Barnewinkel naast 13
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Vastgesteld op 30-06-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Barnewinkel naast 13 van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1129-vas1 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.6 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
1.7 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.8 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
- bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.11 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.14 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.15 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.16 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18 bruto vloeroppervlakte
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten (exclusief parkeergarage).
1.19 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.20 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.21 evenementen
Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.
1.22 folly
Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.
1.23 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.24 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.25 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.26 kavel
De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.27 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.28 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.29 peil
Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.
1.30 hoofdverblijf
- a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.31 permanente bewoning
Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:
- a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
- b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijfbeschikt.
1.32 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.33 publieksgerichte dienstverlening
Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.
1.34 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht. - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.35 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.36 verkoopvloeroppervlakte
Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.37 windturbine
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.
1.38 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.39 zakelijke dienstverlening
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.40 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.8 de hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos, struikgewas, hakhout en afschermende groenbeplanting;
- b. behoud, bescherming en versterking van het bos met de aldaar voorkomende landschaps- of natuurwaarden;
- c. fiets-, voet- en ruiterpaden;
- d. in- en uitritten;
- e. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken.
3.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 10 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | 2,50 m | - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van het bos nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 14 opgenomen procedureregels van toepassing.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. in- en uitritten;
- d. hondenuitlaatplaatsen;
- e. evenementen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. vijvers en watergangen;
met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen.
4.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 10 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | speel- en klimtoestellen: 4 m (4.4) overig: 2,50 m | - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het planbeoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 14 opgenomen procedureregels van toepassing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Artikel 5 Kantoor
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
- b. congres- en vergaderruimten;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. tuin en/of erf;
- e. in- en uitritten;
- f. waterberging;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 10 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | 6.000 m² brutovloeroppervlakte | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
5.3 Specifieke gebruiksregels
De niet bebouwde grond mag uitsluitend als tuin, erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied;
- b. watergangen;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. tuin;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 10 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (6.3) overig: 2,50 m | voor bouwwerken ten behoeve van promotionele activiteiten is een bouwhoogte van maximaal 20 meter toegestaan |
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 6.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Artikel 7 Verkeer - Weg
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. in- en uitritten;
- f. fiets- en voetgangerstunnels;
- g. rijwielstallingsvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. evenementen;
- j. watergangen;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen ongelijkvloerse kruisingen, in- en uitritten, overkappingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen .
7.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 10 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid genoemde afwijkingen.
bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties: 15 m overkappingen: 3 m overig: 2 m | van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels en bruggen uitgezonderd |
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op de verkeersveiligheid, het in het planbeoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen, nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 14 opgenomen procedureregels van toepassing.
Artikel 8 Leiding - Gas
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse gastransportleiding.
8.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 8.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd. Nieuwbouw ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, is niet toegestaan.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 8.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Algemene regels
- a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
- b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
- c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
- d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
- e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
- f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
- g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
10.2 Afdekking van gebouwen
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Gebruik in strijd met de bestemming
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
- a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
11.2 Strafbepaling
Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
12.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
- a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
- b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
- c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
- d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
- e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
12.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk :
- a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.
12.3 Aangrenzende percelen
Afwijken als bedoeld in lid 12.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.
12.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 12.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 16 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.
13.2 Voorwaarden voor wijziging
- a. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.
- b. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 13.1 onder c voor een antenne-installatie met een bouwhoogte van meer dan 80 meter boven NAP mag alleen plaatsvinden indien de antenne-installatie niet leidt tot een onaanvaardbare vermindering van de werking van de radar, blijkend uit een advies ter zake van de beheerder van de radar.
Artikel 14 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 15 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht Bouwwerken
16.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
16.3 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 17 Overgangsrecht Gebruik
17.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
17.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
17.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
17.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Barnewinkel naast 13.
Vastgesteld bij besluit van de raad der gemeente Apeldoorn
d.d. 30 juni 2011 nr. 78-2011
Mij bekend,
de griffier,
namens hem:
het hoofd afdeling Ruimtelijk Juridische Zaken
van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling,
J.M. van der Zwan
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In 2006 is voor de locatie De Barnewinkel een structuurschets opgesteld naar aanleiding van de ontwikkelingen in dit gebied. Het idee is om het gebied De Barnewinkel om te vormen tot een stadslandgoed waarin een transferium (en carpoolplaats), kantoren en een multifunctioneel centrum met hotel/vergaderfaciliteiten/food court/business units etc. een plaats krijgen.
Het landgoed gaat deel uitmaken van de groene wig Zonnehoeve, één van de groene wiggen die vanuit de stad tot in het buitengebied ten oosten en zuiden van Apeldoorn reiken. De komst van een nieuw stadslandgoed biedt de kans om de oostelijke ingang van Apeldoorn een visitekaartje te laten worden voor de stad. Tegelijk krijgt de wijk Groot Zonnehoeve, die tussen de Zutphensestraat en de spoorlijn naar Zutphen wordt gebouwd, een fraaie afronding.
Voor de kantoorlocatie heeft Agrifirm Group BV bij de gemeente Apeldoorn kenbaar gemaakt dat zij graag in De Barnewinkel hun hoofdkantoor wil vestigen. Agrifirm Group BV is ontstaan na de fusie van een bedrijf te Veghel en een bedrijf te Meppel. Het bedrijf is eigendom van de aangesloten 20.000 boeren en tuinders, heeft ca. 3.000 medewerkers wereldwijd met een jaaromzet van 2.1 miljard euro. Het bedrijf houdt zich bezig met alle aspecten van de land- en tuinbouw zoals landbouwmechanisatie, productie en handel in veevoeders, onderzoek naar voedselveiligheid, innovatie en duurzaamheid binnen de land- en tuinbouw, dienstverlening en detailhandel. Het hoofdkantoor in Apeldoorn is goed voor circa 300 arbeidsplaatsen. Een groene/landelijke locatie zoals De Barnewinkel sluit uitstekend aan bij de ambities van het bedrijf.
Het transferium en een carpoolplaats wordt mogelijk gemaakt met het reeds in procedure zijnde bestemmingsplan 'De Voorwaarts'. Onderhavig bestemmingsplan maakt de bouw van een kantoor mogelijk. Het multifunctioneel centrum met hotel/vergaderfaciliteiten/foodcourt/business units etc. wordt op een later moment planologisch mogelijk gemaakt. In bijlage 1 zijn de verschillende bestemmingsplanprocedures in een overzichtskaart weergegeven.
1.2 Ligging En Begrenzing
De planlocatie ligt in het oosten van de stadskern Apeldoorn. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Zutphensestraat, aan de oostzijde door de oprit naar de A50 en aan de westzijde door de bestaande straat Barnewinkel. In figuur 1 is de locatie gevisualiseerd.
figuur 1: locatie plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
De locatie De Barnewinkel heeft in het geldende bestemmingsplan - het Uitbreidingsplan in Hoofdzaak - de bestemming 'Agrarische bedrijven, klasse B'. Op gronden met genoemde bestemming mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van een land- en tuinbouwbedrijf, veehouderij, pluimveehouderij en fruitteelt, met bijbehorende woning. Het realiseren van een kantoor past niet binnen deze bestemming.
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
In hoofdstuk 2 wordt het beleid beschreven dat relevant is voor deze ontwikkeling. De bestaande situatie wordt vervolgens in hoofdstuk 3 beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de nieuwe situatie weergegeven. In hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid beschreven, waarbij aandacht wordt geschonken aan de financiële haalbaarheid, de milieutechnische randvoorwaarden en de planologische randvoorwaarden. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 een toelichting gegeven op de regels.
2 Beleidskader
2.1 Nota Ruimte
De Nota Ruimte, onderdeel van de planologische kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid, bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.
In de nota benadrukt het Rijk, net als in voorgaande nota's, opnieuw het belang van sterke steden in een vitaal platteland. Bundeling van wonen en werken in stedelijke gebieden en stedelijke vernieuwing en verdichting zijn de speerpunten van het rijk. Daarbij dient in eerste instantie de ruimtelijke kwaliteit van het bestaande stedelijke gebied te worden verbeterd. Binnen de steden zal aandacht worden besteed aan meer centrumstedelijk wonen en minder aan eenzijdige woonmilieus. Er wordt daarnaast met name gewezen op het herstel van de balans tussen 'rood en groen/blauw' oftewel bebouwing en recreatieve ruimte in en om de stad. Voor stedelingen moeten voldoende dagrecreatieve mogelijkheden in de directe omgeving zijn, in stadsparken en op het water. Onder het motto 'decentraal wat kan, en centraal wat moet' legt het Rijk de regierol voor het beleid inzake wonen in de nota vooral bij het lokale niveau neer. Gemeenten hebben een eigen verantwoordelijkheid om de eigen bevolkingsgroei op te vangen en aan de woonwensen van de eigen bevolking tegemoet te komen. De provincies geven slechts op regionaal niveau de kaders aan.
2.2 Provinciaal Beleid
Streekplan Gelderland 2005
Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid.
Generiek beleid
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking. Bundeling in Gelderland heeft met name de volgende doelen:
- handhaving/versterking van de economische en culturele functie van de steden;
- behoud/versterking van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen;
- optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik.
In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:
- een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
- het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
- door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners;
- intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen.
Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat de gemeenten -samenwerkend in regio's- voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma. Het aanbod aan woningen en woonmilieus moet beter aansluiten bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit.
De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen. Functies moeten zo worden gesitueerd ten opzichte van aanwezige voorzieningen dat deze bereikbaar zijn en er voldoende draagvlak voor blijft bestaan.
Zowel in nieuw als in bestaand bebouwd gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Het water in de stad wordt met het omringend watersysteem als één geheel beschouwd. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel worden voorkomen.
Regiospecifiek beleid: de Stedendriehoek
Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan het structuurbeeld uit de regionale structuurvisie Stedendriehoek 2030.
Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk. Het overgrote deel van de woningbouwopgave ligt in de steden Apeldoorn, Zutphen en Deventer. Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld aan knooppunten van infrastructuur worden gerealiseerd in het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. De verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden binnen de steden als uitbreiden buiten de steden.
Het regionale programma voor werken behelst voor het gehele stedelijke netwerk, als het gaat om kantoren, een toename van kantorenvolume (tot 2030) van 750.000 m² bruto vloeroppervlak: 460.000 m² in lopende plannen en 290.000 m² resterende behoefte.
Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties
De Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het beleid voor bedrijventerreinen van het in 2005 vastgestelde Streekplan Gelderland. Op 30 juni 2010 hebben Provinciale Staten de structuurvisie vastgesteld.
Een goed functionerende kantorenmarkt is mede bepalend voor een goed vestigingsklimaat en daarmee een belangrijke voorwaarde voor verdere economische groei van de regio's en het uitbreiden van kenniseconomie in Gelderland. Het bundelings-, locatie- en knopenbeleid in bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding is bepalend voor nieuwe kantoorontwikkelingen. Van belang daarbij is tevens dat de aard, de schaal en het mobiliteitsprofiel van de kantoorontwikkeling passen bij de betreffende locatie.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
In december 2010 is de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld door Provinciale Staten. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat de verordening geen beleidswijzigingen bevat.
De verordening hanteert, net als het streekplan, het beleid dat de nieuwbouw voor wonen en werken voor het overgrote deel binnen het bestaand bebouwd gebied, binnen de woningbouwcontour en zoekrichting van woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen en binnen de zoekzones wonen en werken plaatsvindt.
Figuur 2: Ruimtelijke Verordening Gelderland
De vestiging van het kantoor in De Barnewinkel vindt plaats binnen bestaand bebouwd gebied conform de beleidskaart behorende bij de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Daarnaast is het een ideale vestigingslocatie voor Agrifirm Group BV. De Barnewinkel ligt direct aan de A50. Agrifirm Group BV is een fusiekantoor van een bedrijf uit Veghel en een bedrijf uit Meppel, hierdoor is een goede bereikbaarheid per auto specifiek van belang. Ook komt er een goede busverbinding en ligt de voorstadhalte aan de spoorlijn naar Zutphen binnen 1 km van het plangebied. Daarnaast biedt de planlocatie een uitstraling die past bij het bedrijf; een landelijke uitstraling sluit aan bij de producten en diensten die Agrifirm Group BV levert. De vestiging van het kantoor in de Barnewinkel sluit hiermee aan op bovengenoemd provinciaal beleid.
2.3 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
In 2007 heeft de gemeenteraad de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 vastgesteld als intergemeentelijk structuurplan. In deze structuurvisie zijn de gemeenschappelijke ambities vastgelegd voor het bundelingsgebied: het gebied binnen de denkbeeldige lijn rondom de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen.
Als basis voor de structuurvisie is een duurzaam ruimtelijk structuurbeeld ontwikkeld voor de lange termijn 2030. Dit ruimtelijk structuurbeeld laat zien hoe de betrokken partners van de Stedendriehoek willen omgaan met de ruimtelijke ontwikkeling van het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. Centraal staat: bundelen en concentreren van het stedelijk ruimtegebruik in en om de bestaande steden en dorpen.
Voor werken (kantoren, bedrijven, land- en glastuinbouw) zet de stedendriehoek in op het verbreden van de economische structuur en versterking van de ruimtelijke kwaliteit en een aantrekkelijk vestigingsklimaat. De Stedendriehoek kiest onder andere voor:
- menging van nieuwe kantoren in woon- en stationsomgevingen binnen het stedelijk gebied, naast enkele zichtlocaties aan de stedelijke invalswegen;
- intensief en meervoudig ruimtegebruik op bestaande bedrijventerreinen: Zuidwestpoort Apeldoorn, Bergweide Deventer en Zutphen de Mars;
- ontwikkeling van een nieuw regionaal bedrijventerrein ten zuiden van de A1 nabij Beekbergen, met uitbreiding van de Ecofactorij met de werklocatie Biezematen aan A1/A50.
De specifieke kantorenlocaties die langs de invalswegen in de drie steden ontwikkeld kunnen worden zijn vooral geschikt voor hoogwaardige en kennisintensieve bedrijven. Zij kunnen hier een aantrekkelijk en representatief vestigingsklimaat vinden.
De locatie Barnewinkel is een zichtlocatie aan één van de stedelijke invalswegen van Apeldoorn. Agrifirm Group BV, die aan heeft gegeven zich hier te willen vestigen, houdt zich bezig met alle aspecten van de land- en tuinbouw zoals landbouwmechanisatie, productie en handel in veevoeders, onderzoek naar voedselveiligheid, innovatie en duurzaamheid binnen de land- en tuinbouw, dienstverlening en detailhandel. Een hoogwaardig en kennisintensief bedrijf waarvoor de vestiging aan de A50 uitermate geschikt is.
2.4 Structuurplan Stedelijk Gebied
In februari 2002 heeft de gemeenteraad het structuurplan voor het stedelijk gebied vastgesteld. In het structuurplan zijn de ambities van de stad voor de langere termijn (tot 2020) geformuleerd.
Het is de ambitie van Apeldoorn in de komende periode verder uit te groeien tot centrumstad binnen de regio Stedendriehoek. Dat werkt naar twee kanten: enerzijds het leveren van een bijdrage aan de opvangfunctie van de stad voor de groei van de regionale bevolking en de regionale werkgelegenheid. Anderzijds meer uitstraling van de stad door meer en betere regionale voorzieningen en attracties.
Het structuurplan gaat uit van het concept van de complete stad. In de complete stad horen naast intensief gebruikte stedelijke ruimte ook openbare ruimte van hoge kwaliteit en speel- en recreatieruimte thuis. Compacte stedelijke toevoegingen zullen vooral in en om het centrum en de stadsdeelcentra een plek krijgen. Daardoor wordt niet alleen het draagvlak voor de voorzieningen aldaar vergroot, maar kan ook elders, bijvoorbeeld in ruimer opgezette woonwijken, ruimte gespaard blijven.
Figuur 3: structuurplankaart
Vanaf 1998 zal 320.000 m² bruto vloeroppervlak kantoren toegevoegd moeten worden. In dit cijfer is rekening gehouden met een frictieleegstand van 20.000 m² bvo. De 320.000 m² bvo moet bij voorkeur op A- en B-locaties gerealiseerd worden. Tot op heden is circa 200.000 m² bruto vloeroppervlak aan kantoren gerealiseerd.
De afgelopen jaren is gebleken dat het alleen focussen op A- en B-locaties een beperking oplevert. Dit is ook af te leiden uit de recenter opgestelde Regionale Structuurvisie Stedendriehoek, waar niet meer over A-, B- en C-locaties wordt gesproken en waar nieuwe kantoren langs stedelijke entrees ook als goede ontwikkeling wordt gezien. Voor een evenwichtige economische structuur is het belangrijk dat er een gedifferentieerd aanbod is aan kantoorlocaties. Het gaat daarbij om locaties bij het bus- en NS-station in het centrum, kantoren bij de reeds aanwezige kantorenlocaties zoals de Zuidwestpoort en locaties aan stedelijke entrees die een optimale autobereikbaarheid combineren met een goede ov-bereikbaarheid.
De locatie Barnewinkel is een zeer geschikte inbreidingslocatie voor kantoorontwikkeling langs een stedelijke entree. Deze locatie heeft een uitstekende bereikbaarheid per auto en in de toekomst ook per openbaar vervoer. De Barnewinkel ligt direct aan de A50. Daarnaast komt er een goede busverbinding zodra de wijk Groot Zonnehoeve gereed is. In de spits rijdt de bus (vanaf de Laan van Erica via de Groene Voorwaarts naar de Zutphensestraat en weer terug naar de stad) 4 keer per uur, tussendoor 2 keer per uur. Ter hoogte van de Laan van Erica bevindt zich ook de voorstadhalte aan de spoorlijn naar Zutphen (Apeldoorn De Maten, binnen 1km van het plangebied). Voor Agrifirm Group BV heeft de goede bereikbaarheid van de Barnewinkel met de auto een belangrijke meerwaarde. Agrifirm Group BV is een fusiekantoor van een bedrijf uit Veghel en een bedrijf uit Meppel. Hierdoor komen de werknemers zowel uit het zuiden als het noorden van het land.
Figuur 4: route buslijn door Zonnehoeve (langs De Barnewinkel)
De locatie Barnewinkel is ook een zeer geschikte locatie voor de vestiging van Agrifirm Group BV vanwege de landelijke uitstraling. Agrifirm Group BV is een bedrijf dat producten en diensten levert die bijdragen aan het rendement van boer of tuinder. In verband met deze agrarische activiteiten is voor de vestiging van Agrifirm Group BV een landelijke uitstraling van belang. De unieke mix tussen stedelijk en groen die in de omgeving Barnewinkel aanwezig is en de ontwikkeling van De Barnewinkel als landgoed levert een belangrijke bijdrage aan de gewenste landelijke uitstraling.
Daarnaast worden er door Agrifirm Group BV regelmatig evenementen voor haar leden georganiseerd. Dit genereert extra vraag in de parkeerbehoefte op piekmomenten en ook naar overnachtingsmogelijkheden in de nabijheid. Ten oosten van het kantoor komt een groot transferium. Ten zuiden van het kantoor zijn er plannen voor de realisatie van een multifunctioneel centrum met een hotel/vergaderfaciliteiten/food court/business units etc. Tijdens evenementen heeft dit een extra meerwaarde omdat gebruik gemaakt kan worden van de aanwezige ruimten en de leden en bezoekers kunnen in het hotel overnachten.
2.5 De Groene Mal
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
Figuur 5: kaart Groene Mal
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de directe woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
Het plangebied is onderdeel van de groene wig Zonnehoeve. Deze groene wig leidt van de westzijde van het spoor naar Deventer via Omnisport, de nog te bouwen woonwijk Groot Zonnehoeve en De Barnewinkel naar Het Woudhuis, het landgoed ten oosten van de A50.
Aan de westelijke zijde van de snelweg wordt het stadslandgoed Barnewinkel ontwikkeld. Aan de oostelijke zijde van de rijksweg A50 ligt het landgoed Het Woudhuis. Door aan beide zijden van de snelweg eenzelfde landschapstype te ontwikkelen, wordt de snelweg een minder harde begrenzing van de stad.
Het kantoor is onderdeel van dit stadslandgoed. Door een stevig groen raamwerk te maken van lanen, boomgroepen en bosstroken wordt een kader gevormd waarbinnen verschillende gebouwde ontwikkelingen, waaronder het kantoor, een plaats vinden.
2.6 Waterbeleid
2.6.1 Europees beleid
Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) in werking getreden. De KRW geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat:
- Aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed;
- Verbetering van het aquatisch milieu wordt bereikt, onder andere door een forse vermindering van lozingen en emissies;
- Duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn;
- Er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Voor de KRW zijn ecologische èn fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang en/of het beschermingsniveau van het grondwater. De KRW heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor bijvoorbeeld riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijk beleid.
2.6.2 Nationaal beleid
2.6.3 Provinciaal beleid
2.6.4 Waterbeheersplan Veluwe
Waterschap Veluwe is in zijn beheersgebied verantwoordelijk voor de waterhuishouding en de waterkering. Het waterbeheersplan geeft de strategische visie op de waterschapstaken uitgewerkt in concrete doelen en een uitvoeringsstrategie. De doelen vloeien voort uit Europese, nationale en provinciale wet- en regelgeving. Zeven stroomgebiedsuitwerkings-plannen (SUP's) vormen het vertrekpunt van het nieuwe waterbeheersplan. Ze vormen de basis voor het beleid tot en met 2010. Het jaar 2015 is een markant ijkpunt. In het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel en in de Kaderrichtlijn Water is bepaald dat in dat jaar het watersysteem op orde moet zijn.
Apeldoorn is gelegen in vijf SUP's:
- Apeldoorns kanaal – Grift;
- Noordelijke IJsselvallei;
- Zuidelijke IJsselvallei;
- Harderwijk Nunspeet;
- Ermelo- Putten.
Waterschap Veluwe maakt in de SUP's, kenbaar waar werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. In ieder SUP staan de doelen beschreven voor het betreffende deelstroomgebied, alsmede de bijbehorende soorten maatregelen. Kortom: wat gaat het waterschap waar doen, op welke manier en wanneer? Het opstellen van de SUP's heeft plaatsgevonden samen met inwoners, mede-overheden en belangenorganisaties. De doelen in de plannen vloeien voort uit Europese, Nationale en provinciale wet-, regelgeving en beleid.
De soorten maatregelen om deze doelen te bereiken zijn in dit SUP genoemd; ze zijn echter nog niet concreet. Ze geven een indicatie over hoe en wanneer Waterschap Veluwe de doelen wil bereiken. Hierbij is een mate van flexibiliteit gewenst. Over deze soorten maatregelen en de uitvoeringsperiode is inspraak geweest.
2.6.5 Gemeentelijk beleid
2.7 I-cultuur
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.
Archeologische beleidskaart
De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties:
- Hoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
- Gemiddelde trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
- Lage trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quick-scan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.
Cultuurhistorische beleidskaart
Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:
- Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
- Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
- Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.
In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.
2.8 Welstandsbeleid
Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.
Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.
In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij. Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.
Voor het plangebied wordt gebiedsgericht welstandsbeleid opgesteld. Dit beleid zal tegelijkertijd met het bestemmingsplan de procedure doorlopen.
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Historie
Op de kaart van 1846, wanneer Apeldoorn nog een dorp is waar vanuit alle richtingen wegen naar toe lopen, is rond de Zutphensestraat een gevarieerd maar vooral leeg landschap zichtbaar. Aan weerszijden van de kaarsrechte weg ligt het Apeldoornsche Bosch. Rondom liggen met houtwallen omgeven velden, bouwlanden en heides. Langs de zuidelijke bosrand bevindt zich een meertje in drassige gronden waarvandaan beekjes in oostelijke richting stromen. Oostelijker is een mozaïek te zien van lanen, bospercelen en velden, temidden waarvan enkele landhuizen liggen.
Aan het begin van de 20e eeuw is het merendeel van de gronden ten behoeve van de landbouw verkaveld. De spoorlijn richting Zutphen is aangelegd. Dwars op het spoor is De Barnewinkel, een verbindingsweg tussen de Zutphenseweg en de Traandijk, aangelegd. Her en der zijn boerenhoeves gebouwd. In het Apeldoornsche Bosch is een gesticht gevestigd. In de jaren 70 van de 20e eeuw is de A50 aangelegd. De snelweg heeft het dorp, dat stad is geworden, met de buitenwereld verbonden, via de Zutphensestraat takt Apeldoorn Oost op het snelverkeer aan. Tegelijk werpt de weg een barrière tussen de landgoederenstrook en Apeldoorn op. Het gesticht in het bos is vervangen door Schuylenburg, een inrichting voor mensen met een verstandelijke beperking. Op het gebied langs De Voorwaarts en De Barnewinkel na is Apeldoorn tot aan de A50 volgebouwd. Van serieuze agrarische activiteiten is geen sprake meer.
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Het plangebied kan als stadsrand gekenschetst worden: oud en nieuw liggen er gebroederlijk naast elkaar. De als radialen uitwaaierende Zutphensestraat en spoorlijn kaderen het gebied in, het bos van Schuylenburg torent hoog boven de omgeving uit. Het plangebied is in de huidige situatie onbebouwd en doet grotendeels dienst als grasland en maïsland.
3.3 Groenstructuur
Het gebied is in het beleidsplan De Groene Mal tot onderdeel van de groene wig Zonnehoeve benoemd. De Groene Mal legt een aantal belangrijke bestaande en nieuw te ontwikkelen groene hoofdlijnen voor de stad Apeldoorn vast. Voor de oostzijde van de stad zijn groene wiggen aangewezen die vanuit de woonwijken rondom het centrum tot in het buitengebied reiken. De wiggen geven lucht aan Apeldoorn Oost, ze begeleiden het langzaam verkeer op aangename wijze door de stad en naar buiten. Ten noordoosten van Apeldoorn bestaat de groene wig uit het Wolvenbos en het Drostendal, kleinschalige gevarieerde landschappen waarin plaats is voor landbouw en recreatie. In het zuidoosten wordt door Natuurmonumenten 't Elsbos, een grootschalig oerbos, aangelegd. De groene wig Zonnehoeve leidt van de westzijde van het spoor naar Deventer via Omnisport, de in aanbouw zijnde woonwijk Groot Zonnehoeve en De Barnewinkel naar Het Woudhuis, het landgoed ten oosten van de A50. Aan de oostzijde worden de groene wiggen via De Wetering met elkaar verbonden.
3.4 Kabels En Leidingen
Langs de planlocatie waar het kantoor is geprojecteerd loopt een hogedruk- aardgastransportleiding met een diameter van 12 inch, een werkdruk van 40 bar, een wanddikte van 7,1 mm en een diepteligging van circa 1,5 meter.
Op 225 meter van het kantoor is een hoogspanningslijn aanwezig. De indicatieve zone bedraagt 80 aan weeszijden van de lijn. De berekende specifieke zone bedraagt 97 meter aan de westkant en 99 meter aan de oostkant van de lijn.
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het plangebied weer.
4.1 Groenstructuur
Uitgangspunt zoals geschetst in de Structuurschets De Barnewinkel (bijalge 2) is een flexibele en groene inrichting. De ontwikkeling op het plangebied maakt onderdeel uit van de ontwikkeling van Landgoed Barnewinkel. In verband met de fasering wordt dit plan in drie separate bestemmingsplannen opgenomen (zie bijlage 1 voor een overzichtskaart van de verschillende bestemmingsplanprocedures).
Het gebied Stadslandgoed Barnewinkel maakt onderdeel uit van de Groene Wig Zonnehoeve, die het stedelijk gebied van Apeldoorn in oostwest-richting verbindt met het buitengebied. Uitgangspunt is een landschappelijk raamwerk te realiseren dat ruimtelijk en functioneel aansluit op de groene wig in Zonnehoeve. In landschappelijk en thematisch opzicht sluit het gebied aan op de landgoederenzone. De basis hiervoor vormen de al aanwezige bospartijen en lanen. Door deze uit te breiden tot een raamwerk ontstaat in samenspel met de nieuw toe te voegen bebouwing de 'ingrediënten' voor een nieuwe buitenplaats; een stadslandgoed.
Door een stevig groen raamwerk te maken van lanen, boomgroepen en bosstroken wordt uitwerking gegeven aan de groene wig en worden de gebouwde ontwikkelingen landschappelijk ingepast. Het raamwerk van opgaande beplanting vormt een aantal groene kamers, waarbinnen bestaande bebouwing en nieuwe ontwikkelingen worden opgenomen. Uitgangspunt is dat het landschappelijk raamwerk de bebouwing een stevige groene inkadering geeft; bosstroken en lanen vormen de achtergrond voor de gebouwen, bij de entree, langs de snelweg en op de kavels geven boomgroepen diepte aan het terrein en begeleiden het zicht op de bebouwing. Ook worden (nieuwe) niveauverschillen op het terrein ingezet als middel om gebouwen en hun parkeervoorzieningen landschappelijk in te passen. Ten oosten van Groot Schuylenburg wordt een nieuwe bosstrook aangeplant die de overgang vormt tussen het instituut en het nieuwe landgoed en rugdekking biedt aan de nieuwe bebouwing.
De open ruimtes in Barnewinkel worden zo gemaakt dat ze vanaf de snelweg optimaal beleefd worden. De bossages afgewisseld met open ruimtes geven zicht het gebied in. De snelweg, die hier op maaiveld ligt, komt daarmee middenin de grotere landgoederenreeks te liggen en vormt geen beëindiging maar een doorsnijding van het gebied.
De Zutphensestraat vormt één van de hoofdentrees van Apeldoorn. Vanaf deze straat/het viaduct is het landgoed, mede door de hogere ligging, direct zichtbaar. Met de open ruimte op de voorgrond (waarin het p&r-terrein is opgenomen) en de grote ruimte van het transferium daarachter zijn (delen van) het hoofdgebouw, een bijgebouw en de oprijlaan zichtbaar. Bebouwing en landschap dragen daarmee bij aan een markante ingang van Apeldoorn.
4.2 Bebouwing
Naast landschappelijke middelen, wordt het landgoed ook met gebouwde elementen vormgegeven. Het landgoed bevat een hoofdgebouw en een bijgebouw. De hiërarchie tussen bijgebouw en hoofdgebouw is afleesbaar aan de positie van de gebouwen op het landgoed en aan de geringere omvang van het bijgebouw ten opzicht van het hoofdgebouw.
Het hoofdgebouw is gelegen aan de oprijlaan die aangesloten wordt op de Zutphensestraat en is de toekomstige locatie voor het multifunctioneel complex. Het bijgebouw is het kantoor waarvoor dit bestemmingsplan wordt opgesteld. Het bijgebouw is minder prominent georiënteerd op de oprijlaan; men passeert het op de weg naar het hoofdgebouw. Het gebouw staat midden op de kavel, met aan de voor- en achterzijde een parkeerterrein. Dit parkeerterrein is iets verdiept aangelegd en omgeven door hagen, waardoor het zicht op geparkeerde auto's beperkt wordt. Het gebouw krijgt 'rugdekking' door een 20 meter brede bosstrook die het gebouw van de Barnewinkel afschermt. Aan de zijde van de snelweg is het gebouw beter zichtbaar, maar heeft het een groene voorgrond (transferium) en staat het achter de bomen van de oprijlaan.
Ook overige gebouwde elementen refereren aan elementen van een landgoed: een fietsenstalling/wachthuisje bij de carpoolstrook wordt een 'folly', de entree van het landgoed een 'poort'.
Ten behoeve van de ontwikkelingen rondom Omnisport wordt op het aangrenzende terrein een transferium gerealiseerd. Dit transferium wordt groen vormgegeven, met dezelfde landschappelijke middelen als bij de overige delen van het landgoed.
Figuur 7: Concept inrichtingsplan De Barnewinkel
4.3 Verkeersontsluiting En Parkeren
De kantoorontwikkeling die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, wordt ontsloten op de Zutphensestraat, net ten oosten van de bestaande weg de Barnewinkel.
Op de locatie waar de ontsluiting op de Zutphensestraat plaatsvindt, wordt een nieuw kruispunt gerealiseerd dat wordt geregeld met verkeerslichten. Dit vanwege verkeersveiligheids- en vanwege verkeerscapaciteitsoverwegingen. Het fietsverkeer kan straks met behulp van deze verkeersregeling de Zutphensestraat oversteken.
Daarnaast kan aangegeven worden dat de nieuw te plaatsen verkeerslichten zullen worden gekoppeld met de andere nabij gelegen verkeerslichten op de Zutphensestraat. Dit zorgt voor een efficiënte verkeersafwikkeling. Hierdoor kan het nieuwe kruispunt op de Zutphensestraat het verwachte verkeersaanbod goed afwikkelen.
Naast de kantoorlocatie wordt in een later stadium een transferium met een carpoolplaats gerealiseerd direct ten zuiden van de Zutphensestraat. Het transferium en carpoolplaats worden naar hetzelfde punt op de Zutphensestraat ontsloten, net ten oosten van de weg de Barnewinkel. Bij het bepalen van de capaciteit van dit kruispunt is rekening gehouden met deze ontwikkeling. De ontsluitingsweg voor het kantoor zal te zijner tijd ook door het transferium en de carpoolplaats worden gebruikt.
Het landgoed Barnewinkel wordt alleen ontsloten op de Zutphensestraat. Tussen de Woudhuizermark en de Barnewinkel komt geen rechtstreekse autoverbinding.
Parkeren
De parkeernormen zijn vastgesteld in de Parkeernota. Op terreinen buiten de woonwijken wordt de parkeernorm voor bedrijven en kantoren gehanteerd als minimumnorm, met een in principe maximaal toegestane overschrijding van 10%. Als een bedrijf om verhoging van deze toegestane overschrijding van 10% verzoekt, kan de gemeente daarvan afwijken met als doel te verwachten overlast voor andere bedrijven en in woonwijken te beperken.
De kantoorontwikkeling omvat in totaal 6000 m² bvo, waarvan 800 m² als vergaderruimte wordt ingericht, en waarvan 5200 m² als kantoor wordt ingericht.
Het kantoorgedeelte heeft een bezoekersfunctie: zeer regelmatig komen medewerkers uit de buitendienst en klanten van het bedrijf in deze kantoorvestiging op (werk)bezoek. Ook van belang bij het bepalen van de parkeerbehoefte is dat het kantoor in Apeldoorn het nieuwe hoofdkantoor van een bedrijf is, dat als gevolg van een fusie uit de noordelijke en zuidelijke regio op deze locatie wordt gevestigd. Een relatief groot gedeelte deel van de medewerkers zal dan ook met de auto naar het kantoor komen.
Om de specifieke parkeerbehoefte van deze kantoorontwikkeling te bepalen worden de volgende parkeernormen gehanteerd:
- Vergaderruimte (800 m²): 10 pp/100 m² (gemeentelijke parkeernorm)
- Kantoorruimte: met bezoekersfunctie (5200 m²): 3.0 pp / 100 m² (Landelijke richtlijn (CROW)
Op basis van bovenstaande wordt een totale parkeerbehoefte van circa 236 parkeerplaatsen berekend.
Deze parkeerplaatsen worden enerzijds onder het gebouw gerealiseerd (60 pp), anderzijds op maaiveld rond het gebouw: 170 pp.
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Milieuaspecten
5.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
5.1.2 Bodem
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Deze bodemonderzoeken mogen wettelijk niet ouder zijn dan 5 jaar.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheersplan.
Onderzoeksresultaten bodem
Ter plaatse van het plangebied, welke kadastraal bekend staat als Apeldoorn, sectie M, nummer 8074 zijn de volgende bodemonderzoek uitgevoerd:
- Verkennnend bodemonderzoek Barnewinkel 13, Verhoeve Milieu, kenmerk 79575, d.d.14-02-2000 (bijlage 3);
- Verkennend bodemonderzoek Barnewinkel ong., Verhoeve Milieu, kenmerk 180083, d.d. 20 augustus 2010 (bijlage 4);
- Aanvulling op de conclusie van het verkennnend bodemonderzoek Barnewinkel ong.Verhoeve Milieu, kenmerk 180083-4373, d.d. 1 februari 2011 (Bijlage 5).
In het inventariserend bodemonderzoek van 2000 is in de bovengrond een lichte verontreiniging van PAK en minerale olie aangetoond. De ondergrond is licht verontreinigd met PAK en minerale olie. Het grondwater is sterk verontreinigd met nikkel en het is licht verontreinigd met chroom, arseen, zink, koper, naftaleen, tolueen, xlenen en minerale olie.
Het verkennend bodemonderzoek uit augustus 2010 ter plaatse van het toekomstige bouwblok geeft de volgende resultaten. De boven- en ondergrond zijn niet verontreinigd voor de onderzochte stoffen. Het grondwater is matig verontreinigd met nikkel en is licht verontreinigd met barium. Visueel is er geen asbest in de bodem of op het maaiveld aangetroffen.
Omdat voor de matige nikkel verontreiniging in het grondwater geen bron is aan te wijzen en geen risico's (volksgezondheid en verspreiding) zijn, is een nader grondwateronderzoek niet noodzakelijk voor de bestemmingsplanwijziging en de bouwvergunning.
Er zijn geen bezwaren voor de bestemmingsplan wijziging. De rapporten kunnen ook worden ingediend bij de bouwvergunning mits de rapporten dan niet ouder zijn dan vijf jaar en het bouwblok komt waar het bodemonderzoek heeft plaatsgevonden in augustus 2010.
5.1.3 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
Voor de gewenste activiteit dient een (niet gecorrigeerde) milieuzone van 10 meter rondom de inrichtingsgrens aangehouden te worden. In de onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de desbetreffende milieuzones per activiteit:
Milieu categorie | SBI-code ('93/'08) | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Veiligheid |
1 | 74 / 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | Overige zakelijke dienstverlening: Kantoren | 0 | 0 | 10 -1 stap* 0. | 0 |
* gecorrigeerd naar omgevingstype gemengd gebied. |
Aan de afstand van 10 meter tot milieugevoelige functies wordt voldaan.
5.1.4 Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen.
Wegverkeerslawaai
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen.
Dit bestemmingsplan heeft de betrekking op de realisatie van een kantoor. Een kantoorgebouw is geen geluidgevoelig object, maar op basis van jurisprudentie is inzicht in het akoestische klimaat wenselijk. Verder is de geluidsbelasting vanwege de nieuwe ontsluiting van het kantoor getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder.
Onderzoeksresultaten
In de rapportage d.d. 31-8-2010, opgesteld door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V., is ten behoeve van het bestemmingsplan De Voorwaarts de geluidsbelasting van, onder andere, de nieuwe ontsluitingsweg van het gebied De Barnewinkel onderzocht (rapport V.2010.0507.00.R002, bijlage 6). Hierbij is rekening gehouden met het verkeer van een carpoolplaats, een transferium en eventuele toekomstige ontwikkelingen aansluitend aan het transferium. Uit de berekende geluidscontouren van deze nieuwe weg (zonder rekening te houden met de afscherming van het kantoorpand) blijkt dat de geluidsbelasting op de omliggende woningen in Groot Zonnehoeve ruimschoots beneden de voorkeurswaarde blijft. Het kantoor heeft voor enkele woningen in Groot Zonnehoeve een afschermende werking voor het geluid van met name de rijksweg A50.
Het kantoor is geprojecteerd binnen de geluidzone van de Zutphensestraat, rijksweg A50 en ook de nieuwe ontsluitingsweg (welke slechts deels geluidgezoneerd is) is van invloed op het kantoor. De geluidsbelasting op het nieuwe kantoor ten gevolge van de nieuwe weg, Zutphensestraat en de Rijksweg A50 bedraagt tussen 48 dB en 60 dB in de dagperiode (maatgevende periode voor kantoren). Ook zonder zeer ingrijpende gevelmaatregelen is een voor kantoren aanvaardbaar binnenniveau haalbaar. Bij de bouwvergunningaanvraag moet dit met een berekening worden aangetoond.
5.1.5 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
- de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
- het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
- de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Niet in betekenende mate bijdragen
In de Regeling "niet in betekenende mate bijdragen" zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
- woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
- woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
In de rapportage d.d. 31-8-2010, opgesteld door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V., is ten behoeve van het bestemmingsplan De Voorwaarts de luchtkwaliteit onderzocht (rapport V.2010.0507.00.R001, bijlage 7). Hierbij zijn alle relevante ontwikkelingen in en rond het plangebied van De Voorwaarts integraal meegenomen. Wat betreft de Barnewinkel is rekening gehouden met het verkeer van een carpoolplaats, een transferium en eventuele toekomstige ontwikkelingen aansluitend aan het transferium. Op geen enkele locatie en in geen enkel toetsjaar in of in de nabijheid van het plangebied van De Voorwaarts of de Barnewinkel komen overschrijdingen van de grenswaarden voor. De kantoorontwikkeling valt bovendien onder een van de situaties zoals vastgelegd in de Ministeriële Regeling “Niet in betekenende mate bijdragen” van de Wet milieubeheer en heeft zodoende een beperkt effect op de luchtkwaliteit.
5.1.6 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe hanteren het Bevi en het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van transportassen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Op dit moment wordt echter wel gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden in principe nog de 'Circulaire zonering langs hogedrukaardgasleidingen' en de notitie van het RIVM 'Risicoafstanden voor buisleidingen van brandbare K1, K2 en K3 vloeistoffen'. Er wordt gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving, met als uitvloeisel de AMvB Buisleidingen. De minister van VROM heeft geadviseerd om ten aanzien van hogedrukaardgasleidingen al uit te gaan van het nieuwe toetsingskader van deze AMvB, in plaats van de 'Circulaire zonering langs hogedrukaardgasleidingen'.
Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn
In juli 2008 is de beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtingsgrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Onderzoeksresultaten
Bevi
In de directe omgeving van het plangebied zijn voor zover bekend geen bedrijven gelegen waarop het BEVI van toepassing is.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
In de directe omgeving van de planlocatie vindt transport plaats van gevaarlijke stoffen over de Zutphensestraat en de rijksweg A50. Een reguliere spoorlijn waar gevaarlijke stoffen over vervoerd worden is niet in de directe omgeving van de planlocatie gelegen.
Op circa 330 meter van de planlocatie is de rijksweg A50 (autosnelweg) gelegen. De PR 10-6-contour op basis van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is niet aanwezig. Het gedeelte van de rijksweg A50 (autosnelweg) langs de planlocatie Barnewinkel wordt in het toekomstige beleid (Basisnet) waarschijnlijk aangemerkt als een route zonder veiligheidszone. Dit houdt in dat er geen PR-10-6-contour aanwezig is. De planlocatie is ook buiten het plasbrandaandachtsgebied van 30 meter gelegen. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 200 meter. Het kantoor is buiten dit invloedsgebied gelegen.
De planlocatie is (gedeeltelijk) gelegen binnen het invloedsgebied van de Zutphensestraat. Over de Zutphensestraat vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats van met name LPG. Gelet op de bevindingen in de uitvoeringsnotitie verantwoording groepsrisico Apeldoorn, d.d. december 2009 geeft de hoeveelheid transport gevaarlijke stoffen in combinatie met het gewenste kantoor geen aanleiding om het groepsrisico nader te verantwoorden.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Binnen het plangebied ligt een aardgastransportleiding met een druk van 40 bar en een diameter van 12 inch. Gelet op de uitkomst van de QRA (zie advies Projectbureau externe veiligheid in bijlage 8) veroorzaakt de gewenste activiteit geen overschrijding van plaatsgebonden risico en het groepsrisico en is dus mogelijk.
Uit de berekening wordt het volgende geconcludeerd:
- de contour voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar van de aardgastransportleiding is gelegen op de aardgastransportleiding;
- het groepsrisico blijft onder 0,01 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wanneer het gebouw wordt geplaatst conform huidig bouwplan;
- het groepsrisico blijft onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wanneer het gebouw tot op 5 meter afstand van de transportleiding wordt geplaatst.
Het kantoorgebouw wordt op een grotere afstand dan 5 meter van de buisleiding gebouwd, externe veiligheid is dus geen belemmering voor deze ontwikkeling.
Belemmerde Strook
Los van de bebouwingsafstand en de PR 10-6-contour geldt voor de leiding een Belemmerde Strook (BS) van 4 meter aan weerszijden van de leiding.
Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding(en), zijn onderstaande activiteiten in de BS niet toegestaan zonder voorafgaand overleg en schriftelijke toestemming van de leidingbeheerder.
- het oprichten van enig bouwwerk
- het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting.
- het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk; diepploegen;
- het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem.
5.1.7 Elektromagnetische velden
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties.
Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.
Gelet op het hiervoor genoemde VROM-advies heeft het gemeentebestuur op 6 november 2007 de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanninglijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Tot het zover is, zal voor nieuwe ontwikkelingen de lijn van het VROM-advies gevolgd worden.
Onderzoeksresultaten
Hoogspanningslijnen
Op 225 meter van het kantoor is een hoogspanningslijn aanwezig. De indicatieve zone bedraagt 80 aan weeszijden van de lijn. De berekende specifieke zone bedraagt 97 meter aan de westkant en 99 meter aan de oostkant van de lijn. Het gewenste kantoor ligt buiten deze zones. De aanwezigheid van de hoogspanningslijn vormt geen belemmering voor de realisatie van een kantoor.
Zendmasten
De planlocatie is voor zover bekend niet gelegen binnen de veiligheidscontour van een zendmast.
5.1.8 Windmolens
Ten oosten van het plangebied worden op het bedrijventerrein Ecofactorij vijf windmolens gerealiseerd. Momenteel loopt de milieuvergunningprocedure. Het betreft een 5-tal Vestas V90 windmolens met een rotordiameter van 90 meter met drie rotorbladen. Op het breedste punt zijn de rotorbladen 3,5 meter breed. Voor de windmolens zijn in het kader van de Wm-vergunning- en bestemmingsplanprocedure geluid- en slagschaduwonderzoeken verricht.
Geluid
Het kantoor ligt in het gebied tussen de 48 en 53 dB-contour van het windmolenpark. Hiermee is de geluidsbelasting van het windmolenpark verwaarloosbaar ten opzichte van de geluidsbelasting van het wegverkeer. Daarnaast is het kantoor een beperkt geluidsgevoelig object en daarmee vormt het windmolenpark geen belemmering.
Figuur 8: ligging 48 en 53 dB (A)-contour
Slagschaduw
Schaduweffecten van een draaiende windturbine kunnen hinder veroorzaken bij mensen. De flikkerfrequentie, het contrast en de tijdsduur van blootstelling zijn van invloed op de mate van hinder die ondervonden kan worden. In het slagschaduwonderzoek is een norm van 6 uur per jaar gehanteerd waarbij hinderlijke schaduw mag optreden bij gevoelige objecten. Het kantoor ligt buiten de contour van deze norm. Daarnaast vormen de gewenste activiteiten geen slagschaduwgevoelige objecten. Het toekomstige windmolenpark vormt geen belemmering en de slagschaduw is naar verwachting dus niet waarneembaar.
5.2 Waterhuishouding
5.2.1 Algemeen
De locatie Agrifirm ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Het gebied is op dit moment in gebruik als grasland / akkerland. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de door de provincie Gelderland in het streekplan aangewezen (zoek)gebieden voor regionale waterberging.
5.2.2 Grondwater
Het gebied ligt ten oosten van het Apeldoorns Kanaal en daarmee buiten de in het streekplan vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. Direct ten westen van het plangebied ligt 1 peilbuis waaruit blijkt dat de hoogste grondwaterstanden ca. 20-40 cm onder maaiveld liggen. Nader onderzoek moet hier een meer gedetailleerd inzicht in geven.
Als gevolg van de hoge grondwaterstanden zal het plangebied moeten worden opgehoogd. Vooralsnog wordt uitgegaan van een ophoging van ca. 30-50cm om voldoende ontwatering te bereiken. Een en ander afhankelijk van de precieze grondwaterstanden en maaiveldhoogten. Uitgangspunt is in ieder geval dat er niet structureel grondwater zal worden afgevoerd.
5.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur
Direct ten westen van het plangebied ligt de bermsloot van de Barnewinkel. De afwaterende functie wordt door de ontwikkelingen in het plangebied niet gewijzigd. In het noorden wordt het plangebied ligt een watergang met een belangrijke afwaterende functie. Deze functie moet ook in de toekomst behouden blijven door bijvoorbeeld de aanleg van een duiker onder de toegang naar de Zutphense straat.
5.2.4 Afvoer van hemelwater
Sinds de introductie van het vernieuwde waterbeleid hanteert de gemeente Apeldoorn bij nieuwbouwplannen en herstructureringsprojecten het principe dat er geen hemelwater op de bestaande gemengde riolering mag worden aangesloten. Voor dit project worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- Al het hemelwater afkomstig van daken en terreinverhardingen (zoals parkeerplaatsen en pleinen) en straten wordt geïnfiltreerd in de bodem of geborgen op het terrein, bijvoorbeeld door toepassing van infiltratiegreppels of wadi's, ondergrondse infiltratievoorzieningen, waterdoorlatende verhardingen of vijvers.
- Voor hemelwater afkomstig van afvoerende verharde oppervlakken dient een hemelwatervoorziening ter grootte van 36 mm per afvoerende m2 verharding aangelegd te worden.
Deze berging wordt gevonden door de aanleg van een infiltratiezone / wadi parallel aan de bosstrook. Hiervoor is voldoende ruimte aanwezig.
Indien er grotere buien vallen kunnen de infiltratie- of bergingsvoorzieningen overlopen naar de watergang in het noorden van het plangebied.
De uiteindelijke keuzes en inrichting met betrekking tot de waterhuishouding dienen met Gemeente Apeldoorn te worden afgestemd.
Voor de nieuwbouw mag géén gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen die het hemelwater kunnen verontreinigen (DAF-prestaties). Voorbeelden zijn zink en koper.
5.2.5 Watertoets
Met het Waterschap Veluwe is vooroverleg gevoerd over voorliggend plan. Het waterschap heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de aangedragen oplossingsrichting. Bij de verdere planvorming zal het waterschap nauw betrokken worden.
5.3 Natuurwaarden
5.3.1 Algemeen
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.
Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele afwijkingen van het verbod. Het systeem werkt als volgt:
- algemene soorten
Voor de (met name genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod. - overige soorten
Voor de overige (met name genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'. - soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AmvB
Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AmvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:- 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (daaronder valt de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling); en
- 2. er is geen alternatief; en
- 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.
Vogels vormen een aparte groep: activiteiten die verstorend zijn gedurende de broedperiode van voorkomende broedvogels zijn niet toegestaan; een ontheffingsmogelijkheid ontbreekt dan ook. Daarnaast is voor aantasting van vaste verblijfplaatsen van vogels (nesten die jaarlijks terugkerend worden bezocht) buiten de broedperiode een ontheffingsprocedure van belang.
Gebiedsbescherming
Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Aangezien het plangebied niet ligt in een gebied waarvoor zo'n gebiedsbescherming geldt en ook niet in de invloedssfeer van zo'n gebied, wordt daarop niet verder ingegaan.
Bos- en natuurcompensatie
Flora wordt ook beschermd door de Boswet en de provinciale richtlijn Bos- en natuurcompensatie uit 1998, die is gericht op de instandhouding van het bos- en natuurareaal in de provincie Gelderland. Voor gronden met de hoofd- of medebestemming 'Bos' en 'Natuur' die in het kader van ruimtelijke planvorming wordt aangetast, gelden bepaalde compensatieregels. Deze compensatie is afhankelijk van de vervangbaarheid van de aan te tasten natuur of de leeftijd van het te kappen bos. Bij bos jonger dan 25 jaar geldt een compensatie van 120%; voor bos van 25 tot 100 jaar 130% en voor bos ouder dan 100 jaar, 140%. Voor gronden binnen de bebouwde kom die volgens de criteria van de Boswet herplantplichtig zijn (bosjes van minimaal 10 are of 20 bomen in rijbeplanting) geldt eveneens de compensatieverplichting vanuit de richtlijn.
Voor het plangebied zelf hoeft geen boscompensatie plaats te vinden. De gronden hebben geen hoofd- of medebestemming 'Bos' en 'Natuur' die in het kader van de ruimtelijke planvorming wordt aangetast. Voor de voorgenomen ontwikkelingen in het bestemmingsplan 'De Voorwaarts' en in het bestemmingsplan 'Groot Zonnehoeve' is boscompensatie noodzakelijk. In deze plangebieden is niet voldoende ruimte aanwezig om te compenseren. De Groene Mal is te beschouwen als een voorkeurslocatie van het in te zetten compensatiegroen indien ter plaatse van het plangebied geen locaties voor compensatie beschikbaar zijn die bijdragen aan de gewenste groenstructuur van Apeldoorn. Een deel van deze boscompensatie wordt daarom in dit bestemmingsplan opgenomen. Het plangebied is onderdeel van de groene wig Zonnehoeve en daarom geschikt voor compensatiegroen. Ten westen van het kantoor wordt de bestemming bos opgenomen met een oppervlakte van 5000 m².
5.3.2 Onderzoeksresultaten
In de rapportage d.d. 5 maart 2010, opgesteld door Eelerwoude B.V. en opgenomen in bijlage 9 van de Bijlagen bij de toelichting, zijn de resultaten van het natuuronderzoek weergegeven. Dit rapport heeft op een groter gebied betrekking dan op het plangebied. Hieronder wordt kort ingegaan op de resultaten.
Planten
Binnen het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Op basis van de groeiplaatsomstandigheden zouden in het gebied het beschermde grasklokje en de brede wespenorchis voor kunnen komen. Het gaat om soorten die een lichte bescherming genieten. Strikt beschermde plantensoorten worden op basis van de aanwezige terreinkenmerken niet verwacht.
Vogels
In het totale onderzoeksgebied zijn tenminste 34 broedvogelsoorten vastgesteld. Het gaat in hoofdzaak om algemene soorten van bos en parkachtig landschap en soorten van een half open, agrarisch landschap. Tevens zijn een aantal karakteristieke en meer kritische soorten oud loofbos waargenomen, zoals boomklever, boomkruiper, goudvink en holenduif.
Drie waargenomen soorten komen voor op de zogenaamde 'Rode Lijst van kwetsbare en bedreigde vogelsoorten' uit 2004. Het gaat hierbij om de huismus, kneu en spotvogel. Met uitzondering van de huismus en een eenmalige waarneming van de buizerd, zijn er in het onderzoeksgebied geen vogelsoorten aangetroffen die jaarrond gebruik maken van hun verblijfplaatsen. Van de buizerd is slechts eenmaal een foeragerend exemplaar waargenomen, een nestlocatie van deze soort is niet aangetroffen.
De waarnemingen van de huismus concentreren zich aan de westzijde van het Groot-Schuylenburg. Ook rond het woonhuis op de kwekerij in de zuidoosthoek van het gebied is tenminste één territorium van de huismus vastgesteld. Al deze waarnemingen zijn buiten het plangebied.
Voor de huimussen moeten de broedplaatsen in gebouwen en de directe omgeving worden gehandhaafd. Voor de bouw van het kantoor worden geen gebouwen gesloopt. Broedplaatsen zullen niet verstoord worden. Voor de overige soorten moeten de verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uitgevoerd worden.
Vleermuizen
Binnen het onderzoeksgebied zijn vijf vleermuissoorten aangetroffen: gewone dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis, baardvleermuis en gewone grootoorvleermuis. De gewone dwergvleermuis is verspreid over het onderzoeksgebied aangetroffen en is veruit de meest algemene en meest talrijke soort. Op één locatie binnen Groot Schuylenburg is een invlieglocatie van een enkele gewone dwergvleermuis vastgesteld en ook een vermoedelijke verblijfplaats in één van de monumentale panden. Bij de kwekerij is een belangrijk foerageergebied vastgesteld waar enkele tientallen dwergvleermuizen gebruik maken van het aanwezige waterreservoir en nabijgelegen watergang om te foerageren. Gelet op het aantal dieren dat hiervan gebruik maakt moet dit deelgebied worden aangemerkt als belangrijk foerageergebied en maakt het een wezenlijk onderdeel uit van het leefgebied van deze vleermuispopulatie. Er zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van baltsverblijven of overwinteringslocaties.
Van de laatvlieger zijn verspreid door het gebied kleine aantallen foeragerende dieren waargenomen. Er zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van verblijfplaatsen of belangrijke vliegroutes of belangrijke foerageergebied voor deze soort.
De waarnemingen van de rosse vleermuis hebben betrekking op een enkel overvliegend en kort in het terrein foeragerend exemplaar. Ook de gewone grootoorvleermuis is slechts eenmaal waargenomen binnen de onderzoekslocatie (op het terrein van Groot Schuylenburg). Gelet op de aanwezige biotoop wordt geconcludeerd dat binnen het gebied van Groot Schuylenburg een verblijfplaats aanwezig moet zijn.
Van de baardvleermuis zijn op meerdere velddata foeragerende dieren waargenomen. Verblijfplaatsen en vliegroutes zijn niet aangetroffen.
De bouw van het kantoor verstoort geen verblijfplaatsen of foerageergebieden van de vleermuizen. Er worden geen groenelementen verwijderd en de verlichting in het gebied zal beperkt zijn.
Andere zoogdieren
Tijdens het veldonderzoek zijn in het onderzoeksgebied de (licht) beschermde mol, konijn, haas en egel waargenomen. Verder zijn ook enkele exemplaren van de eekhoorn aangetroffen en is vermoedelijk een stinkdier gezien. Beide diersoorten zijn uitsluitend op het terrein van Groot Schuylenburg waargenomen.
Van de steenmarter zijn geen exemplaren waargenomen. Gelet op het nog vrij schaars voorkomen van steenmarters in en rond Apeldoorn is het weinig waarschijnlijk dat de soort toch binnen het plangebied aanwezig is.
Strikt beschermde soorten als waterspitsmuis, boommarter en das zijn niet bekend uit het plangebied of de directe omgeving.
Amfibieën
Tijdens het veldonderzoek naar amfibieën is op grond van geluidswaarnemingen de aanwezigheid van bastaardkikker en/of poelkikker opgemerkt. Uitsluitend de bastaardkikker is gevangen. De aanwezigheid van de poelkikker is niet door vangst bevestigd en ook niet aannemelijk door het ontbreken van geschikt habitat. De poel in de nabij omgeving van de waarnemingen is in potentie geschikt voor de poelkikker maar blijft ongewijzigd aanwezig en valt buiten de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling. Van negatieve effecten is dan ook geen sprake.
Op basis van aanwezig biotoop kunnen in het gebied verder de licht beschermde gewone pad en bruine kikker worden verwacht. Andere zeldzame en kritische amfibieënsoorten zoals boomkikker en kamsalamander zijn niet aangetroffen en worden hier op basis van bekende verspreidingsgegevens ook niet verwacht.
Overige beschermde soorten
Andere (strikt beschermde) soorten zijn niet aangetroffen en worden hier door het ontbreken van geschikt leefgebied ook niet verwacht.
Het aspect flora&fauna vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan
5.4 Cultuurhistorie
5.4.1 Cultuurhistorische waarden
Het plangebied ligt in een gebied dat op de Cultuurhistorische beleidskaart, vastgesteld d.d. 26 februari 2006, is aangemerkt als een gebied met een lage attentiewaarde. Dit betekent dat bij ruimtelijke ontwikkelingen een cultuurhistorische quickscan naar objecten verplicht is. Aanbevolen wordt om de cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.
Uit de quickscan blijkt dat in de omgeving van het plangebied zich één waardevol object bevindt. Dit object ligt aan De Voorwaarts 61. De ligging van dit object is op een dermate grote afstand dat onderhavig plan de cultuurhistorische waarde van dit object niet beïnvloed.
5.4.2 Archeologische waarden
De gemeente Apeldoorn beschikt over een gemeentelijke archeologische beleidskaart. Deze archeologische beleidskaart, zoals hierna weergegeven, geeft inzicht in welke mate de kans bestaat om archeologische resten in de bodem aan te treffen. Het plangebied bestaat uit gebieden met een lage, middelhoge en hoge trefkans. Aan deze trefkans is een vorm van vervolgonderzoek gekoppeld, die bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen worden vereist. Bij een lage trefkans kan worden volstaan met een archeologische quickscan. Afhankelijk van de resultaten kan een vervolgonderzoek worden aanbevolen. Bij een middelhoge trefkans is een bureauonderzoek verplicht dat kan worden gevolgd door een verplicht veldonderzoek. Bij een hoge trefkans is een archeologisch onderzoek verplicht, waarbij wordt gestreefd naar het behoud van archeologische waarden.
Figuur 9: uitsnede archeologische beleidskaart
Op grond van de kaart blijkt dat het plangebied zich bevindt in een gebied met een middelhoge trefkans en voor een klein gedeelte in het gebied met een hoge trefkans. Archeologisch onderzoek is noodzakelijk voor de planlocatie. Dit onderzoek heeft inmiddels plaatsgevonden. De onderzoeksresultaten worden in deze paragraaf besproken.
Onderzoeksresultaten Archeologie
In de rapportage d.d. 7 april 2006, opgesteld door Arcadis en opgenomen in bijlage 10 van de Bijlagen bij de toelichting, zijn de resultaten van het archeologisch onderzoek weergegeven. Voor dit onderzoek zijn op een oppervlakte van 16 hectare 76 karterende boringen en, omdat het grotendeels bouwland betreft, aanvullend is het gebied door middel van een veldkartering afgelopen.
Hieruit blijkt dat het oorspronkelijke bodemprofiel, globaal genomen, in het gehele plangebied ernstig verstoord is. De verstoring is veroorzaakt door landbouwactiviteiten. Wanneer zich in het plangebied archeologische indicatoren als aardewerk of vuursteen materiaal bevinden, zou dit materiaal zich door deze activiteiten ook aan het oppervlak manifesteren. Het feit dat er geen archeologische indicatoren van deze typen zijn aangetroffen betekent daarom waarschijnlijk dat er zich nooit archeologische waarden van deze aard in het plangebied hebben bevonden.
Omdat bij dit onderzoek geen enkele archeologische indicatoren zijn aangetroffen kan de archeologische verwachting van het plangebied naar laag worden bijgesteld.
In januari 2011 is het onderzoek door de gemeente archeoloog opnieuw getoetst. Hierbij is geconcludeerd dat, alhoewel tegenwoordig een dichtheid van slechts 5 boringen per hectare niet afdoende is voor een karterend booronderzoek, de conclusie dat de archeologische verwachtingswaarde naar laag kan worden bijgesteld toch gehandhaafd kan worden. Dit heeft vooral te maken met het feit dat het bouwland indertijd ook systematisch is afgelopen en ook hierbij geen enkele archeologische indicator is aangetroffen.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
5.5 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
Het gaat hier om een particulier initiatief. Met de initiatiefnemer is een anterieur contract afgesloten. Een deel van de met deze planherziening samenhangende kosten zijn hierin ondergebracht en komen ten laste van de initiatiefnemer. Een ander deel van de kosten komt voor rekening van de gemeente. De economische uitvoerbaarheid en het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden is daarmee verzekerd.
De gemeente zal de weg, die het perceel waarop het kantoor is gesitueerd moeten ontsluiten, aanleggen. Deze weg zal tevens een functie krijgen voor de door de gemeente aan te leggen carpoolplaats en transferium. De aanlegkosten (inclusief verwerving van de ondergrond) worden gedekt door een beroep te doen op programma 4 (Verkeer, Mobiliteit & Doorstroming) van de MPB; Beleidsprodukt 211 Verkeersmaatregelen; MOP Programma 14; BROA-(=Bestemmingsreserve Ruimtelijke Ontwikkeling Apeldoorn) regel 11.0: Infrastructuur Oostzijde Stad. De gereserveerde middelen zijn toereikend om de uitgaven te dekken.
Op het perceelgedeelte dat de bestemming "Bos" krijgt zal ca. 5.000m² bos worden aangelegd, die hiermee de noodzakelijke boscompensatie pleegt welke wordt veroorzaakt door aangrenzende plannen te weten De Voorwaarts en Groot-Zonnehoeve. Vanuit die plannen wordt een financiële bijdrage gedaan waarmee de aanleg van dit bos wordt bekostigd.
Kostenpost | Omvang | Dekking |
Aanleg van de ontsluitingsweg | €450.000 | BROA |
Boscompensatie | € 60.000 | Grondexploitaties De Voorwaarts/ Groot-Zonnehoeve |
Apparaatskosten | € 20.000 | Anterieur contract |
Bestemmingsplankosten | € 22.750* | Anterieur contract |
* minimum. Afrekening op basis van werkelijk gemaakte kosten
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. Paragraaf 6.2beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.3 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
6.2 Bestemmingen
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Bos
Op de gronden met de bestemming Bos zijn bos, struikgewas, hakhout en afschermende groenbeplanting toegestaan. Daarnaast zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, de bescherming en de versterking van het bos met de bijbehorende landschaps- en natuurwaarden. Verder zijn paden, in- en uitritten en nutsvoorzieningen toegestaan.
Groen
Het structurele en structurerende openbare groen in het plangebied is onder de bestemming Groen gebracht. Hier zijn groenvoorzieningen, paden, in- en uitritten, hondenuitlaatplaatsen, nuts- en speelvoorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten. De bouwhoogte van speel- en klimtoestellen mag bij recht niet meer dan 4 meter bedragen. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor speel- en klimtoestellen tot een hoogte van 6 meter.
Kantoor
Op de gronden met de bestemming 'Kantoor' zijn kantoren, zakelijke dienstverlening, congres- en vergaderruimten, nutsvoorzieningen, waterberging, tuinen en erven toegestaan, inclusief bouwwerken en parkeervoorzieningen. Er mag binnen deze bestemming maximaal 6.000 m² bruto vloeroppervlak worden gebouwd en alleen binnen het bouwvlak. Dit bruto vloeroppervlak is exclusief de ondergrondse parkeergarage.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de gebieden die een verblijfsfunctie hebben. Dit betreft de wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen in de woongebieden. Ook het niet-structurerende groen is in deze bestemming ondergebracht.
Verkeer - Weg
De wegen met primair een functie voor het doorgaande verkeer hebben de bestemming Verkeer - Weg gekregen. Het betreft de aansluiting op de Zutphensestraat.
Leiding - Gas
De gronden met de dubbelbestemming Leiding – Gas zijn mede bestemd voor een ondergrondse gastransportleiding. Op de gronden met deze dubbelbestemming mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de leiding worden gebouwd. Andere gebouwen zijn, mits passend binnen de andere bestemming, uitsluitend toegestaan door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels. Afwijken is alleen mogelijk wanneer vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen. Er is een omgevingsvergunningvereiste voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen waarbij aan de aanleg van diepwortelende beplanting, grondwerken, het aanbrengen van verhardingen en heiwerkzaamheden, beperkingen worden gesteld.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden.
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
6.3 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 10 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 10.1 is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
Lid 10.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf de aangegeven goothoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een -al dan niet gedeeltelijke- platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.
In artikel 11 staan de algemene gebruiksregels. Hierin is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming.
Artikel 15 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
7 Inspraak En Overleg
7.1 Vooroverleg
Het concept van dit bestemmingsplan is voor eventuele opmerkingen voorgelegd aan Wijkraad Osseveld-Woudhuis en Wijkraad Zuidoost. De reactie van de wijkraad Osseveld-Woudhuis is hierna samengevat. De gemeentelijke reactie op de opmerkingen is cursief afgedrukt.
De wijkraad Zuidoost heeft aangegeven geen aanleiding te zien om te reageren.
Reactie wijkraad Osseveld-Woudhuis
De wijkraad Osseveld-Woudhuis heeft in haar reactie op dit bestemmingsplan aangegeven dat zij kan aansluiten bij een wijziging van het bestemmingsplan als het gaat om het plaatsen van een nieuwe kantoorlocatie voor Agrifirm op deze locatie. Wel zijn er een tweetal punten waar zij de aandacht voor vraagt:
- 1. De afstand tussen de ontsluiting van Agrifirm en de ontsluiting Woudhuis/Kasteellaan is erg klein. De verkeersdruk zal op zo'n korte afstand, met de komst van kruisingen met verkeerslichten, enorm hoog zijn. Gevraagd wordt om de uitgangspunten en consequenties van de geplande ontsluitingen te onderbouwen en toe te lichten.
- 2. Bij een verdere uitwerking wordt aandacht gevraagd voor het openbaar vervoer c.q. een busverbinding naar dit gebied. Met de komst van een transferium, een grote organisatie, een hotel en het feit dat de Zutphensestraat geen busverbinding kent, is het handig om dat vroegtijdig te regelen.
Beantwoording
- 1. In de doorberekeningen voor de toekomstige benodigde capaciteit (kruispunten en wegvlakken) voor de Zutphensestraat is de ontsluiting van het transferium / Agrifirm meegenomen. De verschillende verkeerslichten worden aan elkaar gekoppeld (netwerkregeling), waardoor er afstemming plaatsvindt tussen de onderlinge verkeerslichten. In het totaalplaatje is voor het verkeer dat vanuit Woudhuis/Kasteellaan komt geen enkel probleem om in de ochtendspits de wijk te verlaten of in de avondspits de wijk binnen te komen.
- 2. Er komt een goede busverbinding zodra de wijk Groot Zonnehoeve gereed is. De bus rijdt dan vanaf de Laan van Erica via de Groene Voorwaarts naar de Zutphensestraat en weer terug naar de stad. In de spits 4 keer per uur en tussendoor 2 keer per uur.
7.2 Inspraak
Omdat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk slechts een beperkte invloed op de omgeving heeft, heeft de gemeente geen gelegenheid geboden om een inspraakreactie op het bestemmingsplan in te dienen.
7.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan de provincie Gelderland. De reactie van de provincie is hierna samengevat. De gemeentelijke reactie op de opmerkingen is cursief afgedrukt. De reactie van het Waterschap en de beantwoording zijn opgenomen in paragraaf 5.2 Waterhuishouding.
Reactie provincie Gelderland
Het ambtelijke standpunt van de provincie is:
- 1. er is geen kwantitatief kantoorbeleid. Wel moet een kantoorlocatie zo veel mogelijk bij een hoogwaardige ov-verbinding worden gerealiseerd. De vraag is of een busverbinding die er loopt als hoogwaardig moet worden geclassificeerd;
- 2. In de toekomst wil de provincie toe naar een SER-ladder voor kantoorlocaties. Tot die tijd wil de provincie een onderbouwing zien waarom er hier een nieuw kantoor gebouwd moet worden en waarom het bedrijf zich niet kan vestigen in bestaande bebouwing.
Beantwoording
- 1. Er komt een goede busverbinding zodra de wijk Groot Zonnehoeve gereed is. In de spits rijdt de bus (vanaf de Laan van Erica via de Groene Voorwaarts naar de Zutphensestraat en weer terug naar de stad) 4 keer per uur, tussendoor 2 keer per uur. Ter hoogte van de Laan van Erica bevindt zich ook de voorstadhalte aan de spoorlijn naar Zutphen (Apeldoorn De Maten, binnen 1km van het plangebied). Een hoogwaardige ov-verbinding wordt dus in de nabijheid van de kantoorlocatie gerealiseerd;
- 2. Voor de vestiging van dit kantoor zijn een aantal specifieke locatie-eigenschappen van essentieel belang. Dit is de ligging aan een zichtlocatie aan een stedelijke invalsweg, goede bereikbaarheid met de auto in combinatie met een goede ov-verbinding, de landelijke uistraling van het bedrijf en goede parkeervoorzieningen. Een locatie met al deze eigenschappen is onder de vrije, bestaande bebouwing niet beschikbaar.
Bijlage 1 Overzichtskaart Bestemmingsplannen
Bijlage 1 Overzichtskaart bestemmingsplannen
Bijlage 2 Structuurschets Stadslandgoed De Barnewinkel
Bijlage 2 Structuurschets Stadslandgoed De Barnewinkel
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek Barnewinkel 13
Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek Barnewinkel 13
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Barnewinkel Ong.
Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek Barnewinkel ong.
Bijlage 5 Aanvulling Verkennend Bodemonderzoek Barnewinkel Ong.
Bijlage 5 Aanvulling verkennend bodemonderzoek Barnewinkel ong.
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek
Bijlage 7 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 7 Onderzoek luchtkwaliteit
Bijlage 8 Kwantitatieve Risicoanalyse Aardgastransportleiding Barnewinkel
Bijlage 8 Kwantitatieve Risicoanalyse aardgastransportleiding Barnewinkel
Bijlage 9 Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 9 Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 10 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 10 Archeologisch onderzoek
Bijlage 11 Procedureschema
Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding | - |
Voorbereidingsbesluit geldig t/m | - |
Voorontwerp ter inzage | - |
Ontwerpplan ter inzage | 31-03-2011 - 11-05-2011 |
Vaststelling door gemeenteraad | 30-06-2011 |
Terinzagelegging vastgesteld plan | 14-07-2011 - 24-08-2011 |
Aanwijzing GS/Minister van VROM | |
Beroep ingesteld bij Afdeling bestuursrechtspraak | |
Voorlopige voorziening gevraagd bij Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak | |
Essentie uitspraak Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak | |
Datum inwerkingtreding b.p. | |
Essentie uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak | |
Datum onherroepelijk worden bestemmingsplan | |
Opmerkingen |