KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijventerrein - 1
Artikel 6 Bedrijventerrein - 2
Artikel 7 Bos
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Kantoor
Artikel 10 Natuur
Artikel 11 Verkeer - Parkeerterrein
Artikel 12 Verkeer - Spoorweg
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 14 Verkeer - Weg
Artikel 15 Wonen
Artikel 16 Leiding - Gas
Artikel 17 Waarde - Archeologie Hoog
Artikel 18 Waarde - Archeologie Middelhoog
Artikel 19 Waarde - Beken En Sprengen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Bouwregels
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
Artikel 23 Bijzondere Boom
Artikel 24 Geluidzone - Industrie
Artikel 25 Laanbeplanting
Artikel 26 Veiligheidszone - Lpg
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 29 Algemene Procedureregels
Artikel 30 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 32 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 33 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
2 Beleidskader
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Historie
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
3.3 Groenstructuur
3.4 Sprengen En Beken
3.5 Natuurwaarden
3.6 Verkeer En Vervoer
3.7 Archeologie
3.8 Cultuurhistorie
3.9 Kabels En Leidingen
4 Ruimtelijke Ambitie
4.1 Ruimtelijk Kader
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Milieuaspecten
5.2 Waterhuishouding
5.3 Natuurwaarden
5.4 Milieu-effectrapportage
5.5 Cultuurhistorie
5.6 Archeologie
5.7 Economische Uitvoerbaarheid
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Karakter Bestemmingsplan
6.3 Bestemmingen
6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Vooroverleg
7.2 Inspraak En Overleg
Onbekend 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen
Onbekend 2 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Onbekend 1 Inspraakverslag
Onbekend 2 Akoestisch Onderzoek
Onbekend 3 Externe Veiligheid Onderzoek
Onbekend 4 Procedureschema

Brouwersmolen

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Vastgesteld op 30-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Brouwersmolen van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1114-vas1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan, gelegen:

  • ter plaatse van de aanduiding 'erf';
  • binnen het bouwvlak, op het gedeelte waar volgens deze regels de bouw van een woning niet is toegestaan.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.7 aaneengebouwde woning

Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.8 agrarisch bedrijf

Een bedrijf, waaronder een productiegerichte paardenhouderij en pensionstal, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.

1.9 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

1.10 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.14 begeleid wonen

Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

1.15 beperkt kwetsbaar object

Object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen artikel 1.

1.16 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.17 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.18 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.23 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten. Hierbij wordt niet meegerekend de m² die zich buiten de klimaatscheiding bevinden en niet worden ingericht als winkel of magazijnruimte en zijn bestemd als entreegebied voor de winkels.

1.26 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.27 bijzondere boom

Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.

1.28 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.29 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.30 erkend archeoloog

Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.

1.31 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.32 folly

Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.

1.33 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 grootschalige detailhandel

Detailhandel waarvan de brutovloeroppervlakte tenminste 750 m² per zelfstandige eenheid bedraagt.

1.35 hoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten hoog is.

1.36 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.37 hoofdverblijf

  1. a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.38 intensieve veehouderij

Een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van vee, pluimvee en nertsen, waarbij dit houden van vee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet, het houden van melkrundvee, schapen of paarden en het houden van dieren uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.

1.39 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.40 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.41 kwetsbaar object

Object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen artikel 1.

1.42 middelhoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten middelhoog is.

1.43 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.44 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.45 peil

Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.

1.46 perifere detailhandel

Detailhandel in:

  • auto's, motoren, boten, caravans en grove bouwmaterialen,
  • keukens en sanitair,
  • meubels, vloerbedekking, zonwering en woningtextiel
  • tuincentra en bouwmarkten,
  • artikelen die naar aard en omvang met de hiervoor genoemde gelijkgesteld kunnen worden,

die vanwege de omvang en de aard van de gevoerde artikelen een zodanig grote oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling en voor de bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen, dat ze niet binnen het centrum of de wijkwinkelcentra gevestigd kunnen worden.

1.47 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.48 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.49 risicovolle inrichting

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig met een contour voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

1.50 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.51 twee-onder-een-kapwoningen

Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.52 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.53 verkoopvloeroppervlakte

Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.54 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

1.55 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.56 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.57 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.58 zorgwoning

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijven, met uitzondering van intensieve veehouderij;
  2. b. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, hobbymatig weiden van vee, wandelen en fietsen;
  3. c. natuurbeheer;
  4. d. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 21 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen 1,50 m uitsluitend toegestaan zijn terrein- en erfafscheidingen

3.3 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 22 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijstvan toegelaten bedrijfstypen;
    2. 2. beroepsuitoefening aan huis;
    3. 3. groenvoorzieningen;
    4. 4. ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden;
    5. 5. parkeervoorzieningen;
    6. 6. nutsvoorzieningen;
    7. 7. tuin en/of erf;
  2. b. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
    1. 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
    2. 2. risicovolle inrichting;
    3. 3. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
      • I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
      • II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet.

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 21 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte/inhoud Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen - bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' en 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)'
- 700 m³ per bedrijfswoning
de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,5 m (4.3a)
- ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen 50 m² bijgebouw: 3 m bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m
- bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (4.3b)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het in lid 4.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij bedrijfsgebouwen en overkappingen te verkleinen tot aan de zijdelingse perceelsgrens, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  2. b. van het in lid 4.2 bepaalde dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt niet onaanvaardbaar is;
  3. c. van het in lid 4.1 en lid 4.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 4.5 is afgeweken van de gebruiksregels.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Bedrijventerrein - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. bedrijfsactiviteiten van categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst vantoegelaten bedrijfstypen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1;
    2. 2. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijstvan toegelaten bedrijfstypen, 'bedrijf tot en met categorie 2;
    3. 3. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen, ter plaatse van de aanduiding ''bedrijf tot en met categorie 3.1' ;
    4. 4. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' ;
    5. 5. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, en 4.1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' ;
    6. 6. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' ;
    7. 7. kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
    8. 8. een bouwmarkt (SBI-code 47528) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt';
    9. 9. fietsenverkoop (SBI-code 47641) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - fietsenverkoop';
    10. 10. grootschalige detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel grootschalig';
    11. 11. perifere detailhanel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
    12. 12. stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijf (SBI-code 255, 331.a) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijf';
    13. 13. kunststofverwerkend bedrijf: zonder fenolharsen (SBI-code 222.1) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kunststofverwerkend bedrijf';
    14. 14. vervaardiging en verwerking van glasvezels (vliezen, netten, matten, matrassen, platen en dergelijke niet-geweven producten van glasvezels) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging/verwerking van glasvezels';
    15. 15. carrosseriefabriek (SBI-code 29201) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - carrosseriefabriek;
    16. 16. beroepsuitoefening aan huis;
    17. 17. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, daaronder begrepen lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
    18. 18. gasdrukmeet- en regelstation, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangststation';
    19. 19. fiets- en voetpaden;
    20. 20. groenvoorzieningen;
    21. 21. zend- ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
    22. 22. water;
    23. 23. nutsvoorzieningen;
    24. 24. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
    25. 25. tuin en/of erf;
  2. b. De voor 'Bedrijventerrein-1' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
    1. 1. risicovolle inrichtingen, tenzij bestaand;
    2. 2. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
      • I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
      • II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;
      • III. detailhandel in automobielen, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven;
      • IV. bouwmarkt en fietsenhandel als bedoeld in lid 5.1 sub a onder 8 en 9;
      • V. grootschalige detailhandel als bedoeld in lid 5.1 sub a onder 10;
      • VI. perifere detailhandel als bedoeld in lid 5.1 sub a onder 11;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

5.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 21 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 5.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte/inhoud Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' en van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen - bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'en 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)'
- 700 m³ per bedrijfswoning
de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' en 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)', 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' en 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (5.3a)
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen 50 m² bijgebouw: 3 m bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m
- bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (5.3c)
- de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (5.3a)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan
Gebouwen en overkappingen voor verkooppunten motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' - 75 m² voor gebouwen
- 250 m² voor overkappingen
5 m
Zend- en ontvangstinstallaties bestaande ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 15 m
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het in lid 5.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij gebouwen, overkappingen en bijgebouwen te verkleinen tot een afstand van ten minste 3 m, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  2. b. van het in lid 5.2 bepaalde om de maximale goothoogte en/of bouwhoogte van gebouwen en overkappingen te verhogen met maximaal 2 meter, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  3. c. van het in lid 5.2 bepaalde dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt niet onaanvaardbaar is;
  4. d. van het in lid 5.1 en lid 5.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 5.5 is afgeweken van de gebruiksregels.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Wijzigingsbevoegdheid bouw(goot)hoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen teneinde voor bouwwerken binnen de bestemming 'Bedrijventerrein-1' een grotere bouw(goot)hoogte toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouw(goot)hoogte niet meer dan 25 meter mag bedragen. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende waarden en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast en geen onevenredige hinder ontstaat voor de omgeving.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid perifere detailhandel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat op gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' perifere detailhandel is toegestaan toegestaan, mits:

  1. 1. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  2. 2. er geen verkeerskundige belemmeringen zijn;
  3. 3. er voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd wordt;
  4. 4. de vestiging van het betreffende bedrijf op de gekozen plaatse geen structurele verstoring van de voorzieningenstructuur met zich meebrengt.

Artikel 6 Bedrijventerrein - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. een bedrijvenpark ten behoeve van bedrijven, waaronder bedrijven met een gedeeltelijke kantoorfunctie, in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, en 4.1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' ;
    2. 2. een bedrijvenpark ten behoeve van bedrijven, waaronder bedrijven met een gedeeltelijke kantoorfunctie, in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' ;
    3. 3. kunststofverwerkend bedrijf: zonder fenolharsen (SBI-code 222.1) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kunststofverwerkend bedrijf';
    4. 4. vervaardiging en verwerking van glasvezels (vliezen, netten, matten, matrassen, platen en dergelijke niet-geweven producten van glasvezels) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging/verwerking van glasvezels';
    5. 5. zelfstandig kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
    6. 6. zend- ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
    7. 7. gasdrukmeet- en regelstation, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangststation';
    8. 8. fiets- en voetpaden;
    9. 9. groenvoorzieningen;
    10. 10. water
    11. 11. nutsvoorzieningen;
    12. 12. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
    13. 13. tuin en/of erf;
  2. b. De voor 'Bedrijventerrein-2' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
    1. 1. risicovolle inrichtingen;
    2. 2. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
      • I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
      • II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;
      • III. detailhandel in automobielen, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

6.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 21 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte/inhoud Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen - bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)'
- 700 m³ per bedrijfswoning
de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (6.3a)
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen 50 m² bijgebouw: 3 m bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m
- bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (6.3c)
- de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (6.3a)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 15 m
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het in lid 6.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij gebouwen, overkappingen en bijgebouwen te verkleinen tot een afstand van ten minste 3 m, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  2. b. van het in lid 6.2 bepaalde om de maximale goothoogte en/of bouwhoogte van gebouwen en overkappingen te verhogen met maximaal 2 meter, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  3. c. van het in lid 6.2 bepaalde dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt niet onaanvaardbaar is;
  4. d. van het in lid 6.1 en lid 6.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 6.5 is afgeweken van de gebruiksregels.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.6 Wijzigingsbevoegdheid bouw(goot)hoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen teneinde voor bouwwerken binnen de bestemming 'Bedrijventerrein-2' een grotere bouw(goot)hoogte toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouw(goot)hoogte niet meer dan 25 meter mag bedragen. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende waarden en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast en geen onevenredige hinder ontstaat voor de omgeving.

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos, struikgewas, hakhout en afschermende groenbeplanting;
  2. b. behoud, bescherming en versterking van het bos met de aldaar voorkomende landschaps- of natuurwaarden;
  3. c. fiets-, voet- en ruiterpaden;
  4. d. in- en uitritten voorzover bestaand;
  5. e. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken.

7.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 21 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen 2,50 m - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van het bos nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 29 opgenomen procedureregels van toepassing.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. hondenuitlaatplaatsen;
  4. d. evenementen;
  5. e. in- en uitritten voorzover bestaand;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. speelvoorzieningen;
  8. h. vijvers, watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;

met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen.

8.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 21 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 8.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde speel- en klimtoestellen: 4 m (8.4)
overig: 2,50 m
- van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 29 opgenomen procedureregels van toepassing.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 8.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Kantoor

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
  2. b. congres- en vergaderruimten;
  3. c. openbare dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'openbare dienstverlening';
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. tuin en/of erf;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 21 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 9.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Minimale-Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' de ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte (m)' ,'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)'en 'maximale bouwhoogte (m)'
aangegeven waarde
Parkeerdekken zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 8 m
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte (m2)' mag de brutovloeroppervlakte aan kantoren niet meer bedragen dan de aangegeven waarde
carport tevens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' met dien verstande dat daarvoor de maximale bouwhoogte 3,5 m bedraagt
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 9.2 bepaalde ten behoeve van het realiseren van overkappingen, waaronder parkeerdekken, buiten het bebouwingsvlak tot een hoogte van maximaal 4 m, voorzover het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt aangetast en er zich geen dringende redenen daartegen verzetten.

9.4 Specifieke gebruiksregels

De niet bebouwde grond mag uitsluitend als tuin, erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat op gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone -wijzigingsgebied 1', gebouwen tussen de bouwvlakken zijn toegestaan, mits:

  1. a. het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt aangetast, wat in ieder geval inhoudt dat:
    1. 1. de bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan de binnen de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1', ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
    2. 2. per vlak met de aanduiding 'wro-zone -wijzigigingsgebied 1' niet meer dan 50% van het grondoppervlak mag worden bebouwd ;
    3. 3. de gebouwen aaneengesloten dienen te worden gerealiseerd;
    4. 4. de gebouwen dienen aan te sluiten op c.q. een verbinding te realiseren tussen twee bouwvlakken;
  2. b. gelijktijdig de bestemming van de overige tussen de betreffende gebouwen en de op de verbeelding opgenomen bestemming 'Groen' gelegen gronden binnen het betreffende vlak met de aanduiding 'wro-zone -wijzigigingsgebied 1' gewijzigd wordt in de bestemming Groen', waarbij het bepaalde in artikel 8 van toepassing wordt verklaard.

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, bescherming, aanleg en versterking van het bos en de natuur- en cultuur-historische waarden;
  2. b. recreatief medegebruik (wandelen, fietsen, verblijfsplekken zoals picknickplaatsen);
  3. c. water, waaronder beken, sprengen en poelen;
  4. d. in- en uitritten, voorzover bestaand;
  5. e. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 21 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van de landschappellijke, natuur en/of cultuurhistorische waarden nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 29 opgenomen procedureregels van toepassing.

10.4 Afwijken van de gebruiksregels

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Verkeer - Parkeerterrein

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor parkeerdoeleinden met de daarbij behorende aan- en afvoerwegen en andere bouwwerken, alsmede groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 21 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen 2,50 m - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd
lichtmasten 7 m

Artikel 12 Verkeer - Spoorweg

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Spoorweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen;
  2. b. wegen;
  3. c. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen overkappingen, ongelijkvloerse kruisingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, waterhuishoudkundige voorzieningen, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.

12.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 21 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen 3 m van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels uitgezonderd
buiten bouwvlak toegestaan
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied;
  2. b. evenementen;
  3. c. markten en standplaatsen voor ambulante handel;
  4. d. watergangen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. tuin;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 21 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 13.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
antenne-installaties:
15 m
peel- en klimtoestellen: 4 m (13.3)
overig: 2,50 m

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 13.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.

Artikel 14 Verkeer - Weg

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. in- en uitritten;
  6. f. fiets- en voetgangerstunnels;
  7. g. rijwielstallingsvoorzieningen;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. evenementen;
  10. j. watergangen;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen ongelijkvloerse kruisingen, in- en uitritten, overkappingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen .

14.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 21 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde antenne-installaties
15 m
overkappingen: 3 m
overig: 2 m
van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels en bruggen uitgezonderd

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen, nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 29 opgenomen procedureregels van toepassing.

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal 2 woningen per bouwvlak;
  2. b. beroepsuitoefening aan huis;
  3. c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. tuin en/of erf;

met de daarbij behorende bouwwerken.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:

  1. a. het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 29 opgenomen procedureregels van toepassing.

15.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 15.2 bepaalde:

  1. a. dat bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
  2. b. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.

15.5 Specifieke gebruiksregels

15.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan ieder bouwvlak met de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'zorgwoning' toe te voegen teneinde zorgwoningen toe te staan indien:

  1. a. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
  2. b. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  3. c. de bebouwing per bouwvlak maximaal 2.500 m3 bedraagt;
  4. d. de bebouwing voldoet aan de voor de betreffende locatie geldende maatvoerings- en bouwaanduidingen en aan de regels in het bebouwingsschema.

Artikel 16 Leiding - Gas

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 16.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 16.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies bij de leidingbeheerder is ingewonnen.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is niet toegestaan.

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waarde - Archeologie Hoog

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologischeverwachtingswaarde.

17.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 18 Waarde - Archeologie Middelhoog

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhogearcheologische verwachtingswaarde.

18.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de vergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 19 Waarde - Beken En Sprengen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beken en sprengen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer, herstel en onderhoud van landschappelijk en ecologisch waardevolle beken en sprengen en het instandhouden van het waterhuishoudkundige belang van de (al dan niet ondergrondse) beken en sprengen.

19.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 19.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van de beken en sprengen worden gebouwd.

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 19.1 nadere eisen stellen omtrent de situering en afmetingen van bouwwerken in verband met het waarborgen van de waterbergende functie van gronden.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 29 opgenomen procedureregels van toepassing.

19.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 19.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien en voor zover:

  1. a. uit overleg met de beheerder van de beek of spreng blijkt, dat daartegen uit hoofde van dat beheer geen bezwaar bestaat;
  1. a. de landschappelijke en ecologische waarden en het waterhuishoudkundig belang van de beek of spreng niet onevenredig worden aangetast.

19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Bouwregels

21.1 Algemene regels

  1. a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  2. b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  3. c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  4. d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
    of:
  5. e. In afwijking van het in dit lid onder b en c bepaalde is ondergronds bouwen in het gehele plangebied, zowel binnen als buiten het bouwvlak, toegestaan voor het tot stand brengen van ruimten die een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
  6. f. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
  7. g. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
  8. h. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

21.2 Afdekking van gebouwen

Artikel 22 Algemene Gebruiksregels

22.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  4. d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  6. f. het verstoren van archeologische waarden buiten vlakken met de bestemmingen 'Waarde- Archeologie hoog' en 'Waarde - Archeologie middelhoog' door het uitvoeren van grondwerkzaamheden in het kader van de natuurontwikkeling, het aanleggen van leidingen en het waterbeheer dieper dan 0,50 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens het bevoegd gezag op te stellen Programma van Eisen.
    Indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag op advies van de archeoloog besluiten zonodig een opgraving te laten plaatsvinden.
    Het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

22.2 Strafbepaling

Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.

Artikel 23 Bijzondere Boom

23.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van bijzondere bomen.

23.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere boom' dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 10 meter te bedragen.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 23.2 bepaalde ten behoeve van het verkleinen van de genoemde afstand tot ten minste 5 meter uit het hart van de boom, mits dit geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Geluidzone - Industrie

24.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van het industrielawaai.

24.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is het -met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidgevoelige functie- niet toegestaan om gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies.

Artikel 25 Laanbeplanting

25.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'laanbeplanting' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van het karakter van de laanbeplanting.

25.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 26 Veiligheidszone - Lpg

26.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw of uitbreiding van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

26.2 Afwijking regels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 26.1 bepaalde ten behoeve van de nieuwbouw en/of uitbreiding van beperkt kwetsbare objecten toe te staan, uitsluitend voorzover er geen onaanvaardbaar veiligheidsrisico optreedt.

26.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduidingsgrens van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' te wijzigen indien dat vanwege wijziging in de regelgeving omtrent externe veiligheid mogelijk of noodzakelijk is.

Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels

27.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  2. b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
  3. c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  4. d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  5. e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  6. f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.

27.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk :

  1. a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.

27.3 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 27.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

27.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 27.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 31 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels

28.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  3. c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.

28.2 Voorwaarden voor wijziging

  1. a. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.
  2. b. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 28.1 onder c voor een antenne-installatie met een bouwhoogte van meer dan 80 meter boven NAP mag alleen plaatsvinden indien de antenne-installatie niet leidt tot een onaanvaardbare vermindering van de werking van de radar, blijkend uit een advies ter zake van de beheerder van de radar.

Artikel 29 Algemene Procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 30 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht Bouwwerken

31.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

31.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

31.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 32 Overgangsrecht Gebruik

32.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

32.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

32.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

32.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 33 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Brouwersmolen.

Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn

d.d. 30 mei 2013 nr. 49a-2013

Mij bekend,

De griffier,

Namens hem:

John de Meij

manager Team Omgevingsrecht & Advies

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het bedrijventerrein Brouwersmolen. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad iedere 10 jaar opnieuw een bestemmingsplan voor een gebied vast. Het merendeel van de bestemmingsplannen die nu voor dit deel van Apeldoorn gelden is ouder dan 10 jaar. Bovendien zijn deze bestemmingsplannen niet alleen in tijd maar ook in juridische regeling verouderd. Actualisering is daarom wenselijk.

Het doel van dit bestemmingsplan is geven van een integraal ruimtelijk ordeningskader en een daarop gebaseerde eenduidige en uniforme juridische regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen het plangebied. Het bestemmingsplan heeft overwegend een beheerkarakter, waarbij de bestaande situatie uitgangspunt is.

1.2 Ligging En Begrenzing

Het plangebied omvat het bedrijventerrein Brouwersmolen. Voor de begrenzing is zoveel mogelijk aangesloten op de grenzen van het geldende bestemmingsplan Werkgebied Brouwersmolen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1114-vas1_0001.png"

Afbeelding - ligging plangebied

Het plangebied Brouwersmolen wordt grofweg als volgt begrensd:

  • aan de noordoost-zijde door de Jachtlaan en het woongebied De Heeze;
  • aan de noordwestzijde door de spoorlijn Apeldoorn - Amersfoort met aansluitend het woongebied Orden;
  • aan de oostzijde door de Ugchelseweg en het woongebied Westenenk;
  • aan de zuid en zuidwest-zijde grenst het plangebied aan de groene uitloper van het Orderbos. Ten zuiden hiervan ligt de kern Ugchelen.

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Voor het plangebied zijn de navolgende bestemmingsplannen van kracht:

Naam bestemmingsplan Vastgesteld
Werkgebied Brouwersmolen 01-01-1978
Zuidwestpoort: Van Gelder Park 01-01-2006

Als aanvulling op het bestemmingsplan Werkgebied Brouwersmolen zijn in de periode van 1981 tot 2001 elf partiële herzieningen in procedure gebracht. Het nieuwe bestemmingsplan zal bovenstaande bestemmingsplannen vervangen.

1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting

Een bestemmingsplan is een beleidsdocument dat de ruimtelijke ordening bepaalt. In een bestemmingsplan wordt vastgelegd wat de bestemming van een stuk grond is. Zo wordt bepaald hoe de gronden gebruikt mogen worden en wat er op mag worden gebouwd.
Het bestemmingsplan bestaat formeel uit twee delen: regels en verbeelding (plankaart), en gaat vergezeld van een toelichting:

  • de regels; hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van de toegestane functies van de gronden en de zich daarop bevindende opstallen. Per bestemming wordt ook aangeven waar wel of niet mag worden gebouwd met eventueel bijbehorende maximale bouwmaten;
  • de verbeelding; op de verbeelding worden de verschillende bestemmingen van de gronden aangegeven;
  • de toelichting; beschrijft het ruimtelijk ordeningskader voor de komende 10 jaar en geeft daaruit voortvloeiende overwegingen die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan een stuk grond evenals een uitleg van die bestemmingen.

Wat er in de regels en op de verbeelding van een bestemmingsplan staat is voor iedereen juridisch bindend, dus voor burgers, bedrijven, instellingen en ook voor overheden. De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

  • allereerst wordt in hoofdstuk 2 "BELEIDSKADER" het meest relevante beleidskader geschetst, waarbinnen de planvorming plaatsvindt. Vooral het planologisch beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau komt aan bod;
  • in hoofdstuk 3 "BESTAANDE SITUATIE PLANGEBIED EN OMGEVING" wordt de bestaande situatie in het plangebied beschreven;
  • in hoofdstuk 4 "RUIMTELIJKE AMBITIE" wordt de ruimtelijke visie voor het gebied beschreven en wordt aangegeven of en hoe deze in het bestemmingsplan worden opgenomen;
  • in hoofdstuk 5 "UITVOERBAARHEID" wordt met name aandacht geschonken aan de uitvoerbaarheid van het plan;
  • hoofdstuk 6 "JURIDISCHE PLANOPZET" bevat de juridische planbeschrijving;
  • in hoofdstuk 7 "MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID" is onder andere plaats ingeruimd voor een korte toelichting op het overleg en de inspraak op het voorontwerpbestemmingsplan.

2 Beleidskader

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het beleidskader behandeld. Aan de orde komt het voor Brouwersmolen meest relevant geachte ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau. Daarnaast zijn er verschillende uitvoeringsnota's . Deze nota's komen, waar nodig, aan de orde bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid (hoofdstuk 5).

2.2 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en is begin 2012 in werking getreden.

Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Er is nu te vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Om dit te keren brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

2.3 Provinciaal Beleid

De provincie Gelderland heeft haar integrale ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten "bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur" en het "organiseren in stedelijke netwerken". Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking.

Doelen die als uitwerking van de hoofddoelstelling worden gehanteerd zijn onder andere:

  • sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen,
  • versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland,
  • de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) realiseren,
  • een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen,
  • met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie.

De provinciale ruimtelijke hoofdstructuur is tweeledig. Een deel dat betrekking heeft op de hoogdynamische functies en een deel dat betrekking heeft op functies en kwaliteiten die afhankelijk zijn van een lage ruimtelijke dynamiek. Het deel waar hoogdynamische functies aanwezig zijn wordt gekenmerkt als het rode raamwerk. De gebieden waar laagdynamische functies zijn geconcentreerd, als het groenblauwe raamwerk. De verdere uitwerking van het ruimtelijk beleid is gebaseerd op deze tweedeling. Brouwersmolen maakt deel uit van het rode raamwerk Stedendriehoek. In het streekplan wordt de Zuidwestpoort (waarbinnen Brouwersmolen ligt) aangemerkt als een werkgebied dat zich kan ontwikkelen als B-locatie met (boven)regionale uitstraling.

In juni 2010 is de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties vastgesteld. De visie bevat nieuw beleid voor bedrijventerreinen en geeft weer hoe de uitvoering daarvan tot stand moet komen. Filosofie van de visie is dat eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe worden ontwikkeld. De hoofddoelstelling van deze structuurvisie is tweeledig:

  • een voldoende aanbod aan terreinen van een goede kwaliteit die aansluit op de vraag van bedrijven.
  • een zorgvuldig gebruik van de ruimte en bedrijventerreinen die energiezuinig en klimaatbestendig zijn.

Aandacht wordt gevraagd voor kwalitatieve aspecten als een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving, een goede bereikbaarheid en een duurzame inrichting. Belangrijk doel is het komen tot een zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van verrommeling. Inbreiding wordt voor uitbreiding gesteld. Meervoudig ruimtegebruik en intensivering moeten leiden tot een zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Gevraagd wordt om bij nieuwe bestemmingsplannen voor bestaande bedrijventerreinen een beeldkwaliteitsplan op te stellen. In een beeldkwaliteitsplan kan worden aangegeven op welke wijze er invulling is gegeven aan zorgvuldig ruimtegebruik en functiemenging, stedenbouwkundige structuur en landschappelijke inpassing, vormgeving en architectuur en de balans tussen economie en ruimtelijke kwaliteit.

Parkmanagement wordt gestimuleerd om de ruimtelijke kwaliteit op bedrijventerreinen te waarborgen.

Voor bestaande bedrijventerreinen wordt een kwaliteitsimpuls voorgestaan wat betreft de bestaande OV-ontsluiting of andere vormen van vervoer in het kader van mobliteitsmanagement.

Het beleid wordt nog verder vormgegeven en uitgewerkt per regio in een Regionaal Programma Bedrijventerreinen. Deze RPB's zijn een vervolg op het Economisch Programmerings- en Ontwikkelingsdocument Bedrijventerreinen (EPO). Het RPB Stedendriehoek is in voorbereiding.

Er is een Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld waarin regels zijn opgenomen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. Deze regels hebben betrekking op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. De voorschriften in de ruimtelijke verordening over bedrijfsterreinen richten zich met name op nieuwe en regionale bedrijfsterreinen.

Regiospecifiek beleid: de Stedendriehoek

Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek.

Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk. De regio Stedendriehoek kiest voor verdere herstructurering en intensivering van bestaand stedelijk gebied.

2.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurplan stedelijk gebied

In februari 2002 heeft de gemeenteraad het structuurplan voor het stedelijk gebied vastgesteld. In het structuurplan zijn de ambities van de stad voor de langere termijn (tot 2020) geformuleerd.

Het structuurplan gaat uit van het concept van de complete stad. In de complete stad horen naast intensief gebruikte stedelijke ruimte ook openbare ruimte van hoge kwaliteit en speel- en recreatieruimte thuis. Compacte stedelijke toevoegingen zullen vooral in en om het centrum en de stadsdeelcentra een plek krijgen. Daardoor wordt niet alleen het draagvlak voor de voorzieningen aldaar vergroot, maar kan ook elders, bijvoorbeeld in ruimer opgezette woonwijken, ruimte gespaard blijven.

In het structuurplan wordt maximaal ingezet op de ontwikkeling van een B-locatie voor kantoren in de Zuidwestpoort en Malkenschoten. Op de ontwikkelingsvisie is de zone langs de Europaweg aangewezen als een ontwikkelings/herstructureringslocatie voor kantoren.

Momenteel is een nieuw structuurplan in voorbereiding.

Zuidwestpoort

Bedrijventerrein Brouwersmolen maakt deel uit van de Zuidwestpoort van Apeldoorn. Voor de Zuidwestpoort is een ruimtelijke visie vastgesteld. De visie is vastgelegd in de volgende documenten:

  • Zuidwestpoort Apeldoorn, stedenbouwkundige uitgangspunten en randvoorwaarden (collegebesluit van 27 november 2001)
  • Zuidwestpoort Apeldoorn, ontwikkelingsvisie deelgebied Zuid (collegebesluit van 27 november 2001)
  • Zuidwestpoort, inrichtingsplan stadsentree (collegebesluit van 4 januari 2002)
  • Ontwikkelingsvisie Zuidwestpoort Apeldoorn deelgebied Noord (collegebesluit van 19 december 2005).

De Zuidwestpoortvisie heeft als doel om bij en langs de Europaweg het voor Apeldoorn kenmerkende groene karakter zichtbaar te maken en de stad te presenteren als dynamische werkstad. De visie voor de Zuidwestpoort gaat uit van het toevoegen van een groot programma aan kantoorruimte.

Het bestemmingsplan Brouwersmolen legt het ruimtelijk kader voor de komende tien jaar vast. Op dit moment is de inschatting dat binnen die periode de verdere ontwikkeling van de Zuidwestpoortvisie als geheel in haar huidige vorm weinig waarschijnlijk is. De Zuidwestpoortvisie als geheel wordt dan ook niet aangemerkt als het ruimtelijke kader voor het nieuwe bestemmingsplan Brouwersmolen. Dit conform de Nota van Uitgangspunten voor het bestemmingsplan, zoals vastgesteld door de raad op 8 maart 2012.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1114-vas1_0002.png"

De Groene Mal

Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.

Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.

De Groene Mal richt zich expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen. Het onderdeel beken en sprengen is uitgewerkt in het Waterplan

In de Groene Mal wordt de Europaweg aangemerkt als een van de lanen die de entree en het visitekaartje vormen voor Apeldoorn. Het ontbreekt op enkele plaatsen langs onder andere de Europaweg nog aan de gewenste groene structuur. Daarom is de Europaweg als een van de 'Projecten lanenstructuur (12)' op de afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1114-vas1_0003.png"

Waterplan Apeldoorn

Om te anticiperen op (beleids)ontwikkelingen en om de leefkwaliteit van de stad te vergroten heeft Apeldoorn gezamenlijk met het waterschap Veluwe en Vitens in 2005 een gemeentelijk Waterplan opgesteld. Het Waterplan is door de gemeenteraad vastgesteld en gekozen is voor het ambitieniveau Actief Duurzamer. De hoofdlijnen van het waterplan zijn:

  • Afkoppelen en bergen
  • Herstel van beken en sprengen
  • Saneren verontreinigd diep grondwater
  • Saneren verontreinigde waterbodems.

Het verontreinigde grondwater wil de gemeente saneren en beheersen. Het beheersen wil zij doen door grondwater dat vrijkomt bij het bestrijden van wateroverlast aan te wenden voor duurzame energie. Bijvoorbeeld door het water te gebruiken bij koude/warmteopslag of -onttrekking. Vervolgens gaat het water naar de beken, daarna naar het kanaal en tot slot is het bestemd voor de infiltratie voor de drinkwaterbereiding bij Vitens.

Het bestemmingsplan Brouwersmolen ligt in het project duurzaam grondwaterbeheer Ugchelen. Dit is een deelproject van het gebiedsgericht grondwaterbeheer Apeldoorn. Voor dit project is het plan "GGB plan projectgebied Ugchelen, op weg naar duurzaam grondwaterbeheer" april 2011 opgesteld. In dit plan zijn de grondwatersaneringen van de Hoenderloseweg 145a, de Ugchelseweg 78 en de Laan van Westenenk gekoppeld aan de behoefte aan koel- en proceswater van de bedrijven Owens Corning en AFP Holland B.V. Het bedrijf AFP Holland B.V. loost het koelwater vervolgens op de Eendrachtsspreng.

Herstel van beken en sprengen speelt een belangrijke rol binnen het realiseren van de waterplandoelen. De sprengen en beken vormen een kenmerkend systeem en hebben een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis en ontwikkeling van Apeldoorn. De sprengen werden al in de 16e eeuw aangelegd ten behoeve van energie- en waterwinning voor bijvoorbeeld papier-, koren- en oliemolens. In de loop van de tijd verloren de sprengen door vernieuwende ontwikkelingen in de industrie hun economische betekenis. Het sprengensysteem werd gedempt en verdween onder de grond.

De gemeente Apeldoorn en het Waterschap Veluwe werken aan het herstel van het sprengensysteem, vanuit waterhuishoudkundig, ecologisch, cultuurhistorisch en recreatief oogpunt. Het sprengensysteem kan hierdoor (opnieuw) een waardevolle, groen-blauwe structuur in de stad worden

In het Apeldoorns Waterplan zijn de ambities en de karakteristieken per spreng benoemd. In uitwerking daarop zijn per spreng specifieke visies vastgesteld.

Eendrachtsprengvisie

De ontwikkeling van (delen van) de Zuidwestpoort leiden tot veranderingen. Zij vormen mede de aanleiding om enkele ambities uit het Apeldoorns Waterplan nu te realiseren. Dit is vervat in de 'De Eendrachtsprengvisie'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1114-vas1_0004.png"

Visie beek in het Orderveen & Rode beek

De Beek in het Orderveen (BIHO) en de Rode beek (RB) zijn twee van de diverse beken en sprengen die uitmonden in de Grift. De visie Beek in het Orderveen en Rode Beek is de eerste stap om tot een nieuwe inrichting van de BIHO en de RB te komen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1114-vas1_0005.png"

Beide visies zijn vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders.

Strategisch economische beleidsvisie Apeldoorn 2000 – 2020.

In dit document staan de belangrijkste uitgangspunten en ambities voor het economische beleid van Apeldoorn tot 2020. Voor verschillende economische sectoren zijn gedetailleerde uitvoeringsplannen gemaakt. Als ambitie kiest Apeldoorn voor verdere economische ontwikkeling. Speerpunten zijn:

  • een evenwichtige economische basis behouden;
  • de productiestructuur verbreden (clusterspecialisatie);
  • de kwaliteit van toerisme en recreatie verbeteren;
  • de binnenstad en vier wijkcentra versterken;
  • de plattelandseconomie verstevigen.

Voor het realiseren van de speerpunten voert de gemeente concrete activiteiten en projecten uit op verschillende economische terreinen: kantoren en bedrijven, wijkeconomie, zorgsector, detailhandel en horeca, plattelandsontwikkeling en - economie, arbeidsmarkt en relatiebeheer.

Voor bedrijventerrein Brouwersmolen wordt vooral ingezet op het behouden van bestaande bedrijven, het aantrekkelijk houden en maken van de bedrijfsomgeving, het aantrekken van nieuwe bedrijven en actief accountmanagement naar de gevestigde bedrijven

Perifere en grootschalige detailhandel

In januari 2010 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn de beleidsnotitie " Perifere en grootschalige detailhandel gemeente Apeldoorn, herijking van beleid" vastgesteld.

Op basis van de gewenste detailhandelsstructuur, een verkenning van de marktmogelijkheden (uitbreiding), de mening van de markt en de inschatting van de clusteringsmogelijkheden van bestaande perifere winkels bevat de beleidsnotitie ondermeer de volgende aanbevelingen:

  1. a. om een veelzijdig vestigingsmilieu te behouden wordt, naast het "megacluster" (De Voorwaarts), gestreefd naar een alternatieve herkenbare vestigingsplaats voor winkels in volumineuze artikelen aan de Europaweg. Dit tweede cluster zet niet in op een regionale aantrekkingskracht, maar is een goed alternatief voor lokaal/stedelijk georiënteerde PDV-winkels. De locatie Europaweg e.o. in het plangebied Brouwersmolen biedt hiervoor de beste mogelijkheden, gelet op de beoordeling van de verschillende clusters. De locatie Europaweg zorgt voor een goede spreiding binnen het Apeldoorns verzorgingsgebied (oost-west) en is goed bereikbaar (ligging rondweg-radiaal). Europaweg moet zich richten op de traditionele PDV-branches, waarbij er geen ondergrens wordt gesteld aan de omvang van de winkels (en daarmee een onderscheidend vermogen t.o.v. GDV-cluster), wel aan de branchering. Indicatief zou dit een cluster van zo'n 15.000 m² wvo moeten zijn (let wel, dit is geen ontwikkelingsopgave);
  2. b. voor bouwmarkten wordt het wenselijk geacht om deze meer over de stad te spreiden. De clusters "Voorwaarts", "Meubelboulevard" en "Europaweg e.o." zijn geschikt als locatie voor een bouwmarkt (Europaweg beschikt inmiddels over een tweetal bouwmarkten);
  3. c. voor tuincentra wordt geadviseerd om deze niet per definitie in de concentratie-gedachte mee te nemen, maar om enige spreiding over de stad mogelijk te maken. Dit betekent echter niet dat er geen tuincentra in de bovengenoemde clusters gevestigd kunnen worden: ze kunnen toegevoegde waarde hebben.

De winkelvoorziening aan de Europaweg is aangeduid als een cluster voor doelgerichte aankopen. Het huidig winkelaanbod is breder, en bevat tevens voorzieningen die buiten de definitie van PDV voorzieningen vallen. Het herijkte beleid zegt daarover het volgende: "Realisatie PDV-cluster (aloude PDV) aan de Europaweg met een stedelijke/stadsdeelverzorgende functie, qua segmentering laag- tot middenkwaliteit, ruimte biedend aan kleinschaliger specialismen, complementair aan het grootschalige doelgericht cluster; Dit is feitelijk een voortzetting van beleid voor deze locatie, met daarbij de restrictie dat de nu gevestigde GDV-formules niet langer passen in het profiel van deze locatie." Zittende winkeliers worden niet in hun normale ontwikkelingsmogelijkheden aangetast.

Verkeersvisie

Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2010 - 2020 (vastgesteld juli 2009). Hierin heeft de gemeente een aantal doelen vastgesteld. De gemeente wil de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid behouden en liefst nog vergroten.

De gemeente faciliteert alle vervoerswijzen en probeert de kennis van de reiziger over de verschillende mogelijkheden te vergroten. Het doel voor verkeersveiligheid is een reductie van 35% van het aantal ongevallen in 2020 ten opzichte van 2002. Om dit doel te bereiken wordt ingezet op het veiliger en herkenbaarder maken van de infrastructuur en gedragsbeïnvloeding van de verkeersdeelnemers.

Er worden drie categorieën hoofdwegen onderscheiden: de Ring, de radialen en de centrumring en de overige hoofdwegen. De Ring is de belangrijkste verdeler van het verkeer in de stad. Het autoverkeer krijgt hier de hoogste prioriteit. De radialen en de centrumring hebben als doel het bieden van een snelle route naar en om het centrum heen.

Het autoverkeer wordt gebundeld op hoofdwegen. De hoofdwegen verbinden stadsdelen met elkaar, met de snelwegen en met de rest van de wereld.

De gemeente streeft goede voetgangersvoorzieningen na. De gemeente blijft inzetten op goede fietsenstallingen en fietsdoorstroomassen: snelle aantrekkelijke fietsroutes, waar je als fietser snel, comfortabel en veilig kunt fietsen. Alle inwoners van Apeldoorn moeten gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. De bus speelt hierin een belangrijke rol.

Naast de hoofdwegen zijn er de verblijfsgebieden. In verblijfsgebieden wordt voornamelijk gewoond.

De parkeernormen zijn vastgesteld in de Parkeernota (geactualiseerd oktober 2004).

Nota I-cultuur

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De bestaande kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij deze nota horen een archeologische en cultuurhistorische beleidskaart

Archeologische beleidskaart

De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties:

  • hoge trefkans:

bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden;

  • gemiddelde trefkans:

bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden;

  • lage trefkans:

Bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quick-scan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.

Cultuurhistorische beleidskaart

Op deze kaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:

  • bij een hoge attentiewaarde geldt het streven naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht;
  • bij een gemiddelde attentiewaarde geldt het streven naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht;
  • bij een lage attentiewaarde wordt aanbevolen om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en/ of versterken. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht.

Welstandsbeleid

Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.

Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.

In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij. Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.

In paragraaf 5.2 wordt nader ingegaan op de beelkkwaliteit van Brouwersmolen.

3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving

Om inzicht te krijgen in de bestaande ruimtelijke situatie wordt deze in dit hoofdstuk beschreven.

3.1 Historie

Brouwersmolen heeft een rijke historie als optelsom van landschappelijke en stedelijke gebruiksfuncties met een bijzondere (verblijfs)kwaliteit. Zo vormde het beken- en sprengenlandschap op de stuwwalrand van oudsher een belangrijke vestigingsplaats voor diverse papierfabrieken en wasserijen uit de regio.

Het gebied Brouwersmolen werd in het verleden gekenmerkt door de Eendrachtspreng en de Beek in het Orderveen met daaraan gelegen molens. De papierfabriek Van Gelder heeft lange tijd het gezicht van het gebied bepaald. De papierfabriek was de opvolger van papiermolen De Eendracht waarvan de oudste vermeldingen teruggaan tot de vroege 18de eeuw. Vanaf de vestiging in deze plaats in 1869 tot aan het faillissement in de vroege jaren '80 was Van Gelder één van de belangrijkste werkgevers in Apeldoorn en omgeving en was ze een exponent van de voor deze regio zo karakteristieke historische papierindustrie. In de loop van haar bestaan ontwikkelde deze fabriek zich bovendien tot één van de belangrijkste papiergiganten in de Nederlandse bedrijfsgeschiedenis.

Door de verregaande sloop van de historische bedrijfsbebouwing en moderne herinvulling van de terreinen is de historische afleesbaarheid ter plaatse zeer beperkt geworden. De voormalige fabrikantenvilla aan de Eendrachtstraat 104 herinnert nog aan de historische context van de locatie. Het complex Loparex vormt slechts de laatste fase in de ontwikkelingsgeschiedenis van het bedrijf. De cultuurhistorische waarde is daardoor vrij beperkt.

3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur

3.2.1 Ruimtelijke structuur

Het plangebied Brouwersmolen maakt deel uit van de Zuidwestpoort: de meest westelijke entree van Apeldoorn. Na het royale gebaar van de Veluwe dient de Zuidwestpoort zich aan als voorbode tot de regio Apeldoorn-Zutphen-Deventer. Gelegen aan de bosrijke westkant van Apeldoorn, direct ontsloten op de A1 en op korte afstand van het stadscentrum vormt het gebied de etalage van de "werk- en woonstad" Apeldoorn. De Zuidwestpoort wordt via de Europaweg direct ontsloten op de A1. Langs deze toegangsweg tot het stadscentrum bevinden zich de belangrijkste economische functies van het gebied. Het werkgebied heeft dan ook de potentie om uit te groeien tot een volwaardige B-locatie met een (boven)regionale uitstraling.

Vanuit de geschiedenis (i.c. de vroege vestiging van papierfabrieken en wasserijen) wordt het plangebied gekenmerkt door grote contrasten in maat, schaal en verschijningsvorm. Naast grootschalige bedrijfsgebouwen en fabriekshallen (welke vaak een relatie hebben met de papierfabricage van weleer) liggen fragiele lintstructuren, oude dorpswegen en boslanen. De stedelijke structuur van de Zuidwestpoort is hierdoor veelkleurig en gefragmenteerd.

De relatie met omliggende stedelijke gebieden (Ugchelen, Bouwhof en de Heeze) is niet altijd goed. Mede doordat de stedelijke elementen met de rug naar elkaar en de entree zijn toegekeerd. Daarnaast is de presentatie van de bebouwing zwak, met uitzondering van recent toegevoegde bebouwing, naar het spoor, langs de Laan van Westenenk (Ring) en de Europaweg.

Vanaf de A1 ontstaat er een doorlopende functieverandering en menging. De kruising van Europaweg met de Laan van Westenenk (Ring) markeert de overgang van de Veluwe naar de stad Apeldoorn. Ter hoogte van dit kruispunt zijn aan de zuidzijde de kantoren en bedrijfshallen verscholen in het groen. Aan de noordzijde is losse kantoorbebouwing aanwezig met daarachter verscholen een vestiging van een doe-het-zelfzaak.
Vanaf de Ring tot en met de Jachtlaan is aan de noordzijde sprake van grootschalige detailhandel met daarvoor uitgebreide parkeermogelijkheden. Door een grote mate van verharding is er sprake van een desolate omgeving. Richting de stad is er sprake van een menging van (bedrijfs)wonen (in restanten van oude linten) en werken (grote papierfabriek).
Ten zuiden van dit deel van de Europaweg zijn kantoren ontwikkeld welke zich presenteren. Tussen deze nieuwe kantoren zijn nog verschillende oude bedrijfsgebouwen gesitueerd.

Ter hoogte van de Jachtlaan en Veenweg bevindt zich een oud lint van gemengde kleinschalige woon- en werkfuncties.

Recente ontwikkelingen
Een deel van de Zuidwestpoortvisie is inmiddels gerealiseerd of in voorbereiding. Het plangebied heeft de afgelopen jaren op verschillende plekken al een start gemaakt met de beoogde opwaardering/transformatie. Zo is recent aan de noordoost-zijde van de Europaweg nieuwbouw gerealiseerd voor de regio-politie/ brandweer en de Rabobank. Ook is het Schumanpark herontwikkeld met de komst van Monuta en de bedrijfsverzamelgebouwen. Verder is langs de Ugchelseweg een ecologische zone aangelegd met daarin de Eendrachtspreng.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1114-vas1_0006.jpg"

afbeelding plangebied

3.2.2 Functionele structuur

Het plangebied bestaat nagenoeg geheel uit bedrijventerrein. Het grootste deel van het plangebied bestaat uit een breed scala aan bedrijven variërend van kleine schoonmaakbedrijven tot grootschalige kantoren en van groothandelsbedrijven tot bouwmarkten en grootschalige detailhandel. Ook zijn er diverse transportbedrijven die zich hebben gevestigd door de goede ontsluiting op de A1.

In het noordelijk deel van het plangebied - langs de Veenweg - komen nog enkele kleinere bedrijven voor (wasserij, auto-uitdeukerij, kermisexploitant).

Op Europaweg 154 is een verkooppunt van motorbrandstoffen gevestigd inclusief de verkoop van LPG.

Op het bedrijventerrein komen bedrijven voor met een maximale milieucategorie 4.1. Brouwersmolen is een volgens de Wet geluidhinder geluidgezoneerd bedrijventerrein

Kantoren
Op diverse plaatsen op het bedrijventerrein bevinden zich kantoren, deze zijn echter ondergeschikt aan het bijbehorende bedrijf en vormen daarmee geen zelfstandig kantoor.

Op een aantal specifieke plaatsen langs de Europaweg zijn nieuwe zelfstandige kantoren gerealiseerd. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de Rabobank en het regiokantoor van de politie en brandweer aan de Europaweg.

Detailhandel
In het plangebied bevinden zich diverse vormen van volumineuze en/of grootschalige detailhandel. Naast de traditionele PDV-branches 'wonen', en 'doe-het-zelf', zijn ook de grootschalige GDV-branches als 'bruin- & witgoed', 'fietsen & auto-accessoires' en 'schoenen & lederwaren' in het plangebied aanwezig. Het merendeel van de aanwezige detailhandel concentreert zich in het gebied ten noorden van de Europaweg, ter hoogte van de Dijkgraafweg.

Wonen
Ter hoogte van de Jachtlaan en Eendrachtstraat en langs het Bergzichtpad bevindt zich een aantal (burger)woningen. Verder langs de Veenweg komen enkele bedrijfswoningen voor met op het achterterrein bedrijfsactiviteiten. Het bedrijfskarakter langs dit deel van de Veenweg is primair.

De overige woningen op het bedrijventerrein Brouwersmolen, onder andere de woningen langs de Oude Berghuizerweg en de Europaweg, betreffen bedrijfswoningen.

3.3 Groenstructuur

Het plangebied Brouwersmolen wordt als onderdeel van de Zuidwestpoort gekenmerkt door haar overwegend groene karakter. De unieke ligging aan de westkant van Apeldoorn, waar de bosrand en de stad sterk met elkaar verweven zijn, biedt daarbij kwaliteiten die tot ver in het stedelijk gebied doordringen.

Uitlopers van het Centraal Veluws Natuurgebied, opgaande laanbeplanting langs de wegen, het sprengen- en bekensysteem, en enkele landschappelijk, waardevolle relicten vormen de aanzet tot een rijke en gevarieerde groenstructuur. Binnen het plangebied bevinden zich een groot aantal bomen welke een status hebben als 'bijzondere boom'. Het gedeelte van het bedrijventerrein ten noorden van de Europaweg heeft weinig groen meer.

3.4 Sprengen En Beken

Binnen het plangebied bevinden zich de Rode beek (RB) , de Beek in het Orderveen (BIHO) en de Eendrachtspreng. Dit zijn enkele van de vele beken en sprengen die uitmonden in de Grift. Dit Griftsysteem beslaat het grootste gedeelte van het beken- en sprengensysteem van Apeldoorn.

De BIHO is waarschijnlijk rond 1671 als een sprengenbeek ontstaan. In deze tijd is de eerste van de twee molens gebouwd die langs de BIHO hebben gestaan. Naast het leveren van water voor de Brouwersmolen had de beek ook een ontwaterende functie voor het Orderveen. De naam RB ontstond pas in 1965 toen de gemeente woningbouw ontwikkelde en de beek in twee delen gesplitst werd.

De Eendrachtspreng is gegraven voor de papierfabriek 'de Eendracht' (later 'van Gelder') en is vernoemd naar de enige molen die aan de spreng prijkte; de Eendracht (1672). Sinds de papierfabriek opgeheven is, heeft de spreng voornamelijk droog gestaan en is deze gedeeltelijk gedempt. Alleen in de westelijke sprengkop (een gegraven bron tot het grondwater) staat permanent nog water. Wel wordt via een ondergronds pompsysteem nog steeds grondwater gebruikt door bedrijven. De Eendrachtspreng ligt gedeeltelijk in een bos dat grenst aan de bossen van de Veluwe. Doordat het bos afgesloten is voor bezoekers heeft de omgeving rond de spreng zich ecologisch goed kunnen ontwikkelen. Een deel van de spreng, ter hoogte van het Van Gelderpark, is inmiddels hersteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1114-vas1_0007.png"

Afbeelding - het beken- en sprengensysteem

3.5 Natuurwaarden

Natuurwaarden in het plangebied zijn aanwezig in de bosrestanten, laanstructuur en brede berm Europaweg, schrale weitjes en boomopslag langs spoorlijn en in en langs de oevers van de aanwezige beken. De aanwezige beken kennen eveneens natuurwaarde.

De berm Europaweg heeft een schraal en droog karakter met plaatselijk bijzondere plantensoorten als grasklokje (beschermd), akkerklokje (beschermd), grote ratelaar en gewone vogelmelk. Ook insecten als dagvlinders (o.a bruin zandoogje en zwartsprietdikkopje) profiteren hier van de bloemenrijkdom.

Belangrijke bosrestanten betreffen het van Eendrachtsbosje en oud loofbos op voormalig Faviniterrein. Kenmerkende plantensoorten van oud loofbos zijn hier o.a. hulst, wilde kamperfoelie, zoete kers en salomonszegel.

Bijzondere soorten zijn/waren wel aanwezig langs de beek in het Orderveen. Het kleinschalig agrarisch gebied aan weerszijden van de beek is wel ingekrompen. Het gebied ten zuiden van de beek is inmiddels omgevormd tot bedrijventerrein.

Andere belangrijke beken in het gebied zijn de Eendrachtsspreng en de Rode beek.

Het plangebied is foerageergebied voor dwergvleermuis en laatvlieger. Rosse vleermuis is incidenteel waargenomen.

Het bosgebied ten noorden van de Ugchelsegrensweg kent bosrestanten, laanrestanten (welke mede de landschappelijke 'richting' bepalen), een aangelegde blusvijver en restanten van sprengkoppen van de Eendrachtsspreng. Deels betreft dit oud loofbos met karakteristieke bosplanten als blauwe bosbes en salomonszegel. Langs de blusvijver komt schraal grasland voor met beschermde soorten als grasklokje en zonnedauw.

De diversiteit aan bos- en parkvogels vogels is groot. Ook herbergt het gebied veel zoogdieren amfibieën en reptielen.

3.6 Verkeer En Vervoer

Het huidige infrastructurele raamwerk wordt gevormd door het stelsel van de Europaweg en Ring, de spoorlijn Amersfoort-Apeldoorn en diverse langzaamverkeersroutes in het plangebied. Ter hoogte van de kruising van de Europaweg en de Ring, wordt/is een halte van het snelnet gesitueerd. Op deze halte stopt het snelnet (Ede-Apeldoorn) 2 maal per uur om vervolgens rechtstreeks naar station Apeldoorn te rijden.

De Europaweg is een van de belangrijke toegangswegen, die van de snelweg (A1) richting de binnenstad loopt. Het vormt de centrale drager van het plangebied de Zuidwestpoort. Deze entree van Apeldoorn zal een belangrijke bijdrage moeten gaan leveren aan de presentatie en het imago van de stad; een goed bereikbare, dynamische woon- en werkstad, waar het groen van de Veluwe diep doordringt in het stedelijk weefsel.

Ten behoeve van de doorstroming dient het aantal aansluitingen op de Europaweg beperkt te blijven.

Een andere belangrijke ontsluitingsroute in het plangebied is de Ring. Zowel de Laan van Spitsbergen als de Laan van Westenenk maken deel van deze 'buitenringverbinding'. De buitenringweg geeft een goede aansluiting in noordelijke richting via de Laan van Spitsbergen met o.a. de Zwolseweg, terwijl aansluiting in zuidelijke richting verkregen wordt via de Laan van Westenenk met o.a. de Arnhemseweg. Deze ringweg is een schakel in het interwijkelijk verkeer (incl. openbaar vervoer). De Laan van Westenenk wordt net als de Europaweg aangemerkt als een stroomweg.

De overige wegen in het plan zijn ontsluitingswegen voor respectievelijk bedrijven en woningen.

3.7 Archeologie

Het plangebied ligt in een zone met volgens de archeologische beleidskaart een hoge en gemiddelde trefkans.

3.8 Cultuurhistorie

Het plangebied in zijn geheel heeft een lage cultuurhistorische attentiewaarde. In het gebied bevinden zich ook geen rijks- of gemeentelijke monumenten.

Waardevol zijn de restanten van de Rode beek, de Beek in het Orderveen en de Eendrachtspreng inclusief monumentale beplanting en het historische bomenlaantje op het terrein van Loparex. Het complex kent enkele kleinere historisch waardevolle elementen, zoals een oude molensteen en een gevelsteen uit 1772 van de verdwenen papiermolen de Eendracht. Een directe verwijzing naar het proces van papierproductie is de markante betonnen vultrechter langs de westgevel van de fabriek. Deze bezit mede door zijn bijzondere opzet en vormgeving enige zeldzaamheidswaarde. De Ugchelse enk vertegenwoordigt een cultuurhistorische waarde door haar openheid en beplanting.

3.9 Kabels En Leidingen

Parallel aan de Europaweg en een gedeelte van de Laan van Spitsbergen/ Dijkgraafweg liggen 2 aardgastransportleidingen. Het betreft een 12 en 6 inch leiding (kenmerk N-552-75-KR-001 en N-552-69-KR-008).

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1114-vas1_0008.png"

Afbeelding - ligging buisleidingen (= rode stippellijnen)

Binnen het plangebied zijn tot slot een aantal zendmasten aanwezig tot een hoogte van 45 meter.

4 Ruimtelijke Ambitie

In dit hoofdstuk wordt het ruimtelijke ordeningskader en de beeldkwaliteit voor het bestemmingsplangebied toegelicht.

Het bestemmingplangebied maakt deel uit van de Zuidwestpoort. De visie voor de Zuidwestpoort gaat uit van het toevoegen van een groot programma aan kantoorruimte. De economische crisis heeft, zo is gebleken, een zodanig effect op de kantorenmarkt dat uitvoering van de visie als geheel in ieder geval de komende jaren niet realistisch lijkt. Voornemen bestaat om insamenhang met de in voorbereiding zijnde gemeentelijke structuurvisie te onderzoeken of de Zuidwestpoortvisie herijkt moet worden.

Het bestemmingsplan Brouwersmolen legt het ruimtelijk kader voor de komende tien jaar vast. Op dit moment is de inschatting dat binnen die periode de verdere ontwikkeling van de Zuidwestpoortvisie als geheel in haar huidige vorm weinig waarschijnlijk is. De Zuidwestpoortvisie als geheel wordt dan ook, zoals al aangegeven in hoofdstuk 2, niet aangemerkt als het ruimtelijke kader voor het nieuwe bestemmingsplan Brouwersmolen.

Bij de vormgeving van het ruimtelijk kader voor het nieuwe bestemmingsplan Brouwersmolen is een zekere terughoudendheid betracht. Dit op een zodanige wijze dat het bedrijventerrein als zodanig zo optimaal mogelijk kan functioneren -met in acht neming van het leefmilieu voor de omringende woongebieden- en de inmiddels gerealiseerde kwaliteiten beschermd en versterkt worden maar ook door geen planologisch-juridische regelingen te treffen voor ontwikkelingen waarover onvoldoende zicht bestaat op het realiteitsgehalte.

4.1 Ruimtelijk Kader

Het ruimtelijk kader gaat uit van de volgende 7 uitgangspunten:

  • Het ruimtelijk kader richt zich in hoofdzaak op het treffen van een regeling voor de bestaande situatie. Uitgangspunt is dat het geldende recht wordt overgenomen. Geldende bouwmogelijkheden worden overgenomen tenzij er stedenbouwkundige of milieuhygiënische zwaarwegende redenen zijn om de bouw en gebruiksmogelijkheden te beperken.
  • Overeenkomstig de nota 'Perifere en grootschalige detailhandel, herijking van beleid' van januari 2010 wordt in het nieuwe bestemmingsplan een cluster opgenomen waar Perifere detailhandelsvestigingen wordt toegestaan.
  • De Zuidwestpoortvisie als geheel wordt niet aangemerkt als het ruimtelijke kader voor het nieuwe bestemmingsplan Brouwersmolen.
  • Gerealiseerde kwaliteiten (zoals delen van het groen-blauwe raamwerk en de beeldkwaliteit langs de Europaweg) uit de Zuidwestpoortvisie worden beschermd en waar mogelijk versterkt. Verdere uitvoering van het groen-blauwe raamwerk wordt voorzover planologisch-juridisch uitvoerbaar mogelijk gemaakt in het nieuwe bestemmingsplan.
  • In voorbereiding zijnde min of meer concrete projecten ('Agis'-locatie, 'Wegener'-locatie, 'Wasserij Werklust'-locatie,) worden -voorzover in strijd zijnde met het geldende bestemmingsplan- mits ruimtelijk aanvaardbaar en uitvoerbaar mogelijk gemaakt door opname in het nieuwe bestemmingsplan Brouwersmolen danwel door een aparte planologisch-juridische procedure.
  • Verdere nieuwe ontwikkelingen in het gebied worden op hun ruimtelijke aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid beoordeeld zodra zich zo'n concreet initiatief voordoet. Bij deze beoordeling speelt, zeker langs de ruimtelijke structuurdrager (Europaweg), behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit een wezenlijke rol. Doel blijft om de met de Zuidwestpoortvisie ingezette samenhangende kwaliteitsverbetering van het gebied waar mogelijk voort te zetten. In ieder geval in de toelichting van het nieuwe bestemmingsplan zal een ruimtelijk 'handvat' hiervoor worden geboden.
  • Het bedrijventerrein heeft als geluidgezoneerd industrieterrein (volgens de Wet geluidhinder) een vastgestelde geluidzone. De geluidbelasting van het industrieterrein als geheel mag een wettelijk bepaalde geluidsnorm op de buitenste grens van die geluidzone niet overschrijden. Uitgangspunt is om de vastgelegde geluidzone te handhaven en dus niet te verruimen. Verruiming van de geluidzone is alleen aan de orde indien noodzakelijk vanwege geldende milieuvergunningrechten.

Deze 7 uitgangspunten worden hieronder nader beschouwd.

Het ruimtelijk kader richt zich in hoofdzaak op het treffen van een regeling voor de bestaande situatie. Uitgangspunt is dat het geldende recht wordt overgenomen. Geldende bouwmogelijkheden worden overgenomen tenzij er stedenbouwkundige of milieuhygiënische zwaarwegende redenen zijn om de bouw en gebruiksmogelijkheden te beperken.

In grote delen van het plangebied worden in eerste instantie geen ingrijpende veranderingen in de functionele en ruimtelijke structuur voorzien. De bestemmingsregeling heeft daarom voornamelijk een beheerkarakter. Ontwikkelingen die voortborduren op de huidige situatie in het plangebied, die noodzakelijk zijn voor een goed beheer en functioneren van het plangebied worden in de bestemmingsregeling direct mogelijk gemaakt.

Bedrijventerrein
Het plangebied is voornamelijk in gebruik als bedrijventerrein. Het is de bedoeling om deze functie in de toekomst te behouden. Om aan de voorwaarden voor het goed functioneren van het bedrijventerrein te voldoen is het uitgangspunt dat de bestaande bedrijven kunnen worden voortgezet en verder ontwikkeld en dat nieuwe bedrijven zich kunnen vestigen wanneer voldaan wordt aan aanvaardbare milieuvoorwaarden.

Om optimaal gebruik te maken van ruimte en toch voldoende zekerheid te bieden voor omwonenden is een milieuzonering opgenomen. Deze zonering laat aan de randen alleen bedrijven toe met een lagere milieucategorie. De 'zwaardere' bedrijven met een hogere categorie worden uitsluitend toegestaan in het midden gebied tot maximaal milieucategorie 4.2. De bedrijven die nu een te hoge categorie hebben voor de zone waar zij inliggen krijgen een specifieke aanduiding (voor een nadere toelichting zie paragraaf 5.1).

Zone zuidzijde Europaweg

De zone aan de zuidzijde van de Europaweg, tussen het Van Gelder Park en de Laan van Westenenk, vraagt vanwege de al bereikte ruimtelijke kwaliteit en de positie binnen de Zuidwestpoort bijzondere aandacht. Een aandacht die ook al in het geldende bestemmingsplan is gegeven in de vorm van een eigen bestemmingsregeling. Beoogd wordt het representatieve karakter van deze zone te handhaven en te versterken. Dit karakter komt tot uitdrukking door een totaalbeeld op te roepen van een aantal gebouwen in een nadrukkelijk parkachtige omgeving met een etalagefunctie voor Apeldoorn. Het bouwen en het gebruik zijn vooral gericht op de huisvesting van hoogwaardige bedrijven. De bedrijfsvestigingen kunnen worden uitgevoerd in deels kantoor- en deels bedrijfsachtige ruimten. Deze zone krijgt een eigen op bovenstaande gebaseerde bestemming Bedrijventerrein-2

Kleinschalige bedrijven

De kleinschalige bedrijven langs de Veenweg krijgen de bestemming 'Bedrijf'. Ook wordt een milieuzonering opgenomen. Het betreft hier een 'gemengd gebied'. De maximale toegestane milieucategorie is 2.

Langs de Veenweg is aan beide zijde een ruime strook opgenomen waarbinnen de bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan.

Kantoren

Als recht zijn op het bedrijventerrein alleen in meer of mindere mate ondergeschikte kantoren toegestaan die horen bij en gebonden zijn aan het ter plaatse aanwezige bedrijf.

Gebouwen die al lange tijd in nagenoeg geheel in gebruik zijn als zelfstandig kantoor worden in het bestemmingsplan specifiek aangeduid als 'kantoor'. Doordat de gronden ook de bedrijfsbestemming hebben zijn andere bedrijven ook mogelijk. Grotere kantorencomplexen zijn als zodanig bestemd.

Detailhandel

Voor het bedrijventerrein Brouwersmolen wordt in het bestemmingsplan uitgegaan van een concentratiegebied voor perifere detailhandel (zie volgende uitgangspunt) Aanwezige perifere detailhandel, zoals de bouwmarkt en een fietsenhandel, worden op de verbeelding specifiek aangeduid.

Tot slot worden de volgende vormen van detailhandel als recht overal op het bedrijventerrein toelaatbaar geacht:

  • detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
  • detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;
  • detailhandel in automobielen, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven.

De bestaande grootschalige detailhandel (zoals BCC e.d.) krijgt een maatbestemming middels een aanduiding binnen de bedrijfsbestemming, waarbij het toptale maximale bruto vloeroppervlak wordt begrensd op 5.700 m2. Het minimale bruto vloeroppervlak per eenheid ligt op 750 m2 tenzij bestaand een kleiner oppervlak aanwezig is. Detailhandel in voedings- en genotmiddelen wordt uitgesloten.

Wonen

De bestaande bedrijfswoningen zijn op het bedrijventerrein Brouwersmolen toegestaan; deze worden als zodanig op de verbeelding aangeduid. Het gemeentelijk beleid is er op gericht om nieuwe bedrijfswoningen op zwaardere bedrijventerreinen te weren. Reden hiervoor is dat dergelijke bedrijfswoningen mogelijk onaanvaardbare milieubelasting ondervinden en een belemmering kunnen vormen voor omliggende bedrijven. In navolging daarvan wordt in het plangebied een zeer terughoudend beleid gevoerd inzake het toestaan van nieuwe bedrijfswoningen.

Voor het gemengde gebied langs de Veenweg geldt dat in de diverse plannen naar de toekomst de woonfunctie met bedrijf aan huis aan de Veenweg wordt gekoesterd en gecontinueerd. De bestaande woningen worden als zodanig in het plan vastgelegd.

Op basis van die voorwaarden zal het aantal bedrijfswoningen op het bedrijventerrein Brouwersmolen in de toekomst beperkt blijven.

De aanwezige burgerwoningen met de bijbehorende percelen krijgen in het plan een woonbestemming. Dit geldt ook voor de woningen aan het Bergzichtpad.

Infrastructuur

In de Verkeersvisie 2010 - 2020 worden de gewenste maatregelen in de wegenstructuur die nodig zijn om de stad bereikbaar te houden en de doorstroming van de wegen te bevorderen. In de visie wordt een onderscheid gemaakt tussen diverse categorieën wegen. In het bestemmingsplan wordt met de gekozen bestemmingen op deze onderverdeling aangesloten, waarbij een aantal van de ondergeschikte wegen met een verblijfsfunctie binnen de bestemming bedrijventerrein worden opgenomen.

Overeenkomstig de nota 'Perifere en grootschalige detailhandel, herijking van beleid' van januari 2010 wordt in het nieuwe bestemmingsplan een cluster opgenomen waar Perifere detailhandelsvestigingen wordt toegestaan.

Voor het bedrijventerrein Brouwersmolen wordt in het bestemmingsplan uitgegaan van een concentratiegebied voor perifere detailhandel op de gronden tussen de Dijkgraafseweg, Europaweg en Laan van Spitsbergen.

Dit op basis van de nota 'Perifere en grootschalige detailhandel, herijking van beleid' van januari 2010. Als aanbeveling is daarin het volgende gesteld:

Voor het behoud van een veelzijdig vestigingsmilieu is het aan te bevelen om naast het "megacluster" (de Voorwaarts) een alternatieve herkenbare vestigingsplaats voor winkels in volumineuze artikelen aan te bieden. De volumineuze aard van de betreffende goederen en de daarmee gepaard gaande vestigingsvoorkeuren (oa ontsluiting, parkeren en pandgrootte) legitimeren een vestiging buiten het centrum of de wijkwinkelcentra. Dit 2e cluster zet niet in op een regionale aantrekkingskracht, maar is een goed alternatief voor lokaal/stedelijk georiënteerde PDVwinkels. De locatie Europaweg e.o. biedt hiervoor de beste mogelijkheden, gelet op de beoordeling van de verschillende clusters. Deze locatie zorgt voor een goede spreiding binnen het Apeldoorns verzorgingsgebied (oost-west) en is goed bereikbaar (ligging rondweg-radiaal); dit cluster zou zich moeten richten op de aloude PDV-achtigen, waarbij er geen ondergrens wordt gesteld aan de omvang van de winkels (en daarmee een onderscheidend vermogen t.o.v. GDV-cluster).'

Perifere detailhandelsvestigingen (PDV) zijn winkels die vanwege hun aard en omvang over het algemeen niet in de traditionele winkelcentra (binnenstad, buurt- en wijkcentra) gevestigd kunnen worden. Het gaat hierbij vooral over de volumineuze aard van de goederen. De volgende branches vallen in Apeldoorn onder deze categorie: grove bouwmaterialen, brand- en explosiegevaarlijke stoffen, auto's, boten en caravans, bouwmarkten, tuincentra, detailhandel in woninginrichting, meubelen, sanitair en grootschalige fietsenwinkel. Deze benadering van perifere winkels is vanuit het voormalige rijksbeleid ingestoken en dus met name branchegericht.

De Zuidwestpoortvisie als geheel wordt niet aangemerkt als het ruimtelijke kader voor het nieuwe bestemmingsplan Brouwersmolen.
Gerealiseerde kwaliteiten (zoals delen van het groen-blauwe raamwerk en de beeldkwaliteit langs de Europaweg) uit de Zuidwestpoortvisie worden beschermd en waar mogelijk versterkt. Verdere uitvoering van het groen-blauwe raamwerk wordt voorzover planologisch-juridisch uitvoerbaar mogelijk gemaakt in het nieuwe bestemmingsplan.

De Zuidwestpoortvisie heeft als doel om bij en langs de Europaweg het voor Apeldoorn kenmerkende groene karakter zichtbaar te maken en de stad te presenteren als dynamische werkstad. Er zijn twee typen raamwerken (infrastructuur en het groen-blauwe raamwerk) onderscheiden welke samen de ruimtelijke hoofdstructuur vormen en voor langere tijd de inrichting en de kwaliteit van het gebied bepalen.

De Zuidwestpoortvisie als geheel wordt, zoals al aangegeven in hoofdstuk 2, niet aangemerkt als het ruimtelijke kader voor het nieuwe bestemmingsplan Brouwersmolen. Inzet is wel al gerealiseerde kwaliteiten te beschermen en waar mogelijk te versterken.

Delen uit de visie zijn al wel gerealiseerd. Binnen het plangebied gaat het om het Van Gelder Park en delen van het groen-blauwe raamwerk.

Het Van Gelderpark draagt in hoge mate bij aan de beoogde ruimtelijke kwaliteit langs de Europaweg. Ter plaatse is aansluitend op de bestaande kantoorontwikkelingen langs de Europaweg, een wervend werkgebied gerealiseerd met hoogwaardige kantoren in een groene setting. De locatie sluit aan op het Schumanpark, wat eveneens een locatie vormt die bijdraagt aan de genoemde kwaliteit. De bestemmingsregeling richt zich op het behoud van deze kwaliteit, onder andere door specifieke groen- en natuurbestemmingen (als onderdeel van het groen-blauwe raamwerk) op te nemen en voor het Van Gelder Park het geldend recht over te nemen, welke uitgaat van een kantoorbestemming met specifieke bouwregels.

Het groenblauw raamwerk bestaat binnen het plangebied Brouwersmolen uit

  • het Eendrachtbosje aan de noordkant van het plangebied:

In en bij het Eendrachtbosje komen de Eendrachtspreng, de Ugchelsebeek en de beek in het Orderveen samen, om ten noorden van de Jachtlaan in de Grift uit te monden. Het bosje vormt samen met de beken en hun begeleidende beplanting een belangrijke ecologische knoop. De duurzame instandhouding als ecologische knoop staat voorop. Voor het behoud zijn de volgende maatregelen van belang: het herstel van de beken, inclusief begeleidende boombeplantingen en paden, en de verwijdering van rasters ten behoeve van de openbare toegankelijkheid.

  • de groene verbindingsas Europaweg;

Het streven is om van de Europaweg een robuuste stadsentree te maken, met een samenhangende groene en stedelijke allure, vergelijkbaar met de Loolaan. Langs de te herprofileren weg wordt een brede zone voor beplanting gereserveerd om de groene allure en de ecologische verbinding naar het Eendrachtbosje te versterken. Binnen die zone moet een evenwicht worden gezocht tussen het doorgaande karakter van het groen en de zichtbaarheid van de bebouwing achter het groene scherm. Streven is om de groenstructuur langs de Europaweg aan te laten sluiten op het groen bij de nieuwe kantoren en bedrijven, zodat deze rondom In het groen komen te staan.

  • de Laan van Westenenk:

Gestreefd wordt om ter plaatse het beeld van een stedelijke boslaan te realiseren, waarin de weg, het groen en de bebouwing op een kenmerkende wijze samenhangen.

  • de Eendrachtspreng:

Het streven is om de sprengkoppen te herstellen en de oosttak van de Eendrachtspreng weer in de stad zichtbaar te maken. Beken en sprengen vormen in Apeldoorn belangrijke natuurverbindingen vanuit de Veluwe de stad in. Tevens vormen zij samen met de molenplaatsen unieke cultuurhistorische elementen in de stad.

  • Beek in het Orderveen (BIHO) en de Rode beek (RB)

De Beek in het Orderveen werd gevoed door meerdere sprengen die in het Orderveen uitkwamen. Langs deze beek hebben twee molens gestaan, de zogenaamde Brouwersmolens (1671 en 1691). Het streefbeeld is een landelijke beek met een verweving tussen werken, natuur en cultuurhistorie, deels gelegen op het bedrijventerrein.

De Rode beek is momenteel voor een deel zichtbaar. De sprengkop ligt in een landelijk ogende omgeving, evenals het bovengronds stromende traject. De natuur is hier verweven met cultuurhistorie. Oorspronkelijk volgde de beek de lijn van de Pieter de Hooghlaan. Nu ligt de beek in de vorm van een vijver nabij de spoorlijn. Het streefbeeld is een landelijke beek die in de randen van de stad stroomt.

  • Bosgebied ten noorden van Ugchelsegrensweg

Dit bosgebied bestaat uit naald- en loofbos dat wordt doorsneden door enkele mooie oude lanen die het gebied compartineren. Binnen het bosgebied ligt nog een bewaard gebleven sprengkop van de Eendrachtsspreng die deel uitmaakt van het groen-blauwe raamwerk

In aansluiting op de ontwikkeling van het groenblauwe raamwerk wordt ook gestreefd naar versterking van de groene kwaliteit op de bedrijventerreinen zelf. Nu zijn op enkele delen van de bedrijfskavels waardevolle boom-beplantingen, bijzondere bomen en groenvoorzieningen aanwezig. Het streven is om deze te behouden, veilig te stellen en als aanknopingspunt voor nieuwe ontwikkelingen te benutten.

Onderdelen van het groen-blauwe raamwerk welke gerealiseerd zijn betreffen een ecologische zone langs de Ugchelseweg met daarin de Eendrachtspreng en de groene begeleiding langs de Europaweg ter hoogte van het Van Gelder Park. Deze delen krijgen in dit bestemmingsplan een bestemming gericht op bescherming van de aanwezige kwaliteit. In samenhang hiermee worden tevens verdere al aanwezige kwaliteiten, zoals bijvoorbeeld laanstructuren en bijzondere bomen, specifiek beschermd.

Ter plaatse van de beken wordt ter bescherming van de waarden (waaronder de ecologische en waterhuishoudkundige) een dubbelbestemming Beken en Sprengen opgenomen, Waarbij de situering mede is gebaseerd op het feit of herontwikkeling van de beek al heeft plaatsgevonden. Indien het geval is de beschermingszone ruimer.

In voorbereiding zijnde min of meer concrete projecten ('Agis'-locatie, 'Wegener'-locatie, 'Wasserij Werklust'-locatie) worden -voorzover in strijd zijnde met het geldende bestemmingsplan- mits ruimtelijk aanvaardbaar en uitvoerbaar mogelijk gemaakt door opname in het nieuwe bestemmingsplan Brouwersmolen danwel door een aparte planologisch-juridische procedure.

De Zuidwestpoortvisie geeft diverse deellocaties waarbinnen nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Voor drie daarvan zijn plannen in voorbereiding. Het betreft de volgende:

Vrml. wasserij Werklust

Dit plan heeft betrekking op de locatie van de voormalige wasserij "Werklust" op de hoek Jachtlaan-Veenweg (Jachtlaan 344, 346 en 350). De locatie wordt begrensd door de spoorweg Apeldoorn-Amersfoort, de Jachtlaan, de Veenweg en bestaande bedrijfs- en woonkavels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1114-vas1_0009.png"

Het nieuwbouwplan voor het voormalige wasserij-complex voorziet in vijf kleinschalige bedrijfskavels met daarop een bedrijfgebouw en een bedrijfswoning, een bedrijfsverzamelgebouw en een bedrijfsgebouw met bedrijfswoning.

Stand van zaken op dit moment is dat voor deze ontwikkeling een eigen bestemmingsplan wordt opgesteld. Vooralsnog wordt in het nu aan de orde zijnde bestemmingsplan een van het geldend recht afgeleide bestemming Bedrijf opgenomen.

Agis locatie

Om deze plek, noordoostelijk van het kruispunt Europaweg-Ring, meer accent te geven, als onderdeel van het 'hoofdmoment' bij deze kruising wordt hier een stedelijk statement op zijn plaats geacht

Op dit moment bevindt zich het project zich in een (her)oriëntatiefase. De bestemmingsregeling richt zich vooralsnog dan ook op de bestaande situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1114-vas1_0010.png"

Wegener-locatie

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een locatie direct aan de zuid-oostzijde van de Europaweg, in de omgeving van de Ugchelsegrensweg. Het plangebied grenst aan de noordzijde aan het kantorencomplex van Wegener (Laan van Westenenk 4, 6 en 8), aan de oostzijde aan bosgebied en aan de zuidzijde aan Ugchelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1114-vas1_0011.png"

Beoogd wordt om op deze plek, als één van de deellocaties welke de Zuidwestpoort een kwaliteitsimpuls moet geven, in onderlinge samenhang nieuwe functies te realiseren. Dit in de vorm van woningbouw en/of andere functies. Tevens is het streven om daarop afgestemd een belangrijk deel van het groen-blauwe raamwerk aan te leggen. Op dit moment bevindt zich het project zich in een (her)oriëntatiefase . De bestemmingsregeling richt zich vooralsnog dan ook op de bestaande situatie.

Verdere nieuwe ontwikkelingen in het gebied worden op hun ruimtelijke aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid beoordeeld zodra zich zo'n concreet initiatief voordoet. Bij deze beoordeling speelt, zeker langs de ruimtelijke structuurdrager (Europaweg), behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit een wezenlijke rol. Doel blijft om de met de Zuidwestpoortvisie ingezette samenhangende kwaliteitsverbetering van het gebied waar mogelijk voort te zetten. In ieder geval in de toelichting van het nieuwe bestemmingsplan zal een ruimtelijk 'handvat' hiervoor worden geboden.

Dit 'handvat' luidt als volgt.

De Zuidwestpoort is de meest westelijke entree van Apeldoorn. Na het royale gebaar van de Veluwe dient de Zuidwestpoort zich aan als voorbode tot de regio Apeldoorn-Zutphen-Deventer. Gelegen aan de bosrijke westkant van Apeldoorn, direct ontsloten op de A1 en op korte afstand van het stadscentrum vormt het gebied de etalage van de "werk- en woonstad" Apeldoorn. Langs de Europaweg tot het stadscentrum bevinden zich de belangrijkste economische functies van het gebied. Het werkgebied heeft de potentie om uit te groeien tot een bedrijvengebied met een (boven)regionale uitstraling.

De Zuidwestpoort heeft een rijke historie als optelsom van landschappelijke en stedelijke gebruiksfuncties met een bijzondere (verblijf)kwaliteit. Zo vormde het beken - en sprengenlandschap op de stuwwal van oudsher een belangrijke vestigingsplaats voor diverse papierfabrieken en wasserijen uit de regio. Het plangebied kent mede hierdoor grote contrasten in maat, schaal en verschijningsvorm. Naast grootschalige bedrijfsgebouwen en fabriekshallen (welke veelal een relatie hebben met de papierfabricage van weleer) liggen fragiele lintstructuren, oude dorpswegen en boslanen. De stedelijke structuur van de Zuidwestpoort is hierdoor veelkleurig en gefragmenteerd. Wel vallen hierbij een aantal zaken op. Zo is de bebouwing buiten de RING sterk geënt op de richting van deze infrastructuur. Daarnaast kennen tussen de RING en de Jachtlaan, de grotere bebouwingsclusters aan de zuidzijde een dominante richting sterk geënt op de historische structuur (nu nog zichtbaar door de diverse houtwallen). Aan de noordzijde is juist sprake van geheel eigen richting die zich overwegend parallel presenteert met fronten naar de Laan van Spitsbergen. De Veenweg, als oud bebouwingslint, vormt hierop een uitzondering. Deze richtingen zijn stedebouwkundig uitgangspunt bij de verdere doorontwikkeling van de Zuidwestpoort

Op onderstaande afbeelding wordt duidelijk welke richtingen te herkennen zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1114-vas1_0012.png"

De volgende speerpunten gelden:

  • ontwikkel een optimaal verkeersmodel die de auto, fiets en het spoor maximaal faciliteert,
  • geef vorm aan de overgang Veluwe naar de stad. Het landschappelijk kader,
  • goede en zorgvuldige frontvorming naar de Europaweg. De stedebouwkundige verankering door te sturen op richting, oriëntatie, front en positie,
  • zorgvuldige koppeling/overgangen naar de omliggende woonmilieus en beken en sprengen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1114-vas1_0013.png"

Stedebouwkundig kader:

Op het bovenstaande kaartje zijn de stedebouwkundige essenties voor de doorontwikkeling van Brouwersmolen weergegeven. Zoals eerder benoemd zijn daarin belangrijk de hoofdrichtingen, accenten en de benodigde ruimte voor een overgangszone tussen infra en het bedrijventerrein. Dit staat volledig los van de discussie rondom de verdubbeling van de Europaweg en of het verder afwaardering van het kantoorprogramma. Door het groen blauwe raamwerk als kader te schetsen ontstaan ontwikkelvlekken waarbinnen het landschap een symbiose aangaat met de bebouwing.

De Europaweg vormt hierin de belangrijkste drager. Vooral het stuk tussen RING en Jachtlaan bepaald in grote mate de belevingswaarde van dit bedrijventerrein. Voor de RING is het landschap dominant en na de Jachtlaan presenteert de stad zich nadrukkelijk. In het tussenliggende deel is de voor Apeldoorn zo kenmerkende balans tussen stedelijkheid en landschap de kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1114-vas1_0014.png"

Bovenstaande kaartbeeld laat zien hoe infrastructuur, landschap en de stedebouwkundige onderlegger op elkaar reageren en zo elkaar versterken. In de basis is dit voldoende.

Inzet is om te komen tot nieuwe representatieve bebouwing langs de Europaweg. Hiervoor zijn een aantal spelregels belangrijk: (de cursief weergegeven randvoorwaarden zijn ook voor de bebouwing aan de RING van toepassing).

  • Nieuwe bebouwing wordt met attractieve fronten naar de wegen (Europaweg, Laan van Westenenk) gesitueerd waarbij ze ingepast worden in een groene setting.
  • Inzet is een beeldsequentie van bebouwing afgewisseld met doorgaande houtwallen (landschappelijk casco). Tussen de doorgaande groenstructuren is de bebouwing door een transparantere bosstrook waarneembaar).
  • Parkeren uit het zicht door deze goed in te passen in het landschap.
  • Zoeken naar een goede aansluiting van het groen op de bedrijfsterreinen op het groenblauwe raamwerk.
  • Geen dominante hoogbouw met brede fronten langs de Europaweg / Laan van Westenenk maar een reeks van losse gebouwen, met op zichtassen hoogteaccenten, die zich zelfstandig presenteren.
  • De richting van de bebouwing ondersteunt het landschappelijk casco en is hier afgeleide van.
  • De markering van de kruising van de Ring en de Europaweg dient op een zorgvuldige wijze vormgegeven te worden met oog voor de omgeving .
  • Accenten mogen maximaal 20 m hoog zijn en kennen bij voorkeur een schijfvormige hoofdbouwmassa.
Het bedrijventerrein heeft als geluidgezoneerd industrieterrein (volgens de Wet geluidhinder) een vastgestelde geluidzone. De geluidbelasting van het industrieterrein als geheel mag een wettelijk bepaalde geluidsnorm op de buitenste grens van die geluidzone niet overschrijden. Uitgangspunt is om de vastgelegde geluidzone te handhaven en dus niet te verruimen. Verruiming van de geluidzone is alleen aan de orde indien noodzakelijk vanwege geldende milieuvergunningrechten.

De oorspronkelijke geluidzone rond industrieterrein Brouwersmolen is op 19 januari 1990 door Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgesteld. Al sinds de eerste vaststelling in 1990 is de geluidzone te krap geweest. In 2003 is een plan van aanpak gemaakt om de overschrijdingen op te lossen via wijziging van de milieuvergunningvoorschriften. Dat plan is uitgevoerd in de periode van 2003 tot 2010 en resulteerde in het terugbrengen van de overschrijding naar 0,4%. In 2005 is de zone verruimd aan de noordoost zijde. De zone wordt momenteel nog overschreden aan de west- en de zuidoostzijde Gebleken is dat het redelijkerwijs- met toepassing van de Best Beschikbare Technieken - niet mogelijk is om de geluidsruimten van deze inrichtingen verder te beperken. Hiermee moet de geluidzone aan de west- en zuidoostzijde worden verruimd. Een verdere toelichting hierover is opgenomen in hoofdstuk 5

De planologisch-juridische mogelijkheden voor het bedrijventerrein worden afgestemd op de bestaande geluidzone. Dit door de interne milieuzonering van het bedrijventerrein hierop af te stemmen. Een nadere toelichting hierover is opgenomen in hoofdstuk 5.

5 Uitvoerbaarheid

Doel van dit bestemmingsplan is om een ruimtelijk ordeningskader te bieden voor het plangebied. Daarbij volstaat het niet om uitsluitend een nieuwe bestemming vast te leggen voor het gebied. In het kader van het opstellen van het bestemmingsplan dient ook aangetoond te worden dat de nieuwe bestemming uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk komen die zaken aan de orde welke een rol spelen bij de uitvoerbaarheid van het plan.

5.1 Milieuaspecten

5.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

Bestemmingsplan Brouwersmolen is voornamelijk een beheerplan. Voor dit bestemmingsplan is het daarom met uitzondering van een geluidrapport, niet nodig onderzoek uit te voeren.

5.1.2 Bodem

Bij nieuwe ontwikkelingen moet de bodemgesteldheid in kaart worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe functie mag pas worden toegelaten als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

Onderzoeksresultaten.

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De legaal aanwezige functies zijn positief bestemd. Daarom is het niet nodig onderzoek te doen naar de kwaliteit van de bodem en het grondwater.

5.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.


Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.


Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.


Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weining verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.


Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.


De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.

Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.

Onderzoeksresultaten.

Voor het bepalen van de milieuzones voor het onderhavige plangebied Brouwersmolen is gekeken naar de afstand tot de woningen in de direct omliggende buurten Westenenk, De Heeze Orden en Ugchelen. Hier worden in principe de richtafstanden uit de hiervoor opgenomen tabel aangehouden. Op basis van deze richtafstanden is voor het bedrijventerrein de inwaartse zonering bepaald. Hierbij is uitgegaan van een maximale milieucategorie 4.2 en gemengd gebied gelet op de ligging van de woonbebouwing in een gebied met een aanwezige variatie aan functies en/of nabij de hoofdinfrastructuur en drukke wegen.


De betreffende milieuzones worden op de verbeelding aangegeven met een functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie #'. Binnen deze zones worden in de regels de bedrijven toegestaan die op grond van de afstand tot omringende milieugevoelige functies toelaatbaar zijn. In het geval dat er bedrijven zijn die dichter bij de omliggende gebieden liggen dan is toegestaan op basis van de milieuzonering dan krijgen deze een specifieke functie-aanduiding. Deze specifiek aanduiding regelt dat het betreffende bedrijf zijn huidige bedrijfsvoering mag voortzetten. De specifieke bedrijven worden opgenomen op de verbeelding en in de regels bij het bestemmingsplan


Het bedrijventerrein Brouwersmolen betreft een geluidgezoneerd industrieterrein. Zoals in hoofdstuk 4 is opgenomen dient de planologisch-juridische mogelijkheden van het bedrijventerrein te worden afgestemd op de bestaande geluidzone. Dit door de interne milieuzonering van het bedrijventerrein ten aanzien van het aspect geluid hierop af te stemmen. Door Know How Acoustics is een akoestisch onderzoek uitgevoerd met kenmerk APD- OW/1104/R001 d.d. 26 maart 2013 (zie bijlage). In dit onderzoek is voorgenoemde afstemming uitgevoerd en dit heeft geleid tot onderstaande interne geluidzonering voor wat betreft het aspect 'geluid'.


Interne geluidzonering

Ten aanzien van het aspect 'geluid' zijn voor het bedrijventerrein maximaal 3.2 bedrijven toegestaan. Ter hoogte van twee locaties op het bedrijventerrein is maximaal categorie 2 toegestaan. Hier zijn nu reeds maximaal categorie 2 bedrijven of nog geen bedrijven gevestigd. Zeven nu reeds aanwezige inrichtingen die op grond van het aspect 'geluid' tot categorie 4.1 behoren krijgen een maatbestemming die gebaseerd is op de vergunde activiteiten en de daarbij behorende vergunde geluidsruimte. Het betreft de volgende inrichtingen:

  • Novo Europe, Dijkgraafweg 8b;
  • Machinefabriek Goudkuil, Europaweg 200;
  • Loparex, Laan van Westenenk 45;
  • AFP Flexible Packaging, Laan van Westenenk 11/Schumanpark 67 en Bordex, Schumanpark 67;
  • Owens Corning, Laan van Westenenk 5;
  • Jonker Carrosserieën, Oude Berghuizerweg 82;


Een ruimere interne geluidzonering kan leiden tot ongewenste en ontoelaatbare zoneoverschrijdingen in de omliggende gebieden ten (noord)westen en (zuid)oosten van het bedrijventerrein. In paragraaf 5.1.5. wordt nader ingegaan op het aspect industrielawaai.

5.1.4 Geluidhinder weg- en railverkeer

Op basis van de Wet geluidhinder dient bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden te worden met wegverkeers- en, railverkeerslawaai. Het plangebied ligt nabij diverse wegen en een spoorlijn.

Onderzoeksresultaten

Dit bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige functies toe. Bovendien worden geen nieuwe wegen of spoorwegen aangelegd. Op grond van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd voor wat betreft wegverkeers- en railverkeerslawaai

5.1.5 Geluidzone Industrielawaai

Voor het bedrijventerrein Brouwersmolen is bij besluit van 19 januari 1990 een geluidzone vastgesteld.

Op grond van artikel 53 van de Wet geluidhinder moet voor een bedrijventerrein waarop grote lawaaimakers' aanwezig of planologisch mogelijk zijn, een zone zijn vastgesteld. Welke inrichtingen gerekend worden tot de grote lawaaimakers is opgenomen in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1114-vas1_0015.png"

De geluidzone (het aandachtsgebied) ligt rond het bedrijventerrein. Buiten de geluidzone mag de geluidbelasting van alle bedrijven tezamen niet meer dan 50 dB(A) bedragen. In de zone gelden grenswaarden voor de geluidbelasting van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen (maximaal ontheffingswaarde 55 dB(A)). Op het bedrijventerrein zelf wordt er vanuit gegaan dat er in principe geen burgerwoningen aanwezig zijn. De aanwezige bedrijfswoningen worden niet beschermd tegen geluidoverlast in het kader van de Wet milieubeheer. De geluidzone en zonegrens zijn (deels) onderdeel van het bestemmingsplan.

In het kader van het zonebeheer worden milieuvergunningen en meldingen getoetst op inpasbaarheid binnen de geluidzone. In de huidige situatie wordt rekening gehouden met alle aanwezige bedrijven dus ook de 'kleine lawaaimakers'. Het hele bedrijventerrein Brouwersmolen is aangewezen gezoneerd bedrijventerrein.

Onderzoeksresultaten

Door Know How Acoustics is het onderzoek 'Wijziging zone industrieterrein Brouwersmolen, kenmerk APD- OW/1104/R001 d.d. 26 maart 2013 uitgevoerd. Aanleiding van het onderzoek is de herziening van het bestemmingsplan Brouwersmolen en de benodigde afstemming tussen de bestemmingen binnen de grenzen van het industrieterrein en de geluidzone rondom het industrieterrein. In paragraaf 5.1.3 wordt ingegaan op deze afstemming en interne geluidzonering.


Daarnaast blijkt dat al sinds de eerste vaststelling in 1990 sprake is van overschrijdingen van de geluidzone. De te krappe geluidzone heeft als gevolg dat er geen Omgevingsvergunningen (milieutoestemming Wabo) voor nieuwe bedrijfsontwikkelingen mogen worden afgegeven totdat de zoneoverschrijding is opgelost. Gebleken is dat het redelijkerwijs- met toepassing van de Best Beschikbare Technieken - niet mogelijk is om de geluidsruimten van deze inrichtingen verder te beperken en de zoneoverschrijdingen daarmee op te lossen.


Om de overschrijding op te lossen en een gezonde ontwikkeling van het industrieterrein te waarborgen, is ervoor gekozen de geluidzone op een aantal punten te wijzigen. De wijziging leidt niet tot onaanvaardbare geluidniveaus en is mogelijk binnen de wettelijke kaders. Het genoemde akoestische rapport doet een voorstel voor de ligging van de gewijzigde zone en onderbouwt deze. De wijziging van de geluidzone betreft een aparte bestemmingsplanprocedure en maakt geen onderdeel uit van deze procedure.


Door de wijziging van de geluidzone komen 37 woningen extra binnen de geluidzone te liggen. Hiervoor wordt een hogere waarde vastgesteld. Het vaststellen van een hogere waarde is eveneens een aparte procedure.

Bij besluit van 2 april 2013 zijn de hogere grenswaarden vastgesteld.

5.1.6 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

Niet in betekenende mate bijdragen

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:

  • woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.

Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.

Onderzoeksresultaten

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard: het legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 lid b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.1.7 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

  • Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
  • Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg

Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) die het uitvloeisel worden van het zogeheten Basisnet.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.

Nota milieu-veiligheid Apeldoorn

In november 2011 is de Nota milieu-veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.

Onderzoeksresultaten

Onderstaand figuur geeft een overzicht van het plangebied in relatie tot de risicobronnen binnen en nabij het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1114-vas1_0016.png"

Figuur overzicht risicobronnen omgeving planlocatie

Het Projectbureau externe veiligheid van de Regio Stedendriehoek heeft beoordeeld welke externe veiligheidsconsequenties voortvloeien uit de herziening van het bestemmingsplan Brouwersmolen. In de “Notitie – Beoordeling externe veiligheid ten behoeve van het Bestemmingsplan Brouwersmolen” d.d. 23 november 2012 (zie bijlage) is een uitgebreide beoordeling van de binnen en nabij het plangebied gelegen risicobronnen opgenomen.

Plaatsgebonden risico risicovolle bedrijven Bevi

In het plangebied Brouwersmolen is op Europaweg 154 het bedrijf BP Tankstation Wieringa gevestigd, een LPG-tankstation. Dit bedrijf valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Het bedrijf heeft een PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) van 110 meter rondom de het LPG-vulpunt. Het invloedsgebied voor de bepaling van het groepsrisico (GR) betreft het gebied binnen een straal van 150 meter rondom het LPG-vulpunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1114-vas1_0017.png"

Afbeelding - ligging LPG-vulpunt Europaweg 154 te Apeldoorn (blauwe lijn = invloedsgebied, grijs vlak = PR 10-6- contour)

De PR 10-6-contour van het LPG-vulpunt (inclusief het vulpunt zelf) wordt opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan. Binnen een straal van 110 meter rondom het LPG-vulpunt worden in principe geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan.

De contour voor het plaatsgebonden risico betreft een richtwaarde voor het toelaten van beperkt kwetsbare objecten. Dat houdt in dat afwijking hiervan vanwege zwaarwegende belangen, mits goed gemotiveerd, mogelijk is. De nota milieu-veiligheid geeft een aantal punten waar deze motivatie nader op in moet worden gegaan:

  • het aantal mensen dat wordt blootgesteld aan het risico;
  • het ontbreken van geschikte alternatieve locaties voor het risico en;
  • de mate van zelfredzaamheid van de blootgestelde personen.

In het bestemmingsplan wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen (artikel 26 lid 2). Bij afweging of afgeweken kan worden worden bovenstaande punten betrokken.

Binnen een straal van 110 meter is een bestaand kwetsbaar object gelegen (detailhandelcomplex Europaweg 164 – 172). Conform de Regeling externe veiligheid inrichtingen worden bestaande situaties gerespecteerd tenzij deze zijn gelegen binnen de contour voor nieuwe situaties. De contour voor nieuwe situaties bedraagt 40 meter. Binnen een straal van 40 meter rond het vulpunt van het LPG tankstation zijn geen kwetsbare objecten gelegen.

Voorzien wordt dat de risicoafstand van 110 meter op korte termijn zal worden gereduceerd tot 40 meter. In de planregels is opgenomen dat binnen de zone van 110 meter geen (nieuwe) kwetsbare objecten mogen worden opgericht of uitgebreid. Hieraan is een wijzigingsbevoegdheid gekoppeld voor het moment dat de risicoafstand wordt verkleind in de regelgeving.

Nieuwvestiging van risicobedrijven wordt niet zondermeer toegestaan. Pas wanneer het bedrijf kan aantonen dat de contour voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar binnen de perceelsgrens blijft zal medewerking worden verleend aan de nieuwsvestiging.

In het onderhavige bestemmingsplan is daarom een afwijkingsbepaling opgenomen voor risicovolle bedrijven voor zover de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico de grens van de kavel van de risicovolle inrichting niet overschrijdt en voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies bestaan.

In de nabijheid van het bedrijventerrein Brouwersmolen bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi en waarvan het invloedsgebied over het plangebied is gelegen.

Plaatsgebonden risico mobiele risicobronnen

Binnen en/of nabij de planlocatie is de spoorlijn Amersfoort- Apeldoorn, de provinciale weg N304 (Europaweg) en een tweetal buisleidingen gelegen.

Uit de notitie d.d. 23 november 2012 valt af te leiden dat deze risicobronnen geen plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar hebben die gelegen is over bestaande of geprojecteerde kwetsbare objecten.

Groepsrisico

Het groepsrisico ten gevolge van de risicobronnen binnen en nabij het plangebied overschrijdt nergens de oriëntatiewaarde. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe bouwtitels binnen de invloedsgebieden van de diverse risicobronnen. Het groepsrisico neemt ten gevolge van de vaststelling van het plan derhalve niet toe.

Belemmeringsstrook

Rond de buisleidingen wordt een belemmeringenstrook aangehouden van 4 meter aan weerszijde van de buisleiding. Deze strook wordt als dubbelbestemming opgenomen in het bestemmingsplan en is primair bedoeld voor beheer en onderhoud van de buisleiding. Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding(en), worden bepaalde activiteiten in de belemmeringsstrook niet toegestaan zonder voorafgaand overleg en schriftelijke advies van de leidingbeheerder:

Gasdrukmeet- en regelstations

Binnen het plangebied zijn de volgende gasdrukmeet- en regelstations gelegen:

  • GOS Dijkgraafweg
  • GOS Owens Corning Veil Apeldoorn

Voor beide stations moet op grond van het Activiteitenbesluit een veiligheidszone van 15 meter worden aangehouden tot kwetsbare objecten en 4 meter tot beperkt kwetsbare objecten. Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen moet, zoals hiervoor gesteld, een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijde van een buisleiding buisleidingen worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleiding. Deze leiding voert tot aan het gasstation zodat ook binnen 4 meter rond het gasstation dezelfde regels gelden als rond een buisleiding.

Het gasdrukmeet- en regelstation wordt in de vorm van een functie-aanduiding opgenomen in het bestemmingsplan. Binnen een zone van 15 meter rond het gasdrukmeet- en regelstation mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht.

5.1.8 Elektromagnetische velden

De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).

Onderzoeksresultaten
Op of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen meer.

5.2 Waterhuishouding

Algemeen

De watertoets is ingesteld om het aspect water in een vroeg stadium mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is wettelijk verplicht en heeft als doel om gezamenlijk met de waterbeheerders de waterhuishoudkundige doelstellingen in een zo vroeg mogelijk stadium in ruimtelijke ontwikkelingen op te nemen. De gemaakte afspraken worden in de waterparagraaf van het bestemmingsplan opgenomen.

Het plangebied Brouwersmolen ligt in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied bevindt zich binnen de Keurzone van drie beken, vastgelegd in de Keur van Waterchap Veluwe (Eendrachtspreng, Beek in het Orderveen en Rode Beek). Het plangebied ligt niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven.

Grondwater

Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Het gebied ligt in de in het streekplan vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. Dit houdt in dat door klimaatverandering de grondwaterstanden in het plangebied mogelijk van 20 cm (in het noordoosten) tot meer dan 50 cm (in het zuidwesten) kunnen stijgen. Bij nieuwe ontwikkelingen in het gebied moet hier rekening mee worden gehouden. Bij nieuwe ontwikkelingen dient grondwaterneutraal te worden gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1114-vas1_0018.png"

Afbeelding:Grondwaterfluctuatiezone

Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

Binnen het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. Achter de woningen aan de Veenweg loopt de Rode Beek. De beek ligt hier gedeeltelijk bovengronds en gedeeltelijk ondergronds. Vervolgens kruist de beek bovenstrooms de spoorlijn en ligt dan parallel aan de spoorlijn. De Beek in het Orderveen ligt net ten zuiden van de Rode Beek. Ook deze beek kruist bovenstrooms de spoorlijn en kom hier samen met de Rode Beek. Aan de oostkant van het plangebied ligt de Eendrachtspreng. Het noordelijk deel van deze spreng, van de Laan van Westerenk, is inmiddels weer opnieuw aangelegd. Dit is gebeurd in het kader van het herstel van beken en sprengen binnen de kern Apeldoorn zoals opgenomen in het Waterplan. Verspreidt over het bedrijventerrein ligging enkele vijvers.

Voorliggend bestemmingsplan heeft geen (nadelige) gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving. In en rond het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor

Afvoer van hemelwater

In het plangebied en de omgeving daarvan ligt grotendeels een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en hemelwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.

De dakoppervlakken van woningen aan het Berzichtpad zijn niet aangesloten op de riolering. Het afvalwater is aangesloten op het gemengde stelsel. Het hemelwater wordt geïnfiltreerd in de bodem.

Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.

Er ligt een afkoppelverplichting van ongeveer 8,5 hectare op het plangebied. Bij herontwikkeling van het bedrijventerrein of bij bedrijfsuitbreidingen dient gelijktijdig het hemelwater te worden afgekoppeld van het gemengde riool. Hiervoor is het noodzakelijk dat ruimte wordt gereserveerd voor het opvangen van hemelwater, bijvoorbeeld langs de Beek in het Orderveen.

De materialen die in aanraking komen met het hemelwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van hemelwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het hemelwater afgevoerde vervuilende stoffen.

Afvoer van afvalwater

Bij nieuwe ontwikkelingen dienen gebouwen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel.

5.3 Natuurwaarden

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Boswet.

Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. De wet kent een algemene zorgplicht, omvat daarnaast een reeks van verbodsbepalingen en heeft een groot aantal soorten (verdeeld over verschillende categorieën) als beschermd aangewezen.

Gebiedsbescherming

Naast de soortbescherming wordt de gebiedsbescherming geregeld binnen de Natuurbeschermingswet (in de Natura 2000-gebieden) en binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Bescherming van bos is aan de orde als bestemmingen van bestaand bos worden gewijzigd.

Onderzoeksresultaten

Het betreft een conserverend bestemmingsplan, wat nader onderzoek niet nodig maakt. Het plangebied ligt ook buiten Natura 2000 en EHS. Als nieuwe ruimtelijke plannen worden ontwikkeld en in procedure gebracht dient een daarop gebaseerd ecologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

5.4 Milieu-effectrapportage

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  1. 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  2. 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.

Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.

Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Onderzoeksresultaten

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De resultaten daarvan zijn beschreven in de paragrafen 5.1.1 tot en met 5.1.7. Daaruit kan worden geconcludeerd dat kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.

5.5 Cultuurhistorie

Het plangebied heeft, gelet op de cultuurhistorische beleidskaart, vanuit cultuurhistorie een lage attentiewaarde. In het gebied bevinden zich ook geen rijks- of gemeentelijke monumenten of karakteristieke panden. Conclusie is dat geen beschermende regeling in het bestemmingsplan nodig is.

Waardevolle elementen zoals de Eendrachtsspreng worden zodanig bestemd dat ze beschermd en voorzover nodig versterkt kunnen worden

5.6 Archeologie

Het plangebied ligt in een zone met volgens de archeologische beleidskaart een hoge en gemiddelde trefkans. In het bestemmingsplan wordt een op de bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden opgenomen in de vorm van een dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog en Waarde - Archeologie middelhoog.

5.7 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan betreft hoofdzakelijk het vastleggen van de bestaande situatie. Er worden ten opzichte van het geldend bestemmingsplan geen nieuwe bouwplannen als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening mogelijk gemaakt. Er is om die reden geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan.

Wel wordt via wijzigingbevoegdheid in het vooruitzicht gesteld dat in de toekomst wel bovenbedoelde bouwplannen kunnen gebeuren. In dat geval wordt een zogeheten anterieure grondexploitatieovereenkomst Wro 6.24.1. gesloten waarin onder meer het verhaal van kosten voor die specifieke casus wordt geregeld.

In de gebiedsvisie Zuid West poort is vastgelegd dat in een dergelijke overeenkomst ook een bijdrage wordt gevraagd voor het binnenplanse grijze, groene en blauwe casco. Denk aan herstel van het beken en sprengensysteem. Die bijdrage is maatwerk per initiatief.

Het bestemmingsplan brengt thans geen noodzakelijke investeringen met zich mee die ten laste van de algemene middelen van de gemeente behoren te komen. Investeringen in de kwaliteit openbare ruimte zullen in de toekomst via aparte besluitvorming met bijbehorende dekking worden voorgelegd.

Het bestemmingsplan is financieel-economisch uitvoerbaar.

6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

In hoofdstuk 3 en 4 is de bestaande situatie in het plangebied beschreven en zijn nieuwe ontwikkelingen beeld gebracht. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de planologische aspecten.
De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.

6.2 Karakter Bestemmingsplan

Bestemmingsplan Brouwersmolen is een beheerplan, waarin de bestaande situatie en het geldende recht uitgangspunt zijn voor de wijze van bestemmen. Daarmee wordt bedoeld dat de bestaande situatie is vastgelegd en is voorzien van een actuele regeling en dat er alleen nieuwe ontwikkelingen in zijn opgenomen waarvoor al een planologische procedure is afgerond voordat het onderhavige bestemmingsplan wordt vastgesteld.

Er is een vrij gedetailleerde bestemmingssystematiek toegepast. De verschillende functies zijn daarbij op perceelsniveau voorzien van een passende bestemming. Er is, waar mogelijk, gestreefd naar een uniforme manier van bestemmen, zodat vergelijkbare planologische mogelijkheden gelden voor vergelijkbare situaties. Tegelijkertijd is gestreefd naar een bepaalde flexibiliteit binnen de verschillende bestemmingen. Het groen binnen de wegprofielen is bijvoorbeeld niet bestemd als Groen, maar is opgenomen in de bestemming Verkeer - Weg respectievelijk Verkeer - Verblijfsgebied. Hierdoor wordt voorkomen dat voor elke beperkte wijziging het bestemmingsplan moet worden herzien.

Voor de regels en de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008.

6.3 Bestemmingen

De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.

Agrarisch

Op gronden met deze bestemming is een agrarisch gebruik toegestaan. Intensieve veehouderij is specifiek uitgesloten. Naast het agrarisch gebruik is onder andere recreatief medegebruik in de vorm van hobbymatig weiden van vee en wandelen toegestaan.

Bebouwingsmogelijkheden zijn zeer beperkt. Binnen het plangebied zijn geen agrarische bedrijven en bedrijfsgebouwen aanwezig welke een agrarisch bouwvlak rechtvaardigen.

Bedrijf
De bedrijven langs de Veenweg hebben de bestemming Bedrijf. Omdat het een gebied betreft die is gekwalificeerd als gebied met functiemenging zijn bij recht bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan, ook als de afstand tot milieugevoelige functies kleiner is dan 30 meter. Dit is aanvaardbaar omdat door de menging van functies al een hogere milieubelasting aanwezig is. Met een aanduiding is aangegeven op welke percelen bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 2 zijn toegelaten.

In de regels wordt voor de bedrijfsactiviteiten van categorie 1 en 2 die zijn toegelaten, verwezen naar de Lijst van toegelaten bedrijfstypen die als bijlage bij de regels is opgenomen. In paragraaf 5.1.3 is de milieuzoneringssystematiek verder besproken.

Ten opzichte van de basislijst van de VNG is de hier gehanteerde Lijst van toegelaten bedrijfstypen nader ingeperkt. Dit is gebeurd vanwege milieuhygiënische en planologische redenen. Ten eerste zijn er bedrijfstypen die wel op de basislijst van de VNG voorkomen maar die om planologische redenen niet een bedrijfsbestemming krijgen. Het gaat hier om detailhandels- en horecabedrijven (met uitzondering van cateringbedrijven die wel in de bestemming Bedrijf thuishoren), maatschappelijke dienstverlening en bepaalde sport- en recreatieactiviteiten. Omdat deze bedrijfstypen een heel andere uitstraling op de omgeving hebben dan gewone bedrijven worden hiervoor specifieke bestemmingen gebruikt, zoals Detailhandel, Horeca en Maatschappelijk. Ze zijn daarom niet in de Lijst van toegestane bedrijfstypen opgenomen. Ten tweede zijn er ook bedrijven die in deze buurt niet passen omdat er geen ruimte voor is of omdat de buurt zich er niet voor leent. Het gaat dan om land- en tuinbouw (een kleinschalig bedrijfsvorm als een hoveniersbedrijf is hier wel denkbaar en daarom wel in de Lijst opgenomen), zeevaart, binnenvaart, visserij, luchtvaart en delfstoffenwinning. Tot slot wordt om milieuhygiënische redenen de opslag van gevaarlijke stoffen hier niet wenselijk geacht en daarom uitgesloten. Ook geluidzoneringsplichtige bedrijven als genoemd in Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichten zijn uitgesloten, omdat zij niet passen in dit gebied.

Ter plaatse van de aanduiding is een bedrijfswoning toegestaan. Om alle twijfel weg te nemen is bepaald dat beroepsuitoefening aan huis is toegestaan.

Door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels kunnen ook bedrijven die niet voorkomen op de Lijst en bedrijven uit een hogere categorie dan bij recht is toegestaan worden toegelaten, mits ze naar aard en invloed op hun omgeving vergelijkbaar zijn met de bij recht toegestane bedrijven.

Bedrijventerrein - 1

Op de gronden met de bestemming Bedrijventerrein-1 zijn bedrijven toegestaan in de categorieën 1 t/m 4.2. Door middel van aanduidingen is aangegeven welke milieucategorieën zijn toegestaan (voor een nadere toelichting zie paragraaf 5.1). Geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan, risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten, met uitzondering van de risicovolle inrichtingen ter plaatse van de aanduiding. Door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels kan nieuwvestiging van risicovolle inrichtingen worden toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding is een tankstation met lpg toegestaan. Daarnaast zijn ontsluitingen in de vorm van paden, wegen alsmede groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en tuinen toegestaan. Bedrijfswoningen zijn alleen ter plaatse van de gelijknamige aanduiding toegestaan. Voor alle duidelijkheid is aangegeven dat beroepsuitoefening aan huis is toegestaan. Aangezien het uitoefenen van een bedrijf op het hele perceel is toegelaten, is het overbodig om nog iets te regelen over bedrijfsuitoefening aan huis of een oppervlaktebeperking voor beroepsuitoefening aan huis op te nemen. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, net als detailhandel in de vorm van postorderactiviteiten en/of verkoop via internet en detailhandel in auto's, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven.

Voor een aantal van de algemene regeling afwijkende functies is een specifieke aanduiding opgenomen. Het betreft ondermeer de bestaande kantoren en (grootschalige) detailhandel. Ter plaatse van de locatie voor perifere detailhandelsvestiging is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, op basis waarvan onder voorwaarden vestiging mogelijk wordt.

Ook hier geldt dat door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ook bedrijven die niet voorkomen op de Lijst en bedrijven uit een hogere categorie dan bij recht is toegestaan worden toegelaten, mits ze naar aard en invloed op hun omgeving vergelijkbaar zijn met de bij recht toegestane bedrijven. De afwijkingsbevoegdheid kan onder andere ingezet worden bij een situatie van nieuwvestiging van een bedrijf welke op basis van het aspect 'geluid' behoort tot een bedrijfstype dat valt onder categorie 4.1 (en dus bij recht niet toegestaan) maar gelet op de specifieke bedrijfsomstandigheden vergelijkbaar is met bedrijfstypen die ter plaatse bij recht zijn toegestaan. Toetsing of afwijking mogelijk is kan dus uitsluitend op basis van een concrete, specifieke aanvraag.

Bedrijventerrein-2

Een deel van de gronden grenzend aan de Europaweg heeft de bestemming Bedrijventerrein - 2 gekregen. Belangrijk verschil met Bedrijventerrein - 1 is dat binnen deze bestemming bedrijven met een groter gedeeltelijke kantoorfunctie zijn toegestaan. Daarnaast is een regeling opgenomen voor bedrijven waarvan de bouwkavel direct grenst aan de Europaweg. De kantoren behorend bij deze bedrijven dienen te worden gesitueerd aan de voorzijde, gezien vanaf de Europaweg. Het bedrijventerrein krijgt zo een meer representatieve uitstraling.

Bos

Op de gronden met de bestemming Bos zijn bos, struikgewas, hakhout en afschermende groenbeplanting toegestaan. Daarnaast zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, de bescherming en de versterking van het bos met de bijbehorende landschaps- en natuurwaarden. Verder zijn paden, in- en uitritten en nutsvoorzieningen toegestaan.

Groen

Het structurele en structurerende openbare groen in het plangebied is onder de bestemming Groen gebracht. Hier zijn groenvoorzieningen, paden, hondenuitlaatplaatsen, nuts- en speelvoorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten.

Kantoor

Op de gronden met de bestemming 'Kantoor' zijn kantoren, zakelijke dienstverlening, congres- en vergaderruimten, nutsvoorzieningen, tuinen en erven toegestaan, inclusief bouwwerken en parkeervoorzieningen.

Natuur

De bestemmingsregeling richt zich primair op het gebruik als en bescherming van bos- en natuurgebied, waaronder natte natuur (beken en sprengen), zonder daarbinnen een nader onderscheid te maken. Binnen de natuurbestemming mogen in- en uitritten voor bedrijfskavels worden aangelegd.

Voor werken en werkzaamheden die mogelijk een negatief effect hebben op het natuurgebied is een omgevingsvergunningplicht opgenomen.

Verkeer - Parkeerterrein

Het parkeerterrein grenzend aan de kantoorlocatie op de hoek van de Europaweg en de Laan van Westenenk heeft de bestemming Verkeer-Parkeerterrein gekregen. De ontsluiting loopt via de Laan van Westenenk.

Verkeer - Spoorweg

De bestemming Verkeer – Spoorweg is gegeven aan de spoorlijn Amersfoort - Apeldoorn. Hier zijn wegen, spoorwegen, bermen, watergangen, groenvoorzieningen en specifieke spoorinfrastructuur toegestaan.

Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de gebieden die een verblijfsfunctie hebben. Dit betreft de wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen in de woongebieden. Ook het niet-structurerende groen is in deze bestemming ondergebracht.

Verkeer - Weg

De wegen met primair een functie voor het doorgaande verkeer hebben de bestemming Verkeer - Weg gekregen. Het betreft Europaweg en Ring (Laan van Spitsbergen en Laan van Westenenk).

Wonen

De woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Voor de woningen is op de verbeelding een bouwvlak gegeven.

Door middel van bouwaanduidingen is onderscheid gemaakt tussen de verschillende bouwwijzen van de woningen: Ter plaatse van de aanduiding twee-aaneen zijn zowel twee-onder-een-kapwoningen als vrijstaande woningen toegestaan. Bij de woningen zijn standaarddieptes voor de bouwvlakken gehanteerd: 12 meter voor halfvrijstaande en 15 meter voor vrijstaande woningen. De nog beschikbare uitbreidingsruimte hangt daarmee af van de diepte van de bestaande woning.

Bij vrijstaande en twee-onder-een-kap- heeft het perceelsgedeelte voor de voorgevel (en bij hoekpercelen naast de zijgevel en het verlengde daarvan) de aanduiding 'tuin'; het perceelsgedeelte achter de achtergevel (en bij vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen die niet op een hoek liggen het gedeelte naast de zijgevel) de aanduiding 'erf'. Deze aanduidingen zijn van belang voor de situering van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen. In de regels is namelijk bepaald dat deze bouwwerken niet alleen binnen het bouwvlak maar ook ter plaatse van de aanduiding erf mogen worden gebouwd. Daarbij is nog specifiek bepaald dat deze erfbebouwing ten minste 3 meter achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) moet worden gesitueerd.

De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen is gerelateerd aan de oppervlakte van de kavel. Is de kavel kleiner dan 500 m2 dan is ten hoogste 50 m2 aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen toegestaan, bij kavels tussen 500 en 750 m2 is die oppervlakte maximaal 65 m2 en is de kavel groter dan 750 m2 dan is ten hoogste 85 m2 aan erfbebouwing toegestaan. Daarbij geldt wel steeds de voorwaarde dat niet meer dan 60% van de kavel wordt bebouwd.

Leiding - Gas

De gronden met de dubbelbestemming Leiding – Gas zijn mede bestemd voor een ondergrondse gastransportleiding. Op de gronden met deze dubbelbestemming mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de leiding worden gebouwd. Andere gebouwen zijn, mits passend binnen de andere bestemming, uitsluitend toegestaan door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels. Afwijken is alleen mogelijk wanneer vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen. Er is een omgevingsvergunningvereiste voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamhedenen opgenomen.

Waarde - Archeologie hoog en Waarde - Archeologie middelhoog

Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als gebied met hoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als gebied met middelhoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelhoog gekregen. Voor beide bestemmingen geldt dat bij het indienen van een bouwaanvraag voor een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 50 m2 (hoog) respectievelijk 100 m2 (middelhoog) tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Als uit dit rapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord kan het bevoegd gezag bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren. Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden geldt in beide bestemmingen een omgevingsvergunningvereiste voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Waarde - Beken en sprengen

De dubbelbestemming Waarde - Beken en sprengen is gegeven aan het tracé van de Rode beek, de Beek in het Orderveen en de Eendrachtspreng. De gronden zijn, naast de daar voorkomende andere bestemmingen, mede bestemd voor het beheer, herstel en onderhoud van de landschappelijk en ecologisch en waterhuishoudkundig waardevolle beken en sprengen. De dubbelbestemming beoogt ook de beekoevers te beschermen. Daarom is het bestemmingsvlak, daar waar de beken inmiddels herontwikkeld zijn, beduidend breder dan de beek zelf. Op de gronden met deze dubbelbestemming mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van het beheer van de beken of sprengen worden gebouwd. Andere gebouwen zijn, mits passend binnen de andere bestemming, uitsluitend toegestaan door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels. Afwijken is alleen mogelijk wanneer vooraf advies van de beheerder is ingewonnen. Als voorwaarde is daarnaast opgenomen dat de landschappelijke en ecologische en waterhuishoudkundige waarden van de beek of spreng niet mogen worden aangetast. Ook deze bestemming kent voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningvereiste voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis

Bij recht is het gebruik van een deel van (bedrijfs)woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.

Binnen de bestemmingen Bedrijf en Bedrijventerrein en die bestemmingen die ook bedrijfsactiviteiten mogelijk maken is het uitoefenen van een bedrijf op het hele perceel toegelaten. Het is dan het overbodig om nog iets te regelen over bedrijfsuitoefening aan huis. Voor alle duidelijkheid is in die bestemmingen vastgelegd dat het uitoefenen van een beroep aan huis is toegestaan.

Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen vallen onder bouwwerken. In het stedelijk gebied zijn bedrijfswoningen niet overal zonder meer toegestaan. Daar waar een bedrijfswoning is toegestaan is dat met een aanduiding op de plankaart aangegeven. In de regels is bepaald dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

Bouwregels

Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.

Bevoegd gezag

Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.

6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 21 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden.

In lid 21.1 is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen in het hele plangebied (zowel binnen als buiten het bouwvlak) is toegestaan, mits de ondergrondse ruimten een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties in de omgeving.

Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.

Lid 21.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf de aangegeven goothoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een -al dan niet gedeeltelijke- platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.

In artikel 22 staan de algemene gebruiksregels. In lid 22.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming.

In lid 22.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.

In hoofdstuk ALGEMENE REGELS zijn ook de regels voor de gebiedsaanduidingen opgenomen. Dit zijn regels voor gebiedsaanduidingen die in meerdere bestemmingen voorkomen. Het betreft:

  • Bijzondere boom
  • Geluidzone-Industrie
  • Laanbeplanting
  • Veiligheidszone-LPG.

Bijzondere boom

Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bijzondere bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen in de vorm van een gebiedsaanduiding. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding 'bijzondere boom' voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 meter dient te bedragen. Onder voorwaarden kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de bouwregels voor het verkleinen van deze afstand tot 5 meter. Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van 5 meter uit het hart van de aangeduide boom slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

Geluidzone-Industrie

De bij het op grond van de Wet geluidhinder aangewezen industrieterrein Brouwersmolen behorende geluidzone, voorzover binnen het plangebied gelegen, is als zodanig aangeduid op de verbeelding. Binnen deze aanduiding is het niet toegestaan nieuwe geluidgevoelige functies te realiseren.

Veiligheidszone-LPG

De betreffende contour, behorende bij het LPG-tankstation, is op de verbeelding opgenomen. Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen is binnen de risicocontour van een risicovolle inrichting nieuwbouw of uitbreiding van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan, met dien verstande dat voor beperkt kwetsbare objecten afwijking hiervan mogelijk is. Bij de afweging omtrent afwijking worden de volgende zaken betrokken:

  • het aantal mensen dat wordt blootgesteld aan het risico;
  • het ontbreken van geschikte alternatieve locaties voor het risico en;
  • de mate van zelfredzaamheid van de blootgestelde personen.

Laanbeplanting

Binnen het plangebied komen enkele waardevolle, voor het gebied karakteristieke laanbeplanting. Ter behoud hiervan is een regeling opgenomen (in de vorm van een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) welke borgt dat deze karakteristieke waarde in stand blijft.

In artikel 29 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Artikel 30 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

Hoofdstuk OVERGANGS- EN SLOTREGELS bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg

Een concept van het bestemmingsplan is in het kader van de voorinspraak voor een reactie naar de wijkraad Apeldoorn Zuid en de dorpsraad Ugchelen gestuurd. In een overleg op 17 april 2012 zijn de volgende vragen en opmerkingen ingebracht:

  1. 1. Welke consequenties heeft dit bestemmingsplan voor de totale geluidbelasting op de omgeving, dus zowel spoorweggeluid, wegverkeergeluid als industriegeluid?
  2. 2. Het bestemmingsplan kent de bestemmingen Bedrijventerrein-1 en Bedrijventerrein-2. Laatstgenoemde bestemming is opgenomen voor een zone langs de Europaweg en richt zich op een versterking van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Verzocht wordt ook de zone aan de zuidzijde van de Laan van Westenenk de bestemming Bedrijventerrein-2 te geven zodat ook daar de ruimtelijke kwaliteit verder versterkt wordt.

Beantwoording:

1. Het bestemmingsplan richt zich in hoofdzaak op het treffen van een regeling voor de bestaande situatie. De al aanwezige verkeersvoorzieningen en bedrijfskavels worden als zodanig bestemd. Het bestemmingsplan voorziet niet in grootschalige nieuwe ontwikkelingen, op grond waarvan de geluidbelasting voor de omgeving wezenlijk zou kunnen veranderen.

Wel is, vanwege de omstandigheid dat Brouwersmolen een op grond van de Wet geluidhinder geluidgezoneerd industrieterrein is, ten behoeve van een zorgvuldige planvorming onderzocht hoe de aanwezige bedrijvigheid en de volgens het bestemmingsplan toegestane bedrijvigheid zich verhoudt tot de vastgestelde geluidzonegrens rondom het bedrijventerrein. Uit dit door Know How Acoustics uitgevoerde onderzoek, welke als bijlage deel uitmaakt van dit bestemmingsplan, blijkt het volgende:

  • De feitelijke geluidbelasting van de aanwezige bedrijven overschrijdt al geruime tijd de geluidzonegrens. Naar aanleiding daarvan is in de periode 2004 tot 2010 een project uitgevoerd om deze overschrijding zo maximaal als mogelijk terug te dringen. Dat is voor het overgrote deel gelukt. Op twee plekken bleek dit niet mogelijk. Uitgangspunt is om voor die twee plekken de geluidzonegrens enigszins te verruimen. Het proces tot verruiming zal met de nodige zorgvuldigheid en overeenkomstig de wettelijke bepalingen uitgevoerd worden, waarbij onder andere ook de cumulatieve geluidsbelasting meegewogen wordt. Streven is om de procedure tot verruiming gelijktijdig met het ontwerp-bestemmingsplan Brouwersmolen te doorlopen.
  • Een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein kent een interne milieuzonering. Deze zonering borgt dat er geen onevenredige milieubelasting ontstaat voor de omgeving. Algemeen geaccepteerd is dat zo'n milieuzonering geregeld wordt conform de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”. In het plan Brouwersmolen is een dergelijke interne milieuzonering opgenomen, waarmee in planologischre zin voldoende gewaarborgd dat de op Brouwersmolen toegestane bedrijfstypes geen hinder veroorzaken op de omgeving. Mede gelet op de feitelijke situatie is aanvullend daarop voor het aspect 'geluid' nader onderzocht in hoeverre de planologisch toegstane bedrijfstypes, uitgaande van een 'worst-case' situatie, de bovengenoemde geluidzonegrens zouden kunnen overschrijden. De resultaten van het onderzoek hebben aanleiding gevormd om ten opzichte van de algemeen toegepaste werkwijze van interne milieuzonering enige nadere beperkingen op te nemen, gericht op het voorkomen van eventuele geluidhinder.

2. Voorafgaand aan het opstellen van het voorontwerp-bestemmingsplan is een Nota van Uitgangspunten door de raad vastgesteld. Aanleiding hiervoor was dat het bestemmingsplangebied onderdeel uitmaakt van de Zuidwestpoortvisie en uitvoering van die visie in haar huidige vorm weinig waarschijnlijk is, met name vanwege het grote kantorenprogramma. De Nota van Uitgangspunten gaat uit van een zekere terughoudenheid bij de vormgeving van het ruimtelijk kader voor het nieuwe bestemmingsplan Brouwersmolen. De (grootschalige) ontwikkelingen uit de Zuidwestpoortvisie worden niet opgenomen in dit bestemmingsplan.

Het ruimtelijk kader van het bestemmingsplan richt zich dan ook in hoofdzaak op het treffen van een regeling voor de bestaande situatie. Uitgangspunt is geweest dat het geldende recht wordt overgenomen. Doel blijft wel om de met de Zuidwestpoortvisie ingezette samenhangende kwaliteitsverbetering van het gebied waar mogelijk voort te zetten.

In lijn hiermee zijn in het nieuwe bestemmingsplan de bestemmingen Bedrijventerrein-1 en Bedrijventerrein-2 opgenomen. Voor laatstgenoemde bestemming, welke grenst aan de Europaweg, gelden onder andere lagere bebouwingspercentages dan voor de meer reguliere bestemming Bedrijventerrein-1. Het instandhouden van deze nu al geldende regeling draagt bij aan de voorgestane gebiedskwaliteit, zonder dat bestaande (bouw)rechten worden aangetast. Een dergelijke aantasting zou zich wel voordoen als de bestemming Bedrijventerrein-2 wordt toegekend aan de zone ten zuiden van de Laan van Westenenk. Gelet op het uitgangspunt is daarvoor niet gekozen. Ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit is wel in de bestemmingsplantoelichting een ruimtelijk 'handvat' opgenomen, waarbij vanwege de beeldbepalende plek van de zone langs de Laan van Werstenenk specifiek ingegaan wordt op die zone. Dit 'handvat' biedt bij eventuele bouwplanvorming stedenbouwkudige aanknopingspunten voor een zo goed mogelijke inpassing. Daarnaast zal in samenhang met het ontwerp-bestemmingsplan Brouwersmolen een beeldkwaliteitsplan worden opgesteld, waarin ook specifiek aandacht zal worden gegeven aan genoemde zone.

7.2 Inspraak En Overleg

Overeenkomstig het in de gemeentelijke inspraakverordening bepaalde heeft het voorontwerp van dit bestemmingsplan met ingang van 14 juni 2012 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen met de mogelijkheid een inspraakreactie in te dienen. Er zijn reacties ontvangen. Deze reacties zijn samengevat en beantwoord in het 'Inspraakverslag bestemmingsplan Brouwersmolen', die als bijlage is toegevoegd aan deze toelichting.


Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan diverse instanties. De reacties van deze instanties zijn samengevat en beantwoord in het 'Inspraakverslag bestemmingsplan Brouwersmolen' , die als bijlage is toegevoegd aan deze toelichting.

Onbekend 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen

Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).

Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v1; d.d. 2009)

AFSTANDEN IN METERS INDICES
SBI-CODE OMSCHRIJVING GEUR STOF GELUID GEVAAR CATEGORIE VERKEER BODEM LUCHT
Tabel 1: Bedrijven
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
016 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
016 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² 30 10 50 10 3.1 2
016 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² 30 10 30 10 2 1
016 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 30 10 50 10 3.1 2
016 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 30 10 30 10 2 1
0162 KI-stations 30 10 30 0 2 1
03 VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
0312 Binnenvisserijbedrijven 50 0 50 10 3.1 1
032 Vis- en schaaldierkwekerijen
032 - visteeltbedrijven 50 0 50 0 3.1 1
08 WINNING VAN ZAND, GRIND, KLEI, ZOUT, E.D.
0812 Steen-, grit- en krijtmalerijen (open lucht):
10, 11 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
101, 102 Slachterijen en overige vleesverwerking:
101, 102 - slachterijen en pluimveeslachterijen 100 0 100 50 R 3.2 2
101 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 300 0 100 50 R 4.2 2
101 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 100 0 100 50 R 3.2 2
101 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 50 0 50 30 3.1 1
101 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 30 0 50 10 3.1 1
101, 102 - loonslachterijen 50 0 50 10 3.1 1
108 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 50 0 50 10 3.1 2
102 Visverwerkingsbedrijven:
102 - conserveren 200 0 100 30 4.1 2
102 - roken 300 0 50 0 4.2 1
102 - verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² 300 10 50 30 4.2 2
102 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 100 10 50 30 3.2 1
102 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 50 10 30 10 3.1 1
1031 Aardappelproducten fabrieken:
1031 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 50 10 50 50 R 3.2 1
1032, 1039 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1032, 1039 - jam 50 10 100 10 3.2 1
1032, 1039 - groente algemeen 50 10 100 10 3.2 2
1032, 1039 - met koolsoorten 100 10 100 10 3.2 2
1032, 1039 - met uienconservering (zoutinleggerij) 300 10 100 10 4.2 2
104101 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
104101 - p.c. < 250.000 t/j 200 30 100 30 R 4.1 3 B
104102 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
104102 - p.c. < 250.000 t/j 200 10 100 100 R 4.1 3 B
1042 Margarinefabrieken:
1051 Zuivelproducten fabrieken:
1051 - melkproducten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 50 0 100 50 R 3.2 2
1052 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 50 0 100 50 R 3.2 2
1052 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 0 30 0 2 1
1061 Meelfabrieken:
1062 Zetmeelfabrieken:
1091 Veevoerfabrieken:
1071 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30 10 30 10 2 1
1071 - v.c. >= 7500 kg meel/week 100 30 100 30 3.2 2
1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 10 100 30 3.2 2
1081 Suikerfabrieken:
10821 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
10821 - Cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² 500 50 100 50 R 5.1 2
10821 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 100 30 50 30 3.2 2
10821 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² 30 10 30 10 2 1
10821 - Suikerwerkfabrieken met suiker branden 300 30 50 30 R 4.2 2
10821 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 100 30 50 30 R 3.2 2
10821 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² 30 10 30 10 2 1
1073 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 3.1 2
1083 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1083 - theepakkerijen 100 10 30 10 3.2 2
108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 30 50 10 4.1 2
1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 30 50 30 4.1 2
1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 50 50 50 R 4.1 2
1089 Soep- en soeparomafabrieken:
1089 - zonder poederdrogen 100 10 50 10 3.2 2
1089 - met poederdrogen 300 50 50 50 R 4.2 2
1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 50 50 30 4.1 2
110102 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 0 2 1
1105 Bierbrouwerijen 300 30 100 50 R 4.2 2
1106 Mouterijen 300 50 100 30 4.2 2
1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 10 0 100 50 R 3.2 3
12 VERWERKING VAN TABAK
120 Tabakverwerkende industrie 200 30 50 30 4.1 2
13 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
131 Bewerken en spinnen van textielvezels 10 50 100 30 3.2 2
132 Weven van textiel:
132 - aantal weefgetouwen < 50 10 10 100 0 3.2 2
133 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 3.1 2 B
139 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 3.1 1
139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 50 10 3.1 1
14 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 3.1 1
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 2 2
142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 3.1 1 B L
15 VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
151,152 Lederfabrieken 300 30 100 10 4.2 2 B L
151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 30 10 3.1 2
152 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 3.1 2
16 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
16101 Houtzagerijen 0 50 100 50 R 3.2 2
16102 Houtconserveringsbedrijven:
16102 - met creosootolie 200 30 50 10 4.2 2 B L
16102 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 3.1 2 B
1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 30 100 10 3.2 3 B
162 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout² 0 30 100 0 3.2 2
162 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² 0 30 50 0 3.1 1
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 2 1
17 VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
1712 Papier- en kartonfabrieken:
1712 - p.c. < 3 t/u 50 30 50 30 R 3.1 1
172 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 30 100 30 R 3.2 2
17212 Golfkartonfabrieken:
17212 - p.c. < 3 t/u 30 30 100 30 R 3.2 2
58 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
1811 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 10 3.2 3 B L
1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 3.2 3 B
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 2 1 B
1814 Grafische afwerking 0 0 10 0 1 1
1814 Binderijen 30 0 30 0 2 2
1813 Grafische reproductie en zetten 30 0 10 10 2 2 B
1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 2 2 B
182 Reproductiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 1 1
19 AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
19202 Smeeroliën- en vettenfabrieken 50 0 100 30 R 3.2 2 B L
19202 Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 300 0 100 50 R 4.2 2 B L
20 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2120 Farmaceutische productenfabrieken:
2120 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50 R 3.1 2 B L
2120 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 2 2
2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 300 30 50 50 R 4.2 2
2052 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2052 - zonder dierlijke grondstoffen 100 10 100 50 3.2 3 B L
2052 - met dierlijke grondstoffen 500 30 100 50 5.1 3 B
205902 Fotochemische productenfabrieken 50 10 100 50 R 3.2 3 B L
205903 Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50 R 3.2 3 B
205903 Overige chemische productenfabrieken n.e.g. 200 30 100 200 R 4.1 2 B L
22 VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
221102 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
221102 - vloeropp. < 100 m² 50 10 30 30 3.1 1
221102 - vloeropp. >= 100 m² 200 50 100 50 R 4.1 2 B
2219 Rubber-artikelenfabrieken 100 10 50 50 R 3.2 1
222 Kunststofverwerkende bedrijven:
222 - zonder fenolharsen 200 50 100 100 R 4.1 2
222 - met fenolharsen 300 50 100 200 R 4.2 2 B L
222 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 50 30 50 30 3.1 2
23 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
231 Glasfabrieken:
231 - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j 30 30 100 30 3.2 1 L
231 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j 300 100 100 30 4.2 1 L
231 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 3.1 1
232, 234 Aardewerkfabrieken:
232, 234 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 2 1 L
232, 234 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 3.2 2 L
23612 Kalkzandsteenfabrieken:
23612 - p.c. < 100.000 t/j 10 50 100 30 3.2 2
2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 50 100 30 3.2 2
2363, 2364 Betonmortelcentrales:
2363, 2364 - p.c. < 100 t/u 10 50 100 10 3.2 3
2365, 2369 Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:
2365, 2369 - p.c. < 100 t/d 10 50 100 50 R 3.2 2
237 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
237 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 10 30 100 0 3.2 1
237 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 10 30 50 0 3.1 1
2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 10 30 50 10 3.1 1
2399 Bitumineuze materialenfabrieken:
2399 - p.c. < 100 t/u 300 100 100 30 4.2 3 B L
2399 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2399 - overige isolatiematerialen 200 100 100 50 4.1 2
2399 Minerale productenfabrieken n.e.g. 50 50 100 50 3.2 2
25, 31 VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
251, 331 Constructiewerkplaatsen
251, 331 - gesloten gebouw 30 30 100 30 3.2 2 B
251, 331 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² 30 30 50 10 3.1 1
255, 331 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 50 30 100 30 3.2 2 B
255, 331 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m² 30 30 50 10 3.1 1 B
2561, 3311 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2561, 3311 - algemeen 50 50 100 50 3.2 2 B L
2561, 3311 - metaalharden 30 50 100 50 3.2 1 B
2561, 3311 - lakspuiten en moffelen 100 30 100 50 R 3.2 2 B L
2561, 3311 - scoperen (opspuiten van zink) 50 50 100 30 R 3.2 2 B L
2561, 3311 - thermisch verzinken 100 50 100 50 3.2 2 B L
2561, 3311 - thermisch vertinnen 100 50 100 50 3.2 2 B L
2561, 3311 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 30 50 100 30 3.2 2 B
2561, 3311 - anodiseren, eloxeren 50 10 100 30 3.2 2 B
2561, 3311 - chemische oppervlaktebehandeling 50 10 100 30 3.2 2 B
2561, 3311 - emailleren 100 50 100 50 R 3.2 1 B L
2561, 3311 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 30 30 100 50 3.2 2 B
2562, 3311 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 3.2 1 B
2562, 3311 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200 m² 10 30 50 10 3.1 1 B
259, 331 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
259, 331 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 30 100 30 3.2 2 B
259, 331 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m² 30 30 50 10 3.1 1 B
27, 28, 33 VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
27, 28, 33 Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:
27, 28, 33 - p.o. < 2.000 m² 30 30 100 30 3.2 2 B
26, 28, 33 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 30 10 30 10 2 1
26, 27, 33 VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie 200 30 30 50 4.1 1 B L
271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 10 30 50 4.1 1 B L
272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 30 100 50 3.2 2 B L
293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 2 1
26, 33 VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie 30 0 50 30 3.1 2 B
2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 3.1 1 B
26, 32, 33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 30 0 30 0 2 1
29 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
293 Auto-onderdelenfabrieken 30 10 100 30 R 3.2 2
30 VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
301, 3315 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
301, 3315 - houten schepen 30 30 50 10 3.1 2 B
301, 3315 - kunststof schepen 100 50 100 50 R 3.2 2 B
302, 317 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
302, 317 - algemeen 50 30 100 30 3.2 2 B
303, 3316 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 10 100 30 R 3.2 2 B
3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 30 100 30 3.2 2 B
31 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
310 Meubelfabrieken 50 50 100 30 3.2 2 B
9524 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² 0 10 10 0 1 1
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 2 1 B
322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 2 2
323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 3.1 2
324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 3.1 2
32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 2 1
32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 3.1 2
38 VOORBEREIDING TOT RECYCLING
383202 Puinbrekerijen en -malerijen:
383202 Rubberregeneratiebedrijven 300 50 100 50 R 4.2 2
35 PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35 Elektriciteitsproductiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe)
35 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:
35 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 100 50 100 30 R 3.2 2 L
35 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 50 50 100 30 R 3.2 2 L
35 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35 - < 10 MVA 0 0 30 10 2 1 B
35 - 10 - 100 MVA 0 0 50 30 3.1 1 B
35 - 100 - 200 MVA 0 0 100 50 3.2 1 B
35 Gasdistributiebedrijven:
35 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A 0 0 10 10 2 1
35 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 0 0 30 10 2 1
35 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 0 0 50 50 R 3.2 1
35 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
35 - stadsverwarming 30 10 100 50 3.2 1
35 - blokverwarming 10 0 30 10 2 1
35 windmolens:
35 - wiekdiameter 20 m 0 0 100 30 3.2 1
36 WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
36 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
36 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 10 0 50 30 3.1 1
36 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
36 - < 1 MW 0 0 30 10 2 1
36 - 1 - 15 MW 0 0 100 10 3.2 1
41,
42, 43
BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 30 100 10 3.2 2 B
41, 42, 43 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 10 30 50 10 3.1 2 B
41, 42, 43 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 10 30 50 10 3.1 2 B
41, 42, 43 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 0 10 30 10 2 1 B
45, 47 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 2 2 B
451 Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) 10 10 100 10 3.2 2
45204 Autoplaatwerkerijen 10 30 100 10 3.2 1
45204 Autobeklederijen 0 0 10 10 2 1
45204 Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 R 3.1 1 B L
45205 Autowasserijen 10 0 30 0 2 3
453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 0 0 30 10 2 1
46 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 1 1
4621 Grth in akkerbouwproducten en veevoeders 30 30 50 30 R 3.1 2
4622 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 2 2
4623 Grth in levende dieren 50 10 100 0 3.2 2
4624 Grth in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 3.1 2
46217, 4631 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 10 30 50 R 3.2 2
4632, 4633 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën 10 0 30 50 R 3.2 2
4634 Grth in dranken 0 0 30 0 2 2
4635 Grth in tabaksproducten 10 0 30 0 2 2
4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 2 2
4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 2 2
4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 2 2
464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 2 2
46499 Grth in vuurwerk en munitie:
46499 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V 2 2
46499 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 10 0 30 50 V 3.2 2
46499 - munitie 0 0 30 30 3.1 2
46711 Grth in vaste brandstoffen:
46711 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 3.1 2
46712 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
46712 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m³ 50 0 50 200 R 4.2 2 B L
46712 - tot vloeistof verdichte gassen 50 0 50 300 R 5.1 2
46713 Grth minerale olieproducten (excl. brandstoffen) 100 0 30 50 3.2 2 B
46721 Grth in metaalertsen:
46722, 46723 Grth in metalen en -halffabrikaten 0 10 100 10 3.2 2
4673 Grth in hout en bouwmaterialen:
4673 - algemeen: b.o. > 2000 m² 0 10 50 10 3.1 2
4673 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 0 10 30 10 2 1
46735 zand en grind:
46735 - algemeen: b.o. > 200 m² 0 30 100 0 3.2 2
46735 - algemeen: b.o. <= 200 m² 0 10 30 0 2 1
4674 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 0 0 50 10 3.1 2
4674 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 0 0 30 0 2 1
46751 Grth in chemische producten 50 10 30 100 R 4.1 2 B
46752 Grth in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 3.1 1
4676 Grth in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 2 2
4677 Autosloperijen: b.o. > 1000 m² 10 30 100 30 3.2 2 B
4677 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² 10 10 50 10 3.1 2 B
4677 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² 10 30 100 10 3.2 2 B
4677 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² 10 10 50 10 3.1 2 B
466 Grth in machines en apparaten:
466 - machines voor de bouwnijverheid 0 10 100 10 3.2 2
466 - overige 0 10 50 0 3.1 2
466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 0 0 30 0 2 2
47 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
4791 Postorderbedrijven 0 0 50 0 3.1 2
952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 2 1
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
562 Cateringbedrijven 10 0 30 10 2 1
49 VERVOER OVER LAND
493 Taxibedrijven 0 0 30 0 2 2
493 Touringcarbedrijven 10 0 100 0 3.2 2
494 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 0 0 100 30 3.2 3
494 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 0 0 50 30 3.1 2
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30 10 2 1 B
52 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52242 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
52242 - tankercleaning 300 10 100 200 R 4.2 1 B
52242 - stukgoederen 0 10 100 50 R 3.2 2 B
52102, 52109 Distributiecentra, pak- en koelhuizen 30 10 50 50 R 3.1 2
52109 Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 10 2 2
5221 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 10 0 30 0 2 3 L
5221 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 10 0 100 30 3.2 2
53 POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 0 2 2
61 Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 0 1 1
61 zendinstallaties:
61 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) 0 0 0 100 4.1 1
61 - FM en TV 0 0 0 10 2 1
61 - GSM en UMTS-steunzenders (indien omgevingsvergunningplichtig) 0 0 0 10 2 1
77 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 2 2
7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 10 3.1 2
773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 3.1 2 B
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 2 2
62 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 0 1 1
58, 63 Datacentra 0 0 30 0 2 1
72 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 3.1 1
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 0 0 10 0 1 1
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 3.1 1 B
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 10 2 2 B
82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 1 2
84 OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
8425 Brandweerkazernes 0 0 50C 0 3.1 1
37, 38, 39 MILIEUDIENSTVERLENING
3700 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
3700 - < 100.000 i.e. 200 10 100 10 4.1 2
3700 rioolgemalen 30 0 10 0 2 1
381 Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 10 3.1 2
381 Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30 R 3.1 2 B
382 Afvalverwerkingsbedrijven:
382 - mestverwerking/korrelfabrieken 500 10 100 10 5.1 3
382 - kabelbranderijen 100 50 30 10 3.2 1 B L
382 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 3.1 1 L
382 - oplosmiddelterugwinning 100 0 10 30 R 3.2 1 B L
382 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 3.1 1 B L
382 Composteerbedrijven:
382 - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr 300 100 50 10 4.2 2 B
382 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 100 100 100 10 3.2 2 B
382 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 200 200 100 30 4.1 3 B
382 - GFT in gesloten gebouw 200 50 100 100 R 4.1 3 B L
59 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 0 0 30 10 2 2
931 Skelter- en kartbanen, in een hal 10 0 50 10 3.1 2
931 Sportscholen, gymnastiekzalen 0 0 30 0 2 2
96 OVERIGE DIENSTVERLENING
96011 Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 30 3.1 2
96011 Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 3.1 2 L
96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 3.1 2 B L
96013 Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 2 1
96013 Wasserettes, wassalons 0 0 10 0 1 1
9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 0 0 10 0 1 1
9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden 10 0 30 0 2 1
9609 Dierenasiels en -pensions 30 0 100 0 3.2 1
9609 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 0 0 10 0 1 1
OPSLAGEN
butaan, propaan, LPG (in tanks):
- bovengronds, < 2 m³ - - - 30 3.1 -
- bovengronds, 2 - 8 m³ - - - 50 3.2 -
- bovengronds, 8 - 80 m³ - - - 100 4.1 -
- bovengr., 80 - 250 m³ - - - 300 5.1 -
- ondergronds, < 80 m³ - - - 50 3.2 -
- ondergr., 80 - 250 m³ - - - 200 4.2 -
niet reactieve gassen (incl. zuurstof), gekoeld - - - 50 3.2 -
brandbare vloeistoffen (in tanks):
- ondergronds, K1/K2/K3-klasse 10 - - 10 2 - B
- bovengronds, K1/K2-kl.: < 10 m³ 10 - - 50 3.2 - B
- bovengronds, K1/K2-kl.: 10 - 1000 m³ 30 - - 100 4.1 - B
- bovengronds, K3-klasse: < 10 m³ 10 - - 10 2 - B
- bovengronds, K3-klasse: 10 - 1000 m³ 30 - - 50 3.2 - B
Overige gevaarlijke stoffen in tanks:
- bovengronds < 10 m³ en onder drempelwaarde BRZO 10 - - 10 2 -
- overige opslagen onder drempelwaarde BRZO 30 - - 50 3.2 -
Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen:
- kleine hoeveelheden < 10 ton - - - 10 2 -
- beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog
beschermingsniveau
- - - 30 3.1 -
ontplofbare stoffen en munitie:
- < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 - - - 10 2 -
- >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 - - - 30 3.1 -
kunstmest, niet explosief - 50 - 30 D 3.1 -
INSTALLATIES
gasflessenvulinstallaties (butaan, propaan) 10 0 30 100 4.1 2
laadschoppen, shovels, bulldozers 30 30 50 10 3.1 1
laboratoria:
- chemisch / biochemisch 30 0 30 10 D 2 1
- medisch en hoger onderwijs 10 0 30 10 2 1
luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel 10 0 10 0 1 1
keukeninrichtingen 30 0 10 0 2 1
koelinstallaties freon ca. 300 kW 0 0 50 0 3.1 1
koelinstallaties ammoniak < 400 kg 0 0 30 10 2 1
koelinstallaties ammoniak > 400 kg 0 0 50 50 3.2 1
total energy installaties (gasmotoren) ca. 100 kW 10 0 50 10 3.1 1
afvalverbrandingsinstallatie, kleinschalig 100 50 50 30 D 3.2 1 L
noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking 10 0 30 10 D 2 1
verfspuitinstallaties en moffel- en emailleerovens 50 30 50 30 3.1 1 L
vorkheftrucks met verbrandingsmotor 10 10 50 0 3.1 1
vorkheftrucks, elektrisch 0 10 30 0 2 1
transformatoren < 1 MVA 0 0 10 10 2 1
vatenspoelinstallaties 50 10 50 30 3.1 1 B
hydrofoorinstallaties 0 0 30 0 2 1
windmolens:
- wiekdiameter 20 m 0 0 100 30 3.2 1
stookinstallaties>900kW thermisch vermogen:
- gas, < 2,5 MW 10 0 30 10 2 1
- gas, 2,5 - 75 MW 30 0 50 30 3.1 1
- gas, >= 75 MW 30 0 200 50 4.1 1
- olie, < 2,5 MW 30 0 30 10 2 1
- olie, 2,5 - 75 MW 30 10 50 30 3.1 1
- kolen, 2,5 - 75 MW 30 100 100 30 3.2 1 L
stoomwerktuigen 0 0 50 30 D 3.1 1
luchtcompressoren 10 10 30 10 D 2 1
liftinstallaties 0 0 10 10 2 1
motorbrandstofpompen zonder LPG 30 0 30 10 2 2 B
afvalwaterbehandelingsinstallaties < 100.000 i.e. 200 10 100 10 D 4.1 1

Onbekend 2 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

SBI-CODE OMSCHRIJVING CATEGORIE
221 Uitgeverijen (kantoren) 1
2223 Grafische afwerking 1
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
361 Meubelstoffeerderijen 1
511 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
6322, 6323 Overige ddienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
633 Reisorganisaties 1
642 Telecommunicatiebedrijven 1
65, 66, 67 Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor 1
70 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. 1
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
9302 Schoonheidsspecialist op afspraak 1
9302 Kapper op afspraak 1
9305 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd 1

Onbekend 1 Inspraakverslag

Bijlage toelichting 1 Inspraakverslag

Onbekend 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage toelichting 2 Akoestisch onderzoek

Onbekend 3 Externe Veiligheid Onderzoek

Bijlage toelichting 3 Externe veiligheid onderzoek

Onbekend 4 Procedureschema

Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding
-
Voorbereidingsbesluit geldig t/m
-
Voorontwerp ter inzage
14-06-2012 - 11-07-2012
Ontwerpplan ter inzage
10-01-2013 - 20-02-2013
Vaststelling door gemeenteraad
30-05-2013
Terinzagelegging vastgesteld plan
13-06-2013 - 24-07-2013