Anklaarseweg naast 121
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Vastgesteld op 11-10-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Anklaarseweg naast 121 van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1117-vas1 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.6 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
1.7 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.8 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bedrijfswoning
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.11 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
- bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.12 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.16 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18 bruto vloeroppervlakte
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
1.19 bijgebouw
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
1.20 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.21 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.22 fastfoodrestaurant
Een restaurant dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van fastfood (automatieken, snackbars, loketverkoop en fastfoodrestaurants) met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende een groot deel van de dag en avond en waarbij het verstrekken van drank daaraan ondergeschikt is.
1.23 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.24 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.25 kampeermiddel
Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een bouwvergunning vereist is als bedoeld in de Woningwet; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.
1.26 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.27 kavel
De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.28 kunstobject
Een voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde welke tevens gebruikte kan worden voor ondergeschikte reclameuitingen.
1.29 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.30 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.31 peil
Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.
1.32 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.33 risicovolle inrichting
Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit.
1.34 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht. - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.35 showroom
een ruimte, of bij elkaar behorende ruimten, die bedoeld zijn om te worden gebruikt voor het ten toon stellen van goederen, producten en materialen met als doel de verkoop ervan.
1.36 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.37 verblijfsrecreatie
Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen.
1.38 windturbine
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.
1.39 winkel
Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.
1.40 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.41 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.8 de hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. bedrijven, waarbij geldt dat:
- I. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijstvan toegelaten bedrijfstypen;
- II. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - fastfoodrestaurant' tevens een fastfoodrestaurant is toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' het in artikel 9 bepaalde geldt;
- III. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - showroom' tevens een showroom is toegestaan;
- 2. fiets- en voetpaden;
- 3. groenvoorzieningen;
- 4. kunst;
- 5. vijvers en watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;
- 6. nutsvoorzieningen;
- 7. ontsluitingswegen;
- 8. tuin en/of erf;
- 1. bedrijven, waarbij geldt dat:
- b. De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
- 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
- 2. risicovolle inrichting;
- 3. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
- I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
- II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;
- III. detailhandel in automobielen, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven.
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
3.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 7 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en woonwagens | - bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduidingen 'maximum bebouwingspercentage (%)' en 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' - 600 m³ per bedrijfswoning | de ter plaatse van de aanduidingen 'maximale goothoogte (m)' en 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 1 m (3.3a) |
bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 50 m2 | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning c.q. woonwagen of het verlengde daarvan worden opgericht (3.3 b) - de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (3.3 a) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m speel- en klimtoestellen: 6 m antenne-installaties: 15 m voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m kunstobjecten ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - kunstobject': 35 m overig: 3,5 m |
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1 en lid 3.2onder a bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 3.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. hondenuitlaatplaatsen;
- d. evenementen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. kunst;
- h. vijvers en watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;
met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen.
4.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 7 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | speel- en klimtoestellen: 4 m (4.4) kunstobjecten ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - kunstobject': 35 m overig: 2,50 m | - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
4.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 12 opgenomen procedureregels van toepassing
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Artikel 5 Leiding - Riool
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse riooltransportleiding.
5.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 5.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de riooltransportleiding worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Algemene regels
- a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
- b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
- c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
- d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen.
- e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
- f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwenbetreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
- g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo, is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het plan. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd gebruik als:
- a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
Artikel 9 Veiligheidszone - Lpg
9.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen geen gebouwen ten dienste van een fastfoodrestaurant worden opgericht.
9.2 Bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het in lid 9.1 bepaalde voor het oprichten van gebouwen ten dienste van een fastfoodrestaurant mits middels een groepsrisicoberekening is aangetoond dat het groepsrisico door het oprichten van de gebouwen niet toeneemt of dat een toename van het groepsrisico te verantwoorden is.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
- a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
- b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
- c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
- d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
- e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
10.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk :
- a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.
10.3 Aangrenzende percelen
Afwijken als bedoeld in lid 10.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.
10.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 10.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 14 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.
11.2 Voorwaarden voor wijziging
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het planbeoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 13 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken
14.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
14.3 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 15 Overgangsrecht Gebruik
15.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
15.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
15.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
15.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Anklaarseweg naast 121.
Vastgesteld bij besluit van de raad der gemeente Apeldoorn
d.d. 11 oktober 2012 nr. 103-2012
Mij bekend,
de griffier,
namens hem:
het hoofd afdeling Ruimtelijk Juridische Zaken
van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling,
J.M. van der Zwan
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Ten Brinke Vastgoedontwikkeling is voornemens de voormalige Bos Beton locatie aan de Anklaarseweg (naast nr. 121) te herontwikkelen. Op deze locatie zijn ondermeer een McDonald's en een Kwik-Fit voorzien.
Aangezien de voorgenomen ontwikkeling gedeeltelijk in strijd is met het vigerende bestemmingsplan, wordt middels dit bestemmingsplan het toekomstige gebruik en de bebouwing planologisch mogelijk gemaakt en juridisch vastgelegd in een herziening van het bestaande bestemmingsplan.
Met dit bestemmingsplan wordt bovendien beoogd voor het plangebied een actueler bestemmingsplanregeling vast te stellen door het vervangen van de geldende bedrijfsdoeleindenbestemming door de bestemming Bedrijventerrein, die op het punt van detailhandel meer mogelijkheden biedt. Dit laatste ziet met name toe op het perceel Anklaarseweg 119 waar een showroom toegestaan gaat worden. Tevens is aansluiting gezocht met de bebouwingsregeling van de rest van het bedrijventerrein Stadhoudersmolen, het bebouwingspercentage is in het plangebied echter lager gehouden gelet op de in de omgeving gelegen woningen.
Onder invloed van zienswijzen is het bestemmingsplan gedurende de procedure gewijzigd. De ontsluiting van het plangebied is gewijzigd en het plangebied is uitgebreid met de percelen Anklaarseweg nr. 119 en 121.
1.2 Ligging En Begrenzing
Het plangebied is gelegen aan de noordzijde van Apeldoorn. De locatie wordt aan de noordzijde begrensd door de bedrijfslocatie van Essent, aan de oostzijde door het Apeldoorns Kanaal, aan de zuidzijde door de Anklaarseweg en aan de westzijde door het perceel Anklaarseweg 115 en de Vlijtseweg. Kenmerkend voor de ligging van het plangebied is enerzijds de industriële en bedrijfsmatige omgeving waarin het is gelegen met ondermeer in de nabijheid de rioolzuiveringsinstallatie. En anderzijds de ligging naast de Grift, het kanaal en in de nabijheid van het buitengebied van Apeldoorn. Deze bijzondere ligging brengt met zich mee dat bij de planvorming qua functies en bebouwing rekening is gehouden met beide bovenstaande aspecten. In de hoofdstukken 4 en 5 wordt hierop nader ingegaan.
Figuur 1: Luchtfoto plangebied inclusief ligging t.o.v. de stad
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Noordoostpoort. Dit bestemmingsplan vastgesteld door de gemeenteraad van Apeldoorn op 16 februari 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland op 19 september 2006. Het plangebied heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemmingen "Bedrijfsdoeleinden" met de nadere aanduidingen 'milieuzone 2' en 'betonwarenfabriek en "Groenvoorzieningen" met de nadere aanduiding 'beken en sprengen'. Ter plaatse van het perceel Anklaarseweg 121 is de aanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen ter plaatse van de bedrijfswoning.
Op gronden met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" zijn bedrijven toegestaan in de milieucategorie 1 en 2 uit de Lijst van toegelaten bedrijfstypen met als aanvulling een betonwarenfabriek met persen. Bebouwing is enkel toegestaan binnen een bouwvlak waarbij een maximale goothoogte geldt van 8 meter en een maximaal bebouwingspercentage van 25%.
Gronden met de bestemming "Groenvoorzieningen" zijn onder meer bestemd voor groen, water, voet- en fietspaden en ter plaatse van de aanduiding 'beken en sprengen' specifiek voor de instandhouding en herstel van ecologisch waardevolle beken en sprengen
Tevens is voor het plangebied en omgeving een wijzigingsbevoegdheid 'beekontwikkeling en bedrijven' in het vigerende bestemmingsplan opgenomen. Met deze bevoegdheid kunnen de bestemmingen van de gronden gewijzigd worden in:
- Groenvoorzieningen en de aanduiding 'beken en sprengen';
- Bedrijfsdoeleinden categorie 1 en 2, mits:
- 1. de hoogte van gebouwen niet meer dan 25 m bedraagt, en
- 2. in ten minste 1 ondergrondse parkeerplaats per 50 m² bedrijfsvloeroppervlakte wordt voorzien;
- 3. Bedrijfsdoeleinden categorie 1, 2, 3 en rioolwaterzuivering slibdepot (B3r) uitsluitend voor gronden gelegen ten westen van de na wijziging aangebrachte bestemming Groenvoorzieningen en de aanduiding 'beken en sprengen'.
Figuur 2: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Noordoostpoort
Op grond van het vigerende bestemmingsplan is de vestiging van de Kwik-Fit qua gebruik toegestaan op de locatie. Het gebruik ten behoeve van de McDonald's is in strijd met de gebruiksregels. Tevens overschrijdt de goothoogte van Kwik-Fit de toegestane hoogte. Gelet op deze strijdigheden met het vigerende bestemmingsplan, dient onderhavige herziening opgesteld te worden.
In onderhavige bestemmingsplanherziening is ervoor gekozen op de locatie waar de Kwik-Fit beoogd is een bouwhoogte van maximaal 14 meter toe te staan en een maximaal bebouwingspercentage van 50%. Voor de gronden grenzend aan de Vlijtseweg en de percelen Anklaarseweg 119 en 121 wordt qua goothoogte aangesloten op de bestaande hoogte van 8 meter. Voor de gronden bestemd voor de McDonald's wordt een maximale bouwhoogte van 10 meter voorgesteld.
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
In de toelichting wordt eerst ingegaan op de van toepassing zijnde beleidskaders en is vervolgens de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied in beeld gebracht. Daarnaast is bezien welke milieuhygiënische aspecten in het bestemmingsplan moeten worden opgenomen. Als laatste wordt ingegaan op de bestemmingsplansystematiek en procedurele aspecten.
2 Beleidskader
2.1 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte
In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk werkt aan eenvoudiger regelgeving en verwacht dat medeoverheden zich ook inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving.
In de structuurvisie formuleert het kabinet zijn ambities voor 2040.
Concurrentiekracht: in 2040 behoort Nederland tot de top 10 van meest concurrerende economieën van de wereld met een kwalitatief hoogwaardig vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers door een goede ruimtelijk-economische structuur.
Bereikbaarheid: in 2040 beschikken gebruikers over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.
Leefbaarheid en veiligheid: in 2040 sluiten de woon- en werklocaties in steden en dorpen aan op de (kwalitatieve) vraag en locaties voor transformatie en herstructurering worden zoveel mogelijk benut. In 2040 biedt Nederland zijn burgers een veilige en gezonde leefomgeving, met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als in landelijk gebied. Nederland is blijvend beschermd tegen extreme weersomstandigheden, mogelijke overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging en er is voldoende zoetwater in droge perioden; Nederland is een bepalende speler in de internationale transitie naar duurzame mobiliteit en Nederland heeft nog steeds de bestaande (inter)nationale unieke cultuurhistorische waarden en een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Nederland kent in 2040 een robuust internationaal energienetwerk en de transitie naar duurzame energiebronnen is ver gevorderd.
Gelet op het feit dat de voorgenomen ontwikkeling plaatsvindt in bestaand stedelijk gebied en geen uitbreiding betekent, kan gesteld worden dat het plan past binnen het Rijksbeleid. Het Rijksbeleid gaat verder in op zaken op een groter schaalniveau en biedt voor onderhavig bestemmingsplan geen nadere uitgangspunten.
2.2 Streekplan Gelderland 2005
Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid.
Generiek beleid
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking. Bundeling in Gelderland heeft met name de volgende doelen:
- handhaving/versterking van de economische en culturele functie van de steden;
- behoud/versterking van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen;
- optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik.
In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:
- een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
- het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
- door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners;
- intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen.
De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen. Functies moeten zo worden gesitueerd ten opzichte van aanwezige voorzieningen dat deze bereikbaar zijn en er voldoende draagvlak voor blijft bestaan.
Zowel in nieuw als in bestaand bebouwd gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Het water in de stad wordt met het omringend watersysteem als één geheel beschouwd. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel worden voorkomen.
Regiospecifiek beleid: de Stedendriehoek
Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek.
Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk. Het overgrote deel van de woningbouwopgave ligt in de steden Apeldoorn, Zutphen en Deventer. Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld aan knooppunten van infrastructuur worden gerealiseerd in het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. De verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden binnen de steden als uitbreiden buiten de steden.
Onderhavige planontwikkeling betreft het toekennen van nieuwe economische functies op een braakliggend stuk grond binnen bestaand stedelijk gebied. Gelet hierop kan gesteld worden dat het plan past binnen de hoofddoelstellingen van het provinciale ruimtelijke beleid.
2.3 Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting.
Op 15 december 2010 hebben provinciale staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. In de toelichting hebben provinciale staten aangegeven wat de strekking van de verordening is. "In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat deze verordening geen beleidswijzigingen bevat. Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden nu vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale verordening. Dit vloeit voort uit de concept-AMvB Ruimte."
Aangezien onderhavig plangebied bestaand stedelijk gebied betreft, verzet het provinciale beleid zich niet tegen de voorgenomen ontwikkeling.
2.4 Structuurplan Stedelijk Gebied
In februari 2002 heeft de gemeenteraad het structuurplan voor het stedelijk gebied vastgesteld. In het structuurplan zijn de ambities van de stad voor de langere termijn (tot 2020) geformuleerd.
Het is de ambitie van Apeldoorn in de komende periode verder uit te groeien tot centrumstad binnen de regio Stedendriehoek. Dat werkt naar twee kanten: enerzijds het leveren van een bijdrage aan de opvangfunctie van de stad voor de groei van de regionale bevolking en de regionale werkgelegenheid. Anderzijds meer uitstraling van de stad door meer en betere regionale voorzieningen en attracties.
Het structuurplan gaat uit van het concept van de complete stad. In de complete stad horen naast intensief gebruikte stedelijke ruimte ook openbare ruimte van hoge kwaliteit en speel- en recreatieruimte thuis. Compacte stedelijke toevoegingen zullen vooral in en om het centrum en de stadsdeelcentra een plek krijgen. Daardoor wordt niet alleen het draagvlak voor de voorzieningen aldaar vergroot, maar kan ook elders, bijvoorbeeld in ruimer opgezette woonwijken, ruimte gespaard blijven.
In het structuurplan is vastgelegd dat er in de periode 1998-2020 15.000 woningen aan de woningvoorraad moeten worden toegevoegd. Daarbij ligt het accent op het toevoegen van (centrum)stedelijke en landelijke woonmilieus.
Figuur 3: Structuurplankaart
De locatie is gelegen aan de entree van de Oost-Veluweweg aan de zuidoostzijde van het bedrijventerrein Stadhoudersmolen. Het betreffende gebeid is een potentieel aantrekkelijke zichtlocatie langs de Kanaalzone. Na herstructurering aan de oostrand wordt gestreefd naar de ontwikkeling van representatieve bedrijvigheid langs de Stadhoudersmolenweg, de nieuwe noordelijke ontsluitingsweg en in de kanaalzone.
2.5 De Groene Mal
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
Figuur 4: Kaart Groene Mal
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
De locatie Bosbeton ligt op de kruising van 2 stedelijke groenstructuren. De Grift met zijn beekzone aan de west en noordzijde van het perceel en het Apeldoornse Kanaal met zijn landschappelijke Structuur aan de oostzijde van de ontwikkellocatie. Daarnaast ligt hier het eindpunt van de Groene Wig Wolfenbos.
2.6 Strategische Economische Beleidsvisie Apeldoorn 2000 - 2020
In dit document staan de belangrijkste uitgangspunten en ambities voor het economische beleid van Apeldoorn tot 2020. Voor verschillende economische sectoren zijn gedetailleerde uitvoeringsplannen gemaakt. Als ambitie kiest Apeldoorn voor verdere economische ontwikkeling. Speerpunten zijn:
- een evenwichtige economische basis behouden;
- de productiestructuur verbreden (clusterspecialisatie);
- de kwaliteit van toerisme en recreatie verbeteren;
- de binnenstad en vier wijkcentra versterken;
- de plattelandseconomie verstevigen.
De gemeente heeft 18 concrete activiteiten en projecten vastgesteld op verschillende economische terreinen; kantoren en bedrijven, wijkeconomie, zorgsector, detailhandel en horeca, toerisme en recreatie, plattelandsontwikkeling en -economie, arbeidsmarkt en relatiebeheer.
2.7 Verkeersbeleid
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2010 – 2020 (vastgesteld juli 2009). Hierin heeft de gemeente een aantal doelen vastgesteld. De gemeente wil de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid behouden en liefst nog vergroten. Enerzijds zijn dit doelen die zijn uitgedrukt in cijfers, anderzijds zijn dit doelen in de vorm van ervaringen van bewoners en gebruikers.
De gemeente faciliteert alle vervoerswijzen en probeert de kennis van de reiziger over de verschillende mogelijkheden te vergroten. Het doel voor verkeersveiligheid is een reductie van 35% van het aantal ongevallen in 2020 ten opzichte van 2002. Om dit doel te bereiken wordt ingezet op het veiliger en herkenbaarder maken van de infrastructuur en gedragsbeïnvloeding van de verkeersdeelnemers.
Het autoverkeer wordt gebundeld op hoofdwegen. De hoofdwegen verbinden stadsdelen met elkaar, met de snelwegen en met de rest van de wereld. Woongebieden worden ingericht als verblijfsgebieden, met een maximum snelheid van 30 km per uur. Daar moet de overlast van autoverkeer zo veel mogelijk worden beperkt.
De gemeente streeft goede voetgangersvoorzieningen na. Bij het station en in de binnenstad worden speciale veilige voorzieningen voor voetgangers aangeboden. Op andere plaatsen wordt een basisniveau aan voorzieningen aangeboden. De gemeente blijft inzetten op goede fietsenstallingen en fietsdoorstroomassen: snelle aantrekkelijke fietsroutes, waar je als fietser snel, comfortabel en veilig kunt fietsen. Alle inwoners van Apeldoorn moeten gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. De bus speelt hierin een belangrijke rol. De bussen sluiten aan op de treinen van de Nederlandse Spoorwegen. De taxibus wordt ingezet als aanvulling op de behoeften van de gebruiker.
Er worden drie categorieën hoofdwegen onderscheiden: de Ring; de radialen en de centrumring; de overige hoofdwegen. De Ring is de belangrijkste verdeler van het verkeer in de stad. Het autoverkeer krijgt hier de hoogste prioriteit. De radialen en de centrumring hebben als doel het bieden van een snelle route naar en om het centrum heen, met name om de parkeergarages snel te kunnen bereiken en verlaten. Naast de hoofdwegen zijn er de verblijfsgebieden. In verblijfsgebieden wordt voornamelijk gewoond. Gemengde functies hebben hier een plek: verkeer, spelende kinderen, fietser en voetgangers. In het buitengebied wordt het verkeer ook gebundeld op een aantal hoofdwegen waar een maximum snelheid geldt van 80 km per uur. De verblijfsgebieden in het buitengebied worden autoluw ingericht met een maximumsnelheid van 60 km per uur.
De parkeernormen zijn vastgesteld in de Parkeernota (geactualiseerd oktober 2004). De gemeente stelt geen maximum aan het aantal parkeerplaatsen bij woningen, de parkeernorm geeft aan wat in ieder geval aangelegd moet worden. Op bedrijventerreinen wordt de parkeernorm gehanteerd als minimumnorm, met een maximaal toegestane overschrijding van 10%.
In hoofdstuk 4.2 zal nader op dit aspect ingegaan worden.
2.8 Waterbeleid
2.8.1 Europees beleid
Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) in werking getreden. De KRW geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat:
- Aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed.
- Verbetering van het aquatisch milieu wordt bereikt, onder andere door een forse vermindering van lozingen en emissies.
- Duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn.
- Er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Voor de KRW zijn ecologische èn fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang en/of het beschermingsniveau van het grondwater. De KRW heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor bijvoorbeeld riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijk beleid.
2.8.2 Nationaal beleid
2.8.3 Provinciaal beleid
2.8.4 Waterschapsbeleid
Waterschap Veluwe is in zijn beheersgebied verantwoordelijk voor de waterhuishouding en de waterkering. Voor Waterschap Veluwe liggen de komende jaren belangrijke wateropgaven te wachten. Deze opgaven komen voort uit de effecten van klimaatverandering: extreem natte en droge perioden. Veiligheid tegen hoge (rivier)afvoer moet zijn gewaarborgd en het aanwezige oppervlaktewater moet schoon en gezond zijn. De verschillende functies in het beheergebied (wonen, werken, landbouw en natuur) vragen om een specifiek waterbeheer. Waterschap Veluwe tracht alle functies van een zo goed mogelijk waterbeheer te voorzien.
Op 22 december 2009 is het nieuwe Waterbeheersplan Veluwe 2010-2015 (WBP) vastgesteld en met ingang 2010 is dit van kracht. Het jaar 2015 is een markant ijkpunt. In het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel en in de Kaderrichtlijn Water is bepaald dat in dat jaar het watersysteem op orde moet zijn.
In het Waterbeheersplan Veluwe 2010-2015 staan de doelen beschreven. Kortom: wat gaat het waterschap waar doen, op welke manier en wanneer? De doelen in de plannen vloeien voort uit Europese, Nationale en provinciale wet-, regelgeving en beleid. In totaal worden negen hoofddoelen onderscheiden:
Doel 1: Veilige dijken
Doel 2: Gewenste grond- en oppervlaktewaterstanden
Doel 3: Vermindering wateroverlast en water voor droge tijden
Doel 4: Goede onderhoudssituatie
Doel 5: Herstel en behoud van bijzondere natuur
Doel 6: Goede waterkwaliteit
Doel 7: Stedelijk waterbeheer
Doel 8: Transport en zuivering van afvalwater
Doel 9: Brede kijk
De maatregelen die Waterschap Veluwe moet nemen om de gestelde doelen te halen, hebben bijna allemaal één ding met elkaar gemeen: er is ruimte voor nodig. Waterschap Veluwe wil er in de planperiode voor zorgen dat het watersysteem voldoende ruimte krijgt en dat, waar nodig, deze ruimte ook planologisch veiliggesteld wordt. Dit moet gebeuren door overleg met de betrokken partijen en mede- overheden in de deelstroomgebieden.
2.8.5 Gemeentelijk beleid
2.9 Uitvoeringsnota Geluid 2005-2009
De gemeente Apeldoorn heeft de ambitie om ongewenste milieusituaties te saneren en voor de toekomst het milieubelang duidelijker te betrekken bij de planontwikkeling voor wonen, werken en verkeer. Voor het aspect geluid zijn ambities en handvatten weergegeven in de uitvoeringsnota.
Toekomstige geluidshinder dient te worden voorkomen. Daarom is door de gemeente Apeldoorn een handreiking Geluid in bestemmingsplannen en projecten opgesteld. De handreiking geeft aanwijzingen voor het maken van keuzes met betrekking tot geluid in ruimtelijke plannen of projecten. Ook geeft de handreiking mogelijke maatregelen en oplossingen om overschrijding van de geluidsnormen te voorkomen.
Onderhavig plangebied maakt onderdeel uit van een geluidgezoneerd industrieterrein. In hoofdstuk 5.1.4 wordt nader op dit aspect ingegaan en zal worden aangetoond dat conform het geldende beleid geluidshinder zal worden voorkomen.
2.10 Beleidsvisie Externe Veiligheid
De gemeente Apeldoorn wil haar burgers en bedrijven een veilige leef- en werkomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Apeldoorn het externe veiligheidsbeleid geformuleerd.
Bij externe veiligheid gaat het om de risico's op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich zowel voor bij risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving en beleidsnota's, onder andere in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Invulling geven aan deze wettelijke verplichtingen vormt een belangrijk onderdeel van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Apeldoorn aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's om dient te worden gegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en plaatsgebonden risico te overwegen, bij het nemen van besluiten.
Risicosituatie gemeente Apeldoorn
De gemeente Apeldoorn kent voor wat betreft het Bevi 37 risicobronnen. Enkele risicoveroorzakende inrichtingen bevinden zich op de bedrijventerreinen van de gemeente Apeldoorn, maar het merendeel bevindt zich verspreid over het grondgebied van de gemeente en zijn dus niet specifiek te herleiden tot één of meer industriegebieden. In de gemeente Apeldoorn is geen spoorwegemplacement aanwezig, er wordt niet gerangeerd met goederen.
Uitgangspunten en gebiedsgerichte ambities gemeente Apeldoorn
Voor het plaatsgebonden risico in bestaande situaties geldt, dat deze moet voldoen aan de wettelijke grenswaarden.
In de bestaande situatie zijn er geen overschrijdingen van de oriënterende waarde van het groepsrisico aanwezig. Toename van de personendichtheid groter dan 1 x oriënterende waarde wordt voorkomen; opvullen van de personendichtheid tot 1 x oriënterende waarde is toegestaan.
De uitgangspunten voor het basisniveau externe veiligheid voor nieuwe situaties in woon- en gemengde gebieden zijn dat de realisering van een risicobron met externe veiligheidsconsequenties niet mogelijk is. De realisatie van een beperkt kwetsbaar object is gemotiveerd mogelijk tot 1x de oriënterende waarde.
Gelet op de ligging van het plangebied nabij een lpg-tankstion en een weg waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd, is het aspect "externe veiligheid" van belang. In hoofdstuk 5.1.6 wordt in nader op ingegaan.
2.11 Duurzaamheidsbeleid
De uitgangspunten van duurzame ontwikkeling binnen de Gemeente Apeldoorn zijn vastgelegd in de nota's 'Apeldoorn ontwikkelt Duurzaam, Aanpasbaar en Flexibel' (DAF-nota) en 'Apeldoorn Duurzaam, zo doen we dat hier', in de Woonvisie 2010, in het MOP 2005-2009 en in diverse collegebesluiten, waaronder die over het BANS-klimaatprogramma. De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Apeldoorn zijn hoog. Een belangrijk uitgangspunt bij deze duurzame ontwikkeling vormt het besluit van de gemeenteraad om als stad energieneutraal te zijn in 2020.
Bij de uitvoering van het duurzaamheidsbeleid wordt onder andere gestreefd naar een optimale energieinfrastructuur, waarbij duurzame bronnen als wind- en zonne-energie en bodemwarmte zoveel mogelijk worden benut. Daarnaast worden nieuwe energiebesparende technieken ingezet. Het herstellen van de natuurlijke waterhuishouding van stad en landschap, ondermeer door het vasthouden van (regen)water in het stedelijk gebied, is eveneens van belang.
Naast deze beleidsdoelstellingen die een kwaliteitverhoging op korte en lange termijn dienen te bevorderen, worden in de DAF-nota ook instrumenten aangegeven waarmee kan worden gewerkt. Ook wordt beschreven hoe het beleid intern en extern kan worden gerealiseerd.
De uitgangspunten voor duurzaam waterbeheer zijn vastgelegd in de in 2005 vastgestelde nota 'Werken aan water; Apeldoorns waterplan 2005-2015'. Dit waterplan zal ook als basis dienen voor de voor veel ruimtelijke projecten wettelijk verplichte watertoets.
In het Bouwbesluit zijn eisen geformuleerd met betrekking tot energie en binnenmilieu, zoals de energieprestatienormering. Andere wettelijke instrumenten zijn de Wet milieubeheer en de Bouwverordening. Maatregels die een duidelijke relatie hebben met ruimtelijke ordening, zoals dichtheden, zongerichte oriëntatie van kavels en de hoeveelheden groen, open water en verhard oppervlak, kunnen worden opgenomen in bestemmingsplannen. De ambities van de gemeente Apeldoorn reiken echter verder dan het wettelijke vangnet.
Op grond van doelstellingen uit het Gelders Milieubeleidsplan en het Gelderse Grote Steden Ontwikkelingsbeleid heeft de provincie met gemeenten, waaronder Apeldoorn, afspraken gemaakt over duurzaamheid.
Voor de realisatie van de gemeentelijke ambities en voor het nakomen van de afspraken met de provincie is aanvullend instrumentarium ontwikkeld. Van zowel gemeentelijke als externe partijen wordt verwacht dat zij volop medewerking verlenen aan het realiseren van deze ambities. In veel gevallen zijn door innovatieve oplossingen win-win situaties mogelijk.
2.12 Geurbeleid
Het geurbeleid van de gemeente Apeldoorn komt tot uiting in de ‘Handreiking geurbeleid en milieuvergunningen’ (maart 2004) en de ‘Beleidsnotitie Industrieel Geurbeleid Apeldoorn’ (april 2004).
Een nieuwe woonlocatie, of een anderszins geurgevoelige bestemming, kan op een zodanige afstand van stankbronnen (en andersom) worden gepland, dat geen of slechts acceptabele mate van hinder te verwachten is. Indicaties voor aan te houden afstanden met betrekking tot een bedrijventerrein zijn onder meer te ontlenen aan vergelijkbare activiteiten of bedrijven uit de VNG-publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’. In bijzondere situaties kan maatwerk nodig zijn, waarbij diverse vormen van geuronderzoek kunnen worden uitgevoerd. Van de VNG-publicatie mag slechts worden afgeweken indien dit niet leidt tot een milieuhygiënisch onwenselijke situatie. Gezien het type bedrijven dat in Apeldoorn is gevestigd, alsmede het aantal ontvangen klachten omtrent stankoverlast, is een lokaal gemeentelijk geurbeleid slechts voor een handvol bedrijven van toepassing. Als voorbeeld kan worden gedacht aan enkele bedrijven in Apeldoorn die vallen in de branche kunststofverwerkende industrie.
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat in Apeldoorn geen echte geurproblematiek voorkomt. Gelet op de ligging van het plangebied ten opzichte van de rioolwater zuiveringsinstallatie is het aspect "geur" voor het plangebied toch van belang. In hoofdstuk 5.1.8 wordt hier nader op ingegaan.
2.13 I-cultuur
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.
Archeologische beleidskaart
De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties:
- Hoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
- Gemiddelde trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
- Lage trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quickscan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.
Cultuurhistorische beleidskaart
Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:
- Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
- Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
- Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quickscan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.
In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.
In onderhavig bestemmingsplan is rekening gehouden met het bovenstaande beleid. In hoofdstuk 5.4 wordt hier nader op ingegaan.
2.14 Welstandsbeleid
Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.
Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.
In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij. Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.
Voor het plangebied geldt een zwaar welstandsniveau met de thema's 'bedrijventerrein' en 'lintbebouwing'. Voor ondermeer het plangebied is gebiedsgericht welstandsbeleid opgesteld, dit is vastgelegd in het beeldkwaliteitsplan Noordoost Poort d.d. 19 juli 2009.
De gezamenlijke welstandseisen uit de kadernota en het beeldkwaliteitsplan zijn samengevoegd in een programma van eisen. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat er geen sprake mag zijn van het realiseren van achtergevels gericht naar het kanaal. Tevens komt uit het welstandbeleid naar voren dat er langs de Anklaarseweg gestreefd dient te worden naar een maat en vorm die zich voegt in de bestaande lintbebouwing.
Met bovenstaande aspecten is rekening gehouden bij onderhavige planvorming. De definitieve toetsing aan het geldende welstandbeleid zal plaatsvinden gedurende de omgevingsvergunningsprocedure.
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Historie
In het verleden is op de het plangebied het bedrijf Bos Beton gevestigd geweest. Dit bedrijf produceerde op de locatie verschillende betonproducten vanaf de jaren '80. Specifiek voor de locatie is de ligging aan het Apeldoorns Kanaal en de Grift.
Grift
De spreng, aangelegd vermoedelijk in de 14e eeuw, werd oorspronkelijk gebruikt voor afwatering, om de gronden tussen de IJssel en plaatsen als Apeldoorn, Vaassen, Emst en Epe minder drassig te maken en dus geschikt voor landbouw en veeteelt. De Grift voedde een aantal watermolens in Apeldoorn, wat na de 16e eeuw een belangrijke economische activiteit werd. Door deze watermolens echter werden plannen voor het bevaarbaar maken steeds gedwarsboomd, zodat uiteindelijk in 1829, parallel aan De Grift (op sommige plekken zelfs nauwelijks een tiental meters ernaast) een bevaarbaar kanaal gegraven werd, het Apeldoorns Kanaal, waar de Grift in Heerde in uitmondt.
In de afgelopen eeuw zijn, na het teloorgaan van de watermolens, delen van De Grift die door het bebouwde gebied van Apeldoorn lopen verdwenen in rioolbuizen en duikers. De afgelopen jaren zijn echter grote stukken van De Grift in de stad weer boven het maaiveld gehaald, zoals in de binnenstad en langs de Vlijtseweg.
Figuur 5: Foto Grift in Apeldoorn
Apeldoorns Kanaal
In de eerste helft van de 19e eeuw is begonnen met de aanleg van het huidige Apeldoorns Kanaal. De noodzaak voor de aanleg van het kanaal lag in de slechte bevaarbaarheid van de Grift. Het Apeldoorns Kanaal volgt grotendeels dezelfde route als de Grift. Het kanaal heeft nog steeds een functie in de waterhuishouding van het gebied. Sinds 2008 zijn er rijks- en provinciale gelden beschikbaar gesteld voor onder meer de bouw van nieuwe woningen en het opknappen van bedrijfsterreinen langs het kanaal.
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Het plangebied is de huidige situatie braakliggend. Het plangebied maakt onderdeel uit van de kanaalzone, een strook grond aan weerszijden van het Apeldoorns Kanaal hoofdzakelijk in gebruik als bedrijventerrein. In de omgeving van het plangebied komt met name lichte tot middelzware bedrijvigheid voor. Ook zijn er een aantal verspreide woningen of bedrijfswoningen aanwezig, waarbij langs de Anklaarseweg nog de overblijfselen van lintbebouwing te herkennen zijn.
Het plangebied ligt tevens in het gebied wat is aan te merken als een 'groene vinger' welke loopt van het buitengebied van Apeldoorn tot aan het stadscentrum. De groene ruimte langs het kanaal en de nabij het plangebied aanwezige Grift maken onderdeel uit van deze groene zone.
3.3 Verkeer En Vervoer
Het plangebied ligt op de kruising van de Anklaarseweg en de Oost Veluweweg (N739). De Anklaarseweg kan gezien worden als de meest noordelijk gelegen oost-west verbinding van Apeldoorn waarbij via de Stadhoudersmolenweg het bedrijventerrein Stadhoudersmolen ontsloten wordt. De Oost Veluweweg is de belangrijkste ontsluitingsweg van Apeldoorn richting het noorden. Deze weg regelt de aansluiting op de A50.
3.4 Kabels En Leidingen
De omgeving van het plangebied heeft in het verleden last gehad van wateroverlast door een te gering bergingscapaciteit van het riool naar de nabij gelegen rioolwaterzuiveringsinstallatie. Om dit probleem op te lossen is er besloten een tweede hoofdrioleringskoker aan te leggen welke het plangebied doorkruist. De aanleg van deze rioolkoker is in 2010 afgerond. Ook andere reeds langer bestaande rioleringsbuizen zijn in het plangebied, onder de Vlijtseweg aanwezig. Bij eventuele te realisering bebouwing en de werkzaamheden daartoe dient met de ligging van deze buizen rekening gehouden te worden.
Overige kabels en leidingen, bijvoorbeeld gas en hoogspanningsleidingen, zijn niet in of nabij het plangebied gelegen.
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke en functionele opzet van het plangebied weer. Ingegaan wordt op de toekomstige functies in het plangebied en de voor ogen staande bebouwingsopzet en gebiedsinrichting.
4.1 Bebouwing En Inrichting
De voorgenomen ontwikkeling op de locatie aan de Anklaarseweg is in nauwe samenhang met het naastgelegen Kanaal tot stand gekomen. De volgende uitgangspunten liggen ten grondslag aan de gemaakte keuzes qua bebouwing en inrichting van het plangebied en dienen als programma van eisen ten aanzien van de invulling.
De plek bevindt zich op het punt waar de Groene wig "Wolvenbos" en de stad elkaar raken zoals beschreven in de "Groene Mal" (zie hoofdstuk 2.5). Vooral vanuit het landschap moet deze kwaliteit zichtbaar blijven, maar ook vanuit de stad bezien dient dit groene gebied voelbaar te zijn. Dit betekent dat op de oever een zone van ca. 20 meter vrij van bebouwing moet blijven met een groene inrichting, die continue is met de openbare ruimte van de Kanaalzone westoever. Op deze westoever is een doorgaand recreatief fietspad gepland vanaf het centrum van de stad naar het buitengebied. Ingezet is op een recreatieve fietsroute als een noord-zuid verbinding van en naar de stad. Het aan te leggen fietspad voorziet in een aantakking op het voorziene fietspad parallel aan het bedrijventerrein Stadhoudersmolen en gelegen langs het Kanaal. Omdat het verdere verloop van het fietspad richting zuiden nog niet is gerealiseerd, sluit het fietspad voor nu nog aan op de bestaande fietsinfrastructuur gelegen in het verlengde van de Vlijtseweg.
In het plan wordt tevens voorzien in een kunstwerk met ruimte voor promotionele uitingen. Dit kunstwerk wordt ter hoogte van de oude kade gerealiseerd. In het openbare gebied wordt tevens voorzien in de mogelijkheid voor het stallen van de fiets. Ruimte wordt geboden voor een terras voor het ter plaatse te vestigen fastfoodrestaurant. De openbare ruimte wordt zodanig ingericht dat deze recht doet aan het industriële verleden van de locatie en de oorspronkelijk aanwezige laad- en loskade.
Op deze locatie worden vooralsnog twee bouwvolumes gerealiseerd. Eén ten behoeve van de vestiging van een McDonald's en één ten behoeve van een Kwik-Fit. Beide gebouwen kennen een meer industriële uitstraling wat zich goed voegt in de context.
McDonald's
Op de hoek van het kanaal en de Anklaarseweg reageert een bouwvolume op de korrelgrootte van de belendende bebouwing. Het gebouw volgt de rooilijn van de bebouwing langs de Anklaarseweg. Dit gebouw heeft een tweeledige oriëntatie, enerzijds gericht op de Anklaarseweg, anderzijds gericht op het Kanaal. De gevel langs het kanaal is zeker geen achtergevel, maar open en gericht op het kanaal en de overzijde. Parkeren vindt plaats uit het zicht van het kanaal. Een tweede gebouw wordt op gepaste afstand gerealiseerd. Enerzijds om te benadrukken dat het hier om twee aparte, op zichzelf staande gebouwen gaat, maar ook om te voorkomen dat er een dichte wand langs het kanaal kan ontstaan.
Aangezien de McDonald's niet is gelegen op een snelweglocatie, maar in bestaand stedelijk gebied, past de gebruikelijke en herkenbare McDonald's aanduidingsmast niet in het straatbeeld en binnen het geldende gemeentelijke welstands- en reclamebeleid. In overleg is ervoor gekozen om een kunstobject te plaatsen, met daarbij de mogelijkheid tot het aanbrengen van een ondergeschikte reclame-uiting. Het kunstobject dient ter verwijzing naar het voormalige industriële karakter van de locatie.
Kwik-Fit
Dit gebouw manifesteert zich als een op zichzelf staand volume, waarbij geen achtergevel naar het kanaal wordt gecreëerd.
Figuur 6: Indicatieve aanzichten toekomstige situatie
4.2 Verkeersontsluiting En Parkeren
Verkeersontsluiting
De ontsluiting van het plangebied zal plaatsvinden op de Anklaarseweg. In eerdere planopzetten was de ontsluiting van het plangebied op de Vlijtseweg voorzien (zie figuur 7). Echter in overleg met de omwonenden is ervoor gekozen rechtstreeks op de Anklaarseweg aan te sluiten (zie figuur 8). De detailuitwerkingen van deze aansluiting en de daarbij behorende aanpassingen van het kruispunt Anklaarseweg / Kanaal Noord zullen nog nader worden uitgewerkt. Tussen het bedrijventerrein en het kanaal zal een fietspad aangelegd worden. Dit fietspad maakt onderdeel uit van de gewenste recreatieve verbinding van de stad naar het buitengebied.
Parkeren
In het plangebied zullen 68 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. In hoofdstuk 5.5 zal het aspect parkeren nader onderbouwd worden.
Figuur 7: Plattegrond oude ontsluitingsvariant
Figuur 8: Plattegrond toekomstige situatie inclusief nieuwe ontsluiting plangebied
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Milieuaspecten
5.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
5.1.2 Bodem
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Deze bodemonderzoeken mogen wettelijk niet ouder zijn dan 5 jaar.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheersplan.
Onderzoeksresultaten bodem
In de rapportage d.d. 4 mei 2010, opgesteld door Aveco de Bondt en opgenomen in de Bijlagen bij de toelichting, zijn de resultaten van het bodemonderzoek weergegeven. Hieruit blijkt het volgende:
Zintuiglijke waarnemingen:
Voornamelijk in de ondergrond van de onderzoekslocatie zijn bijmengingen met puin en/of kolengruis aangetroffen. Op het maaiveld of in de bodem zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen aangetroffen.
Grond:
Uit het uitgevoerde bodemonderzoek is gebleken dat ter plaatse van de voormalige bovengrondse tanklocatie in de bovengrond een licht verhoogd gehalte aan minerale olie is gemeten. In de ondergrond ter plaatse van de ondergrondse tanklocatie zijn geen van de onderzochte stoffen in verhoogde gehalten gemeten. In de puin-, baksteen- en kolenhoudende ondergrond van het overig terrein zijn licht verhoogde gehalten aan koper, kwik, lood, minerale olie en PAK gemeten.
Alle aangetoonde gehalten overschrijden de betreffende achtergrondwaarden (AW2000-waarden), maar liggen beneden de toetsingswaarden voor nader onderzoek.
Grondwater:
In het ondiepe grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan barium en zink gemeten. De aangetoonde concentraties overschrijden de betreffende streefwaarden, maar liggen beneden de toetsingswaarden voor nader onderzoek.
Conclusie:
Gezien de vastgestelde bodemkwaliteit zijn er geen risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu. Voor geen van de gemeten stoffen wordt de interventiewaarde overschreden.
Gegeven de in de rapportage beschreven onderzoeksresultaten, wordt de grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het huidige gebruik en voorgenomen (her)ontwikkeling.
Indien er in de toekomst bij eventuele grondwerkzaamheden grond vrijkomt, wordt geadviseerd deze grond zoveel mogelijk binnen de begrenzing van het perceel te verwerken.
5.1.3 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen(hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebiedenmetfunctiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
Door de gemeente is ten aanzien van het aspect bedrijven en milieuzonering de voorgenomen ontwikkeling beoordeeld. Hieruit zijn onderstaande resultaten en conclusies naar voren gekomen.
De planlocatie ligt in een industriegebied en aan de stadsring Anklaarseweg en uitvalsweg Kanaal Noord/Oost Veluweweg. Er kan derhalve een correctie voor het milieuaspect geluid ten opzichte van het referentie-omgevingstype "rustige woonwijk" uitgevoerd worden en getoetst worden aan de richtafstanden ten opzichte van een "gemengd gebied".
Het verzoek betreft een milieubelastende functie. Er is hier dus alleen sprake van uitwaartse zonering. Wel is de functie (mogelijk) een (beperkt) kwetsbaar object. Derhalve is ook het aspect 'externe veiligheid' beschouwd.
Uitwaartse zonering
De gewenste activiteiten op de planlocatie zijn een autoservicebedrijf en een fastfoodrestaurant. Tevens worden de bestaande bedrijfsmatige gebruiksmogelijkheden voor de percelen Anklaarseweg 119 en 121 gehandhaafd. Voor de gewenste en reeds bestaande activiteiten op de planlocatie geldt een aan te houden (gecorrigeerde) milieuzone van 10 meter. Binnen deze zone bevinden zich woningen van derden. Dit zijn in principe bedrijfswoningen, maar deze zijn feitelijk niet zo in gebruik. Het gewenste fastfoodrestaurant en het autoservicebedrijf dienen op minimaal 10 meter van de woningen te worden gerealiseerd. Voor de maatgevende aspecten 'geur', 'geluid' en 'veiligheid' zijn specifieke onderzoeken uitgevoerd om aan te tonen dat voldaan wordt aan de geldende wetgeving en aan een goede ruimtelijke ordening.
Overige aspecten
Met betrekking tot externe veiligheid en elektromagnetische straling zijn Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) en transportgevaarlijke stoffen relevant.
Externe veiligheid - Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen
Op Kanaal Noord 360 is het Shell tankstation gevestigd. Dit bedrijf valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Het LPG-vulpunt heeft een PR 10-6-contour van 110 meter rondom het LPG-vulpunt. Het invloedsgebied voor de verantwoording van het groepsrisico (GR) betreft het gebied binnen een straal van 150 meter rondom het LPG-vulpunt. Het LPG-vulpunt is op circa 100 meter van de planlocatie gelegen. De planlocatie bevindt zich derhalve gedeeltelijk binnen de risicocontour voor het plaatsgebonden risico en gedeeltelijk binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico van het BEVI-bedrijf.
Het gewenste autoservicebedrijf ligt gedeeltelijk binnen de PR 10-6-contour. Een dergelijk bedrijf is een beperkt kwetsbare object. Uit zowel het BEVI als de Beleidsvisie Externe Veiligheid (juni 2008) blijkt dat op een bedrijventerrein binnen de PR contour geen kwetsbare objecten geprojecteerd mogen worden. Beperkt kwetsbare objecten zijn alleen gemotiveerd toegestaan binnen de PR contour.
Verder wordt geadviseerd om het fastfoodrestaurant qua bruto vloeroppervlak te beperken tot 1.500 m2. Hiermee wordt de vestiging van kwetsbare objecten op het perceel voorkomen en worden de omliggende bedrijven niet beperkt in hun mogelijkheden. De beoogde McDonalds heeft een oppervlakte van ongeveer 480 m2 b.v.o. en voldoet hiermee ruim aan de geadviseerde oppervlakte.
Er dient ook bepaald te worden of het toevoegen van de gewenste ontwikkelingen op de planlocatie van invloed is op het groepsrisico (GR) van het tankstation en hoe groot de toename van het groepsrisico is. Hiertoe is een onderzoek uitgevoerd, zie paragraaf 5.1.6.
Externe veiligheid - Transport gevaarlijke stoffen
Aangrenzend aan de planlocatie is de provinciale weg N793 gelegen. De PR 10-6-contour op basis van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is niet aanwezig. Vanwege de ligging binnen 200 meter vanaf de weg dient nog wel het groepsrisico en de toename hiervan te worden bepaald en mogelijk te worden verantwoord. Hiertoe is een onderzoek uitgevoerd, zie paragraaf 5.1.6.
5.1.4 Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen op een geluidgezoneerd industrieterrein. Het plan betreft de ontwikkeling van een bedrijventerrein nabij geluidgevoelige bestemmingen. Derhalve wordt de geluidsuitstraling van de te realiseren inrichtingen op de omliggende geluidgevoelige bestemmingen beschouwd.
Bij het projecteren van gewijzigde bedrijfsbestemmingen nabij nieuwe en bestaande woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen zal men een akoestisch onderzoek in moeten stellen naar de te verwachten geluidsbelasting op de gevels van deze bestaande bestemmingen.
Als een bestemmingplan het mogelijk maakt op een industrieterrein bepaalde geluidshinderlijke bedrijven (de bedrijven als genoemd in BOR bijlage 1 onderdeel D) te vestigen, is de gemeenteraad verplicht een geluidzone rond dit industrieterrein vast te stellen, of, indien er reeds een geluidzone is vastgesteld, het plan te toetsen aan de vigerende geluidzone en eventueel vastgestelde hogere grenswaarden op woningen buiten het industrieterrein, maar binnen de zone. De geluidsbelasting afkomstig van alle bedrijven op het terrein mag buiten de zone niet hoger zijn dan 50 dB(A) (Letmaal). Voor de woningen op het industrieterrein gelden geen grenswaarden. Bij overschrijding van de grenswaarden moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidbelasting te reduceren.
Onderzoeksresultaten industrielawaai
In de rapportage d.d. 9 juli 2012, opgesteld door Aveco de Bondt en opgenomen in de Bijlagen bij de toelichting, is de geluidsbelasting ten gevolge van de voorgenomen ontwikkeling berekend. Hieruit blijkt het volgende:
- Ten gevolge van de ontwikkeling als geheel bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ten hoogste 51 dB(A) op de dichtstbijzijnde woning (op het gezoneerde industrieterrein). Op de zonegrens en de woning buiten de zonegrens bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ten hoogste 45 dB(A) etmaalwaarde;
- Bij vergelijking van de ontwikkeling met de vroegere situatie waarin Bos Beton nog in bedrijf was of vergelijking met de gereserveerde geluidruimte in het zonebeheermodel treedt overwegend een afname van de geluidsbelasting (etmaalwaarde) op. Behalve aan de Anklaarseweg, daar is sprake van een toename van de geluidsbelasting ten gevolge van de laad- en losactiviteiten in de dagperiode op de openbare weg;
- De indirecte hinder, ten gevolge van het plan, bedraagt op de te beoordelen woning buiten het gezoneerde industrieterrein ten hoogste 51 dB(A). Deze geluidbelasting wordt gemaskeerd door het overige wegverkeerslawaai. In het kader van goede ruimtelijke ordening levert de verkeersaantrekkende werking van het plan geen verslechtering op van de huidige akoestische situatie vanwege verkeerslawaai;
- Bij beoordeling van de twee bedrijven afzonderlijk, kan ieder bedrijf voldoen aan de normering conform het Activiteitenbesluit voor het langtijdgemiddelde en maximaal beoordelingsniveau. Ook is de geluidbelasting vanwege indirecte hinder per inrichting lager dan het referentieniveau van het omgevingsgeluid en daarmee vergunbaar;
- De geluidbelasting van een mogelijk derde te vestigen inrichting is op basis van kentallen beoordeeld. Een te vestigen bedrijf van bedrijfscategorie 2 is inpasbaar in haar omgeving en binnen de geluidzone.
Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling op het gebied van akoestiek geen belemmeringen oplevert.
5.1.5 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De belangrijkste stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de grenswaarden voor de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Apeldoorn al jaren voldaan. Dit blijkt uit de jaarlijkse monitoringsrapporten over luchtkwaliteit.
De gemeenteraad kan een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
- de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
- het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.
Bij ministeriële regeling (de Regeling niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
- woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
- woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.
Indien de voorgenomen ontwikkeling wel in betekenende mate bijdraagt én de grenswaarde wordt overschreden, kan de ontwikkeling eventueel door projectsaldering of opname in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit worden gerealiseerd.
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
Voor onderhavig bestemmingsplan is de luchtkwaliteit voor 2010, 2011, 2015 en 2020 onderzocht. In de rapportage d.d. 8 oktober 2010, opgesteld door Aveco de Bondt en opgenomen in de Bijlagen bij de toelichting, is de luchtkwaliteit berekend. De in het onderzoek betrokken wegen zijn Vlijtseweg, Anklaarseweg en Kanaal Noord. Bij de berekeningen is uitgegaan van de verwachte verkeersintensiteiten voor 2020 en is gebruik gemaakt van de toekomstscenario's 2015 en 2020 uit het CAR II-model versie 9.0.
Uit het onderzoek volgt dat de realisatie van het plan in de peiljaren 2010, 2011, 2015 en 2020 niet zal leiden tot (een dreigende) overschrijding van grenswaarden. Hiermee wordt voldaan aan voorwaarde a. van de 'Wet Luchtkwaliteit'. De plannen dragen volgens de berekeningen niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierdoor vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor de realisatie van het plan.
De luchtkwaliteit langs de relevante wegen in het plan liggen ruimschoots onder de grenswaarden, waardoor de leefkwaliteit in het plangebied gewaarborgd is. Verdere toetsing aan de luchtkwaliteitseisen is dan ook niet aan de orde.
5.1.6 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe hanteren het Bevi en het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van transportassen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Voor het plaatsgebonden risico geldt dat kwetsbare objecten niet binnen de 10-6 contour mogen worden opgericht en dat beperkt kwetsbare objecten alleen binnen die contour mogen worden opgericht indien dat goed gemotiveerd kan worden.
Het bevoegd gezag dient het groepsrisico vanwege het bestemmingsplan te verantwoorden. De verantwoording van de groepsrisico situatie dient plaats te vinden in relatie tot de wettelijk vastgelegde "oriënterende waarde". Deze waarde is geen harde norm waaraan dient te worden voldaan, maar een ijkpunt op basis waarvan de aanvaardbaarheid van de groepsrisicosituatie in het plangebied wordt beschouwd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Op dit moment wordt echter wel gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet. De normering voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico sluit aan bij die in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt per 1 januari 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
De normering voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico sluit aan bij die in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn
In juli 2008 is de beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn vastgesteld. Voor de toepassing van dit EV-beleid onderscheidt de gemeente Apeldoorn vijf gebiedstypen: gemengd gebied, rustige woongebieden, bestaande bedrijventerreinen, nieuwe bedrijventerreinen en landelijk gebied.
Op het bestemmingsplangebied is het beleid voor het gebiedstype 'bestaande bedrijventerreinen' van toepassing. De volgende gebiedsspecifieke ambities zijn dan voor dit plan relevant:
- a. Binnen een bestaande PR 10-6 contour wil de gemeente de mogelijkheid houden om af te wijken van de richtwaarde van het plaatsgebonden risico en nieuwe beperkt kwetsbare objecten gemotiveerd toe te staan. De gemeente wil de schaarse ruimte graag zo optimaal mogelijk benutten. De afwijking dient te voldoen aan bepaalde voorwaarden.
- b. Toename van het groepsrisico door een structurele toename van het aantal personen in het invloedsgebied is wel toegestaan. De toename is uitsluitend verantwoord als wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden.
- c. Voor toename van het groepsrisico door structurele toename van het aantal personen in het invloedsgebied geldt 3* de oriënterende waarde als grenswaarde. Deze toename dient verantwoord te worden.
Onderzoeksresultaten
Bevi
In de nabijheid van het plangebied is een lpg-tankstation gelegen aan de weg Kanaal Noord 360. Dit bedrijf valt onder de werkingssfeer van het Bevi. Het lpg-vulpunt van het tankstation ligt tussen het kanaal en de weg. Er is daar een separate opstelplaats voor de tankauto, los van de doorgaande weg Kanaal Noord. De vergunde doorzet van het tankstation bedraagt 1.500 m3 per jaar. Het vulpunt heeft een plaatsgebonden risicocontour, PR 10-6, van 110 meter rondom en een invloedsgebied ten aanzien van het groepsrisico van 160 meter. Het vulpunt is op circa 100 meter van het plangebied gelegen. Het plangebied bevindt zicht dus gedeeltelijk binnen de risicocontour voor het plaatsgebonden risico en gedeeltelijk binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico van het Bevi-bedrijf.
Figuur 9: Contouren invloedsgebied lpg-vulpunt: rode lijn 100 m, groene lijn 130 m en blauwe lijn 160 m.
Het bestemmingsplan maakt de oprichting van ongeveer 40 m2 beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 mogelijk met een maximale hoogte van 14 m. In het geldende bestemmingsplan bedraagt het oppervlak beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6 PR contour ongeveer 200 m2 met een onbeperkte maximale hoogte. Dat betekent dat dit bestemmingsplan een aanzienlijk afname van het aantal potentieel blootgestelden aan het risico bewerkstelligd dan in de bestaande situatie het geval is.
Ook het absolute aantal blootgestelden aan het risico dat dit bestemmingsplan mogelijk maakt is gering. Volgens de richtlijnen kunnen de personendichtheden op industriegebieden sterk verschillen, maar een personendichtheid van ongeveer 80 personen / hectare wordt als ver bovengemiddeld gekwalificeerd. Uitgaande van die personendichtheid maakt dit bestemmingsplan de aanwezigheid van minder dan 1 (0,2) persoon binnen de 10-6 PR contour mogelijk. Als die persoon zich 24 uur per dag gedurende 365 dagen per jaar, binnen de 10-6PR contour zou bevinden dan zou die persoon een kans hebben van 1 op de miljoen om slachtoffer te kunnen worden van een ongewoon incident bij het lpg tankstation. Conclusie is dan ook dat het plaatsgebonden risico uiterst gering is en een aanzienlijke verbetering ten opzichte van de bestaande bestemmingsplanmatig mogelijke situatie met zich meebrengt.
Net zoals in het geldende bestemmingsplan staat dit bestemmingsplan bebouwing toe binnen het invloedsgebied van het groepsrisico. Er mag van uit worden gegaan dat in het plangebied de oriënterende waarde niet wordt overschreden. De minimale afstand van mogelijke bebouwing tot het vulpunt van het lpg tankstation (iets meer dan 100 m) en de relatief lage personendichtheid die dit bestemmingsplan mogelijk maakt (80 personen per hectare, dus 0,01 personen per m2), rechtvaardigt dit uitgangspunt.
Het bouwvlak (waarmee de locatie wordt vastlegt waar bebouwing is toegestaan) in het geldende bestemmingsplan en in dit bestemmingsplan zijn nagenoeg gelijk van omvang en vorm. Verschillend is dat in het geldende bestemmingsplan 25% van het bouwvlak mag worden bebouwd en in dit bestemmingsplan 50%. Er zijn in dit plan dus meer personen mogelijk aanwezig dan in het geldende bestemmingsplan. Op basis van het mogelijk te bebouwen oppervlak binnen het invloedsgebied (ca. 3.000 m2), het hogere bebouwingspercentage (25%) en de te verwachten personendichtheid (0,01 personen / m2) gaat het om ongeveer 8 personen meer. Door deze zeer geringe toename van het aantal mogelijk aanwezige personen in het invloedsgebied en gezien de afstand van minimaal ongeveer 100 m tot het vulpunt, mag er van worden uitgegaan dat de hoogte van het groepsrisico hierdoor niet veranderd ten opzichte van die in het geldende bestemmingsplan.
Geconcludeerd mag worden dat aan de oriënterende waarde van het groepsrisico wordt voldaan en dat er geen sprake is van toename van het groepsrisico ten opzichte van de bestaande situatie.
Gedurende onderhavige bestemmingsplanprocedure zijn de milieuregels voor het lpg tankstation gewijzigd. Die wijziging heeft ervoor gezorgd dat de lpg opslagtank(s) alleen mogen worden gevuld op tijden die zijn gelegen buiten de reguliere werktijden op het industrieterrein. Dit heeft een minimaliserend effect op het externe veiligheidsrisico in het plangebied.
Het bestemmingsplan (en het concrete ruimtelijk plan dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt), biedt voldoende mogelijkheden voor het inrichten van vluchtroutes met voldoende capaciteit, om het aantal blootgestelden aan een gevaareffect te minimaliseren. De potentieel aanwezigen in het invloedsgebied ten tijde van het optreden van een mogelijk incident, zijn de werknemers van de bedrijven en de klanten. De werknemers kunnen goed worden geïnstrueerd om bij een optredend incident de zelfredzaamheid van de werknemers en de klanten te kunnen optimaliseren.
Met bovengenoemde maatregelen is het externe veiligheidsrisico dat het bestemmingsplan (en het concrete plan) met zich meebrengt, zoveel mogelijk geminimaliseerd. Meer en verdergaande maatregelen zijn niet effectief te nemen zonder daarmee het ruimtelijk programma en de ruimtelijke hoofdstructuur van het concrete plan onevenredig te beïnvloeden.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
In de nabijheid van het plangebied bevindt zich de doorgaande transportroute N793 waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Naar aanleiding hiervan is door Aveco de Bondt een risicoberekening uitgevoerd naar de invloed van de beoogde ontwikkeling op het groepsrisico van de nabij gelegen weg. Hieruit komt het volgende naar voren:
- Ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen over de N793 treedt geen plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 op. Geconcludeerd wordt dat het transport van gevaarlijke stoffen geen beperkingen oplegt aan de ontwikkeling van de planlocatie, ook niet bij mogelijke groei van het transport.
- Het groepsrisico blijft zeer ruim onder de oriënterende waarden in zowel de huidige situatie, de planologisch mogelijke situatie en in de toekomst gewenste situatie. Er is wel sprake van een zeer geringe toename van het groepsrisico ten gevolge van de realisatie van met name de McDonald's.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.
Advies regionale brandweer
Ter optimalisering van de fysieke veiligheid wordt de regionale brandweer in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over de mogelijkheden:
- tot bestrijding en de beperking van de omvang van de gevolgen van een incident, en
- tot vergroting van de zelfredzaamheid van de personen in het plangebied.
Veiligheidszone - lpg
Aangezien de realisatie van een fastfoodinrichting binnen het invloedsgebied van een lpg-vulpunt een verslechtering kan betekenen voor het groepsrisico is ervoor gekozen voor de gronden gelegen binnen de invloedsfeer van het vulpunt en welke op basis van dit bestemmingsplan gebruikt mogen worden voor een fastfoodrestaurant de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' op te nemen. Op deze wijze is het oprichten van gebouwen ten behoeve van een fastfoodrestaurant binnen deze zone niet toegestaan. Zo wordt voorkomen dat het groepsrisico onverantwoord zal toenemen.
5.1.7 Elektromagnetische velden
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties.
Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.
Onderzoeksresultaten
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.
5.1.8 Geur
Uit een geuronderzoek is gebleken dat de locatie is gelegen binnen de 1 ge/m3 en de 3 ge/m3contouren van de nabijgelegen rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI).
In het document "Industriële geur & Ruimtelijke ordening" (sept 2007) heeft de provincie een werkwijze opgenomen om geurknelpunten in de ruimtelijke ordening te voorkomen. In dat document is opgenomen dat nieuwe geurgevoelige objecten in de categorie Werken binnen de 1 ge/m3 en de 3 ge/m3 contour in principe zijn toegestaan, mits de ruimtelijke keuze voldoende is onderbouwd.
Onderzoeksresultaten
Aangezien de McDonald's vanwege haar aard en de omvang van de gebruikersgroep geurgevoelig is, is door Aveco de Bondt een notitie d.d 18 oktober 2010 opgesteld welke is toegevoegd als bijlage 5 bij de toelichting waarin onderbouwd wordt dat de beoogde ontwikkeling op het gebied van het aspect geur aanvaardbaar is.
Opgemerkt wordt dat een fastfoodrestaurant een ruimte is die lagere eisen stelt aan de milieukwaliteit dan een woning. Voor de bezoekers van het fastfoodrestaurant is het een ruimte waar men gedurende ongeveer een uur per bezoek eet en sociaal samenkomt. Geurhinder kan tot gevolg hebben dat het eten slecht smaakt en dat het sociaal samen zijn in een ontspannen sfeer, niet meer mogelijk is. De bezoekers kunnen dan gemakkelijk de ruimte verlaten en op zoek gaan naar een ander fastfoodrestaurant waar zij wel de gewenste activiteit ongestoord kunnen uitoefenen. De relatief korte verblijfsduur van bezoekers bij een fastfoodrestaurant ten opzichte van andere restauranttypen, is het meest relevante verschil wanneer gekeken wordt naar het aspect geur. De realisatie van een restauranttype waarbij de bezoekers langere tijd verblijven, zal wanneer gekeken wordt naar het aspect geur voor problemen kunnen zorgen. Gelet hierop wordt in onderhavig bestemmingsplan enkel de realisatie van een fastfoodrestaurant planologisch mogelijk gemaakt.
De werknemers van het fastfoodrestaurant verblijven ongeveer 40 uur per week in de ruimte. Voor hen betreft het een werksituatie. Een situatie waarin geconcentreerd arbeid wordt verricht en niet wordt gestreefd naar rust en ontspanning. Extreme geurhinder kan ook verstorend zijn voor activiteiten in een werksituatie, maar ter plaats van de beoogde McDonald's is de immissiewaarde vergelijkbaar met die van een woning op een bedrijventerrein, dus is van een extreme geursituatie geen sprake.
Geconcludeerd kan worden dat vanwege de ligging tussen de 1 ge/m3 en de 2 ge/m3 contour, de gewenste activiteiten en het gewenste gedrag in het plangebied en het klachtenpatroon in de omgeving van de RWZI, de geursituatie ter plekke het scheppen van een goed leefklimaat niet belemmerd. Het geurhinderniveau in het plangebied is dan ook ruimtelijk aanvaardbaar. Door in de bestemming de toe te laten horecafunctie te beperken tot een fastfoodrestaurant, is een langdurig verblijf van bezoekers niet te verwachten.
5.2 Waterhuishouding
5.2.1 Algemeen
Het plan ligt aan de Anklaarseweg 119, 121, 123 en 123A en valt binnen bestaand stedelijk gebied. Het plangebied (waar veranderingen plaatsvinden) is circa 10.068 m2 groot. Het bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen de zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.
5.2.2 Grondwater
Het grondwaterpeil ligt tussen de 150 en de 50 cm onder maaiveld. Er is in en om het gebied geen grondwateroverlast bekend. Het gebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone zoals provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd. Doordat er geen slecht doorlatende lagen zijn en het grondwater zich structureel onder het maaiveld bevindt zal grondwater geen overlast veroorzaken in dit plan en niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan 'grondwaterneutraal' worden ontwikkeld. Hemelwater wordt binnen het plangebied zoveel mogelijk geïnfiltreerd.
Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.
5.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur
In het plangebied is geen sprake van water. In de directe nabijheid oostelijk van het plangebied is het waterlichaam Apeldoorns Kanaal gelegen dat valt onder de KRW (Europese Kader Richtlijn Water). Dit kanaal 'ontspringt' bij Dieren uit de IJssel en wordt nabij Hattem wederom met de IJssel 'verbonden'. Verder stroomt direct westelijk van het plangebied de (van oorsprong gegraven) beek De Grift. Deze beek maakt als EVZ (ecologische verbindingszone) onderdeel uit van de Ecologische hoofdstructuur. Belangrijk onderdeel van het Waterplan Apeldoorn 2005-2015 is het herstel van de beken en sprengen in Apeldoorn. De Grift is één van deze beken. In het waterplan is een visie neergelegd voor de diverse trajecten van De Grift. Voor het traject aan de westzijde van het plangebied is in het Waterplan een parkachtige setting toegewezen, met daarbij een stapsteen op de plek waar de Koningsbeek in De Grift uit komt. Een parkachtige beekzone bedraagt daarbij 40 tot 50 meter.
Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater (in verbinding staand met het oppervlaktewatersysteem) gecreëerd worden. In overleg met het Waterschap is ervoor gekozen een wadi te realiseren om zodoende voldoende waterberging in het plangebied te creëren. Hierbij zal een overloopmogelijkheid vanuit de bergingsvoorziening op de Grift gerealiseerd worden. De herontwikkeling van het plangebied heeft geen nadelige gevolgen voor de oppervlaktewaterkwaliteit omdat geen sprake is van uitlogende bouwmaterialen, chemische bestrijdingsmiddelen, olie op wegen e.d. Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
Binnen en nabij het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Door infiltratie van hemelwater binnen het plangebied heeft het plan geen nadelige gevolgen voor waterafhankelijke natuur (verdroging wordt tegen gegaan).
5.2.4 Afvoer van hemelwater
Het hemelwater binnen het plangebied zal nietafgevoerd worden naar de riolering. Hiervoor is de Beslisboom hemelwaterafvoer –opgesteld door Tauw -gehanteerd. Het zal binnen het plangebied worden geïnfiltreerd op het onverharde gedeelte (ca. 3.473 m2).
Door de filterende werking van de bodem wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater het grond- en/of oppervlaktewater verontreinigt. Waterschap Veluwe hanteert de richtlijn dan een T=10 (36 mm in 45 min) gebeurtenis binnen het plangebied geborgen dient te worden. Dit betekent een hoeveelheid van 0,036 x 6.568 m2 = 236 m3. Hiervan wordt 45 x 1 x 60 x 1,0068 = 2,7 m3 tijdens de bui afgevoerd (aangenomen afvoercoëfficiënt = 1 L/s.ha). Er dient dus voor 236 – 2,7 = 233,3 m3 aan waterbergingscapaciteit binnen het plangebied te worden gerealiseerd.
Verder is in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) afgesproken dat geen wateroverlast door oppervlaktewater (inundatie), hemelwater (water op straat) of grondwater mag plaatsvinden bij een T=100 gebeurtenis (een bui welke volgens de statistieken slechts 1x per 100 jaar kan voorkomen). Daarom dient er voldoende mogelijkheid binnen het plangebied te zijn om overtollig hemelwater snel af te voeren.
5.2.5 Afvoer van afvalwater
De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
5.2.6 Watertoets
Het plangebied valt buiten Keurzones en betreft geen HEN-water inclusief beschermingszone. Er gaat niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd worden op oppervlaktewater. Het plangebied valt buiten de zoekgebieden voor waterberging en betreft geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen et cetera.
Het mag niet zo zijn dat het waterschap Veluwe (eigenaar en beheerder van de rioolwaterzuivering) met de komst van een dergelijke fastfoodgelegenheid geconfronteerd gaat worden met beperkingen ten aanzien van de geuremissie. Het is voor de ontwikkelende partij dus van belang dat zij op de hoogte zijn van de aanwezige geurcirkel.
Het plan bevat meer dan 1.500 m2 verhard oppervlak (namelijk 6.500 m2). Hierdoor wordt een standaard wateradvies bemoeilijkt. Toch is de waterparagraaf volgens de standaard voor een klein (postzegel)plan aan het waterschap gepresenteerd. Afwijkingen op het standaard wateradvies en afwijkingen op de plankaart zijn beargumenteerd weergegeven in deze waterparagraaf.
Naar aanleiding van het bovenstaande heeft er een overleg plaatsgevonden tussen de gemeente en het Waterschap Veluwe. Met name de volgende punten waren onderwerp van gesprek:
- realiseren van voldoende waterberging binnen het plangebied;
- hoe om te gaan met de binnen de EVZ vallende beek De Grift (en de daarbij horende 'stapsteen').
In dit overleg zijn afspraken gemaakt over de wijze van waterberging, wat heeft geresulteerd in het ontwerpen van wadi's.
Rekening houdend met het bovenstaande en de uitwerking van de gemaakte waterhuishoudkundige afspraken, kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van het aspect water geen belemmeringen optreden.
5.3 Natuurwaarden
5.3.1 Algemeen
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.
Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele afwijkingen van het verbod. Het systeem werkt als volgt:
- algemene soorten
Voor de (met name genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod. - overige soorten
Voor de overige (met name genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'. - soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AmvB
Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AmvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:- 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (daaronder valt de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling); en
- 2. er is geen alternatief; en
- 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.
Vogels vormen een aparte groep: activiteiten die verstorend zijn gedurende de broedperiode van voorkomende broedvogels zijn niet toegestaan; een ontheffingsmogelijkheid ontbreekt dan ook. Daarnaast is voor aantasting van vaste verblijfplaatsen van vogels (nesten die jaarlijks terugkerend worden bezocht) buiten de broedperiode een ontheffingsprocedure van belang.
Gebiedsbescherming
Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Aangezien het plangebied niet ligt in een gebied waarvoor zo'n gebiedsbescherming geldt en ook niet in de invloedssfeer van zo'n gebied, wordt daarop niet verder ingegaan.
Bos- en natuurcompensatie
Flora wordt ook beschermd door de Boswet en de provinciale richtlijn Bos- en natuurcompensatie uit 1998, die is gericht op de instandhouding van het bos- en natuurareaal in de provincie Gelderland. Aangezien er in het plangebied geen bomen gekapt zullen worden, zijn deze wet- en regelgeving verder niet relevant voor dit bestemmingsplan.
5.3.2 Onderzoeksresultaten
Door Tuitert Natuuronderzoek is op 31 oktober 2011 een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Als onderdeel hiervan heeft op 28 oktober 2011 een veldbezoek plaatsgevonden. Het gehele onderzoek is als bijlage 7 bijgevoegd. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd.
Natuurbeschermingswet
De ingreep leidt niet tot (significant) negatieve effecten op gebieden die zijn beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet. Nader onderzoek in de vorm van een verslechteringstoets of een passende beoordeling is derhalve niet noodzakelijk en het aanvragen van een Natuurbeschermingswetvergunning niet aan de orde. De Natuurbeschermingswet staat niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg.
Ecologische Hoofdstructuur
De ingreep leidt niet tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Het doorlopen van een "Nee, tenzij-toets" is derhalve niet noodzakelijk. Het beleid ten aanzien van de EHS staat niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg.
Beschermde soorten
De ingreep leidt niet tot het overtreden van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet wanneer wordt gewerkt buiten het broedseizoen van vogels. Hoewel in het plangebied zelf geen geschikt broedgebied voor vogels aanwezig is, kunnen vogels wel langs de grenzen van het plangebied in ruigtes en langs het kanaal broeden.
Verder zijn alleen enkele algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren als huisspitsmuis en egel in het plangebied te verwachten. Het betreft algemeen beschermde soorten (tabel 1 AMvB Ffwet) waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet geldt.
Aanvullend veldonderzoek naar beschermde soorten is derhalve niet noodzakelijk en het aanvragen van een Flora- en faunawetontheffing niet aan de orde. De Flora- en faunawet staat niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg.
5.4 Cultuurhistorie
5.4.1 Cultuurhistorische waarden
De Grift en het Apeldoorns Kanaal zijn vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevolle elementen. Met de ligging van het plangebied ten opzichte van het Apeldoorns Kanaal wordt bij de planontwikkeling rekening gehouden. Zo maakt de realisatie van een recreatieve fietsroute en groenzone langs het kanaal onderdeel uit van de plannen. Tevens maakt de aanwezige Grift, en het vergroten van de beleving hiervan, onderdeel uit van de planvorming.
5.4.2 Archeologische waarden
In 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe'. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Om de haalbaarheid van de realisatie van het beoogde bouwplan aan te kunnen tonen is inzicht nodig in de archeologische waarde van het plangebied.
De gemeente Apeldoorn beschikt over een archeologische advies- en verwachtinskaart. Hierop is te zien dat voor het plangebied geldt dat er sprake is van afgegraven gronden en diepe bodemverstoringen. Gelet hierop wordt geconcludeerd dat eventueel aanwezige archeologische waarden niet meer intact zijn en dat verder onderzoek niet noodzakelijk is.
5.5 Parkeren
In het geldende parkeerbeleid van de gemeente Apeldoorn, vastgelegd in de Actualisatie Parkeernota uit 2004, zijn voor verschillende functies parkeernormen vastgelegd.
McDonald's
Voor de functie horeca hanteert het gemeentelijk parkeerbeleid een parkeernorm van 10,0 pp./100 m2 b.v.o.. Dit resulteert in een parkeerbehoefte van ongeveer 49 parkeerplaatsen.
Kwik-Fit
Voor een servicestation hanteert het parkeerbeleid een norm van 3,0 pp./100 m2 b.v.o. Dit resulteert in een parkeerbehoefte van ongeveer 18 parkeerplaatsen.
Overige bedrijvigheid
Voor niet nader gespecificeerde bedrijfstypen hanteert het parkeerbeleid een norm van 0,8 pp./100 m2 b.v.o.
Totale parkeerbehoefte
De totale parkeerbehoefte van de voorgenomen planontwikkeling bedraagt 67 parkeerplaatsen. In het plangebied zullen 68 parkeerplaatsen ten behoeve van de McDonald's en de Kwik-Fit worden aangelegd. Het nog in te vullen gedeelte van het plangebied zal te zijner tijd voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein moeten realiseren conform de gemeentelijke parkeernorm.
Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling qua parkeren voldoet aan het gemeentelijke parkeerbeleid.
5.6 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
De voorgenomen ontwikkeling welke door onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, betreft een particuliere ontwikkeling. Tussen de gemeente en de ontwikkelende partij is een anterieure overeenkomst gesloten waarbij de gemeentelijke kosten gedekt zijn. Derhalve is het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk en wordt de voorgenomen ontwikkeling vanuit financieel-economisch oogpunt uitvoerbaar geacht.
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
6.2 Karakter Bestemmingsplan
Bestemmingsplan Anklaarseweg naast 121 is een ontwikkelingsplan, waarin de toekomstige situatie uitgangspunt is voor de wijze van bestemmen. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid voor het vestigen van verschillende normaliter op een bedrijventerrein voorkomende bedrijven. In aanvulling daarop is de vestiging van een fastfoodrestaurant gedetailleerd vastgelegd. Door deze wijze van bestemmen wordt enerzijds flexibiliteit geboden voor in de toekomst mogelijk te vestigen bedrijven en anderzijds voor omwonenden voldoende waarborgen vastgelegd (onder meer door het opleggen van een minimale parkeernorm).
6.3 Bestemmingen
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Bedrijventerrein
Op de gronden met de bestemming Bedrijventerrein (aangeduid met de hoofdletters BT) zijn bedrijven toegestaan in de categorieën 1 t/m 2. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten. Daarnaast zijn ontsluitingen in de vorm van paden, wegen alsmede groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en tuinen toegestaan. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, net als detailhandel in de vorm van postorderactiviteiten en/of verkoop via internet en detailhandel in auto’s, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven.
Hier geldt dat door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels ook bedrijven die niet voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfstypen en bedrijven uit een hogere categorie dan bij recht is toegestaan worden toegelaten, mits ze naar aard en invloed op hun omgeving vergelijkbaar zijn met de bij recht toegestane bedrijven. Bij de toetsing kan worden bezien of de benodigde hinderbeperkende maatregelen mogelijk zijn (bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe technieken). Criterium voor het afwijken is in dit geval dat de hinder die resulteert na het nemen van maatregelen niet groter is dan van de ter plekke wel bij recht toegelaten bedrijven zou kunnen worden verwacht.
Bij de bestemming Bedrijventerrein is tevens de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - fastfoodrestaurant' opgenomen om ter plaatse de beoogde vestiging van de McDonald's mogelijk te maken. Voor deze naamgeving, en bijbehorende begripsbepaling, is gekozen naar aanleiding van de uitgevoerde milieuplanologische onderzoeken. De situatie met betrekking tot 'geur' ter plaatse maakt de vestiging van overige typen horecabedrijven onmogelijk, waardoor gekozen is voor het toestaan van enkel een fastfoodrestaurant (waaronder een McDonald's valt) middels deze aanduiding.
Op gronden met de bestemming Bedrijventerrein mogen gebouwen worden opgericht met een maximale goot- en bouwhoogte van 10 meter (locatie McDonald's) en voor het overige gebied 14 meter. Voor de nog nader in te vullen gronden en de percelen Anklaarseweg 119 en 121 is qua bouwhoogte aangesloten op de bestaande mogelijkheden. Het gehele gebied met de bestemming Bedrijventerrein mag voor maximaal 50% bebouwd worden.
Voor het perceel Anklaarseweg 119 is de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - showroom' opgenomen ten behoeve van de gewenste uitstallingsmogelijkheden voor de in dit bestemmingsplan toegestane detailhandelsfuncties. Dit betreft bij recht:
- detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
- detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;
- detailhandel in automobielen, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven.
Middels een afwijkingsbevoegdheid kan onder voorwaarden toestemming verleend worden aan detailhandel in volumineuze goederen zoals detailhandel in keukens, sanitair, tegels en dakkapellen, met dien verstande dat met toepassing van deze bevoegdheid geen bouwmarkten en tuincentra mogen worden gevestigd.
Aangezien een gedeelte van het terrein bestemd voor de McDonald's is gelegen binnen het invloedsgebied van het nabij gelegen lpg-vulpunt, is hiervoor een aanduiding 'veiligheidszone - lpg' (artikel 10) opgenomen waarbinnen geen gebouwen ten behoeve van een fastfoodrestaurant mogen worden opgericht. Aangezien de overige functies binnen de bestemming Bedrijventerrein een veel lagere personenendichtheid hebben en de zelfredzaamheid en instrueerbaarheid van deze personen over het algemeen groter is dan bij een fastfoodrestaurant, is het niet noodzakelijk om voor de overige gronden binnen het invloedsgebied van het lpg-vulpunt de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' op te nemen.
Als onderdeel van de McDonald's zal een kunstobject gerealiseerd worden, met de mogelijkheid voor het aanbrengen van een ondergeschikte reclame-uiting. Aangezien de voorgenomen hoogte van dit kunstobject de maximaal toegestane hoogte voor bouwwerken geen gebouw zijnde overschrijdt, is hiervoor een aparte aanduiding opgenomen: 'specifieke bouwaanduiding - kunstobject'. De voorgenomen locatie voor het kunstobject is gedeeltelijke gelegen op grond met de bestemming Bedrijventerrein en gedeeltelijk op grond met de bestemming Groen.
In het stedelijk gebied zijn bedrijfswoningen niet overal zonder meer toegestaan. Daar waar een bedrijfswoning is toegestaan (enkel Anklaarseweg 121) is dat met een aanduiding op de plankaart aangegeven. In de regels is bepaald dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
Groen
Het structurele en structurerende openbare groen in het plangebied is onder de bestemming Groen (aangeduid met de hoofdletter G) gebracht. Hier zijn groenvoorzieningen, waterlopen en voorzieningen voor waterberging, paden, hondenuitlaatplaatsen, nuts- en speelvoorzieningen toegestaan, alsmede ontsluitingswegen en voet- en fietspaden. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten. De bouwhoogte van speel- en klimtoestellen mag bij recht niet meer dan 4 meter bedragen. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor speel- en klimtoestellen tot een hoogte van 6 meter.
Als onderdeel van de McDonald's zal een kunstobject gerealiseerd worden, met de mogelijkheid voor het aanbrengen van een ondergeschikte reclame-uiting. Aangezien de voorgenomen hoogte van dit kunstobject de maximaal toegestane hoogte voor bouwwerken geen gebouw zijnde overschrijdt, is hiervoor een aparte aanduiding opgenomen: 'specifieke bouwaanduiding - kunstobject'. De voorgenomen locatie voor het kunstobject is gedeeltelijke gelegen op grond met de bestemming Bedrijventerrein en gedeeltelijk op grond met de bestemming Groen.
Leiding - Riool
Aangezien in het plangebied een aantal belangrijke en omvangrijke rioolbuizen gelegen zijn die aansluiten op de rioolwaterzuiveringsinstallatie, is de dubbelbestemming Leiding - Riool (aangeduid met de hoofdletters L-R) opgenomen. Door deze bestemming wordt voorkomen dat zonder toestemming van de rioolbeheerder bebouwing op en in een strook van 5 meter aan weerszijden van de koker opgericht wordt. Tevens is een vergunningsvereiste opgenomen voor werkzaamheden anders dan bouwen die het rioleringstelsel mogelijk kunnen schaden.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden.
6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 7 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 7.1 is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen in het hele plangebied is toegestaan. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
In artikel 8 staan de algemene gebruiksregels. Hierin is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming.
In artikel 10 staat de regelgeving ten aanzien van de opgenomen gebiedsaanduiding 'veiligheidszone – lpg' beschreven.
Artikel 13 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
7 Inspraak En Overleg
7.1 Inspraak
Omdat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk slechts een beperkte invloed op de omgeving heeft, heeft de gemeente geen gelegenheid geboden om een inspraakreactie op het bestemmingsplan in te dienen.
7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Gelet op de aard en de beperkte omvang van deze herziening heeft er slechts beperkt overleg met betrokken instanties plaatsgevonden. De reactie van het Waterschap is verwerkt in de Watertoets als opgenomen in paragraaf 5.2.
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het ontwerpbestemmingsplan heeft in de periode van 16 juni tot en met 27 juli 2011 ter inzage gelegen. Hierop zijn drie zienswijzen ontvangen. Direct na de hoorzitting voor de leden van de Politieke markt Apeldoorn (PMA) op 8 september 2011, maar ook eerder is vanuit de gemeente contact gelegd met de indieners van de zienswijzen en de projectontwikkelaar Ten Brinke Vastgoed B.V. Inzet van partijen was te onderzoeken of er een alternatieve ontsluitingsroute haalbaar zou zijn. Afgelopen jaar is hieraan gewerkt. Daar waar aanvankelijk het in- en uitrijden via de verlengde Vlijtseweg was bedacht (langs de woningen aan de Anklaarseweg) vindt thans in het compromis het in- en uitrijden plaats langs de bedrijfswoning van autobedrijf Damming - Anklaarseweg 121. Hernieuwde onderzoeken rond akoestiek, parkeersituatie en technische haalbaarheid zijn verricht toen er een oplossing zich leek aan te dienen. De uitkomsten van die onderzoeken zijn met de betrokkenen gedeeld. Op 2 juli 2012 heeft ter afronding het laatste gesprek plaatsgevonden. Met de betrokkenen is overeengekomen dat nu tegemoet gekomen wordt aan de zienswijzen, het bestemmingsplan niet hernieuwd ter inzage behoeft te worden gelegd en er direct tot gewijzigde vaststelling kan worden overgegaan.
In een separate nota van zienswijzen zal nader op de ingediende zienswijzen en de beantwoording daarvan worden ingegaan. De nota van zienswijzen maakt onderdeel uit van het besluitvormingsproces.
Onbekend 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen
Bijlage regels 1 Lijst van toegelaten bedrijfstypen
Onbekend 1 Bodemonderzoek
Bijlage toelichting 1 Bodemonderzoek
Onbekend 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage toelichting 2 Akoestisch onderzoek
Onbekend 3 Luchtkwaliteit Onderzoek
Bijlage toelichting 3 Luchtkwaliteit onderzoek
Onbekend 4 Externe Veiligheid Onderzoek Transport
Bijlage toelichting 4 Externe veiligheid onderzoek transport
Onbekend 5 Geuronderzoek
Bijlage toelichting 5 Geuronderzoek
Onbekend 6 Watertoets
Bijlage toelichting 6 Watertoets
Onbekend 7 Verkennend Natuuronderzoek
Bijlage toelichting 7 Verkennend natuuronderzoek
Onbekend 8 Procedureschema
Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding | - |
Voorbereidingsbesluit geldig t/m | - |
Voorontwerp ter inzage | - |
Ontwerpplan ter inzage | 16-06-2011 - 27-07-2011 |
Vaststelling door gemeenteraad | 11-10-2012 |
Terinzagelegging vastgesteld plan | 25-10-2012 - 05-12-2012 |
Aanwijzing GS/Minister | |
Beroep ingesteld bij Afdeling bestuursrechtspraak | |
Voorlopige voorziening gevraagd bij Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak | |
Essentie uitspraak Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak | |
Datum inwerkingtreding b.p. | |
Essentie uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak | |
Datum onherroepelijk worden bestemmingsplan | |
Opmerkingen |