Sprenkelaar en Anklaar
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Vastgesteld op 27-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1093-vas1 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aan- of uitbouw
Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan, gelegen:
- ter plaatse van de aanduiding 'erf';
- binnen het bouwvlak, op het gedeelte waar volgens deze regels de bouw van een woning niet is toegestaan.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.7 aaneengebouwde woning
Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.8 agrarisch bedrijf
Een bedrijf, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij en pensionstal, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.
1.9 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
1.10 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.11 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.12 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bedrijfswoning
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.14 begeleid wonen
Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.
1.15 Beperkt kwetsbaar object
Object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen artikel 1 sub 1.
1.16 beroepsuitoefening aan huis
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.17 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
- bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.18 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.21 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.22 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.23 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 bruto vloeroppervlakte
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
1.26 bijgebouw
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
1.27 bijzondere boom
Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.
1.28 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.29 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.30 erkend archeoloog
Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.
1.31 evenementen
Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.
1.32 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 gebruiksgerichte paardenhouderij
Een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone.
1.34 gestapelde woning
Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.
1.35 hoge archeologische verwachtingswaarde
Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten hoog is.
1.36 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.37 hoofdverblijf
- a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.38 intensieve veehouderij
Een inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen categorie behoort en is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren.
1.39 kampeermiddel
Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.
1.40 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.41 kavel
De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.42 kwekerij
Een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.
1.43 Kwetsbaar object
Object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen artikel 1 sub 2.
1.44 middelhoge archeologische verwachtingswaarde
Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten middelhoog is.
1.45 nevenactiviteit
Een activiteit die uitsluitend naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en uitsluitend door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie uitgeoefend kan worden en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.
1.46 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.47 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.48 peil
Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.
1.49 permanente bewoning
Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:
- a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
- b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf beschikt.
1.50 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.51 publieksgerichte dienstverlening
Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.
1.52 recreatiewoning
Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden.
1.53 risicovolle inrichting
Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig met een contour voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
1.54 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht. - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.55 teeltondersteunende voorzieningen
Voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen, zoals tunnel- en boogkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen en regenkappen
1.56 twee-onder-een-kapwoningen
Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.57 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.58 verblijfsrecreatie
Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatiewoningen.
1.59 verkoopvloeroppervlakte
Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.60 winkel
Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.
1.61 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.62 woonwagen
Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.63 woonwagenstandplaats
Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.
1.64 zakelijke dienstverlening
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.65 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
1.66 zorgboerderij
Een voorziening in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren door personen die niet zelfstandig kunnen werken en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven.
1.67 zorgwoning
Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische bedrijven, met dien verstande dat een gebruik als intensieve veehouderij niet is toegestaan;
- b. kwekerij, ter plaatse van de aanduiding 'intensieve kwekerij';
- c. zorgboerderij;
- d. beroepsuitoefening aan huis;
- e. nevenactiviteit in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatennevenactiviteiten;
- f. natuurbeheer;
- g. nutsvoorziening;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte /inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | ||||||||
Bedrijfsgebouwen en overkappingen | bouwvlak, | 6 m | 10 m, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | - de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - de oppervlakte aan kassen bedraagt ten hoogste 120% van de bestaande oppervlakte aan kassen (3.4.1a) - de afstand van op te richten kassen tot niet bij het bedrijf behorende woningen bedraagt ten minste 30 m | ||||||||
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan - voor het bepalen van de inhoud worden de deel, inpandige garages en bergingen meegeteld; - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' - de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande niet bij het betreffende bedrijf behorende kassen bedraagt ten minste 30 m | |||||||||
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 75 m2 | 3 m | 5 m | - uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (3.4.1b) - de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m | ||||||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | - bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde voor teeltondersteunende voorzieningen | |||||||||||
- mestsilo's | 6 m | |||||||||||
- sleufsilo's | 2500 m2 | 4 m | ||||||||||
- overige silo's | 10 m | |||||||||||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak of voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1,50 m (3.4.1f) | ||||||||||
- antenne-installaties | 15 m | |||||||||||
- paardenbakken, stapmolens en lichtmasten t.b.v. paardenbakken | 2 m (3.4.1g) | - indien de paardenbak geen onderdeel vormt van het agrarisch bedrijf als bedoeld in lid 3.1 is er ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning toegestaan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter; - uitsluitend in samenhang met het afwijken van de gebruiksregels als bedoeld in lid 3.6.1 zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan | ||||||||||
- overige | 6 m |
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. bedrijfsactiviteiten van categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst vantoegelaten bedrijfstypen;
- 2. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, niet zijnde lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
- 3. beroepsuitoefening aan huis;
- 4. nutsvoorzieningen;
- 5. tuin en/of erf;
- b. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
- 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
- 2. risicovolle inrichtingen;
- 3. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
- I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
- II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet.
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' | bouwvlak, met in achtneming van de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (4.3a) | ||||
Gebouwen en overkappingen voor verkooppunten motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' | - 75 m² voor gebouwen - 250 m² voor overkappingen | 5 m | |||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m antenne-installaties: 15 m voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 4.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij bedrijfsgebouwen, overkappingen en bijgebouwen te verkleinen tot een afstand van ten minste 3 m, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
- b. van het in lid 4.1 en lid 4.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 4.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
- b. tuin en/of erf;
- c. ontsluitingswegen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak, met in achtneming van de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | - bedrijfswoningen zijn niet toegestaan - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | |||||||
- antenne-installaties | 55 m | ||||||
- overig | 6 m |
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 30 opgenomen procedureregels van toepassing.
Artikel 6 Bedrijventerrein
6.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor :
- 1. bedrijven waarbij geldt dat:
- I. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijstvan toegelaten bedrijfstypen;
- II. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
- III. bedrijven waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
- IV. bedrijven waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
- V. bedrijven waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatenbedrijfstypen;
- 2. zelfstandige kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- 3. beroepsuitoefening aan huis;
- 4. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, daaronder begrepen lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
- 5. bouwmarkt (sbi-code 4752), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt';
- 6. horeca van categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatenhorecatypen, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- 7. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- 8. fiets- en voetpaden;
- 9. groenvoorzieningen;
- 10. nutsvoorzieningen;
- 11. ontsluitingswegen;
- 12. tuin en/of erf;
- 1. bedrijven waarbij geldt dat:
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
- b. De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
- 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
- 2. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
- I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
- II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;
- III. detailhandel in automobielen, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven.
6.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' / 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' | bouwvlak | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (6.3a) | ||||
Gebouwen en overkappingen voor verkooppunten motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' / 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' | - 75 m² voor gebouwen - 250 m² voor overkappingen | 5 m | |||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 6.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij gebouwen, overkappingen en bijgebouwen te verkleinen tot een afstand van ten minste 3 m, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
- b. van het in lid 6.1 en lid 6.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 6.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Bos
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos, struikgewas, hakhout en afschermende groenbeplanting;
- b. behoud, bescherming en versterking van het bos met de aldaar voorkomende landschaps- of natuurwaarden;
- c. tuinen;
- d. ontsluitingswegen;
- e. fiets-, voet- en ruiterpaden;
- f. in- en uitritten;
- g. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken.
7.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | 2,50 m | - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
7.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op de bescherming van het bos nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Gemengd
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;
- b. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
- c. horeca van categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatenhorecatypen, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- d. bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatenbedrijfstypen, met uitzondering van autobeklederijen en opslagen van overige gevaarlijke stoffen die aanwezig zijn in tanks, bovengronds <10 m³ en die onder de drempelwaarde van het Besluit Risico's Zware Ongevallen vallen;
- e. beroepsuitoefening aan huis;
- f. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 8.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de woning | bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding en 'maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | e ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | ||||
Bijgebouwen en overkappingen bij de woning | 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (8.3a) - bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties speel- en klimtoestellen: 4 m (8.3b) overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 8.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
- b. van het in lid 8.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
- c. van het in lid 8.1 en lid 8.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 8.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
- b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
- c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
- d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
- e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
- f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
- g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. hondenuitlaatplaatsen;
- d. evenementen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. vijvers en watergangen;
met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen.
9.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 9.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | speel- en klimtoestellen: 4 m (9.4) overig: 2,50 m | - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 9.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Artikel 10 Kantoor
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
- b. congres- en vergaderruimten;
- c. datacenter (sbi-code 72), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - datacenter';
- d. nutsvoorzieningen;
- e. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven waarde | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
10.3 Specifieke gebruiksregels
De niet bebouwde grond mag uitsluitend als tuin, erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
- b. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- c. beroepsuitoefening aan huis;
- d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- e. evenementen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. speelplaatsen;
- h. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een woning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.
11.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 11.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de woning | bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven waarde | ||||
Bijgebouwen en overkappingen bij de woning | 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (11.3a) - bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de bedrijfswoning worden aangesloten - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (11.3b) overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 11.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
- b. van het in lid 11.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
- c. van het in lid 11.1 en lid 11.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 11.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
- b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
- c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
- d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
- e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
- f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
- g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 12 Recreatie - Dagrecreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatie, niet zijnde verblijfsrecreatie;
- b. evenementen;
- c. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema:
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen | bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | |||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties: 15 m lichtmasten: 15 m overkappingen: 3 m overig: 6 m |
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport en sportvoorzieningen als bedoeld in de categorieën 1 tot en met 2 van de Lijst vantoegelaten sportvoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - tot en met categorie 3.1' sport en sportvoorzieningen tot en met categorie 3.1 zijn toegestaan;
- b. kinderopvang;
- c. evenementen;
- d. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
13.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen | bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' en'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties: 15 m lichtmasten: 15 m overkappingen: 3 m overig: 6 m |
13.3 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied;
- b. in- en uitritten;
- c. evenementen;
- d. markten en standplaatsen voor ambulante handel;
- e. watergangen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. tuin;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
gebouwen | 3 m | ter plaatse van de aanduiding 'garage' | |||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties speel- en klimtoestellen: 4 m (14.3) overig: 2,50 m |
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 14.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Artikel 15 Verkeer - Weg
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. in- en uitritten;
- f. fiets- en voetgangerstunnels;
- g. rijwielstallingsvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. evenementen;
- j. watergangen;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen ongelijkvloerse kruisingen, in- en uitritten, overkappingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen .
15.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties overkappingen: 3 m overig: 2 m | van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels en bruggen uitgezonderd |
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen, nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. vijvers en sloten ten behoeve van de waterberging, waterafvoer en/of beheersing van de grondwaterstand;
- c. water- en oeverrecreatie;
- d. weg- en waterbouwkundige voorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen bruggen, taluds, overbeschoeiingen, onderhoudspaden en aanlegplaatsen.
16.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 2,50 m | van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal 2 woningen per bouwvlak;
- b. woonwagens, woonwagenstandplaatsen en vrijstaande woningen, ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
- c. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- d. beroepsuitoefening aan huis;
- e. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken.
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:
- a. het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
- b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.
17.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 17.2 bepaalde:
- a. voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte van een woning ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' met niet meer dan 3,50 meter tot een maximum van 1/3 van het grondoppervlak van het gebouw ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen liftkokers en installatieruimten;
- b. voor het ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' verkleinen van de afstand van een woonwagen/woning tot de zijdelingse perceelsgrens tot ten minste 1 meter;
- c. dat bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens danwel binnen de aanduiding 'tuin' wordt gesitueerd, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
- d. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
17.5 Specifieke gebruiksregels
17.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan ieder bouwvlak met de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'zorgwoning' toe te voegen teneinde zorgwoningen toe te staan indien:
- a. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
- b. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
- c. de bebouwing per bouwvlak maximaal 2.500 m3 bedraagt;
- d. de bebouwing voldoet aan de voor de betreffende locatie geldende maatvoerings- en bouwaanduidingen en aan de regels in het bebouwingsschema.
Artikel 18 Wonen - Garageboxen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor garageboxen.
18.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen | bouwvlak | 3 m |
Artikel 19 Wonen - Uit Te Werken
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen,
- b. verkeers-, verblijfs en parkeerdoeleinden;
- c. groen- en speelvoorzieningen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen
- e. geluidswerende voorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
met de daarbij bijbehorende bouwwerken, tuinen en erven
19.2 Uitwerkingsregels
Met toepassing van het in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalde werken burgemeester en wethouders de in lid 19.1 omschreven bestemming uit, met inachtneming van de volgende regels:
- a. binnen het bestemmingsvlak Wonen - Uit te werken ter plaatse van de Wilhelm Tellstraat is toegestaan een complex van gestapelde woningen met een hoogte van maximaal 21 m en een grondoppervlakte van maximaal 3000 m² of grondgebonden woningen met een hoogte van maximaal 9 m, waarbij het bestemmingsvlak voor maximaal 50% mag worden bebouwd;
- b. binnen de bestemmingsvlakken Wonen - Uit te werken ter plaatse van de Parelvissersstraat zijn grondgebonden woningen toegestaan met een hoogte van maximaal 9 m, waarbij elke bestemmingsvlak voor maximaal 70% mag worden bebouwd.
- c. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen, overkappingen en aan- en uitbouwen mag per kavel/woning maximaal 50 m² bedragen;
- d. de hoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 3 m bedragen;
- e. burgemeester en wethouders kunnen in de uitwerking een nadere eisenregeling opnemen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, een en ander met het oog op:
- 1. het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
- 2. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- 3. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing;
19.3 Bouwregels
- a. Het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 19.1 dient te geschieden overeenkomstig een door burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan dat in werking is getreden en/of onherroepelijk is geworden.
- b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het onder a van dit lid bepaalde voor het bouwen van bouwwerken vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het onder a bedoelde uitwerkingsplan, indien het bouwplan in overeenstemming is met het (voor)ontwerp-uitwerkingsplan en en de realisatie ervan past binnen de economische en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Een beslissing omtrent deze afwijking wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het afwijken in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen afwijking bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 20 Waarde - Archeologie Hoog
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologischeverwachtingswaarde.
20.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 21 Waarde - Archeologie Middelhoog
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhogearcheologische verwachtingswaarde.
21.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de vergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene Bouwregels
23.1 Algemene regels
- a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
- b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
- c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
- d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
- e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
- f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
- g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
23.2 Afdekking van gebouwen
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
24.1 Gebruik in strijd met de bestemming
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
- a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- g. het verstoren van archeologische waarden buiten vlakken met de bestemmingen 'Waarde- Archeologie hoog' en 'Waarde - Archeologie middelhoog' door het uitvoeren van grondwerkzaamheden in het kader van de natuurontwikkeling, het aanleggen van leidingen en het waterbeheer dieper dan 0,50 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens het bevoegd gezag op te stellen Programma van Eisen.
Indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag op advies van de archeoloog besluiten zonodig een opgraving te laten plaatsvinden.
Het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
24.2 Strafbepaling
Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.
Artikel 25 Bijzondere Boom
25.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van bijzondere bomen.
25.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere boom' dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 10 meter te bedragen.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 25.2 bepaalde ten behoeve van het verkleinen van de genoemde afstand tot ten minste 5 meter uit het hart van de boom, mits dit geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Geluidzone - Industrie
26.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie ' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van het industrielawaai.
26.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is het -met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidgevoelige functie- niet toegestaan om gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies.
Artikel 27 Veiligheidszone - Lpg
27.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw of uitbreiding van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.
27.2 Afwjikingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 27.1 bepaalde ten behoeve van het vestigen van beperkt kwetsbare objecten mits:
- het aantal mensen dat wordt blootgesteld aan het risico verantwoord wordt;
- aangetoond is dat er geen geschikte alternatieve locaties voor het risico is en;
- de mate van zelfredzaamheid van de blootgestelde personen verantwoord wordt.
27.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduidinggrens van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' te wijzigen indien dat vanwege wijziging in de regelgeving omtrent externe veiligheid mogelijk of noodzakelijk is.
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
28.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
- a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
- b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
- c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
- d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
- e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
28.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk :
- a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.
28.3 Aangrenzende percelen
Afwijken als bedoeld in lid 28.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.
28.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 28.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 32 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
29.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.
29.2 Voorwaarden voor wijziging
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 30 Algemene Procedurebepalingen
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 31 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht Bouwwerken
32.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
32.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
32.3 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 33 Overgangsrecht Gebruik
33.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
33.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
33.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
33.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 34 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar.
Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn
d.d. 27 juni 2013 nr. 76-2013
Mij bekend,
De griffier,
Namens hem:
John de Meij
manager Team Omgevingsrecht & Advies
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar heeft betrekking op de woonbuurten Sprenkelaar en Anklaar en het bedrijventerrein Apeldoorn - Noord. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad iedere 10 jaar opnieuw een bestemmingsplan voor een gebied vast. Het merendeel van de bestemmingsplannen die nu voor dit deel van Apeldoorn gelden is ouder dan 10 jaar. Bovendien zijn deze bestemmingsplannen niet alleen in tijd maar ook in juridische regeling verouderd. Actualisering is daarom wenselijk.
Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een eenduidige en uniforme juridische regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen het plangebied. Het bestemmingsplan heeft overwegend een beheerkarakter, waarbij de bestaande situatie uitgangspunt is. In het bestemmingsplan worden alleen de nieuwe ontwikkelingen opgenomen waarvan al een planologische en/of juridische procedure is afgerond voor de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan.
In verhouding tot de geldende bestemmingsplannen bieden de regels in dit bestemmingsplan naar aanleiding van algemene maatschappelijke en gewenste ontwikkelingen meer ruimte aan met name de bewoners. Een voorbeeld hiervan is het uitoefenen van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis.
Het nieuwe bestemmingsplan heeft als doel:
- het woongebied voorzien van een actuele bestemmingsplanregeling, zodat de gewenste ruimte voor de (toekomstige) ontwikkelingen wordt geboden. Het is de bedoeling dat in het plangebied een goede mix ontstaat van wonen, voorzieningen en kleinschalige bedrijven. De grootste uitdaging van het bestemmingsplan is het ontwerpen van een regeling die deze mix mogelijk maakt.
- het bedrijventerrein voorzien van een actuele bestemmingsplanregeling zodat de gewenste ruimte voor de (toekomstige) ontwikkelingen wordt geboden en tevens voldoende bescherming is richting het woongebied.
- mogelijk maken van herontwikkeling van Het Podium. Belangrijkste reden van herontwikkeling van Het Podium zijn de veranderde marktomstandigheden. Het type woning is gewijzigd en besloten is dat parkeren op het maaiveld plaatsvindt en niet ondergronds. Zie verder paragraaf 4.1 Het Podium.
Een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan is de milieutechnische uitvoerbaarheid. De gemeente heeft een uitgebreide inventarisatie van mogelijke milieubelemmeringen van bedrijven in en naast het plangebied uitgevoerd. Daarbij is gekeken naar de actuele hinder, de milieuvergunningen en de geldende bestemmingsplanregelingen.
1.2 Ligging En Begrenzing
Het plangebied ligt in zijn geheel in de wijk Noordoost, en in het wijkraadgebied Zevenhuizen-Zuidbroek; het doorsnijdt de buurten Sprenkelaar, Anklaar en Bedrijvenpark Noord. Het omvat dus niet de gehele buurten.
De oostgrens van het plangebied is de Deventerstraat. De noordgrens begint waar de bestaande bebouwing van Sprenkelaar ophoudt (en de nieuwbouw in Zuidbroek zal beginnen), en loopt in noordwestelijke richting over de grens van de bestaande bouw en nieuwbouw in Zuidbroek tot de buurtgrens van Bedrijvenpark Noord. Vervolgens loopt de grens verder in noordelijke richting langs de Bovenkruier en het fietspad in het verlengde daarvan, tot aan de Laan van de Leeuw. Het noordelijkste deel van de grens van het plangebied loopt vanaf dat fietspad westwaarts langs de Laan van de Leeuw tot aan de Oost-Veluweweg. De grens vervolgt in zuidelijke richting langs de Oost-Veluweweg tot aan de Laan van Zevenhuizen. De zuidgrens van het plangebied loopt langs de Laan van Zevenhuizen zuidoostwaarts tot aan de Deventerstraat. Uitgezonderd van het plangebied is het gebied waar het nieuwe wijkwinkelcentrum in Anklaar wordt ontwikkeld, het gebied rondom het Operaplein.
De buurtgrenzen van Anklaar en Sprenkelaar lopen nu nog door de nieuwbouwwijk Zuidbroek. Deze grenzen zullen echter worden aangepast aan de grens van het bestemmingsplangebied nadat het bestemmingsplan is vastgesteld.
Afbeelding - Ligging plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplannen
Het plangebied omvat de volgende bestemmingsplannen inclusief een aantal partiële herzieningen:
Bestemmingsplan | Raad | Gedeputeerde Staten/KB |
Bestemmingsplan Anklaar | 11 maart 1971 | 6 maart 1972 |
Bestemmingsplan Sprenkelaar | 11 maart 1971 | 6 maart 1972 |
Bestemmingsplan Anklaar - Sprenkelaar | 25 mei 1989 | 3 januari 1990 |
Bestemmingsplan Bedrijventerrein Apeldoorn - Noord | 10 september 1992 | 30 maart 1993 |
Bestemmingsplan Sprenkelaarsdijk 1991 | 17 december 1992 | 3 mei 1993 |
Bestemmingsplan Deventerstraat / Sprenkelaarsdijk | 19 december 1992 | |
Bestemmingsplan Zevenhuizen, 't Podium | 22 maart 2007 |
Het nieuwe bestemmingsplan zal bovenstaande bestemmingsplannen (deels) vervangen.
Afbeelding - Globale begrenzing geldende bestemmingsplannen
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
Het bestemmingsplan is opgesteld door Amer / ruimtelijke ontwikkeling te Amersfoort, in samenwerking met de Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling van de gemeente Apeldoorn.
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
- 1. de toelichting; hierin worden de beweegredenen weergegeven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming en/of bescherming aan een stuk grond, alsmede uitleg van de gebruikte bestemmingen;
- 2. de regels; hierin wordt per bestemming een omschrijving van de doeleinden gegeven en verder regels met betrekking tot gebruik van de in dit plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen;
- 3. de verbeelding; waarop de bestemmingen van de betreffende gronden zijn aangegeven.
De toelichting is als volgt opgebouwd:
- in hoofdstuk 2 wordt een inventarisatie gegeven van alle voor het plangebied relevante beleid;
- in hoofdstuk 3 wordt de bestaande situatie van het plangebied en omgeving beschreven;
- in hoofdstuk 4 wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijke en functionele opzet van het plangebied;
- hoofdstuk 5 worden de planologische en milieutechnische randvoorwaarden behandeld;
- in hoofdstuk 6 worden de gehanteerde bestemmingen beschreven, en wordt ingegaan op specifieke juridische aspecten van het plan;
- in hoofdstuk 7 wordt de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond en wordt ingegaan op de inspraak- en overlegreacties.
2 Beleidskader
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de belangrijkste relevante beleidskaders voor het plangebied. Hierbij komen beleidsstukken van zowel Rijks, provincie als gemeente Apeldoorn aan bod.
2.2 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte
De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. In het kader van de nahangprocedure kunnen in de SVIR nog opmerkingen en wensen van de Tweede Kamer worden verwerkt.
Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.
2.3 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening
Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het rijk en provincies bemoeien zich voortaan uitsluitend met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door provincies en gemeenten.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het Rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.
Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.
2.4 Streekplan Gelderland 2005
Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid. Het streekplan is door de inwerkingtreding van de Wro (m.i.v. 01-07-2008) van rechtswege aangemerkt als een structuurvisie.
Generiek beleid
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking. Bundeling in Gelderland heeft met name de volgende doelen:
- handhaving/versterking van de economische en culturele functie van de steden;
- behoud/versterking van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen;
- optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik.
In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:
- een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
- het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
- door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners;
- intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen.
Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat de gemeenten - samenwerkend in regio's - voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma. Het aanbod aan woningen en woonmilieus moet beter aansluiten bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit.
De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen. Functies moeten zo worden gesitueerd ten opzichte van aanwezige voorzieningen dat deze bereikbaar zijn en er voldoende draagvlak voor blijft bestaan.
Zowel in nieuw als in bestaand bebouwd gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Het water in de stad wordt met het omringend watersysteem als één geheel beschouwd. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel worden voorkomen.
Regiospecifiek beleid: de Stedendriehoek
Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk.
Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk. Het overgrote deel van de woningbouwopgave ligt in de steden Apeldoorn, Zutphen en Deventer.
Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld aan knooppunten van infrastructuur worden gerealiseerd in het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. De verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden binnen de steden als uitbreiden buiten de steden.
De regio Stedendriehoek kiest voor verdere herstructurering en intensivering van bestaand stedelijk gebied: 45% van de nieuw te bouwen woningen wordt gerealiseerd door herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied.
2.5 Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordeningen regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting.
Op 15 december 2010 hebben provinciale staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. In de toelichting hebben provinciale staten aangegeven wat de strekking van de verordening is.
'In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat deze verordening geen beleidswijzigingen bevat. Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden nu vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de provincie nader moeten worden uitgewerkt in een provinciale verordening. Dit vloeit voor uit de concept AMvB Ruimte'.
In de Verordening geven provinciale staten regels voor het al dan niet toegestaan zijn van het opnemen van nieuwe ontwikkelingen in bestemmingsplannen. Voor beheergerichte bestemmingsplannen, zoals het onderhavige regelt de Verordening niets.
2.6 Structuurplan Stedelijk Gebied
In februari 2002 heeft de gemeenteraad het structuurplan voor het stedelijk gebied vastgesteld. In het structuurplan zijn de ambities van de stad voor de langere termijn (tot 2020) geformuleerd.
Het is de ambitie van Apeldoorn in de komende periode verder uit te groeien tot centrumstad binnen de regio Stedendriehoek. Dat werkt naar twee kanten: enerzijds het leveren van een bijdrage aan de opvangfunctie van de stad voor de groei van de regionale bevolking en de regionale werkgelegenheid. Anderzijds meer uitstraling van de stad door meer en betere regionale voorzieningen en attracties.
Het structuurplan gaat uit van het concept van de complete stad. In de complete stad horen naast intensief gebruikte stedelijke ruimte ook openbare ruimte van hoge kwaliteit en speel- en recreatieruimte thuis. Compacte stedelijke toevoegingen zullen vooral in en om het centrum en de stadsdeelcentra een plek krijgen. Daardoor wordt niet alleen het draagvlak voor de voorzieningen aldaar vergroot, maar kan ook elders, bijvoorbeeld in ruimer opgezette woonwijken, ruimte gespaard blijven.
In het structuurplan is vastgelegd dat er in de periode 1998-2020 zo'n 15.000 woningen aan de woningvoorraad moeten worden toegevoegd. Daarbij ligt het accent op het toevoegen van (centrum)stedelijke en landelijke woonmilieus.
Afbeelding - Structuurplankaart Stedelijk Gebied
In het structuurplan is per stadsdeel gekeken naar de mogelijkheden tot verdunning en/of verdichting. In stadsdeel Noord zijn kansen voor het toevoegen van nieuwe woonmilieus.
Deze moeten worden gezocht in de herontwikkeling van vrijkomende gebieden en verdichting en versterking van de bestaande structuur. Door de ontwikkeling van de wijk Zuidbroek ten noorden van de wijk zijn er kansen ontstaan om de positie van het winkelcentrum Anklaar te versterken.
2.7 De Groene Mal
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
Afbeelding - De Groene Mal (locatie plangebied in rood aangegeven)
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de directe woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
Het plangebied grenst aan twee groene wiggen. Deze wiggen staan op de bovenstaande kaart aangegeven met de nummers 25 en 26.
De Deventerstraat aan de oostzijde van het plangebied, De Laan van Zevenhuizen, aan de zuidzijde van het plangebied, en de Oost Veluweweg aan de westzijde van het plangebied zijn op de kaart aangegeven als belangrijke lanenstructuur. Ten zuiden van het plangebied ligt het Mheenpark, aangegeven op de kaart met nummer 17.
2.8 Woonvisie
In de woonvisie, Wonen in Apeldoorn 2010 (2002) schetst de gemeente haar visie op Apeldoorn als woonstad. Deze visie is doorvertaald in instrumenten die worden gehanteerd om het beleid in praktijk te brengen, te weten: de woonatlas, het woningbouwprogramma en het prestatiecontract met de corporaties. Tussentijds wordt de woonvisie bijgestuurd en aangevuld op basis van tussentijdse resultaten en mogelijk veranderende inzichten en ontwikkelingen.
In 2007 is de woonvisie uit 2002 geactualiseerd. Hierin worden zeven thema's genoemd. De nieuwe visie richt zich met name op de thema's kernvoorraad en wachttijden voor woningen. Voor de thema's doelgroepen, kwaliteit van de bestaande woningvoorraad, bouwproductie, kloof tussen huur en koop en consumentgericht bouwen is sprake van een hernieuwde focus. Deze thema's zijn op basis van de huidige woningmarkt geactualiseerd.
Alle thema's zijn op dezelfde wijze uitgewerkt: beknopte analyse, visie, doelstellingen en aanpak. Ter ondersteuning van de analyse en het scherp stellen van de problemen, is per thema tevens een overzicht gemaakt van de belangrijkste cijfers. Deze aanpak vormt de eerste aanzet voor het uitvoeringsprogramma. Dit uitvoeringsprogramma zal na vaststelling van deze Actualisatie nader worden uitgewerkt en regelmatig geactualiseerd.
In de woonvisie wordt het beleid ten aanzien van het wonen en de woonomgeving geformuleerd. Een hulpmiddel bij de realisatie van wijkvernieuwingsplannen is de Woonatlas 2005, waarin de huidige situatie en de gewenste ontwikkeling van de woningvoorraad per stadsdeel zijn weergegeven. De woonatlas heeft tot doel de transformatie van de woningvoorraad op locatieniveau aan te sturen.
2.9 Programma Complete Wijken
Apeldoorn streeft naar complete wijken. Het programma Complete Wijken, dat in maart 2005 door de gemeenteraad is vastgesteld, is de tegenhanger van –of beter complementair aan- de ambities van de stad om zijn regionale positie waar te maken en stedelijke projecten als Orpheus, Omnisport en de stationsomgeving te realiseren. De basisgedachte is dat de stedelijke ambities hand in hand moeten gaan met een kwalitatief goede leefomgeving in de wijken en dorpen. Het is een programma waarin de menselijke maat centraal staat, en nabijheid: van winkels, speelplaatsen, huisartsen, etc.
In de moderne vormgeving van de Complete Wijk neemt slim combineren een belangrijke plaats in. Het 'stenen stapelen' en het sociale wijkproces gaan hand in hand. Vaak gaat het om het bundelen van woonvormen, functies en voorzieningen teneinde voldoende draagvlak te verkrijgen. Ook wordt de fysieke vernieuwing en clustering van voorzieningen benut als katalysator voor de vernieuwing van het aanbod van zorg en dienstverlening door de instellingen. Gericht op uiteenlopende doelgroepen.
De bouwstenen van het programma Complete Wijken zijn: gevarieerd wonen, vermaatschappelijking van de zorg - woonzorgcirkels, netwerk van voorzieningen, ontmoeten en ontspannen en integraal wijkbeheer.
2.10 Strategische Economische Beleidsvisie Apeldoorn 2000 - 2020
De economische koers en ambities van Apeldoorn zijn vastgelegd in de Strategische Economische Beleidsvisie Apeldoorn (SEBA) 2000-2020. Deze beleidsvisie is in 2001 door de gemeenteraad vastgesteld en vormt het kader waar concrete projecten en nieuwe initiatieven aan worden getoetst. Apeldoorn kiest ervoor zich te ontwikkelen als een stad met een brede economische basis en een evenwichtig opgebouwde werkgelegenheid. Dit betekent dat Apeldoorn wil beschikken over voldoende en gevarieerde locaties voor bedrijven, kantoren, detailhandel, toerisme/recreatie en leisurevoorzieningen. Daarnaast is een goed opgeleide beroepsbevolking en een innovatief bedrijfsleven eveneens van groot belang.
In verschillende gemeentelijke en regionale programma's worden de SEBA uitgangspunten uitgevoerd. Voor een aantal uitvoeringstrajecten wordt daarbij nauw samengewerkt met externe partners zoals (regionaal) bedrijfsleven, onderwijsinstellingen, maatschappelijke organisaties etc.
Voor de werkgelegenheid en economische ontwikkeling in het plangebied Sprenkelaar en Anklaar betekent deze koers: versterking en een kwalitatieve ontwikkeling van bedrijventerrein Apeldoorn-Noord, goede en op de markt aansluitende detailhandelsvoorzieningen, behoud van de aanwezige bedrijvigheid en ontwikkelingskansen voor kleinschalige bedrijvigheid binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor biedt.
De ontwikkeling van bedrijventerrein Apeldoorn-Noord bestaat uit twee fasen. Fase 1 (50 ha.) is afgerond. En uitbreiding van Apeldoorn-Noord (fase 2) is in 2008 gestart.
Naast de uitbreiding van het bedrijventerrein Apeldoorn Noord met fase II heeft de gemeente het beleid ten aanzien van bouwmarkten geactualiseerd.
Specifiek ten aanzien van bouwmarkten is het volgende beleid opgesteld (zie kader). Er ligt niet een specifiek opgave tot clustering, marktinitiatieven kunnen hier wel toe leiden.
Kader De bouwmarktenbranche kenmerkt zich door lokaal koopgedrag. Dit uit zich in een hogere bezoekfrequentie en de bereidheid van de consument om maar een beperkte afstand voor een bouwmarkt af te leggen. Het is daarom wenselijk om bouwmarkten over te stad te spreiden. Zowel de clusters “Voorwaarts”, “Meubelboulevard” en “Europaweg” zijn geschikt als locatie voor een bouwmarkt (Europaweg beschikt reeds over een bouwmarkt). Gelet op de behoefte aan spreiding (nabijheid voor de klant) zouden er mogelijkheden moeten blijven op de gebieden Apeldoorn-Noord en Apeldoorn-Zuid om hier een bouwmarkt te vestigen. Dit kan leiden tot een solitaire bouwmarktlocatie (of beperkt cluster) binnen deze zones. De exacte locatie van betreffende bouwmarkten binnen deze zone moet afgewogen worden binnen de totale gebiedsontwikkeling (integrale gebiedsontwikkeling, afweging algehele ruimtelijke en functionele kwaliteiten). |
Voor het wijkwinkelcentrum Anklaar moet volgens de visie gekeken worden naar mogelijkheden voor fysieke uitbreiding. Uitbreiding is gewenst gezien de functie die het stadsdeelhart Anklaar gaat vervullen voor de nieuwbouw in de wijk Zuidbroek / Zevenhuizen.
Het stadsdeelhart Anklaar ligt weliswaar in het plangebied maar valt niet binnen de grenzen van dit bestemmingsplan. De uitbreiding van dit stadsdeelhart wordt mogelijk gemaakt in een zelfstandig bestemmingsplan.
Kantoren op Apeldoorn Noord
In de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Apeldoorn 2020 en in de nota Strategisch Economisch beleidsvisie Apeldoorn 2000-2020 is bedrijventerrein Apeldoorn Noord niet aangewezen als locatie voor grootschalige en solitaire kantoorontwikkeling. Alleen op enkele specifiek bestemde locaties (zoals La Tour en het Facilium gebouw), zijn grootschalige en solitaire kantoorvestigingen mogelijk.
Het kantoorgebruik van een gedeelte van een bedrijfspand waar ook andere niet-kantoor activiteiten plaatsvinden is alleen toegestaan als de kantooractiviteiten ondergeschikt zijn aan andere hoofd-activiteiten zoals productie, reparatie, assemblage, groothandel, opslag en dergelijke. Zelfstandig opererende kantoren zijn echter niet toegestaan.
2.11 Detailhandelsvisie
In 2003 is de Detailhandelsvisie 'Een boodschap voor iedereen' vastgesteld. Centrale doelstelling van de detailhandelsvisie is te komen tot een sterke en evenwichtige detailhandelsstructuur, zowel vanuit het oogpunt van de consument (het verzorgingsniveau) als vanuit de optiek van het bedrijfsleven (het economische functioneren). Inzet van de visie is behoud van de fijnmazige winkelstructuur door middel van buurt en wijkverzorgende winkelcentra. Versnippering van winkelfuncties wordt onwenselijk geacht.
In 2010 is door de gemeenteraad beleid voor volumineuze detailhandel (PDV/GDV) vastgesteld. Dit beleid ('Perifere en grootschalige detailhandel gemeente Apeldoorn, herijking van beleid') gaat uit van concentratie van deze vormen van detailhandel in twee zones: de Voorwaarts en de Europaweg. De huidige clusters in de Kanaalzone (Kanaal-Zuid en -Noord) zouden op termijn moeten worden afgebouwd.
Het bedrijventerreinen Apeldoorn-Noord behoort niet locaties voor grootschalige detailhandel. Gelet op de behoefte aan spreiding (nabijheid voor de klant) zouden er mogelijkheden moeten blijven op de gebieden Apeldoorn-Noord en Apeldoorn-Zuid om hier een bouwmarkt te vestigen. Dit kan leiden tot een solitaire bouwmarktlocatie (of beperkt cluster) binnen deze zones. De exacte locatie van betreffende bouwmarkten binnen deze zone moet afgewogen worden binnen de totale gebiedsontwikkeling
2.12 Verkeersbeleid
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2010 – 2020 (vastgesteld juli 2009). Hierin heeft de gemeente een aantal doelen vastgesteld. De gemeente wil de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid behouden en liefst nog vergroten. Enerzijds zijn dit doelen die zijn uitgedrukt in cijfers, anderzijds zijn dit doelen in de vorm van ervaringen van bewoners en gebruikers.
De gemeente faciliteert alle vervoerswijzen en probeert de kennis van de reiziger over de verschillende mogelijkheden te vergroten. Het doel voor verkeersveiligheid is een reductie van 35% van het aantal ongevallen in 2020 ten opzichte van 2002. Om dit doel te bereiken wordt ingezet op het veiliger en herkenbaarder maken van de infrastructuur en gedragsbeïnvloeding van de verkeersdeelnemers.
Het autoverkeer wordt gebundeld op hoofdwegen. De hoofdwegen verbinden stadsdelen met elkaar, met de snelwegen en met de rest van de wereld. Woongebieden worden ingericht als verblijfsgebieden, met een maximum snelheid van 30 km/uur. Daar moet de overlast van autoverkeer zo veel mogelijk worden beperkt.
De gemeente streeft goede voetgangersvoorzieningen na. Bij het station en in de binnenstad worden speciale veilige voorzieningen voor voetgangers aangeboden. Op andere plaatsen wordt een basisniveau aan voorzieningen aangeboden.
De gemeente blijft inzetten op goede fietsenstallingen en fietsdoorstroomassen: snelle aantrekkelijke fietsroutes, waar je als fietser snel, comfortabel en veilig kunt fietsen. Door het plangebied lopen zogenaamde doorstroomassen, de Laan van Zevenhuizen en de Sluisoordlaan-Gavottestraat-Nijbroekseweg.
Fietsers maken niet alleen gebruik van deze doorstroomassen. Er ligt een fijnmazig netwerk onder van fietspaden, fietsstroken en woonstraten waarin gefietst wordt. Dit net voedt de doorstroomassen en zorgt voor een goede bereikbaarheid van verschillende (kleinere) bestemmingen. De kwaliteit van deze voorzieningen is en blijft daarom ook van groot belang.
Alle inwoners van Apeldoorn moeten gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. De bus speelt hierin een belangrijke rol. De bussen sluiten aan op de treinen. De taxibus wordt ingezet als aanvulling op de behoeften van de gebruiker.
In de Verkeersvisie 2010-2020 is een basisnet van hoofdwegen vastgesteld waarop de afwikkeling van het verkeer dient te worden gebundeld. De hoofwegenstructuur bestaat uit de Ring en de radialen. Relevant voor het huidige bestemmingsplan is dat de Oost Veluweweg en Deventerstraat zowel hoofdwegen zijn als radiaal. De Laan van zevenhuizen is zowel hoofdweg als onderdeel van de Ring. Op hoofdwegen is het snelheidsregime 50 km/uur. Alle andere wegen in woongebieden zijn in principe verblijfswegen met een snelheidsregime van 30 km/uur.
Op bedrijventerrein Apeldoorn - Noord geldt de maximum snelheid van 50 km/ uur. Er kunnen, indien nodig, gescheiden voorzieningen voor de fietsers worden aangelegd. Hier komen echter vooral automobilisten. Parkeervoorzieningen en voorzieningen voor voetgangers moeten zeker aanwezig zijn.
In verblijfsgebieden wordt voornamelijk gewoond. De ruimte wordt daar anders gebruikt dan in de binnenstad of aan de hoofdwegen. Hier is sprake van gemengd verkeer met spelende kinderen, fietsers, voetgangers, auto’s uit opritten en dwalende bezoekers. In de verblijfsgebieden is de maximumsnelheid daarom altijd 30 km/uur of 15 km/uur bij bestaande woonbuurten. Op de toegangswegen tot de wijk kunnen eventueel in verband met intensief gebruik, vrij liggende fietspaden worden aangelegd. Ook dan geldt daar nog steeds de maximum snelheid van 30 km/uur.
De parkeernormen zijn vastgesteld in de Parkeernota (geactualiseerd oktober 2004). De gemeente stelt geen maximum aan het aantal parkeerplaatsen bij woningen, de parkeernorm geeft aan wat in ieder geval aangelegd moet worden. Op bedrijventerreinen wordt de parkeernorm gehanteerd als minimumnorm, met een maximaal toegestane overschrijding van 10%.
2.13 Waterbeleid
2.13.1 Europees beleid
Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) in werking getreden. De KRW geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kust-water en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat:
- Aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed.
- Verbetering van het aquatisch milieu wordt bereikt, onder andere door een forse vermindering van lozingen en emissies.
- Duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn.
- Er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Voor de KRW zijn ecologische èn fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang en/of het beschermingsniveau van het grondwater. De KRW heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor bijvoorbeeld riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijk beleid.
2.13.2 Nationaal beleid
2.13.3 Provinciaal beleid
2.13.4 Waterschapsbeleid
Waterschap Veluwe is in zijn beheersgebied verantwoordelijk voor de waterhuishouding en de waterkering. Voor Waterschap Veluwe liggen de komende jaren belangrijke wateropgaven te wachten. Deze opgaven komen voort uit de effecten van klimaatverandering: extreem natte en droge perioden. Veiligheid tegen hoge (rivier)afvoer moet zijn gewaarborgd en het aanwezige oppervlaktewater moet schoon en gezond zijn. De verschillende functies in het beheergebied (wonen, werken, landbouw en natuur) vragen om een specifiek waterbeheer. Waterschap Veluwe tracht alle functies van een zo goed mogelijk waterbeheer te voorzien.
Op 22 december 2009 is het nieuwe Waterbeheersplan Veluwe 2010-2015 (WBP) vastgesteld en met ingang 2010 is dit van kracht. Het jaar 2015 is een markant ijkpunt. In het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel en in de Kaderrichtlijn Water is bepaald dat in dat jaar het watersysteem op orde moet zijn.
In het Waterbeheersplan Veluwe 2010-2015 staan de doelen beschreven. Kortom: wat gaat het waterschap waar doen, op welke manier en wanneer? De doelen in de plannen vloeien voort uit Europese, Nationale en provinciale wet-, regelgeving en beleid. In totaal worden negen hoofddoelen onderscheiden:
- Doel 1: Veilige dijken.
- Doel 2: Gewenste grond- en oppervlaktewaterstanden.
- Doel 3: Vermindering wateroverlast en water voor droge tijden.
- Doel 4: Goede onderhoudssituatie.
- Doel 5: Herstel en behoud van bijzondere natuur.
- Doel 6: Goede waterkwaliteit.
- Doel 7: Stedelijk waterbeheer.
- Doel 8: Transport en zuivering van afvalwater.
- Doel 9: Brede kijk.
De maatregelen die Waterschap Veluwe moet nemen om de gestelde doelen te halen, hebben bijna allemaal één ding met elkaar gemeen: er is ruimte voor nodig. Waterschap Veluwe wil er in de planperiode voor zorgen dat het watersysteem voldoende ruimte krijgt en dat, waar nodig, deze ruimte ook planologisch veiliggesteld wordt. Dit moet gebeuren door overleg met de betrokken partijen en mede- overheden in de deelstroomgebieden.
2.13.5 Gemeentelijk beleid
2.14 Beleidsnota Externe Veiligheid
De gemeente Apeldoorn wil haar burgers en bedrijven een veilige leef- en werkomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Apeldoorn het externe veiligheidsbeleid geformuleerd.
Bij externe veiligheid gaat het om de risico's op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich zowel voor bij risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving en beleidsnota's, onder andere in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Invulling geven aan deze wettelijke verplichtingen vormt een belangrijk onderdeel van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Apeldoorn aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's om dient te worden gegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en plaatsgebonden risico te overwegen, bij het nemen van besluiten.
Risicosituatie gemeente Apeldoorn
De gemeente Apeldoorn kent voor wat betreft het BEVI 37 risicobronnen. Enkele risicoveroorzakende inrichtingen bevinden zich op de bedrijventerreinen van de gemeente Apeldoorn, maar het merendeel bevindt zich verspreid over het grondgebied van de gemeente en zijn dus niet specifiek te herleiden tot één of meer industriegebieden. In de gemeente Apeldoorn is geen spoorwegemplacement aanwezig, er wordt niet gerangeerd met goederen.
Uitgangspunten en gebiedsgerichte ambities gemeente Apeldoorn
Voor het plaatsgebonden risico in bestaande situaties geldt, dat deze moet voldoen aan de wettelijke grenswaarden.
De uitgangspunten voor het basisniveau externe veiligheid voor nieuwe situaties in woon- en gemengde gebieden zijn dat de realisering van een risicobron met externe veiligheidsconsequenties niet mogelijk is. De realisatie van een beperkt kwetsbaar object is gemotiveerd mogelijk tot 1x de oriënterende waarde.
Binnen de gemeente Apeldoorn vindt transport van gevaarlijke stoffen voornamelijk plaats over de provinciale wegen en Rijkswegen, waaronder de aan de oostzijde van het plangebied grenzende N344 (Deventerstraat/Amersfoortseweg).Routering van gevaarlijke stoffen en de bijbehorende procedures is in de gemeente Apeldoorn niet aan de orde vanwege de goede ontsluiting van met name de grotere industrieterreinen vanaf het (toekomstige) Basisnet (A-wegen en N-wegen).
Op basis van de aard en ligging van de risicobronnen is vanuit het perspectief van externe veiligheid een indeling gemaakt in gebieden waarvoor het wenselijk kan zijn om een verschillend veiligheidsniveau na te streven. Het plangebied is gelegen binnen de gebieden: gemengd gebied, woongebied en bestaande bedrijventerreinen:
- 1. Gemengd gebied
- a. Gebieden met als voornaamste bestemming wonen en werken. Het is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast wonen komen andere functie voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Bij werken ligt de nadruk op informatie- en communicatietechnologie, milieutechnologie, dienstverlening en zorg.
- b. Stroken langs doorgaande wegen in rustige dorpskernen/woonwijken waar middels de aanwezigheid van een geluidscontour vestiging van winkels/horeca mogelijk is.
- 2. Woongebied
Woonwijken die gericht zijn volgens het principe van functiescheiding zoals dorpskernen en Vinex-achtige stedelijke woonwijken. Gebieden met als voornaamste bestemming wonen. In geringe mate zijn wijkgebonden voorzieningen mogelijk. - 3. Bestaande bedrijventerreinen
Gebieden met als voornaamste bestemming bedrijvigheid (werken). Hier worden bedoeld de grote Apeldoornse bedrijventerreinen voor middelzware en zware bedrijven, welke gesticht zijn voor risicobedrijven (Apeldoorn - Noord). Een aantal bedrijventerreinen is niet geschikt voor de vestiging van nieuwe Bevi-bedrijven (Apeldoorn - Noord).
2.15 Nota Uitgiftebeleid Snippergroen
De stukken openbaar groen die niet van algemeen belang zijn, komen in aanmerking voor uitgifte aan burgers in de vorm van verkoop of verhuur. De uitgifte kan plaatsvinden binnen het stedelijk gebied van de gemeente Apeldoorn, met uitzondering van de bedrijventerreinen.
Op uitgiftekaarten is aangegeven welke stukken groen voor uitgifte in aanmerking komen. In de nota zijn de voorwaarden voor uitgifte vastgelegd. Alleen openbaar groen op buurtniveau binnen de bestemming Wonen en Verkeer-Verblijfsgebied komt, onder voorwaarden, voor uitgifte in aanmerking.
Het herzien van bestemmingsplannen kan een doorwerking hebben op de uitgiftekaarten. Als bestemmingen veranderen, veranderen daarmee ook de uitgiftemogelijkheden.
2.16 Beleidsnota Hoogbouw Ruimte Door Hoogte
In oktober 2008 is de beleidsnota hoogbouw vastgesteld. Deze nota geeft de koers aan voor hoogbouw in Apeldoorn. De nota heeft alleen betrekking op gebouwen hoger dan 25 m in het stedelijk gebied van Apeldoorn. In het hoogbouwbeleid speelt de Grote Lijn een centrale rol. De Grote Lijn loopt langs het Apeldoorns Kanaal en vanaf het Apeldoorns Kanaal langs de spoorlijn naar het westen. In deze zone is hoogbouw vanuit stedenbouwkundig perspectief zonder meer verantwoord, mits landschappelijk juist geplaatst en passend bij de karakteristiek van de omgeving. Buiten de Grote Lijn is ook hoogbouw mogelijk, maar dat vraagt om maatwerk en inpassing in de bestaande structuur. Hier wordt hoogbouw alleen op basis van een concreet initiatief afgewogen. Een hoogte van 70 meter geldt buiten de Grote Lijn als maximaal.
Na een positieve stedenbouwkundige conclusie wordt ieder hoogbouw-initiatief getoetst aan een Hoogbouw Effect Rapportage. Deze toetsing is gericht op het minimaliseren van hinder door het gebouw zelf en het gebruik van gebouw en omgeving.
Op het plandeel dat gelegen is langs de Oost Veluweweg is het hoogbouwbeleid van de Grote Lijn van toepassing. Voor het overige plangebied wordt uitgegaan van de bestaande bouwhoogtes omdat het bestemmingsplan conserverend van karakter is.
2.17 Verordening Voor Kamerverhuurpanden
Apeldoorn wil een goede ruimtelijke spreiding van kamerverhuurpanden om leefbaarheidsproblemen en overlast binnen de perken te houden.
Er bestaat een toenemende behoefte om met meerdere huishoudens in één woning te gaan wonen. Het huidige instrumentarium (bestemmingsplan en beoordelingsgronden vergunningaanvragen) laat weinig ruimte en biedt onvoldoende eenduidigheid voor dergelijke initiatieven. In deze notitie zijn de verschijningsvormen gedefinieerd en is per verschijningsvorm aangegeven hoe deze op basis van het beleid beoordeeld moet worden.
Doel van de verordening is te zorgen voor een spreiding van de kamerverhuurpanden, zodat door een redelijke geografische spreiding van de kamerverhuurpanden, niet te veel druk op de leefbaarheid van bepaalde wijken, buurten en straten ontstaat.
Daarnaast regelt de verordening:
- Ruimte bieden aan nieuwe woonvormen;
- Dereguleren daar waar dat kan en eenduidig regelen waar dat nodig is;
- Algemene richtlijnen voor de beoordeling van woonvormen formuleren.
2.18 Geurbeleid
Het geurbeleid van de gemeente Apeldoorn komt tot uiting in de ‘Handreiking geurbeleid en milieuvergunningen’ (maart 2004) en de ‘Beleidsnotitie Industrieel Geurbeleid Apeldoorn’ (april 2004).
Een nieuwe woonlocatie, of een anderszins geurgevoelige bestemming, kan op een zodanige afstand van stankbronnen (en andersom) worden gepland, dat geen of slechts acceptabele mate van hinder te verwachten is. Indicaties voor aan te houden afstanden met betrekking tot een bedrijventerrein zijn onder meer te ontlenen aan vergelijkbare activiteiten of bedrijven uit de VNG-publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’. In bijzondere situaties kan maatwerk nodig zijn, waarbij diverse vormen van geuronderzoek kunnen worden uitgevoerd. Van de VNG-publicatie mag slechts worden afgeweken indien dit niet leidt tot een milieuhygiënisch onwenselijke situatie. Gezien het type bedrijven dat in Apeldoorn is gevestigd, alsmede het aantal ontvangen klachten omtrent stankoverlast, is een lokaal gemeentelijk geurbeleid slechts voor een handvol bedrijven van toepassing. Als voorbeeld kan worden gedacht aan enkele bedrijven in Apeldoorn die vallen in de branche kunststofverwerkende industrie.
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat in Apeldoorn geen echte geurproblematiek voorkomt.
2.19 Duurzaamheidsbeleid
De uitgangspunten van duurzame ontwikkeling binnen de Gemeente Apeldoorn zijn vastgelegd in de nota's 'Apeldoorn ontwikkelt Duurzaam, Aanpasbaar en Flexibel' (DAF-nota) en 'Apeldoorn Duurzaam, zo doen we dat hier', in de Woonvisie 2010, in het MOP 2005-2009 en in diverse collegebesluiten, waaronder die over het BANS-klimaatprogramma. De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Apeldoorn zijn hoog. Een belangrijk uitgangspunt bij deze duurzame ontwikkeling vormt het besluit van de gemeenteraad om als stad energieneutraal te zijn in 2020.
Bij de uitvoering van het duurzaamheidsbeleid wordt onder andere gestreefd naar een optimale energieinfrastructuur, waarbij duurzame bronnen als wind- en zonne-energie en bodemwarmte zoveel mogelijk worden benut. Daarnaast worden nieuwe energiebesparende technieken ingezet. Het herstellen van de natuurlijke waterhuishouding van stad en landschap, ondermeer door het vasthouden van (regen)water in het stedelijk gebied, is eveneens van belang.
Naast deze beleidsdoelstellingen die een kwaliteitverhoging op korte en lange termijn dienen te bevorderen, worden in de DAF-nota ook instrumenten aangegeven waarmee kan worden gewerkt. Ook wordt beschreven hoe het beleid intern en extern kan worden gerealiseerd.
De uitgangspunten voor duurzaam waterbeheer zijn vastgelegd in de in 2005 vastgestelde nota 'Werken aan water; Apeldoorns waterplan 2005-2015'. Dit waterplan zal ook als basis dienen voor de voor veel ruimtelijke projecten wettelijk verplichte watertoets.
In het Bouwbesluit zijn eisen geformuleerd met betrekking tot energie en binnenmilieu, zoals de energieprestatienormering. Andere wettelijke instrumenten zijn de Wet milieubeheer en de Bouwverordening. Maatregels die een duidelijke relatie hebben met ruimtelijke ordening, zoals dichtheden, zongerichte oriëntatie van kavels en de hoeveelheden groen, open water en verhard oppervlak, kunnen worden opgenomen in bestemmingsplannen. De ambities van de gemeente Apeldoorn reiken echter verder dan het wettelijke vangnet.
Op grond van doelstellingen uit het Gelders Milieubeleidsplan en het Gelderse Grote Steden Ontwikkelingsbeleid heeft de provincie met gemeenten, waaronder Apeldoorn, afspraken gemaakt over duurzaamheid.
Voor de realisatie van de gemeentelijke ambities en voor het nakomen van de afspraken met de provincie is aanvullend instrumentarium ontwikkeld. Van zowel gemeentelijke als externe partijen wordt verwacht dat zij volop medewerking verlenen aan het realiseren van deze ambities. In veel gevallen zijn door innovatieve oplossingen win-win situaties mogelijk.
2.20 Integraal Huisvestingsplan Gemeente Apeldoorn 2007 - 2010
Het Integraal huisvestingsplan bevat de meerjarenplanning voor onderwijshuisvesting in de gemeente in de periode 2007-2010 en een doorkijk naar de periode 2011-2018. Per wijk en dorp zijn de stand van zaken en de plannen voor de komende periode uitgeschreven.
In de buurten Anklaar - Sprenkelaar zijn drie scholen aanwezig die allemaal voorzien zijn van een passende huisvesting. De gebouwen zijn ook aangepast aan de hedendaagse eisen.
2.21 I-cultuur
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.
Archeologische beleidskaart
Op de archeologische beleidskaart staan bekende archeologische vindplaatsen en terreinen waarbij reeds is vastgesteld dat er archeologische waarden aanwezig zijn, daarnaast is het gehele grondgebied van de gemeente Apeldoorn verdeeld in zones met een hoge, middelhoge en een lage archeologische verwachtingswaarde. Deze verdeling is gebaseerd op onder andere bodemkundige, geo(morfo)logische, archeologische en historische kaarten en kennis.
De verwachtingswaarden geven geen feitelijke vindplaatsen weer, maar de kàns op het aantreffen van een archeologische vindplaats bij het uitvoeren van bodemingrepen. Concreet betekent dit dat de kans op het aantreffen van archeologische sporen en/of vondsten binnen een zone met een lage archeologische verwachtingswaarde wel aanwezig is, maar dat deze kans veel kleiner is dan binnen een zone met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde.
Het verschil in de zogenaamde trefkans heeft ertoe geleid dat er verschillende grenzen van bodemingrepen zijn opgesteld waarbij het doen van archeologisch onderzoek nodig is. Deze grenswaarden zien er als volgt uit:
- Hoge archeologische verwachting, bebouwde kom: Bij bodemingrepen groter dan 50 m² en dieper dan 50 cm is een archeologisch onderzoek nodig.
- Hoge archeologische verwachting, buitengebied: Bij bodemingrepen groter dan 50 m² en dieper dan 35 cm is een archeologisch onderzoek nodig.
- Middelhoge archeologische verwachting, bebouwde kom: Bij bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm is een archeologisch onderzoek nodig.
- Middelhoge archeologische verwachting, buitengebied: Bij bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 35 cm is een archeologisch onderzoek nodig.
- Lage archeologische verwachting, bebouwde kom: Bij bodemingrepen groter dan 1000 m² en dieper dan 50 cm is een archeologisch onderzoek nodig.
- Lage archeologische verwachting, buitengebied: Bij bodemingrepen groter dan 1000 m² en dieper dan 35 cm is een archeologisch onderzoek nodig.
Een archeologisch onderzoek kent vele vormen. In veel gevallen kan volstaan worden met een archeologisch bureauonderzoek, eventueel aangevuld met een verkennend booronderzoek. Ook kan het zijn dat gedetailleerder booronderzoek, een zogenaamd karterend booronderzoek, nodig is, of dat zelfs proefsleuven moeten worden gegraven. Uiteindelijk kunnen deze vormen van onderzoek erin resulteren dat een behoudenswaardige archeologische vindplaats wordt aangetroffen. Afhankelijk van de ontwikkeling zal deze vindplaats vervolgens ex situ (door een opgraving) of in situ (door inpassing in het plan) behouden moeten worden.
De bescherming van archeologische waarden wordt in het bestemmingsplan vastgelegd door middel van een dubbelbestemming 'Waarden, Archeologie Hoog' en 'Waarden, Archeologie Middelhoog'. Het mogelijk maken van archeologisch onderzoek binnen zones met een lage archeologische verwachtingswaarde is bepaald via een algemene gebruiksregel.
Afbeelding - Archeologische beleidskaart, Apeldoorn (locatie plangebied in cirkel)
Cultuurhistorische beleidskaart
Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:
- Bij een hoge attentiewaarde geldt het streven naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht.
- Bij een gemiddelde attentiewaarde geldt het streven naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht.
- Bij een lage attentiewaarde wordt aanbevolen om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en/ of versterken. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht.
Overeenkomstig de nota I-cultuur krijgen gebieden met een hoge attentiewaarde in het bestemmingsplan een beschermende regeling, waarmee de karakteristiek gewaarborgd is, zeker in combinatie met het welstandsbeleid. Ontwikkelingen blijven mogelijk mits deze voldoen aan een hoge ruimtelijke kwaliteit die passend is. De Cultuurhistorische Analyse Zevenhuizen geeft een analyse van welke elementen cultuurhistorisch waardevol zijn. Alleen die elementen die hoog gewaardeerd zijn in de analyse worden via het bestemmingsplan beschermd.
Afbeelding - Cultuurhistorische beleidskaart, Apeldoorn (locatie plangebied in cirkel)
2.22 Welstandsbeleid
Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.
Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.
In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij. Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.
Het welstandsbeleid is uitgewerkt in de gebiedsgerichte welstand voor Anklaar, Sprenkelaar en Apeldoorn-Noord
2.23 Notitie Meerdere Huishoudens In Één Woning
Vanwege een toenemende vraag naar specifieke woonvormen waarbij meerdere huishoudens op een adres wonen heeft het college de notitie "Meerdere huishoudens in één woning: inspelen op behoeften” opgesteld. Als uitvloeisel van deze notitie heeft de gemeenteraad de verordening voor kamerverhuurpanden vastgesteld.
Voor de meeste van de (relatief nieuwe) woonvormen wordt een toetsingskader geboden dat recht doet aan de keuzevrijheid die het woonbeleid (Woonvisie) de burgers wil geven bij de keuze van hun woonvorm. In de door het college vastgestelde notitie zijn de verschijningsvormen gedefinieerd en is per verschijningsvorm bepaald hoe deze, op basis van het huidige beleid, beoordeeld worden. Verschijningvormen zijn bijvoorbeeld dependancewoningen, woningsplitsingen, inwoning en kamerverhuur.
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Historie
In het verleden stroomde het kwelwater van het Veluwe Massief via een aantal natuurlijke beken naar de IJssel. Om het water te benutten voor de bedrijvigheid zijn in de 16e en 17e eeuw sprengen gegraven voor het aandrijven van papier-, koper-, koren-, en oliemolens. De Grift was de zuidelijke grens van het bewoonde dorp Apeldoorn. Apeldoorn dankt zijn ruimtelijke en economische ontwikkeling aan de ligging langs de Grift.
Ten oosten van het Apeldoorns Kanaal gaat de stuwwalrandzone over in de laaggelegen IJsselvallei. Op enkele dekzandruggen na, was het stroomgebied van de IJssel een nat en drassig gebied waar veen tot ontwikkeling kon komen. Zo ontstonden talrijke moerassen en moeilijk toegankelijke moerasbossen van elzen, essen en wilgen. Ter ontginning van dit gebied werd in 1370 het Polderdistrict Veluwe ingesteld. De agrarische economie kwam in die tijd tot bloei. Tot halverwege de twintigste eeuw werd het gebied gekenmerkt door open broeklanden en velden met een kleinschalige verkaveling, een grillig ontsluitingspatroon van onverharde wegen en verspreide bebouwing.
Begin jaren zestig is de gemeente Apeldoorn, na vaststelling van het Structuurplan 1962, begonnen met de ontwikkeling van de woonbuurten Anklaar en Sprenkelaar.
Toen in juni 1988 de discussienota Stedelijke Ontwikkeling Apeldoorn verscheen, in januari 1990 gevolgd door het Structuurplan Apeldoorn, stond daarin de vraag centraal op welke wijze vorm kon worden gegeven aan de ruimtelijke afronding van Apeldoorn. Een oplossing was de invulling van de westelijke stadsrandzone met bedrijventerreinen. Daarom begon de gemeente Apeldoorn begin jaren negentig met de ontwikkeling van het bedrijventerrein Apeldoorn - Noord.
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Het plangebied bestaat uit drie gebieden: de buurten Anklaar en Sprenkelaar en het bedrijventerrein Apeldoorn - Noord. Sprenkelaar en Anklaar vormen twee van de zes buurten van de Apeldoornse wijk Zevenhuizen.
De historische hoofdstructuur van het plangebied bestaat uit de Anklaarseweg, de Deventerstraat en de Kanaal Noord. De historische substructuur bestaat uit de Agricolastraat, de Thomas van Aquinostraat en de Nijbroekseweg. Na de Tweede Wereldoorlog werd de hoofdstructuur van het plangebied uitgebreid door de aanleg van de Laan van Zevenhuizen. De naoorlogse substructuur bestaat uit de Anklaarseweg (onderdeel van ontsluitingsbeugel Anklaarseweg, Mheenlaan, Sluisoordlaan met daaraan gelegen drie winkelcentra).
Een opvallend element binnen de ruimtelijke structuur van het plangebied is het hiërarchische opgezette wegenstelsel, dat zich op de Laan van Zevenhuizen oriënteert. De Laan van Zevenhuizen wordt geaccentueerd van de hoofdstructuur door torenflats, middelhoge bebouwing en/of groenstroken cq. laanbeplanting.
Voor de buurten Anklaar en Sprenkelaar en het bedrijventerrein Apeldoorn - Noord is hieronder een afzonderlijke beschrijving gegeven over de ruimtelijke, bebouwings en functionele structuur.
3.2.1 Ruimtelijke structuur
Afbeelding - Begrenzing deelgebieden
Anklaar
Anklaar wordt begrensd door:
- het Mozaïek (Zuidbroek) en bedrijventerrein 'Apeldoorn Noord' aan de noordzijde;
- de Pythagorasstraat en de Symfoniestraat aan de oostzijde;
- de Laan van Zevenhuizen aan de zuidzijde;
- de Fauststraat aan de westzijde.
De openbare ruimte bestaat uit straten, openbaar (wijk)groen met waterpartijen, hoven tussen de flatgebouwen en plantsoenen. Het groen en waterpartijen zijn sterk structuurbepalende elementen binnen de openbare ruimte. De woonstraten hebben een eenvoudig profiel: een rijbaan, soms een groenstrook met bomen en een trottoir. Lage erfafscheidingen markeren de overgang naar de private voortuinen. De structuurbepalende wegen hebben een breed en groen profiel. De Anklaarseweg heeft aan weerszijden fietspaden en een trottoir.
Sprenkelaar
Sprenkelaar wordt begrensd door:
- de Wellen (Zuidbroek) aan de noordzijde;
- de Deventerstraat aan de oostzijde;
- de Laan van Zevenhuizen aan de zuidzijde;
- de Pythagorasstraat en de Symfoniestraat aan de westzijde.
De openbare ruimte bestaat uit straten, openbaar (wijk)groen met waterpartijen en plantsoenen en stenige hoven tussen de flatgebouwen. Het openbaar groen rond de waterpartijen is een sterk structuurbepalend element. De doorgaande wegen zijn geasfalteerd en de woonstraten met klinkers geplaveid en voorzien van trottoirs. Enkele straten hebben een brede groenstrook met een bomenrij. Langs de Deventerstraat is een voormalige boerderij met erf ingericht tot een kinderboerderij.
Bedrijventerrein Apeldoorn - Noord
Bedrijventerrein Apeldoorn - Noord wordt begrensd door:
- de Laan van de Leeuw en bedrijvenpark Noord II aan de noordzijde;
- de Bovenkruier en het Mozaïek (Zuidbroek) aan de oostzijde;
- de Anklaarseweg aan de zuidzijde.
Ook het gebied begrenst door de Anklaarseweg, de Fauststraat, de Laan van Zevenhuizen en Kanaal Noord (respectievelijk noord, oost, zuid en westzijde) behoort tot het Bedrijventerrein Apeldoorn - Noord.
De structuur van het bedrijventerrein bestaat uit een zogenaamde rasterstructuur. Binnen deze rasterstructuur hebben de ontwikkelingen op het bedrijventerrein plaatsgevonden. De rasters zijn voornamelijk parallel georiënteerd aan de hoofdwegen. Kenmerkend voor de rasterstructuur zijn de interne en externe structuur.
Het openbare gebied bestaat uit straten, een waterpartij aan de oostzijde en verharde zones en (openbare) groen zones tussen de bedrijfsgebouwen. De doorgaande wegen zijn geasfalteerd en voorzien van trottoirs en vrijliggende fietspaden.
3.2.2 Bebouwingsstructuur
Er zijn twee herkenbare grootheden binnen Anklaar en Sprenkelaar:
- De oude lintbebouwing langs de oude wegenpatronen (zoals de Anklaarseweg, de Deventerstraat en de Agricolastraat). Deze oude linten vormen samen de relicten binnen de naoorlogse ontwikkelingen in Anklaar en Sprenkelaar.
- De naoorlogse uitleggebieden Anklaar en Sprenkelaar kennen eenzelfde opzet met een orthogonale hoofdstructuur. Hierdoor is het ruimtelijk lastig te onderscheiden waar de ene buurt ophoudt en overgaat in de andere. Deze hoofdopzet is ingevuld door middel van kleinere ruimtelijke eenheden die zich van naastgelegen eenheden onderscheiden door een eenduidige verkavelingsopzet, een bepaalde ontsluitingstype, één architectuur en veelal dezelfde typologie.
Anklaar
De bebouwing bestaat uit lintbebouwing langs de Anklaarseweg in combinatie met projectmatige woningbouwcomplexen uit de jaren zestig en zeventig.
De ruggengraat van het westelijke deel wordt gevormd door het project Het Podium. De oorspronkelijke ruggengraat van de wijk: zes hoge, schijfvormige galerijflats, hebben plaatsgemaakt voor een laagbouwmilieu, opgespannen tussen het nieuwe stadsdeelhart Anklaar en de vijver met enkele 3-laagse appartementenblokken aan de Tannhäuserstraat. Een van de oorspronkelijke galerijflats is blijven staan en ingrijpend getransformeerd.
Ten zuiden van Het Podium bevindt zich een complex van tweelaags woningen in stempelverkaveling. Uit de periode 1970-1990 dateren de incidentele toevoegingen zoals het woonerf aan de Mignonstraat en de vrijstaande woningen aan de Anklaarseweg, de Polkastraat en de Rigolettostraat.
Sprenkelaar
Sprenkelaar bestaat grotendeels uit projectmatige woningbouw en dateert uit de late jaren zestig en jaren zeventig. Zowel in de verkaveling als de ontsluitingsweg van het oostelijk deel van Sprenkelaar (Aristotelesstraat) is de ontwikkeling ingezet van rechthoekige verkavelingpatronen in combinatie met de woonbuurten uit de jaren zeventig.
Het bebouwingsbeeld uit de jaren zestig werd in het grootste deel van Sprenkelaar bepaald door eengezinsrijwoningen van twee bouwlagen met een plat dak, rond deels groene pleintjes. Dit beeld is aangevuld met eengezinsrijwoningen met een kap, drive-in woningen, twee-onder-één-kapwoningen , en vrijstaande woningen uit de jaren zeventig en tachtig. De Agricolastraat is een vooroorlogse structuur met vooroorlogse (vrijstaande) woningbouw. De Homerusstraat is een woonerf met vrijstaande huizen en villa’s uit de jaren tachtig. Langs de Laan van Zevenhuizen bevindt zich middelhoogbouw en hoogbouw, die identiek is aan de schijfvormige flats in Anklaar. De situering de flats is typerend voor de verschuiving van de door de wijk verspreide hoogbouw naar geconcentreerde hoogbouw langs de Laan van Zevenhuizen. Aan de Deventerstraat en de Laan van Zevenhuizen staan vooroorlogse boerderijen.
Bedrijventerrein Apeldoorn - Noord
Het bedrijventerrein bestaat hoofdzakelijk uit bedrijfsbebouwing met platte daken. Het aantal bouwlagen varieert per gebouw.
Op de hoeken van Oost-Veluweweg en de Laan van de Leeuw en Oost-Veluweweg en de Laan van de Dierenriem is sprake van markante bebouwing (toren La Tour). Deze markante bebouwing is hoger dan de overige bebouwing op het bedrijventerrein.
3.2.3 Functionele structuur
Anklaar en Sprenkelaar
Anklaar en Sprenkelaar zijn primair woonbuurten met eengezinswoningen, galerijflats en seniorenwoningen. Op het bedrijventerrein Apeldoorn - Noord zijn verschillende bedrijven gevestigd. Over de wijken en het bedrijventerrein verspreid liggen verschillende maatschappelijke, detailhandel en sportvoorzieningen.
In de buurten Anklaar - Sprenklaar zijn in totaal drie scholen aanwezig die allemaal voorzien zijn van een passende huisvesting. Verder zijn op maatschappelijk vlak onder andere een wijkcentrum, bejaardencentra, kinderdagverblijven, natuurhuis, kinderboerderij en kerk.
Op verschillende plaatsen bevinden zich in het plangebied sportvoorzieningen. De meest in het oog springende sportvoorziening is het Achmea Health Center aan de Schorpioenstraat. Daarnaast zijn in het plangebied onder andere een gymzaal, zwembad en squashbaan aanwezig.
Bedrijventerrein Apeldoorn-Noord
Economische structuur
Apeldoorn-Noord (70 ha. netto) is nagenoeg geheel uitgegeven Het terrein is te typeren als een modern gemengd bedrijventerrein.
Er is een diversiteit aan bedrijvigheid: een kantorencomplex ('La Tour' met 15.000 m2 bvo), groothandelsbedrijven, garagebedrijven, een bouwmarkt, kleinschalige bedrijfsverzamelgebouwen, transport en distributie, horecavoorzieningen en een benzinepompstation. Bedrijven tot maximaal milieucategorie 4.2 zijn mogelijk.
In 2008 is gestart met 45 ha met dezelfde uitgiftevoorwaarden en bestemmingsinvullingen als in fase 1. Een van de uitgiftevoorwaarden is dat, net als in fase 1, de bedrijven deel moeten uitmaken van de parkmanagement-organisatie Apeldoorn-Noord.
Bedrijfs-, kantoren en detailhandelsbeleid
De bedrijfsbestemming sluit aan bij het door de gemeenteraad vastgesteld beleid zoals weergeven in nota Strategische Economische Beleid Apeldoorn 2000-2020 (SEBA), de detailhandelsvisie “Een boodschap voor iedereen” en de herrijkingsnota “Perifere en Grootschalige Detailhandel”. Ook is Apeldoorn–Noord als bedrijventerrein opgenomen in de Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties van de Provincie Gelderland.
3.3 Groenstructuur En Natuurwaarden
Het omliggende gebied is zeer gevarieerd. Ten noorden van het plangebied, dat wil zeggen boven Kanaal Oost en Oost Veluweweg, is het buitengebied gelegen. Binnen het buitengebied vindt een afwisseling plaats van open en besloten gebieden met bos en houtwallen.
De gebieden ten oosten, zuiden en westen van het plangebied bevatten veel indirect groen.
Het groene beeld ontstaat voornamelijk door de aanwezigheid van veel particulier groen en de groene ruimtes tussen de woningen en de bedrijven. Ook de groene zones langs de wegen zijn structuurbepalend.
Anklaar en Sprenkelaar
Binnen de buurten Anklaar en Sprenkelaar is sprake van concentratie van het buurtgroen langs de hoofdwegen, rondom flatgebouwen en openbare gebouwen. Veelal is water gecombineerd met groen.
Het wijkgroen van Zevenhuizen ligt voor een deel in het Mheenpark. Het Mheenpark, ten zuiden van de Laan van Zevenhuizen. Dit park is voor beide buurten minder goed bereikbaar door de afstand en door de barrièrewerking van de vrij druk bereden Laan van Zevenhuizen. Het resterende deel is geprojecteerd in de, voor een deel gerealiseerde, "groene schil" aan de noordrand. Verder kan in dit verband nog de kinderboerderij "Laag Buurlo", met een oppervlakte van circa 2,5 ha, worden vermeld. De functie hiervan ligt zelfs op stedelijk niveau.
In Zuidbroek wordt op termijn een park aangelegd. Dit park, in het verlengde van de Symfonielaan, is vanuit Anklaar en Sprenkelaar uitstekend bereikbaar.
Bedrijventerrein Apeldoorn - Noord
De groenstructuur van het bedrijventerrein Apeldoorn - Noord wordt gekenmerkt door de groene zone langs de provinciale weg (N793), de groene zone rond de sportterreinen langs de Anklaarseweg en het ten noorden/ten oosten gelegen agrarische gebied. Verder is binnen het bedrijventerrein veel sprake van indirect groen. Tot dit indirecte groen behoren het particuliere groen bij de bedrijven en de groene ruimtes tussen bedrijven.
Bij de stedenbouwkundige opzet van Apeldoorn - Noord is getracht om via de groenstructuur de bestaande natuurwaarden en ecologische infrastructuur in zekere mate in stand te houden en plaatselijk zelfs te versterken.
Langs de wegen is geprobeerd om een "groene" koppeling aan te brengen tussen het buitengebied en binnenstedelijke groenelementen, waaronder de sportvelden en parkzones in de buurt Anklaar.
3.4 Verkeer En Vervoer
De hoofdontsluitingen van het plangebied zijn de provinciale wegen Kanaal Noord – Oost-Veluweweg (N793) en de Laan van Zevenhuizen – Deventerstraat (N344). Aan Anklaar en Sprenkelaar grenzen een aantal ontsluitingswegen met een bovenlokaal karakter. Het betreft de provinciale wegen Kanaal Noord – Oost-Veluweweg (N793) aan de westzijde en de Laan van Zevenhuizen - Deventerstraat (N344) aan de oost- en zuidzijde.
Zowel de N793 als N344 zorgen voor een goede verbinding van de buurten met de autosnelweg A50 en met de binnenstad van Apeldoorn.
Anklaar en Sprenkelaar
Hoofdwegen zoals de Laan van Zevenhuizen en de Deventerstraat hebben een breed en groen profiel met vrijliggende fiets- en voetpaden. Overige verblijfswegen hebben in principe één rijbaan waarop alle verkeer gezamenlijk wordt afgewikkeld met daarnaast een trottoir. Ten tijde van de aanleg van de wegen was dit uitgangspunt nog niet aan de orde, waardoor met name de Anklaarseweg toch een breed profiel en vrije fiets- en voetpaden heeft. Hoewel het 'terugbrengen' van dit profiel vanuit de verkeersvisie gewenst is valt aanpassing niet op korte termijn te verwachten. Redenen hiervoor zijn het ontbreken van de financiële middelen, maar ook het feit dat de huidige opzet door een aanzienlijk deel van de bewoners als optimaal wordt ervaren.
De Laan van Zevenhuizen en de Deventerstraat vormen de hoofdontsluitingen voor Sprenkelaar. De Anklaarseweg en de Aristotelesstraat zijn de wijkontsluitingen. Het wegenstelsel in het oostelijke deel van Sprenkelaar bestaat een circulerend patroon van straten waaraan woonbuurten zijn gelegen. Het westelijke deel bestaat uit een fijnmazig rasterpatroon van woonstraten.
Het gebied wordt bediend door een lokale buslijn die begint en eindigt bij NS-station Apeldoorn Centraal. Over de Laan van Zevenhuizen loopt een sneldienst tussen Apeldoorn en Zwolle.
Bedrijventerrein Apeldoorn - Noord
De hoofdontsluiting wordt gevormd door de Oost-Veluweweg. De nevenontsluitingen zijn de Laan van de Leeuw, de Laan van de Dierenriem en Kanaal Noord. Binnen het bedrijventerrein rijden geen busdiensten.
Structuurbepalende wegen, zoals de Laan van de Dieren, de Anklaarseweg en de Oost-Veluweweg hebben een breed en groen profiel. Langs de structuurbepalende wegen zijn vrijliggende fietspaden en trottoirs gelegen. Binnen het gehele bedrijventerrein is sprake van een rechthoekig wegenstelsel. Voor het gehele bedrijventerrein geldt een parkeersverbodzone.
3.5 Archeologie
Aan de hand van de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Apeldoorn kan worden bepaald of er archeologische monumenten in het plangebied aanwezig zijn.
Binnen en nabij het plangebied komen geen archeologische monumenten voor.
Direct ten noorden van het plangebied is de nederzetting Dommeweg gelegen. De nederzetting Dommeweg is gelegen in een gebied waar de verwachting van archeologische vondsten hoog is. Daarnaast zijn binnen het plangebied nog enkele locaties getypeerd met een hoge archeologische trefkans.
Het grootste deel van het plangebied kent de aanduiding 'gemiddelde' archeologische trefkans. Slechts een relatief kleine locatie in het zuidwesten, ter hoogte van het Kanaal Noord, kent een lage trefkans (zie afbeelding.
De archeologische waarden in het gebied zijn beschermd door middel van een dubbelbestemming.
Afbeelding - Uitsnede archeologische beleidskaart
3.6 Cultuurhistorie
Het plangebied heeft een lage attentiewaarde op de Cultuurhistorische beleidskaart, met uitzondering van de directe omgeving van het Kanaal die een hoge attentiewaarde kent (zie afbeelding).
Afbeelding - Uitsnede cultuurhistorische beleidskaart
Voor de beschrijving van de cultuurhistorische situatie is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische analyse (Cha) Zevenhuizen.
Anklaar en Sprenkelaar
Anklaar en Sprenkelaar behoren tot de naoorlogse uitbreidingswijk Zevenhuizen De huidige woonwijk Zevenhuizen maakte deel uit van de vroegste ontwikkeling van het dorp Apeldoorn. In de 16e eeuw is al gesproken over een kamp met zeven huizen in de omgeving van de Deventerstraat. Zevenhuizen was net als Anckeler en Sprenceler een ontginning.
Tot 1940 was de uitbreidingswijk Zevenhuizen een agrarisch gebied met zuidelijk daarvan de buurtschappen Zevenhuizen en het landgoed Welgelegen. De ontwikkeling van Anklaar en Sprenkelaar begon met het Structuurplan van 1962.
Stedenbouwkundige opzet
De uitwerking van het Structuurplan van 1962 (Uitbreidingsplan in Hoofdzaak Zevenhuizen I en II) bestond uit een uitwerking in deelgebieden, waaronder Anklaar en Sprenkelaar. De uitwerking in deelgebieden kreeg vorm in het Schetsontwerp Zevenhuizen uit 1963, dat een formele status kreeg in de Uitbreidingsplannen in Onderdelen van 1964.
De stedenbouwkundige opzet van Anklaar en Sprenkelaar kreeg definitief vorm met de vaststelling van de bestemmingsplannen in 1969. Door invoering van de Wet op de Ruimtelijke Ordening konden de uitbreidingsplannen van Zevenhuizen achteraf worden gedetailleerd.
Afbeelding - Bestemmingsplan Anklaar, 1969: de daadwerkelijk uitgevoerde projecten in kaart gebracht
Afbeelding - Bestemmingsplan Sprenkelaar, 1969: de daadwerkelijk uitgevoerde projecten in kaart gebracht
De Anklaarseweg vormde de grens van het ‘Uitbreidingsplan in hoofdzaak Zevenhuizen’. Om toch het aantal woningen te bereiken dat in het structuurplan was vastgelegd men in het ‘Uitbreidingsplan in Onderdelen’ ook noordelijk van de weg woningen. “Hiermee werd een aangenamere vorm van de rand van het woongebied verkregen dan zou zijn ontstaan indien de lange rechte Anklaarseweg als grens van het plan zou worden gebruikt.”
Daardoor werd het planologisch en economisch bovendien aantrekkelijk om de Anklaarseweg deel uit te laten maken van de ‘ontsluitingsbeugel’. Deze wijkontsluitingsweg tussen de verschillende woonbuurten en de voorzieningen bestond onder andere uit de Anklaarseweg, Sluisoordlaan en Mheenlaan.
In de structuur werd door profilering en vormgeving duidelijk onderscheid gemaakt tussen de ringwegen, de Deventerstraat en de kanaalweg (Kanaal Noord) als hoofdsontsluitingswegen, de ‘beugel’ voor het interne woonwijkverkeer en de woonstraten voor bestemmingsverkeer
Zevenhuizen is projectmatig tot stand gekomen volgens het principe van de functionalistische stedenbouw: een groene wijk met een strikte scheiding van functies en een herhaling van identieke woonbuurten met industriële en gestapelde bouw.
De waterpartijen, en de omringende ruime groenaanleg werden gezien als één van de belangrijkste kenmerken van de wijk Zevenhuizen. Het water moest in combinatie met groen en een enkel blok hoogbouw, voor afwisseling zorgen tussen en in de woonbuurten.
Om onderdak te bieden aan de grote hoeveelheid kinderen die de nieuwbouwwijk zou huisvesten, maakte de gemeente gebruik van een systeembouw school die was ontworpen in opdracht van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen door de stichting Informatiecentrum Scholenbouw Rotterdam. In Zevenhuizen moesten 15 a 16 van deze scholen worden gebouwd.
Dankzij het behoud van zeven boerderijen bleef de vooroorlogse agrarische karakteristiek op enkele plekken herkenbaar. Daarnaast zorgde de vooroorlogse lintbebouwing langs onder meer de Hoornbloem, Dovenetel en Zilverschoon voor een geleidelijke overgang van de naoorlogse wijk Zevenhuizen naar het vooroorlogse buurtschap.
Binnen de ontwerpen voor Zevenhuizen speelde hoogbouw een grote rol. De combinatie van op elkaar afgestemde complexen hoog-, middelhoog- en laagbouw werden als geschikt middel gezien om gemeenschappelijke groenzones te creëren, waaraan zowel sociale huurwoningen als koopwoningen gesitueerd moesten worden. De concentratie van verschillende woonvormen zou een stedelijk niveau van gemeenschappelijke voorzieningen haalbaar maken.
De menging van hoogbouw en eengezinswoningen werd alleen geschikt geacht, wanneer de stedenbouwkundige situatie daar aanleiding toe gaf. Bovendien was het noodzakelijk de hoogbouw in clusters te concentreren om seriematig met geprefabriceerde onderdelen te kunnen bouwen. In afwijking van de uitbreidingsplannen in onderdelen, leidde dit uiteindelijk tot een concentratie van hoogbouw langs de buitenring (onder andere de Laan van Zevenhuizen) en de ontsluitingsbeugel (onder andere de Anklaarsweg).
Het Structuurplan uit 1962 en de daaropvolgende uitbreidingsplannen vormen nog altijd de basis voor hedendaagse opzet van de wijken Anklaar en Sprenkelaar.
Bedrijventerrein Apeldoorn - Noord
Toen in juni 1988 de discussienota Stedelijke Ontwikkeling Apeldoorn verscheen, in januari 1990 gevolgd door het Structuurplan Apeldoorn, stond daarin de vraag centraal op welke wijze vorm kon worden gegeven aan de ruimtelijke afronding van Apeldoorn.
Eén van de belangrijkste componenten van zowel het in de discussienota beschreven bestuurlijke voorkeursmodel als van de later in het Structuurplan enigszins gewijzigde ontwikkelingsvisie, betrof de ontwikkeling van bedrijventerreinen. Ten behoeve van bedrijfsvestigingen die een goede bereikbaarheid vanaf het nationale wegennet nodig hebben werd met name het gebied langs de Oost-Veluweweg, de noordelijke stadsrandzone van Apeldoorn, geschikt geacht.
Naast functies als bedrijventerreinen bleken andere functies mee te dingen naar een plaats in de noordelijke stadsrandzone, waaronder recreatieve voorzieningen, woonwagenlocaties en sportvoorzieningen.
De discussienota en het Structuurplan beoogden de ruimtelijke ontwikkelingen te geleiden. Voordat echter tot daadwerkelijke ontwikkeling overgegaan konden worden dienden bestemmingsplannen te worden vastgesteld. Zo werd de ontwikkeling van het bedrijventerrein Apeldoorn in 1992 vastgelegd in het bestemmingsplan bedrijfsterrein Apeldoorn - Noord.
Vanaf 1992 hebben verscheidene ontwikkelingen op het bedrijventerrein Apeldoorn - Noord plaatsgevonden. Nagenoeg alle kavels in Apeldoorn Noord fase I zijn inmiddels uitgegeven.
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het plangebied. Het grootste deel van het bestemmingsplan heeft betrekking op conserveren en actualiseren van de bestaande bestemmingen.
Het is zaak om toekomstige en bestaande bebouwing en functies zo veel mogelijk ruimte te bieden voor verandering en aanpassing aan veranderde wensen. Daar staat tegenover dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Ook moeten de aanwezige ruimtelijke en cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk veilig gesteld worden.
Gedurende de looptijd van de bestemmingsplannen is een aantal ontwikkelingen gerealiseerd met een vrijstellingsprocedure. Deze ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan als vigerend beleid opgenomen. De planologische procedure voor deze ontwikkelingen hebben dus afzonderlijk van dit bestemmingsplan plaatsgevonden.
4.1 Het Podium
De ontwikkeling en bouw van de nieuwbouw bij Het Podium zijn in volle gang. Hiervoor is in 2007 het Bestemmingsplan 'Zevenhuizen 't Podium' vastgesteld. Een deel van Het Podium is nog niet gerealiseerd. Gewijzigde marktomstandigheden en de keuze voor een ander woningtypologie leiden tot onderstaande aanpassingen van het stedebouwkundig plan en krijgen in dit bestemmingsplan een planologisch juridische vertaling.
In het middenstuk, begrensd door Don Carlosstraat (westzijde), Parelvisserstraat (noordzijde), Parsivalstraat (oost) en Normastraat (zuid) wordt een aangepast laagbouw programma mogelijk gemaakt. In plaats van de circa 82 woningen met (deels) dakterras boven de gebouwde parkeervoorziening, komen er circa 72 woningen in dit gebied. Het betreft laagbouwwoningen met twee bouwlagen en een kap, maximale hoogte 10 meter. Het parkeren voor deze woningen wordt niet meer onder de woningen in een gebouwde voorziening opgelost, maar krijgt een centrale plek op maaiveldniveau. Hiertoe wordt in het bestemmingsplan tussen de bouwblokken de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen. De woningen sluiten op deze wijze meer aan bij de traditionele 'Apeldoornse' woning en krijgen allen een eigen tuin.
De inrit naar het centrale parkeergebied komt in de oorspronkelijke groene zone tussen de bouwvlakken (Nabucostraat) te liggen en is te bereiken via de Parelvisserstraat en de Normastraat. De twee oorspronkelijke inritten vanuit de Parelvisserstraat naar de bouwblokken komen te vervallen. Hier komen looppaden naar de tuinen van de woningen.
De ontsluiting van de meest westelijk gelegen laagbouwwoningen blijft in stand (via de Don Carlosstraat en Normastraat). Het deel grenzend aan de vijver is nog in ontwikkeling, daar blijven de uit te werken bestemmingen van kracht. De 'groene as' ter hoogte van de Tannhauserstraat blijft ongewijzigd. Wel wordt de mogelijkheid toegevoegd om via verhard oppervlak tot aan de vijver te komen overeenkomstig het in 2007 vastgestelde Masterplan voor dit gebied. Deze 'Verlengde Tannhauser' krijgt de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' .
Op onderstaande afbeeldingen zijn een uitsnede van het bestemmingsplan Zevenhuizen, 't Podium van 2007 en het bestemmingsplan Sprenkelaar Anklaar weergegeven. Belangrijkste verschil is dat de parkeergarages vervallen en dat gekozen is voor parkeren op het maaiveld. Hierdoor is er een ruimer verkeersbestemming opgenomen. Daarnaast zijn een paar bouwblokken enigszins aangepast.
Afbeelding - Het Podium, vigerend bestemmingsplan Zevenhuizen, 't Podium 2007
Afbeelding - Het Podium, bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar
4.2 Ontwikkeling Gamma Locatie Boogschutterstraat
De voorgenomen ontwikkeling op de locatie aan de Boogschutterstraat is grotendeels gebaseerd op het beeldkwaliteitplan 'Bedrijvenpark Apeldoorn Noord' (d.d. januari 1995). De locatie ligt in het deelgebied 'De Trechter'. In de bepalingen is o.a. te lezen dat de bebouwing aan het diagonale gedeelte van de parallelweg (Boogschutterstraat) de achtergrond van de Landmark (la Tour) vormen en dat de gebouwen in een 'groene jas' staan.
Het plan bestaat uit één bouwvolume waarvan de rooilijnen evenwijdig aan de perceelsgrens met de openbare ruimte aan de laan van de Dierenriem en de Boogschutterstraat zijn geprojecteerd. De hoekverdraaiing die de twee wegen hier maken ten opzichte van elkaar is terug te vinden in het gebouw.
Het plan wordt voor bezoekers van de bouwmarkt ontsloten via de Boogschutterstraat. De positie van het parkeerterrein is aan de noord- en westzijde van het gebouw. Zowel het parkeerterrein alsook het gebouw is in één oogopslag zichtbaar vanaf de Laan van de Dierenriem. Het parkeerterrein is ruim van opzet en heeft een capaciteit van 110 parkeerplaatsen waarvan 2 MIVA parkeerplaatsen gesitueerd zijn nabij de entree van de bouwmarkt. Met deze parkeercapaciteit wordt ruimschoots voldaan aan de gestelde normering. Het parkeerterrein is voorts voorzien van een winkelwagenvang en stallingsplaatsen voor fietsen.
De expeditie is opgelost aan de noordzijde van het gebouw waardoor het aan het zicht onttrokken wordt gezien vanaf de Laan van de Dierenriem. De ontsluiting van de locatie voor expeditieverkeer is eveneens gesitueerd aan de Boogschutterstraat. Buitenopslag is niet voorzien.
De tuinzone, op de erfscheiding met de openbare ruimte is voorzien van een haag, waardoor de voornoemde 'groene jas' wordt benadrukt.
Vanaf de Laan van de Dierenriem is het gebouw (de bouwmarkt) bereikbaar gemaakt voor waarde transport. Deze 'oprit' is zodanig vormgegeven dat deze niet als ontsluiting functioneert voor bezoekers. De bovengenoemde haag wordt op deze plek over een zo kort mogelijke afstand onderbroken voor deze toegang.
In het plan is voor de locatie de nadere aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel- bouwmarkt' opgenomen.
Afbeelding - Gamma locatie in bestemmingsplan
4.3 Overige Ontwikkelingen
Naast de hiervoor beschreven ontwikkeling van Het Podium, komen in het plangebied de hierna aangegeven ontwikkelingen voor:
- het zwembad 'De Sprenkelaar';
- stadsdeelhart Anklaar en inrichting van de tijdelijke locatie.
4.4 Verkeersontsluiting En Parkeren
In de binnen het plangebied aanwezige verkeersstructuur voor gemotoriseerd en langzaam verkeer worden vooralsnog geen grootschalige wijzigingen voorzien. De verkeersstructuur is dan ook volgens de bestaande situatie opgenomen in dit bestemmingsplan.
Om flexibiliteit te bieden in de inrichting van het wegprofiel, wordt in het bestemmingsplan geen onderscheid gemaakt tussen trottoirs, fietspaden, rijwegen en bijbehorende groenzones van beperkte omvang.
De ontwikkelingen ontsluiten op de bestaande verkeersstructuur. Hiervoor zijn geen ingrijpende wijzigingen nodig. Voor de nieuwe ontwikkelingen wordt uitgegaan van een gebouwde parkeervoorziening/parkeren op eigen terrein onder of bij de te bouwen gebouwen.
De actuele parkeernormen zijn te vinden in de gemeentelijke parkeernota.
4.5 Aan- En Bijgebouwen In Anklaar En Sprenkelaar
Met betrekking tot aan- en bijbouwen in de woonbuurten van Anklaar en Sprenkelaar het volgende:
- 1. Het stedenbouwkundig plan van de woonbuurten in Anklaar en Sprenkelaar kent een van oorsprong consequent doorgevoerde opzet voor wat betreft de ruimtelijke relatie tussen hoofdbouwen en aan- en bijgebouwen. In alle gevallen liggen de aan- of bijgebouwen 3 m terug ten opzichte van de hoofdmassa's. Hiermee ontstaat er vanaf de openbare weg gezien een hiërarchische opzet waarbij de hoofdmassa's het beeld bepalen en de bijgebouwen hierin een (letterlijk) ondergeschikte positie innemen.
Afbeelding - Erf ligt 3 m achter de voorgevel
- 2. Bij woningen die met de zijgevel aan de openbare ruimte zijn gesitueerd is er nog een andere regel van toepassing. Hier is bepaald dat de rooilijn van de zij-uitbouw 2 m terug ligt ten opzichte van de grens met de openbare ruimte. Er is dus altijd sprake van een 'tuinbestemming' tussen zijstraat en zij-uitbouw. Hiermee wordt voorkomen dat zijmuren direct aan de openbare ruimte komen te staan.
Afbeelding - Erf grenst niet direct aan straatzijde, heeft aanduiding tuin
Op enkele uitzonderingen na is deze regel tot op de dag van vandaag steeds leidraad geweest. Terugkijkend kan helaas worden geconcludeerd dat in die individuele gevallen waarbij toch is afgeweken van deze uitgangspunten dit afbreuk doet aan het totaalbeeld van de buurt. Bovendien heeft dit geleid tot een precedentwerking waarbij er sprake is van een willekeur zonder een duidelijke visie.
Dit is de reden dat in het nieuwe bestemmingsplan wordt vastgehouden aan de 'helderheid' van de oorspronkelijke stedenbouwkundige visie met betrekking tot de aanbouwen, zoals hierboven staat beschreven. Wanneer sprake is van een bestaande legale situatie wordt deze op de verbeelding als zodanig ingetekend.
Voor de overige straten is gekozen voor het opnemen van een aaneengesloten bouwvlak. In de bouwregels bij de bestemming Wonen is bepaald dat ook voor deze woningen geldt dat de aan- en uitbouwen 3 m achter de voorgevelgrens moet worden gebouwd.
Afbeelding - Aaneengesloten bouwvlak
4.6 Optoppen Van Plat Afgedekte Woningen In Anklaar En Sprenkelaar
De woonbuurten Anklaar en Sprenkelaar kennen een naar verhouding groot aantal woningen met platdak. Dit geldt voor zowel de gestapelde (flat-) woningen als de grondgebonden woningen. Dit geeft deze wijken mede haar specifieke karakter, welke waard is om te behouden voor de toekomst.
Gelijktijdig bestaat de behoefte om woningen hier en daar uit te breiden met een dakopbouw. Om hieraan tegemoet te komen is voor de plat afgedekte grondgebonden woningen om specifieke bepaling gewenst; de zogenoemde 'optopping-regeling'.
Afbeelding - Optopregeling voor plat afgedekte woningen beeldkwaliteitsplan
Deze regeling geeft aan de ene kant de juridische mogelijkheid aan de eigenaren van deze woningen om de aan te passen aan de wensen van deze tijd (meer ruimte). Hiermee wordt de gebruikswaarde en de duurzaamheid voor nu en de toekomst vergroot. Door een platte afgedekte extra woonlaag blijft ook het karakter en 'beeld' van de betreffende woonbuurten voor de toekomst gewaarborgd. Daarom zijn de volgende ruimtelijke voorwaarden opgesteld aan deze regeling:
- de extra verdieping dient plat te worden afgedekt
- de extra verdieping dient terug te liggen t.o.v. de voorgevelrooilijn.
- verder moet de architectuur aansluiten bij dat van de woning. Hiervoor zijn handreikingen en eisen opgenomen in het beeldkwaliteitplan.
In dit bestemmingsplan wordt op de verbeelding en in de regels een en ander vastgelegd:
- op verbeelding is de functie-aanduiding 'plat dak' opnemen voor grondgebonden waarvoor bovenstaande stedebouwkundige bepalingen gelden (zie bovenstaande afbeelding, blauw gearceerd)
- op de verbeelding wordt de maximale bouwhoogte vastgelegd. Dit kan één bouwlaag hoger zijn dan het huidige aantal bouwlagen.
- in de planregels van de bestemming 'Wonen' zijn de bouwregels aangevuld. Bij de bijzondere bouwbepalingen wordt opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding plat dak:
- 1. de daken daken uitsluitend plat afgedekt mogen worden, en
- 2. dient bij het bouwen van een extra bouwlaag deze ten minste één meter achter de voorgevellijn te worden gebouwd.
De drive-in woningen aan de Socratesstraat kennen een grote mate van diversiteit in de dakopbouw, zowel in vorm als situering op het dakvlak. Vandaar dat voor dit deel van de buurt gekozen is voor het niet opnemen van de regeling voor het plaatsen van dakopbouwen. Dit verklaart de afwezigheid van de aanduiding 'plat dak' op de betreffende bouwvlakken. De maximale bouwhoogte is zodanig gekozen dat een dakopbouw zonder meer is toegestaan.
4.7 Horeca Op Bedrijventerreinen
Als algemeen beleidsuitgangspunt geldt dat op bedrijventerreinen geen horeca-voorzieningen gevestigd mogen worden. Dit type voorzieningen worden geclusterd op andere plekken (centrumgebieden, winkelcentra en dergelijke) in de (binnen)stad.
Echter, in het geval van bedrijventerrein Apeldoorn Noord is sprake van een (gemengde) werklocatie met kantoren en bedrijven gelegen aan een belangrijke inprikker/verkeersader voor Apeldoorn. Daarom is dit een gunstige locatie voor bedrijven die gebaat zijn bij forse verkeerstromen, goede bereikbaarheid en zichtbaarheid. Een horecavoorziening gericht op werknemers/bedrijven in het gebied, maakt het aantrekkelijker als vestigingsplaats/arbeidsplek.
Voor zover bekend zijn er momenteel geen concrete plannen voor realisatie nieuwe horecavoorzieningen op het bedrijventerrein. Vanuit de inspraak is de wens geuit in de regels hiervoor ruimte te bieden. Een vestigingsmogelijkheid in het gebied is La Tour. Dit prominente gebouw is gunstig gesitueerd aan de Noord Veluwe weg en vormt de entree van het bedrijventerrein Apeldoorn-Noord.
De horecatypen die op het bedrijventerrein toelaatbaar worden geacht betreft horecabedrijven met als hoofddoel het verstrekken van maaltijden voor consumptie (al dan niet ter plaatse), met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken. Dus geen activiteiten na restauranttijden. Voorbeelden van gewenste activiteiten zijn:
- restaurant
- bistro
- brasserie
- eetcafé
- koffiehuis
In de planregels is een afwijkingsregeling opgenomen voor vestiging van genoemde horecatypen. Hieraan worden voorwaarden verbonden zoals voldoende parkeren en geen benadeling van omliggende bedrijvigheid.
Daar waar conform het oude vigerende plan horeca was toegestaan is dit op de verbeelding weergegeven. Het betreft de locatie op de hoek van Kanaal Noord met de Anklaarseweg. Op de verbeelding is dit in een vlak met de letter (h) weergegeven.
Afbeelding - Aanduiding 'horeca' bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar
4.8 Duurzaam Bouwen
Duurzaamheid is een belangrijke doelstelling voor vormgeving, inrichting en gebruik van schaarse ruimte. Leidraad voor eventuele nieuwbouw van woningen is het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen.
De gemeentelijke randvoorwaarden voor energieprestatie, duurzaam, aanpasbaar en flexibel bouwen bij woningbouw (DAF) zijn van toepassing op de ontwikkeling van alle nieuwbouw in Apeldoorn. Als instrument voor het formuleren van de ambities op het gebied van duurzaam bouwen (DuBo), het vastleggen van afspraken en het toetsen en controleren van deze afspraken in de uitvoeringsfase van woningbouwprojecten wordt in Apeldoorn de GPR methode gehanteerd.
5 Planologische Aspecten
5.1 Milieuaspecten
5.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.
Bestemmingsplan 'Sprenkelaar en Anklaar' is met uitzondering van de ontwikkelingen genoemd in 4.1, 4.2 en 4.3 een conserverend plan.
Er zijn alleen nieuwe ontwikkelingen in opgenomen waarvoor al een planologische procedure is afgerond voordat het onderhavige bestemmingsplan wordt vastgesteld. In die planologische procedures is onderzoek uitgevoerd naar de diverse milieuaspecten en is dit onderzoek beschreven. Voor dit bestemmingsplan is het daarom niet nodig onderzoek uit te voeren en wordt volstaan met een beschrijving van de milieuaspecten.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het wel noodzakelijk om de eventuele hinder van aanwezige bedrijven in kaart te brengen.
5.1.2 Bodem
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd. Hierbij mogen bodemonderzoeken in principe niet ouder zijn dan 5 jaar.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. Vanaf het moment dat het Besluit bodemkwaliteit in werking is getreden vindt de melding van het voornemen tot toepassen niet meer plaats bij het bevoegd gezag, maar moeten meldingen van de toepassing van grond, baggerspecie en bouwstoffen via het Meldpunt bodemkwaliteit worden gedaan.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet de bodemgesteldheid in kaart worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe functie mag pas worden toegelaten als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
Plangebied
Het plangebied valt in de vigerende bodemkwaliteitskaart voor de bovengrond in zone 3 en voor de ondergrond in zone 4.
Dit betekent dat de grond in de bodemlaag van 0 meter tot 0,5 meter onder maaiveld gemiddeld genomen in lichte mate verontreinigd is (achtergrondniveau) stedelijk gebied). De grond in de bodemlaag van 0,5 meter tot 2 meter onder maaiveld bevat gemiddeld genomen geen verontreinigingen.
Uit het gemeentelijk Bodem Informatiesysteem (afgekort BISS) blijken in het plangebied lokaal een beperkt aantal verdachte bodemlocaties aanwezig te zijn. Dit betekent dat lokaal in het verleden verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden welke mogelijk tot een bodemverontreiniging hebben geleid. Pas op basis van bodemonderzoek kan dan worden aangetoond of werkelijk sprake is van bodemverontreiniging.
Tevens blijken uit het BISS een zeer beperkt aantal locaties waar op basis van onderzoek verontreiniging van de bodem is vastgesteld. Voor zover bekend betreft het hier geen gevallen van bodemverontreiniging welke op korte termijn saneringsmaatregelen behoeven.
Omdat in dit bestemmingsplan voornamelijk sprake is van herbestemmen van (planologisch) bestaande situaties is op dit moment geen nader inzicht vooraf in de bodemsituatie nodig. Bij (vervangende) nieuwbouw zal apart bodemonderzoek gedaan worden in het kader van de omgevingsvergunningaanvraag (rekening houdende met de bovengenoemde informatie uit het BISS).
5.1.3 Geluidhinder
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
- wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
- wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur;
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Voor woningen geldt voor wegverkeer een voorkeursgrenswaarde Lden van 48 dB incl. aftrek ex art. 110g Wgh. Voor binnenstedelijke wegen is de maximaal toelaatbare geluidsbelasting Lden voor woningen 63 dB incl. aftrek. Voor buitenstedelijke wegen is de maximaal toelaatbare geluidsbelasting Lden voor woningen 53 dB incl. aftrek. Een woonbestemming is niet mogelijk bij een geluidsbelasting boven de maximale grenswaarde. Andere niet geluidsgevoelige bestemmingen zijn wel mogelijk. Voor woningbouw met een hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde kan in sommige gevallen bij Burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden aangevraagd.
Op basis van de Wet geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.
Plangebied
Dit bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige functies toe. Bovendien worden geen nieuwe wegen, spoorwegen of bedrijventerreinen aangelegd. Op grond van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Daarom worden de belangrijkste aspecten op dit gebied alleen globaal beschreven.
Wegverkeer
Het plangebied ligt in de zones van de Deventerstraat, Laan van Zevenhuizen, Sluisoordlaan, Kanaal Noord, OostVeluweweg en de Anklaarseweg. Verder zijn alle wegen op het bedrijventerrein Apeldoorn Noord wegen met een zone. De overige wegen in het plangebied zijn 30 km/h wegen. Het gebied ligt niet in de zone van de rijksweg A50.
Industrie
Een deel van de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein Stadhoudersmolen ligt over het uiterste westzijde van het plangebied. De betreffende geluidzone is op de verbeelding aangegeven.
Afbeelding - Geluidzone industrieterrein Stadhoudersmolen
Spoorwegen
Het plangebied is niet in de zone van een spoorweg gelegen.
Vliegverkeer
Het plangebied is niet in de zone van vliegveld Teuge gelegen.
5.1.4 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weining verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen (hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Plangebied
Grofweg bestaat het plangebied uit twee delen: het bedrijventerrein Apeldoorn Noord en de woonwijk Anklaar - Sprenkelaar.
Het bedrijventerrein Apeldoorn Noord wordt inwaarts gezoneerd. Daarbij is uitgegaan van de omgeving van het bedrijventerrein. Ten oosten van het bedrijventerrein wordt een woonwijk ontwikkeld waardoor aan de oostrand enkel bedrijven met ten hoogste categorie 2 tot 3.1 zijn toegestaan. Ten zuiden van het plangebied liggen verschillende sportvelden met daar ten zuiden van de wijk Sprenkelaar en Anklaar en ten westen van het bedrijventerrein is een gemengd gebied met woningen en bedrijven aanwezig. Aan de zuid en westrand zijn op het bedrijventerrein zodoende bedrijven toegestaan met ten hoogste categorie 3.1 tot 3.2. In het hart van het bedrijventerrein zijn bedrijven toegestaan met ten hoogste de categorie 4.1. tot 4.2.
In de regels van de bestemming Bedrijven wordt verwezen naar een Lijst van toegelaten bedrijfstypen met een verwijzing naar de betreffende milieucategorieën. Toekomstig bedrijven die niet voorkomen op de Lijst en bedrijven uit een hogere categorie dan bij recht is toegestaan kunnen door middel van het verlenen van een afwijking ook worden toegelaten, mits ze naar aard en invloed op hun omgeving vergelijkbaar zijn met de bij recht toegestane bedrijven.
Bestaande bedrijven met een hogere milieucategorie worden op de verbeelding specifiek aangeduid. Dit heeft tot gevolg dat het bestaande legaal aanwezige bedrijfstype kan worden voortgezet maar niet kan worden omgezet in een ander bedrijfstype met een hogere milieucategorie dan ter plaatse aanvaardbaar is.
Afbeelding - Inwaartse zonering bedrijventerrein Apeldoorn Noord
Binnen de woonwijk Anklaar - Sprenkelaar zijn een tweetal gebiedstypes te onderscheiden, namelijk een rustige woonwijk en een gemengd gebied. Voor het plangebied kan de eerstelijns bebouwing aan de Deventerstraat, Laan van Zevenhuizen, Sluisoordlaan en de Anklaarseweg), rond het winkelcentrum Anklaar en rond het zwembad De Sprenkelaar als gemengd gebied worden aangemerkt. Het winkelcentrum zelf valt buiten het plangebied. Het overgrote deel van het plangebied is te kwalificeren als rustige woonwijk.
In het bestemmingsplan zijn enkel een rioolgemaal en een tankstation (zonder LPG) aan de Anklaarseweg (= gemengd gebied) als bedrijfsbestemming aangewezen. Dit zijn beide milieucategorie 2 bedrijven. De bestaande woningen liggen op kortere afstand dan 30 meter. In de regels worden deze beide bedrijven specifiek geregeld (maatbestemming).
Binnen de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Gemengd' zijn verder als recht bedrijven tot maximaal milieucategorie 1 toegestaan. Verder is aan de Laan van Zevenhuizen een schietvereniging gevestigd. De schietvereniging heeft inpandige schietbanen. Er zijn pistoolbanen en geweerbanen aanwezig. De schietvereniging aan de Laan van Zevenhuizen 399 is bestemd als Sport. Binnen deze bestemming zijn met recht categorie 2 bedrijven toegestaan. De schietvereniging valt onder categorie 2.
Voor nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied dient getoetst te worden of de gewenste ontwikkeling past qua milieuzonering ten opzichte van de omgeving. De bestaande functies dienen zoveel mogelijk ingepast te worden in het nieuwe plan.
5.1.5 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of;
- de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of;
- het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of;
- de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Niet in betekenende mate bijdragen
In de Regeling “niet in betekenende mate bijdragen” zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is “niet in betekende mate” als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
- woningbouwprojecten met niet meer dan 1.500 woningen en één ontsluitingsweg;
- woningbouwprojecten met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
In het NSL staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, “in betekenden mate” projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.
Toepasbaarheidsbeginsel
Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het “toepasbaarheidsbeginsel”).
Plangebied
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard: het legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 lid b: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.
5.1.6 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
- Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
- Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) die het uitvloeisel worden van het zogeheten Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.
Nota milieu-veiligheid Apeldoorn
In november 2011 is de Nota milieu-veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Plangebied
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bovengrondse hoogspanningslijnen gelegen.
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI)
Binnen het plangebied is een LPG-tankstation gelegen aan het Kanaal Noord 360. Dit bedrijf valt onder het Bevi. Het LPG-vulpunt heeft een PR 10-6- contour (plaatsgebonden risico) van 110 meter rondom het LPG-vulpunt. Het invloedsgebied voor de bepaling van het groepsrisico (GR) betreft het gebied binnen een straal van 150 meter rondom het LPG-vulpunt. Een groot deel van het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van het vulpunt van het LPG-tankstation.
Personen die binnen het invloedsgebied verblijven op het moment dat een tankwagen met LPG aanwezig is voor het bevoorraden van het LPG tankstation lopen een verhoogd risico. Met de eigenaar is overeenstemming bereikt dat de bevoorrading van het LPG-tankstation alleen nog maar plaats zal vinden buiten kantoortijden tussen 18.30 en 07.00 uur. Bij besluit van 31 mei 2011 zijn de tijden waarop laden en lossen van LPG mag plaatsvinden vastgelegd. Hierdoor is het risico voor de aanwezige personen ten gevolge van het lossen van LPG beperkt.
De PR 10-6-contour van het LPG-vulpunt (inclusief het vulpunt zelf) wordt opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan. Binnen een straal van 110 meter rondom het LPG-vulpunt worden in principe geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan.
De contour voor het plaatsgebonden risico betreft een richtwaarde voor het toelaten van beperkt kwetsbare objecten. Dat houdt in dat afwijking hiervan vanwege zwaarwegende belangen, mits goed gemotiveerd, mogelijk is. De nota milieu-veiligheid geeft een aantal punten waar deze motivatie nader op in moet worden gegaan:
- het aantal mensen dat wordt blootgesteld aan het risico;
- het ontbreken van geschikte alternatieve locaties voor het risico en;
- de mate van zelfredzaamheid van de blootgestelde personen.
Conform de Regeling externe veiligheid inrichtingen worden bestaande situaties gerespecteerd tenzij deze zijn gelegen binnen de contour voor nieuwe situaties. De contour voor nieuwe situaties bedraagt 40 meter. Binnen een straal van 40 meter rond het vulpunt van het LPG tankstation zijn geen kwetsbare objecten gelegen.
Voorzien wordt dat de risicoafstand van 110 meter op korte termijn zal worden gereduceerd tot 40 meter. In de planregels is opgenomen dat binnen de zone van 110 meter geen (nieuwe) kwetsbare objecten mogen worden opgericht of uitgebreid. Hieraan is een wijzigingsbevoegdheid gekoppeld voor het moment dat de risicoafstand wordt verkleind in de regelgeving.
Nieuw vestiging van risicobedrijven wordt niet zondermeer toegestaan. Pas wanneer het bedrijf kan aantonen dat de contour voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar binnen de perceelsgrens blijft zal medewerking worden verleend aan de nieuwsvestiging.
In het onderhavige bestemmingsplan is daarom een afwijkingsbepaling opgenomen voor risicovolle bedrijven voor zover de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico de grens van de kavel van de risicovolle inrichting niet overschrijdt en voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies bestaan.
In de nabijheid van het bedrijventerrein bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi en waarvan het invloedsgebied over het plangebied is gelegen.
Buisleidingen
In en nabij het plangebied zijn geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen gelegen.
Transport gevaarlijke stoffen
In en nabij het plangebied zijn enkele provinciale wegen gelegen (N793 Kanaal Noord – Oost Veluweweg en N344 Laan van Zevenhuizen - Deventerstraat) Over deze wegen vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Deze wegen hebben geen plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar die is gelegen over bestaande of geprojecteerde kwetsbare objecten. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe bouwtitels binnen de invloedsgebieden van de betreffende wegen. Het groepsrisico neemt ten gevolge van de vaststelling van het plan derhalve niet toe. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen 200 meter van deze wegen dient rekening gehouden te worden met de invloed op het groepsrisico en een eventuele verantwoording hiervan.
5.1.7 Elektromagnetische straling
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen een de 0,4 microTesla (µT) magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen (0-15 jaar). Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT - zone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties.
Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen.
Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.
5.1.8 Milieueffectrapportage
Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
- 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
- 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Plangebied
Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De resultaten daarvan zijn beschreven in de voorgaande paragrafen. Daaruit kan worden geconcludeerd dat kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
5.1.9 Ontwikkeling Gamma locatie Boogschutterstraat
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling op de locatie aan de Boogschutterstraat (zie paragraaf 4.2 Ontwikkeling Gamma locatie Boogschutterstraat) zijn onderzoeken uitgevoerd naar de diverse milieuaspecten.
In opdracht van Ten Brinke Vastgoedontwikkeling B.V. is door Aveco de Bondt een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd en onderzoek gedaan naar externe veiligheid en luchtkwaliteit. Op basis van deze onderzoeken, bestaat er geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. De onderzoeken zijn in bijlage 3 (Onderzoeken ontwikkelingGamma locatie Boogschutterstraat) van de toelichting opgenomen.
5.2 Waterhuishouding
5.2.1 Algemeen
Onder andere door de Nota Ruimte krijgt met name het waterbeleid een andere oriëntatie van reageren naar anticiperen. Water heeft een aantal specifieke kwantitatieve en kwalitatieve eigenschappen waar de ruimtelijke ordening rekening mee moet houden. Hiervoor is de watertoets in het leven geroepen.
In elke toelichting van een bestemmingsplan moet een waterhuishoudkundige paragraaf worden opgenomen. Met name belangrijk zijn de nieuwe ontwikkelingen. Het op te stellen bestemmingsplan 'Sprenkelaar en Anklaar' is een grotendeels een beheerbestemmingsplan. Deze plannen hebben over het algemeen minder verstrekkende gevolgen voor de waterhuishouding.
5.2.2 Grondwater
Het gebied ligt ten westen van het Apeldoorn Kanaal en daarmee in de in het streekplan vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend.
5.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur
Het plangebied kenmerkt zich door veel open waterpartijen met oeverzones en groen. De daarop liggende bestemmingen waarborgen dat er ter plaatste niet gebouwd kan worden. Op deze wateren is de keur van het Waterschap Veluwe 2009 van toepassing. Dit houdt in dat er voor het bouwen, dempen, aanleggen of graven etcetera publiekrechtelijke toestemming door de beheerder van dat water, te weten het Waterschap Veluwe, moet worden verleend.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen (nadelige) gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem en de kwaliteit van het oppervlaktewater in het plangebied en in de omgeving daarvan. In en rond het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor.
5.2.4 Afvoer van hemel- en afvalwater
Hemelwater
In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en hemelwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.
Bij het bepalen van de manier waarop het hemelwater wordt afgevoerd, hanteert de gemeente de Beslisboom voor Hemelwater. Deze beslisboom geeft de volgende voorkeursvolgorde voor het afvoeren van hemelwater:
- 1. gebruik van hemelwater (in grijswatercircuit of door vegetatiedak);
- 2. infiltratie in de bodem;
- 3. afvoer naar oppervlaktewater;
- 4. afvoer via rioolstelsel.
De materialen die in aanraking komen met het hemelwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van hemelwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het hemelwater afgevoerde vervuilende stoffen.
In dit gebied dient de afvoer van hemelwater aan de volgende voorwaarden te voldoen:
- Afvoer hemelwater vindt plaats conform Bouwbesluit. Dit houdt in dat in principe het hemelwater op eigen terrein geïnfiltreerd moet worden, tenzij er sprake is van een slechte bodemgesteldheid en/of hoge grondwaterstanden. In dat geval kan het hemelwater afgevoerd worden naar (en geborgen worden in) oppervlaktewater of wadi's in het plangebied. Te maken keuzes in overleg met de gemeente;
- Met oog op het voorkomen van foutieve aansluitingen moet het hemelwater zichtbaar afgekoppeld worden;
- Indien overtollig water of de basisafvoer naar een watergang wordt afgevoerd stelt het Waterschap Veluwe hier eisen aan;
- Er mag voor hemelwater geen koppeling gemaakt worden met het gemeentelijk riool;
- Overtollig hemelwater mag alleen bovengronds afstromen naar gemeentelijk / openbaar terrein;
- Bij bovengrondse afvoer dient rekening te worden gehouden met het afschot van het maaiveld en de geldende normen voor 'water op straat '-situaties.
Afvalwater
De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
5.2.5 Watertoets
De watertoets is ingesteld om het aspect water in een vroeg stadium mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is wettelijk verplicht en heeft als doel om gezamenlijk met de waterbeheerders de waterhuishoudkundige doelstellingen in een zo vroeg mogelijk stadium in ruimtelijke ontwikkelingen op te nemen. De gemaakte afspraken worden in de waterparagraaf van het bestemmingsplan opgenomen.
Het voorontwerp van bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar wordt in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan het Waterschap Veluwe. De reactie van het waterschap wordt, indien noodzakelijk, verwerkt in deze waterparagraaf.
De reactie van het Waterschap is hieronder samengevat en van antwoord voorzien.
Inhoud van de overlegreactie
Verzocht wordt in de plantoelichting de wateren in beheer bij het Waterschap nader toe te lichten. Op deze wateren is de Keur van Waterschap Veluwe 2009 van toepassing en geldt een keurzone van 5 meter aan weerszijde van de wateren.
Beantwoording
Het plangebied kenmerkt zich door veel open waterpartijen met oeverzones en groen. De daarop liggende bestemmingen waarborgen dat er ter plaatste niet gebouwd kan worden. In de toelichting, in paragraaf 5.2.3, wordt een zinsnede opgenomen dat op deze wateren de keur van het Waterschap Veluwe 2009 van toepassing is. Dit houdt in dat er voor het bouwen, dempen, aanleggen of graven etcetera publiekrechtelijke toestemming door de beheerder van dat water, te weten het Waterschap Veluwe, moet worden verleend.
Aan de reactie wordt tegemoet gekomen.
5.3 Natuurwaarden
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.
Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan van het verbod afgeweken worden en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele afwijkingen van het verbod. Het systeem werkt als volgt:
- algemene soorten
Voor de (met name genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een afwijking van het verbod. - overige soorten
Voor de overige (met name genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een afwijking van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een afwijking nodig; de afwijkingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'. - soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AmvB
Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AmvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een afwijking nodig. De aanvraag wordt getoetst aan drie criteria:- 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (daaronder valt de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling); en
- 2. er is geen alternatief; en
- 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.
Vogels vormen een aparte groep: activiteiten die verstorend zijn gedurende de broedperiode van voorkomende broedvogels zijn niet toegestaan; een afwijkingsmogelijkheid ontbreekt dan ook. Daarnaast is voor aantasting van vaste verblijfplaatsen van vogels (nesten die jaarlijks terugkerend worden bezocht) buiten de broedperiode een afwijkingsprocedure van belang.
Gebiedsbescherming
Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Aangezien het plangebied niet ligt in een gebied waarvoor zo'n gebiedsbescherming geldt en ook niet in de invloedssfeer van zo'n gebied, wordt daarop niet verder ingegaan.
Bijzondere bomen
De gemeente Apeldoorn heeft alle bijzondere bomen (zowel gemeentelijke als particulier) geïnventariseerd. De door de gemeente Apeldoorn aangewezen "bijzondere bomen" zijn beschermd.
De bijzondere boom heeft op de verbeelding de aanduiding "monumentale boom" gekregen. Waar deze aanduiding voorkomt, dient de afstand van bebouwing tot het hart van deze boom ten minste 10 meter te bedragen. Met een afwijking kan deze afstand verkleind worden tot 5 meter.
Verder wordt een aantal werken en werkzaamheden (het aanleggen van verhardingen, het aanbrengen van ondergrondse leidingen en de beschadiging van bomen) binnen een afstand van 5 meter van bijzondere bomen omgevingsvergunningplichtig gemaakt.
Vertaling in het bestemmingsplan
Waar mogelijk krijgen de groene structuren de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend groenvoorzieningen toegestaan. De bestemming biedt voldoende bescherming om de groenstructuren voor de toekomst veilig te stellen.
De bijzondere bomen die in het bestemmingsplangebied voorkomen krijgen op de verbeelding de aanduiding "monumentale boom". Hiervoor is een beschermingsregeling opgenomen in de regels.
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
In hoofdstuk 3 en 4 is de bestaande situatie en de ruimtelijke en functionele opzet in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de planologische aspecten. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de bestemmingen die in de regels zijn vastgelegd. Deze beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte wordt de totstandkoming van de verbeelding beschreven.
6.2 Karakter Bestemmingsplan
Bestemmingsplan 'Sprenkelaar en Anklaar' is een conserverend plan, waarin de bestaande situatie en het geldende recht uitgangspunt zijn voor de wijze van bestemmen. Daarmee wordt bedoeld dat de bestaande situatie is vastgelegd en is voorzien van een actuele regeling en dat er alleen nieuwe ontwikkelingen in zijn opgenomen waarvoor al een planologische procedure is afgerond voordat het onderhavige bestemmingsplan wordt vastgesteld.
Er is een vrij gedetailleerde bestemmingssystematiek toegepast. De verschillende functies zijn daarbij op perceelsniveau voorzien van een passende bestemming. Er is, waar mogelijk, gestreefd naar een uniforme manier van bestemmen, zodat vergelijkbare planologische mogelijkheden gelden voor vergelijkbare situaties. Tegelijkertijd is gestreefd naar een bepaalde flexibiliteit binnen de verschillende bestemmingen. Het groen binnen de wegprofielen is bijvoorbeeld niet bestemd als Groen, maar is opgenomen in de bestemming Verkeer - Weg respectievelijk Verkeer - Verblijfsgebied. Hierdoor wordt voorkomen dat voor elke beperkte wijziging het bestemmingsplan moet worden herzien.
De omschrijving van een aantal (kern)begrippen en meetwijzen en de naamgeving van bepaalde onderdelen van de regels is letterlijk voorgeschreven in de Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen SVBP2008 (met bijbehorende werkafspraken), onderdeel van de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening.
Voor de regels is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008.
6.3 Bestemmingen
6.3.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 van de regels bestaat uit de inleidende regels. Het betreft de begripsregels, waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd, en de wijze van meten en berekenen.
6.3.2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
In het noordoosten van het plangebied ligt een kwekerij. Deze gronden vervullen op dit moment nog een agrarische functie en krijgen daarom de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding "Kwekerij".
Artikel 4 Bedrijf/Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Het benzineverkooppunt aan de Anklaarseweg is bestemd als 'Bedrijf' (maximaal milieucategorie 1), met de specifieke aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'.
Het rioolgemaal aan de Anklaarseweg is specifiek bestemd als 'Bedrijf - Nutsvoorziening'.
Artikel 6 Bedrijventerrein
Op de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn bedrijven toegestaan in de categorieën 1 t/m 4.2. Door middel van aanduidingen is aangegeven welke milieucategorieën zijn toegestaan. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten. Door middel van een afwijking kan nieuwvestiging van risicovolle inrichtingen worden toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding is een tankstation met lpg toegestaan.
Ook hier geldt dat door middel van het verlenen van een afwijking ook bedrijven die niet voorkomen op de Lijst en bedrijven uit een hogere categorie dan bij recht is toegestaan worden toegelaten, mits ze naar aard en invloed op hun omgeving vergelijkbaar zijn met de bij recht toegestane bedrijven. In de daartoe opgenomen procedure van een afwijking kan worden bezien of de benodigde hinderbeperkende maatregelen mogelijk zijn (bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe technieken). Criterium voor het verlenen van afwijking is in dit geval dat de hinder die resulteert na het nemen van maatregelen niet groter is dan van de ter plekke wel bij recht toegelaten bedrijven zou kunnen worden verwacht.
De aanduiding horeca is opgenomen waar voorheen horeca planologisch toegestaan was. Dit is op de hoek van Kanaal Noord en de Anklaarseweg. Midddels een afwijkingsmogelijkheid wordt onder bepaalde voorwaarden elders lichte vormen van horeca toegestaan.
Overeenkomstig het geldend recht is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het vestigen van bedrijfswoningen. Hiervoor gelden specifieke voorwaarden welke in artikel 6 lid 6.3 zijn genoemd.
Artikel 7 Bos
Op de gronden met de bestemming 'Bos' zijn bos, struikgewas, hakhout en afschermende groenbeplanting toegestaan. Daarnaast zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, de bescherming en de versterking van het bos met de bijbehorende landschaps- en natuurwaarden. Verder zijn paden, in- en uitritten en nutsvoorzieningen toegestaan. De bestemming "Bos" komt enkel in het uiterste oosten van het plangebied voor.
Artikel 8 Gemengd
Binnen deze bestemming zijn naast publiekgerichte (lichte) bedrijvigheid en dienstverlening onder meer wonen en maatschappelijke voorzieningen toegestaan.
Artikel 9 Groen
Het structurele en structurerende openbare groen in het plangebied is onder de bestemming 'Groen' gebracht. Hier zijn groenvoorzieningen, paden, hondenuitlaatplaatsen, nuts- en speelvoorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten. De bouwhoogte van speel- en klimtoestellen mag bij recht niet meer dan 4 meter bedragen. Burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden afwijken voor het verlenen van speel- en klimtoestellen tot een hoogte van 6 meter.
Artikel 10 Kantoor
Het westelijk deel van het plangebied heeft de bestemming 'Kantoor' gekregen. De gronden zijn bestemd voor kantoren en/of zakelijke dienstverlening, congres- en vergaderruimten, nutsvoorzieningen, tuin en/of erf en de met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
Artikel 11 Maatschappelijk
Binnen deze bestemming zijn de in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen ondergebracht. Welke voorzieningen dat zijn staat in 'Bijlage 3 Lijst van toegelatenmaatschappelijke voorzieningen' die bij de regels is opgenomen. Daar waar de betreffende aanduiding is opgenomen is een bedrijfswoning toegestaan.
Het gaat hier om maatschappelijke voorzieningen die thuishoren in een woongebied en noodzakelijk zijn voor het functioneren van het woongebied, zoals scholen en medische praktijken e.d.
Artikel 12 Recreatie - Dagrecreatie
Binnen deze bestemming is het overdekte speelparadijs bestemd. De gronden zijn bestemd voor recreatie, niet zijnde verblijfsrecreatie en evenementen.
Artikel 13 Sport
In het plangebied liggen diverse sportvoorzieningen waaronder een zwembad en een Achmea Health Center. Deze gronden zijn op de verbeelding aangeduid met de bestemming "Sport".
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de gebieden die een verblijfsfunctie hebben. Dit betreft de wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen in het gehele plangebied.
Op verschillende pleinen achter de woningen in het plangebied bevinden zich garageboxen. Deze op de verbeelding aangewezen gronden zijn bestemd binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied, ze hebben de aanduiding 'garage' gekregen.
Artikel 15 Verkeer - Weg
De wegen met primair een functie voor het doorgaande verkeer hebben de bestemming Verkeer - Weg gekregen.
Artikel 16 Water
Het water in het plangebied vervult een belangrijke waterhuishoudkundige functie, maar is ook van visuele betekenis. Voor al deze waterpartijen is de bestemming "Water" gehanteerd.
Artikel 17 Wonen
De woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Voor de woningen is op de verbeelding een bouwvlak gegeven. In de meeste gevallen heeft dit bouwvlak de vorm van een bouwstrook waarin meerdere woningen zijn opgenomen. Het bouwvlak voor gestapelde woningen is strak om de gebouwen getrokken.
Door middel van bouwaanduidingen is onderscheid gemaakt tussen de verschillende bouwwijzen van de woningen: vrijstaand, twee-onder-een-kap, aaneengebouwd en gestapeld. Ter plaatse van de aanduiding twee-aaneen zijn zowel twee-onder-een-kapwoningen als vrijstaande woningen toegestaan. Bij de woningen zijn standaarddieptes voor de bouwvlakken gehanteerd: 10 meter voor aaneengesloten woningen, 12 meter voor halfvrijstaande en 15 meter voor vrijstaande woningen. De nog beschikbare uitbreidingsruimte hangt daarmee af van de diepte van de bestaande woning. In principe krijgt een rijtjeswoning minder uitbreidingsmogelijkheden dan een vrijstaande woning. De reden hiervoor is dat een achteraanbouw aan een vrijstaande woning in het algemeen minder van invloed is op het woongenot van de buren, dan wanneer het gaat om een rijtjeswoning.Voorwaarde bij het toekennen van de diepte van het bouwvlak is dat de tuinen diep genoeg zijn: in principe wordt een afstand van 16 meter tussen twee tegenover elkaar liggende (potentiële) achtergevels aangehouden.
Bij vrijstaande, twee-onder-een-kap- en aaneengebouwde woningen heeft het perceelsgedeelte voor de voorgevel (en bij hoekpercelen naast de zijgevel en het verlengde daarvan) de aanduiding 'tuin'; het perceelsgedeelte achter de achtergevel (en bij vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen die niet op een hoek liggen het gedeelte naast de zijgevel) de aanduiding 'erf'. Deze aanduidingen zijn van belang voor de situering van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen. In de regels is namelijk bepaald dat deze bouwwerken niet alleen binnen het bouwvlak maar ook ter plaatse van de aanduiding erf mogen worden gebouwd. Daarbij is nog specifiek bepaald dat deze erfbebouwing ten minste 3 meter achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) moet worden gesitueerd.
De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen is gerelateerd aan de oppervlakte van de kavel. Is de kavel kleiner dan 500 m2 dan is ten hoogste 50 m2 aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen toegestaan, bij kavels tussen 500 en 750 m2 is die oppervlakte maximaal 65 m2 en is de kavel groter dan 750 m2 dan is ten hoogste 85 m2 aan erfbebouwing toegestaan. Daarbij geldt wel steeds de voorwaarde dat niet meer dan 60% van de kavel wordt bebouwd.
Op een aantal plaatsen komen woonwagenstandplaatsen met woonwagens voor. Ook deze hebben de bestemming Wonen gekregen. Deze locaties zijn aangeduid met de aanduiding woonwagenstandplaats. In de regels is bepaald dat ter plaatse van die aanduiding woonwagens en vrijstaande woningen zijn toegelaten. Hiermee is het mogelijk gemaakt een woonwagen te vervangen door een vrijstaande woning. In het bebouwingsschema is een gedetailleerde regeling voor de maatvoering van woonwagens (en vervangende vrijstaande woningen) opgenomen.
autoboxen in achtertuinen
De autoboxen in de achtertuinen liggen in de bestemming Wonen met de aanduiding 'erf'. De ontsluitingspaden hebben de aanduiding 'tuin' gekregen. In tuin mag niet worden gebouwd waardoor gewaarborgd is dat de paden vrij blijven. Deze zelfde waarborg vindt ook plaats middels het privaatrecht. Eigenaren van de paden hebben een contract getekend die hen verplicht de paden vrij te houden.
afbeelding autoboxen en paden pad met aanduiding tuin in bestemmingsplan
Artikel 19 Wonen - Uit te werken
De ontwikkeling en bouw van de nieuwbouw bij Het Podium zijn op dit moment in volle gang. De juridische procedure hiervoor is in een eerder stadium afgerond. De gerealiseerde nieuwbouw zal als de bestaande situatie in het bestemmingsplan worden opgenomen. De bestemmingen bij Het Podium die nog worden gerealiseerd worden als uit te werken bestemmingen opgenomen.
Artikel 20 Waarde - Archeologie hoog
Een deel van het plangebied heeft een middelhoge trefkans voor archeologische relicten. Hiervoor is een dubbelbestemming "Waarde - Archeologie hoog" opgenomen. Ontwikkelingen die de archeologische waarde kunnen verstoren, worden beperkt. Binnen deze bestemmingen geldt een 'omgevingsvergunning-stelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' (per 1 oktober 2010 nieuwe terminologie ingevolge Wabo; was aanlegvergunning) waarmee controle kan worden uitgeoefend op met name grondroeringen en andere met bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden samenhangende grondwerken. In de afzonderlijke dubbelbestemmingen is dat omgevingsvergunningstelsel afgestemd op het gewenste en beoogde beschermingsniveau.
Artikel 21 Waarde - Archeologie middelhoog
Een deel van het plangebied heeft een middelhoge trefkans voor archeologische relicten. Hiervoor is een dubbelbestemming "Waarde - Archeologie middelhoog" opgenomen. Ontwikkelingen die de archeologische waarde kunnen verstoren, worden beperkt. Binnen deze bestemmingen geldt een 'omgevingsvergunning-stelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' (per 1 oktober 2010 nieuwe terminologie ingevolge Wabo; was aanlegvergunning) waarmee controle kan worden uitgeoefend op met name grondroeringen en andere met bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden samenhangende grondwerken. In de afzonderlijke dubbelbestemmingen is dat omgevingsvergunningstelsel afgestemd op het gewenste en beoogde beschermingsniveau.
6.3.3 Algemene regels en overgangsregels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen.
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling beoogt te voorkomen dat dezelfde oppervlakte aan grond meermaals wordt gebruikt als berekeningsgrondslag voor het toestaan van bouwplannen, waardoor er op een bepaald stuk grond in de praktijk meer wordt gebouwd dan in het bestemmingsplan de bedoeling is. De formulering van de overgangsregels is letterlijk zo voorgeschreven door het Bro (Besluit ruimtelijke ordening).
Artikel 23 Algemene bouwregels
Deze regel dient om maten en percentages die in het verleden legaal zijn gerealiseerd, maar die op het tijdstip van de ontwerp-terinzagelegging van het plan blijken af te wijken van dat plan, als recht in het nieuwe plan toe staan. Zonder deze bepaling zouden die situaties (mogelijk) onder het overgangsrecht gaan vallen en dan niet als recht zijn toegestaan, maar slechts worden gedoogd. Deze bepaling versterkt de rechtszekerheid.
Artikel 24 Algemene gebruiksregels
Bij de inwerkingtreding van de Wabo is ingevolge de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 7.10 Wro, waarin het gebruiksverbod en de strafbaarstelling in het bestemmingsplankader waren geregeld, komen te vervallen. Tegelijk is een nieuw artikel 7.2 Wro toegevoegd, waardoor het gebruiksverbod en de strafbaarstelling in het bestemmingsplan dienen te worden geregeld.
Dientengevolge is er in de Algemene gebruiksregels een lid 'Gebruiksverbod' opgenomen. Daarin is bepaald dat het verboden is gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het ten aanzien van het gebruik bepaalde.
Artikel 25 bijzondere boom
Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bijzondere bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen. De bijzondere bomen zijn met een (gebieds)aanduiding op de verbeelding aangegeven. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding 'bijzondere boom' voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 meter dient te bedragen; onder voorwaarden kan afgeweken worden voor het verkleinen van deze afstand tot 5 meter. Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken en werkzaamheden binnen een afstand van 5 meter uit het hart van de als monumentale boom aangeduide boom slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning is verleend.
Artikel 27 veiligheidszone - lpg
Op de verbeelding is de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' opgenomen. Binnen deze zone is geen nieuwbouw ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
Artikel 28 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen op de in dit artikel genoemde, relatief ondergeschikte punten een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de bepalingen van het plan. Het gaat daarbij om het realiseren van nutsvoorzieningen van beperkte omvang, ondergeschikte afwijkingen van diverse in het plan getrokken grenzen, het in beperkte mate afwijken van de diverse maten en percentages en het onder voorwaarden bouwen van antenne- en telecommasten.
In de wijk rond de Socrateslaan zijn daarnaast in het verleden hier en daar met vrijstelling opbouwen toegestaan (deels plat, deels met kap). Gezien de hoeveelheid varianten aan dakopbouwen en de beperkte hoeveelheid blijft individuele afweging noodzakelijk. Hierdoor is binnen dit artikel hiervoor een afwijkingsregeling opgenomen.
Artikel 29 Algemene wijzigingsregels
Het plan bevat een wijzigingsbevoegdheid waarmee tijdens de looptijd van het plan, desgewenst grenzen tussen bestemmingen en grenzen van aanduiding kunnen worden verschoven. Met deze wijzigingsmogelijkheid kan het plan ook in de toekomst op een goed controleerbare en doseerbare wijze flexibel worden gehouden.
Artikel 31 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 'OVERGANGS- EN SLOTREGELS', met de artikelen 32, 33 en 34, bevat het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en een slotregel voor dit bestemmingsplan
6.4 De Verbeelding
Het plangebied is getekend op 5 gekleurde verbeeldingen, schaal 1:1000. De verbeelding is IMRO-gecodeerd getekend, conform IMRO2008. Voor de verbeelding is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008.
De verbeelding van het bestemmingsplan bestaat uit een ondergrond, met daarop de straten, gebouwen en huisnummers, met daarover de bestemmingen, aanduidingen, en dergelijke. Alleen de bestemmingen (en aanduidingen et cetera) hebben rechtskracht. De ondergrond heeft dit niet. De ondergrond is opgenomen om het plan beter leesbaar te maken. Straten en woningen zijn zo sneller te vinden. De ondergrond is uitsluitend bedoeld om te kunnen bepalen waar een bepaalde bestemming ligt. Als op de ondergrond een verkeerde straatnaam staat, of er ontbreken bepaalde gebouwen, dan heeft dit geen betekenis voor het bestemmingsplan. De bestemming geeft immers aan wat wel of niet mag, en niet de ondergrond.
Op onderstaande afbeeldingen is een voorbeeld gegeven van uitsluitende de ondergrond welke niet juridische bindend is.
Afbeelding - Uitsluitend ondergrond Ondergrond + bestemmingen etc.
7 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Vooroverleg
Met de wijkraad heeft in het voortraject van het bestemmingsplan een aantal besprekingen plaatsgevonden. De wijkraad heeft aangegeven verder geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid tot vooroverleg.
7.2 Inspraak
Overeenkomstig het in de gemeentelijke inspraakverordening bepaalde heeft het voorontwerp-bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar met ingang van 19 januari 2012 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen met de mogelijkheid een inspraakreactie in te dienen.
Er zijn diverse inspraakreacties ontvangen. Deze reacties zijn in een separate inspraaknota samengevat en beantwoord. De 'Nota inspraak en overleg' is toegevoegd als bijlage 2.
7.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het voorontwerp-bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening toegezonden aan de provincie Gelderland en het Waterschap. Alleen het waterschap heeft gereageerd. Hun reactie is verwerkt in paragraaf 5.2.5 van de toelichting bij het bestemmingsplan.
De reacties van deze instantie is in een separate inspraaknota samengevat en van een antwoord voorzien. De 'Nota inspraak en overleg' is toegevoegd als bijlage 2 .
7.4 Ontwerp Ter Visie
Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft van 21 februari 2013 tot en met 3 april 2013 zes weken ter visie gelegen. Tegen het ontwerp zijn circa 8 zienswijzen ingediend. Aan een aantal zienswijzen is (gedeeltelijk) tegemoet gekomen. Dit heeft tot een aantal aanpassingen in het vast te stellen bestemmingsplan geleid. Enkele ambtshalve aanpassingen zijn doorgevoerd.
7.5 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan 'Sprenkelaar en Anklaar' betreft met name een aanpassing van een aantal verouderde bestemmingsplannen, waarbij het juridisch en planologisch instrumentarium is geactualiseerd. Met betrekking tot de realisering van dit plan bestaan er voor de gemeente Apeldoorn géén kosten in de exploitatieve sfeer. Daarnaast maakt het bestemmingsplan geen bouwplannen mogelijk die onder het kostenverhaal vallen.
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen
- I. STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN
Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v1; d.d. 2009)
AFSTANDEN IN METERS | INDICES | ||||||||||||||||||
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | GEUR | STOF | GELUID | GEVAAR | CATEGORIE | VERKEER | BODEM | LUCHT | ||||||||||
Tabel 1: Bedrijven | |||||||||||||||||||
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | ||||||||||||||||||
016 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | ||||||||||||||||||
016 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² | 30 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
016 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | ||||||||||||
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² | 30 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | ||||||||||||
0162 | KI-stations | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | ||||||||||||
03 | VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN | ||||||||||||||||||
0312 | Binnenvisserijbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
032 | Vis- en schaaldierkwekerijen | ||||||||||||||||||
032 | - visteeltbedrijven | 50 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
08 | WINNING VAN ZAND, GRIND, KLEI, ZOUT, E.D. | ||||||||||||||||||
0812 | Steen-, grit- en krijtmalerijen (open lucht): | ||||||||||||||||||
0812 | - algemeen | 10 | 100 | 200 | 10 | 4.1 | 2 | ||||||||||||
10, 11 | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | ||||||||||||||||||
101, 102 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | ||||||||||||||||||
101, 102 | - slachterijen en pluimveeslachterijen | 100 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | |||||||||||
101 | - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval | 300 | 0 | 100 | 50 | R | 4.2 | 2 | |||||||||||
101 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² | 100 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | |||||||||||
101 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² | 50 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
101 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² | 30 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
101, 102 | - loonslachterijen | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
108 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
102 | Visverwerkingsbedrijven: | ||||||||||||||||||
102 | - conserveren | 200 | 0 | 100 | 30 | 4.1 | 2 | ||||||||||||
102 | - roken | 300 | 0 | 50 | 0 | 4.2 | 1 | ||||||||||||
102 | - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² | 300 | 10 | 50 | 30 | 4.2 | 2 | ||||||||||||
102 | - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² | 100 | 10 | 50 | 30 | 3.2 | 1 | ||||||||||||
102 | - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
1031 | Aardappelprodukten fabrieken: | ||||||||||||||||||
1031 | - vervaardiging van aardappelproducten | 300 | 30 | 200 | 50 | R | 4.2 | 2 | |||||||||||
1031 | - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 1 | |||||||||||
1032, 1039 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | ||||||||||||||||||
1032, 1039 | - jam | 50 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 1 | ||||||||||||
1032, 1039 | - groente algemeen | 50 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
1032, 1039 | - met koolsoorten | 100 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
1032, 1039 | - met drogerijen | 300 | 10 | 200 | 30 | 4.2 | 2 | ||||||||||||
1032, 1039 | - met uienconservering (zoutinleggerij) | 300 | 10 | 100 | 10 | 4.2 | 2 | ||||||||||||
104101 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | ||||||||||||||||||
104101 | - p.c. < 250.000 t/j | 200 | 30 | 100 | 30 | R | 4.1 | 3 | B | ||||||||||
104101 | - p.c. >= 250.000 t/j | 300 | 50 | 300 | 50 | R | 4.2 | 3 | B | ||||||||||
104102 | Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | ||||||||||||||||||
104102 | - p.c. < 250.000 t/j | 200 | 10 | 100 | 100 | R | 4.1 | 3 | B | ||||||||||
104102 | - p.c. >= 250.000 t/j | 300 | 10 | 300 | 200 | R | 4.2 | 3 | B | ||||||||||
1042 | Margarinefabrieken: | ||||||||||||||||||
1042 | - p.c. < 250.000 t/j | 100 | 10 | 200 | 30 | R | 4.1 | 3 | |||||||||||
1042 | - p.c. >= 250.000 t/j | 200 | 10 | 300 | 50 | R | 4.2 | 3 | B | ||||||||||
1051 | Zuivelprodukten fabrieken: | ||||||||||||||||||
1051 | - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j | 50 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | |||||||||||
1051 | - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j | 100 | 0 | 300 | 50 | R | 4.2 | 3 | |||||||||||
1051 | - overige zuivelprodukten fabrieken | 50 | 50 | 300 | 50 | R | 4.2 | 3 | |||||||||||
1052 | Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² | 50 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | |||||||||||
1052 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | ||||||||||||
1061 | Meelfabrieken: | ||||||||||||||||||
1061 | - p.c. >= 500 t/u | 200 | 100 | 300 | 100 | R | 4.2 | 2 | |||||||||||
1061 | - p.c. < 500 t/u | 100 | 50 | 200 | 50 | R | 4.1 | 2 | |||||||||||
1061 | Grutterswarenfabrieken | 50 | 100 | 200 | 50 | 4.1 | 2 | ||||||||||||
1062 | Zetmeelfabrieken: | ||||||||||||||||||
1062 | - p.c. < 10 t/u | 200 | 50 | 200 | 30 | R | 4.1 | 1 | |||||||||||
1062 | - p.c. >= 10 t/u | 300 | 100 | 300 | 50 | R | 4.2 | 2 | |||||||||||
1091 | Veevoerfabrieken: | ||||||||||||||||||
1091 | - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water | 300 | 100 | 200 | 30 | 4.2 | 2 | ||||||||||||
1091 | - mengvoeder, p.c. < 100 t/u | 200 | 50 | 200 | 30 | 4.1 | 3 | ||||||||||||
1091 | - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u | 300 | 100 | 300 | 50 | R | 4.2 | 3 | |||||||||||
1092 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 200 | 100 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | ||||||||||||
1071 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | ||||||||||||||||||
1071 | - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | ||||||||||||
1071 | - v.c. >= 7500 kg meel/week | 100 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
1072 | Banket, biscuit- en koekfabrieken | 100 | 10 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
10821 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||||||||||||||||||
10821 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² | 100 | 30 | 50 | 30 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
10821 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | ||||||||||||
10821 | - Suikerwerkfabrieken met suiker branden | 300 | 30 | 50 | 30 | R | 4.2 | 2 | |||||||||||
10821 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² | 100 | 30 | 50 | 30 | R | 3.2 | 2 | |||||||||||
10821 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | ||||||||||||
1073 | Deegwarenfabrieken | 50 | 30 | 10 | 10 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
1083 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | ||||||||||||||||||
1083 | - theepakkerijen | 100 | 10 | 30 | 10 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
108401 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | 200 | 30 | 50 | 10 | 4.1 | 2 | ||||||||||||
1089 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | 200 | 30 | 50 | 30 | 4.1 | 2 | ||||||||||||
1089 | Bakkerijgrondstoffenfabrieken | 200 | 50 | 50 | 50 | R | 4.1 | 2 | |||||||||||
1089 | Soep- en soeparomafabrieken: | ||||||||||||||||||
1089 | - zonder poederdrogen | 100 | 10 | 50 | 10 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
1089 | - met poederdrogen | 300 | 50 | 50 | 50 | R | 4.2 | 2 | |||||||||||
1089 | Bakmeel- en puddingpoederfabrieken | 200 | 50 | 50 | 30 | 4.1 | 2 | ||||||||||||
110101 | Destilleerderijen en likeurstokerijen | 300 | 30 | 200 | 30 | 4.2 | 2 | ||||||||||||
110102 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | ||||||||||||||||||
110102 | - p.c. < 5.000 t/j | 200 | 30 | 200 | 30 | R | 4.1 | 1 | |||||||||||
110102 | - p.c. >= 5.000 t/j | 300 | 50 | 300 | 50 | R | 4.2 | 2 | B | ||||||||||
1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | ||||||||||||
1105 | Bierbrouwerijen | 300 | 30 | 100 | 50 | R | 4.2 | 2 | |||||||||||
1106 | Mouterijen | 300 | 50 | 100 | 30 | 4.2 | 2 | ||||||||||||
1107 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 10 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 3 | |||||||||||
12 | VERWERKING VAN TABAK | ||||||||||||||||||
120 | Tabakverwerkende industrie | 200 | 30 | 50 | 30 | 4.1 | 2 | ||||||||||||
13 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||||||||||||||||||
131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 10 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
132 | Weven van textiel: | ||||||||||||||||||
132 | - aantal weefgetouwen < 50 | 10 | 10 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
132 | - aantal weefgetouwen >= 50 | 10 | 30 | 300 | 50 | 4.2 | 3 | ||||||||||||
133 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | |||||||||||
139 | Vervaardiging van textielwaren | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
1393 | Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken | 100 | 30 | 200 | 10 | 4.1 | 2 | B | L | ||||||||||
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 0 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
14 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||||||||||||||||||
141 | Vervaardiging kleding van leer | 30 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | ||||||||||||
142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 10 | 10 | 10 | 3.1 | 1 | B | L | ||||||||||
15 | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | ||||||||||||||||||
151,152 | Lederfabrieken | 300 | 30 | 100 | 10 | 4.2 | 2 | B | L | ||||||||||
151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
152 | Schoenenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
16 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | ||||||||||||||||||
16101 | Houtzagerijen | 0 | 50 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | |||||||||||
16102 | Houtconserveringsbedrijven: | ||||||||||||||||||
16102 | - met creosootolie | 200 | 30 | 50 | 10 | 4.2 | 2 | B | L | ||||||||||
16102 | - met zoutoplossingen | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | |||||||||||
1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 10 | 3.2 | 3 | B | |||||||||||
162 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout² | 0 | 30 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
162 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | 0 | 30 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | ||||||||||||
17 | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | ||||||||||||||||||
1711 | Vervaardiging van pulp | 200 | 100 | 200 | 50 | R | 4.1 | 3 | |||||||||||
1712 | Papier- en kartonfabrieken: | ||||||||||||||||||
1712 | - p.c. < 3 t/u | 50 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 1 | |||||||||||
1712 | - p.c. 3 - 15 t/u | 100 | 50 | 200 | 50 | R | 4.1 | 2 | |||||||||||
1712 | - p.c. >= 15 t/u | 200 | 100 | 300 | 100 | R | 4.2 | 3 | |||||||||||
172 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 30 | 30 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | |||||||||||
17212 | Golfkartonfabrieken: | ||||||||||||||||||
17212 | - p.c. < 3 t/u | 30 | 30 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | |||||||||||
17212 | - p.c. >= 3 t/u | 50 | 30 | 200 | 30 | R | 4.1 | 2 | |||||||||||
58 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||||||||||||||||||
1811 | Drukkerijen van dagbladen | 30 | 0 | 100 | 10 | 3.2 | 3 | B | L | ||||||||||
1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 30 | 0 | 100 | 10 | 3.2 | 3 | B | |||||||||||
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | B | |||||||||||
1814 | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
1814 | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | ||||||||||||
1813 | Grafische reproduktie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 2 | 2 | B | |||||||||||
1814 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | |||||||||||
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
19 | AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN | ||||||||||||||||||
19202 | Smeeroliën- en vettenfabrieken | 50 | 0 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | B | L | |||||||||
19202 | Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie | 300 | 0 | 100 | 50 | R | 4.2 | 2 | B | L | |||||||||
19202 | Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. | 300 | 0 | 200 | 50 | R | 4.2 | 2 | B | L | |||||||||
20 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | ||||||||||||||||||
2012 | Kleur- en verfstoffenfabrieken | 200 | 0 | 200 | 200 | R | 4.1 | 3 | B | L | |||||||||
2012 | Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: | ||||||||||||||||||
2012 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 100 | 30 | 300 | 300 | R | 4.2 | 2 | B | L | |||||||||
20141 | Organ. chemische grondstoffenfabrieken: | ||||||||||||||||||
20141 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 300 | 10 | 200 | 300 | R | 4.2 | 2 | B | L | |||||||||
20141 | Methanolfabrieken: | ||||||||||||||||||
20141 | - p.c. < 100.000 t/j | 100 | 0 | 200 | 100 | R | 4.1 | 2 | B | ||||||||||
20141 | - p.c. >= 100.000 t/j | 200 | 0 | 300 | 200 | R | 4.2 | 3 | B | ||||||||||
20149 | Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): | ||||||||||||||||||
20149 | - p.c. < 50.000 t/j | 300 | 0 | 200 | 100 | R | 4.2 | 2 | B | L | |||||||||
203 | Verf, lak en vernisfabrieken | 300 | 30 | 200 | 300 | R | 4.2 | 3 | B | L | |||||||||
2110 | Farmaceutische grondstoffenfabrieken: | ||||||||||||||||||
2110 | - p.c. < 1.000 t/j | 200 | 10 | 200 | 300 | R | 4.2 | 1 | B | L | |||||||||
2120 | Farmaceutische produktenfabrieken: | ||||||||||||||||||
2120 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 2 | B | L | |||||||||
2120 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | ||||||||||||
2041 | Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken | 300 | 100 | 200 | 100 | R | 4.2 | 3 | B | ||||||||||
2042 | Parfumerie- en cosmeticafabrieken | 300 | 30 | 50 | 50 | R | 4.2 | 2 | |||||||||||
2052 | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | ||||||||||||||||||
2052 | - zonder dierlijke grondstoffen | 100 | 10 | 100 | 50 | 3.2 | 3 | B | L | ||||||||||
205902 | Fotochemische produktenfabrieken | 50 | 10 | 100 | 50 | R | 3.2 | 3 | B | L | |||||||||
205903 | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 3 | B | ||||||||||
205903 | Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. | 200 | 30 | 100 | 200 | R | 4.1 | 2 | B | L | |||||||||
2060 | Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken | 300 | 30 | 300 | 200 | R | 4.2 | 3 | B | L | |||||||||
22 | VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | ||||||||||||||||||
221101 | Rubberbandenfabrieken | 300 | 50 | 300 | 100 | R | 4.2 | 2 | B | ||||||||||
221102 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | ||||||||||||||||||
221102 | - vloeropp. < 100 m² | 50 | 10 | 30 | 30 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
221102 | - vloeropp. >= 100 m² | 200 | 50 | 100 | 50 | R | 4.1 | 2 | B | ||||||||||
2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 100 | 10 | 50 | 50 | R | 3.2 | 1 | |||||||||||
222 | Kunststofverwerkende bedrijven: | ||||||||||||||||||
222 | - zonder fenolharsen | 200 | 50 | 100 | 100 | R | 4.1 | 2 | |||||||||||
222 | - met fenolharsen | 300 | 50 | 100 | 200 | R | 4.2 | 2 | B | L | |||||||||
222 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen | 50 | 30 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
23 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | ||||||||||||||||||
231 | Glasfabrieken: | ||||||||||||||||||
231 | - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 1 | L | |||||||||||
231 | - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j | 30 | 100 | 300 | 50 | R | 4.2 | 2 | L | ||||||||||
231 | - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j | 300 | 100 | 100 | 30 | 4.2 | 1 | L | |||||||||||
231 | Glasbewerkingsbedrijven | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
232, 234 | Aardewerkfabrieken: | ||||||||||||||||||
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | L | |||||||||||
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 30 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | L | |||||||||||
233 | Baksteen en baksteenelementenfabrieken | 30 | 200 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | L | |||||||||||
233 | Dakpannenfabrieken | 50 | 200 | 200 | 100 | R | 4.1 | 2 | |||||||||||
235201 | Kalkfabrieken: | ||||||||||||||||||
235201 | - p.c. < 100.000 t/j | 30 | 200 | 200 | 30 | R | 4.1 | 2 | |||||||||||
235202 | Gipsfabrieken: | ||||||||||||||||||
235202 | - p.c. < 100.000 t/j | 30 | 200 | 200 | 30 | R | 4.1 | 2 | |||||||||||
23611 | Betonwarenfabrieken: | ||||||||||||||||||
23611 | - zonder persen, triltafels en bekistingtrille | 10 | 100 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | |||||||||||
23611 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d | 10 | 100 | 300 | 30 | 4.2 | 2 | B | |||||||||||
23612 | Kalkzandsteenfabrieken: | ||||||||||||||||||
23612 | - p.c. < 100.000 t/j | 10 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
23612 | - p.c. >= 100.000 t/j | 30 | 200 | 300 | 30 | 4.2 | 3 | ||||||||||||
2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
2363, 2364 | Betonmortelcentrales: | ||||||||||||||||||
2363, 2364 | - p.c. < 100 t/u | 10 | 50 | 100 | 10 | 3.2 | 3 | ||||||||||||
2363, 2364 | - p.c. >= 100 t/u | 30 | 200 | 300 | 10 | 4.2 | 3 | ||||||||||||
2365, 2369 | Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: | ||||||||||||||||||
2365, 2369 | - p.c. < 100 t/d | 10 | 50 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | |||||||||||
2365, 2369 | - p.c. >= 100 t/d | 30 | 200 | 300 | 200 | R | 4.2 | 3 | B | ||||||||||
237 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||||||||||||||||||
237 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² | 10 | 30 | 100 | 0 | 3.2 | 1 | ||||||||||||
237 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² | 10 | 30 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
237 | - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j | 10 | 100 | 300 | 10 | 4.2 | 1 | ||||||||||||
2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
2399 | Bitumineuze materialenfabrieken: | ||||||||||||||||||
2399 | - p.c. < 100 t/u | 300 | 100 | 100 | 30 | 4.2 | 3 | B | L | ||||||||||
2399 | Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): | ||||||||||||||||||
2399 | - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j | 100 | 200 | 300 | 30 | 4.2 | 2 | ||||||||||||
2399 | - overige isolatiematerialen | 200 | 100 | 100 | 50 | 4.1 | 2 | ||||||||||||
2399 | Minerale produktenfabrieken n.e.g. | 50 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
2399 | Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur | 100 | 50 | 200 | 30 | 4.1 | 3 | B | L | ||||||||||
2399 | - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur | 200 | 100 | 300 | 50 | 4.2 | 3 | B | L | ||||||||||
24 | VERVAARDIGING VAN METALEN | ||||||||||||||||||
243 | Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: | ||||||||||||||||||
243 | - p.o. < 2.000 m² | 30 | 30 | 300 | 30 | 4.2 | 2 | ||||||||||||
244 | Non-ferro-metaalfabrieken: | ||||||||||||||||||
244 | - p.c. < 1.000 t/j | 100 | 100 | 300 | 30 | R | 4.2 | 1 | B | ||||||||||
2451, 2452 | IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: | ||||||||||||||||||
2451, 2452 | - p.c. < 4.000 t/j | 100 | 50 | 300 | 30 | R | 4.2 | 1 | B | ||||||||||
2453, 2454 | Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: | ||||||||||||||||||
2453, 2454 | - p.c. < 4.000 t/j | 100 | 50 | 300 | 30 | R | 4.2 | 1 | B | ||||||||||
25, 31 | VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | ||||||||||||||||||
251, 331 | Constructiewerkplaatsen | ||||||||||||||||||
251, 331 | - gesloten gebouw | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | |||||||||||
251, 331 | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
251, 331 | - in open lucht, p.o. < 2.000 m² | 30 | 50 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | |||||||||||
251, 331 | - in open lucht, p.o. >= 2.000 m² | 50 | 200 | 300 | 30 | 4.2 | 3 | B | |||||||||||
2529, 3311 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | ||||||||||||||||||
2529, 3311 | - p.o. < 2.000 m² | 30 | 50 | 300 | 30 | R | 4.2 | 2 | B | ||||||||||
2521, 2530, 3311 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 30 | 30 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | |||||||||||
255, 331 | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 10 | 30 | 200 | 30 | 4.1 | 1 | B | |||||||||||
255, 331 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 50 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | |||||||||||
255, 331 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m² | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | |||||||||||
2561, 3311 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | ||||||||||||||||||
2561, 3311 | - algemeen | 50 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | L | ||||||||||
2561, 3311 | - stralen | 30 | 200 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | L | ||||||||||
2561, 3311 | - metaalharden | 30 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 1 | B | |||||||||||
2561, 3311 | - lakspuiten en moffelen | 100 | 30 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | B | L | |||||||||
2561, 3311 | - scoperen (opspuiten van zink) | 50 | 50 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | B | L | |||||||||
2561, 3311 | - thermisch verzinken | 100 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | L | ||||||||||
2561, 3311 | - thermisch vertinnen | 100 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | L | ||||||||||
2561, 3311 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 30 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | |||||||||||
2561, 3311 | - anodiseren, eloxeren | 50 | 10 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | |||||||||||
2561, 3311 | - chemische oppervlaktebehandeling | 50 | 10 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | |||||||||||
2561, 3311 | - emailleren | 100 | 50 | 100 | 50 | R | 3.2 | 1 | B | L | |||||||||
2561, 3311 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) | 30 | 30 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | |||||||||||
2562, 3311 | Overige metaalbewerkende industrie | 10 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 1 | B | |||||||||||
2562, 3311 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | |||||||||||
259, 331 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | ||||||||||||||||||
259, 331 | - p.o. < 2.000 m² | 30 | 50 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | |||||||||||
259, 331 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | |||||||||||
259, 331 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m² | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | |||||||||||
27, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN | ||||||||||||||||||
27, 28, 33 | Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: | ||||||||||||||||||
27, 28, 33 | - p.o. < 2.000 m² | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | |||||||||||
27, 28, 33 | - p.o. >= 2.000 m² | 50 | 30 | 200 | 30 | 4.1 | 3 | B | |||||||||||
28, 33 | - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 30 | 300 | 30 | 4.2 | 3 | B | |||||||||||
26, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||||||||||||||||||
26, 28, 33 | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | ||||||||||||
26, 27, 33 | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. | ||||||||||||||||||
271, 331 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie | 200 | 30 | 30 | 50 | 4.1 | 1 | B | L | ||||||||||
271, 273 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 200 | 10 | 30 | 50 | 4.1 | 1 | B | L | ||||||||||
273 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 100 | 10 | 200 | 100 | R | 4.1 | 2 | L | ||||||||||
272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | L | ||||||||||
274 | Lampenfabrieken | 200 | 30 | 30 | 300 | R | 4.2 | 2 | B | L | |||||||||
293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | ||||||||||||
26, 33 | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. | ||||||||||||||||||
261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | B | |||||||||||
2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | |||||||||||
26, 32, 33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||||||||||||||||||
26, 32, 33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | ||||||||||||
29 | VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS | ||||||||||||||||||
291 | Autofabrieken en assemblagebedrijven | ||||||||||||||||||
291 | - p.o. < 10.000 m² | 100 | 10 | 200 | 30 | R | 4.1 | 3 | B | ||||||||||
291 | - p.o. >= 10.000 m² | 200 | 30 | 300 | 50 | R | 4.2 | 3 | B | L | |||||||||
29201 | Carrosseriefabrieken | 100 | 10 | 200 | 30 | R | 4.1 | 2 | B | ||||||||||
29202 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 30 | 10 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | |||||||||||
293 | Auto-onderdelenfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | |||||||||||
30 | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) | ||||||||||||||||||
301, 3315 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | ||||||||||||||||||
301, 3315 | - houten schepen | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | |||||||||||
301, 3315 | - kunststof schepen | 100 | 50 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | B | ||||||||||
301, 3315 | - metalen schepen < 25 m | 50 | 100 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | |||||||||||
302, 317 | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | ||||||||||||||||||
302, 317 | - algemeen | 50 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | |||||||||||
302, 317 | - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 30 | 300 | 30 | R | 4.2 | 2 | B | ||||||||||
303, 3316 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | ||||||||||||||||||
303, 3316 | - zonder proefdraaien motoren | 50 | 30 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | |||||||||||
309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | B | ||||||||||
3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | |||||||||||
31 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||||||||||||||||||
310 | Meubelfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | |||||||||||
9524 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | 0 | 10 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 2 | 1 | B | |||||||||||
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | ||||||||||||
323 | Sportartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
32991 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 2 | 1 | ||||||||||||
32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
38 | VOORBEREIDING TOT RECYCLING | ||||||||||||||||||
383202 | Puinbrekerijen en -malerijen: | ||||||||||||||||||
383202 | - v.c. < 100.000 t/j | 30 | 100 | 300 | 10 | 4.2 | 2 | ||||||||||||
383202 | Rubberregeneratiebedrijven | 300 | 50 | 100 | 50 | R | 4.2 | 2 | |||||||||||
383202 | Afvalscheidingsinstallaties | 200 | 200 | 300 | 50 | 4.2 | 3 | B | |||||||||||
35 | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | ||||||||||||||||||
35 | bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe: | ||||||||||||||||||
35 | - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie | 100 | 50 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | L | ||||||||||
35 | - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa | 50 | 50 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | L | ||||||||||
35 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||||||||||||||||||
35 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | |||||||||||
35 | - 10 - 100 MVA | 0 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | |||||||||||
35 | - 100 - 200 MVA | 0 | 0 | 100 | 50 | 3.2 | 1 | B | |||||||||||
35 | - 200 - 1000 MVA | 0 | 0 | 300 | 50 | 4.2 | 1 | B | |||||||||||
35 | Gasdistributiebedrijven: | ||||||||||||||||||
35 | - gascompressorstations vermogen < 100 MW | 0 | 0 | 300 | 100 | 4.2 | 1 | ||||||||||||
35 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | ||||||||||||
35 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | ||||||||||||
35 | - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D | 0 | 0 | 50 | 50 | R | 3.1 | 1 | |||||||||||
35 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||||||||||||||||||
35 | - stadsverwarming | 30 | 10 | 100 | 50 | 3.2 | 1 | ||||||||||||
35 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | ||||||||||||
35 | windmolens: | ||||||||||||||||||
35 | - wiekdiameter 20 m | 0 | 0 | 100 | 30 | 3.2 | 1 | ||||||||||||
35 | - wiekdiameter 30 m | 0 | 0 | 200 | 50 | 4.1 | 1 | ||||||||||||
35 | - wiekdiameter 50 m | 0 | 0 | 300 | 50 | 4.2 | 1 | ||||||||||||
36 | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | ||||||||||||||||||
36 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | ||||||||||||||||||
36 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 10 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
36 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | ||||||||||||||||||
36 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | ||||||||||||
36 | - 1 - 15 MW | 0 | 0 | 100 | 10 | 3.2 | 1 | ||||||||||||
36 | - >= 15 MW | 0 | 0 | 300 | 10 | 4.2 | 1 | ||||||||||||
41, 42, 43 | BOUWNIJVERHEID | ||||||||||||||||||
41, 42, 43 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² | 10 | 30 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | B | |||||||||||
41, 42, 43 | - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | |||||||||||
41, 42, 43 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | |||||||||||
41, 42, 43 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | |||||||||||
45, 47 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||||||||||||||||||
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | |||||||||||
451 | Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) | 10 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
45204 | Autoplaatwerkerijen | 10 | 30 | 100 | 10 | 3.2 | 1 | ||||||||||||
45204 | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | ||||||||||||
45204 | Autospuitinrichtingen | 50 | 30 | 30 | 30 | R | 3.1 | 1 | B | L | |||||||||
45205 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | ||||||||||||
453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | ||||||||||||
46 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||||||||||||||||||
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
4621 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders | 30 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 2 | |||||||||||
4621 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer | 100 | 100 | 300 | 50 | R | 4.2 | 2 | |||||||||||
4622 | Grth in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | ||||||||||||
4623 | Grth in levende dieren | 50 | 10 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
4624 | Grth in huiden, vellen en leder | 50 | 0 | 30 | 0 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
46217, 4631 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 30 | 10 | 30 | 50 | R | 3.1 | 2 | |||||||||||
4632, 4633 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën | 10 | 0 | 30 | 50 | R | 3.1 | 2 | |||||||||||
4634 | Grth in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | ||||||||||||
4635 | Grth in tabaksprodukten | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | ||||||||||||
4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | ||||||||||||
4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | ||||||||||||
4638, 4639 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | ||||||||||||
464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | ||||||||||||
46499 | Grth in vuurwerk en munitie: | ||||||||||||||||||
46499 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 10 | 0 | 30 | 10 | V | 2 | 2 | |||||||||||
46499 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 10 | 0 | 30 | 50 | V | 3.1 | 2 | |||||||||||
46499 | - munitie | 0 | 0 | 30 | 30 | 2 | 2 | ||||||||||||
46711 | Grth in vaste brandstoffen: | ||||||||||||||||||
46711 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 10 | 50 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
46712 | Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: | ||||||||||||||||||
46712 | - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m³ | 50 | 0 | 50 | 200 | R | 4.1 | 2 | B | L | |||||||||
46712 | - tot vloeistof verdichte gassen | 50 | 0 | 50 | 300 | R | 4.2 | 2 | |||||||||||
46713 | Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) | 100 | 0 | 30 | 50 | 3.2 | 2 | B | |||||||||||
46721 | Grth in metaalertsen: | ||||||||||||||||||
46721 | - opslag opp. < 2.000 m² | 30 | 300 | 300 | 10 | 4.2 | 3 | B | |||||||||||
46722, 46723 | Grth in metalen en -halffabrikaten | 0 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
4673 | Grth in hout en bouwmaterialen: | ||||||||||||||||||
4673 | - algemeen: b.o. > 2000 m² | 0 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
4673 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | ||||||||||||
46735 | zand en grind: | ||||||||||||||||||
46735 | - algemeen: b.o. > 200 m² | 0 | 30 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
46735 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | ||||||||||||
4674 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||||||||||||||||||
4674 | - algemeen: b.o. > 2.000 m² | 0 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
4674 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | ||||||||||||
46751 | Grth in chemische produkten | 50 | 10 | 30 | 100 | R | 3.2 | 2 | B | ||||||||||
46752 | Grth in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | |||||||||||
4676 | Grth in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | ||||||||||||
4677 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | |||||||||||
4677 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² | 10 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | |||||||||||
4677 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | B | |||||||||||
4677 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² | 10 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | |||||||||||
466 | Grth in machines en apparaten: | ||||||||||||||||||
466 | - machines voor de bouwnijverheid | 0 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
466 | - overige | 0 | 10 | 50 | 0 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | ||||||||||||
47 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | ||||||||||||||||||
4791 | Postorderbedrijven | 0 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | ||||||||||||
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | ||||||||||||||||||
562 | Cateringbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | ||||||||||||
49 | VERVOER OVER LAND | ||||||||||||||||||
493 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | ||||||||||||
493 | Touringcarbedrijven | 10 | 0 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
494 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² | 0 | 0 | 100 | 30 | 3.2 | 3 | ||||||||||||
494 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² | 0 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | |||||||||||
52 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | ||||||||||||||||||
52242 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: | ||||||||||||||||||
52242 | - containers | 0 | 10 | 300 | 50 | R | 4.2 | 2 | |||||||||||
52242 | - tankercleaning | 300 | 10 | 100 | 200 | R | 4.2 | 1 | B | ||||||||||
52242 | - stukgoederen | 0 | 10 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | B | ||||||||||
52242 | - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² | 30 | 200 | 300 | 30 | 4.2 | 2 | B | |||||||||||
52242 | - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u | 50 | 300 | 200 | 50 | R | 4.2 | 2 | |||||||||||
52242 | - steenkool, opslagopp. < 2.000 m² | 50 | 300 | 300 | 50 | 4.2 | 2 | B | |||||||||||
52102, 52109 | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 30 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 2 | |||||||||||
52109 | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | ||||||||||||
5221 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | L | |||||||||||
5221 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 10 | 0 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
53 | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||||||||||||||||||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | ||||||||||||
61 | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
61 | zendinstallaties: | ||||||||||||||||||
61 | - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) | 0 | 0 | 0 | 100 | 3.2 | 1 | ||||||||||||
61 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | ||||||||||||
61 | - GSM en UMTS-steunzenders (indien omgevingsvergunningplichtig) | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | ||||||||||||
77 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||||||||||||||||||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | ||||||||||||
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | |||||||||||
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | ||||||||||||
62 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||||||||||||||||||
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
58, 63 | Datacentra | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | ||||||||||||
72 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | ||||||||||||||||||
721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | |||||||||||
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||||||||||||||||||
812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 10 | 30 | 30 | 3.1 | 1 | B | |||||||||||
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | |||||||||||
82991 | Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten | 50 | 30 | 200 | 50 | R | 4.1 | 3 | |||||||||||
82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 2 | ||||||||||||
84 | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | ||||||||||||||||||
8425 | Brandweerkazernes | 0 | 0 | 50C | 0 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
37, 38, 39 | MILIEUDIENSTVERLENING | ||||||||||||||||||
3700 | RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: | ||||||||||||||||||
3700 | - < 100.000 i.e. | 200 | 10 | 100 | 10 | 4.1 | 2 | ||||||||||||
3700 | - 100.000 - 300.000 i.e. | 300 | 10 | 200 | 10 | 4.2 | 2 | ||||||||||||
3700 | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | ||||||||||||
381 | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 50 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
381 | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 30 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 2 | B | ||||||||||
381 | Vuiloverslagstations | 200 | 200 | 300 | 30 | 4.2 | 3 | B | |||||||||||
382 | Afvalverwerkingsbedrijven: | ||||||||||||||||||
382 | - kabelbranderijen | 100 | 50 | 30 | 10 | 3.2 | 1 | B | L | ||||||||||
382 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 1 | L | |||||||||||
382 | - oplosmiddelterugwinning | 100 | 0 | 10 | 30 | R | 3.2 | 1 | B | L | |||||||||
382 | - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW | 300 | 200 | 300 | 50 | 4.2 | 3 | B | L | ||||||||||
382 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | B | L | |||||||||
382 | Composteerbedrijven: | ||||||||||||||||||
382 | - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr | 300 | 100 | 50 | 10 | 4.2 | 2 | B | |||||||||||
382 | - belucht v.c. < 20.000 ton/jr | 100 | 100 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | B | |||||||||||
382 | - belucht v.c. > 20.000 ton/jr | 200 | 200 | 100 | 30 | 4.1 | 3 | B | |||||||||||
382 | - GFT in gesloten gebouw | 200 | 50 | 100 | 100 | R | 4.1 | 3 | B | L | |||||||||
59 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | ||||||||||||||||||
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | ||||||||||||
931 | Skelter- en kartbanen, in een hal | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
931 | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | ||||||||||||
96 | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||||||||||||||||||
96011 | Wasserijen en strijkinrichtingen | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | ||||||||||||
96011 | Tapijtreinigingsbedrijven | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | L | |||||||||||
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 | R | 2 | 2 | B | L | |||||||||
96013 | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | ||||||||||||
96013 | Wasserettes, wassalons | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
9602 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
9313, 9604 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | ||||||||||||
9609 | Dierenasiels en -pensions | 30 | 0 | 100 | 0 | 3.2 | 1 | ||||||||||||
9609 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
Tabel 2: Opslagen en installaties | |||||||||||||||||||
0 | OPSLAGEN | ||||||||||||||||||
1 | butaan, propaan, LPG (in tanks): | ||||||||||||||||||
1 | - bovengronds, < 2 m³ | - | - | - | 30 | 2 | - | ||||||||||||
1 | - bovengronds, 2 - 8 m³ | - | - | - | 50 | 3.1 | - | ||||||||||||
1 | - bovengronds, 8 - 80 m³ | - | - | - | 100 | 3.2 | - | ||||||||||||
1 | - bovengr., 80 - 250 m³ | - | - | - | 300 | 4.2 | - | ||||||||||||
1 | - ondergronds, < 80 m³ | - | - | - | 50 | 3.2 | - | ||||||||||||
1 | - ondergr., 80 - 250 m³ | - | - | - | 200 | 4.1 | - | ||||||||||||
2 | niet reactieve gassen (incl. zuurstof), gekoeld | - | - | - | 50 | 3.1 | - | ||||||||||||
3 | brandbare vloeistoffen (in tanks): | ||||||||||||||||||
3 | - ondergronds, K1/K2/K3-klasse | 10 | - | - | 10 | 1 | - | B | |||||||||||
3 | - bovengronds, K1/K2-kl.: < 10 m³ | 10 | - | - | 50 | 3.1 | - | B | |||||||||||
3 | - bovengronds, K1/K2-kl.: 10 - 1000 m³ | 30 | - | - | 100 | 3.2 | - | B | |||||||||||
3 | - bovengronds, K3-klasse: < 10 m³ | 10 | - | - | 10 | 2 | - | B | |||||||||||
3 | - bovengronds, K3-klasse: 10 - 1000 m³ | 30 | - | - | 50 | 3.1 | - | B | |||||||||||
4 | Overige gevaarlijke stoffen in tanks: | ||||||||||||||||||
4 | - bovengronds < 10 m³ en onder drempelwaarde BRZO | 10 | - | - | 10 | 1 | - | ||||||||||||
4 | - overige opslagen onder drempelwaarde BRZO | 30 | - | - | 50 | 3.1 | - | ||||||||||||
5 | Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen: | ||||||||||||||||||
5 | - kleine hoeveelheden < 10 ton | - | - | - | 10 | 1 | - | ||||||||||||
5 | - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau | - | - | - | 30 | 2 | - | ||||||||||||
6 | ontplofbare stoffen en munitie: | ||||||||||||||||||
6 | - < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 10 | 1 | - | ||||||||||||
6 | - >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 30 | 2 | - | ||||||||||||
8 | kunstmest, niet explosief | - | 50 | - | 30 | D | 3.1 | - | |||||||||||
11 | INSTALLATIES | ||||||||||||||||||
12 | gasflessenvulinstallaties (butaan, propaan) | 10 | 0 | 30 | 100 | 3.2 | 2 | ||||||||||||
13 | laadschoppen, shovels, bulldozers | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
14 | laboratoria: | ||||||||||||||||||
14 | - chemisch / biochemisch | 30 | 0 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | |||||||||||
14 | - medisch en hoger onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | ||||||||||||
15 | luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel | 10 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | ||||||||||||
16 | keukeninrichtingen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | ||||||||||||
17 | koelinstallaties freon ca. 300 kW | 0 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
18 | koelinstallaties ammoniak < 400 kg | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | ||||||||||||
19 | koelinstallaties ammoniak > 400 kg | 0 | 0 | 50 | 50 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
20 | total energy installaties (gasmotoren) ca. 100 kW | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
21 | afvalverbrandingsinstallatie, kleinschalig | 100 | 50 | 50 | 30 | D | 3.2 | 1 | L | ||||||||||
22 | noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking | 10 | 0 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | |||||||||||
23 | verfspuitinstallaties en moffel- en emailleerovens | 50 | 30 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | L | |||||||||||
24 | vorkheftrucks met verbrandingsmotor | 10 | 10 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
25 | vorkheftrucks, elektrisch | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | ||||||||||||
26 | transformatoren < 1 MVA | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | ||||||||||||
28 | vatenspoelinstallaties | 50 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | |||||||||||
29 | hydrofoorinstallaties | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | ||||||||||||
30 | windmolens: | ||||||||||||||||||
31 | - wiekdiameter 20 m | 0 | 0 | 100 | 30 | 3.2 | 1 | ||||||||||||
31 | - wiekdiameter 30 m | 0 | 0 | 200 | 50 | 4.1 | 1 | ||||||||||||
31 | - wiekdiameter 50 m | 0 | 0 | 300 | 50 | 4.2 | 1 | ||||||||||||
31 | stookinstallaties>900kW thermisch vermogen: | ||||||||||||||||||
32 | - gas, < 2,5 MW | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | ||||||||||||
32 | - gas, 2,5 - 75 MW | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
32 | - gas, >= 75 MW | 30 | 0 | 200 | 50 | 4.1 | 1 | ||||||||||||
32 | - olie, < 2,5 MW | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | ||||||||||||
32 | - olie, 2,5 - 75 MW | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | ||||||||||||
32 | - olie, >= 75 MW | 50 | 30 | 200 | 50 | 4.1 | 1 | B | L | ||||||||||
32 | - kolen, 2,5 - 75 MW | 30 | 100 | 100 | 30 | 3.2 | 1 | L | |||||||||||
32 | - kolen, >= 75 MW | 50 | 300 | 300 | 50 | 4.2 | 2 | L | |||||||||||
32 | stoomwerktuigen | 0 | 0 | 50 | 30 | D | 3.1 | 1 | |||||||||||
33 | luchtcompressoren | 10 | 10 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | |||||||||||
34 | liftinstallaties | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | ||||||||||||
35 | motorbrandstofpompen zonder LPG | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | |||||||||||
36 | afvalwaterbehandelingsinstallaties < 100.000 i.e. | 200 | 10 | 100 | 10 | D | 4.1 | 1 |
- II. NADERE TOELICHTING STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN
Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
1. Hoofdindeling
Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.
Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:
- 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan "normaal" zijn voor die bedrijven of
- 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wel als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.
2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:
10 m |
30 m |
50 m |
100 m |
200 m |
300 m |
500 m |
700 m |
1.000 m |
1.500 m |
Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.
3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)
Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van "risico" aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van "vuurwerk" opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.
4. Categorie
De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:
milieucategorie | grootste afstand |
1 | 10 m |
2 | 30 m |
3.1 | 50 m |
3.2 | 100 m |
4.1 | 200 m |
4.2 | 300 m |
5.1 | 500 m |
5.2 | 700 m |
5.3 | 1.000 m |
6 | 1.500 m |
5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)
Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.
Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.
6. Verklaring gebruikte afkortingen
- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing
- III. INRICHTINGEN WET GELUIDHINDER
Categorieën van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals aangewezen in Bijlage I, onderdeel D, van het Besluit omgevingsrecht.
Categorie 1 *)
- 1. inrichtingen waar een of meer elektromotoren of verbrandingsmotoren aanwezig zijn met een totaal geïnstalleerd motorisch vermogen van 15 MW of meer;
- 2. inrichtingen voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch vermogen van 75 MW of meer, waarbij buiten beschouwing blijven inrichtingen voor het verstoken van biomassa waarvan het equivalente geluidsniveau (LAr, LT), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige vast opgestelde toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten op de grens van het bedrijventerrein niet meer bedraagt dan:
- a. 50 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur;
- b. 45 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur;
- c. 40 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur;
- 3. inrichtingen voor het beproeven van:
1°. verbrandingsmotoren waarbij voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer;
2°. straalmotoren of -turbines met een stuwkracht van 9 kN of meer; - 4. inrichtingen voor het vervaardigen van petrochemische producten of chemicaliën met een niet in een gesloten gebouw geïnstalleerd motorisch vermogen van 1 MW of meer;
voor zover van toepassing, blijven bij de hiervoor bij 1 t/m 4 bedoelde inrichtingen veiligheidsfakkels ten behoeve van de opsporing of winning van aardgas buiten beschouwing;
Categorie 2
- 5. aardgasbehandelingsinstallaties en gasverzamelinrichtingen, met een capaciteit ten aanzien daarvan van 10.000.000 m³ per dag (bij 1 bar en 273 K) of meer, voorzover het betreft aardgasbehandelingsinstallaties bij aardgaswinputten en gasverzamelinrichtingen;
- 6. luchtscheidingsbedrijven, met een benodigde hoeveelheid lucht ten behoeve van het eindproduct van 10.000 kg per uur of meer;
Categorie 4
- 7. inrichtingen voor het vervaardigen van methanol met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000.000 kg per jaar of meer;
Categorie 5
- 8. inrichtingen voor het raffineren, kraken of vergassen van aardolie of aardoliefracties met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.000.000.000 kg per jaar of meer;
Categorie 6
- 9. inrichtingen voor het vervaardigen van oliën en vetten uit dierlijke of plantaardige grondstoffen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 250.000.000 kg per jaar of meer;
- 10. inrichtingen voor het vervaardigen van vetzuren of alkanolen uit dierlijke of plantaardige oliën of vetten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 50.000.000 kg per jaar of meer;
Categorie 9
- 11. inrichtingen voor het vervaardigen van melkpoeder, weipoeder of andere gedroogde zuivelproducten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.500 kg per uur of meer;
- 12. inrichtingen voor het vervaardigen van consumptiemelk, consumptiemelkproducten of geëvaporiseerde melk of melkproducten met een melkverwerkingscapaciteit ten aanzien daarvan van 55.000.000 kg per jaar of meer;
- 13. inrichtingen voor het concentreren van melk of melkproducten door middel van indamping met een waterverdampingscapaciteit ten aanzien daarvan van 20.000 kg per uur of meer;
- 14. inrichtingen voor het vervaardigen van veevoeder met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000 kg per uur of meer;
- 15. inrichtingen voor het drogen van groenvoer met een waterverdampingscapaciteit ten aanzien daarvan van 10.000 kg per uur of meer;
- 16. inrichtingen voor het opslaan of overslaan van veevoeder met een verwerkingscapaciteit ten aanzien daarvan van 500.000 kg per uur of meer;
- 17. inrichtingen voor het vervaardigen van suiker uit suikerbieten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 2.500.000 kg suikerbieten per dag of meer;
- 18. inrichtingen voor het vervaardigen van gist met een capaciteit ten aanzien daarvan van 5.000.000 kg per jaar of meer;
- 19. inrichtingen voor het vervaardigen van zetmeel of zetmeelderivaten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 10.000 kg per uur of meer;
- 20. inrichtingen voor het opslaan of overslaan van granen, meelsoorten, zaden, gedroogde peulvruchten, mais of derivaten daarvan met een verwerkingscapaciteit ten aanzien daarvan van 500.000 kg per uur of meer;
Categorie 11
- 21. inrichtingen voor het opslaan of overslaan van ertsen, mineralen of derivaten van ertsen of mineralen met een oppervlakte voor de opslag daarvan van 2000 m² of meer;
- 22. inrichtingen voor het malen, roosten, pelletiseren of doen sinteren van ertsen of derivaten daarvan met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.000.000 kg per jaar of meer;
- 23. inrichtingen voor het vervaardigen van:
1°. cement of cementklinker met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000.000 kg per jaar of meer;
2°. cement- of betonmortel met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000 kg per uur of meer;
3°. cement- of betonwaren met behulp van persen, triltafels of bekistingstrillers met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000kg per dag of meer;
4°. glasvezel, glazuren, emailles, glaswol of steenwol met een capaciteit ten aanzien daarvan van 5.000.000 kg per jaar of meer;
5°. asfalt of asfaltproducten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000 kg per uur of meer;
6°. cokes uit steenkool met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000.000 kg per jaar of meer; - 24. inrichtingen voor het vergassen van steenkool met een capaciteit ten aan-zien daarvan van 100.000.000 kg per jaar of meer;
- 25. inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken of verwerken van glas of glazen voorwerpen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 10.000kg per uur of meer;
- 26. inrichtingen voor het winnen van steen, met uitzondering van grind en mergel, met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000 kg per uur of meer;
- 27. inrichtingen voor het breken, malen, zeven of drogen van:
1°. zand, grond, grind of steen, met uitzondering van puin en mergel;
2°. kalkzandsteen, kalk;
3°. steenkolen of andere mineralen of derivaten daarvan,
met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000.000 kg per jaar of meer, indien zodanige inrichting niet een inrichting is voor zand- of grindwinning, waarvoor op grond van artikel 3 van de Ontgrondingenwet een vergunning is vereist;
Categorie 12
- 28. inrichtingen voor het vervaardigen van ruw ijzer, ruw staal of primaire nonferrometalen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.000.000 kg per jaar of meer;
- 29. inrichtingen waar een of meer warmband- of koudwalsen aanwezig zijn voor het tot platen omvormen van metalen of hun legeringen, waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K, en waarbij de dikte van het aangevoerde materiaal groter is dan 1 mm en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m² of meer bedraagt;
- 30. inrichtingen waar een of meer wals- of trekinstallaties aanwezig zijn voor het tot profiel- of stafmateriaal omvormen van metalen of hun legeringen, waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m² of meer bedraagt;
- 31. inrichtingen waar een of meer wals-, trek- of lasinstallaties aanwezig zijn voor het produceren van metalen buizen en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m² of meer bedraagt;
- 32. inrichtingen voor het smeden van ankers of kettingen en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m² of meer bedraagt;
- 33. inrichtingen voor het produceren, renoveren of schoonmaken van metalen ketels, vaten, tanks of containers en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m² of meer bedraagt;
- 34. inrichtingen voor het samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen door middel van smeden, klinken, lassen of monteren en waar het niet in een gesloten gebouw ondergebrachte productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m² of meer bedraagt;
- 35. inrichtingen voor het smelten of gieten van metalen of hun legeringen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 4.000.000 kg per jaar of meer, voor zover het smeltpunt van de metalen of hun legeringen hoger is dan 800 k;
Categorie 13
- 36. inrichtingen voor het bouwen, onderhouden, repareren of het behandelen van de oppervlakte van metalen schepen met een langs de waterlijn te meten lengte van 25 m of meer;
Categorie 14
- 37. inrichtingen voor het samenstellen van treinen of treinonderdelen door middel van het stoten of heuvelen van spoorvoertuigen, bestemd voor goederenvervoer, voor zover een rangeerheuvel aanwezig is;
Categorie 16
- 38. inrichtingen waar 50 of meer mechanisch aangedreven weefgetouwen aanwezig zijn;
- 39. inrichtingen voor het vervaardigen van papier of celstof met een capaciteit ten aanzien daarvan van 3.000 kg per uur of meer;
Categorie 19
- 40. terreinen, geen openbare weg zijnde, die bestemd of ingericht zijn voor het in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden rijden met gemotoriseerde voertuigen, en die daartoe acht uren per week of meer opengesteld zijn;
Categorie 20
- 41. transformatorstations, met niet in een gesloten gebouw ondergebrachte transformatoren, met een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van 200 MVA of meer;
Categorie 24
- 42. inrichtingen voor het vervaardigen van koolelektroden met een capaciteit ten aanzien daarvan van 50.000.000 kg per jaar of meer;
Categorie 27
- 43. inrichtingen voor het reinigen van afvalwater door middel van waterstraal- of oppervlaktebeluchters met een capaciteit van 120.000 of meer vervuilingseenheden als bedoeld in artikel 7.3, tweede lid, onder a, van de Waterwet.
*) Voor zover deze bijlage inhoudelijk afwijkt van het Besluit omgevingsrecht, is de inhoud van dat besluit beslissend.
Bij de categorie-vernummering in deze bijlage is de vernummering in Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht aangehouden.
Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Horecatypen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
5510 | Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
561 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
563.1 | Café's, bars | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
Bijlage 3 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
4773 | Apotheken | 0 | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 |
84 | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
8621, 8622, 8623 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
8691 8692 | Consultatiebureaus | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
9101 | Bibliotheken | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
9603 | Uitvaartcentra | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
852, 8531 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
8532, 854, 855 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
8610 | Ziekenhuizen | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
871 | Verpleeghuizen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
8891 | Kinderopvang | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9491 | Kerkgebouwen e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
94991 | Buurt- en clubhuizen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
8425 | Brandweerkazernes | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 |
Bijlage 4 Lijst Van Toegelaten Vormen Van Cultuur En Ontspanning
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
9101 9102 | Musea en ateliers | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
5914 | Bioscopen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9004 | Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
8552 85521 | Muziek-, dans- en balletscholen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
931B | Bowlingcentra | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9200 | Casino's | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
92009 | Amusementshallen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9604 | Badhuizen en saunabaden | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
Bijlage 5 Lijst Van Toegelaten Sportvoorzieningen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
931H | Golfbanen | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
9312 | Schietinrichtingen binnenbanen: boogbanen | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
931F | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9311 | Zwembaden overdekt | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 |
931A | Sporthallen | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 |
931E | Maneges | 50 | 30 | 30 | 0 | 50 | 3.1 |
931F | Tennisbanen (met verlichting) | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 |
931G | Veldsportcomplex (met verlichting) | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 |
931I | Kunstskibanen | 0 | 0 | 30 | 50 | 50 | 3.1 |
Bijlage 6 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | CATEGORIE |
581 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 |
1814A | Grafische afwerking | 1 |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 |
9524 | Meubelstoffeerderijen | 1 |
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 |
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 |
50, 51 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 |
5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 |
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 |
791 | Reisorganisaties | 1 |
61 | Telecommunicatiebedrijven | 1 |
64, 65 | Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor | 1 |
41, 68 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 |
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | 1 |
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 |
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 |
9602 | Schoonheidsspecialist op afspraak | 1 |
9602 | Kapper op afspraak | 1 |
9609 | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
Bijlage 7 Lijst Van Toegelaten Nevenactiviteiten
SBI | OMSCHRIJVING | CATEGORIE | |
Bed&Breakfast | 1 | ||
Recreatief rustpunt | 1 | ||
Natuurbeheer | 1 | ||
Detailhandel, verkoop van op het betreffende agrarische bedrijf vervaardigde agrarische producten | 1 | ||
Detailhandel, verkoop van voor de streek kenmerkende en als zodanig herkenbare, ter plaatse vervaardigde agrarische producten | 2 | ||
Kleinschalig kamperen, bestaande uit ten hoogste 25 standplaatsen uitsluitend ten behoeve van kampeermiddelen, uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, waarbij de afstand van ten minste 200 m tussen kampeerterreinen moet worden aangehouden | 2 | ||
Recreatieverblijven, uitsluitend in bestaande gebouwen; het aantal recreatieverblijven per kavel mag niet meer dan 3 bedragen en de oppervlakte per recreatieverblijf mag niet meer dan 25 m2 bedragen | 2 | ||
Recreatieve outdoor-activiteiten, waaronder boerengolf | 2 | ||
Educatiecentrum, museum | 2 | ||
Verhuur paarden, fietsen, kano's | 2 | ||
Huifkarcentrum | 2 | ||
Gebruiksgerichte paardenhouderij | 2 |
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 2 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 2 Nota inspraak en overleg
Bijlage 3 Onderzoeken Ontwikkeling Gamma Locatie Boogschutterstraat
Bijlage 3 Onderzoeken ontwikkeling Gamma locatie Boogschutterstraat
Bijlage 4 Procedureschema
Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding | - |
Voorbereidingsbesluit geldig t/m | - |
Voorontwerp ter inzage | 19-01-2012 - 16-02-2012 |
Ontwerpplan ter inzage | 21-02-2013 - 03-04-2013 |
Vaststelling door gemeenteraad | 27-06-2013 |
Terinzagelegging vastgesteld plan | 11-07-2013 - 21-08-2013 |