Dorp Hoenderloo
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Vastgesteld op 17-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Dorp Hoenderloo van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1128-ont1met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aan- of uitbouw
Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan, gelegen:
- ter plaatse van de aanduiding 'erf';
- binnen het bouwvlak, op het gedeelte waar volgens deze regels de bouw van een woning niet is toegestaan.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.7 aaneengebouwde woning
Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.8 agrarisch bedrijf
Een bedrijf, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.
1.9 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
1.10 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.11 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.12 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bedrijfswoning
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.14 begeleid wonen
Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.
1.15 beroepsuitoefening aan huis
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.16 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
- bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.17 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.20 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.22 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.24 bruto vloeroppervlakte
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
1.25 bijgebouw
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
1.26 dependance
Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw, dat ruimtelijk één geheel vormt met de woning en blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van de woning.
1.27 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.29 erkend archeoloog
Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.
1.30 evenementen
Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.
1.31 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 gestapelde woning
Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.
1.33 groepsaccommodatie
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.
1.34 hoge archeologische verwachtingswaarde
Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten hoog is.
1.35 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.36 hoofdverblijf
- a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.37 intensieve veehouderij
Een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van vee, pluimvee en nertsen, waarbij dit houden van vee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet, het houden van melkrundvee, schapen of paarden en het houden van dieren uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.
1.38 kamerverhuurbedrijf
Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.
1.39 kampeermiddel
Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen recreatiewoning, groepsaccommodatie of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.
1.40 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.41 kavel
De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.42 middelhoge archeologische verwachtingswaarde
Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten middelhoog is.
1.43 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.44 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.45 peil
Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.
1.46 permanente bewoning
Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:
- a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
- b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf beschikt.
1.47 productiegerichte paardenhouderij
Een paardenhouderij waar handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.
1.48 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.49 publieksgerichte dienstverlening
Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.
1.50 recreatiewoning
Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanentebewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatieve doeleinden.
1.51 risicovolle inrichting
Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit.
1.52 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht. - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.53 stacaravan
Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.
1.54 twee-onder-een-kapwoningen
Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.55 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.56 verblijfsrecreatie
Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.
1.57 verkoopvloeroppervlakte
Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.58 winkel
Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.
1.59 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.60 zakelijke dienstverlening
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.61 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
1.62 zorgwoning
Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.8 de hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische bedrijven, met dien verstande dat een gebruik als intensieve veehouderij niet is toegestaan;
- b. behoud en bescherming van de waardevolle ruimtelijke structuur en de cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen;
- c. hobbymatig weiden van vee;
- d. natuurbeheer;
- e. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, wandelen en fietsen;
- a. het trainen en berijden van paarden ten dienste van bestemmingsvlakken met de bestemmingen Wonen en Bedrijf en in bestaande paardenbakken;
- b. wegen en paden;
- c. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen bedrijfswoningen zijnde, en voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.3 genoemde afwijkingsbevoegdheden.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak | 4 m | 6 m | in afwijking van het hiervoor en het in lid 24.1 onder b. bepaalde zijn bestaande gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan, met de bestaande oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte als maxima |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen: | bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van: terrein- en erfafscheidingen en bestaande paardenbakken met bijbehorende bestaande lichtmasten | |||
Erf- en terreinafscheidingen | 1,5 m | |||
Paardenbakken: - omheiningen - lichtmasten | 2 m 4 m | voor zover het geen bestaande paardenbak betreft gelden de volgende regels: - indien de paardenbak geen onderdeel vormt van het agrarisch bedrijf als bedoeld in lid 3.1 is er ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning toegestaan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter; - uitsluitend in samenhang met het afwijken van de gebruiksregels als bedoeld in lid 3.5 zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan |
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 25 gelden de volgende specifieke regels:
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 33 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. bedrijfsactiviteiten van categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst vantoegelaten bedrijfstypen;
- 2. een bouwbedrijf alg. b.o. <= 2.000 m2 inclusief detailhandel (SBI-code 451, 452, 454), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf met werkplaats';
- 3. stalling van vrachtwagens met koelinstallatie (SBI-code 5221), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vrachtwagenstalling';
- 4. handel en reparatie in auto's, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel en reparatie in auto's';
- 5. een schildersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf';
- 6. groothandel, ter plaatse van de aanduiding 'groothandel';
- 7. agrarisch loonbedrijf, ter plaatse van van 'agrarisch loonbedrijf';
- 8. caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
- 9. verkooppunt van motorbrandstof zonder lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
- 10. nutsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf';
- 11. beroepsuitoefening aan huis;
- 12. nutsvoorzieningen van categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst vantoegelaten bedrijfstypen;
- 13. voorzieningen voor de waterhuishouding;
- 14. tuin en/of erf
- 15. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
- b. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
- 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
- 2. risicovolle inrichtingen;
- 3. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
- I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
- II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg en van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | - bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m |
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | 8 m | - ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld |
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 50 m² | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (4.3a) - voor het bepalen van de- In de matrix, onderdeel oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan |
Gebouwen en overkappingen voor verkooppunten motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' | - 75 m² voor gebouwen - 250 m² voor overkappingen | 5 m | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 4.2 bepaalde dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt niet onaanvaardbaar is;
- b. van het in lid 4.1 en lid 4.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 4.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Cultuur En Ontspanning
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. activiteiten gericht op cultuur en ontspanning in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten vormen van cultuur en ontspanning;
- b. evenementen;
- c. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen bedrijfswoningen zijnde, en parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 5.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m erf- en terreinafscheidingen 2 m overig: 5 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'openlandschap' de maximale bouwhoogte 0 meter bedraagt. | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 5.2 bepaalde voor het bouwen van bouwwerken, geen bouwwerken zijnde en geen erf- en terreinafscheidingen zijnde, tot een bouwhoogte van 8 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
- b. van het in lid 5.1 en lid 5.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 5.4 is afgeweken van de gebruiksregels.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Gemengd
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;
- b. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
- c. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
- d. detailhandel;
- e. horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- f. cultuur en ontspanning in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijstvan toegelaten vormen van cultuur en ontspanning;
- g. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
- h. beroepsuitoefening aan huis;
- i. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- j. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- k. nutsvoorzieningen;
- l. voorzieningen voor de waterhuishouding;
- m. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de woningen | bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | ||||
Bijgebouwen en overkappingen bij woningen | 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (6.3a) - bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (6.3b) overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 6.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
- b. van het in lid 6.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
- c. van het in lid 6.1 en lid 6.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 6.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
- b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
- c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
- d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
- e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
- f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
- g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 33 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. hondenuitlaatplaatsen;
- d. muziekkiosk, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - muziekkiosk';
- e. evenementen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. bestaande in- en uitritten;
- i. vijvers, watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;
met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen.
7.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 7.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | speel- en klimtoestellen: 4 m (7.4) muziekkiosk: 6 m overig: 2,50 m | - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 31 opgenomen procedureregels van toepassing.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 7.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Artikel 8 Horeca - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen;
- b. beroepsuitoefening aan huis;
- c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- d. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte / inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | |
Bedrijfswoningen | 700 m³ | 4 m | 8 m | - ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld |
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de bedrijfswoning is gebouwd (8.3a) - bij een aan de bedrijfswoning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de bedrijfswoning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de bedrijfswoning worden aangesloten - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 8.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
- b. van het in lid 8.1 en lid 8.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 8.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van bedrijfswoningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
- b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
- c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
- d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
- e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
- f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
- g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
- b. zorginstelling, ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';
- c. brandweerkazerne, ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne';
- d. behoud en bescherming van de waardevolle ruimtelijke structuur en de cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen
- e. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- f. beroepsuitoefening aan huis;
- g. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- h. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- i. evenementen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. speelplaatsen;
- l. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 9.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | bouwvlak, inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | |
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | 8 m | - ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld; |
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de bedrijfswoning is gebouwd (9.3a) - bij een aan de bedrijfswoning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de bedrijfswoning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de bedrijfswoning worden aangesloten - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties speel- en klimtoestellen: 4 m (9.3b) overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 9.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
- b. van het in lid 9.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
- c. van het in lid 9.1 en lid 9.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 9.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
- d. nader in te vullen
9.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van bedrijfswoningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
- b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
- c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
- d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
- e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
- f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
- g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 33 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 10 Maatschappelijk - Begraafplaats
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats;
- b. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen bedrijfswoningen zijnde, voorzieningen en parkeren.
10.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 24 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingsper- centage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingsper- centage (%)' aangegeven waarde | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | 3 m |
Artikel 11 Natuur
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bos en natuurgebied;
b. fiets-, voet- en ruiterpaden;
c. nutsvoorzieningen;
d. behoud en bescherming van de waardevolle ruimtelijke structuur en de cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde: | ||||
- wildrasters | 2,5 m | |||
- terreinafscheidingen | 1,5 m | |||
- overig | 2 m |
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van het bos en/of het natuurgebied nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 31 opgenomen procedureregels van toepassing.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 33 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 12 Recreatie - Dagrecreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatie, niet zijnde verblijfsrecreatie;
- b. beroepsuitoefening aan huis;
- c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- d. horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen;
- e. evenementen;
- f. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 12.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | |
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | 8 m | - ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen'; - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld; |
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de bedrijfswoning is gebouwd (12.3a) - bij een aan de bedrijfswoning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de bedrijfswoning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de bedrijfswoning worden aangesloten - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | antenne-installaties: 15 m lichtmasten: 15 m overig: 6 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 12.2 bepaalde:
- a. dat bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van bedrijfswoningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de oppervlakte van de woning en 100% van de oppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
- b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
- c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
- d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
- e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
- f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
Artikel 13 Recreatie - Recreatiewoning
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatiewoningen;
- b. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 13.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | 50 m2 | 4 m | 5 m | - per bestemmingsvlak met de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' is één recreatiewoning toegestaan - bij recreatiewoningen mogen geen bijgebouwen worden gebouwd | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van de recreatiewoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m (13.4.1) |
13.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken: Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 31 opgenomen procedureregels van toepassing.
13.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsrecreatie in kampeermiddelen en recreatieverblijven;
- b. beroepsuitoefening aan huis;
- c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- d. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- e. evenementen;
- f. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
14.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 14.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | |
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | 8 m | - ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld; |
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de bedrijfswoning is gebouwd (14.3a) - bij een aan de bedrijfswoning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de bedrijfswoning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de bedrijfswoning worden aangesloten - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | antenne-installaties: 15 m lichtmasten: 15 m overig: 6 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m | ||
Recreatiewoningen | 75 m2/300 m3 per recreatiewoning | 3 | 6 | - maximaal 2 recreatiewoningen binnen het bouwvlak |
Stacaravans | 55 m² |
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 15.2 bepaalde:
- a. dat bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van bedrijfswoningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de oppervlakte van de woning en 100% van de oppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
- b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
- c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
- d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
- e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
- f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
- g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
Artikel 15 Sport - Manege
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport en sportvoorzieningen als bedoeld in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Lijstvan toegelaten sportvoorzieningen;
- b. ondergeschikte horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst vantoegelaten horecatypen;
- c. ondergeschikte detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- d. kinderopvang;
- e. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- f. evenementen;
- g. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
15.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen | bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | |
Bedrijfswoningen | 700 m³ | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | - ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen'; - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld; |
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de bedrijfswoning is gebouwd (15.3) - bij een aan de bedrijfswoning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de bedrijfswoning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de bedrijfswoning worden aangesloten - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties: 15 m lichtmasten: 15 m overkappingen: 3 m overig: 6 m |
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 15.2 bepaalde:
- a. dat bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning minimaal 3 meter achter de lijnwaarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd.
- b. voor het, buiten het bouwvlak, oprichten van schuilgelegenheden voor paarden waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
15.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 16 Verkeer - Onverharde Weg
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Onverharde weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeersdoeleinden in de vorm van onverharde wegen;
- b. parkeerplaatsen;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. behoud en bescherming van de waardevolle ruimtelijke structuur en de cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen;
met de daarbij bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen lichtmasten, banken, afvalbakken, informatieborden, wegwijzers, bermen en bermsloten.
16.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - antenne-installaties: 15 m - overig: 2 m |
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 33 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, met het bestaande aantal rijstroken;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. in- en uitritten;
- f. fiets- en voetgangerstunnels;
- g. rijwielstallingsvoorzieningen;
- h. waterput, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - waterput';
- i. behoud en bescherming van de waardevolle ruimtelijke structuur en de cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. evenementen;
- l. watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen ongelijkvloerse kruisingen, in- en uitritten, overkappingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen .
17.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid genoemde afwijkingen.
bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties: 15 m overkappingen: 3 m overig: 2 m | van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels en bruggen uitgezonderd |
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan de straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen, nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 31 opgenomen procedureregels van toepassing.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 33 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 18 Verkeer - Weg
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeersdoeleinden (met inbegrip van de nodige rijwegen, vluchtstroken, fiets- en voetpaden), met dien verstande dat per rijweg ten hoogste twee rijstroken zijn toegestaan;
- b. parkeerplaatsen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. behoud en bescherming van de waardevolle ruimtelijke structuur en de cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen;
met de daarbij bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen ongelijkvloerse kruisingen, in- en uitritten, overkappingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.
18.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 24 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - antenne-installaties: 15 m - overkappingen: 3 m - overig: 2 m |
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 33 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 19 Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal 2 woningen per bouwvlak;
- b. dependances, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance';
- c. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- d. hondentrimsalon, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hondentrimsalon';
- e. praktijkruimte, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
- f. beroepsuitoefening aan huis;
- g. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- h. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- i. nevenactiviteiten in de vorm van Bed & Breakfast en/of hobbymatig agrarisch gebruik;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. tuin en/of erf;
- l. voorzieningen voor de waterhuishouding;
met de daarbij behorende bouwwerken.
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:
- a. het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
- b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 31 opgenomen procedureregels van toepassing.
19.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 19.2 bepaalde:
- a. voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte van een woning ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' met niet meer dan 3,50 meter tot een maximum van 1/3 van het grondoppervlak van het gebouw ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen liftkokers en installatieruimten;
- b. dat bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
- c. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
- a. teneinde de maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw, uitsluitend ten dienste van het hobbymatig agrarisch gebruik en uitsluitend indien de betreffende grond ligt binnen een bestemmingsvlak met de bestemming Wonen of Agrarisch, uit te breiden met:
- 1. ten hoogste 50 m² indien direct aansluitend bij het hoofdgebouw ten minste 1 hectare grond hoort;
- 2. ten hoogste 100 m² indien direct aansluitend bij het hoofdgebouw ten minste 2 hectare grond hoort;
- 3. ten hoogste 150 m² indien direct aansluitend bij het hoofdgebouw ten minste 3 hectare grond hoort;
- 4. ten hoogste 200 m² indien direct aansluitend bij het hoofdgebouw ten minste 4 hectare grond hoort;
19.5 Specifieke gebruiksregels
19.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 33 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
19.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan ieder bouwvlak met de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'zorgwoning' toe te voegen teneinde zorgwoningen toe te staan indien:
- a. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
- b. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
- c. de bebouwing per bouwvlak maximaal 2.500 m3 bedraagt;
- d. de bebouwing voldoet aan de voor de betreffende locatie geldende maatvoerings- en bouwaanduidingen en aan de regels in het bebouwingsschema.
Artikel 20 Leiding - Riool
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse riooltransportleiding.
20.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 20.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de riooltransportleiding worden gebouwd.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 20.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 33 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 21 Waarde - Archeologie Hoog
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologischeverwachtingswaarde.
21.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 22 Waarde - Archeologie Middelhoog
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhogearcheologische verwachtingswaarde.
22.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de vergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 24 Algemene Bouwregels
24.1 Algemene regels
- a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
- b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
- c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
- d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
of: - e. In afwijking van het in dit lid onder b en c bepaalde is ondergronds bouwen in het gehele plangebied, zowel binnen als buiten het bouwvlak, toegestaan voor het tot stand brengen van ruimten die een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
- f. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
- g. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
- h. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
24.2 Afdekking van gebouwen
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
25.1 Gebruik in strijd met de bestemming
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
- a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. het gebruik van bouwwerken die bestemd zijn voor verblijfsrecreatie ten behoeve van permanente bewoning.
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- g. het verstoren van archeologische waarden buiten vlakken met de bestemmingen 'Waarde- Archeologie hoog' en 'Waarde - Archeologie middelhoog' door het uitvoeren van grondwerkzaamheden in het kader van de natuurontwikkeling, het aanleggen van leidingen en het waterbeheer dieper dan 0,50 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens het bevoegd gezag op te stellen Programma van Eisen.
Indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag op advies van de archeoloog besluiten zonodig een opgraving te laten plaatsvinden.
Het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
25.2 Strafbepaling
Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.
Artikel 26 Bijzondere Boom
26.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de 'bijzondere boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van bijzondere bomen.
26.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere boom' dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 10 meter te bedragen.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 26.2 bepaalde ten behoeve van het verkleinen van de genoemde afstand tot ten minste 5 meter uit het hart van de boom, mits dit geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.
26.4 Strijdig gebruik
Als strijdig gebruik geldt het agrarisch gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere boom', met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet. Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 33 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 27 Open Landschap
27.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'open landschap' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het instandhouden van de openheid van het landschap.
27.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel33 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 28 Natuur En Landschap
28.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'natuur en landschap' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van natuur- en landschapswaarden.
28.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 33 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
29.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
- a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
- b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
- c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
- d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
- e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages, met dien verstande dat voor de inhoudsmaat voor bedrijfswoningen niet kan worden afgeweken.
- f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
29.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk:
- a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten;
- c. bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 29.1 onder b voor een antenne-installatie met een bouwhoogte van niet meer dan 40 meter boven NAP: voor zover de antenne-installatie niet leidt tot een onaanvaardbare vermindering van de werking van de radar, blijkend uit een advies ter zake van de beheerder van de radar.
29.3 Aangrenzende percelen
Afwijken als bedoeld in lid 29.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.
29.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 29.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 34 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels
30.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.
- d. door aan vlakken met de bestemming 'Bedrijf' of 'Wonen' de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance' toe te voegen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- 1. de oppervlakte van een dependance bedraagt niet meer dan 65 m²;
- 2. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances bij een (bedrijfs)woning bedraagt niet meer dan het totale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen dat krachtens artikel 19 is toegestaan;
- 3. een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen;
- 4. bij een dependance zijn geen dakkapellen, erkers en balkons toegestaan.
30.2 Voorwaarden voor wijziging
- a. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.
- b. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 30.1 onder c voor een antenne-installatie met een bouwhoogte van meer dan 80 meter boven NAP mag alleen plaatsvinden, indien de antenne-installatie niet leidt tot een onaanvaardbare vermindering van de werking van de radar, blijkend uit een advies ter zake van de beheerder van de radar.
Artikel 31 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 32 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Artikel 33 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamhedenen
33.1 Vergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning de hierna genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren. Bij het verlenen van de vergunning wordt getoetst aan de in onderstaand schema bij de desbetreffende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden aangegeven specifieke beoordelingscriteria en aan de in lid 33.3 opgenomen algemene beoordelingscriteria.
Bestemming/aanduiding | werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden | Specifieke beoordelingscriteria |
Bestemmingen Agrarisch, Maatschappelijk, Natuur, Verkeer - Onverharde weg, Verkeer - Verblijfsgebied | het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden | - de aanwezige differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijft behouden - de aanwezige hoogteverschillen blijven behouden - de bestaande kwetsbare vegetaties blijven behouden - de werken en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het op de bestemming gerichte beheer en gebruik dan wel het openbaar nut - de cultuurhistorische, landschappelijke en aardkundige waarden, blijven behouden - de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied worden niet significant aangetast |
aanduiding 'karakteristiek' | het geheel of gedeeltelijk slopen van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing | - de kosten van het instandhouden van de bebouwing zijn, gezien de aanwezige bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van de bebouwing, aantoonbaar onevenredig in verhouding tot het cultuurhistorische belang van handhaving van de bebouwing; de aanvrager dient dit aan te tonen door een deskundigenrapport in te dienen dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie. Het overleggen van een deskundigenrapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit andere beschikbare informatie afdoende bekend is dat de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw dermate slecht is respectievelijk zijn dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist |
Bestemmingen Agrarisch, Maatschappelijk, Natuur, Verkeer - Onverharde weg, Verkeer - Verblijfsgebied | het aanleggen van wegen, paden, in- en uitritten en parkeervoorzieningen en/of het verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen | - de aanwezige differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijft behouden - de aanwezige hoogteverschillen blijven behouden - de bestaande kwetsbare vegetaties blijven behouden - de werken en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het op de bestemming gerichte beheer en gebruik dan wel het openbaar nut -de cultuurhistorische, landschappelijke en aardkundige waarden, blijven behouden - de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied worden niet significant aangetast |
Bestemming Natuur | het aanbrengen van ondergrondse leidingen | - aanwezige kwetsbare vegetaties blijven behouden - de recreatieve betekenis blijft behouden - de ondergrondse leidingen zijn noodzakelijk voor het terreinbeheer dan wel het openbaar nut |
Bestemmingen Agrarisch, Maatschappelijk, Natuur, Verkeer - Onverharde weg, Verkeer - Verblijfsgebied | het vellen of rooien van bomen, hakhout, houtwallen en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben, anders dan bij wijze van verzorging van houtopstanden, één en ander indien en voor zover de Boswet niet van toepassing is | - het kappen is noodzakelijk voor het beheer van de gronden - de wezenlijke kenmerken of waarden, waaronder de ultuurhistorische en landschappelijke waarden van het gebied worden niet significant aangetast |
aanduiding 'bijzondere boom' | het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, de aanleg van leidingen, het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden binnen 5 meter uit het hart van een bijzondere boom | - de bijzondere boom blijft behouden |
aanduiding 'open landschap' | - de aanleg van beplanting hoger dan 2 m | - er wordt geen aaneengesloten beplanting (bijv. bos, boomgaard, kwekerij) aangelegd - er wordt aangesloten bij bestaande massa's (bebouwing en beplanting) waardoor bestaande velden open blijven - de wezenlijke kenmerken of waarden, waaronder de ultuurhistorische en landschappelijke waarden, van het gebied worden niet significant aangetast |
bestemming Leiding - Riool | het aanbrengen van diepwortelende beplanting, bomen of oppervlakteverhardingen, het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op een andere manier voorwerpen ingraven of indrijven, het egaliseren, ophogen en afgraven van gronden | - de veiligheid - het doelmatig functioneren van de leiding - bij de leidingbeheerder is advies ingewonnen omtrent de vraag of door de ingreep geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding, alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden |
33.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in lid 33.1 opgenomen verbod geldt niet:
- a. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, waaronder werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een normale agrarische bedrijfsexploitatie zoals spitwerkzaamheden, met dien verstande dat kwekerijen en boomgaarden niet onder normale agrarische bedrijvigheid worden begrepen, en werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van het bos- en natuurbeheer, waaronder mede begrepen houtproductie in de vorm van uitdunning van bos;
- b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
- c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die in redelijkheid slechts kunnen worden aangemerkt als zijnde van zodanig ondergeschikte aard en omvang dat enige wezenlijke invloed op de betreffende waarde en functies niet te verwachten is;
- d. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden binnen een afstand van 10 m uit bestaande gebouwen;
- e. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals waterontrekking, voor zover daarvoor een vergunning vereist is krachtens artikel 14 van de Grondwaterwet;
- f. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals het onttrekken van oppervlaktewater, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens artikel 24 van de Wet op de Waterhuishouding of voor zover deze worden uitgevoerd door of vanwege het waterschap;
- g. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een door gedeputeerde staten goedgekeurd natuurontwikkelingsplan;
- h. voor het verharden van (fiets)paden binnen het tracé van de onverharde weg;
- i. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in de vorm van het geheel of gedeeltelijk slopen van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' voor zover:
- 1. deze plaatsvinden ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
- 2. daarvoor eerder een vergunning is afgegeven;
- 3. de sloopwerkzaamheden in redelijkheid kunnen worden aangemerkt als zijnde van ondergeschikte aard en omvang, zodat enige wezenlijke invloed op de in lid 33.1 bedoelde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet te verwachten is.
33.3 Algemene beoordelingscriteria
Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 33 lid 33.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 33.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarde of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Deze algemene beoordelingscriteria zijn niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in de vorm van het slopen van cultuurhistorische bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 34 Overgangsrecht Bouwwerken
34.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
34.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
34.3 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 35 Overgangsrecht Gebruik
35.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
35.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
35.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
35.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 36 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Dorp Hoenderloo.
Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn
d.d. 17 oktober 2013 nr. 108-2013
Mij bekend,
De griffier,
Namens hem:
John de Meij
manager Team Omgevingsrecht & Advies
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het bestemmingsplan Dorp Hoenderloo heeft betrekking op kern Hoenderloo en directe omgeving. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad iedere 10 jaar opnieuw een bestemmingsplan voor een gebied vast. Het merendeel van de bestemmingsplannen die nu voor dit deel van Apeldoorn gelden is ouder dan 10 jaar. Bovendien zijn deze bestemmingsplannen niet alleen in tijd maar ook in juridische regeling verouderd. Actualisering is daarom wenselijk.
Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een eenduidige en uniforme juridische regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen het plangebied. Het bestemmingsplan heeft overwegend een beheerskarakter, waarbij de bestaande situatie uitgangspunt is.
In verhouding tot de geldende bestemmingsplannen bieden de regels in dit bestemmingsplan naar aanleiding van algemene maatschappelijke en gewenste ontwikkelingen meer ruimte aan met name de bewoners. Een voorbeeld hiervan is het uitoefenen van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis.
Tegelijkertijd met het bestemmingsplan wordt een beeldkwaliteitplan gemaakt voor het dorp. Beide procedures lopen gelijk op.
1.2 Ligging En Begrenzing
Hoenderloo ligt ten zuidwesten van Apeldoorn. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan omvat de kern Hoenderloo en directe omgeving. De begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de bebouwing aan de Krimweg en Woeste Hoefweg, bosrand, Delerweg, achtertuinen van de woningen aan dre Paalbergweg, Apeldoornseweg, Otterloseweg Weikamperweg, Brouwersweg, Oudeweg en Elisabethweg. Voor de exacte begrenzing, zie de luchtfoto hieronder.
luchtfoto met plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied gelden twee bestemmingsplannen:
- Bestemmingsplan Berg en Dal, vastgesteld 21 december 1972;
- Bestemmingsplan Hoenderloo, vastgesteld 16 oktober 1980;
- Recreatiebedrijven Hoenderloo, vastgesteld 2 mei 2005.
De bestaande (legale) situatie en de geldende rechten uit deze drie vigerende bestemmingsplannen zijn leidend geweest voor de wijze waarop gronden en bebouwing in dit bestemmingsplan zijn bestemd.
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
Voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan is een veldinventarisatie verricht, zijn de algemene (beleids)uitgangspunten geanalyseerd en is de ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied in beeld gebracht. Daarnaast is bezien op welke wijze (milieu)planologische aspecten in het bestemmingsplan dienen te worden opgenomen. De resultaten van dit inventarisatie- en analyseproces zijn opgenomen in de 'Inventarisatie bestemmingsplan Hoenderloo', die ambtelijk is besproken en getoetst. In de inventarisatienotitie zijn, op basis van het vigerende beleid en de analyse van het plangebied de uitgangspunten geformuleerd die aan de basis staan van voorliggend bestemmingsplan. Deze uitgangspunten zijn in het bestemmingsplan vertaald in een concrete wijze van bestemmen, waarbij wordt aangesloten bij de gemeentelijke standaard voor bestemmingsplannen en de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008).
Het bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen: een plankaart (verbeelding) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn weergegeven, een set regels waarin voor de diverse bestemmingen gebruiks- en bouwregels zijn opgenomen en een toelichting. De plankaart en regels vormen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. In de toelichting zijn de gedachten verwoord die aan het plan ten grondslag liggen. De toelichting bevat onder meer een overzicht van relevant beleid, een planbeschrijving en een milieuhygiënische verantwoording.
De toelichting is als volgt opgebouwd:
- In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante nationale, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid.
- In hoofdstuk 3 wordt een kenschets gegeven van de bestaande situatie en de ruimtelijke en functionele structuur in het plangebied. In dit hoofdstuk komen de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuut, de verschillende sferen van Hoenderloo en het landschap ter sprake.
- In hoofdstuk 4 wordt per thema de visie op het gebied beschreven.
- In hoofdstuk 5 staan de planologische uitvoerbaarheidaspecten van het plan centraal. Dit betreft de aspecten milieu, water, archeologie, cultuurhistorie, natuur en economie.
- In hoofdstuk 6 worden de gehanteerde bestemmingen beschreven en wordt ingegaan op specifieke juridische vertaling van de beleidsvisie in de regels.
- In hoofdstuk 7, tot slot, worden de resultaten van de inspraak met de bevolking en het gevoerde vooroverleg (ex artikel 3.1.1 Bro) weergegeven.
2 Beleidskader
2.1 Inleiding
Het nieuwe bestemmingsplan voor Hoenderloo wordt in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan. Voor het terrein van de Hoenderloo Groep wordt een andere verdeling van de bouwpotentie uit het geldende bestemmingsplan voorgestaan. Het bestemmingsplan gaat uit van de bestaande regeling voor de gronden in het plangebied en staat geen grote nieuwe ontwikkelingen toe. Beleid is dan ook maar beperkt van invloed op het nieuwe bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt kort weergegeven welke beleidsstukken van belang zijn voor het bestemmingsplan. Een paar beleidskaders die specifiek voor het plangebied van belang zijn worden in dit hoofdstuk uitgelicht en de essentie ervan wordt kort beschreven. In de toelichting bij het bestemmingsplan worden de geldende beleidskaders uitvoeriger beschreven.
2.2 Rijks-, Provinciaal En Gemeentelijk Beleid
In het bestemmingsplan zal aandacht worden besteed aan relevant rijks- en provinciaal beleid zoals de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het rijk en het Streekplan en de Ruimtelijke Verordening van de provincie Gelderland. Ook zal een korte beschrijving van de volgende gemeentelijke beleidsstukken worden opgenomen: het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019, de Woonvisie, het verkeersbeleid en waterbeleid, de Beleidsvisie externe veiligheid, het duurzaamheidsbeleid, de nota I-cultuur over cultuurhistorie en de kadernota 'Over Welstand gesproken'.
2.3 Rijksbeleid
2.3.1 Samenvatting integraal ruimtelijk beleid
Het ruimtelijk beleid op rijksniveau is vastgelegd in de Nota Ruimte. Deze nota bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land.
De Veluwe is in de Nota Ruimte binnen de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur opgenomen als natuurgebied. De nationale ruimtelijke hoofdstructuur omvat gebieden en netwerken, die voor de ruimtelijke structuur en het functioneren van Nederland van grote betekenis zijn. De Veluwe is tevens aangewezen als Nationaal Landschap.
Het nationaal ruimtelijk beleid voor water en groene ruimte richt zich op borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Tevens is borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit van groot belang. Provincies en gemeenten zijn in belangrijke mate verantwoordelijk voor de verdere vormgeving en realisering van het ruimtelijk beleid in het buitengebied. Het rijk heeft speciale aandacht voor het hoofdwatersysteem, de Ecologische Hoofd Structuur en de natuurbeschermingswetgebieden. Hetzelfde geldt voor de nationale landschappen, de Werelderfgoedgebieden en de greenports.
In de Algemene Maatregel van Bestuur Ruimte worden spelregels en inhoudelijke regels gesteld voor het handelen van medeoverheden. Hiermee wordt concreet invulling gegeven aan het uitgangspunt van de Nota Ruimte: 'centraal wat moet, decentraal wat kan'. In de AMvB Ruimte worden de regels ter bescherming van de kwetsbare gebieden van nationaal en internationaal belang vastgelegd, dus voor de Ecologische Hoofd Structuur en de nationale landschappen. Naast de regels die voor heel Nederland gelden, zullen ook een beperkt aantal specifieke regels uit de andere geldende Planologische Kern Beslissingen (PKB) in de AMvB Ruimte worden opgenomen.
Een nieuwe structuurvisie en besluit zijn in voorbereiding. Momenteel bevinden de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening zich in de ontwerp-fase. Belangrijke doelstellingen hieruit zijn:
- Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
- Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en Faunasoorten.
Nationaal landschap
De Veluwe is aangewezen als Nationaal Landschap. Als kernkwaliteiten van de Veluwe worden genoemd: het schaalcontrast van zeer open naar besloten, de actieve stuifzanden en de grote en aaneengeslotenheid van bos.
Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van nationale landschappen moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en waar mogelijk worden versterkt. In samenhang hiermee zal de toeristisch-recreatieve betekenis moeten toenemen. Binnen nationale landschappen is daarom 'behoud door ontwikkeling' het uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid. De landschappelijke kwaliteiten zijn medesturend voor de wijze waarop de gebiedsontwikkeling plaatsvindt. Uitgangspunt is dat de nationale landschappen zich sociaal-economisch voldoende moeten kunnen ontwikkelen, terwijl de bijzondere kwaliteiten van het gebied worden behouden of worden versterkt.
In integrale uitvoeringsprogramma's van de nationale landschappen is specifiek aandacht nodig voor grondgebonden landbouw, natuur, toerisme en recreatie.
In het nationaal landschap Veluwe ligt een reconstructieopgave in het kader van de Reconstructiewet concentratiegebieden (bescherming ammoniakuitstoot). Op de Veluwe is extra aandacht nodig voor de uitplaatsing of een betere inpassing van recreatiebedrijven.
2.3.2 Natura 2000
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermende natuurgebieden. De belangrijkste natuurgebieden in Europa zijn aangewezen en moeten uiteindelijk een netwerk gaan vormen. Een eenmaal aangewezen Natura 2000-gebied blijft in principe als natuurgebied bestaan. Twee Europese richtlijnen liggen ten grondslag aan het netwerk, namelijk de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.
Middels de Vogelrichtlijn moeten Europese lidstaten zorgen voor de bescherming, instandhouding en herstel van de leefgebieden van zeldzame vogels. Hiervoor worden 'speciale beschermingszones' ingesteld. Via de Habitatrichtlijn worden natuurlijke leefgemeenschappen van zeldzame plant- en diersoorten beschermd. Ook hiervoor worden 'speciale beschermingszones' aangewezen.
De bedoelde beschermingszones zijn opgenomen binnen de Natura-2000 gebieden. Voor het plangebied is het Natura-2000 Veluwe gebied relevant; dit gebied is zowel vanuit de Vogel- als Habitatrichtlijn beschermd. De bescherming van de Natura-2000 gebieden is geregeld in de Natuurbeschermingswet.
De bosgebieden rondom Hoenderloo vallen onder het Natura 2000-gebied 'Veluwe' en vallen daarmee deels ook binnen het plangebied.
Afbeelding: Ligging Natura 2000 en habittattype 9120 in plangebied en locaties aangewezen soorten.
2.3.3 Ecologische Hoofdstructuur
De basis voor het afwegingskader van de EHS zijn de Nota Ruimte en het provinciale beleid. Daarnaast hebben Rijk en provincies een beleidskader Spelregels EHS opgesteld. De EHS beoogt de realisatie van een samenhangend netwerk van natuurgebieden en verbindingszones.
De bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur vindt plaats door het zogenaamde 'nee, tenzij-regime' afkomstig uit de Nota Ruimte. Dit betekent dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de EHS niet mogelijk zijn als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.In de Ruimtelijke verordening van de provincie Gelderland wordt bij dit regime aangesloten. Zo bepaald artikel 19.1 van de Ruimtelijke verordening dat in een bestemmingsplan, voor een gebied gelegen binnen de EHS, geen bestemmingen mogen worden toegestaan waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast.
Grote delen van Hoenderloo maken deel uit van de EHS.
Afbeelding: Ligging EHS in en rond plangebie
2.3.4 Modernisering Monumentenzorg
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief Modernisering van de Monumentenzorg. Deze beleidsbrief geeft de nieuwe visie van het Rijk op de monumentenzorg weer. De nieuwe visie rust op drie pijlers:
- 1. cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening;
- 2. krachtiger en eenvoudige regels;
- 3. herbestemmen van cultuurhistorisch waardevolle panden die hun functie verliezen.
Met de eerste pijler wordt ingezet op het bestemmingsplan als belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. Een goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Cultuurhistorie is één van die belangen. Dit nieuwe beleid vormt een belangrijke aanvulling op de sectorale bescherming van monumenten. Op deze manier is een meer gebiedsgerichte benadering mogelijk.
Deze visie is geïmplementeerd door in het Besluit ruimtelijke ordening een verplichting op te nemen om in het bestemmingsplan rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Daarnaast heeft het Rijk, aanvullend op de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, een visie op het cultureel erfgoed opgesteld. Deze visie geeft aan hoe het Rijk het onroerend cultureel erfgoed borgt in de ruimtelijke ordening, welke prioriteiten het daarbij heeft en hoe het wil samenwerken met publieke en private partijen. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang.
2.4 Provinciaal Beleid
2.4.1 Streekplan Gelderland
Het Streekplan Gelderland (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid.
Generiek beleid
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking. Bundeling in Gelderland heeft met name de volgende doelen:
- handhaving/versterking van de economische en culturele functie van de steden;
- behoud/versterking van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen;
- optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik.
In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:
- een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
- het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
- door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners;
- intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen.
Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat de gemeenten -samenwerkend in regio's- voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma. Het aanbod aan woningen en woonmilieus moet beter aansluiten bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit.
De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen. Functies moeten zo worden gesitueerd ten opzichte van aanwezige voorzieningen dat deze bereikbaar zijn en er voldoende draagvlak voor blijft bestaan.
Zowel in nieuw als in bestaand bebouwd gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Het water in de stad wordt met het omringend watersysteem als één geheel beschouwd. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel worden voorkomen.
Regiospecifiek beleid: de Stedendriehoek
Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie.
Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek.
Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk. Het overgrote deel van de woningbouwopgave ligt in de steden Apeldoorn, Zutphen en Deventer. Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld aan knooppunten van infrastructuur worden gerealiseerd in het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. De verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden binnen de steden als uitbreiden buiten de steden.
De regio Stedendriehoek kiest voor verdere herstructurering en intensivering van bestaand stedelijk gebied: 45% van de nieuw te bouwen woningen wordt gerealiseerd door herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied.
2.4.2 Ruimtelijke Verordening
Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting. Op 15 december 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. In de toelichting hebben provinciale staten aangegeven wat de strekking van de verordening is.
"In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat deze verordening geen beleidswijzigingen bevat. Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden nu vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale verordening. Dit vloeit voort uit de concept-AMvB Ruimte."
In de regels van de Ruimtelijke Verordening Gelderland is, voor zover voor Apeldoorn en het plangebied van belang, het volgende bepaald.
- 1. In een bestemmingsplan is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts toegestaan binnen bestaand bebouwd gebied.
- 2. De in een bestemmingsplan op te nemen nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen dienen te passen in het vigerende, door GS vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio en het daarin opgenomen regiototaal aan woningen, zoals opgenomen in bijlage 9 bij de Verordening.
De kern van Hoenderloo is op de bij de verordening behorende kaart Verstedelijking aangewezen als 'bestaand bebouwd gebied'. Het overige deel van het plangebied is aangeduid als 'nieuwe bebouwing buitengebied'. Hier is nieuwe bebouwing onder voorwaarden toegestaan.
2.4.3 Kwalitatief Woonprogramma 2010 - 2019
In januari 2010 hebben GS het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (verder: KWP3) In januari 2010 hebben GS het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (verder: KWP3) vastgesteld. Het voorgaande KWP2 (2005-2014) was in formele zin een uitwerking ex artikel 4a, lid 10, Wet op de Ruimtelijke Ordening van het Streekplan Gelderland 2005. Sinds 1 juli 2008 is de WRO vervangen door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van het overgangsrecht is het Streekplan Gelderland 2005 gelijkgesteld met de in de Wro bedoelde verplichte provinciale structuurvisie. Op deze zelfde grond maakt het KWP3 – als opvolging van het KWP2 - deel uit van deze structuurvisie.
Het KWP3 heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte aan woningen. Het beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.
Afgesproken is tussen provincie en gemeenten dat in de periode 2010 t/m 2019 in de regio Stedendriehoek 8.500 woningen netto aan de woningvoorraad worden toegevoegd. Het betreft hier de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe, Lochem, Voorst en Zutphen en de woningcorporaties die in deze gemeenten actief zijn.
Het KWP3 geeft alleen een referentie- en afsprakenkader aan op regionaal niveau. Als vervolg op het KWP3 is het woonprogramma kwantitatief en kwalitatief binnenregionaal verdeeld over de gemeenten. Dit traject, dat moet leiden tot een regionaal woningbouwprogramma met het KWP3 als richtpunt, is inmiddels afgerond.
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.5.1 Structuurvisie Buitenstad 2030
het plangebied als geheel vormt op het gebied van de ruimtelijke ordening de gemeentelijke structuurvisie Buitenstad 2030 het integrale beleidskader. De structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en vervangt de structuurvisie voor het stedelijke gebied uit 2002.
De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. Door zo veel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare, krijgt Apeldoorn de ruimte zich te blijven ontwikkelen. Iedereen die een bijdrage kan leveren aan de Buitenstad Apeldoorn wordt uitgenodigd daaraan bij te dragen.
Ruimte bieden is niet vrijblijvend. Ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente; het beste van stad én landschap, het beste van modern én historisch, het beste van een centrale ligging én wonen in de luwte, het beste van bereikbaarheid én nabijheid, het beste van een solide én vernieuwende economie.
De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. Denk aan de Veluwe, de beken, sprengen en enken, de fijnmazige voorzieningenstructuur, het Weteringengebied, de spoor- en snelwegen en de parken & lanen. Zij maken Apeldoorn tot Buitenstad. Het fundament van Apeldoorn wordt gekoesterd en versterkt. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie.
Het plangebied behoort in zijn geheel tot het fundament van de Buitenstad. Nauw verbonden met de verschillende landschappen, kent Apeldoorn een hele reeks dorpen en buurtschappen met een sterke eigen identiteit. Op de Veluwe vormen Hoog Buurlo en Uddel al lang geleden agrarische nederzettingen. In Uddel is de overgang van het oude kampenlandschap naar de sterke moderne heideontginningen zeer markant. Hoenderloo ontstond wat later, met de heideontginningen en bebossingen uit de 19e eeuw. In diezelfde periode werd het dorp ontdekt als gezonde leefomgeving. Hoenderloo bestaat uit een dorpskern, een agrarisch woonlandschap en een landgoedachtig insitituenmilieu.
In het fundament zijn de kernkwaliteiten van de Buitenstad samengebracht. Die kwaliteiten worden in bestemmingsplannen verankerd. Vanwege hun betekenis voor Apeldoorn als geheel investeren de gemeente in het op kwaliteit houden van het fundament (beheer) en zal dat waar mogelijk ook doen bij het uitbouwen ervan (ontwikkeling), bijvoorbeeld door het herstel van beken en sprengen en het versterken van de gebruikswaarde van het weteringenlandschap.
In veel dorpen moeten we de komende jaren rekening houden met afname of stabilisatie van de bevolking. Handhaving van de (vaak relatief goede) voorzieningenniveau's in de dorpen zal vooral gedragen moeten worden door het inzetten op leefbaarheid, op het multifunctioneel maken van voorzieningen, door het maken van slimme combinaties en door versterking van het draagvlak dat toerisme en recreatie biedt. Daarom zet de gemeente in op:
- Ontwikkeling van de dorpen gericht op het binden van inwoners (leefbaarheid);
- Het verbeteren van de kansen voor dorpse voorzieningen door het bevorderen van multifunctionaliteit en het combineren van functies;
- Versterking van het draagvlak voor winkelvoorzieningen door verhoging van de toeristische attractiviteit en verblijfstijd (meer toeristen die ook nog eens langer blijven);
De structuurvisie is opgesteld in een tijd van veel onzekerheden. Duidelijk is dat rekening gehouden moet worden met minder groei en veel ruimere bandbreedten. Apeldoorn beschikt tot zeker 2030 over voldoende ontwikkelruimte. Nieuwe locaties worden in de structuurvisie dan ook niet aangewezen.
Aanpassingen aan de bestaande woningvoorraad worden belangrijker, bijvoorbeeld om woningen levensloopbestendig te maken of energiezuiniger. Ook omdat het aantal toe te voegen woningen op nieuwbouwlocaties terugloopt, neemt het accent op de bestaande stad en dorpen toe.
2.5.2 Woningbouwprogramma
Nieuwbouw
Voor de uitbreiding van woningbouw is de in november 2012 door de raad vastgestelde woningbouwprogrammering het beleidsmatig kader. Doestelling van de woningbouwprogrammering is om een realistisch en haalbaar programma te schetsen, gebaseerd op lange termijn prognoses en aansluitend bij de huidige woningmarkt.
Voor Hoenderloo betekent dit een toevoeging aan de woningvoorraad van 37 woningen. Hiervoor zijn de volgende locaties in beeld:
- Veldheim 14 woningen;
- Paalbergweg 6 woningen;
- Miggelenbergweg 9 woningen.
Het woningbouwprogramma is vastgesteld als een vertrekpunt voor toevoeging van woningen tot 2029. Gedurende deze periode zullen de ontwikkelingen op de woningmarkt actief gevolgd worden. Dit kan leiden tot bijstelling van het programma. We noemen dit adaptief programmeren.
Anno 2013 wordt gekozen voor een restrictief, nee tenzij, beleid aangaande nieuwe vaak kleinschalige initiatieven. Dit betekent dat er een zwaar wegend maatschappelijk belang mee gediend moet worden en dat kans op realisatie op de korte- tot middenlange termijn realistisch wordt geacht. Er zal een kwalitatieve programmatische afweging worden gemaakt. Hierbij wordt gekeken naar de relatie met andere projecten en de bestaande bouw.
Bestaande bouw
De Apeldoornse dorpen kennen allemaal hun eigen karakteristieken die hen aantrekkelijk maakt en waarom mensen hier graag wonen. Deze karakteristieken die dorpen aantrekkelijk woonmilieu bieden, dienen in stand te blijven. De bestaande bouw concurreert hierbij met de meer duurzame nieuwbouwwoningen. De gemeente Apeldoorn streeft daarom ook naar een duurzame ontwikkeling van de bestaande woningvoorraad. Het gaat hierbij onder andere om isolatie en energieopwekking, maar ook om modernisering van de bestaande voorraad.
2.5.3 Strategische Economische beleidsvisie Apeldoorn 2000 - 2020
In dit document staan de belangrijkste uitgangspunten en ambities voor het economische beleid van Apeldoorn tot 2020. Voor verschillende economische sectoren zijn gedetailleerde uitvoeringsplannen gemaakt. Als ambitie kiest Apeldoorn voor verdere economische ontwikkeling. Speerpunten zijn:
- een evenwichtige economische basis behouden;
- de productiestructuur verbreden (clusterspecialisatie);
- de kwaliteit van toerisme en recreatie verbeteren;
- de binnenstad en vier wijkcentra versterken;
- de plattelandseconomie verstevigen.
De gemeente heeft 18 concrete activiteiten en projecten vastgesteld op verschillende economische terreinen; kantoren en bedrijven, wijkeconomie, zorgsector, detailhandel en horeca, toerisme en recreatie, plattelandsontwikkeling en -economie, arbeidsmarkt en relatiebeheer.
Het dorp Hoenderloo ligt in het zuidelijke deel van de Veluwe en dichtbij het Nationaal Park De Hoge Veluwe en het Deelerwoud. Hoenderloo heeft een ruime voorzieningenstructuur door het toerisme. De voorzieningen voor verblijfsrecreatie zijn toe aan modernisering. Doel van deze kwaliteitsverbetering is een vergroting van het aantal slaapplaatsen, zodat het aantal overnachtingen kan toenemen. Door de veranderende vraag en veroudering van veel voorzieningen is daarnaast voor verblijfsrecreatie is kwaliteitsverbetering nodig.
2.5.4 Detailhandelsvisie
In 2003 is de Detailhandelsvisie 'Een boodschap voor iedereen' vastgesteld. Het belangrijkste doel van de detailhandelsvisie is te komen tot een sterke en evenwichtige detailhandelsstructuur, zowel vanuit het oogpunt van de consument (het verzorgingsniveau) als vanuit de optiek van het bedrijfsleven (het economische functioneren). De visie beoogt daarmee het bepalende beleid te zijn voor de uitwerking van (deel)plannen op wijk- en buurtniveau en voor het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen. Verder is de visie het toetsingskader voor, onder meer door de markt, ingediende plannen.
In de nota is een aantal uitgangspunten geformuleerd. Essentie is dat binnen de mogelijkheden die de gemeentelijke overheid daarvoor heeft, wordt gekozen voor het handhaven en versterken van een fijnmazige structuur van de detailhandel op buurtniveau in plaats van deze op te heffen ofwel opschaling. Dit betekent het behoud van winkelcentra op buurtniveau.
Op basis van de kaderstellende uitgangspunten, aandachtspunten en een (indicatieve) berekening van de potentiële marktruimte kan per stadsdeel een dagelijkse voorzieningenstructuur op hoofdlijnen worden opgesteld.
In Hoenderloo is, vanwege de lage koopkrachtbinding en geringe afstand tot concurrerend aanbod, geen uitbreidingsruimte te berekenen. Een grotere supermarkt zal de koopkrachtbinding iets kunnen vergroten. De potentiële marktruimte in Hoenderloo blijft echter te laag. Het pakket dagelijkse voorzieningen zal in dit dorp naar verwachting dan ook verder onder druk komen te staan. Het streven is om voor Hoenderloo een kwalitatief aanvaardbaar aanbod te behouden. Wel moet daarbij rekening worden gehouden met de economische ruimte: vraag en aanbod moeten op elkaar aansluiten.
2.5.5 Verkeersbeleid
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2010 – 2020 (vastgesteld juli 2009). Hierin heeft de gemeente een aantal doelen vastgesteld. De gemeente wil de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid behouden en liefst nog vergroten. Enerzijds zijn dit doelen die zijn uitgedrukt in cijfers, anderzijds zijn dit doelen in de vorm van ervaringen van bewoners en gebruikers.
De gemeente faciliteert alle vervoerswijzen en probeert de kennis van de reiziger over de verschillende mogelijkheden te vergroten. Het doel voor verkeersveiligheid is een reductie van 35% van het aantal ongevallen in 2020 ten opzichte van 2002. Om dit doel te bereiken wordt ingezet op het veiliger en herkenbaarder maken van de infrastructuur en gedragsbeïnvloeding van de verkeersdeelnemers.
Het autoverkeer wordt gebundeld op hoofdwegen. De hoofdwegen verbinden stadsdelen met elkaar, met de snelwegen en met de rest van de wereld. Woongebieden worden ingericht als verblijfsgebieden, met een maximum snelheid van 30 km per uur. Daar moet de overlast van autoverkeer zo veel mogelijk worden beperkt.
De parkeernormen zijn vastgesteld in de Parkeernota (geactualiseerd oktober 2004). De gemeente stelt geen maximum aan het aantal parkeerplaatsen bij woningen, de parkeernorm geeft aan wat in ieder geval aangelegd moet worden.
2.5.6 Waterbeleid
2.5.7 Cultuurhistorisch beleid
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.
Archeologische beleidskaart
De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties:
- Hoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
- Gemiddelde trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
- Lage trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quick-scan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.
Cultuurhistorische beleidskaart
Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:
- Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
- Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
- Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quickscan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.
In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.
2.5.8 Welstandsbeleid
De kadernota 'Over welstand geschreven'
Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.
Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.
In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij. Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.
Voor het gebied Hoenderloo wordt tegelijkertijd met het opstellen van dit bestemmingsplan gebiedsgericht welstandsbeleid opgesteld. Dit welstandsbeleid, in de vorm van een beeldkwaliteitplan, is gericht op de ontwikkelingen die in het gebied gaan plaatsvinden en heeft als uitgangspunt het faciliteren, stimuleren en prikkelen van kwaliteit door het scheppen van goede voorwaarden.
Groot Apeldoorns landschapskookboek
In het Landschapskookboek staat voor Apeldoorn beschreven hoe de gemeente de steeds belangrijkere rol in de ruimtelijke ordening kan vervullen met minder middelen en minder regels. Aanleiding voor het kookboek zijn het gebrek aan structuur in het landschap en tegelijk de enorme dynamiek in het buitengebied. Het landelijk gebied is volop in beweging: nieuwe functies zoeken een plaats, agrarische bedrijven stoppen, verbreden of worden juist groter, nieuwe landgoederen worden gesticht.
Het Groot Apeldoorns Landschap Kookboek geeft handreikingen voor een toepassen van gebiedseigen middelen bij ontwikkelingen in het landelijk gebied van de gemeente.
Klein Apeldoorns dorpenkookboek
De dorpen zijn nooit af. Er wordt gebouwd, de openbare ruimte verandert en functies wijzigen. Met elke ingreep verandert het dorp. Bewoners, ondernemers, instellingen en overheid werken allemaal aan onze dorpen, ieder met zijn eigen middelen. Maar hoe kunnen we samen ondanks al die ontwikkelingen toch de specifieke eigenheid van een dorp behouden? Op deze vraag geeft het dorpenkookboek op een laagdrempelige en enthousiasmerende wijze antwoord.
In het 'Klein Apeldoorns Dorpen Kookboek' is de ambitie vertaald hoe Apeldoorn de dorpen verder wil ontwikkelen op een wijze die de eigenheid van de dorpen respecteert. Om de regeldruk te beperken en de eigen verantwoordelijkheid te stimuleren is de ambitie vertaald in een Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit.
2.5.9 Dorpsplan Hoenderloo
Voor Hoenderloo is als enige dorp geen structuurvisie gemaakt. Het zier er nu naar uit dat die er ook niet meer gaat komen. Wel is in 2012 onder verantwoordelijkheid van Hoenderloo's Belang en de Hoenderloose zakenvereniging een dorpsplan opgesteld, dat breed gedragen wordt in het dorp.
Belangrijke uitgangspunten van dit plan:
- Het dorp moet leefbaar zijn; de dorpsbewoners en recreanten moeten zich thuis voelen;
- Het dorp moet haar authentieke karakter behouden; grindpaden, doorkijkjes en geen hoogbouw;
- Er moet verjonging komen om ook maatschappelijk een plezierig dorp te zijn;
- Er moet een prettige, natuurrijke leefomgeving blijven bestaan.
Om deze uitgangspunten te kunnen realiseren is in het plan een aantal wensen en eisen geformuleerd op het gebied van wonen, verblijven, voorzieningen en recreatie. Aan een aantal ervan wordt door het dorp, al dan niet in samenwerking met gemeente en andere partijen gewerkt om ze ook daadwerkelijk uit te voeren.
Wonen
Het dorp vraagt minimaal 100 nieuwe woningen, waarvan 50 voor starters, in de stijl van het dorp. Het dorp ziet aan de rand van het dorp ruimte voor deze woningen.
Verblijven
Het dorp moet een aantrekkelijker aanzien krijgen. Dat wil het dorp bereiken door onder andere:
- een herinrichting van de Brink;
- nieuwe straatverlichting;
- het herinrichten van enkele groengebiedjes tot verblijfsgebieden;
- meer parkeerplaatsen, passend in het dorpsgezicht;
- een groener karakter van de wegen;
- afwisseling van asfalt, klinkers en zandpaden.
Voorzieningen
Al eerder is geconstateerd dat er aan de ene kant een overmaat aan accommodatieruimte in Hoenderloo is en aan de andere kant een aantal maatschappelijke voorzieningen in het dorp niet goed functioneert. Een vergrijzende bevolking en een terugloop van het aantal jonge bewoners verergert de problemen alleen maar.
Hoenderloo's Belang onderzoekt hoe deze problemen opgelost kunnen worden. Belangrijke uitgangspunten daarbji zijn dat het dorpshuis het educatieve, sociaal-culturele en sportieve centrum van het dorp moet worden. Basisonderwijs en BSO moeten behouden blijven voor het dorp. Veldheim moet verbouwd worden tot woongebouw. Huisarts en apotheek moeten behouden blijven in het dorp.
Recreatie
Voor het verbeteren van de aantrekkelijkheid van Hoenderloo voor recreanten en toeristen stelt het dorpslan een nieuw fietspad voor richting Deelen en Arnhem. Ook wordt voorgesteld het openbaar vervoer te verbeteren om zo Hoenderloo met de toeristische attracties, omliggende plaatsen en uitgaanscentra te verbinden en de bewegwijzering in en om het dorp naar attracties en recreatiebedrijven te verbeteren. Met dit laatste zijn Hoenderloo's Belang en de zakenvereniging al actief bezig.
3 Analyse Bestaande Situatie
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het plangebied beschreven. Achtereenvolgens zal worden ingegaan op de ontstaansgeschiedenis, het landschap, de ruimtelijke opbouw en de functionele structuur.
3.2 Ontstaansgeschiedenis
3.2.1 De ontwikkeling van het landschap
De geschiedenis van de nederzetting Hoenderloo is in sterke mate verbonden met de omstandigheden van de ondergrond en het omringende landschap.
Gedurende de periode van de voorlaatste ijstijd, het Saalien (circa 200.000 - 125.000 jaar geleden), kreeg het gebied in grote lijnen het huidige reliëf. Tijdens deze ijstijd breidde het Scandinavische landijs zich uit tot Midden-Nederland. Aan de randen had de ijskap vooruitstekende lobben die bestaande laagtes indrongen, waarbij grond werd opgestuwd in de vorm van 'stuwwallen'. Zulke lobben schoven vooruit in het IJsseldal en de Gelderse Vallei. Daarbij vormde zich de hoogte van de Veluwe. Het gebied van Hoenderloo ligt thans onderaan de westelijke helling van de hoge stuwwal die zich uitstrekt ten westen van het IJsseldal tussen Hattem en Dieren. Het dorp ligt in een droge laagte tussen twee uitlopers van de stuwwal, ten noorden en zuiden.
Doordat er in de directe omgeving geen beek of ven was, en het grondwater vrij diep zit, is Hoenderloo in het verleden geen voor de hand liggende plek voor permanente bewoning geweest. Niettemin is er wel degelijk bewoning geweest. Binnen het bestemmingsplangebied heeft een prehistorische grafheuvel gelegen, die in de vroege 20ste eeuw is verdwenen ten gunste van nieuwbouw voor de Stichting Hoenderloo. Ten noorden en noordoosten van Hoenderloo - buiten het plangebied - zijn urnen(velden) uit de late ijzertijd gevonden alsmede een grafveld en aardewerk uit de vroege middeleeuwen. Deze sporen duiden erop dat er al in een ver verleden gewoond werd in het gebied.
Op de stuwwal groeide vanouds oerbos, waarin de mens hier en daar delen platbrandde om er landbouw te bedrijven. Vanaf de middeleeuwen moest het oerbos door intensiever gebruik (als wildpark, bron voor brandstof en bouwmateriaal, en weidegebied voor schaapskuddes) steeds verder wijken. Er ontstond een 'leeg' land van heidevelden en zandverstuivingen.
3.2.2 De ontwikkeling van Hoenderloo
In dat lege land is Hoenderloo pas aan het begin van de negentiende eeuw ontstaan. Ver weg van de bewoonde wereld, bij de grens van verschillende bestuursgebieden, was het gezag zwak en kon zich een clandestiene nederzetting vormen bij een kleine landbouwontginning. Tijdens een wandeltocht over de Veluwe kwam dominee Otto Heldring in Hoenderloo terecht. Hij bekommerde zich over het lot van de arme en geïsoleerd levende inwoners. Hij werd daarbij gedreven door de ideologie van het Réveil. Door zijn inspanningen kreeg het dorp halverwege de 19de eeuw de beschikking over een waterput, een school en een kerk. Daarna begonnen diverse kapitaalkrachtige investeerders, voor een groot deel geworven door Heldring, met de aanleg van landgoedbossen op de woeste gronden in de omgeving ten behoeve van de productie van hout en de creatie van recreatieve landgoederen. De bosbouw genereerde veel werk, met als gevolg dat Hoenderloo gestaag groeide.
Aanvankelijk lag de kern van Hoenderloo bij de kruising van de Apeldoornseweg-Middenweg-Harskampweg. Daaromheen stonden eerst een aantal plaggenhutten en gaandeweg meer huizen van hout en baksteen. In de loop der jaren breidde de nederzetting zich uit naar het oosten. Tussen de bossen van de landgoederen van de Christelijke Vrienden (later ten dele het terrein van de Stichting Hoenderloo) in het noorden en het Deelerwoud in het zuiden, bevond zich daar een onontgonnen heidegebied, dat stukje bij beetje werd verkaveld en ontgonnen tot akkerland. Dit gebied werd De Krim genoemd. Tegenwoordig vinden we hier verspreide bebouwing en lintbebouwing langs de belangrijkste wegen omgeven door grasland. Het gebied bij de oude kern, tussen de Apeldoornse weg en de zevensprong verdichtte zich gaandeweg verder met nieuwe bebouwing. Eerst ging het daarbij om individuele particuliere toevoegingen aan de Middenweg, Krimweg en Paalbergweg, maar na de Tweede Wereldoorlog werden hiertussen ook enkele planmatig aangelegde woningbouwprojecten gebouwd. Daarmee kwam hier de dorpskern tot stand. Hier werden ook de voornaamste voorzieningen gevestigd, zoals de school, een tweede kerk, het groene kruisgebouw, enkele winkels en het dorpshuis.
3.2.3 De Stichting Hoenderloo
Op verzoek van Heldring nam dorpsonderwijzer Gangel vanaf 1847 regelmatig verwaarloosde kinderen op in zijn huis. Ze werden niet alleen opgevangen maar ook heropgevoed. Hieruit ontstond het idee van een zelfstandig opvanghuis, al snel doorgangshuis genoemd. Hiervoor werd in 1851 de Stichting Hoenderloo opgericht. Door de geïsoleerde ligging temidden van grootschalige ontginningsgebieden werd Hoenderloo gezien als een goede plek om ontspoorde jongens weer op het rechte pad te krijgen. Zij hadden baat bij een werkzaam verblijf in een natuurlijke omgeving met gezonde lucht, ver weg van de stad. Bovendien maakte de goedkope grond de exploitatie van een dergelijke instelling rendabel.
De Stichting, werd later omgedoopt in de 'Hoenderloo Groep' en groeide gestaag, waarbij steeds meer gebouwen werden opgericht in het bos ten noorden van de dorpskern. Thans is het een instelling voor jeugdzorg en onderwijs die een tijdelijk thuis biedt aan enkele honderden jongeren met gedragsproblemen, niet alleen in Hoenderloo, maar ook op diverse locatie daarbuiten.
3.2.4 Hoenderloo als recreatiedorp
Vanaf de late 19de eeuw ontwikkelde de Veluwe zich tot een recreatieve trekpleister. Dat kwam door de groeiende waardering voor het landschap en de natuur. Destijds zocht de passieve recreant hier naar ontspanning, rust, ruimte, schone lucht, het ongerepte en het woeste. Tegenwoordig kan de actieve recreant hier ook terecht voor talrijke sportieve en culturele voorzieningen. Hoenderloo is vooral een populaire vakantiebestemming geworden dankzij de ligging temidden van uitgestrekte bossen en nabij het Nationale Park De Hoge Veluwe.
Deze populariteit heeft geresulteerd in een groot aantal recreatieve voorzieningen in en om het dorp. De pensions van weleer hebben plaats gemaakt voor hotels, campings, huisjesparken en restaurants. Met name in de zomer verblijven er honderden toeristen in de diverse dag- en verblijfsaccommodaties. Naast de Hoenderloo Groep is het toerisme dan ook de belangrijkste economische pijler voor Hoenderloo.
3.3 Landschap
3.3.1 Hoenderloo als enclave in het reliëfrijke Veluwe landschap
Opvallend in de ruimtelijke structuur van Hoenderloo zijn de open ruimtes aan de randen van de dorpskern. Op deze plekken is de bosrand op afstand en is het reliëf goed herkenbaar. Het zijn deze ruimtes die karakteristiek zijn voor Hoenderloo. De open ruimtes vormen met elkaar een monumentaal stelsel rondom het dorp dat de bijzondere ligging in het landschap ervaarbaar maakt. De Brink, het veld aan de Middenweg en het veldje met eiken aan de Krimweg vervullen daarin een bijzondere rol. Deze ruimtes zijn de koppelstukken tussen dorp en landschap.
* De Houtkamp (1)
De Houtkamp is de open ruimte aan de westkant van de Middenweg en Krimweg. Deze ruimte vormt nu de entree naar zowel het dorp als de Hoge Veluwe. De Deelenseweg slingert er losjes doorheen. De noordelijke rand ligt het hoogst en de bebouwing tekent zich af tegen de dichte bosrand. De ruimte aan de westkant vormt de open voorgrond voor de bosrand.
De Houtkamp Velden langs Paalbergweg
* De velden langs de Paalbergweg (2)
Het bos ligt op afstand van de dorpsrand, de velden ertussen hebben een flinke glooiing omhoog, en door de bebouwing van de boerderij tegen de bosrand zijn maat en schaal afleesbaar. Een mooie overgang tussen dorp en bos met een sterk ruimtelijk effect voor een verhoudingsgewijs kleine ruimte.
* De velden rondom de kerk aan de Heldringweg (3)
De kerk ligt als een spil in de ruimte op een uitgelezen plek in het dorp, op de top van een kleine heuvel. De kerk ligt prominent aan de open ruimte langs de Middenweg maar ook aan de open ruimte langs de Arckelaan en aan de begraafplaats. Het pad rondom de kerk biedt een mooi panorama over het dorp, de velden, de Kampheuvel en de bosrand.
De kerk De brink als centraal punt in het dorp
* De Brink en de Zevensprong (4)
Bij de Zevensprong wordt het dorp ingeklemd tussen het Deelerwoud en De Hoenderloo Groep. Zeven wegen komen hier bij elkaar. De Brink is een met beuken omzoomd veld in de vorm van een taartpunt. De Brink werkt als een kleine beschutte middenzaal, tussen de Voor- en Achterkrim, de entree van het Deelerwoud, de monumentale Arckelaan en het grote veld voor de Hoederloogroep.
* Het veld tussen het dorp en de Hoenderloogroep (5)
Dit glooiende veld loopt op van het dorp naar de Kampheuvel. De Kampheuvel ligt het hoogst van alle gebouwen rond het veld en domineert de ruimte. De Arckelaan en de Laan van Eikenhof verdelen de ruimte in een scherp afgebakend en onbebouwde hoofdruimte (het Veld) en grilliger gevormde zijruimtes die elk door een gebouw gedomineerd worden: de Kampheuvel, de boerderij en de kerk. Vanaf de zevensprong gezien bepaalt het grote, glooiende open veld tussen de Kampheuvellaan en de Arckelaan het beeld van de Hoenderloogroep. De paviljoenachtige bebouwing ligt verspreid in het bosgebied daar omheen.
3.3.2 Groenstructuren
De omgeving van Hoenderloo wordt ervaren door de afwisseling van open en gesloten ruimten. Rondom de kern worden deze ruimten gevormd door de afwisseling tussen agrarische percelen, houtwallen en bosgebieden (zie onderstaande afbeelding).
Groenstructuur in en om Hoenderloo (Uit: Dorpskwaliteit in beeld)
In lichtgroen de open ruimten en in donkergroen de bossen
De Krim ligt als een waaier tussen grotere bosontginningen en landgoederen en bestaat uit kleine besloten bosgebiedjes en open agrarische percelen met houtwallen waardoor hier een afwisseling in uit- en doorzichten ontstaat. De oostrand van het bos is de rand van de Achterkrim. De zuidgrens bestaat uit de rand van het Deelerwoud, de noordgrens uit de randen van onder andere de Hoenderloo Groep. In de Krim ligt de open ruimte niet rondom de bebouwing maar ertussen. De houtwal van de Oudeweg vormt de overgang naar de open ruimte van de Hoenderloogroep
Het grootste bosgebied binnen de begrenzing van het bestemmingsplan is gelegen ten noorden van het dorp in het gebied van de Hoenderloogroep. Hier ligt een groot aaneengesloten bosgebied, dat aansluit aan Park de Hoge Veluwe.
Langs doorgaande wegen is soms een begeleidende groenstructuur aanwezig. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de Otterloseweg, Arckelaan, Elisabethlaan en een deel van de Brouwersweg en Kampheuvellaan.
De dorpskern kenmerkt zich door bomen op eigen kavels en enkele kleinere bosschages/boomgroepen, vaak op de plek van oude gebouwen/plekken en vormt daar een ensemble met de bebouwing (schooltuin, kerk). De wegen hebben hier geen begeleidende beplanting. Daarnaast zijn binnen het dorp drie kenmerkende groene ruimten aanwezig:
- Groene ruimte aan de Middenweg/Parkweg;
- De groenzone aan de Krimweg (met de waterput aan de kop van de groenzone);
- Brink en Zevensprong
3.4 Natuur
De natuurwaarden in het gebied zijn deels gerelateerd aan het gegeven dat het plangebied deel uitmaakt van de het uitgestrekte Veluwegebied maar deels ook vanwege het feit dat het daarbinnen een enclave vormt met een overwegend kleinschalige landschapsstructuur.
Binnen het plangebied komen de bosgebieden vooral voor in het deel ten noorden van de dorpskern, het gebied dat deel uitmaakt van de Hoenderloo-groep. Het gaat hier overwegend om loofbos en gemengd bos. Het betreft deels bossen van het type dat wel te boek staat als het Wintereiken-Beukenbos, bossen die te zien zijn als een soort climaxvegetatie van de daar voorkomende zandgronden. Een groot deel van dit gebied is opgenomen binnen de grenzen van Natura 2000 en de bossen zijn daarbinnen gekenmerkt als een beschermd habitattype, de zgn Beuken-Eikenbossen met hulst (H9120).
In het deelgebied de Krim gaat het om een overwegend in kleinschalig agrarisch gebruik zijnd landschap, dooraderd met singels en bosjes. Er komen vooral graslanden voor die momenteel door de gebruiksdruk vegetatiekundig vrij soortenarm zijn. De aard van het landschap maakt wel dat er sprake is van een grote soortenrijkdom aan dieren. In 2011 zijn in een verkennend onderzoek de belangrijkste natuurwaarden in beeld gebracht. Duidelijk wordt dat het plangebied vooral van waarde is voor vogelsoorten, zoogdiersoorten als das en diverse vleermuissoorten.
De bosgebieden rondom het plangebied herbergen de in het kader van Natura 2000 belangrijke soorten als Zwarte specht en Wespendief. Binnen het plangebied komen deze niet broedend voor. Van de meer kritische soorten zijn binnen het plangebied als de volgende soorten als broedvogel vastgesteld: Bonte vliegenvanger, Bosuil, Ekster, Fluiter, Glanskop, Huiszwaluw, Grauwe vliegenvanger, Groene specht, Grote bonte specht, Kleine bonte specht, Zwarte specht en Raaf.
Opvallend is dat de soorten verspreid over het gebied en in de omgeving daarvan veel voorkomen. Dit hangt samen met het landschapstype van het gebied, dat bestaat uit kleinschalige besloten graslanden, waaraan een groot aantal van deze soorten is gebonden. In de zin van het voorkomen van vogelsoorten is het landschap dan ook als waardevol aan te merken. Daarnaast is het gebied van belang voor de das. Van de das zijn in de omgeving diverse hoofd- en bijburchten bekend. Ook binnen het gebied van de Krim komt een verblijfplaats voor. De graslanden in de omgeving worden daarbij gebruikt als foerageergebied.
Duidelijk is ook dat het gebied een leefgebied vormt voor diverse vleermuissoorten. In ieder geval komen de volgende soorten voor: de Gewone dwergvleermuis, de Laatvlieger, de Ruige dwergvleermuis en de Rosse vleermuis. Voor vleermuizen vormen vaste verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebieden belangrijke onderdelen van hun leefgebied. Vaste verblijfplaatsen van de overwegend gebouwbewonende soort Gewone dwergvleermuis zijn er op verschillende plaatsen in de Krim en ook in de dorpskern. Vaste verblijfplaatsen van boombewonende soorten (Rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis) zijn tijdens het onderzoek niet aangetroffen; wel zijn met name de oude lanen in het gebied daarvoor wel geschikt. Van de Laatvlieger kan een verblijfplaats in het gebied ten noorden van de dorpskern verwacht worden. Geconcentreerde vliegroutes van vleermuizen zijn in het gebied niet aangetroffen. Ook daar zijn lanen en singels wel geschikt voor. Foeragerende vleermuizen (m.n. van de Gewone dwergvleermuis) werden vooral in het kleinschalige landschap rond de bebouwde gebieden (Hoenderloo, De Krim) aangetroffen. In de bosgebieden zelf werd opmerkelijk weinig gefoerageerd. De meest waargenomen vleermuissoorten (de Laatvlieger en de Gewone dwergvleermuis) zijn soorten die in het half besloten landschap voorkomen. De meer kleinschalige gebiedsdelen binnen het plangebied, zoals de overgangen tussen bos en (paarden)weide, erfbeplantingen en de extensief bebouwde gebieden vormen een voorkeursbiotoop voor deze soorten.
3.5 Ruimtelijke Opbouw
3.5.1 Een dorp met drie sferen
De verschillende achtergronden die de groei van Hoenderloo bepaalden – agrarisch dorp, instellingenterrein, vakantieoord, landgoed – zijn niet zozeer met elkaar vermengd maar naast elkaar geplaatst. In de huidige ruimtelijke opbouw van het dorp is dat goed zichtbaar. De hoofdwegen die samenkomen op de zevensprong midden in het dorp, zijn deels scheidslijnen tussen gebieden met uiteenlopende functies.
De drie sferen van Hoenderloo bestaan uit: 1) het dorp met lintbebouwing en buurtjes ten westen van de zevensprong, 2) het kamerlandschap van de (voor- en achter) Krim ten oosten van de zevensprong en 3) het landgoedachtige landschap van De Hoenderloo Groep ten noorden van de zevensprong.
Het niet voor publiek toegankelijke Landgoed Deelerwoud maakt geen deel uit van het dorp anders dan dat de bosrand aan de zuidelijke dorpsrand grenst.
De ruimtelijke opbouw van Hoenderloo wordt ook bepaald door de krans van open ruimtes rondom het dorp. Hierdoor ligt het dorp los van de omliggendebosranden en wordt het enclavekarakter benadrukt. De verschillende karakters van de open ruimtes – bijvoorbeeld rond de kerk of de grote open weide van De Hoenderloo Groep – versterken de gevarieerde en veelzijdige dorpse opbouw met unieke plekken.
3.5.2 Een dorp van lintbebouwing en buurtjes
Hoenderloo kent een variatie aan bouwstijlen en een ontspannen en groen dorpsbeeld.. Ze laten zien dat het dorp is ontstaan vanuit verschillende bouwtradities en ontwikkelingsperioden. De ruimte in het dorp bepaalt het dorpse karakter. Overhoekjes, soms privétuinen, maar ook openbare overhoeken zoals de brinken geven lucht in het dorp. In het dorp zijn veel blikvangers aan de uiteindes of in de bochten van de straten, waardoor er een steeds wisselend straatbeeld ontstaat. Bijvoorbeeld de opeenvolging van bijzondere plekken langs de Middenweg: de blik naar de kerk, het doorzicht op het erf en het aanzicht van de voormalige witte boerderij, het aanzicht van het schoolterrein. Daarnaast zorgen de verspringende rooilijnen voor een wisselend beeld van de straat.
Het compacte deel van Hoenderloo bestaat uit drie rijen lintbebouwing met daartussen een aantal verbindingswegen en buurtjes. Bijzonder is dat elk lint weer een eigen sfeer en opzet heeft die ervoor zorgen dat elk lint een eigen identiteit heeft.
- De Middenweg is een historisch lint met grote kavels en villa’s afgewisseld met open weitjes. Het geheel is los bebouwd met open zichten op de kerk en de bosrand van De Hoenderloo Groep.
- De Krimweg bestaat in het dorp ook uit lintbebouwing, maar is strakker van opzet. De rooilijn van de woningen is eenduidig maar de invulling zeer individueel, waardoor nog wel sprake is van een dorpse maat en schaal. Deze hoofdweg door het dorp heeft als gevolg van verkeerskundige eisen een nogal formele inrichting die eerder stads aandoet dan dorps.
- De Paalbergweg heeft net als de Middenweg een losse opzet met lintbebouwing. Vanaf de weg is er uitzicht over de agrarische erven en weitjes die tussen het dorp en het bos liggen. In tegenstelling tot de Krimweg is de openbare ruimte dorps, wat vooral bepaald wordt door de grindbermen.
Middenweg Krimweg Paalberweg
De buurtjes tussen de linten zijn na de oorlog complexmatig aan het dorp toegevoegd en hebben een ander (minder los en dorps) karakter dan de linten. Het zijn veelal halfvrijstaande woningen met gelijke goot en nokhoogte.
Buurtje aan Speldermark Buurtje rond Plaggenstekersweg
3.5.3 Het agrarisch woonlandschap van de Krim
De Krim vormt een eigen wereld binnen het veelkleurige palet aan woonsferen die Hoenderloo rijk is. Het gebied ligt tussen twee lange rechte lijnen, waarbij de Krimweg gezien kan worden als de ‘voorkant’ en de onverharde Oude Weg als de ‘achterkant’. Tussen de beide wegen ligt een noord-zuidstructuur van verbindingspaden. Het gebied zelf is verkaveld in een rechthoekig patroon. Binnen dit patroon van wegen, verkavelingen en erfbeplantingen liggen verspreid losse erven. Tussen de erven liggen grote ruimtes als open kamers in een volwassen structuur van houtwallen en bosstroken.
De volgende gebieden zijn in dit deel te ontdekken.
* Lint met doorzicht naar de bosrand
De Krimweg is de hartlijn van het gebied. Hier staat de meeste bebouwing. Het westelijk deel, vlak bij de Zevensprong is ondertussen aaneengesloten bebouwd. Meer naar het oosten zijn er open velden die de achterliggende bosrand zichtbaar maken. Het is van belang om deze groene kamers open te houden.
* Coulissenlandschap
Ten noorden van de Krimweg is de bebouwing schaars. Het zijn accenten in een zacht glooiend agrarisch coulissenlandschap. De lanen en paden worden zichtbaar door de bomen die erlangs staan en niet door lintbebouwing.
* Kromme laan
De Elisabethweg is een ruim verkaveld gebied. Er zit veel ruimte op de kavels en er zijn veel doorzichten, maar kleiner van schaal en 'huiselijker' dan in het coulissenlandschap. Het kader voor deze huiskavels wordt gevormd door de wegdraaiende eiken aan weerszijden van de weg.
Omdat dit deel van het dorp vooral uit individuele losstaande bebouwing bestaat is een belangrijk ruimtelijk beeld van de Krim het zicht op de open ruimtes rondom het dorp en in de Krim. Voorkomen dient te worden dat alle doorzichten verdwijnen door verdichting door bebouwing.
3.5.4 Het Institutenlandschap van De Hoenderloo Groep
Het terrein van De Hoenderloo Groep hoort gevoelsmatig bij het dorp, maar heeft toch een eigen ruimtelijke opzet. Deze is eerder landgoedachtig dan dorps. Er is een aantal deelgebieden te onderscheiden.
- Ensembles van woonpaviljoens op open plekken in een bosgebied
- Aan de hoofdontsluiting is een monumentale reeks gebouwen met een grote maat gelegen aan een wegenstructuur van een aantal lange, rechte lijnen. Deze gebouwen staan aan de bosrand of op een open plek net iets daar achter.
voormalige school en directiewoning MFC Hoenderloogroep
Nijegaardeweg 11, gebouwd rond 1912
(gemeentelijk monument)
- (Dienst) Woningen aan de rand van de Veluwe
Woningen aan de Weikamperweg
- Hoofdgebouw op markante plek aan open ruimte
3.6 Functionele Opbouw
3.6.1 Wonen
Van de 452 woningen in Hoenderloo is 39% vrijstaand, 33% 2-onder-1-kap en 22% een rijtjeswoning. Het gemiddeld aantal bewoners per woning is sinds 2008 gedaald van 2,75 naar 2,50. In totaal woont 38% van de huishoudens in een huurwoning. Van de 40-54 jarigen woont ¾ in een koopwoning, van de 75+rs is dat iets minder dan de helft. Van bijna 1/5e van de huishoudens in een koopwoning heeft de woning een woz-waarde van méér dan 500.000 euro.
Hoenderloo had op 1 januari 2012 ruim 1300 inwoners. Tot 2008 was de bevolkingsomvang stabiel op bijna 1400. Vanaf 2008 zet een vrij snelle daling in. De groepen 18-24 jaar en 25-39 jaar zijn beperkt in omvang. Het aantal 40-54 jarigen is ruim 2 ½ keer zo groot als het aantal 25-39 jarigen.
Door de kleine omvang van de 20-ers en 30-ers, wonen er ook weinig jonge kinderen in Hoenderloo. Dat is terug te zien in het aantal geboorten in Hoenderloo: in de jaren 2009, 2010 en 2011 bedroeg dit jaarlijks 4, terwijl dit in de jaren 2002 en 2003 jaarlijks nog rond de 10 was.
De levensverwachting in Nederland neemt gestaag toe en het is aannemelijk dat Hoenderloo daarbij in de pas loopt. Verwacht wordt dan ook dat het aantal personen in de oudere leeftijdscategorieën de komende jaren flink zal toenemen. Het aantal 65-74 jarigen is met 164 fors groter dan het aantal 75-84 jarigen van 79. En het aantal 55-64 jarigen is met 180 personen weer groter dan het aantal 65-74 jarigen.
Hoenderloo valt dus te karakteriseren als een vergrijzend en ontgroenend dorp. De vergrijzing en de ontgroening zullen naar verwachting beide snel verlopen.
3.6.2 Bedrijvigheid en winkels
In Hoenderloo en omgeving is de bedrijvigheid vooral gericht op recreatie en toerisme. In die sector heeft Hoenderloo ongeveer 40 bedrijven. Het gaat om campings, bungalowparken, hotels en restaurants, die voor een groot deel buiten het bestemmingsplangebied liggen, maar wel een hechte relatie met het dorp hebben. . Deze sectoren zorgen, met bijna 400 arbeidsplaatsen, voor meer dan 1/3e deel van de werkgelegenheid in Hoenderloo. Ook bedrijven die niet in de recreatieve sector werken hebben indirect inkomsten uit recreatie en toerisme.
Uit het aantal arbeidsplaatsen blijkt de grote rol die de Hoenderloo Groep speelt in het dorp. De Hoenderloo Groep heeft ruim 350 arbeidsplaatsen, zowel in de zorg als in het onderwijs. Veel werknemers komen van buiten Hoenderloo.
Naast deze sectoren kent Hoenderloo veel kleine bedrijven in de bouwnijverheid, reparatie en handel, vervoer/opslag/communicatie en zakelijke dienstverlening en onroerend goed. Deze bedrijven leveren samen bijna 200 arbeidsplaatsen.
Hoenderloo heeft een supermarkt en een bakker voor de dagelijkse boodschappen. Daarnaast is er aan de Krimweg een Fiets en Outdoorwinkel. Hoewel de winkels verspreid in het dorp liggen heeft Hoenderloo wel een echt dorpshart, het muziekbosje met de muziektent en de Krimweg tussen het dorpshuis en de Zevensprong. Binnen het dorpshart is "IJs van Co" een belangrijke voorziening, vooral voor toeristen die op een camping of bungalowpark in de omgeving verblijven of voor de recreanten die Hoenderloo op hun fiets of wandeltocht aandoen. Ook de supermarkt, de daghoreca en de bakker trekken veel recreanten en toeristen. De meeste recreatieparken in de directe omgeving van Hoenderloo hebben een kleine campingwinkel. Alleen recreatiepark 't Veluws Hof heeft een grotere supermarkt, die ook een functie heeft voor gasten van de campings in de directe omgeving.
3.6.3 Verkeer en vervoer
De Apeldoornseweg(N804) –Otterloseweg (N304) vormt een belangrijke doorgaande verbinding aan de westzijde de kern Hoenderloo. De weg wordt daardoor ook veel gebruikt door vrachtverkeer.
De weg takt in noordelijke richting aan op de A1) en leidt in zuidelijke richting naar de A50 (Apeldoorn/Arnhem en verder. De Krimweg en Miggelenbergweg-Bergen Dalweg geeft aansluiting op de kernen Loenen en Beekbergen.
De duidelijke hiërarchie van de verschillende wegen leidt het doorgaande verkeer over de hoofdwegen (Krimweg, Paalbergweg en Middenweg). De overige straten in de kern zijn daardoor relatief rustige woonstraten, allen uitgevoerd als 30 km/uur-gebieden.
3.6.4 Water
In Hoenderloo is geen oppervlaktewater aanwezig. Ook waterafhankelijke natuur komt in het plangebied niet voor.
3.6.5 Voorzieningen en recreatie
De maatschappelijke functies liggen verspreid in het dorp en hebben ieder zo hun eigen problemen. Veldheim aan de Paalbergweg biedt ruimte aan met name de oudere bewoners van het dorp aan. Het dorpshuis aan de Krimweg biedt ruimte aan verschillende verenigingen en activiteiten. De leerlingen van de basisschool hebben er hun sportlessen. Hoenderloo's Belang signaleert dat het dorpshuis beter zou kunnen functioneren dan nu het geval is.
Aan de Middenweg ligt de basisschool de Kakelhof, waar ook peuterspeelzaal 't Harreltje is ondergebracht. Zowel de Kakelhof als 't Harreltje kampt met een terugloop van het aantal kinderen. Achter de basisschool ligt de garage van de vrijwillige brandweer.
Aan de Krimweg zijn sinds enkele jaren een huisarts en fysiotherapeut gevestigd. Aan de Apeldoornse weg ligt het sportcomplex van voetbalvereniging Beatrix, de grootste vereniging van het dorp. Recent heeft de vereniging te horen gekregen dat ze moet uitkijken naar een andere accommodatie, omdat de eigenaar, de Hoge Veluwe, de gronden nodig heeft. De voetbalvereniging kampt met een terugloop van leden door de sterk vergrijzende bevolking van Hoenderloo.
Hoewel het voorzieningenniveau in het dorp, mede dankzij de aanwezigheid van veel recreanten in voorjaar en zomer, relatief hoog is missen de bewoners van Hoenderloo een bankfiliaal en 24 uurszorg. Nog steeds jammer vinden veel bewoners de sluiting van het openlucht zwembad van de Hoenderloo Groep, dat ook toegankelijk was voor dorpsbewoners.
De afgelopen jaren is er in het dorp een overcapaciteit aan maatschappelijke accommodaties ontstaan, waardoor de bezettingsgraad en daarmee ook de exploitatie van de afzonderlijke accommodaties onder druk staat. Een aantal hiervan, zoals de school, is toe aan een groot onderhoud of vernieuwing. De verenigingen hebben te kampen met vergrijzing en daardoor een terugloop van het aantal leden. Dit is een algemeen landelijk verschijnsel en komt niet alleen in Hoenderloo voor.
Er wordt in het dorp gewerkt aan een betere samenwerking en afstemming van de voorzieningen.
3.6.6 Recreatie en tourisme
Hoenderloo, midden op de Veluwe, is een belangrijke uitvalsbasis, voor zowel dag als verblijfsrecreanten. De grote campings en bungalowparken, die de gemeente Apeldoorn binnen haar grenzen heeft, liggen voor een groot deel in het buitengebied van Hoenderloo. Daar zijn ook enkele hotels te vinden. Ook dagjesmensen weten Hoenderloo te vinden, al dan niet gecombineerd met een bezoek aan Park de Hoge Veluwe. De omgeving leent zich goed voor fiets en wandeltochten.
Met name in voorjaar en zomer drukt het toerisme een belangrijke stempel op het dorp. Dat heeft zowel zijn positieve als zijn negatieve kanten. Het zorgt voor werk en inkomsten voor de campings en bungalowparken, en voor bedrijven, horeca en winkels in het dorp. En het zorgt voor levendigheid in het dorp. Er worden in de zomer activiteiten georganiseerd voor bewoners en toeristen. Maar het leidt ook tot drukte en overlast. Zo is er op verschillende plekken in het dorp sprake van parkeeroverlast. Fietsers en wandelaars parkeren in het dorp om vervolgens de omgeving te gaan verkennen en hun auto langere tijd in het dorp achter te laten. Daarnaast is er in de directe omgeving van 'IJs van Co' sprake van overlast van parkerende auto's.
Vanuit het dorp is de vraag gekomen naar wandelpaden rond het dorp, waardoor dorps-ommetjes gemaakt kunnen worden. Probleem hierbij is dat Hoenderloo weliswaar in een zeer groene en aantrekkelijke omgeving ligt, maar het dorp aan verschillende kanten omgeven is door terreinen, afgezet met hekken. Dat beperkt de vrije wandelmogelijkheden.
4 Gebiedsvisie
4.1 Inleiding
In hoofdstuk 2 zijn de geldende beleidskaders voor het dorp geschetst. In hoofdstuk 3 is een analyse gemaakt van de kwaliteiten van het dorp en is de huidige opzet van het dorp en de aanwezige functies beschreven.
In dit hoofdstuk wordt de visie op Hoenderloo beschreven. In eerste instantie in algemene zin. Vervolgens wordt deze per deelthema geconcretiseerd en wordt globaal aangegeven hoe deze visie in het bestemmingsplan wordt vertaald. In hoofdstuk 6 JURIDISCHE PLANOPZET wordt per bestemming gedetaileerd aangegeven hoe een en ander in het bestemmingsplan wordt vertaald.
4.2 Relatie Bestemmingsplan En Beeldkwaliteitplan
In het nieuwe bestemmingsplan wordt een juridische regeling opgenomen over de wijze waarop gronden mogen worden gebruikt en in welke mate ze mogen worden bebouwd. Daarnaast wordt een beeldkwaliteitplan opgesteld. Naast het officiële welstandskader (dit zijn de regels op grond van de Wabo waaraan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit plannen toetst.) worden in het beeldkwaliteitplan handreikingen gegeven over de wijze waarop de gebiedseigen kwaliteiten versterkt kunnen worden. Deze handreikingen worden niet alleen voor bebouwing gegeven maar ze hebben ook betrekking op de inrichting van de openbare ruimte en aspecten als bijvoorbeeld erfscheidingen en groenstructuren. Het beeldkwaliteitplan vormt daarmee een nadere invulling van hetgeen in het bestemmingsplan ruimtelijk mogelijk wordt gemaakt.
4.3 Visie Voor Hoenderloo
Hoenderloo is een waardevol dorp gelegen op de Veluwe. Het verleden en de ontstaansgeschiedenis is tot op de dag van vandaag nog goed zichtbaar, zowel voor wat betreft het landschap zelf, als de zeer diverse bebouwing die het dorp kent. Tegelijkertijd is van belang dat deze kwaliteiten ook voor de toekomst gehandhaafd blijven in combinatie met de leefbaarheid in Hoenderloo.
De doelstelling voor het bestemmingsplan is dan ook:
Het behoud en waar mogelijk de versterking van de voor Hoenderloo karakteristieke landschappelijke waarden en de gevarieerde dorpse bebouwing enerzijds en het bieden van een voldoende flexibele regeling anderzijds zodat de leefbaarheid van het dorp gehandhaafd blijft.
De visie op het behoud van het landschap wordt beschreven in paragraaf 4.4. De visie op het behoud van bebouwing komt in paragraaf 4.5 aan de orde. Daarna wordt functiegewijs de visie beschreven. Per paragraaf wordt eerst in algemene zin ingegaan op de visie. Vervolgens wordt concreet aangegeven hoe deze in het bestemmingsplan wordt vertaald. Aan bod komen thema's zoals landschap, bebouwing, de Hoenderloo Groep, cultuurhistorie, archeologie en natuur.
4.4 Landschap
4.4.1 Visie
Ingezet wordt op bescherming van de karakteristieke totaalstructuur en met name de samenhang tussen bebouwingsstructuur, het wegen- en padenstelsel en de landschappelijke structuur.
Bij de landschappelijke structuur is essentieel behoud van het samenspel tussen de groenelementen, de afwisseling tussen open en gesloten gebieden, de aanwezigheid van markante lanen, onverharde wegen, zichtlijnen en het aanwezige reliëf. Voor het karakter van Hoenderloo als geheel zijn de open ruimtes rondom de dorpskern belangrijk.
Voor wat betreft het aanwezige stelsel van wegen en paden geldt dat de aanwezigheid van onverharde paden en wegen bepalend is voor de beeldkwaliteit.
4.4.2 Vertaling in bestemmingsplan
Ontwikkelingen dienen te passen binnen de beschreven karakteristieken van de bebouwingsstructuur, de landschappelijke structuur en de ontsluitingsstructuur, respectievelijk de samenhang daartussen en de afleesbaarheid van de historie daarin. Concreet voor het bestemmingsplan betekent dit dat:
- De waardevolle structuren gedetailleerd op de plankaart worden aangegeven. Al het omringende bos maakt onderdeel uit van de bestemming 'Natuur'. Het bos dat in dit deel van het bestemmingsplan hier op aansluit, een zeker formaat heeft en niet voor de bebouwing langs gaat komt hier ook onder te vallen,
- Het overige groen krijgt de bestemming 'Groen'. Hieronder vallen openbare groenvoorzieningen, solitaire bomen en hagen. Dat geldt niet voor de opgaande beplanting op particuliere kavels. Deze wordt binnen de bestemming 'Wonen' ondergebracht,
- Bijzondere bomen die op grond van de APV zijn aangewezen, worden zowel in de openbare ruimte als op particulier terrein in het bestemmingsplan vastgelegd,
- Ter bescherming van het waardevolle reliëf wordt een omgevingsvergunningstelsel opgenomen waarbij het niet mogelijk is zonder vergunning van het college van B&W gronden af te graven en op te hogen.
- Via gebiedsaanduidingen 'natuur en landschap' en 'open landschap' worden de landschappelijke waarden in verschillende bestemmingen beschermd.
- Onverharde wegen die beeldbeplend zijn krijgen een eigen verkeersbestemming.
- Beschermingswaardige lanenstructuren word enopgenomen binnen de gebeidsaanduiding 'natuur en landschap'
4.5 Bebouwing
4.5.1 Visie
Zoals beschreven in hoofdstuk 3 wordt het dorpsgezicht gekenmerkt door een veelheid aan bouwstijlen. Dit hangt zowel samen met de uiteenlopende bouwjaren, de verschillen tussen de oorspronkelijke functie van de bebouwing (agrarisch, woningen, buitenhuizen, instellingsgebouwen, bedrijfsgebouwen etc.) als ook met de uiteenlopende en eigenzinnige bouwstijlen van architecten en bouwers. Essentieel is de ruime extensieve opzet van de bebouwing in het groen en de open ruimte; de diversiteit aan bouwstijlen doet in die extensieve opzet geen afbreuk aan het ensemble van het totale dorpsbeeld. Integendeel, er is als het ware sprake van een eenheid in verscheidenheid.
Daarmee is voor de bescherming van het dorpsgezicht essentieel dat aan deze verscheidenheid geen afbreuk wordt gedaan. Bij verbouwingen geldt dan ook als algemeen uitgangspunt: "recht doen aan de eigen stijl", waarbij niet uit het oog mag worden verloren dat de ruimte rondom de bebouwing, de extensieve opzet gehandhaafd blijft. Uitbreiding van de bestaande bebouwing en toevoeging van bijgebouwen dient hier zorgvuldig op te worden afgestemd. Ruimte voor toevoeging van nieuwe hoofdgebouwen (woningen) is in dit conserverende bestemmingsplan niet aanwezig.
Specifieke aandacht vergen de panden, die zijn aangewezen als rijksmonument, gemeentelijk monument, of karakteristiek pand.
4.5.2 Vertaling in bestemmingsplan
- alle panden zijn voorzien van een bouwvlak. De bestaande gebouwen zijn in het bouwvlak ondergebracht. Waar dit verantwoord wordt geacht, is onder voorwaarden uitbreiding mogelijk van een hoofdgebouw. Voor monumenten en karakteristieke panden is hierop een uitzondering gemaakt, vanwege hun hoge cultuurhistorische en ruimteljike waarde. Hier is het bouwvlak strak om het bestaande pand gesitueerd, met enige mogelijkheid tot uitbreiding aan de zijde die van openbaar toegankelijk gebied is afgekeerd.
- de locatie op de kavel waar bijgebouwen mogen worden gebouwd, is gedetailleerd vastgelegd op de kavel. Om de extensieve opzet van de bebouwing op de veelal forse kavels intact te houden, is de ruimte waar bijgebouwen mogen worden opgericht zorgvuldig bepaald en op de plankaart aangegeven.
In paragraaf Wonen wordt hier meer gedetailleerd op ingegaan.
4.6 De Hoenderloo Groep
4.6.1 Visie
Voor het terrein van de Hoenderloo Groep Apeldoorn was in het (vigerende) bestemmingsplan een bestemming Maatschappelijke Doeleinden opgenomen met een ruime bebouwingsmarge. Van een (volledige) invulling van de bebouwingsmogelijkheden binnen het areaal met de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden', dat onder Natura en EHS 2000 is gerangschikt, zijn negatieve effecten op de gebieds- en soortbescherming niet uit te sluiten.
Het één-op-één overnemen van die bouwrechten is - ondanks er sprake is van een conserverend bestemmingsplan - daarom niet gewenst en vereist een herschikking van bestemmingen en bouwvlakken die enerzijds recht doet aan die bouwmogelijkheden, echter anderzijds ook landschappelijke en natuurwaarden een adequate inpassing geeft.
4.6.2 Vertaling in bestemmingsplan
Negatieve effecten op natuur die zouden kunnen optreden bij de (ruime) herbestemming van het areaal maatschappelijke doeleinden worden voorkomen door een herverdeling van de bestemmingen. De bestemmingen zijn daarbij gebaseerd op een zonering cq verschuiving waarbij enerzijds natuur/landschapswaarden worden veiliggesteld en anderzijds de bebouwing wordt geconcentreerd in clusters, rekening houdend met landschappelijke en stedenbouwkundige criteria.
De zonering is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
* Vanuit de bebouwingstructuur gelden de volgende criteria:
1. onderscheiden van verschillende gebiedsdelen vanuit ruimtelijke structuur van:
- ensembles van woonpaviljoens in het bos langs Wesselplantsoen en Heideveld;
- koppeling van de zone voor intensievere bebouwing aan de hoofdontsluiting (Arckelaan) in het centrale deel conform ontwikkelingsvisie HoenderlooGroep;
- woningen langs de Weikamperweg
2. concentratie van intensievere bebouwingsvlakken met name op en rond de bestaande bebouwing, tuinen/erven en verhardingen;
3. onderscheiden van gebieden die vanuit de landschappelijke structuur en ruimtelijke opbouw van het terrein een open karakter hebben;
4. beperkte bebouwingsmogelijkheden in de driehoek tussen de laan van eikenhof en de nieuwe doorgetrokken laan, waarbij nadruk ligt op een zorgvuldig landschappelijke inpassing, met oog op het zicht vanaf de zuidelijk open delen.
* Vanuit de natuur gelden de volgende criteria:
1. geen bebouwingsmogelijkheden in aangegeven habitattypen binnen Natura 2000;
2. geen bebouwingsmogelijkheden in de meer waardevolle bosdelen binnen het terrein die deel uitmaken van Natura 2000;
3. veiligstelling van de lanenstructuren als belangrijke structuurdragers en biotopen van diverse soorten (vleermuizen, holenbroeders, boommarters, eekhoorns etc);
4. concentratie van intensievere bebouwingsvlakken met name op en rond de bestaande bebouwing, tuinen/erven en verhardingen;
* Vanuit het landschap gelden de criteria:
1. koppeling van de intensievere bebouwing aan de hoofdontsluiting in het centrale deel;
2. beperkte bebouwingsmogelijkheden in de driehoek tussen de laan van eikenhof en de nieuwe doorgetrokken laan, waarbij nadruk ligt op een zorgvuldig landschappelijke inpassing, met oog op het zicht vanaf de zuidelijk open delen;
3. Een lagere bebouwingsdichtheid in de flanken van het terrein aan de oost- en westzijde ter invulling van een kwetsbare overgang naar de bosrijke delen.
Samengevat:
De opgave in dit bestemmignsplan is om te komen tot een herverdeling van bouwmogelijkheden en bestemmingen die uit gaat uit van clustering bouwmogelijkheden daar waar bebouwing vanuit natuur en landschap ook toelaatbaar is. Daar staat tegenover het herbestemmen van gronden naar natuur en agrarisch die juist beschermd dienen te worden.
Per saldo wijzigt het bebouwd/te bebouwen oppervlakte in geringe mate (zie afbeelding).
In rode arcering staat aangegeven hoe de geldende maatschappelijke bestemming uit het bestemmingsplan 'Berg en Dal' het gehele terrein beslaat. Bij deze bestemming behoort een bebouwingspercentage van 10 %, zijnde 36.075 m2. De ondergrond geeft aan de situatie zoals deze in het nieuwe bestemmingsplan is voorgesteld. Binnen de bruine vlakken met de bestemming 'Maatschappelijk' kan bebouwing plaatsvinden. Daarbuiten ligt de bestemming 'Natuur' en richting het dorp in het open landschap ligt de bestemming 'Agrarisch'. Hierbij behoort een bebouwingsvolume van 36.981 m2 die - zoals gezegd - gesitueerd moet worden in de bouwvlakken (de dikke lijnen binnen de bruinen vlakken).
In de zonering wordt aangesloten bij de hoofdstructuur van het terrein. Deze wordt gevormd door en aantal lanen, bos en open ruimtes. De lanenstructuur op het terrein, gaat terug tot in de 19e eeuw en valt voor een deel samen met de hoofdontsluitingsstructuur. Een deel van de bomen langs de lanen is onlangs verjongd. De hoofdontsluitingsweg ligt als een lus in het terrein. Deze lus is aangelegd tussen 1955 en 1975 en dient sinds die tijd als drager van de structuur van clustervormige bebouwing. De Arckelaan en de Kampheuvellaan vormen als lange assen de verbinding met het dorp Hoenderloo. De grote open glooiende weide, loopt af naar het dorp en geeft een spectaculair zicht op de kern van Hoenderloo. De driehoekige ruimte tussen de Laan van Eikenhof en de Nijengaardeweg biedt ruimte aan een boerderij en groenvoorzieningen.
In de zonering wordt uitgegaan van een hoofdindeling met ruimte voor intensieve bebouwing, die is gekoppeld aan de hoofdontsluitingsweg in het centrale deel. Aansluitend op de bestaande voorzieningen wordt ruimte geboden aan nieuwe ontwikkelingen. Binnen het centrale deel van de lus wordt een deel van de bestaande groenstructuur beschermd, vanwege natuurwaarden maar ook als groene rugdekking voor de bebouwing.
De flanken van het terrein aan de oost- en westzijde, vallen in het bosrijke en daarmee meer kwetsbare deel (krijgen relatief beperkte bebouwingsmogelijkheden. Hier is de bebouwing verspreid en in een lagere dichtheid.
Aan de zuidzijde van de verlengde laan van Eikenhof zijn vanwege de zichtbaarheid over het grote veld de mogelijkheden beperkt en moet heel zorgvuldig worden ingepast.
In het centrale deel zijn de bestaande waardevolle bosdelen uitgesloten van bebouwing.
De lanen, die voor een deel samenvallen met de hoofdontsluiting voor autoverkeer, krijgen een aparte aanduiding en worden te allen tijde vrijgehouden van bebouwing.
4.7 Cultuurhistorie En Archeologie
4.7.1 Visie
Het bestemmingsplangebied Dorp Hoenderloo ligt in een zone met zowel hoge als lage
attentiewaarden op de cultuurhistorische beleidskaart. Op basis daarvan is in juni 2010 een cultuurhistorische analyse (CHA) gemaakt. Hieruit blijkt dat het landschap van Hoenderloo en omgeving aanzienlijke cultuurhistorische waarden bevat. Deze waarden zijn gelegen in archeologische en gebouwde objecten, oude structuren zoals (zand)wegen, lanen, houtsingels oude ontginningen en de waardevolle landschappelijke samenhang tussen die elementen.
De cultuurhistorische analyse is als bijlage 2 bij de toelichting op dit bestemmingsplan opgenomen. De beschrijving van de geschiedenis en de landschappelijke waarden uit de analyse is verwerkt in hoofdstuk 3.
In de CHA worden aanbevelingen gedaan met betrekking tot het behoud en beheer van cultuurhistorische en ruimtelijke waarden. Daarvan zijn de volgende voor het bestemmingsplan relevant.
algemeen
- Nader onderzoeken welke gebouwen alsnog op zichzelf of binnen een ensemble in aanmerking zouden moeten komen voor een beschermde status. De eerdere inventarisaties waren sterk objectmatig en architectonisch van aard. Deze gebiedsanalyse heeft geleid tot het nieuwe inzicht dat deze objecten de identiteit van Hoenderloo bepalen en verder kunnen versterken. Daarom verdienen ze een heroverweging vanuit de eigenheid van de gebiedskarakteristieken. Dat geldt vooral voor de categorie agrarisch erfgoed waarvan in Hoenderloo al veel is verdwenen en getransformeerd. Daarbij gaat het niet alleen om het object maar vooral ook om de betekenis van het object in het straat-, dorps- en landschapsbeeld.
- Het stelsel van open ruimtes is van groot belang voor de ervaring van de landschappelijke situering van Hoenderloo. Met de open ruimtes dient dus zeer zorgvuldig te worden omgegaan. Nader onderzoeken hoe het behoud van het stelsel in het bestemmingsplan kan worden opgenomen. Het is niet zozeer de bebouwing, maar vooral de situering van de bebouwing die onderscheidend is. Het stelsel van open ruimtes zoals aangegeven op blz. 46 en 70 van de CHA dient te worden gerespecteerd en behouden. Buiten dit stelsel kan wel gebouwd worden, mits zorgvuldig ingepast in de omgeving. Bij bebouwing op nieuwe locaties dient het te gaan om kleine, herkenbare ruimtelijke eenheden. De tussenruimte en landschappelijke gelaagdheid moeten ervaarbaar blijven.
bodemlandschap
- De karakteristieke hoogteverschillen en glooiingen in het landschap ervaarbaar houden cq. versterken. Bebouwing en beplanting kunnen hieraan een positieve bijdrage leveren.
- Om de voorhistorische ontwikkeling van Hoenderloo en de gebruiksgeschiedenis van het landschap beter in beeld te krijgen dient bij bodemingrepen archeologisch onderzoek plaats te vinden.
dorpslandschap
- De grote structuur van het dorp als een open enclave in het bos als geheel leesbaar houden. Aandacht voor de overgang bos – open ruimte en dorp.
- Handhaaf en versterk de heldere ruimtelijke verbindingen tussen de open ruimtes onderling (groen stelsel).
- Koester de laanbeplanting en de hoge boomplukken in het straatbeeld.
- Behoud de bestaande doorzichten naar de open ruimtes rondom de dorpskern.
- Behoud het asymmetrische straatprofiel, de overeenkomst in bouwhoogte aan weerskanten en de variatie in de positionering en architectonische uitwerking.
- Behoud de verspringende rooilijnen.
- Behoud de kleine bouwstromen: weinig complexmatige bouw en altijd in combinatie met individuele bouw.
- Behoud de gelaagde doorzichten tussen de huizen onderling met ruimte voor groene erfafscheidingen. Voorkom verstening van het erf.
- Behoud de gelaagde overgangen tussen openbaar en privé: ruimte voor groene voortuinen (voldoende diepte).
- Behoud de hellende daken en lage goothoogtes. Aandacht voor het materiaal van de dakbedekking, de kleur en de detaillering.
- Behoud de landelijke uitstraling van de zandwegen, de onverharde paden en de grindbermen als karakteristieke onverharde elementen in de openbare ruimte in Hoenderloo.
- Parkeren mag niet zichtbaar zijn vanuit de grotere open ruimtes. De landschappelijke inpassing van bebouwing, parkeerruimte en erfafscheidingen dient een toetsbaar onderdeel van de planvorming te zijn, vanaf de eerste schetsen.
institutioneel landschap
- Plaats nieuwe bebouwing in het bos of in de bosrand en niet in de open ruimtes of voor de bosrand.
Het bestemmingsplan dient te voorkomen dat de diverse cultuurhistorische en archeologische waarden in het plangebied verloren kunnen gaan. Overigens worden archeologie en cultuurhistorie niet alleen met behulp van het bestemmingsplan beschermd, maar ook via sectorale wet- en regelgeving.
4.7.2 Vertaling in bestemmingsplan
Behoud van de cultuurhistorische en archeologische waarden via het bestemmingsplan is gebeurd door in de planregels voor de bescherming van deze waarden te zorgen (voorzover dit geen deel uitmaakt van andere wettelijke regelingen).
Cultuurhistorie
De waardevolle cultuurhistorische elementen, zoals deze in de CHA zijn aangegeven, worden in dit bestemmingsplan zo veel mogelijk beschermd door middel van maatwerk (met name in de bestemmingslegging en bouwaanduidingen) en beschermende regelingen (karakteristieke panden, openheid van waardevolle open ruimtes, onverharde wegen, laanstructuren, bijzondere bomen en reliëf). Een deel van de aanbevelingen uit de CHA behoort echter niet tot de werkingssfeer van het bestemmingsplan (bijvoorbeeld omdat dit beter past binnen de monumentenwet/verordening of het beeldkwaliteitplan).
Voor objecten die zijn aangewezen als Rijks- of gemeentelijk monument geldt dat deze op basis van bestaande wet- en regelgeving al een bescherming kennen. Daarom is geen regeling in het bestemmingsplan opgenomen. Er zijn echter ook andere cultuurhistorisch waardevolle objecten, die geen formele status als Rijks- of gemeentelijk monument kennen. Deze gebouwen zijn door hun cultuurhistorische en ruimtelijke waarde van groot belang voor het karakteristieke beeld van Hoenderloo. Daarom wil de gemeente deze in het bestemmingsplan beschermen. Hiervoor zijn specifieke regels opgenomen met betrekking tot sloop en uitbreiding.
Archeologie
Voor de gebieden die op basis van de Archeologische Beleidskaart (zie par.2.5.7) een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben gekregen betekent dit dat deze gronden in het bestemmingsplan een bepaalde mate van bescherming dienen te krijgen. Dit gebeurt door middel van een dubbelbestemming op de verbeelding (plankaart) en bijbehorende regels. Voor de gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde is met een algemene gebruiksregel zorg gedragen voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek.
4.8 Natuur
4.8.1 Visie
Hoenderloo ligt op de zuidelijke helft van de Veluwe en wordt geheel omgeven door natuurgebied, dat in het kader van Natura 2000 en de Ecologische Hoofdstructuur een hoge mate van bescherming kent.
4.8.2 Vertaling in bestemmingsplan
- De gronden krijgen in het bestemmingsplan een natuurbestemming waarbij behoud en herstel van de aanwezige waarden centraal staan,
- Er wordt een omgevingsvergunningstelsel opgenomen om te voorkomen dat onomkeerbare ingrepen in het landschap kunnen plaatsvinden.
4.9 Agrarisch
4.9.1 Visie
Hoenderloo wordt gekenmerkt door de afwisseling van open agrarische gebieden afgeschermd met hoog opgaand groen. Dit opgaande groen in de vorm van houtwallen levert een belangrijke bijdrage aan het landschappelijke beeld. Bescherming van deze waarden is dan ook van groot belang.
4.9.2 Vertaling in bestemmingsplan
- De gronden krijgen in het bestemmingsplan een toegesneden agrarische bestemming waarbij behoud en herstel van de aanwezige landschappelijke waarden centraal staan,
- Er wordt een omgevingsvergunningstelsel opgenomen om te voorkomen dat onomkeerbare ingrepen in het landschap kunnen plaatsvinden.
4.10 Wonen
4.10.1 Visie
Verreweg de meest bestaande panden in Hoenderloo zijn in gebruik als woning.
Enerzijds is dan ook van belang dat de kwaliteiten en diversiteit in bebouwing beschermd worden waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen 'reguliere' woningen en monumenten en beeldbepalende panden.
Om de waarde van de bebouwing ook op lange termijn te kunnen waarborgen en in stand te houden is anderzijds het bieden van voldoende flexibiliteit aan de gebruiksmogelijkheden van de woningen van belang. In het bestemmingsplan worden geen mogelijkheden opgenomen voor de toevoeging van nieuwe woningen. Alleen bestaande en feitelijk aanwezige woningen worden dus in dit bestemmingsplan vastgelegd.
De gemeente heeft ervoor gekozen om binnen de woonfunctie naast de reguliere beroepen aan huisregeling ook het houden van een bed & breakfast toe te staan. Bed & breakfast voorzieningen zijn tot dusver planologisch mogelijk gemaakt in de bestemmingsplannen voor het buitengebied. Dit type voorzieningen kan in het stedelijk gebied of dorpen echter ook prima gedijen. Zeker in de toeristische kernen van de gemeente zoals Hoenderloo en dan met name het gebied De Krim is hiervoor uitermate geschikt.
4.10.2 Vertaling in het bestemmingsplan
Naast hetgeen in algemene zijn al over de bebouwing is opgenomen in paragraaf 4.5.2 is voor het bestemmingsplan het volgende van belang. I
- Bij een woning mogen maximaal 85 m2 aan bijgebouwen worden gebouwd. Deze moeten worden opgericht op de gronden op de kavel die zijn aangewezen als 'erf.'
- Voor vrijstaande en halfvrijstaande woningen wordt in principe uitgegaan van één bouwlaag met kap (maximale goothoogte: 4 meter, maximale bouwhoogte: 8 meter). Voor aaneengebouwde woning is uitgegaan van een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter. Afwijkingen hierop, bijvoorbeeld in verband met de vergunde situatie, zijn specifiek aangeduid op de plankaart.
- Woningen mogen onder voorwaarden mede worden gebruikt ten behoeve van 'beroepsuitoefening aan huis' en 'bed and breakfast'. Dit geldt ook voor de bijgebouwen.
4.10.3 Nieuw Veldheim
Op 27 september 2012 heeft de raad het bestemmingsplan Paalbergweg Nieuw Veldheim Hoenderloo vastgesteld. Dat plan is op 23 november 2012 onherroepelijk geworden en voorziet in de ontwikkeling van 22 woningen aan de Paalbergweg en de Bijdamweg.
In het kader van dit bestemmingsplan, Dorp Hoenderloo, is gevraagd om een blokje van twee lagen met op elke laag een appartement om te vormen naar een grondgebonden woning. Reden is de gewijzigde marktvraag in Hoenderloo.
De ontwikkellocatie is via de Meester Gangelweg en twee paden is het aangehaakt op de omgeving. Met name de doorgang voor voetgangers naar het Wigvormige groentje van Veldheim vormt een belangrijke verbinding. Deze doorgang wordt aan beide zijden geflankeerd door tweelaagse, plat afgedekte appartementenblokjes.
Het noordelijke blokje met daarin twee appartementen zal worden 'omgevormd' naar één eengezinswoning. Stedebouwkundig blijft het blokje de 'functie' als accent aan de doorgang houden. Wel zijn er een aantal ruimtelijke wijzigingen doorgevoerd in het nieuwe plan:
- De uitbouw met bergingen aan de straatzijde (rechter zijgevel) verdwijnt wat de ruimtelijke uitstraling van het pand ten goede komt.
- Het tweelaagse tussenlid tussen hoofdmassa en bestaande bebouwing wordt teruggebracht tot één laag. Daarmee wordt de nieuwbouw ruimtelijk verzelfstandigd van de bestaande bouw.
- Vermindering van een woning 'verdunning' komt ten goede aan de parkeerdruk in het gebied.
- De overgang tussen openbare ruimte en kavel zal op dezelfde wijze worden uitgevoerd als bij de tegenoverliggende woning middels een haag / hek begroeid met klimop.
Deze wijzigingen komen de ruimtelijke kwaliteit van het plan ten goede. Dit bestemmingsplan voorziet dan ook in deze beschreven, gedeeltelijke herontwikkeling.
4.11 Bedrijvigheid
4.11.1 Visie
De in het dorp aanwezige bedrijvigheid draagt bij aan de leefbaarheid en het voorzieningenniveau in het dorp, dan wel levert een belangrijke bijdrage aan het toeristisch recreatieve waarde van Hoenderloo. De bestaande bedrijven krijgen dan ook een adequate regeling in het nieuwe bestemmingsplan. De vestiging van nieuwe bedrijven is vanwege de ligging op de Veluwe en in het dorp niet mogelijk.
4.11.2 Vertaling in bestemmingsplan
- De bestaande bedrijven krijgen een op maat toegesneden bedrijfsbestemming. Bij een eventuele beëindiging van de activiteiten mogen de gronden ook gebruikt worden voor liche bedrijvigheid tot maximaal milieucategorie 1.
- De bestaande horecabedrijven krijgen een op maat toegesneden bestemming, dan wel worden via een uitzondering toegestaan binnen de bestemming 'Gemengd'. Ook bestaande bedrijfswoningen worden positief bestemd.
- De winkels krijgen de bestemming 'Gemengd', waarbinnen ook het uitoefenen van detailhandel mogelijk is.
4.12 Recreatie
4.12.1 Visie
Recreatie behoort tot de belangrijkste economische factoren op de Veluwe. Dat geldt ook voor Hoenderloo. Naast de horecafaciliteiten en de nabijheid van het nationaalpark De Hoge Veluwe, wat het dorp aantrekkelijk maakt voor extensieve dagrecreatie, beschikt het dorp ook over een kampeerterrein, diverse maneges en een midgetgolfbaan. Alle deze functeies worden ingepast in het nieuwe bestemingsplan.
4.12.2 Vertaling in bestemmingsplan
- Het kampeerterrein en de midgetgolfbaan krijgen in het bestemmingsplan een dagrecreatieve bestemming, dan wel een verblijfsrecreatieve bestemming.
- De maneges krijgen de bestemming 'Sport-Manege'.
4.13 Maatschappelijke Voorzieningen
4.13.1 Visie
De in het dorp aanwezige maatschappelijke voorzieningen dragen bij aan de leefbaarheid van het dorp en deze worden dan ook ingepast in het nieuwe bestemmingsplan. In het dorp is ook een begraafplaats gelegen.
4.13.2 Vertaling in het bestemmingsplan
- De in het dorp aanwezige maatschappelijke voorzieningen te weten de kerk en de brandweerpost krijgen een op maat toegesneden bestemming.
- De begraafplaats krijgt een specifieke aanduiding binnen de bestemming 'Maatschappelijk'.
4.14 Infrastructuur
4.14.1 Visie
De in het dorp aanwezige infrastructuur in de vorm van verharde en onverharde wegen is van groot belang voor het karakter van Hoenderloo en levert een belangrijke bijdrage aan de cultuurhistorische kwaliteiten van het dorp. De bestaande wegenstructuur vraagt dan ook om een adequate bestemmingsregeling.
De bijzondere cultuurhistorische en landschappelijke waarde van grindbermen is beleidsmatig verankerd in de Visie Grindbermen (2008). Grindbermen lagen vroeger aan veel straten in de gemeente. Waar zij thans nog zijn te vinden dragen zij in hoge mate aan bij aan een cultuurhistorisch en ruimtelijk waardevol dorps beeld. Uitgangspunt van de visie is dat grindbermen in zowel stad als dorp behouden blijven en waar mogelijk weer worden hersteld en onderling verbonden. Hiermee wordt een voor de gemeente uniek cultuurhistorisch gegeven in het straatbeeld teruggebracht, wat een bijdrage levert aan het versterken van de lokale identiteit.
Voor Hoenderloo gaat het daarbij concreet om behoud van de grindbermen aan de Apeldoornseweg, Paalbergweg, Krimweg, Middenweg, Speldermarkweg en de Marten van WIjheweg. Daarnaast wordt naar uitbreiding van het areaal grindbermen gestreefd langs andere wegen. Deze visie is niet vertaald naar een beschermende regeling in het bestemmingsplan, maar wel naar het beeldkwaliteitsplan.
4.14.2 Vertaling in het bestemmingsplan
- In het bestemmingsplan worden de bestaande wegen gedetailleerd vastgelegd op de plankaart;
- De onverharde wegen wordt ondergebracht in een specifieke verkeersbestemming.
4.15 Verbeelding
Alhoewel het vigerende bestemmingsplan de leidraad vormt, zal deze niet in alle gevallen exact overeen komen met de nieuwe bestemmingsplankaart.
Dit heeft met een aantal factoren te maken:
- de ondergrond;
- de wijze van tekenen van de plankaart (overeenkomstig de IMRO-standaard);
- de schaal (het detailniveau) van de plankaart.
Wanneer het om 'minimale' verschillen gaat (bijvoorbeeld de grens van een bouwvlak komt net niet overeen met een kadastrale grens), is dit in het nieuwe bestemmingplan gecorrigeerd. Gaat het om grotere afwijkingen (bijvoorbeeld of gebouwen wel of geen deel uitmaken van een bouwvlak), dan is door de gemeentelijke projectgroep een voorstel gedaan voor de bestemmingen. Vanzelfsprekend zijn er via de formele inspraakmogelijkheden mogelijkheden voor burgers om op de verbeelding te reageren. Ontwikkelingen waarvoor de gemeente in het verleden formeel toestemming heeft verleend, zijn in dit bestemmingsplan en op de verbeelding worden gerespecteerd.
5 Planologische Aspecten
5.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
Het bestemmingsplan is een beheerplan. Er zijn alleen ontwikkelingen in opgenomen die reeds opgenomen waren in het vigerend bestemmingsplan. Voor dit bestemmingsplan is het daarom niet nodig onderzoek uit te voeren en wordt volstaan met een beschrijving van de milieuaspecten. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
5.2 Milieuaspecten
5.2.1 Bodem
Bij nieuwe ontwikkelingen moet de bodemgesteldheid in kaart worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe functie mag pas worden toegelaten als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is
Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Deze bodemonderzoeken mogen wettelijk niet ouder zijn dan 5 jaar.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Met het Besluit bodemkwaliteit wordt het hergebruik van licht en matig verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in een Nota Bodembeheer met bodemkwaliteitskaarten.
Plangebied
Uit het gemeentelijk Bodem Informatiesysteem (afgekort BISS) blijken in het plangebied lokaal een beperkt aantal verdachte bodemlocaties aanwezig te zijn. Dit betekent dat lokaal in het verleden verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden welke mogelijk tot een bodemverontreiniging hebben geleid. Pas op basis van bodemonderzoek kan dan worden aangetoond of werkelijk sprake is van bodemverontreiniging.
Tevens blijken uit het BISS een zeer beperkt aantal locaties waar op basis van onderzoek verontreiniging van de bodem is vastgesteld. Voor zover bekend betreft het hier geen gevallen van bodemverontreiniging welke op korte termijn saneringsmaatregelen behoeven.
Omdat in dit bestemmingsplan voornamelijk sprake is van herbestemmen van (planologisch) bestaande situaties is op dit moment geen nader inzicht vooraf in de bodemsituatie nodig. Bij (vervangende) nieuwbouw zal apart bodemonderzoek gedaan worden in het kader van de omgevingsvergunningaanvraag (rekening houdende met de bovengenoemde informatie uit het BISS).
5.2.2 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen(hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebiedenmetfunctiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen.
Plangebied
Binnen Hoenderloo zijn een tweetal gebiedstypes te onderscheiden, namelijk een rustige woonwijk en een gemengd gebied. Voor het plangebied kan de eerstelijns bebouwing aan de Krimweg, Middenweg, Otterloseweg en Apeldoornseweg als gemengd gebied worden aangemerkt. Het overgrote deel van het plangebied is te kwalificeren als rustige woonwijk.
In het bestemmingsplan zijn meerdere locaties als bedrijfsbestemming aangewezen. Dit zijn milieucategorie 1 en 2 bedrijven en betreffen bestaande situaties. Daar waar binnen de milieuzone woningen zijn gelegen zal een maatbestemming worden gehanteerd. Voor nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied dient getoetst te worden of de gewenste ontwikkeling past qua milieuzonering ten opzichte van de omgeving.
5.2.3 Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.
Plangebied
Dit bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige functies toe. Bovendien worden geen nieuwe wegen, spoorwegen of bedrijventerreinen aangelegd. Op grond van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
5.2.4 Luchtkwaliteit
n de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
- de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
- het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
- de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Plangebied
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard: het legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 onder b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.
5.2.5 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Daartoe hanteren het Bevi en het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van transportassen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
- Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
- Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Op dit moment wordt echter wel gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.
Nota milieu-veiligheid Apeldoorn
In november 2011 is de Nota milieu-veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR-contour zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Plangebied
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI)
Aan de Miggelenbergweg 20 was aanvankelijk een tankstation gelegen. Het terrein van dit tankstation wordt herontwikkeld naar woningbouw. Hiervoor is een afzonderlijke planologische procedure doorlopen.
Buisleidingen
In en nabij het plangebied zijn geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen gelegen.
Transport gevaarlijke stoffen
In en nabij het plangebied zijn enkele provinciale wegen gelegen (Apeldoornseweg en de Otterloseweg) Over deze wegen vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen 200 meter van deze wegen dient rekening gehouden te worden met de invloed op het groepsrisico en een eventuele verantwoording hiervan. In de bestaande situatie speelt dit geen rol.
5.2.6 Elektromagnetische velden
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.
Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.
Gelet op het hiervoor genoemde VROM-advies heeft het gemeentebestuur op 6 november 2007 de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanninglijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Tot het zover is, zal voor nieuwe ontwikkelingen de lijn van het VROM-advies gevolgd worden.
Plangebied
In de nabijheid van en binnen het plangebied bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen. Het aspect elektromagnetische velden behoeft verder niet in het bestemmingsplan Dorp Hoenderloo te worden meegenomen.
5.2.7 Milieueffectrapportage
Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
- 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
- 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Onderzoeksresultaten
Het bestemmingsplan 'Dorp Hoenderloo' betreft een conserverend plan en maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De resultaten daarvan zijn beschreven in de paragrafen 5.2.1 tot en met 5.2.6. Daaruit kan worden geconcludeerd dat kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
5.3 Waterhuishouding
5.3.1 Algemeen
Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van opzet. In het plangebied komen geen keurzones voor van watergangen of zoekgebieden voor waterberging, die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven.
5.3.2 Grondwater
Hoenderloo ligt midden op de Veluwe. In het dorp bevindt het grondwater zich op relatief grote diepte. Op basis van de beschikbare peilbuisgegevens kan gesteld worden dat de grondwaterstand zich bevindt tussen de circa 10 en 30 meter minus maaiveld en de lokale diepte sterk afhankelijk is van de maaiveldhoogte ter plaatse.
Hoenderloo ligt dan ook niet in de door de provinciale grondwaterfluctuatiezone. Dit betekent dat eventuele grondwaterstandstijgingen door klimaatverandering geen consequenties hebben aan maaiveld, bijvoorbeeld voor bouwprojecten.
5.3.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur
In Hoenderloo komt geen natuurlijk oppervlaktewater en geen waterafhankelijke landnatuur voor. Door de nieuwe ontwikkelingen binnen dit plan ontstaat ook geen extra oppervlaktewater. Daarmee kunnen eventuele nieuwe ontwikkelingen ook geen nadelige gevolgen hebben voor het oppervlaktewatersysteem of waterafhankelijke natuur.
5.3.4 Afvoer van hemelwater
In Hoenderloo ligt een rioolstelsel dat alleen geschikt is voor de inzameling van afvalwater. Het afvalwater wordt verpompt met een persleiding naar het rioolstelsel in Apeldoorn.
Het rioolsysteem is daarmee niet geschikt voor de afvoer van hemelwater. Het openbare gebied is dan ook niet aangesloten op het rioolstelsel. Het hemelwater wordt geïnfiltreerd in de bodem, veelal via infiltratie- of zinkputten. Wel is er sprake van ongeoorloofde particuliere regenwateraansluitingen op het vuilwaterriool. Dit leidt bij hevige regenval leidt tot wateroverlastproblemen in de lage delen, bijvoorbeeld bij de Paalbergweg en Plaggenstekersweg. In de Bouwverordening is bepaald dat in het buitengebied het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen niet mag aangesloten op de riolering en moet worden verwerkt op eigen perceel, bijvoorbeeld door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein. De gemeente gaat de wateroverlast aanpakken door te handhaven op de ongeoorloofde aansluitingen van regenwater.
De materialen die in aanraking komen met het hemelwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van hemelwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het hemelwater afgevoerde vervuilende stoffen. Door het toepassen van onder andere niet uitlogende bouwmaterialen en blad- en zandvangers wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater het grond- en/of oppervlaktewater verontreinigt.
5.3.5 Afvoer van afvalwater
De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
5.3.6 Watertoets
Elk van de nieuw plannen omvat minder dan 10 woningen/1.500 m² extra verhard oppervlak. In Hoenderloo komen geen keurzones van watergangen voor. Het plan ligt niet in een zoekgebied voor waterberging. De nieuwe ontwikkelingen in het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.
Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het Waterschap Veluwe.
5.4 Natuurwaarden
5.4.1 Algemeen
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via enerzijds de gebiedsbescherming en anderzijds de soortenbescherming. De gebiedsbescherming is geregeld door de aanwijzing van Natura 2000 gebieden (geregeld in de Natuurbeschermingswet) en anderzijds de onderbrenging van de gebieden onder der Ecologische Hoofdstructuur (EHS), voortvloeiend uit de Wro en vastgelegd door de provincie. Soortenbescherming is geregeld in de Flora- en faunawet. Bij bestemmingswijzigingen die ten kosten zouden gaan van natuurwaarden kunnen salderings-, herbegrenzing- of compensatieregelingen aan de orde zijn.
De soortbescherming is overal van toepassing; de gebiedsbescherming is beperkt tot die gebieden waaraan de status van Natura-2000 of EHS is gekoppeld. Delen van het plangebied vallen binnen het beschermde gebied Natura 2000 Veluwe. De dorpskern en de Achterkrim vallen er buiten, maar de terreinen rond de Hoenderloo Groep Apeldoorn/Miggelenberg en het meest oostelijk deel van de Achterkrim maken deel uit van Natura 2000. De delen die als Natura 2000 beschermd zijn vallen overwegend ook binnen de Ecologische Hoofdstructuur – categorie Natuur. De flanken van het dorp en de gehele Krim zijn aangemerkt als Ecologische Hoofdstructuur –categorie Verweving.
Voor het gebied is een recent ecologisch onderzoek beschikbaar, opgesteld mede ter onderbouwing van de mogelijke opstelling van een structuurvisie voor het dorp: “Ecologische Verkenning Structuurvisie Hoenderloo” (Altenburg en Wymenga, 2012). Daarin is verkend welke waarden er vanuit de gebiedsbescherming (Natura 2000 en EHS) alsook soortenbescherming (Flora en Faunawet) van belang zijn. Dit onderzoek levert goede inzichten voor het onderhavige bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. In principe zijn er in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen die er toe leiden dat er effecten kunnen optreden die van invloed zijn op beschermde gebieden of soorten. Voor het onderdeel van de Hoenderloo Groep zijn er aanpassingen in de bestemmingen doorgevoerd om er voor te zorgen dat mogelijke effecten worden voorkomen.
Binnen het plangebied is een deel aangegeven als habitattype 9201 Beukenbossen met Hulst. Dit type komt in het westelijk deel van het plangebied voor, aan de oostzijde van de Apeldoornse weg, deel uitmakend van de terreinen van de Hoenderloo Groep. Naast habitattypen zijn ook de habitat/vogelrichtlijnsoorten van belang: habitatsoorten (w.o. vliegend hert) zijn in het plangebied niet aangetroffen; de vogelrichtlijnsoorten wespendief en zwarte specht komen in de omgeving voor, maar nestplaatsen binnen het plangebied komen niet voor.
Met betrekking tot de EHS zijn vooral de omvang en kwaliteit van de landschapselementen, bospercelen, boomwallen, besloten graslanden, stille en donkere gebieden van belang en daarnaast ook het belang van die EHS voor soorten die beschermd worden door de Flora en faunawet (zie onder soortbescherming).
Als de belangrijkste waarden van het EHS-gebied zijn dan de bijzondere broedvogelpopulatie en het gebruik van het (kleinschalige) landschap door de das en door vleermuizen bepalend.
Ecologische Hoofdstructuur
Zoals in hoofdstuk 2 beschreven ligt Hoenderloo in de provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Binnen de EHS wordt onderscheid gemaakt tussen natuur, verweving en verbindingszones. Zoals uit onderstaande afbeelding blijkt wordt het dorp omringd door EHS natuur.
Binnen de EHS geldt het nee-tenzij principe. Bestemmingswijzigingen zijn niet mogelijk als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen redelijke alternatieven zijn en sprake is van redenen van groot openbaar belang.
Uitvoerbaarheid gebiedsbescherming
In het bestemmingsplan zijn de bestaande natuurgebieden en landschapselementen als natuur- of groenvoorziening opgenomen en daarmee beschermd. Ook binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Maatschappelijk' is in de gewenste bescherming via de gebiedsaanduiding 'natuur en landschap' voorzien. Het bestemmingsplan zorgt er dan ook voor dat hier geen ontwikkelingen worden voorzien die tot effecten leiden; het karakter van het gebied en daarmee het functioneren van het gebied als leefgebied voor beschermde soorten blijft voortbestaan. Ontwikkelingen binnen zones rondom verblijfplaatsen (dassenburchten, vaste nestplaatsen) zijn in dit bestemmingsplan niet aan de orde.
5.4.2 Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. De wet kent een algemene zorgplicht, omvat daarnaast een reeks van verbodsbepalingen en heeft een groot aantal soorten (verdeeld over verschillende categorieën) als beschermd aangewezen.
De zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving. Het gevolg is onder andere dat iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor beschermde dier- of plantensoorten worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, dan wel naar redelijkheid alle maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Om de instandhouding van de wettelijk beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op de instandhouding van soorten voorkomen worden. Een aantal voor planten en dieren schadelijke handelingen zijn op grond van de Flora- en faunawet verboden. Hiervoor zijn van belang de artikelen 8 t/m 12 Ffw waarin onder andere de vernieling en beschadiging van beschermde planten en het doden, verwonden, vangen, verontrusten en verstoren van diersoorten en hun verblijfplaatsen is verboden.
Op grond van artikel 75 Ffw kunnen ontheffingen van de verboden worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AMvB (het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet) gelden enkele vrijstellingen van het verbod. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de ontheffing of vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen. Hierbij wordt volgens de wettelijke kaders onderscheid gemaakt in drie categorieën, waarin soorten zijn ingedeeld op basis van zeldzaamheid en kwetsbaarheid.
- Algemene soorten
Voor de algemene soorten die zijn genoemd in tabel 1 bij de AMvB geldt de lichtste vorm van bescherming. Voor deze soorten geldt voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de artikelen 8 t/m 12 Ffw. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht.
- Overige soorten
De overige soorten, genoemd in tabel 2 bij de AMvB, genieten een zwaardere bescherming. Voor deze soorten geldt voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'.
- Soorten genoemd in bijlage IV Habitatrichtlijn en bijlage 1 AMvB ex artikel 75
Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AMvB ex artikel 75 Ffw geldt de zwaarste bescherming. Het hangt het van de precieze aard van de werkzaamheden en van de betrokken soort(en) af of een vrijstelling met gedragscode geldt, of dat een ontheffing noodzakelijk is. Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn wordt geen ontheffing verleend bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de soorten van bijlage 1 geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen verstorende werkzaamheden alleen mogen worden uitgevoerd nadat daarvoor een ontheffing is verkregen. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:
1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang; en
2. er is geen alternatief; en
3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.
Vogelsoorten zijn niet opgenomen in de hierboven genoemde categorieën. Voor verstoring van vogels en vogelnesten door ruimtelijke ontwikkelingen kan geen ontheffing worden verleend. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dat zijn: bescherming van flora en fauna, veiligheid van het luchtverkeer, volksgezondheid en openbare veiligheid. Van een (beperkt) aantal vogels is de nestplaats jaarrond beschermd. Voor de overige vogelsoorten geldt dat verstoring van broedende exemplaren is verboden. Buiten het broedseizoen mogen de nestplaatsen, zonder ontheffing, worden verstoord. Daarbij geldt geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. De meeste vogels broeden tussen medio maart en medio juli.
5.4.3 Gebiedsbescherming
5.4.4 Uitvoerbaarheid van bestemmingsplan vanuit natuurwaarden en regelgeving
Onderhavig bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe (bouw)ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor ingrepen in het landschap geldt een omgevingsvergunningstelsel. Vergunningen worden alleen worden verleend wanner de uitvoerbaarheid, onder andere op het aspect natuur, vaststaat.
Soortbescherming
In het kader van het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die op voorhand getoetst moeten worden op de consequenties voor de soortbescherming. Bestaande bestemmingen worden in het bestemmingsplan overgenomen (of geactualiseerd). Groene bestemmingen worden gehandhaafd. Voor zover (vergunningsplichtige) activiteiten plaatsvinden binnen de bestemmingsaanduidingen zijn ze onderdeel van het omgevingsvergunningstelstel en kan een nadere toetsing op de aspecten van de Ffwet aan de orde zijn.
Met de bos/natuur- en laanbestemmingen is ook het ecologisch functioneren van het gebied voor beschermd soorten zo goed als mogelijk veiliggesteld. Grote bosstructuren en (oude) lanen blijven behouden zodat het leefgebied van waargenomen soorten (o.a. eekhoorn, bosuil, grote bonte specht, bonte vliegenvangers) behouden blijft. Ook voor vleermuizen geldt dat zo het leefgebied beter beschermd is.
Het bestemmingsplan kent geen strijdigheden ten aanzien van de soortbescherming.
Gebiedsbescherming
Ten aanzien van de gebiedsbescherming geldt een afweging die per gebiedsdeel anders is. Daarom worden hieronder de gebiedsdelen het dorp, de Krim en de Hoenderloo Groep afzonderlijk behandeld.
Het dorp
Het dorp valt zowel buiten de Natura-2000 begrenzing alsook buiten de Ecologische Hoofdstructuur. Er worden geen ontwikkelingen in het dorp voorzien die een extern effect zouden kunnen hebben op de Natura-2000 doelen. Van invloed op de EHS is in het geheel geen sprake
De Krim
De Krim valt overwegend buiten de Natura-2000 begrenzing maar maakt wel deel uit van de EHS (verweving). Er zijn geen ontwikkelingen binnen de Krim die een extern effect zouden kunnen hebben op de omliggende Natura 2000-gebieden. Wat betreft de EHS-verweving geldt een "nee-tenzij" maar ontwikkelingen die daaronder zouden vallen worden niet in dit bestemmingsplan opgenomen.
De Hoenderloo Groep
De Hoenderloo Groep valt voor een groot deel binnen Natura 2000 én binnen de EHS. Voor de Hoenderloo Groep gold een omvangrijk areaal met de bestemming Maatschappelijke Doeleinden (MD) waarbinnen bouwmogelijkheden (10%) golden.
Voor het terrein van de Hoenderloo Groep Apeldoorn was in het (vigerende) bestemmingsplan een bestemming Maatschappelijke Doeleinden opgenomen met een ruime bebouwingsmarge. Van een (volledige) invulling van de bebouwingsmogelijkheden binnen het areaal MD, dat onder Natura en EHS 2000 is gerangschikt, zijn negatieve effecten op de gebieds- en soortbescherming niet uit te sluiten.
Er is daarom voor gekozen om een deel van de MD-bestemming te wijzigen in een bestemming Natuur. Daardoor is te voorkomen dat er aantasting van de instandhoudingsdoeleinden plaatsvindt, in het bijzonder van het als zodanig aangeduide habitattype (H9120). Ook andere bosjes op andere locaties binnen de (oude) MD-bestemming die gelijken op dan wel zich kunnen ontwikkelen tot bostypen als Beukenbos met Hulst zijn veiliggesteld. Daarnaast zijn de laanstructuren binnen het gebied zijn expliciet beschermd zodat ook mogelijke/potentiële verblijfplaatsen van holenbroeders en vleermuizen behouden blijven.
De maatschappelijke bestemming is nu meer geconcentreerd en geclusterd in enkele concentratiegebieden, met name ter plekke van en rondom bestaande erven, tuinen en verhardingen (met verhoogde bebouwingspercentages).
Met betrekking tot de EHS geldt dat bovenstaande bestemmingsverschuiving alleen gunstige effecten heeft. Er zal een uitbreiding van de oppervlakte met de bestemming Natuur onder de EHS plaatsvinden. Een verhoogd bouwpercentage binnen de MD-bestemming heeft geen effect op de EHS.
Concluderend kan worden gesteld dat het bestemmingsplan geen effecten heeft op de Natura-doelen waarbij de bestemmingsverschuiving zelfs zorgt voor een duurzame veiligstelling. Voor de gebiedsbescherming via de EHS geldt eveneens een positief resultaat.
5.5 Archeologie
De gemeente Apeldoorn beschikt over een gemeentelijke archeologische beleidskaart. Deze archeologische beleidskaart, zoals hierna weergegeven, geeft inzicht in welke mate de kans bestaat om archeologische resten in de bodem aan te treffen.
De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties:
- Hoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
- Gemiddelde trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
- Lage trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quickscan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.
Uitsnede Archeologische beleidskaart (Bron: gemeente Apeldoorn, 2010)
Voor een groot deel van de kern Hoenderloo is een middelhoge trefkans op archeologische vondsten opgenomen. Aan elke trefkans (laag, middel of hoog) is een vorm van vervolgonderzoek gekoppeld, die bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen wordt vereist. Bij een lage trefkans kan worden volstaan met een archeologische quickscan. Afhankelijk van de resultaten kan een vervolgonderzoek worden aanbevolen.
Bij een middelmatige trefkans is een bureauonderzoek verplicht dat kan worden gevolgd door een verplicht veldonderzoek. Bij een hoge trefkans is een archeologisch onderzoek verplicht, waarbij wordt gestreefd naar het behoud van archeologische waarden.
In voorliggend bestemmingsplan is met de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie Hoog en Waarde - Archeologie Middelhoog geregeld dat voor toekomstige ontwikkelingen binnen deze gebieden een archeologisch onderzoek moet worden verricht.
5.6 Cultuurhistorie
5.6.1 Monumenten en karakteristieke panden
Monumenten
Binnen het plangebied van Hoenderloo zijn 4 rijksmonumenten en 5 gemeentelijke monumenten.
In het plangebied komen de volgende rijksmonumenten voor:
- Apeldoornseweg z.n., hoek Krimweg (zgn. Heldringsput)
- Delerwoud 1-2 (poortgebouw met dienstwoningen)
- Heldringsweg 10 (kerk met consistoriekamer)
- Heldringsweg 20 (woonhuis Arcke).
(bron: monumentenlijst gemeente Apeldoorn)
Ook staan/liggen er de volgende gemeentelijke monumenten:
- Heldringsweg 11 (boerderij en schuur)
- Krimweg z.n. hoek Delerweg (muziektent).
- Krimweg z.n. hoek Delerwoud (trafo).
- Laan van Eikenhof 31 (Ottho Hoeve).
- Nijegaardeweg 11 (vml. school en directiewoning).
(bron: monumentenlijst gemeente Apeldoorn)
De rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten hebben hoge cultuurhistorische waarde, maar worden niet op de plankaart aangegeven. Voor deze systematiek is gekozen omdat de Monumentenwet 1998 en de gemeentelijke monumentenverordening een eigen beschermingsregime kennen via een vergunningensysteem. Bovendien is het monumentenbestand nog in ontwikkeling. Het opnemen van specifieke bestemmingen of aanduidingen voor de monumenten zou betekenen dat voor iedere mutatie in het monumentenregister een bestemmingsplanherziening in gang moet worden gezet om het bestemmingsplan actueel te houden. Dit wordt niet doelmatig geacht. Als extra bescherming voor deze objecten is er voor gekozen om voor de bouwvlakken en bouwhoogtes maatwerk toe te passen (geen standaardisatie). Omgevingsvergunningvrij bouwen is niet van toepassing op rijks- en gemeentelijke monumenten.
Karakteristieke panden
Naast de Gemeentelijke en Rijksmonumenten is er in het bestemmingsplangebied een aantal panden met aanzienlijke cultuurhistorische waarde en beeldwaarde. Deze panden komen waarschijnlijk niet in aanmerking voor de status van beschermd monument (veelal wegens aantasting van originele vorm op detailniveau), maar zijn vanwege hun waarde wel belangrijk om te behouden. Daarom komen deze in aanmerking voor de aanduiding van 'Karakteristiek' gebouw in het bestemmingsplan. Dit komt voort uit het nieuwe rijksbeleid Modernisering Monumentenzorg, waarin wordt bepaald dat cultuurhistorische belangen moeten worden meegewogen in de ruimtelijke ordening. Dit beleid is omarmd door de gemeenteraad van Apeldoorn.
Op grond van een voorselectie op basis van de Cultuurhistorische Analyse en de gemeentedekkende Inventarisatie waardevolle bebouwing en structuren uit 1993, is in juni 2011 een nadere selectie gemaakt, waarbij gebouwen zijn gewaardeerd op ruimtelijke waarde, historische waarde en objectwaarde. Het onderzoek is vervat in het rapport Ruimtelijke en cultuurhistorische waardering van de karakteristieke bebouwing Hoenderloo, Apeldoorn dat als bijlage 3 bij de toelichting van dit bestemmingsplan is opgenomen. Uit het onderzoek komen voor het bestemmingsplangebied Dorp Hoenderloo (het rapport behandelt ook de rand van het bestemmingsplangebied Veluwe) de gebouwen met de volgende adressen naar voren als zijnde van een dermate hoge waarde dat ze in aanmerking komen voor de aanduiding karakteristiek gebouw:
Apeldoornseweg 10-12
Apeldoornseweg 12a
Apeldoornseweg 14
Brouwersweg 85 (hoofdgebouw plus vm. bakhuisje)
Kampheuvellaan 34
Kampheuvellaan 42
Kampheuvellaan 62
Kampheuvellaan 68 (hoofdgebouw plus garage)
Kampheuvellaan 72 (hoofdgebouw plus garage)
Krimweg 8-10
Krimweg 66
Krimweg 81 (hoofdgebouw plus schuurtje)
Laan van Eikenhof 31 (landbouwschuur ten zuiden van hoofdgebouw)
Middenweg 16-18 (hoofdgebouw plus vm. bakhuisje)
Middenweg 20 (schuur ten noorden van hoofdgebouw)
Nijegaardeweg 18-20
Nijegaardeweg 21
Paalbergweg 24
Paalbergweg 35-41, 63-69
Paalbergweg 85-89 / Krimweg 43
Weikamperweg 12, 19-21, 27-29, 28-30, 49-51
Vanwege reeds in gang gezette ontwikkeling betreffende sloop en nieuwbouw en eerder gemaakte afspraken tussen eigenaar en gemeente, kunnen Paalbergweg 35-41, 63-69 niet in het bestemmingsplan worden opgenomen als zijnde Karakteristiek. Naar aanleiding van een inspraakreactie is vastgesteld dat het pand Middenweg 20 in een dermate slechte bouwkundige staat verkeert dat sloop niet redelijkerwijze valt uit te sluiten. Daarom is ook dit pand niet in het bestemmingsplan opgenomen als zijnde Karakteristiek.
Karakteristieke panden hebben geen monumentenstatus maar zijn door hun cultuurhistorische en ruimtelijke waarde van groot belang voor het karakteristieke beeld van hun omgeving. Die waarden komen onder andere tot uitdrukking in de gebiedseigen typologie, markante ligging, bijdrage aan het typische beeld en/of de bijzondere vorm en functie.
Op de verbeelding hebben de opgenomen panden de aanduiding 'karakteristiek' gekregen. In de bestemmingsomschrijving van die bestemmingen waar deze aanduiding voorkomt is bepaald dat ter plaatse van die aanduiding de gronden (ook) bestemd zijn voor behoud en herstel van cultuurhistorische waardevolle panden. Verder is bepaald dat het ter plaatse van die aanduiding verboden is de bebouwing te slopen zonder vergunning. In het hieraan gekoppelde vergunningstelsel is bepaald dat de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden moeten worden meegewogen in het besluit tot al dan niet verlenen van de sloopvergunning. Kort gezegd kan de vergunning alleen worden verleend wanneer de kosten van renovatie of aanpassing aan gebruikseisen zo hoog zijn dat handhaven van het pand redelijkerwijs niet meer kan worden geëist. De aanvrager dient dit in de regel met een rapport van een deskundige aan te tonen. Als extra bescherming voor deze objecten is er voor gekozen om voor de bouwvlakken en bouwhoogtes maatwerk toe te passen (geen standaardisatie).
5.6.2 Historisch cultuurlandschap
Verder wordt in dit bestemmingsplan getracht bijzondere waarden van het historische cultuurlandschap te beschermen door de bestemmingen Agrarisch, Bos en Groen nauwkeurig te gebruiken, en daarmee waardevolle houtopstanden en de typische afwisseling van openheid (van de velden) en geslotenheid (van de bosrand) te beschermen. De historische openheid van oudere agrarische ontginningen wordt tevens beschermd door middel van de aanduiding 'open landschap' en de daarbij behorende regels. Waardevolle lanen en andere landschappelijke waarden worden beschermd door middel van de aanduiding 'natuur en landschap' en de daarbij behorende regels. Ook worden bijzondere bomen en onverharde wegen specifiek aangeduid, met eraan gekoppelde beschermende regels, om cultuurhistorische en landschappelijke waarden te beschermen. Waardevolle doorzichten en historisch waardevolle wegen worden zoveel mogelijk beschermd door een adequate bestemmingslegging.
5.7 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan voor Hoenderloo is conserverend van opzet. Concreet betekent dit dat geen nieuwe ontwikkelingen worden meegenomen. Er hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Het plan is daarmee economisch uitvoerbaar.
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
In hoofdstuk 3 is de bestaande situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 geeft de gemeentelijke visie op het gebied weer en hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de planologische aspecten en de uitvoerbaarheid. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
6.2 Karakter Bestemmingsplan
Bestemmingsplan Dorp Hoenderloo is een beheersplan, waarin de bestaande situatie en het geldende recht uitgangspunt zijn voor de wijze van bestemmen. Daarmee wordt bedoeld dat de bestaande situatie is vastgelegd en is voorzien van een actuele regeling en dat er alleen nieuwe ontwikkelingen in zijn opgenomen waarvoor al een planologische procedure is afgerond voordat het onderhavige bestemmingsplan wordt vastgesteld.
Voor de regels en de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008.
6.3 Bestemmingen
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Agrarisch
Op gronden met deze bestemming is een agrarisch gebruik toegestaan. Van agrarische bedrijvigheid is geen sprake. Er zijn binnen de bestemming dan ook geen bouwmogelijkheden opgenomen met uitzondering van beperkte mogelijkheden voor de realisering van andere bouwwerken.
De agrarische gronden, van de buiten het plangebied gelegen agrarische bedrijven, hebben de bestemming Agrarisch. Op deze gronden zijn agrarische bedrijven toegestaan, met uitzondering van intensieve veehouderij. De landschappelijke waarden zijn op de plankaart aangeduid. Ter bescherming van de landschappelijke waarden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. In de bestemmingsomschrijving zijn de vormen van recreatief gebruik genoemd, die tevens zijn toegestaan.
Bedrijf
De bedrijven die in het plangebied voorkomen hebben de bestemming Bedrijf. Op gronden met deze bestemming zijn altijd bedrijven van milieucategorie 1 toegestaan.
Daar waar een bedrijf in een hogere milieucategorie aanwezig is dat niet naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven in de milieucategorie die op grond van de richtafstand toegelaten kan worden, is aangegeven dat naast die op grond van de richtafstanden toelaatbare categorie bedrijven ook het feitelijk aanwezige bedrijfstype is toegelaten. Dit heeft tot gevolg dat het bestaande legaal aanwezige bedrijfstype kan worden voortgezet maar niet kan worden omgezet in een ander bedrijfstype met een hogere milieucategorie dan ter plaatse aanvaardbaar is. In de regels wordt voor de bedrijfsactiviteiten van categorie 1 en 2 die zijn toegelaten, verwezen naar de de milieuzoneringssystematiek verder besproken.
Door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels kunnen ook bedrijven die niet voorkomen op de Lijst en bedrijven uit een hogere categorie dan bij recht is toegestaan worden toegelaten, mits ze naar aard en invloed op hun omgeving vergelijkbaar zijn met de bij recht toegestane bedrijven. Bij de toetsing kan worden bezien of de benodigde hinderbeperkende maatregelen mogelijk zijn (bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe technieken). Criterium voor het afwijken is in dit geval dat de hinder die resulteert na het nemen van maatregelen niet groter is dan van de ter plekke wel bij recht toegelaten bedrijven zou kunnen worden verwacht.
Ook de grotere nutsgebouwen zijn met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - nutsvoorziening' binnen deze bestemming opgenomen.
Cultuur en ontspanning
Op de gronden met de bestemming Cultuur en ontspanning zijn activiteiten toegestaan zoals genoemd in de bij de regels behorende Lijst van toegelaten vormen van cultuur enontspanning. Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van de gebruiksregels en toestaan dat ook activiteiten worden toegelaten die niet voorkomen op de Lijst van toegelaten vormen van cultuur en ontspanning.
Deze bestemming is ondermeer toegekend aan het museum aan de Krimweg 21. In het geldende bestemmingsplan daarvoor, de vierde partiële herziening van bestemmingsplan Hoenderloo, zijn specifieke bepalingen opgenomen voor de gronden rondom het aanwezige gebouw en voor het bijbehorende perceel aan de Middenweg naast 49. Doel van deze bepalingen is de ruimte rondom het aanwezige gebouw, vanuit landschappelijke overwegingen, open te houden. Hier verhindert het geldende bestemmingsplan daarom het permanent stallen van objecten (in de vorm het oprichten van bouwwerken).
Dit bestemmingsplan vormde, bij de vaststelling, aanleiding om de situatie ter plaatse opnieuw te bezien. Vanuit landschappelijke en stedenbouwkundige overwegingen, is het niet opportuun om vast te houden aan het open willen houden van de oostzijde van het perceel. Dit gaat niet op voor de westzijde, waar het doorzicht naar de Heldringkerk feitelijk nog aanwezig is en bescherming dient te krijgen in het bestemmingsplan. Daarom wordt binnen de bestemming voor het perceel Krimweg 21 een onderscheid te maken naar open landschap, erf en bouwvlak voor aanvullende bijgebouwen. Dit werkt zich als volgt uit:
- De gebiedsaanduiding 'open landschap' is toegekend aan het westelijke gedeelte van het perceel;
- Het bouwvlak is uitgebreid in oostelijke richting, zodat de feitelijk aanwezige schuur daar binnen valt.
- Op gronden buiten de aanduiding 'open landschap' is het mogelijk museale voorwerpen te plaatsen tot een bouwhoogte van 5 meter, middels afwijkingsbevoegdheid tot 8 meter.
Gemengd
Met de bestemming 'Gemengd' worden diverse functies/activiteiten bij en naast elkaar toegestaan. Deze functies/activiteiten betreffen wonen, kantoren en/of zakelijke dienstverlening, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen, voorzover genoemd inde bij de regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast zijn tevens toegestaan activiteiten van cultuur en ontspanning in de categorieën 1 en 2 volgens de Lijst van toegelaten vormen van cultuur en ontspanning, en bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 zoals genoemd in de Lijst van toegelaten bedrijfstypen. Horecavormen in categorie 1 van de Lijst van toegelaten horecatypen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca'.
Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van de gebruiksregels en toestaan dat ook activiteiten worden toegelaten die niet voorkomen op de genoemde Lijsten.
Groen
Het structurele en structurerende openbare groen in het plangebied is onder de bestemming Groen gebracht. Hier zijn groenvoorzieningen, paden, hondenuitlaatplaatsen, nuts- en speelvoorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten. De bouwhoogte van speel- en klimtoestellen mag bij recht niet meer dan 4 meter bedragen. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor speel- en klimtoestellen tot een hoogte van 6 meter. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kiosk' is een muziekkiosk toegestaan.
Binnen het (openbare) groen wordt nog een nader onderscheid gemaakt. De in het plangebied aanwezige houtwallen of laanstructuren die zowel ecologisch als cultuurhistorisch waardevol zijn, komen voor in diverse bestemmingen binnen de gebiedsaanduidingen 'natuur en landschap' en 'open landschap'. Om te voorkomen dat wezenlijke waarden worden aangetast is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden ter voorkoming van aantasting van deze wezenlijke waarden (waaronder aardkundige). Een vergelijkbare regeling geldt voor het egaliseren, ophogen en afgraven van gronden.
Horeca - 1
Op gronden met de bestemming Horeca - 1 zijn horecavormen in categorie 1 van de Lijst vantoegelaten horecatypen toegelaten. Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van de gebruiksregels en ook andere horecatypen worden toegelaten. Criterium voor het afwijken is dat de dan toegelaten horecavorm naar aard en invloed vergelijkbaar is met de bij recht toegelaten vormen. Een bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Indien een bedrijfswoning is opgenomen in een bedrijfsgebouw (inpandige bedrijfswoning), is de aanduiding 'bedrijfswoning' op het betreffende bedrijfsgebouw gelegd.
Hoewel in het plangebied uitsluitend horecavormen in categorie 1 zijn toegelaten en voor dit plangebied in principe gekozen had kunnen worden voor de bestemming Horeca, is toch de bestemming Horeca - 1 gebruikt. Hiermee wordt bewerkstelligd dat vergelijkbare horecavormen in het hele grondgebied van Apeldoorn dezelfde bestemming krijgen. Met name in de situatie waarin voor het hele grondgebied digitale bestemmingsplannen gelden geeft dat snel en goed inzicht.
Maatschappelijk
Binnen deze bestemming zijn de in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen ondergebracht. Om de nodige flexibiliteit te kunnen bieden laat deze bestemming een vrije uitwisseling tussen de verschillende maatschappelijke voorzieningen toe. Welke voorzieningen dat zijn staat in de Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen die in de bijlagen bij de regels is opgenomen. Daar waar de betreffende aanduiding is opgenomen is een bedrijfswoning toegestaan.
Het gaat hier om maatschappelijke voorzieningen die thuishoren in een woongebied en noodzakelijk zijn voor het functioneren van het woongebied, zoals scholen en (para)medische praktijken. Daarom worden overal in het plangebied maatschappelijke voorzieningen in (milieu)categorieën 1 en 2 aanvaardbaar geacht, ook op kortere afstand van woningen dan de richtafstand van 30 meter die in principe voor milieucategorie 2 wordt gehanteerd.
Via een aanduiding 'zorginstelling' is het terrein van De Hoenderloo Groep aangegeven. Ter bescherming van de in het gebied aanwezige karakteristieke laanbeplanting is deze aangeduid en zijn mogelijk verstorende en beschadigende activiteiten gekoppeld aan een omgevingsvergunning.
Maatschappelijk - Begraafplaats
Binnen deze bestemming valt de in het plangebied aanwezige begraafplaats. Omdat de ruimtelijke uitstraling van een begraafplaats een heel andere is dan die van andere maatschappelijke voorzieningen, is hier niet gekozen voor het toelaten van vrije uitwisseling tussen de verschillende maatschappelijke voorzieningen, maar is een specifieke bestemming voor de begraafplaats gehanteerd.
Natuur
De grotere aaneengesloten stukken bosgebied hebben de bestemming Natuur gekregen. De bestemmingsregeling richt zich primair op het gebruik als bos- en natuurgebied zonder daarbinnen een nader onderscheid te maken. Verder toegestaan is een gebruik voor bosbouw en houtproductie, natuurbeheer en -educatie.
Om te voorkomen dat wezenlijke waarden worden aangetast, is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden ter voorkoming van aantasting van deze wezenlijke waarden (waaronder aardkundige). Een vergelijkbare regeling geldt voor het egaliseren, ophogen en afgraven van gronden.
Wat betreft bebouwing zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten dienste van de bestemming. Oprichten van hekwerken, waaronder erfafscheidingen, is alleen mogelijk na afwijking. Aan de afwijking is de voorwaarde gekoppeld dat plaatsing niet onaanvaardbaar mag zijn uit een oogpunt van beheer en ontwikkeling van het natuurgebied ("ontrastering", realiseren één groot aaneengesloten natuurgebied).
Recreatie - Dagrecreatie
Op de gronden met de bestemming Recreatie – Dagrecreatie zijn evenementen, nutsvoorzieningen en dagrecreatieve voorzieningen inclusief bouwwerken en parkeervoorzieningen toegestaan.
Recreatie - Verblijfsrecreatie
Deze bestemming is gelegd op de gronden van de camping Den Brink binnen het plangebied. Ter plaatse is recreatie verblijf toegestaan in kampeermiddelen en recreatieverblijven alsmede evenementen. Een bedrijswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
Sport - Manege
Op de gronden met de bestemming Sport - Manege zijn evenementen, nutsvoorzieningen, sport en sportvoorzieningen tot en met categorie 3.1 van de Lijst van toegelatensportvoorzieningen toegestaan. Een bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
Verkeer - Onverharde weg
De bestemming Verkeer - Onverharde weg is gegeven aan de gebieden die een verblijfsfunctie hebben en onverhard zijn. De onverharde wegen leveren een belangrijke bijdrage aan de cultuurhistotische waarde van Hoenderloo en verdienen daarom bescherming. Het is binnen deze bestemming verboden om onverharde wegen te verharden.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de gebieden die een verblijfsfucntie hebben. Dit betreft wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen in de woongebieden. Ook het niet-structurerende groen is in deze bestemming ondergebracht.
Verkeer - Weg
De wegen met primair een functie voor het doorgaande verkeer hebben de bestemming Verkeer gekregen.
Wonen - algemeen
De woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Er is een aantal bedrijven aanwezig die qua bedrijfsactiviteiten en/of qua omvang niet passen binnen de regeling voor bedrijfsuitoefening aan huis. Deze bedrijven zijn specifiek aangeduid. Ook zijn aanduidingen opgenomen voor detailhandel, beroep aan huis en een dependance. De aanduiding 'detailhandel' binnen deze bestemming is gebruikt voor percelen waar de detailhandel ondergeschikt is aan de woonfunctie. De cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is nader aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'. Aan deze aanduiding is ook een regeling voor de omgevingsvergunning voor het slopen gekoppeld. Naast de reguliere bedrijfsuitoefening aan huis, wordt ook het hebben van een bed & breakfast mogelijk.
Voor de woningen is op de verbeelding een bouwvlak aangegeven met daarin een goot- en bouwhoogte. Door middel van bouwaanduidingen is onderscheid gemaakt tussen de verschillende bouwwijzen van de woningen: vrijstaand, twee-onder-een-kap, aaneengebouwd en gestapeld. Ter plaatse van de aanduiding twee-aaneen zijn zowel twee-onder-een-kapwoningen als vrijstaande woningen toegestaan.
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van een deel van (bedrijfs)woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.
Bijgebouwen
Bijgebouwen mogen worden opgericht binnen de aanduiding 'erf.' Om de openheid op de veelal grote kavels te kunnen garanderen zijn de gebieden waarbinnen bijgebouwen zijn toegestaan nauwkeurig bepaald. Het geldende bestemmingsplan is hierbij gevolgd. Het overige deel van de kavels hebben de aanduiding 'tuin' gekregen. Hierbinnen is het oprichten van bijgebouwen niet toegestaan.
De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen is gerelateerd aan de oppervlakte van de kavel. Is de kavel kleiner dan 750 m2 dan is ten hoogste 65 m2 aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen toegestaan. Is de kavel groter dan 750 m2 dan is ten hoogste 85 m2 aan erfbebouwing toegestaan. Daarbij geldt wel steeds de voorwaarde dat niet meer dan 60% van de kavel wordt bebouwd.
Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen vallen onder bouwwerken. In het dorp zijn bedrijfswoningen niet overal zonder meer toegestaan. Daar waar een bedrijfswoning is toegestaan is dat met een aanduiding op de plankaart aangegeven. In de regels is bepaald dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Daar waar in een bestemming geen bedrijfswoning is toegestaan, is dat in de bestemmingsomschrijving expliciet bepaald.
Waarde - Archeologie hoog en Waarde - Archeologie middelhoog
Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als gebied met hoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als gebied met middelhoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelhoog gekregen. Voor beide bestemmingen geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 50 m2 (hoog) respectievelijk 100 m2 (middelhoog) tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Als uit dit rapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord kan het bevoegd gezag bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren. Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die mogelijke archeologische waarden in de bodem kunnen verstoren geldt in beide bestemmingen dat ze niet mogen worden uitgevoerd tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
Regeling karakteristieke panden
Een aantal panden met een hoge cultuurhistorische en ruimtelijke waarde is in dit bestemmingsplan aangeduid als karakteristiek pand. Op de plankaart hebben ze de aanduiding 'karakteristiek' gekregen. In de bestemmingsomschrijving van die bestemmingen waar deze aanduiding voorkomt is bepaald dat ter plaatse van die aanduiding de gronden (ook) bestemd zijn voor behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden. Verder is bepaald dat het ter plaatse van die aanduiding verboden is de bebouwing te slopen zonder vergunning. In het hieraan gekoppelde vergunningstelsel is bepaald dat de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden moeten worden meegewogen in het besluit tot al dan niet verlenen van de sloopvergunning. Kort gezegd kan de vergunning alleen worden verleend wanneer de kosten van renovatie of aanpassing aan gebruikseisen zo hoog zijn dat handhaven van het pand redelijkerwijs niet meer kan worden geëist. De aanvrager dient dit in de regel met een rapport van een deskundige aan te tonen. Als extra bescherming voor deze objecten is er voor gekozen om voor de bouwvlakken en bouwhoogtes maatwerk toe te passen (geen standaardisatie).
6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 24 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 24.1 is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen in het hele plangebied (zowel binnen als buiten het bouwvlak) is toegestaan, mits de ondergrondse ruimten een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties in de omgeving. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
Lid 24.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf de aangegeven goothoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een -al dan niet gedeeltelijke- platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.
In artikel 25 staan de algemene gebruiksregels. In lid 25.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. Onderdeel g hiervan verdient bespreking. De archeologische beleidskaart geeft voor het gehele grondgebied van Apeldoorn aan hoe hoog de trefkans op archeologische resten per gebied is. Gebieden met een hoge trefkans hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog gekregen, gebieden waar die trefkans middelhoog is hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelhoog gekregen. De overige gebieden, waar de trefkans op archeologische resten laag is, hebben geen dubbelbestemming gekregen. Daarvoor geldt onderdeel g van de Algemene gebruiksregels. Daarin is bepaald dat het verstoren van archeologische waarden in die gebieden door het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden over een oppervlakte van ten minste 1.000 m2 en dieper dan 0,50 meter onder maaiveld in strijd is met de bestemming, tenzij uit archeologisch onderzoek is gebleken dat die waarden niet onevenredig worden verstoord. Indien de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bij voorbeeld eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw archeologisch onderzoek uit te voeren. In lid 25.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.
In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de gebiedsaanduidingen opgenomen. Dit zijn regels voor gebiedsaanduidingen die in meerdere bestemmingen voorkomen. Hier is onder andere een regeling opgenomen voor de bomen die door het bevoegd gezag als bijzondere boom zijn aangewezen. Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bijzondere bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen. De bijzondere bomen zijn met een (gebieds)aanduiding op de plankaart aangegeven. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding 'bijzondere boom' voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 meter dient te bedragen; onder voorwaarden kan het bevoegd gezag afwijken van de bouwregels voor het verkleinen van deze afstand tot 5 meter. Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van 5 meter uit het hart van de als monumentale boom aangeduide boom slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend.
In artikel 31 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 32 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
7 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak En Overleg
Op meerdere momenten in het proces is gesproken met de dorpsraad. Het concept van dit bestemmingsplan is voor opmerkingen voorgelegd aan de dorpsraad. De inspraakreactie van de dorpsraad is opgenomen in de inspraaknota.
Overeenkomstig het in de gemeentelijke inspraakverordening bepaalde heeft het voorontwerp van dit bestemmingsplan met ingang van 14 juni 2012 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen met de mogelijkheid een inspraakreactie in te dienen. Er zijn 31 reacties ontvangen. Deze reacties zijn samengevat en beantwoord in de inspraaknota, die als bijlage is toegevoegd aan deze toelichting.
7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan divesre instanties. De reacties van deze instanties zijn samengevat en beantwoord in de inspraaknota, die als bijlage is toegevoegd aan deze toelichting.
7.3 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan betreft hoofdzakelijk het vastleggen van de bestaande situatie. In het plan worden slechts beperkte ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande functies geboden. Het betreft dan particulier initiatief waaraan geen kosten voor de gemeente zijn verbonden.
Dit bestemmingsplan voorziet niet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening. Er is om die reden geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan. Het bestemmingsplan is financieel-economisch uitvoerbaar.
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen
Bijlage 1 Lijst van toegelaten bedrijfstypen
Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Horecatypen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie | ||||||
5510 | Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||||||
561 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||||||
563.1 | Café's, bars | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||||||
563.2 | Discotheken, muziekcafé's | 0 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
Bijlage 3 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie | ||||||
4773 | Apotheken | 0 | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | ||||||
84 | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||
8621, 8622, 8623 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||
8691 8692 | Consultatiebureaus | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||
9101 | Bibliotheken | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||
9603 | Uitvaartcentra | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||
852, 8531 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
8532, 854, 855 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||||
8610 | Ziekenhuizen | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||||
871 | Verpleeghuizen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
8891 | Kinderopvang | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
9491 | Kerkgebouwen e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
94991 | Buurt- en clubhuizen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
8425 | Brandweerkazernes | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||||||
9609A | Dierenasiels en -pensions | 30 | 0 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | ||||||
96032 | Crematoria | 100 | 10 | 30 | 10 | 100 | 3.2 |
Bijlage 4 Lijst Van Toegelaten Vormen Van Cultuur En Ontspanning
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie | ||||||
9101 9102 | Musea en ateliers | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||||
5914 | Bioscopen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
9004 | Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
8552 85521 | Muziek-, dans- en balletscholen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
931B | Bowlingcentra | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
9604 | Badhuizen en saunabaden | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
Bijlage 5 Lijst Van Toegelaten Sportvoorzieningen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie | ||||||
931H | Golfbanen | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||
9312 | Schietinrichtingen binnenbanen: boogbanen | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||||||
93111 | Schietinrichtingen buitenbanen met voorzieningen: boogbanen | 0 | 0 | 30 | 30 | 30 | 2 | ||||||
931F | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
9311 | Zwembaden overdekt | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||||
931A | Sporthallen | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||||||
931E | Maneges | 50 | 30 | 30 | 0 | 50 | 3.1 | ||||||
931F | Tennisbanen (met verlichting) | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||||||
931G | Veldsportcomplex (met verlichting) | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||||||
931I | Kunstskibanen | 0 | 0 | 30 | 50 | 50 | 3.1 | ||||||
931C | Overdekte kunstijsbanen | 0 | 0 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | ||||||
9312 | Zwembaden niet overdekt | 30 | 0 | 200 | 10 | 200 | 4.1 | ||||||
9311 | Schietinrichtingen binnenbanen: geweer- en pistoolbanen | 0 | 0 | 200 | 10 | 200 | 4.1 | ||||||
9317 | Schietinrichtingen vrije buitenbanen: boogbanen | 0 | 0 | 10 | 200 | 200 | 4.1 | ||||||
931D | Stadions en openlucht-ijsbanen | 0 | 0 | 300 | 50 | 300 | 4.2 | ||||||
9313 | Schietinrichtingen: vrije buitenbanen: kleiduiven | 0 | 0 | 200 | 300 | 300 | 4.2 | ||||||
93299 | Modelvliegtuigvelden | 10 | 0 | 300 | 100 | 300 | 4.2 | ||||||
9318 | Schietinrichtingen buitenbanen met voorzieningen: schietbomen | 10 | 0 | 300 | 500 | 500 | 5.1 | ||||||
931B | Skelter- en kartbanen, open lucht, < 8 uur/week in gebruik | 50 | 30 | 500 | 30 | 500 | 5.1 | ||||||
931D | Autocircuits, motorcrossterreinen e.d. < 8 uur/week in gebruik | 100 | 50 | 700 | 50 | 700 | 5.2 | ||||||
93110 | Schietinrichtingen buitenbanen met voorzieningen: pistoolbanen | 10 | 0 | 1000 | 200 | 1000 | 5.3 | ||||||
931C | Skelter- en kartbanen, open lucht, 8 uur of meer per week in gebruik | 50 | 50 | 1000 | 30 | 1000 | 5.3 | ||||||
9318 | Schietinrichtingen vrije buitenbanen: schietbomen | 0 | 0 | 500 | 1500 | 1500 | 6 | ||||||
9319 | Schietinrichtingen vrije buitenbanen: geweerbanen | 10 | 0 | 1500 | 1500 | 1500 | 6 | ||||||
9317 | Schietinrichtingen vrije buitenbanen: boogbanen | 10 | 0 | 1500 | 1500 | 1500 | 6 | ||||||
931E | Autocircuits, motorcrossterreinen e.d., 8 uur of meer per week in gebruik | 100 | 100 | 1500 | 50 | 1500 | 6 |
Bijlage 6 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | CATEGORIE | |
581 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 | |
1814A | Grafische afwerking | 1 | |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 | |
9524 | Meubelstoffeerderijen | 1 | |
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 | |
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 | |
50, 51 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 | |
5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 | |
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 | |
791 | Reisorganisaties | 1 | |
61 | Telecommunicatiebedrijven | 1 | |
64, 65 | Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor | 1 | |
41, 68 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 | |
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | 1 | |
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 | |
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 | |
9602 | Schoonheidsspecialist op afspraak | 1 | |
9602 | Kapper op afspraak | 1 | |
9609 | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
Bijlage 1 Nota Van Inspraak En Overleg
Bijlage 1 Nota van inspraak en overleg
Bijlage 2 Cultuurhistorische Analyse
Bijlage 2 Cultuurhistorische analyse
Bijlage 3 Ruimtelijke En Cultuurhistorische Waardering Van De Karakteristieke Bebouwing In Hoenderloo
Bijlage 4 Procedureschema
Voorontwerp ter inzage | 14-06-2012 - 11-07-2012 |
Ontwerpplan ter inzage | 07-03-2013 - 17-04-2013 |
Vaststelling door gemeenteraad | 17-10-2013 |
Terinzagelegging vastgesteld plan | 14-11-2013 - 27-12-2013 |