2010
Aanwijzing GS/Minister van VROM -
Beroep ingesteld bij Afdeling bestuursrechtspraak d.d. 01-02-2011
Voorlopige voorziening gevraagd bij Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak -
Essentie uitspraak Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak -
Datum inwerkingtreding b.p. 11-02-2011
Essentie uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak beroepschriften ongegrond verklaard
Datum onherroepelijkheid b.p. 13-07-2011
Opmerkingen -