De Parken, Indische Buurt en Beekpark
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Vastgesteld op 19-08-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan De Parken, Indische Buurt en Beekpark van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1131-vas2 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aan- of uitbouw
Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan, gelegen:
- ter plaatse van de aanduiding 'erf';
- binnen het bouwvlak, op het gedeelte waar volgens deze regels de bouw van een woning niet is toegestaan.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.7 aaneengebouwde woning
Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.8 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
1.9 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.10 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.11 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bedrijfswoning
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.13 begeleid wonen
Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.
1.14 beroepsuitoefening aan huis
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.15 beschermd stadsgezicht
Gebied dat burgemeester en wethouders hebben aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenverordening.
1.16 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
- bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.17 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.20 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.22 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.24 bruto vloeroppervlakte
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
1.25 bijgebouw
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
1.26 bijzondere boom
Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.
1.27 dependance
Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw, dat ruimtelijk één geheel vormt met de woning en blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van de woning.
1.28 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.29 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.30 erkend archeoloog
Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.
1.31 evenementen
Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.
1.32 folly
Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.
1.33 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 gestapelde woning
Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.
1.35 groepsaccommodatie
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.
1.36 halfverharding
Doorlatende verharding met een korrelige structuur zoals grind, zand, schelpen of daarmee vergelijkbare materialen.
1.37 hoge archeologische verwachtingswaarde
Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten hoog is.
1.38 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.39 hoofdverblijf
- a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.40 kamerverhuurbedrijf
Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.
1.41 kampeermiddel
Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen recreatiewoning, groepsaccommodatie of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.
1.42 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.43 kavel
De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.44 middelhoge archeologische verwachtingswaarde
Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten middelhoog is.
1.45 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.46 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.47 peil
Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.
1.48 permanente bewoning
Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:
- a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
- b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf beschikt.
1.49 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.50 publieksgerichte dienstverlening
Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.
1.51 recreatiewoning
Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanentebewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatieve doeleinden.
1.52 risicovolle inrichting
Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit.
1.53 rijksbeschermd stadsgezicht
Gebied dat door de minister(s) is aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988.
1.54 serre
Een bouwwerk ontworpen en gedetailleerd als onderdeel van het hoofdgebouw, bedoeld als verruiming, verrijking en/of verfraaiing van de begane grondlaag en bestaande overwegend uit hout en glas.
1.55 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht. - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.56 stacaravan
Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.
1.57 twee-onder-een-kapwoningen
Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.58 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, (grind)bermen, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.59 verblijfsrecreatie
Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.
1.60 verkoopvloeroppervlakte
Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.61 windturbine
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.
1.62 winkel
Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.
1.63 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.64 woonwagen
Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.65 woonwagenstandplaats
Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.
1.66 zakelijke dienstverlening
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.67 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
1.68 zorgwoning
Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.8 de hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. bedrijfsactiviteiten van categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst vantoegelaten bedrijfstypen;
- 2. een bezineservicestation zonder LPG (SBI-code 473.3) ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
- 3. een bouwbedrijf (SBI-code 41, 42, 43.1) ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf';
- 4. een bouwbedrijf (SBI-code 41, 42, 43.1) ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf'
- 5. een schildersbedrijf (SBI-code 4334) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf';
- 6. handel in auto's (SBI-code 451, 452, 454) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel';
- 7. een gemeentewerf (SBI-code 381) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf';
- 8. een kwekerij (SBI-code 011, 012, 013) ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - kwekerij';
- 9. de opslag van groente en fruit (SBI-code 011, 012, 013) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groente- en fruitopslag';
- 10. een groothandel in bloemen en planten (SBI-code 4622) ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
- 11. een atelier (SBI-code 1902) ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
- 12. de opslag van goederen ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
- 13. beroepsuitoefening aan huis;
- 14. nutsvoorzieningen;
- 15. voorzieningen voor de waterhuishouding;
- 16. tuin en/of erf;
- b. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
- 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
- 2. risicovolle inrichtingen;
- 3. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
- I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
- II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet.
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
3.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' en van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | - bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' - 600 m³ per bedrijfswoning | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m |
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 50 m² | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning c.q. woonwagen of het verlengde daarvan worden opgericht (3.3a) - voor het bepalen van de- In de matrix, onderdeel oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan |
Gebouwen en overkappingen voor verkooppunten motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' | - 75 m² voor gebouwen - 250 m² voor overkappingen | 5 m | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m vrijstaande reclameobjecten: 1,5 m overig: 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 3.2 bepaalde dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt niet onaanvaardbaar is;
- b. van het in lid 3.1 en lid 3.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 3.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en de specifieke bedrijfsaanduiding, zoals genoemd in lid 3.1 onder a onder 3 tot en met 9, te verwijderen indien de betreffende specifieke bedrijfsactiviteit langer dan een jaar ter plaatse niet meer wordt uitgeoefend.
Artikel 4 Bedrijf - Brandweerkazerne
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Brandweerkazerne' aangwezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een brandweerkazerne;
- b. nutsvoorzieningen;
- c. tuin en/of erf.
4.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | - bouwvlak met inachtneming van het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | antenne-installaties: 15 m voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
Artikel 5 Bos
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos, struikgewas, hakhout en afschermende groenbeplanting;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. in- en uitritten;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. water;
met de daarbij behorende bouwwerken.
5.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | 2,50 m | - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van het bos nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 36 opgenomen procedureregels van toepassing.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Centrum
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 1' tevens voor kantoren en op de verdiepingen uitsluitend woningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 2' tevens voor zakelijke dienstverlening en horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst vantoegelaten horecatypen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 3' tevens voor detailhandel en op de verdiepingen uitsluitend woningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 4' tevens voor bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de Lijst van toegelaten bedrijfstypen, detailhandel, horeca in categorieën 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatenhorecatypen en op de verdiepingen uitsluitend woningen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 5' tevens voor horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 6' tevens voor detailhandel, horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen en woningen;
- h. beroepsuitoefening aan huis;
- i. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- j. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- k. groen;
- l. nutsvoorzieningen;
- m. recreatie;
- n. sport;
- o. tuin en/of erf;
- p. verblijfsgebied;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de woning | bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | |
Bijgebouwen en overkappingen bij de woning | 65 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (6.3a) - bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publiekgserichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan |
Serres ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - serre' | 3,5 m | - de hoogte van bij serres behorende constructies mag niet meer bedragen dan 4,5 m, waarbij deze hoogte ook geldt voor overige bouwwerken boven een serre, waaronder in ieder geval begrepen bouwwerken ten behoeve van reclame - de breedte van een serre bedraagt niet meer dan de breedte van de gevel van het gebouw waaraan het gebouwd wordt | ||
onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' | ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dienen de gronden tot een hoogte van ten minste 5,5 m boven peil onbebouwd en openbaar toegankelijk te blijven | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m vrijstaande reclameobjecten: 1,5 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 6.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
- b. van het in lid 6.1 en lid 6.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 6.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
- b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
- c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
- d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
- e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
- f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
- g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Cultuur En Ontspanning
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. activiteiten gericht op cultuur en ontspanning in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten vormen van cultuur en ontspanning;
- b. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
Artikel 8 Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. horeca in de categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatenhorecatypen, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- c. woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- d. beroepsuitoefening aan huis;
- e. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
8.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 8.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de (bedrijfs)woning | - bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' - 600 m³ per bedrijfswoning | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | |
Bijgebouw en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de (bedrijfs)woning is gebouwd (8.3) - bij een aan de (bedrijfs)woning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de (bedrijfs)woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de bedrijfswoning worden aangesloten - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m vrijstaande reclameobjecten: 1,5 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 8.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
8.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Gemengd - 1
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;
- b. beroepsuitoefening aan huis;
- c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- d. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- e. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- f. maatschappelijke voorzieningen in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst vantoegelaten maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
- g. horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- h. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
- i. een fysiopraktijk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - fysio';
- j. nutsvoorzieningen;
- k. tuin en/of erf;
- l. voorzieningen voor de waterhuishouding;
met de daarbij behorende bouwwerken.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Gemengd - 2
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;
- b. beroepsuitoefening aan huis;
- c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- d. kantoren;
- e. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- f. nutsvoorzieningen;
- g. voorzieningen voor de waterhuishouding;
- h. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 10.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de woning | bouwvlak | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | |
Bijgebouwen, overkappingen en aan- of uitbouwen bij woningen | bij een kaveloppervlakte tot 500 m²: 50 m²; bij een kaveloppervlakte tussen 500 m² en 750 m²: 65 m²; bij een kaveloppervlakte vanaf 750 m²: 85 m²; mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan | bijgebouwen en aan- of uitbouwen: 3 m | bijgebouwen en aan- of uitbouwen: 5 m overkapping: 3 m | - tevens toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'erf' - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (10.3a) - wanneer een bijgebouw of aan- of uitbouw aan de woning wordt vastgebouwd, mag dat aan ten hoogste één zijgevel en/of aan de achtergevel van de woning - bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan |
serre's | 16 m2 | 3,5 m | - voor zover gesitueerd aan de zijgevel en achter de voorgevelrooilijn - aan één zijde van de woning toegestaan - bestaande serres aan de voorgevel en aan de naar de openbare weg gekeerde zijgevels zijn toegestaan - balkonhekken worden bij de maximale bouwhoogte niet meegerekend | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'erf' | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m overig: 2 m | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'tuin' | vrijstaande reclameobjecten: 1,5 m overig 1 m (10.3b) | ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - ondergrondse bunker' is het oprichten van andere bouwwerken niet toegestaan |
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 10.2 bepaalde dat bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
- b. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Gemengd - 3
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
- b. voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning ;
- c. cultuur en ontspanning in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijstvan toegelaten vormen van cultuur en ontspanning;
- d. horeca in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatenhorecatypen, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- e. nutsvoorzieningen;
- f. voorzieningen voor de waterhuishouding;
met de daarbij behorende bouwwerken.
11.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema,
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak, mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | - ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- luifel' is een luifel buiten het bouwvlak toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m (11.3) |
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 12 Groen - 1
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. hondenuitlaatplaatsen;
- d. evenementen, ter plaatse van de aanduiding 'evenementenzone - locatie 1' en de aanduiding 'evenementenzone - locatie 2';
- e. nutsvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. vijvers, watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;
- h. behoud en herstel van de aanwezige laanbeplanting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - laanbeplanting';
met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen.
12.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 12.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/ inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - muziekkapel' | bouwvlak | 4 m | ||
een gedenkteken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gedenkteken' | 8 m | |||
Bouwwerken geen gebouwen zijnde | speel- en klimtoestellen: 4 m (12.4) overig: 2,50 m | - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 36 opgenomen procedureregels van toepassing.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 12.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van kiosken en volieres mits de inhoud niet meer bedraagt dan 60 m3 en de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Groen - 2
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, waaronder:
- 1. instandhouding van bos- en en parkstroken;
- 2. voetpaden en in- en uitritten;
- 3. tuinen;
- 4. voorzieningen voor de waterhuishouding.
13.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | overig: 2,5 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
Artikel 14 Horeca
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen;
- b. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- c. beroepsuitoefening aan huis;
- d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
14.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de (bedrijfs)woning | bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | |
Bijgebouw en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de (bedrijfs)woning is gebouwd (14.3) - bij een aan de bedrijfswoning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de bedrijfswoning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de bedrijfswoning worden aangesloten - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m vrijstaande reclameobjecten: 1,5 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 14.1 en lid 14.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 14.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van bedrijfswoningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
- b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
- c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
- d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
- e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
- f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
- g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Kantoor
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
- b. congres- en vergaderruimten;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
15.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m reclameobjecten: 1,5 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
15.3 Specifieke gebruiksregels
De niet bebouwde grond mag uitsluitend als tuin, erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.
Artikel 16 Maatschappelijk
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - categrorie 1' uitsluitend maatschappelijke voorzieningen in categorie 1 zijn toegestaan;
- b. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- c. horeca in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatenhorecatypen, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- d. een tandtechnisch laboratorium en een tandprotesepraktijk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - tandartsenpraktijk';
- e. wonen op verdieping ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- f. beroepsuitoefening aan huis;
- g. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- h. evenementen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. speelplaatsen;
- k. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
16.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 16.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/ inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | - bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' - bedrijfswoning 600 m3 | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | |
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de bedrijfswoning is gebouwd (16.3a) - bij een aan de bedrijfswoning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de bedrijfswoning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de bedrijfswoning worden aangesloten - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (16.3b) vrijstaande reclameobjecten: 1,5 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 16.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
- b. van het in lid 16.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
- c. van het in lid 16.1 en lid 16.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 16.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 17 Sport
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport en sportvoorzieningen als bedoeld in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Lijstvan toegelaten sportvoorzieningen;
- b. kinderopvang;
- c. evenementen;
- d. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
17.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen | bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties: 15 m lichtmasten: 15 m overkappingen: 3 m erfscheidingen: 2,5 m overig: 6 m |
17.3 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied;
- b. een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- c. een grindberm, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - grindberm';
- d. serres ten behoeve van aangrenzende centrumvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - serre';
- e. markten en standplaatsen voor ambulante handel;
- f. watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;
- g. groenvoorzineingen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. tuin;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 18.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' | bouwvlak | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | |
Serres ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - serre' | 3,5 m | - de hoogte van bij serres behorende constructies mag niet meer bedragen dan 4,5 m, waarbij deze hoogte ook geldt voor overige bouwwerken boven een serre, waaronder in ieder geval begrepen bouwwerken ten behoeve van reclame - de breedte van een serre bedraagt niet meer dan de breedte van de gevel van het gebouw waaraan het gebouwd wordt | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (18.4) overig: 2,50 m | |||
Een lichtzuil ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' | 6 m |
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen, nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 36 opgenomen procedureregels van toepassing.
18.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 18.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - serre' te verwijderen indien de betreffende serre langer dan een jaar ter plaatse niet meer aanwezig is.
Artikel 19 Verkeer - Weg
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, met het bestaande aantal rijstroken;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. in- en uitritten;
- f. fiets- en voetgangerstunnels;
- g. rijwielstallingsvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen ongelijkvloerse kruisingen, in- en uitritten, overkappingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen .
19.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties: 15 m overkappingen: 3 m overig: 2 m | van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels en bruggen uitgezonderd | ||
Een gedenkteken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gedenkteken' | 8 m |
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen, nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 36 opgenomen procedureregels van toepassing.
Artikel 20 Water
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor aangewezen Water gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. vijvers en sloten ten behoeve van de waterberging, waterafvoer en/of beheersing van de grondwaterstand;
- c. weg- en waterbouwkundige voorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen bruggen, taluds, overbeschoeiingen, onderhoudspaden en aanlegplaatsen.
20.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 2,50 m | van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
Artikel 21 Wonen - 1
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;
- b. beroepsuitoefening aan huis;
- c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- d. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- e. detailhandel, uitsluitend op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- f. horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- g. een groothandel en opslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - groothandel en opslag';
- h. maatschappelijke voorzieningen in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst vantoegelaten maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
- i. een bed & breakfast, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
- j. zorgwoningen, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
- k. nutsvoorzieningen;
- l. tuin en/of erf;
- m. voorzieningen voor de waterhuishouding;
met de daarbij behorende bouwwerken.
21.2 Bouwregels
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 21.2 bepaalde voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
21.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 22 Wonen - 2
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;
- b. woonwagens, woonwagenstandplaatsen en vrijstaande woningen, ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
- c. beroepsuitoefening aan huis;
- d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- e. een garagebedrijf (SBI-code 451, 452, 454) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
- f. kantoren, uitsluitend op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- g. detailhandel, uitsluitend op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- h. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
- i. maatschappelijke voorzieningen in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst vantoegelaten maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
- j. horeca in de categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatenhorecatypen, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- k. een bed & breakfast, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
- l. een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- m. een seksinrichting ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';
- n. een kinderdagverblijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf';
- o. opslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
- p. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- q. nutsvoorzieningen;
- r. tuin en/of erf;
- s. voorzieningen voor de waterhuishouding;
met de daarbij behorende bouwwerken.
22.2 Bouwregels
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 22.2 bepaalde:
- a. voor het ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' verkleinen van de afstand van een woonwagen/woning tot de zijdelingse perceelsgrens tot ten minste 1 meter;
- b. dat bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
- c. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
22.4 Specifieke gebruiksregels
22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Wonen - Garageboxen
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor garageboxen.
23.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen | bouwvlak | 3 m |
Artikel 24 Waarde - Archeologie Hoog
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologischeverwachtingswaarde.
24.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 25 Waarde - Archeologie Middelhoog
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhogearcheologische verwachtingswaarde.
25.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de vergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 26 Waarde - Beken En Sprengen
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beken en sprengen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer, herstel en onderhoud van landschappelijk, cultuurhistorisch, en ecologisch waardevolle beken en sprengen.
26.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 26.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van de beken en sprengen worden gebouwd.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 26.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien en voor zover:
- a. uit overleg met de beheerder van de beek of spreng blijkt, dat daartegen uit hoofde van dat beheer geen bezwaar bestaat;
- b. de landschappelijke, cultuurhistorische, en ecologische waarden van de beek of spreng niet worden aangetast.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en de versterking van de waardevolle ruimtelijke structuur, de cultuurhistorisch waardevolle (groen)elementen en het historische bebouwingsbeeld.
27.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:
- a. het waarborgen van de in het plan beoogde waardevolle ruimtelijke structuur, de cultuurhistorisch waardevolle (groen)elementen en het historische bebouwingsbeeld;
- b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 36 opgenomen procedureregels van toepassing.
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 9.2.1 onder d. en het in lid 21.2.1 onder d. bepaalde ten einde in een hoofdgebouw maximaal twee woningen toe te staan, mits:
- a. het betreffende hoofdgebouw een bruto vloeroppervlak heeft van tenminste 250 m2; voor berekening van het vloeroppervlak worden aanbouwen buiten het bouwvlak slechts meegerekend voor zover deze zijn gelegen binnen 5 m achter het bouwvlak;
- b. het bruto vloeroppervlak van de woningen na splitsing ten minste 80 m2 per woning bedraagt;
- c. voorzien wordt in ten minste 1 parkeerplaats per woning;
- d. de splitsing niet leidt tot een groter maximum aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zoals geregeld in lid 9.2.2 en in lid 21.2.2.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 29 Algemene Bouwregels
29.1 Algemene regels
- a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
- b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
- c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
- d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels met dien verstande dat ondergrondse bebouwing tevens is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergrondse bunker'.
- e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt. Balkonhekken worden bij de maximale bouwhoogte niet meegerekend.
- f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
- g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
29.2 Afdekking van gebouwen
Artikel 30 Algemene Gebruiksregels
30.1 Gebruik in strijd met de bestemming
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
- a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting;
- b. het gebruik van bouwwerken die bestemd zijn voor verblijfsrecreatie ten behoeve van permanente bewoning.
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- g. het verstoren van archeologische waarden buiten vlakken met de bestemmingen 'Waarde- Archeologie hoog' en 'Waarde - Archeologie middelhoog' door het uitvoeren van grondwerkzaamheden in het kader van de natuurontwikkeling, het aanleggen van leidingen en het waterbeheer dieper dan 0,50 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens het bevoegd gezag op te stellen Programma van Eisen.
Indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag op advies van de archeoloog besluiten zonodig een opgraving te laten plaatsvinden.
Het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
30.2 Strafbepaling
Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.
Artikel 31 Bijzondere Boom
31.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van bijzondere bomen.
31.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere boom' dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 10 meter te bedragen.
31.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 31.2 bepaalde ten behoeve van het verkleinen van de genoemde afstand tot ten minste 5 meter uit het hart van de boom, mits dit geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 32 Evenementenzone - Locatie 1
32.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'evenementenzone - locatie 1' is, naast hetgeen in de overige regels is bepaald, het houden van evenementen toegestaan.
32.2 Specifieke gebruiksregels
Voor het houden van evenementen ter plaatse van de aanduiding 'evenementenzone - locatie1' gelden de volgende bepalingen:
- a. het aantal evenementen, al dan niet uitgevoerd met elektrisch en of mechanisch (versterkt) geluid bedraagt niet meer dan 18 per jaar en het aantal bezoekers bedraagt niet meer dan 8.500 gedurende de gehele duur van het evenement;
- b. de maximale duur van een evenement bedraagt 2 dagen, exclusief op- en afbouw;
- c. een evenement met minder dan 100 bezoekers gedurende de gehele duur van het evenement en waarbij geen elektrisch en of mechanisch (versterkt) geluid wordt voortgebracht, wordt niet meegerekend bij het aantal genoemd onder a.
32.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de aanduiding 'evenementenzone- locatie 1' te verwijderen, in vorm en/of omvang te wijzigen, of toe te voegen, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- a. in geval van verwijderen van de aanduiding 'evenementenzone - locatie 1' is het houden van evenementen ter plaatse niet meer noodzakelijk en/of wenselijk;
- b. in geval van wijzigen of toevoegen van de aanduiding 'evenementenzone - locatie 1':
- 1. het houden van evenementen mag niet leiden tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
- 2. bij het houden van evenementen dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 3. het houden van evenementen mag niet leiden tot een onevenredige toename van overlast voor omwonenden.
Artikel 33 Evenementenzone - Locatie 2
Dit artikel is vervallen door de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met het kenmerk 201501339/1/R2 d.d. 19 augustus 2015, zie Uitspraak Afdelingbestuursrechtspraak, vaststellingsbesluit en zienswijzennota.
Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels
34.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
- a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
- b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
- c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
- d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
- e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
34.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk:
- a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten;
- c. bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 34.1 onder b voor een antenne-installatie met een bouwhoogte van niet meer dan 40 meter boven NAP: voor zover de antenne-installatie niet leidt tot een onaanvaardbare vermindering van de werking van de radar, blijkend uit een advies ter zake van de beheerder van de radar.
34.3 Aangrenzende percelen
Afwijken als bedoeld in lid 34.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.
34.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 34.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 38 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 35 Algemene Wijzigingsregels
35.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.
35.2 Voorwaarden voor wijziging
- a. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.
- b. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 35.1 onder c voor een antenne-installatie met een bouwhoogte van meer dan 80 meter boven NAP mag alleen plaatsvinden indien de antenne-installatie niet leidt tot een onaanvaardbare vermindering van de werking van de radar, blijkend uit een advies ter zake van de beheerder van de radar.
Artikel 36 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 37 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 38 Overgangsrecht Bouwwerken
38.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
38.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
38.3 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 39 Overgangsrecht Gebruik
39.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
39.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
39.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
39.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 40 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Parken, Indische Buurt en Beekpark.
Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn
d.d. 18 december 2014 nr. 93-2014
Mij bekend,
De griffier,
Namens hem:
John de Meij
manager Team Omgevingsrecht & Advies
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de wijken De Parken, Indische Buurt en Beekpark. Een deel van de wijk De Parken is aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht en het grootste deel van de Indische Buurt als gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad iedere 10 jaar opnieuw een bestemmingsplan voor een gebied vast. De geldende bestemmingsplannen voor De Parken en Beekpark inclusief herzieningen en wijzigingen zijn bijna allemaal ouder dan 10 jaar. Het bestemmingsplan voor de Indische Buurt is vastgesteld in april 2003. Per 1 juli 2013 zal ook dit plan dus ook actueel moeten zijn. Gekozen is om deze drie aangrenzende plangebieden gelijktijdig in één nieuw bestemmingsplan onder te brengen.
Het doel van dit bestemmingsplan is enerzijds het bieden van een eenduidige en uniforme juridische regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen het plangebied. Qua bestemmingsplansystematiek wordt aangesloten bij de recent vastgestelde bestemmingsplannen in Apeldoorn. Waar nodig is het bestemmingsplan specifiek toegesneden op het plangebied, met name voor wat betreft de bescherming van de rijks- en gemeentelijk beschermde stadsgezichten. Doel van het bestemmingsplan is ook het behouden en beschermen van karakteristieke en waardevolle gebieden, panden en elementen in het plangebied en daar waar mogelijk het versterken ervan.
Daar waar mogelijk biedt het bestemmingsplan ruimte om passende veranderingen in gebruik mogelijk te maken en beperkte uitbreidingen mogelijk te maken om de bestaande kwaliteiten op duurzame wijze in stand te kunnen houden, dan wel te beschermen. In De Parken en de Indische Buurt gaat het om de cultuurhistorische kwaliteit en in het Beekpark moet de kwaliteit als aantrekkelijk centrumgebied en cultureel uitgaanscentrum gefaciliteerd worden.
Naast het bestemmingsplan zijn vier gebiedsgerichte beeldkwaliteitsplannen opgesteld. Naast een beeldkwaliteitsplan voor De Parken, de Indische Buurt en Beekpark is een apart beeldkwaliteitsplan voor het gebied Loolaan Noord opgesteld. De beeldkwaliteitsplannen staan los van het bestemmingsplan en vormen een aanvulling op de regels van het bestemmingsplan ten aanzien van bouwmogelijkheden, beeldaspecten en materiaalgebruik. De beeldkwaliteitsplannen geven, naast formele welstandseisen, handreikingen voor ontwikkelingen, zodat aangesloten wordt bij de gebiedskarakteristieken.
1.2 Ligging En Begrenzing
Het plangebied van het bestemmingsplan 'De Parken, Indische Buurt en Beekpark' omvat de wijken De Parken, Indische Buurt en Beekpark. Ook het gebied Loolaan-Noord maakt onderdeel uit van het plangebied. Het plangebied bevindt zich grofweg tussen de plangebieden Het Loo en Kerschoten, Binnenstad-West en Stadsdeel Noord-West. De begrenzing wordt in het westen gevormd door de Koning Lodewijklaan. De Sprengenweg – W. Druckerstraat – Asselsestraat – Nieuwstraat – Hoofdstraat – Kerklaan – Deventerstraat vormen de zuidelijke begrenzing. De oostelijke plangrens wordt gevormd door de Grift (tussen Deventerstraat en Laan van Kerschoten). De Laan van Kerschoten – Langeweg – Loseweg – Zwolseweg begrenzen het plangebied in het noorden.
Begrenzing plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Voor het plangebied gelden diverse bestemmingsplannen. Er is sprake van verschillende planvormen en van verouderde regelingen, die in een aantal gevallen niet meer aansluiten bij de feitelijke situatie. Daarnaast zijn in de loop der jaren diverse ontwikkelingen mogelijk gemaakt door middel van vrijstelling of ontheffing.
Het nieuwe bestemmingsplan 'De Parken, Indische Buurt en Beekpark' vervangt de geldende bestemmingsplannen en de verleende vrijstellingen, waardoor weer sprake is van een eenduidige juridisch-planologische regeling voor het hele plangebied. In de volgende tabel zijn de belangrijkste geldende bestemmingsplannen opgenomen. Een aantal van deze plannen is uitgewerkt in één of meer uitwerkingsplannen of is gewijzigd door middel van een wijzigingsplan.
Bestemmingsplan | Vaststelling | Goedkeuring |
De Parken | 21 september 1995 | 1 mei 1996 |
1e herziening | 31 maart 1999 | 7 september 1999 |
3e herziening | 18 september 1998 | 20 november 1998 |
4e herziening | 31 maart 1999 | 27 mei 1999 |
5e herziening | 31 mei 2000 | 14 augustus 2000 |
Regentesselaan herinrichting weg | 1 juli 2010 | n.v.t. |
Indische Buurt e.o. | 25 september 2003 | 13 april 2004 |
1e herziening | 26 april 2007 | 27 juli 2007 |
1e wijziging | 13 april 2007 | 21 augustus 2007 |
Beekpark | 26 maart 1998 | 3 november 1998 |
1e herziening | 18 oktober 2001 | 14 mei 2002 |
2e herziening | 18 oktober 2001 | 21 mei 2002 |
1e wijziging | 16 december 2004 | 11 februari 2005 |
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
Voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan is een veldinventarisatie verricht, waarbij de aanwezige functies en (hoofd)bebouwing in het plangebied in beeld zijn gebracht. De resultaten van de veldinventarisatie zijn vergeleken met de geldende bestemmingsplannen. In een ambtelijk overleg zijn de resultaten van het inventarisatietraject besproken en is een aanzet gegeven voor een nota van uitgangspunten. In het voortraject heeft meermaals contact plaatsgevonden met de betrokken wijkraden.
In de nota van uitgangspunten zijn de van belang zijnde beleidsdocumenten beschreven, er is een analyse gegeven van de verschillende delen van het plangebied en de karakteristieken van het gebied en de aanwezige objecten zijn beschreven. Vervolgens is aangegeven hoe de karakteristieken van het plangebied en de visie op het bestemmingsplan vertaald worden in het bestemmingsplan.
Het concept van de nota van uitgangspunten is voorbesproken met de wijkraden en de nota is vrijgegeven voor inspraak. De input die dit heeft opgeleverd is in de nota van uitgangspunten verwerkt. Naast de inspraakprocedure, waarbij een ieder de mogelijkheid is geboden te reageren, is de nota van uitgangspunten besproken in de Politieke Markt Apeldoorn (PMA).
Onderstaande afbeelding geeft schematisch het doorlopen proces weer.
Schematische weergave proces
De nota van uitgangspunten vormt samen met de input uit de inspraak de basis voor het voorliggende bestemmingsplan. De uitgangspunten zijn in het bestemmingsplan vertaald in een concrete wijze van bestemmen, waarbij wordt aangesloten bij de gemeentelijke standaard voor bestemmingsplannen en de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008).
Het bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen: een verbeelding waarop de beste mmingen in het plangebied zijn weergegeven, een set regels waarin voor de diverse bestemmingen gebruiks- en bouwregels zijn opgenomen en een toelichting. De verbeelding en regels vormen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. In de toelichting zijn de gedachten verwoord die aan het plan ten grondslag liggen. De toelichting bevat onder meer een overzicht van relevant beleid, een planbeschrijving en een milieuhygiënische verantwoording.
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante nationale, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de bestaande situatie in het plangebied, waarbij wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied. Hoofdstuk 4 bevat een toelichting op de diverse planologische en milieuhygiënische aspecten. In Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op het juridische plan waarbij tevens een korte beschrijving van de planregels wordt gegeven. Tot slot geeft hoofdstuk 6 een beeld van de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
1.5 Gevolgen Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad Van State 19 Augustus 2015
Op 19 augustus 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak (kenmerk 201501339/1/R2) gedaan over de beroepen die waren ingesteld tegen het besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van dit bestemmingsplan. Daarbij heeft de Afdeling het vaststellingsbesluit vernietigd voor zover het betreft de gebiedsaanduiding 'evenementenzone - locatie 2' die aan het Oranjepark is toegekend. Ook heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen vier weken na verzending van de uitspraak ervoor zorg te dragen dat het vernietigen van deze gebiedsaanduiding wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Voor de uitspraak wordt verwezen naar Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak, vaststellingsbesluiten zienswijzennota.
De uitspraak is in het bestemmingsplan verwerkt door in de regels de tekst van het artikel van de gebiedsaanduiding 'evenementenzone - locatie 2' te verwijderen en het vlak met de gebiedsaanduiding 'evenementenzone - locatie 2' van de plankaart te verwijderen.
2 Beleidskader
2.1 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 door de minister is vastgesteld, vormt de nieuwe, overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. In de SVIR 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig' is de inhoud van een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit en diverse planologische kernbeslissingen, opgenomen.
Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen daarbij de ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports Amsterdam en Rotterdam maakt het Rijk afspraken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een 'ladder' voor duurzame verstedelijking (gebaseerd op de 'SER-ladder'), die zal worden vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. In het mobiliteitsbeleid komt de gebruiker centraal te staan en wordt de samenhang tussen de verschillende modaliteiten en tussen ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit versterkt.
Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, ruimte voor klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur.
In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), waarvan een gedeelte gelijktijdig met de SVIR in werking zal treden. In het Barro zijn regels opgenomen ter bescherming van de nationale belangen.
2.2 Monumentenwet 1988
Een deel van de cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied wordt beschermd via de Monumentenwet 1988. De wet heeft betrekking op gebouwen en objecten, stads- en dorpsgezichten, archeologische waarden en het uitvoeren van archeologisch onderzoek.
2.2.1 Rijksbeschermd stadsgezicht De Parken
De Monumentenwet 1988 geeft de mogelijkheid tot aanwijzing van rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten. Onder stads- en dorpsgezichten worden groepen van onroerende zaken bedoeld die een bijzondere historisch-ruimtelijke ontwikkeling vertegenwoordigen. Binnen een beschermd gezicht kunnen zich een of meer monumenten bevinden. Vernieuwing (ruimtelijk en functioneel) in deze gebieden vindt selectief plaats: ten einde het historische karakter en de structuur van deze gebieden te handhaven wordt continuïteit nagestreefd. Om dit doel te bereiken, stelt de Monumentenwet 1988 de eis om beschermende bestemmingsplannen op te stellen.
In 2005 is De Parken aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht. Voor de redengevende beschrijving van dit rijksbeschermd stadsgezicht wordt verwezen naar bijlage Toelichting bijaanwijziging rijksbeschermd stadsgezicht De Parken.
Gebied dat is aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht
2.2.2 Rijksmonumenten
De Monumentenwet 1988 geeft het rijk de mogelijkheid om gebouwen, objecten en ensembles aan te wijzen als rijksmonument. Rijksmonumenten worden wettelijk beschermd via een vergunningenstelsel en bij restauratie zijn financiële middelen beschikbaar.
De bescherming van rijksmonumenten is geregeld in het kader van respectievelijk de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening (zie paragraaf 2.19).
2.2.3 Gemeentelijke monumentenverordening
De Monumentenwet 1988 geeft aan gemeenten de vrijheid om zelf een gemeentelijke monumenten- of erfgoedverordening vast te stellen. Een monumenten- of erfgoedverordening biedt onder meer de mogelijk om gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aan te wijzen. De vigerende Monumentenverordening 2012 van de gemeente Apeldoorn is op 20 december 2012 in werking getreden (zie paragraaf 2.19).
2.3 Modernisering Monumentenzorg
De modernisering van de monumentenzorg is verwoord in een brief van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2009). De modernisering is gestoeld op drie pijlers:
- 1. borging van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening;
- 2. krachtiger en eenvoudiger sectorale regelgeving;
- 3. en het bevorderen van herbestemming.
Met de eerste pijler wordt ingezet op het bestemmingsplan als belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. Een goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Cultuurhistorie is één van die belangen. Door aanpassing van het Besluit Ruimtelijke Ordening per 1 januari 2012 zijn gemeenten verplicht om bij het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Dit nieuwe beleid vormt een belangrijke aanvulling op de sectorale bescherming van formeel aangewezen monumenten. Op deze manier is een meer gebiedsgerichte benadering mogelijk, die gericht is op het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van een bestemmingsplangebied, door te anticiperen op de voorkomende archeologische, historisch-geografische en historisch-(steden)bouwkundige waarden.
2.4 Streekplan Gelderland 2005
Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid.
Generiek beleid
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking. Bundeling in Gelderland heeft met name de volgende doelen:
- handhaving/versterking van de economische en culturele functie van de steden;
- behoud/versterking van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen;
- optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik.
In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied.
Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat de gemeenten -samenwerkend in regio's- voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma. Het aanbod aan woningen en woonmilieus moet beter aansluiten bij de voorkeuren van bewoners.
De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen. Functies moeten zo worden gesitueerd ten opzichte van aanwezige voorzieningen dat deze bereikbaar zijn en er voldoende draagvlak voor blijft bestaan.
Regiospecifiek beleid: de Stedendriehoek
Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek.
Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk. De regio Stedendriehoek kiest voor verdere herstructurering en intensivering van bestaand stedelijk gebied: 45% van de nieuw te bouwen woningen wordt gerealiseerd door herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied.
2.5 Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op 15 december 2010 hebben provinciale staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. In de toelichting hebben provinciale staten aangegeven wat de strekking van de verordening is. "In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat deze verordening geen beleidswijzigingen bevat.
In de regels van de Ruimtelijke Verordening Gelderland is, voor zover voor Apeldoorn en het plangebied van belang, het volgende bepaald.
- 1. In een bestemmingsplan is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts toegestaan binnen bestaand bebouwd gebied.
- 2. De in een bestemmingsplan op te nemen nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen dienen te passen in het vigerende, door GS vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio en het daarin opgenomen regiototaal aan woningen, zoals opgenomen in bijlage 9 bij de Verordening.
De Parken, de Indische Buurt en Beekpark zijn op de bij de verordening behorende kaart Verstedelijking aangewezen als 'bestaand bebouwd gebied'.
Het Gelderse kwalitatieve woonbeleid gaat uit van regionale woningmarkten. Gedeputeerde staten stellen de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte voor de komende jaren per regio als indicatieve taakstelling vast in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). De verordening sluit uit dat er bovenop de afspraken in het KWP in een regio woningen worden gerealiseerd, die niet in dat KWP passen. Het bouwen van meer woningen dan waar in een regio behoefte aan is kan tot onbedoelde migratiestromen leiden en uiteindelijk zelfs tot leegstand in die regio of elders.
In de Verordening geven provinciale staten regels voor het al dan niet toegestaan zijn van het opnemen van nieuwe ontwikkelingen in bestemmingsplannen. Voor beheergerichte bestemmingsplannen, zoals het onderhavige, is de verordening niet van toepassing.
2.6 Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019
In januari 2010 hebben GS het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (verder: KWP3) vastgesteld als onderdeel van de structuurvisie. Het KWP3 heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte aan woningen. Het beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.
De woningbehoefte in Gelderland blijkt voor de periode 2010 tot en met 2019 lager uit te komen dan in de periode 2005 tot en met 2014. Voor het KWP3 staat als doelstelling om in 2020 een woningtekort van 0 % te hebben. Het afsprakenkader KWP3 wordt door de provincie overeengekomen met zowel de gemeenten als de woningcorporaties in de regio Stedendriehoek. Uit het referentiekader blijkt dat er in de Stedendriehoek vooral een grote behoefte is aan goedkope huurwoningen en middeldure koopwoningen. Tevens is er een grote vraag naar nultredenwoningen.
Het referentiekader geeft voor het Gelderse deel van de Stedendriehoek een bruto aantal toe te voegen woningen in de periode 2010 t/m 2019 van circa 10.000 woningen, op basis van een geschatte onttrekking van circa 1.800 woningen in dezelfde periode. Netto gaat het om een uitbreiding van de woningvoorraad van circa 8.500 woningen. Met een woningbouwprogramma van bijna 21.000 nieuwbouwwoningen voor de hele regio voor de periode tot en met 2019 is er sprake van een overprogrammering aan nieuwbouw. De overprogrammering heeft niet zozeer betrekking op de eerstvolgende jaren, maar loopt op naarmate verder weg in de tijd gekeken wordt. De regio herkent zich in de cijfers in het referentiekader en in de berekende overmaat aan plancapaciteit. Voor de jaren tot 2015 is er sprake van een gezonde overmaat. In de Nederlandse ontwikkelpraktijk gaat men er op basis van ervaringscijfers vanuit dat 30 % overcapaciteit gezond is in verband met flexibiliteit en planuitval. De provincie draagt dit standpunt ook uit. Op langere termijn, de jaren 2015- 2030, is de overmaat groter. Vooralsnog moet ook gezorgd worden voor voldoende productie aan nieuwe woningen. Er is nog steeds sprake van een woningtekort.
Het KWP3 geeft alleen een referentie- en afsprakenkader aan op regionaal niveau. Als vervolg op het KWP3 is begin 2010 een traject gestart om het woonprogramma kwantitatief en kwalitatief binnenregionaal te verdelen over de gemeenten. Dit traject, dat moet leiden tot een regionaal woningbouwprogramma met het KWP3 als richtpunt, is nog niet afgerond.
2.7 De Groene Mal
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen. Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
Uitsnede Groenstructuurkaart Apeldoorn Stad
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn. Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen. Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken. De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
Als belangrijke projecten op het gebied van beken en sprengen wordt het herstel van de Grift en de Badhuisspreng, welke deels in het plangebied liggen, genoemd. Met name het herstel van de Grift is van belang omdat alle beken en sprengen in de Grift samenstroomden. De Loolaan en de Koning Lodewijklaan zijn aangewezen als van belang zijnde lanenstructuren. De Deventerstraat is aangewezen als laan waar de groene strucuur versterkt moet worden. De parken hebben een belangrijke functie in de wijken van Apeldoorn. Parken zijn een stabiel onderdeel van de Groene Mal.
2.8 Woonvisie
In de woonvisie, Wonen in Apeldoorn 2010 (2002) schetst de gemeente haar visie op Apeldoorn als woonstad. Deze visie is doorvertaald in instrumenten die worden gehanteerd om het beleid in praktijk te brengen, te weten: de woonatlas, het woningbouwprogramma en het prestatiecontract met de corporaties. Tussentijds wordt de woonvisie bijgestuurd en aangevuld op basis van tussentijdse resultaten en mogelijk veranderende inzichten en ontwikkelingen.
Onderhavig bestemmingsplan betreft een overwegend conserverend bestemmingsplan. Bij nieuwe woningbouwinitiatieven is het van belang dat er een afweging plaatsvindt met betrekking tot de Woonvisie Wonen in Apeldoorn 2010 en de Woonatlas 2005.
2.9 Strategische Economische Beleidsvisie Apeldoorn 2000 - 2020
In dit document staan de belangrijkste uitgangspunten en ambities voor het economische beleid van Apeldoorn tot 2020. Voor verschillende economische sectoren zijn gedetailleerde uitvoeringsplannen gemaakt. Als ambitie kiest Apeldoorn voor verdere economische ontwikkeling. Speerpunten zijn:
- een evenwichtige economische basis behouden;
- de productiestructuur verbreden (clusterspecialisatie);
- de kwaliteit van toerisme en recreatie verbeteren;
- de binnenstad en vier wijkcentra versterken;
- de plattelandseconomie verstevigen.
De gemeente heeft 18 concrete activiteiten en projecten vastgesteld op verschillende economische terreinen; kantoren en bedrijven, wijkecono-mie, zorgsector, detailhandel en horeca, toerisme en recreatie, plattelands-ontwikkeling en -economie, arbeidsmarkt en relatiebeheer.
Voor het plangebied zijn met name het stimuleren van de wijkeconomie en het versterken van de binnenstad en wijkwinkelcentra van belang.
2.10 Detailhandelsvisie
In 2003 is de Detailhandelsvisie 'Een boodschap voor iedereen' vastgesteld. Het belangrijkste doel van de detailhandelsvisie is te komen tot een sterke en evenwichtige detailhandelsstructuur, zowel vanuit het oogpunt van de consument (het verzorgingsniveau) als vanuit de optiek van het bedrijfsleven (het economische functioneren). De visie beoogt daarmee het bepa-lende beleid te zijn voor de uitwerking van (deel)plannen op wijk- en buurtniveau en voor het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen. Verder is de visie het toetsingskader voor, onder meer door de markt, ingediende plannen.
In de nota is een aantal uitgangspunten geformuleerd. Essentie is dat binnen de mogelijkheden die de gemeentelijke overheid daarvoor heeft, wordt gekozen voor het handhaven en versterken van een fijnmazige structuur van de detailhandel op buurtniveau in plaats van deze op te heffen ofwel opschaling. Dit betekent het behoud van winkelcentra op buurtniveau.
Op basis van de kaderstellende uitgangspunten, aandachtspunten en een (indicatieve) berekening van de potentiële marktruimte kan per stadsdeel een dagelijkse voorzieningenstructuur op hoofdlijnen worden opgesteld.
Een deel van het Beekpark maakt onderdeel uit van het kernwinkelgebied van Apeldoorn. Aan de Asselsestraat bevindt zich een cluster van dagelijkse voorzieningen die voornamelijk een buurtfunctie heeft. Er wordt naar gestreedt om deze buurtfunctie te behouden. In de detailhandelsvisie is verder aangegeven dat de Koninginnelaan potenties heeft om zich verder te ontwikkelen tot een 'specialiteiten straat'.
2.11 Verkeersbeleid
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2010 – 2020 (vastgesteld juli 2009). Hierin heeft de gemeente een aantal doelen vastgesteld. De gemeente wil de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid behouden en liefst nog vergroten. Enerzijds zijn dit doelen die zijn uitgedrukt in cijfers, anderzijds zijn dit doelen in de vorm van ervaringen van bewoners en gebruikers.
Het autoverkeer wordt gebundeld op hoofdwegen. De hoofdwegen verbinden stadsdelen met elkaar, met de snelwegen en met de rest van de wereld. Woongebieden worden ingericht als verblijfsgebieden, met een maximum snelheid van 30 km per uur. Daar moet de overlast van autoverkeer zo veel mogelijk worden beperkt.
Er worden drie categorieën hoofdwegen onderscheiden: de Ring; de radialen en de centrumring; de overige hoofdwegen. De Ring is de belangrijkste verdeler van het verkeer in de stad. Het autoverkeer krijgt hier de hoogste prioriteit. De radialen en de centrumring hebben als doel het bieden van een snelle route naar en om het centrum heen, met name om de parkeergarages snel te kunnen bereiken en verlaten. Naast de hoofdwegen zijn er de verblijfsgebieden. In verblijfsgebieden wordt voornamelijk gewoond. Gemengde functies hebben hier een plek: verkeer, spelende kinderen, fietser en voetgangers. In het buitengebied wordt het verkeer ook gebundeld op een aantal hoofdwegen waar een maximum snelheid geldt van 80 km per uur. De verblijfsgebieden in het buitengebied worden autoluw ingericht met een maximumsnelheid van 60 km per uur.
De parkeernormen zijn vastgesteld in de Parkeernota (geactualiseerd oktober 2004). De gemeente stelt geen maximum aan het aantal parkeerplaatsen bij woningen, de parkeernorm geeft aan wat in ieder geval aangelegd moet worden. Op bedrijventerreinen wordt de parkeernorm gehanteerd als minimumnorm, met een maximaal toegestane overschrijding van 10%.
2.12 Waterbeleid
2.12.1 Nationaal beleid
2.12.2 Provinciaal beleid
2.12.3 Gemeentelijk beleid
2.13 Uitvoeringsnota Geluid 2005-2009
De gemeente Apeldoorn heeft de ambitie om ongewenste milieusituaties te saneren en voor de toekomst het milieubelang duidelijker te betrekken bij de planontwikkeling voor wonen, werken en verkeer. Voor het aspect geluid zijn ambities en handvatten weergegeven in de uitvoeringsnota.
Toekomstige geluidshinder dient te worden voorkomen. Daarom heeft de gemeente de Handreiking Geluid in bestemmingsplannen en projecten opgesteld. De handreiking geeft aanwijzingen voor het maken van keuzes met betrekking tot geluid in ruimtelijke plannen of projecten. Ook geeft de handreiking mogelijke maatregelen en oplossingen om overschrijding van de geluidsnormen te voorkomen.
2.14 Beleidsvisie Externe Veiligheid
De gemeente Apeldoorn wil haar burgers en bedrijven een veilige leef- en werkomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Apeldoorn het externe veiligheidsbeleid geformuleerd.
Bij externe veiligheid gaat het om de risico's op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich zowel voor bij risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving en beleidsnota's, onder andere in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Invulling geven aan deze wettelijke verplichtingen vormt een belangrijk onderdeel van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Apeldoorn aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's om dient te worden gegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en plaatsgebonden risico te overwegen, bij het nemen van besluiten.
Risicosituatie gemeente Apeldoorn
De gemeente Apeldoorn kent voor wat betreft het Bevi 37 risicobronnen. Enkele risicoveroorzakende inrichtingen bevinden zich op de bedrijventerreinen van de gemeente Apeldoorn, maar het merendeel bevindt zich verspreid over het grondgebied van de gemeente en zijn dus niet specifiek te herleiden tot één of meer industriegebieden. Op het spoorwegemplacement wordt niet gerangeerd met gevaarlijke stoffen.
Uitgangspunten en gebiedsgerichte ambities gemeente Apeldoorn
Voor het plaatsgebonden risico in bestaande situaties geldt, dat deze moet voldoen aan de wettelijke grenswaarden.
In de bestaande situatie zijn er geen overschrijdingen van de oriënterende waarde van het groepsrisico aanwezig. Toename van de personendichtheid groter dan 1 x oriënterende waarde wordt voorkomen; opvullen van de personendichtheid tot 1 x oriënterende waarde is toegestaan.
De uitgangspunten voor het basisniveau externe veiligheid voor nieuwe situaties in woon- en gemengde gebieden zijn dat de realisering van een risicobron met externe veiligheidsconsequenties niet mogelijk is. De realisatie van een beperkt kwetsbaar object is gemotiveerd mogelijk tot 1x de oriënterende waarde.
Voorliggend bestemmingsplan 'De Parken, Indische Buurt en Beekpark' moet wat betreft het aspect externe veiligheid uitvoerbaar zijn. Voor een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan met betrekking tot externe veiligheid wordt verwezen naar paragraaf 5.1.6.
2.15 Nota Uitgiftebeleid Snippergroen
De stukken openbaar groen die niet van algemeen belang zijn, komen in aanmerking voor uitgifte aan burgers in de vorm van verkoop of verhuur. De uitgifte kan plaatsvinden binnen het stedelijk gebied van de gemeente Apeldoorn, met uitzondering van de bedrijventerreinen.
Op uitgiftekaarten is aangegeven welke stukken groen voor uitgifte in aanmerking komen. In de nota zijn de voorwaarden voor uitgifte vastgelegd. Alleen openbaar groen op buurtniveau binnen de bestemming Wonen en Verkeer-Verblijfsgebied komt, onder voorwaarden, voor uitgifte in aanmerking.
Het herzien van bestemmingsplannen kan een doorwerking hebben op de uitgiftekaarten. Als bestemmingen veranderen, veranderen daarmee ook de uitgiftemogelijkheden.
2.16 Duurzaamheidsbeleid
De uitgangspunten van duurzame ontwikkeling binnen de Gemeente Apeldoorn zijn vastgelegd in de nota's 'Apeldoorn ontwikkelt Duurzaam, Aanpasbaar en Flexibel' (DAF-nota) en 'Apeldoorn Duurzaam, zo doen we dat hier', in de Woonvisie 2010, in het MOP 2005-2009 en in diverse collegebesluiten, waaronder die over het BANS-klimaatprogramma. De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Apeldoorn zijn hoog. Een belangrijk uitgangspunt bij deze duurzame ontwikkeling vormt het besluit van de gemeenteraad om als stad energieneutraal te zijn in 2020.
Bij de uitvoering van het duurzaamheidsbeleid wordt onder andere gestreefd naar een optimale energieinfrastructuur, waarbij duurzame bronnen als wind- en zonne-energie en bodemwarmte zoveel mogelijk worden benut. Daarnaast worden nieuwe energiebesparende technieken ingezet. Het herstellen van de natuurlijke waterhuishouding van stad en landschap, ondermeer door het vasthouden van (regen)water in het stedelijk gebied, is eveneens van belang.
Voor de realisatie van de gemeentelijke ambities en voor het nakomen van de afspraken met de provincie is aanvullend instrumentarium ontwikkeld. Van zowel gemeentelijke als externe partijen wordt verwacht dat zij volop medewerking verlenen aan het realiseren van deze ambities. In veel gevallen zijn door innovatieve oplossingen win-win situaties mogelijk.
2.17 I-cultuur
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.
Archeologische beleidskaart
De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties:
- Hoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
- Gemiddelde trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
- Lage trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quick-scan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.
Cultuurhistorische beleidskaart
Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:
- Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
- Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
- Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.
In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen. Het overgrote deel van het plengebied heeft een hoge attentiewaarde. Voor een beschrijving van de regelingen in het bestemmingsplan voor archeologische en cultuurhistorische waarden wordt verwezen naar paragraaf 5.4 en 5.5.
2.18 Welstandsbeleid
Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing. Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.
In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij. Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.
Voor het plangebied is per deelgebied een beeldkwaliteitsplan opgesteld waarin een gebiedsgerichte uitwerking van het welstandsbeleid is opgenomen. De beeldkwaliteitsplannen sluiten qua systematiek aan op de kadernota 'Over Welstand gesproken'. De beeldkwaliteitsplannen brengen de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in beeld. Het laat zien dat naast architectuur ook andere aspecten belangrijk zijn zoals:
- de herkenbaarheid en kwaliteit van de verschillende typen openbare ruimte;
- de samenhang van bebouwing en openbare ruimte;
- het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren.
In de beeldkwaliteitsplannen worden handreikingen gegeven zodat plannen goed passen in hun omgeving. Om ervoor te zorgen dat andere bewoners, ondernemers en pandeigenaren op een vergelijkbare manier een bijdrage leveren aan de aantrekkelijkheid van de wijk, geeft een beeldkwaliteitsplan ook een aantal regels in de vorm van een formeel welstandskader. Dit zijn de officiële regels die de Woningwet vraagt om derdebelanghebbenden (bijvoorbeeld de buren) voldoende zekerheid te bieden dat het gebied niet verrommelt.
2.19 Gemeentelijke Monumentenverordening 2012
De Monumentenverordening 2012 is op 20 september 2012 vastgesteld door de gemeenteraad van Apeldoorn en is op 20 december 2012 in werking getreden. De Monumentverordening 2012 regelt zaken met betrekking tot rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, beeldbepalende panden, gemeentelijke stads- en dorpsgezichten en archeologische terreinen.
2.19.1 Gemeentelijk beschermd stadsgezicht
Op grond van de (toenmalige) gemeentelijke monumentenverordening is de Indische Buurt in 2002 aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Doel van de aanwijzing is de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuren en ruimtelijke kwaliteiten van de gebieden te onderkennen als zwaarwegend belang bij toekomstige ontwikkelingen. De aanwijzingen beoogt op die wijze een basis te bieden voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt. In hoofdstuk 3 worden de belangrijkste karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuren en ruimtelijke kwaliteiten van de Indische Buurt beschreven. Voor de redengevende beschrijving van dit gemeentelijke beschermd stadsgezicht wordt verwezen naar bijlage 2 bij de toelichting.
Gebied dat is aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht
2.19.2 Gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden
Binnen het bestemmingsplangebied zijn meerdere gemeentelijke monumenten gelegen. Tevens bevindt zich binnen zowel het rijksbeschermd stadsgezicht De Parken als het gemeentelijk beschermde stadsgezicht Indische Buurt een groot aantal beeldbepalende panden. Bijlage 3 bevat een overzicht van deze objecten.
2.19.3 Karakteristieke panden
Naast rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden is er in het bestemmingsplangebied een aantal panden met aanzienlijke cultuurhistorische waarde en beeldwaarde. Karakteristieke panden hebben geen monumentenstatus en zijn per definitie gelegen buiten de beschermde stadsgezichten. Door hun cultuurhistorische en ruimtelijke waarde zijn karakteristieke panden evenwel van groot belang voor het waardevolle beeld van hun omgeving. Die waarden komen onder andere tot uitdrukking in de gebiedseigen typologie, markante ligging, bijdrage aan het typische beeld en/of de bijzondere vorm en functie.
2.20 Kadernotitie Een Buurt Als Park
De kadernotitie 'Een buurt als park' is een kadernotitie voor het bestendigen van het groene karakter van de Parkenbuurt. Voor Apeldoorn is groen een kernkwaliteit van de stad. De duurzame instandhouding ervan is vastgelegd in met name De Groene Mal. De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht in 2005 benadrukt de bijzondere rol die de Parkenbuurt vervult in het groene Apeldoorn. Bij deze aanwijzing speelden de lanen en het vele groen als sterk verbindende factor een belangrijke rol.
In de kadernotitie is het groene aspect van de Parkenbuurt met een integrale benadering onderzocht. De karakteristieken, het gebruik, het groen en de deelgebieden in De Parken zijn geanalyseerd. Vervolgens is een visie weergegeven op hoe in de toekomst geanticipeerd moet worden op ontwikkelingen om het groene karakter van de buurt te behouden.
Dit gebeurt aan de hand van de volgende drie strategieën:
- 1. Een park als buurt: door gebruik te maken van een rijk palet aan boomsoorten krijgt de hele buurt een parkachtige uitstraling. Hiermee wordt ook een diversiteit in leef-tijdsopbouw, grootte, seizoensaspecten en een sterker verband tussen particuliere en openbare ruimten nagestreefd.
- 2. Nieuwe elementen: door het veranderd ruimtegebruik kalft het groen lokaal af. Met de nieuwe elementen worden deze gaten op strategische wijze gedicht.
- 3. Frame en franje: voor al het groen geldt de hoofdindeling in frame en franje. Met deze hoofdindeling wordt de robuuste structuur met een hoge levensverwachting duidelijk benoemd. Met de franje wordt de kleurrijkdom van de buurt sterk in het groen doorgevoerd.
Frame en franje uit de kadernotitie Een buurt als park
De inrichting van particulier terrein bepaalt in belangrijke mate het beeld van de buurt. In de kadernotitie worden tevens enkele handreikingen gedaan ten aanzien van de binnentuinen, de voortuinen en erfafscheidingen. Particulier terrein bepaalt in belangrijke mate het beeld van de Parkenbuurt.
2.21 Beheervisie De Parkenbuurt
De beheervisie De Parkenbuurt is in juli 2010 is opgesteld. Om het groene karakter van de Parkenbuurt te continueren is in de beheervisie de betekenis en de toepassing van het groen voor de Parkenbuurt benoemd en er worden een aantal maatregelen genoemd om het groene karakter van de buurt te bestendigen. Er worden maatregelen genoemd die meegenomen kunnen worden bij onderhoud en vervanging, maatregelen die meegenomen kunnen worden bij nieuwe ontwikkelingen en er worde suggesties gedaan voor particulier terrein.
2.22 Regieplan Binnenstad
Het Regieplan Binnenstad is een structuurvisie voor de binnenstad van Apeldoorn. Het regieplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 18 februari 2010. In het regieplan worden ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt en worden de voorwaarden en condities waaronder deze ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, beschreven. Het plan geeft niet alleen aan welke ambities er zijn voor de binnenstad, maar geeft eveneens aan hoe deze ambities ruimtelijk en functioneel waargemaakt kunnen worden. Het geeft een toekomstbeeld voor binnenstad van Apeldoorn, waarbij duidelijkheid wordt gegeven binnen welke kaders (vaste waarden) nieuwe ontwikkelingen in de binnenstad mogelijk zijn.
In het Regieplan wordt ingezet op de volgende drie ambities voor de binnenstad:
- 1. de compacte en complete binnenstad;
- 2. de bereikbare binnenstad;
- 3. de eigen(zinnige), verankerde en groen-blauwe binnenstad.
Uitsnede plankaart regieplan
Vervolgens zijn programma's uitgewerkt en vertaald naar vaste waarden om de ambities voor de binnenstad te halen. De vaste waarden zijn spelregels waarbinnen toekomstige ontwikkelingen in de binnenstad mogelijk zijn.
2.23 Bidbook Uitgaans- En Cultuurkwartier Apeldoorn
Het bidbook Uitgaans- en cultuurkwartier Apeldoorn is een verdere uitwerking van de ambities en vaste waarden uit het Regieplan Binnenstad en is op 19 januari 2011 vastgesteld. De belangrijkste doelstelling voor het uitgaans- en cultuurkwartier is het versterken van de eigen aantrekkingskracht van het gebied voor het uitgaans- en vrije-tijdspubliek. In het bidbook is aangegeven wat er moet gebeuren om de aantrekkings-kracht van het uitgaans- en cultuurkwartier te versterken en er is aangegeven welke partijen een bijdrage leveren aan de uitvoering van het bidbook.
De volgende vier verbeteropgaven zijn gegeven die gezamenlijk bijdragen aan een ver-sterking van het uitgaans- en cultuurkwartier, het gaat hierbij om zowel de uitstraling en functies (de hardware) als de samenwerking en activiteiten (de software):
- 1. Fysiek: het verbeteren van de openbare ruimte, gebouwen en verbindingen;
- 2. Aanbod: van overwegend nachthoreca en cultuur naar een kwalitatief aantrekkelijk middag-avond-nachtaanbod met vrijetijds- en uitgaanstrekkers;
- 3. Samenwerking: het verbeteren van de samenwerking tussen ondernemers in het cultuur- en uitgaanskwartier;
- 4. Profilering: het steviger in de markt zetten van het uitgaans- en cultuurkwartier in stad en regio.
De uitvoering van het bidbook vraagt om inspanning van en samenwerking met veel partijen: ondernemers, brouwers, vastgoedeigenaren, Stichting Apeldoorn Promotie en gemeente. Deze partijen zijn allen uitgenodigd om een bieding te doen op de verbeter-opgaven uit het bidbook. De biedingen vormen de concrete uitvoeringsagenda voor 2012-2013.
2.24 Visie Grindbermen
Bijzonder aandachtspunt voor de openbare ruimte vormt het behoud en terugbrengen van de historische grindbermen in het gebied. De grindbermen die vroeger langs veel wegen lagen dragen bij aan het typische karakter van het gebied.
De bijzondere cultuurhistorische en landschappelijke waarde van grindbermen is be-leidsmatig verankerd in de Visie Grindbermen (2008). Uitgangspunt van de visie is dat grindbermen in zowel stad als landelijke kernen behouden blijven en waar mogelijk weer worden hersteld en onderling verbonden. Hiermee wordt een voor Apeldoorn uniek cultuurhistorisch gegeven in het straatbeeld teruggebracht wat een bijdrage levert aan het versterken van de lokale identiteit.
Uitsnede kaart Visie Grindbermen
In de Indische Buurt zijn grindbermen aanwezig langs de Loolaan, Koningin Hortenselaan, de Badhuisweg en delen van de Koning Lodewijklaan. In de Parken is een grindberm aanwezig langs de Catharinalaan. Er wordt naar gestreefd om deze grindbermen te herstellen dan wel te behouden. In het bestemmingsplan zijn specifieke regelingen opgenomen ter bescherming van de grindbermen.
2.25 Evenementenbeleid
Om de geluidsoverlast afkomstig van muziekevenementen zoveel mogelijk te beperken voor omwonenden en om het voor organisatoren mogelijk te maken om een aantrekkelijk evnement te kunnen neerzetten ter verlevendiging van de stad, is de notitie 'Geluid en evenementen' vastgesteld. In deze notitie zijn kaders opgenomen waarbinnen muziekevenmenten gehouden mogen worden om geluidsoverlast zoveel mogelijk te beperken. Er worden drie categorieën onderscheiden die elk hun eigen hinderbeleid kennen. Het betreft de volgende categorieën:
- Categorie 1: kleinschalige evenementen waarbij de muziek ondergeschikt is zoals: manifestaties, buurtfeesten, kleedjesmarkt, braderieën, sportevenementen, haringparty, achtergrondmuziek ijsbaan, etc. en kleinschalige muziekevenementen in de muziektent van het Oranjepark.
- Categorie 2: evenementen met versterkte (live) muziek zoals Jazz in the Woods, dorpsfeesten, Koninginnedag, Harleydag, Caterpleinfeesten, Tempoe Doeloe, muziekfeesten op het Leienplein.
- Categorie 3: speciale evenementen met mega versterkte muziek en veel publiek zoals de Dancetour.
De kaders zijn niet van toepassing op onversterkte muziek.
Voor het Caterplein/Beekpark en het Oranjepark, die onderdeel uitmaken van het plangebied, wordt in het bestemmingsplan het maximum aantal evenementen vastgelegd dat per jaar mag worden gehouden. In totaal gaat het in het Oranjepark om 30 evenementen waarvan 20 evenementen in categorie 1 vallen. Op het Caterplein/Beepark zijn 18 evenementen toegestaan. Deze bepalingen zijn vastgelegd in artikel 32 van de regels van dit bestemmingsplan.
Het geluidsbeleid rondom evenementen is ook gericht op de doelstelling dat muziekevenementen moeten bijdragen aan de verlevendiging van de stad en aan de behoefte van de diverse doelgroepen. In het rapport 'Kansen voor evenementen in Apeldoorn' worden hiervoor voorwaarden gegeven.
Zoals in paragraaf 1.5 al is aangegeven heeft de Afdeling bestuursrechtspraak op 19 augustus 2015 uitspraak gedaan over de beroepen die waren ingesteld tegen het besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van dit bestemmingsplan. Daarbij heeft de Afdeling het vaststellingsbesluit vernietigd voor zover het betreft de gebiedsaanduiding 'evenementenzone - locatie 2' die aan het Oranjepark is toegekend.
2.26 Beleidsnotitie Standplaatsen
Het doel van de notitie standplaatsen is een beschrijving te geven van het toetsingskader voor de beoordeling van aanvragen voor een standplaatsvergunning. Dit beleidskader is daarmee aanvullend op de regelgeving uit de APV en de detailhandelsvisie. Een ander doel is om grip te krijgen en te houden op de standplaatslocaties en het aantal standplaatsen.
Op grond van de APV geldt een vergunningplicht voor het innemen van een standplaats. In de APV is daarnaast aangegeven dat een vergunning voor het innemen van een standplaats geweigerd kan worden vanwege strijd met een geldend bestemmingsplan. In voorliggend bestemmingsplan zijn markten en standplaatsen binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' toegestaan.
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied. Het plangebied bestaat uit de vier deelgebieden De Parken, Loolaan Noord, de Indische Buurt en Beekpark. De Parken en de Indische Buurt zijn beide onder te verdelen in twee subgebieden. De Parken bestaat uit een gebied dat is aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht en het gebied tussen de Loolaan en de Koninginnenlaan (Loolaan Noord). De Indische Buurt is onder te verdelen in een gebied dat is aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht en het overige gebied ten oosten en zuiden hiervan.
In de paragraaf 'Historie' wordt ingegaan op de historische ontwikkeling van het plangebied, de cultuurhistorie en het landschap. Vervolgens wordt aandacht besteed aam de ruimtelijke en functionele structuur van de verschillende deelgebieden. Het gebied Loolaan Noord wordt als apart deelgebied beschreven.
De Parken is in 2005 aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht en een deel van de Indische buurt is in 2002 als gemeentelijk beschermd stadsgezicht aangewezen. In aanvulling op de redengevende beschrijvingen van de beschermde stadsgezichten is in maart 2012 een Cultuurhistorische gebiedsanalyse uitgevoerd naar die delen van De Parken en de Indische Buurt die geen onderdeel uitmaken van de beschermde stadsgezichten en van Beekpark. De belangrijkste waarden in het plangebied zijn aan de hand van de aanwijzigingen als beschermde stadsgezichten en de cultuurhistorische analyse in dit hoofdstuk en in hoofdstuk 5 beschreven. De Cultuurhistorische gebiedsanalyse is als bijlage 4 bij de toelichting opgenomen.
3.1 Historie
De Stad Apeldoorn
In de 13e en 14e eeuw was Apeldoorn al een kerkdorp. De Veluwe werd in de Middeleeuwen doorsneden door handelsroutes, waarbij Apeldoorn als vergaderplaats heeft gefungeerd vanwege de centrale ligging. Apeldoorn ligt op de oostflank van een stuwwal, op de grens van hoog en laag/droog en nat. Deze situatie was ideaal voor de ontwikkeling van een landbouwcultuur met een goede watervoorziening. Op grond van de ligging kon Apeldoorn worden gerangschikt onder de zogenaamde flankesdorpen. De boerderijen waren dicht bij elkaar rondom een brink gebouwd met daaromheen het bouwland.
Vanaf 1590 is een sprengenstelsel aangelegd ten behoeve van onder andere de papierfabricage. De stedelijke ontwikkeling werd rond 1810 aangezet. Deze ontwikkeling kwam tot stand door het initiatief van koning Willem I om Het Loo als residentiële buitenplaats te kiezen. In 1840 werd door de opkomende nijverheid en industrialisatie in Apeldoorn het sprengenstelsel verbeterd. Rond 1850 kenmerkte Apeldoorn zich door lintbebouwing in noord-zuidrichting langs de Dorpsstraat (de huidige Hoofdstraat). In het noorden leidde dit lint naar één van de assen van paleis Het Loo, in het zuiden kreeg dit lint een vervolg in de weg naar Arnhem.
Apeldoorn rond 1850
De Parken
De villawijk De Parken werd aangelegd in het gebied tussen het oude dorp Apeldoorn en het in opdracht van stadhouder-koning Willem III (1650-1702) gebouwde paleis Het Loo. Het villagebied De Parken vindt zijn oorsprong in 1874 toen de welgestelde steenfabrikant H.C. van der Houven van Oordt (1837-1901) het tussen Het Loo en Apeldoorn gelegen landgoed De Pasch aankocht, om er een wandelpark met villabebouwing te ontwikkelen. Na het Oranjepark zijn later nog twee parken aangelegd; het Wilhelminapark (ca 1890) en het Prinsenpark (1909).
De ontwikkeling van het beschermd stadsgezicht De Parken moet gezien worden in het kader van de sterke toename van het aantal welgestelden dat in de loop van de 19de eeuw een woonplaats zocht buiten de dichtbevolkte, grauwe stadskernen. Vóór de aanleg van de villawijk De Parken behoorde het grootste deel van het gebied bij het landgoed De Pasch en het uit de eerste helft van de 19de eeuw daterende landgoed De Vlijt, later omgedoopt in Maria's Lust of Marialust. Behalve uit de huizen en de daaromheen gelegen tuinen bestonden de landgoederen uit akkers, weiden en beboste percelen. De villawijk werd aangelegd binnen het kader van een aantal bestaande doorgaande en locale wegen, waarbij elementen en structuren van de oude landgoederen (Marialust/De Vlijt, De Pasch) in het plan werden geïntegreerd of omgevormd. De belangrijkste van die veel oudere wegen zijn de Deventerstraat (de oude weg van Apeldoorn naar Zutphen en Deventer) en de Loolaan. De Loolaan werd in 1739 als eerste laan van het monumentale assenstelsel vanuit het Loo aangelegd door Willem IV en was gericht op de oude Mariakerk op het Raadhuisplein. Ook de Koninginnelaan en de Loseweg zijn oude structuren. Het merendeel van de bebouwing is tussen 1890 en 1940 gerealiseerd.
In de wijk De Parken ligt een tweetal waterlopen: de Grift en de Badhuisspreng. De Grift werd in de 14de eeuw gegraven om het gebied in noordelijke richting af te wateren. Dit kanaal, dat van de 14de eeuw gegraven om het gebied in noordelijke richting af te wateren. Dit kanaal, dat van oudsher een recht beloop had, werd gevoed door beken die vanaf de stuwwal in oostelijke richting stroomden. In 1434 werd langs de Grift, nabij het terrein van de voormalige gemeentewerf, een watermolen gebouwd. Tegen deze papiermolen werd in de 17de eeuw een kopermolen aangebouwd. In het eerste kwart van de 19de eeuw kocht Jan Hendrik Ameshoff de inmiddels tot papierfabriek 'De Vlijt' omgevormde molen. Op het gelijknamige landgoed liet hij een landhuis bouwen, dat later de naam 'Marialust' kreeg. Hoewel de inrichting omstreeks 1950 sterk is gewijzigd, onder meer door het vergraven van de Grift en de aanleg van nieuwe op de Engelse landschapsstijl geïnspireerde paden, is de historische relatie tussen de waterloop, het verdwenen molencomplex en het landhuis nog herkenbaar in de ruimtelijke structuur. Vanuit cultuurhistorisch perspectief vormt de Grift een belangrijke ruimtelijke drager van de stedenbouwkundige structuur.
De Badhuisspreng is een sprengbeek die ontspringt in de wijk Berg en Bos. In de Franse Tijd werd deze waterloop gegraven, als werkverschaffing en om bluswater naar het centrum van Apeldoorn te voeren. De beek voedde de vijvers die onderdeel uitmaakten van de tuin van landgoed Marialust, zoals begin 19de eeuw in Engelse landschapsstijl aangelegd. De huidige vijvers in het Wilhelminapark vormen hiervan een restant. Ook de vijvers van het Prinsenpark zijn aangelegd langs het tracé van een inmiddels verdwenen sprengbeek. Het gedeelte van de Badhuisspreng dat het beloop van de Meester van Rhemenslaan volgt, is in de tweede helft van de vorige eeuw overkluisd en derhalve thans niet zichtbaar.
Loolaan Noord
In het kielzog van de villawijk De Parken ontwikkelde zich noordwestelijk van de wijk, tussen de Loolaan en de Koninginnelaan op de oude Loosche Enk een eenvoudiger woonbuurt. Het bestaande wegenpatroon bleef daarbij gehandhaafd. Nog op de midden 19de-eeuwse kaarten van Apeldoorn zijn deze prestedelijke structuren duidelijk aanwezig: een netwerk van langgerekte, globaal van het zuiden naar het noorden lopende wegen (Loseweg, Piet Joubertstraat, Kweekweg-Korteweg, Koninginnelaan) en enkele dwarsverbindingen, zoals de Langeweg en de Hogeweg). Bovendien zijn nog enkele nieuwe straten toegevoegd aan het bestaande patroon (Tulpenlaan, Julianalaan). Dit gebied dankt haar karakteristieke, dorpse sfeer vooral aan de typische bebouwing; eenvoudige vrijstaande woonhuizen, die in architectonisch opzicht een zekere afspiegeling van de rijkdom en overdaad in De Parken vertonen. Typerend is het domineren van de vrij spitse zadeldaken of mansardedaken met de nokrichting min of meer loodrecht op de straat. Doordat de tuinen klein zijn, de kavels smal en het verkeer in de smalle profielen geen ruimte laat voor bomen, ogen de straten zeker in vergelijking met andere delen van de wijk enigszins stenig.
Indische Buurt
De ontwikkeling van de Indische Buurt vond vooral plaats op het oude akkerland van de zogenoemde Nieuwe Enk. De Nieuwe Enk is in gebruik genomen toen er meer landbouwgrond nodig was. Het gebied ten noorden van de tegenwoordige Sprengenweg werd toen ontgonnen. Geleidelijk ontstond een strokenverkaveling, die zich uitstrekte vanaf ongeveer de Loolaan tot de Schuttersweg en vanaf de Sprengenweg tot aan ongeveer de Heuvellaan. Na het midden van de 19de eeuw kwamen de enkgronden vrij voor woningbouw. Zo ontstond de Indische Buurt, die in het begin van de 20ste eeuw werd volgebouwd. Bij de aanleg is voor een groot deel uitgegaan van reeds bestaande wegen en verkavelingsstructuren. Parallel aan de bestaande Badhuisweg kwamen enkele nieuwe straten te liggen, waaronder de Gardenierslaan, de Billitonlaan en de in het deelgebied liggende Hoogakkerlaan.
Op de hoek van de Sprengenweg en de Koning Lodewijklaan is in 1886 een gemeentelijk ziekenhuis geopend, het latere Julianaziekenhuis. Inmiddels is het ziekenhuis gesloopt. In de rand van de tuinaanleg is een deel van het tracé van de Badhuisspreng opgenomen. De Badhuisspreng is een spreng die oorspronkelijk het badhuis voedde. Dit badhuis stond op de hoek Sprengenweg en de voormalige Badhuisweg (nu Beekpark genoemd).
Beekpark
In Beekpark concentreerde de bebouwing zich lange tijd langs de Dorpsstraat en de Asselsestraat, de oude uitvalsweg naar het westen. Behalve lintbebouwing was er enige verspreid liggende bebouwing. Het gebied lag direct langs de oostelijke rand van de Apeldoornse Enk en al vrij snel buiten het dorpscentrum begon hier het buitengebied. Langs de enk ontwikkelden zich diverse bescheiden woonwijkjes met dicht opeen staande kleine middenstandswoningen en arbeidershuizen, onder meer langs de Roggestraat. Bovendien ontstonden er kleine bedrijfspanden en langs de Asselsestraat en de Nieuwstraat kwamen steeds meer winkels.
Het tegenwoordige Caterplein dateert voor het merendeel uit de eerste helft van de 20ste eeuw. Dit is terug te zien aan diverse karakteristieke winkel- en horecapanden die dateren uit deze tijd. Tenslotte, net als rondom het Caterplein bleef ook langs de Asselsestraat het historische karakter vrij goed intact. Hier is een afwisseling te zien van winkelpanden uit verschillende periodes en enkele tot winkels getransformeerde villaatjes uit omstreeks 1880.
Aan het eind van de 20e eeuw transformeerde het gebied tot een cultuurkwartier door de bouw van een bibliotheek en een Huis voor Schone Kunsten met onder andere een cultuureducatiecentrum en een poppodium. Daarnaast zijn een brandweerkazerne en een politiebureau in het gebied te vinden. Aan het begin van deze eeuw werd het cultuurkwartier aangevuld met een museum/gemeentearchief (CODA), met de transformatie van het bestaande ACEC-gebouw tot bedrijfsverzamelgebouw op het gebied van kunst en cultuur en met een recent geopend bioscoopcomplex.
Aan het eind van de 20e eeuw en begin deze eeuw is er veel woningbouw gerealiseerd in het gebied. De appartementencomplexen aan het Beekpark en de Vosselmanstraat en de woningen aan de Librije en de Roggestraat dateren uit deze periode.
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
De Parken, de Indische Buurt en Beekpark hebben ieder een eigen ruimtelijke en functionele structuur. Onderstaand wordt eerst per deelgebied de ruimtelijke structuur beschreven, hierbij ligt de nadruk op de ruimtelijke kwaliteiten in het gebied, waarbij zowel de structuren als de bebouwing wordt beschreven. Vervolgens wordt een beschrijving gegeven van de functionele structuur in de verschillende deelgebieden.
3.2.1 Ruimtelijke structuur
De Parken
De wijk De Parken is een ruim opgezet, monumentaal villapark van rond eind 19e, begin 20e eeuw. Het ligt direct ten noorden en oosten van het centrum van Apeldoorn en ten westen van het industrieterrein De Vlijt. De Parken bestaat uit het gebied tussen de Laan van Kerschoten, de Generaal van Heutszlaan, de Deventerstraat en de Kerklaan / Koninginnelaan.
Beschermd stadsgezicht De Parken is van grote stedenbouwkundige waarde. Formele patronen (rechte lanen, zichtassen, focuspunten) en natuurgelijkende elementen (slingerende, beplante lanen, parken in Engelse Landschapsstijl) zijn verweven tot een eenheid waarbij vooral de lanenstelsels en het vele groen sterk verbindende factoren zijn. Binnen het gebied liggen meerdere markante stedenbouwkundige ruimten, zoals de parken en de pleinen met de omringende bebouwing. In het algemeen is sprake van een doordachte situering van de panden, hetgeen zowel heeft geresulteerd in meerdere bijzondere plekken als in een zeer waardevol totaalbeeld. De stedenbouwkundige opzet is gaaf bewaard gebleven. De langs het Oranjepark gelegen Kerklaan en Regentesselaan hebben een monumentaal karakter dankzij het rechte verloop en het brede profiel. De gebogen lanen, met hun doorgaans smallere profiel en korte zichtlijnen, sluiten aan bij het meer romantische karakter van de in Engelse landschapsstijl ingerichte groengebieden. De beplanting van de wegen draagt daar in hoge mate aan bij.
De wijk De Parken is tevens van belang vanwege de hoogwaardige architectonische kwaliteit en gaafheid van de bebouwing. Uniek is zowel de omvang van het gebied als de grote rijkdom aan verschillende bouwtypen, hoofdvormen en stijlen, vooral uit de periode 1875-1940. Op enkele plaatsen staan ook woningen van recenter datum. In het algemeen zijn de oudste villa's het grootst, het rijkst gedetailleerd en op ruime kavels gebouwd. Met name in de vroegst gerealiseerde gedeelten van de Parken vond bebouwing in hoog tempo plaats. Het Oranjepark, Emmapark en de omgeving van het Emmaplein vertonen dan ook een vrij homogeen bebouwingsbeeld. Hier is veelal sprake van verschillende, doch gelijktijdig (en architectonisch verwante) gerealiseerde villa's. In andere gedeelten (Wilhelminapark en Prinsenpark) is sprake van minder homogeniteit; hier worden 19e-eeuwse villa's afgewisseld door bebouwing daterend uit het begin van de vorige eeuw en uit de 30-er jaren. In met name de jongste gedeelten van de wijk (Marialust) en de gebieden die later zijn verdicht, zet dit beeld zich voort, waarbij overwegend sprake is van 30-er jaren bouw. De successievelijke uitgifte van bouwkavels leidde tot soms wat toevallig aandoende overgangen en een sterk gevarieerd beeld.
Het merendeel van de villa's en woningen in het beschermd stadsgezicht De Parken betreft vrijstaande panden, maar her en der staan ook twee of meer woningen onder één kap. Veel voorkomende bouwelementen zijn de serres en veranda's. Opvallend is de rijkdom aan hoofdvormen en bouwstijlen; de meeste van de sinds het midden van de 19de eeuw populaire bouwstijlen zijn in De Parken vertegenwoordigd. Het gebied heeft diverse fraaie ensembles doordat op vele plaatsen meerdere waardevolle panden bijeenliggen.
Bebouwing Kerklaan, De Parken
Loolaan Noord
Het gebied Loolaan Noord wordt gekenmerkt door een kleinschalig en dorps karakter. Het prestedelijke wegenpatroon is hier gehandhaafd gebleven en de perceelsrichtingen borduren voort op de vroegere verkavelingsstructuren van het agrarisch gebied. In tegenstelling tot de villawijk en de aangrenzende Loolaan, bestaat de bebouwing tussen de Loolaan en de Koninginnelaan uit veel kleinschaliger enkelvoudige of dubbele woningen. Er is sprake van lintbebouwing op relatief smalle, vaak diepe percelen. In de wijk was veel bedrijvigheid, wat terug te zien is aan de restanten van oude werkplaatsen achter of bij de huizen, bijvoorbeeld aan de Langeweg, de Zwolse Binnenweg en de Piet Joubertstraat. Ook in deze wijk zijn fraaie ensembles te vinden, waaronder de voormalige Noorderkerk met omliggende woningen aan de Piet Joubertstraat.
Bebouwing Loolaan Noord
Indische Buurt
Het te beschermen gedeelte van de Indische Buurt te Apeldoorn kenmerkt zich door de aanwezigheid van een in gave staat verkerende historische stedenbouwkundige structuur. Deze structuur heeft sinds de vorming ervan eind 19e en begin 20e eeuw geen ingrijpende wijzigingen meer ondergaan.
Binnen de huidige stedenbouwkundige structuur verwijst een aantal oude wegenstructuren nog naar de situatie van vóór de aanleg van de woonwijk. Het betreft in oorsprong laatmiddeleeuwse uitvalswegen (Soerenseweg, Badhuisweg), enkele oude zandwegen en delen van het monumentale 18e eeuwse assenstelsel van het Loo (Koning Lodewijklaan en Loolaan). Bij de inrichting van de straten in de Indische Buurt is er een onderscheid te maken tussen de doorgaande lange lijnen (vaak van oudere oorsprong) en de strakker verkavelde woonbuurten. De lange lijnen hebben een losser opgezet profiel en doen soms landelijk aan, met een grindberm en bomen en een gebogen verloop. In de verkaveling van de woonbuurten is de oorspronkelijke agrarische parcellering vaak nog afleesbaar. In deze straten zijn de profielen meer formeel ingedeeld, met duidelijk onderscheid tussen de stoep, rijbaan, parkeren en groen.
Voorts is sprake van een grote samenhang tussen de historische stedenbouwkundige structuur en de aard en de ligging van de bebouwing. In de gehele wijk treft men uit de late 19e en vroege 20e eeuw daterende bebouwing aan, bestaande uit meestal vrijstaande middenstandswoningen en kleine en grote villa's, veelal gesitueerd in omringende tuinen met karakteristieke groenelementen en historische erfa fscheidingen.
Bebouwing Indische Buurt
Er is sprake van een in vrij gave staat verkerende, zeer karakteristieke historische bebouwing, die geheel aansluit bij de 19e en vroeg 20e eeuwse stedenbouwkundige structuur. Zo is er een gaaf bestand aanwezig aan middenstandswoningen, kleine en grote villa's in een grote verscheidenheid aan typen en bouwstijlen, die kenmerkend zijn voor de genoemde periode. Aan de in aanleg 18e eeuwse Loolaan bevindt zich een groot aantal forse, monumentale villa's en twee zeer waardevolle historische kerkgebouwen (Grote Kerk en de voormalige Gereformeerde kerk aan de Piet Joubertstraat). Als geheel is de bebouwing met al zijn typen, vormen en stijlkenmerken zeer bepalend voor het historische karakter van de wijk.
Beekpark
De kwaliteiten van het Beekpark zijn in tegenstelling tot De Parken en de Indische Buurt veel minder te vinden in cultuurhistorische kwaliteiten, maar des te meer in kwaliteiten als aantrekkelijk centrumgebied en als cultureel uitgaanscentrum. Het uitgaansplein Caterplein en het Cultuurkwartier vormen een belangrijk cultureel uitgaanscentrum in Apeldoorn en rond het Beekpark zijn veel belangrijke centrumfuncties te vinden. Ook in Beekpark zijn in de structuur, bebouwing en in het groen kwaliteiten aan te wijzen die van belang zijn voor het bestemmingsplan.
De oudste aanwezige structuren in het Beekpark zijn de Asselsestraat en de Hoofdstraat, die oostelijk van het plangebied elkaar kruisen en daar het belangrijkste historische knooppunt van wegen vormen in het dorpscentrum. Ook de van de Hoofd- en Nieuwstraat aftakkende weg in noordwestelijke richting (Badhuisweg, thans Beekpark) is van historisch belang, waarbij op sommige percelen nog de oude perceelsrichtingen zichtbaar zijn.
De historische bebouwing concentreert zich langs de Hoofdstraat, de Nieuwstraat, het Beekpark en de Asselsestraat. Langs de Hoofdstraat bevindt zich een aantal grote vrij-staande voormalige villa's en herenhuizen (deels beschermd als gemeentelijk monument) uit de tweede helft van de 19de en de vroege 20ste eeuw. Hier is nog min of meer het beeld van de oude Dorpsstraat herkenbaar gebleven. Karakteristiek voor het Beekpark is ook de vrij kleinschalige lintbebouwing langs de Asselsestraat die bestaat uit een reeks dicht opeenstaande woonwinkelhuizen uit de periode tussen circa 1900 en 1940.
De omgeving van het Caterplein / Beekpark is in de vroege 20ste eeuw tot horecagebied getransformeerd, onder meer met de opvallende grote winkelwoonhuizen op de kop van de Hoofdstraat en het Beekpark uit het interbellum. Tevens vindt men aan deze Loolaan, op de hoek met de Soerenseweg het grote schouwburgcomplex Orpheus. Dit complex met uit de jaren '60 daterende aanleg, gerealiseerd ter plekke van de voormalige oude begraafplaats.
Bebouwing Vosselmanstraat en Cultuurplein in Beekpark
3.2.2 Functionele structuur
De Parken
In De Parken overheerst de woonfunctie, maar daarnaast komt een grote verscheidenheid aan niet-woonfuncties voor. Verspreid over de wijk bevinden zich maatschappelijke voorzieningen, voornamelijk scholen en kerken, die veelal dateren uit de beginperiode van de wijk. Aan de Koninginnelaan bevindt zich een concentratie van winkelvoorzieningen. Daarnaast komen verspreid over de wijk veel kantoren voor, al dan niet gecombineerd met woningen. De grootste kantorenconcentratie bevindt zich langs de Deventerstraat en het gebied tussen het Oranjepark en de Deventerstraat. Ook zijn er veel woningen met een praktijkruimte.
Loolaan Noord
Ook in het gebied Loolaan Noord overheerst de woonfunctie. Daarnaast komt er een aantal kleinschalige bedrijven en winkels tussen de woonbebouwing voor en er bevindt zich een school aan de Losweg. De bedrijven zijn vaak oude bedrijven die over het algemeen vaak achter op het perceel liggen, verscholen vanaf de weg. Aan de Hogeweg is een woonwagenlocatie aanwezig.
Indische Buurt
De Indische Buurt is een echte woonwijk. Met name in het westen wordt de Indische Buurt begrensd door woonbuurten. Menging van functies is met name aanwezig aan de Loolaan en de Sprengenweg en het gebied ten oosten van de Loolaan. Hier bevinden zich voorzieningen als winkels, kantoren en enige gebouwen ten behoeve van medische voorzieningen. Verder zijn er verspreid over het gebied enkele buurtwinkels en horecagelegenheden te vinden.
Verspreid over de Indische Buurt komen maatschappelijk voorzieningen voor zoals scholen en twee monumentale kerken. Tussen de woonbebouwing komen een aantal kleinschalige bedrijven voor.
Beekpark
In tegenstelling tot De Parken en de Indische Buurt overheersen de voorzieningen in Beekpark. Vanaf de late 20ste eeuw is dit gebied ingrijpend gerenoveerd en deels nieuw ingevuld. De nieuwbouw bestaat er enerzijds uit meerlaagse woningbouw, anderzijds uit een cultureel centrum waar plaats wordt geboden aan onder meer het gemeentelijke archief (CODA), een bibliotheek, theater, kunst en film. De nieuwbouw omvat vooral het noordelijke deel van dit plangebied, waarbij de historische bebouwing zich vooral concentreert langs de hoofdstructuren als de Hoofdstraat, het Beekpark, de Nieuwstraat en de Asselsestraat.
Aan de Hoofdstraat komen veel verschillende functies voor zoals winkels en horeca en in mindere mate kantoren en dienstverlening. Woningen bevinden zich op de verdieping. Ook aan de verbinding van de Hoofdstraat met het Beekpark zijn horecavoorzieningen en winkels te vinden. De Asselsestraat bestaat voornamelijk uit winkels met woningen op de verdieping. In het Beekpark bevinden zich ook het politiebureau en de brandweerkazerne.
3.3 Groen- En Waterstructuur
De Parken
Beplanting is wezenlijk voor het aanzien en de uitstraling van De Parken. De parken en lanen vormen belangrijke dragers van de ruimtelijke structuur. Daarnaast draagt de samenhang tussen de laanstelsels en de beplantingen in particuliere tuinen bij aan het groene beeld van de wijk. Door de veelal vrijstaande villabebouwing bestaat bovendien grote samenhang tussen de beplanting aan de voor- en achterzijde van de woningen. Zo krijgt de suggestie van het buiten wonen, dat een leidend motief was voor de ontwerpen die aan de inrichting van deze villawijk ten grondslag liggen, treffend gestalte. Dat de tuinen, via de lanen, de parken en uiteindelijk de parkweiden bij Marialust in relatie worden gebracht met het landschap zelf, draagt bij tot dit begrip. Het instandhouden van deze samenhangende reeks is een essentieel uitgangspunt van dit bestemmingsplan.
De vier stadsparken het Oranjepark, het Prinsenpark, het Verzetstrijderspark en het Wilhelminapark zijn in hoge mate bepalend voor het aanzien van de wijk. De aanleg van de parken in Engelse landschapsstijl is nog goed herkenbaar. Het beeld wordt bepaald door langgerekte, meanderende waterpartijen, lange gebogen paden, monumentale, solitaire bomen en kleine boomgroepjes op uitgestrekte grasvelden die open en meer gesloten parkdelen aan elkaar koppelen. Oostelijk van de Van Aelstlaan loopt een deel van het tracé van de Grift, een afwateringskanaal dat in de 14e eeuw is gegraven ten behoeve van de ontwatering van de natte gronden in het gebied ten oosten van Apeldoorn.
Oranjepark en Verzetstrijderspark
Het groene karakter van de Parken wordt in belangrijke mate bepaald door de beplanting en inrichting van de lanen. Er is sprake van een netwerk van lanen, dat een bepalend onderdeel vormt van de ruimtelijke structuur van De Parken. Dit netwerk bestaat uit verschillende stelsels. De oorspronkelijke landwegen vormen het oudste stelsel. Deze wegen zijn veelal uitgegroeid tot hoofdwegen en overstijgen - zeker in functionele zin - het niveau van De Parken. Vervolgens wordt een tweetal ontworpen lanenstelsels herkend. Eén met een formele karakteristiek, geometrisch, perspectivisch gericht en soms voorzien van bijzondere accenten (pleintjes, vorken e.d.). De andere met romantische karakteristiek, zacht, slingerend, perspectivisch gesloten en bedoeld om te "dwalen". Tenslotte zijn er nog de lanen en straten uit de inbreidingsgebieden, die mede afhankelijk van hun ligging en moment van aanleg een formele, romantische of doelmatige inrichting kennen. Het straatprofiel van de lanen is ingetogen en heeft een klassieke opbouw, veelal een driedeling met grasbermen, rijbaan en stoep. Voor de materialen wordt gebruik gemaakt van het klassieke kleurenpalet van de parkenbuurt. De bomen in de lanen dragen bij aan de schilderachtige sfeer. Iedere laan kreeg een eigen gezicht dankzij de keuze voor verschillende boomsoorten die qua hoogte en kruinomvang passen in het profiel van de straat.
De tuinen bij de villa's ondersteunen het groene karakter van het beschermd stadsgezicht. Karakteristiek is ook het bij vele panden nog aanwezige hekwerk ter afscheiding van tuin en straat. In algemene zin zijn de tuinen zodanig ingericht en beplant dat zij bijdragen aan het groene beeld van het beschermd stadsgezicht De Parken. De voortuinen vormen een groene voorgrond voor de bebouwing, die vanaf de straat goed zichtbaar is. Een groene invulling van de zijtuinen zorgt ervoor dat de gebouwen niet aan elkaar groeien, zodat het beeld van losse villa's in het groen blijft bestaan. Op de grotere, binnenterreinen staan vaak grote bomen, waardoor het groen hoog oprijst achter de gebouwen. Ook dit draagt bij aan het groene beeld van De Parken.
Loolaan Noord
De Loolaan Noord heeft door de klein en verharde voor- en zijtuinen een stenig karakter. Het open groengebied in het bouwblok tussen de Langeweg en de Hogeweg vormt een belangrijk groenelement in het gebied. Daarnaast zijn er om het Hardonkhof en het Moermanhof een aantal groenvoorzieningen gesitueerd.
Indische Buurt
Tot de waardevolle groenelementen behoort de karakteristieke laanbeplanting in diverse lanen, zoals de Gardenierslaan en de Bosweg. Zeer monumentaal is de laanbeplanting aan de Loolaan, bestaande uit linden, twee rijen aan de oostelijke zijde en drie rijen aan de westelijke zijde. De grote oude villa's, die aan weerszijden van de Loolaan zijn gebouwd, bezitten rondom grote tuinen, veelal ook met monumentaal groen. In het zuidelijke deel van de laan (ten zuiden van de Grote Kerk) ontbreken de dubbele bomenrijen. Ten zuiden van de Grote Kerk staat een groep monumentale beuken, wellicht behorende tot de oorspronkelijke aanplant van de Loolaan.
Het zeer brede profiel van de Koning Lodewijklaan wordt opgesierd door een nog relatief jonge laanbeplanting, die de middenberm van deze laan een uitgesproken groen karakter verleent. De middenberm is daarnaast cultuurhistorisch van belang vanwege het voormalig gebruik als spoortracé.
Het groene karakter van de wijk wordt vooral bepaald door de vele particuliere (villa)tuinen, waarin zich vele voor het stadsbeeld belangrijke (groen)elementen bevinden. Deze tuinen worden in veel gevallen aan de straatzijde afgesloten door authentieke hekwerken, tuinmuurtjes of hagen. De grootste tuinen vindt men aan de Loolaan. In het noordoostelijke deel van het gebied bevindt tussen de Loolaan en de Burglaan een klein bosgebied, een restant van het Spainkbos. Dit bosgebied sluit aan op de grote bosachtige tuin van 'Huize Boschrust' (Loolaan 59). Ook de tuin van het voormalige Julianaziekenhuis draagt bij aan het groene karakter van de wijk. Hier bevindt zich ook een deel van het tracé van de Badhuisspreng.
Beekpark
Tot de waardevolle groenelementen binnen Beekpark behoort de ruim opgezette parkachtige setting van de bebouwing langs de westzijde van het noordelijke deel van de Hoofdstraat. Hier staan grote villa's op ruime percelen met veel groen. Het groengebied Beekpark, gevormd uit de grote villatuinen van panden aan de Hoofdstraat, heeft ook een belangrijke betekenis als stadspark.
3.4 Verkeer En Vervoer
Loolaan, Zwolseweg, Vosselmanstraat, Deventerstraat, Kerklaan, Regentesselaan, Wilhelmina Druckerstraat, Jachtlaan en het deel van de Sprengenweg ten westen van de Badhuisweg en het deel van de Canadalaan tussen de Regentesselaan en de Loolaan maken deel van de hoofdwegenstructuur. De rest van de wegen hebben een verblijfsfunctie.
Binnen het gebied zijn een aantal belangrijke fietsverbindingen. Deze belangrijke fietsverbindingen liggen in elk geval en hoofdzakelijk op de hoofdwegenstructuur. De Badhuisweg en de Koninginnelaan zijn in het verkeersbeleid benoemd als fietsdoorstroomas. Hierbij is de Badhuisweg al als zodanig ingericht.
4 Gebiedsvisie
4.1 Inleiding
In hoofdstuk 3 is de huidige situatie van het plangebied beschreven. Per deelgebied is hiervan een beschrijving gemaakt. In dit hoofdstuk wordt de visie op het plangebied voor de komende 10 jaar beschreven.
Allereerst wordt een visie gegeven op gebiedsniveau. Vervolgens wordt aangegeven op welke wijze dit in onderhavig bestemmingsplan wordt vertaald. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de 3 deelgebieden:
- rijksbeschermd stadsgezicht de Parken;
- Loolaan Noord;
- gemeentelijk beschermd stadsgezicht de Indische Buurt;
- het Beekpark.
Vervolgens wordt per functie (wonen, maatschappelijk, kantoor, detailhandel, etc.) kort de visie geschetst gevolgd door de wijze hoe dit in het bestemmingsplan verankerd wordt. Voor de functie wonen is ook onderscheid gemaakt tussen de drie deelgebieden vanwege het eigen karakter van de gebieden. Bij de overige functies is dit onderscheid niet gemaakt.
Bij de vertaling van de visie in het bestemmingsplan wordt ingegaan op de hoofdlijnen. In hoofdstuk 6 wordt per bestemming gedetailleerd aangegeven hoe de exacte vertaling in het bestemmingsplan is. Tot slot is van belang dat het hier gaat om een conserverend bestemmingsplan. Geldende rechten op grond van de huidige bestemmingsplannen worden gerespecteerd.
4.2 Relatie Bestemmingsplan En Beeldkwaliteitplan
In het bestemmingsplan 'De Parken, Indische Buurt en Beekpark' is een juridische regeling opgenomen over de wijze waarop gronden mogen worden gebruikt en in welke mate ze mogen worden bebouwd. Daarnaast is per deelgebied een beeldkwaliteitplan opgesteld. Naast het officiële welstandskader (dit zijn de regels op grond van de Woningwet waaraan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit plannen toetst) zijn in het beeldkwaliteitplan handreikingen gegeven over de wijze waarop de gebiedseigen kwaliteiten versterkt kunnen worden. Deze handreikingen worden niet alleen voor bebouwing gegeven maar ze hebben ook betrekking op de inrichting van de openbare ruimte en aspecten als bijvoorbeeld erfscheidingen en groenstructuren. De beeldkwaliteitplannen vormen daarmee een nadere invulling van hetgeen in het bestemmingsplan ruimtelijk mogelijk wordt gemaakt.
4.3 Gebiedsvisie
Hoewel divers, kan in algemene zin gezegd worden dat het plangebied van belang is voor Apeldoorn. Met name in de Parken en ook in de Indische Buurt en in Loolaan Noord is het verleden tot op de dag van vandaag nog goed zichtbaar. Van belang is dat deze kwaliteiten ook voor de toekomst gehandhaafd blijven. Het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitplan spelen hierbij een belangrijke rol.
Het Beekpark is in deze een wat vreemde eend in de bijt. Met de aanwezigheid van bijvoorbeeld het Caterplein en vele centrumvoorzieningen is het huidige bestemmingsplan flexibeler van opzet en ligt het accent in mindere mate op bescherming. De centrale doelstelling voor het bestemmingsplan is dan ook tweeledig:
- 1. het behoud en waar mogelijk de versterking van de voor het plangebied waardevolle ruimtelijke structuur, de cultuurhistorisch waardevolle elementen en het historische bebouwingsbeeld en de samenhang ertussen;
- 2. het bieden van een actuele, flexibele regeling om gewenste ontwikkelingen te faciliteren.
Omdat het hier gaat om het actualiseren van geldende bestemmingsplannen zijn de rechten zoals vertaald in de geldende bestemmingsplannen vertrekpunt.
4.3.1 De Parken
4.3.2 Loolaan Noord
4.3.3 Indische Buurt
4.3.4 Beekpark
4.4 Wonen
4.4.1 Visie
De Parken, Loolaan Noord en de Indische Buurt zijn overwegend woongebieden. De woonfunctie levert dan ook een zeer belangrijke bijdrage aan de waarde van het plangebied. De woonfunctie dient dan ook zoveel mogelijk te worden versterkt. Van belang is dat de kwaliteiten en diversiteit in bebouwing beschermd wordt waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen 'reguliere' woningen en monumenten en beeldbepalende panden. Anderzijds is van belang dat voldoende flexibiliteit wordt geboden aan de gebruiksmogelijkheden van de woningen om de waarde van de bebouwing ook op lange termijn te kunnen waarborgen en in stand houden.
Het wonen levert in Beekpark een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid en levendigheid van het centrum. Dit geldt niet alleen voor de grondgebonden en gestapelde woningen in het zuidelijke deel van Beekpark maar ook voor de aanwezige wooneenheden op de verdieping boven de diverse centrumfuncties.
De bestemmingsplansystematiek in het bestemmingsplan 'De Parken' uit 1996 voor het rijksbeschermd stadsgezicht 'De Parken' wijkt af van de rest van het plangebied.
4.4.2 Vertaling in het bestemmingsplan
- Voor het rijksbeschermd stadsgezicht 'De Parken' is de bestemming 'Wonen - 1' opgenomen en voor het overige deel van het plangebied is de bestemming 'Wonen - 2' opgenomen.
- Op locaties waar een tweede functie (kantoor, maatschappelijke voorziening, detailhandel of horeca) aanwezig is, is de functie op de plankaart bij het bestemmingsplan aangeduid.
- Door toepassing van van maatwerk qua situering en hoogten wordt het bebouwingsbeeld gehandhaafd. Hierbij is voor beschermd stadsgezicht De Parken een strengere regeling opgenomen (strakkere bouwvlakken) dan in de rest van het plangebied.
- Om de karakteristieke openheid van zijtuinen in de beschermde stadsgezichten te behouden is een specifieke regeling opgenomen.
- Bij elke woning is het mogelijk onder voorwaarden een beroep of bedrijf aan huis uit te oefenen.
4.5 Gemengde Functies
4.5.1 Visie
De wijken de Parken en de Indische Buurt zijn primair woonwijken. Daarnaast komen ook verschillende andere functies voor, veelal kantoren of maatschappelijke dienstverlening. Deze leveren een belangrijke bijdrage aan de diversiteit en levendigheid in de wijk en dragen daardoor bij aan de waarde van het plangebied.
Enerzijds is van belang dat deze functies hun huidige gebruiksmogelijkheden kunnen continueren. Tegelijkertijd is van belang dat deze panden, wanneer bijvoorbeeld het gebruik als kantoor wordt beëindigd, weer als woning in gebruik kunnen worden genomen. De gemengde functies krijgen dan ook een adequate regeling in het nieuwe bestemmingsplan.
Specifieke aandacht binnen het Beekpark vraagt Orpheus, dat niet alleen prominent als bouwwerk aanwezig is in het plangebied, maar een ook op stad en regionale schaal een belangrijke bijdrage levert aan het voorzieningenaanbod van Apeldoorn.
4.5.2 Vertaling in het bestemmingsplan
- Voor panden in het rijksbeschermd stadsgezicht De Parken die in gebruik zijn als kantoor, dan wel voor een maatschappelijke functie (niet zijnde scholen of kerken, e.d.), als detailhandel, horeca of dienstverlening is de bestemming 'Gemengd - 1' opgenomen. Naast de aangeduide functies is ook gebruik als woning is toegestaan. Wat betreft de bestemmingsregeling is aangesloten bij de regeling voor de bestemming 'Wonen - 1'.
- Voor kantoorpanden buiten het beschermd gezicht is de bestemming 'Gemengd - 2' opgenomen wat aansluit op de regeling voor de bestemmings 'Wonen - 2'.
- Voor Orpheus is de bestemming 'Gemengd - 3' opgenomen. Binnen deze bestemming is een mix van gebruiksmogelijkheden toegestaan op het gebied van cultuur en ontspanning, horeca, en maatschappelijke voorzieningen. Dit komt overeen met de mogelijkheden uit het bestemmingsplan 'Beekpark' uit 1996.
4.6 Centrumfuncties
4.6.1 Visie
Het Beekpark maakt onderdeel uit van de binnenstad die een belangrijke rol speelt met betrekking tot het voorzieningenniveau van de stad. Dit vraagt een bestemmingsplan dat voldoende flexibel van opzet is zodat uitwisseling van functies mogelijk is. Daarnaast is van belang dat, waar mogelijk op de verdieping kan worden gewoond.
4.6.2 Vertaling in het bestemmingsplan
- Voor de delen van het plangebied die onderdeel uitmaken van het centrumgebied is de bestemming 'Centrum' opgenomen. Hierbij is aangesloten bij het geldende bestemmingsplan. Binnen de bestemming 'Centrum' is onderscheid gemaakt tussen verschillende deelgebieden waar andere vormen van gebruik zijn toegestaan naar gelang de functie van het betreffende gebied. Voor alle gebieden met de bestemming 'Centrum' geldt dat de gebouwen gebruikt worden voor maatschappelijke doeleinden.
- In de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van centrum – 1' zijn hiernaast ook kantoren toegestaan en mag er gewoond worden op de verdieping. Het betreft hier gronden aan de Vosselmanstraat tegenover de brandweergarage en de Vosselmanstraat 2 en 4.
- In de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van centrum – 2' zijn ook zakelijke dienstverlening en horeca toegestaan. Het betreft hier gronden aan de Hoofdstraat 173 en 175 en de Roggestraat 265.
- In de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van centrum – 3' zijn ook detailhandel en wonen op de verdieping toegestaan. Het betreft hier gronden hoofdzakelijk aanwezig op de hoek Nieuwstraat / Asselsestraat.
- In de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van centrum – 4' zijn ook detailhandel, praktijk- en bedrijfsruimten, horeca en wonen op de verdieping toegestaan. Het betreft hier gronden op de hoek Loolaan / Soerenseweg.
- In het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van centrum – 5' is naast maatschappelijke voorzieningen ook horeca toegestaan. Het betreft het pand op de hoek Nieuwstraat/ Vosselmanstraat.
- In de gebieden met de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 6' zijn ook detailhandel, horeca en wonen toegestaan. Het betreft hier de gronden rondom het Caterplein.
4.7 Detailhandel
4.7.1 Visie
Wat betreft detailhandel kan onderscheid gemaakt worden tussen individuele panden, de grotere detailhandelsclusters aan de Asselsestraat en de Koninginnelaan en in mindere mate aan de Soerenseweg. Tegelijkertijd liggen ze buiten het primaire winkelgebied van het centrum. Dit betekent dat naast detailhandel ook andere functies zoals wonen mogelijk moeten zijn.
Wat betreft de Koninginnelaan is van belang dat het kleinschalige (specialiteiten)karakter zoals dat in het geldende bestemmingsplan is geborgd, behouden blijft. Individuele panden zijn in voorliggend bestemmingsplan van een adequate regeling voorzien. Detailhandel dient zoveel mogelijk op de begane grond plaats te vinden.
4.7.2 Vertaling in het bestemmingsplan
- Voor de winkels aan de Asselsetraat is een detailhandelsbestemming opgenomen. Daarnaast mogen de panden gebruikt worden voor maatschappelijke voorzieningen en wonen. Waar andere functies aanwezig zijn, is een maatwerkregeling opgenomen.
- Voor het winkelcluster aan de Koninginnelaan is de bestemming 'Gemengd - 1' opgenomen, waarbij de panden naast het gebruik als winkel ook gebruikt mogen worden als woning. Per pand is aangegeven hoeveel vierkante meter verkoopvloeroppervlakte maximaal aanwezig mag zijn.
- Individuele detailhandelspanden zijn in de woonbuurten binnen de woonbestemming ondergebracht. Door middel van een aanduiding is geregeld dat detailhandel is toegestaan op de begane grond.
4.8 Kantoren
4.8.1 Visie
Wat betreft kantoren kan onderscheid gemaakt worden tussen een aantal als zodanig gebouwde kantoorpanden die in het Beekpark en langs de Loolaan aanwezig zijn en de veelal in de Parken en in mindere mate in de Indische Buurt aanwezige (kleinere) kantoorpanden.De grote kantoorpanden in het plangebied leveren een bijdrage aan de diversiteit in het centrum en langs de Loolaan. Hiervoor is in het bestemmingsplan een adequate regeling opgenomen.
Voor De Parken en Indische buurt geldt dat dit vooral woongebieden betreft. Bestaande en als zodanig bestemde kantoorpanden zijn in het nieuwe bestemmingsplan gerespecteerd. Verdere uitbreiding van kantoorareaal is ongewenst. Bij beëindiging is het mogelijk de panden in gebruik te nemen als woning. Kleinschalige kantooractiviteiten aan huis is onder voorwaarden mogelijk.
4.8.2 Vertaling in het bestemmingsplan
- Voor zelfstandige kantoorpanden in het Beekpark en aan de Loolaan is de bestemming 'Kantoor' opgenomen.
- Voor individuele kantoorpanden in De Parken en Indische Buurt die geheel als kantoor in gebruik zijn, is een gemengde bestemming opgenomen. Naast het gebruik als kantoor mag het pand gebruikt worden als woning.
- Panden waarvan de begane grond in gebruik is als kantoor hebben de bestemming 'Wonen' met een aanduiding 'kantoor' gekregen. Het gehele pand mag in gebruik genomen worden als woning en de begane grond als kantoor.
- Voor panden in De Parken waar op grond van het geldende bestemmingsplan een maximaal aantal vierkante meters aan kantoorruimte is toegestaan, is een vergelijkbare regeling opgenomen.
- Kantoor aan huis is in elke woning onder voorwaarden toegestaan, mits de activiteiten door de hoofdbewoner worden uitgeoefend en de oppervlakte niet meer dan 50 m2 beslaat.
4.9 Maatschappelijk
4.9.1 Visie
Verspreid door het plangebied komt een groot aantal maatschappelijke voorzieningen voor. Met name in de Parken en Indische Buurt komen scholen en kerken voor die een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteiten van het gebied zowel op objectniveau als op structuurniveau. Deze verdienen een adequate regeling in het bestemmingsplan.
Ook in het Beekpark komen maatschappelijke functies voor die een belangrijke bijdrage leveren aan het voorzieningenniveau van Apeldoorn en de visie op dit plandeel als uitgaans- en cultuurkwartier. Ook deze vragen een adequate regeling in het bestemmingsplan.
Bestaande (kleinere) en als zodanig bestemde panden met een maatschappelijke functie, zijn in voorliggend bestemmingsplan gerespecteerd. Verdere uitbreiding hiervan is echter ongewenst. Bij beëindiging moet het mogelijk zijn de panden in gebruik te nemen als woning.
4.9.2 Vertaling in het bestemmingsplan
- Kerken, scholen en andere maatschappelijke voorzieningen in het plangebied zijn opgenomen in een maatschappelijke bestemming met beperkte uitbreidingsmogelijkheden. Wanneer sprake is van monumentale bebouwing is maatwerk toegepast.
- Voor individuele panden in De Parken en Indische Buurt, die geheel voor maatschappelijke functies in gebruik zijn, is een gemengde bestemming opgenomen. Naast het maatschappelijke gebruik mag het pand gebruikt worden als woning.
- Panden waarvan de begane grond in gebruik is voor maatschappelijke doeleinden hebben de bestemming 'Wonen' met een aanduiding 'maatschappelijk' gekregen. Het gehele pand mag in gebruik genomen worden als woning en de begane grond voor maatschappelijke doeleinden.
- Het Julianaziekenhuis is niet meer als zodanig in gebruik. De geldende maatschappelijke bestemming blijft in dit bestemmingsplan gehandhaafd omdat voor een nieuwe functie nog geen bestemmingsplanprocedure is afgerond.
4.10 Horeca
4.10.1 Visie
Met betrekking tot horeca kan onderscheid gemaakt worden tussen de geclusterde horeca rondom het Caterplein en individuele horecapanden die verspreid voorkomen in het plangebied.
De horeca rondom het Caterplein levert een belangrijke bijdrage aan de visie voor dit deel van het plangebied als uitgaans en cultuurkwartier. Deze verdienen dan ook een adequate regeling.
De individuele horecapanden die in het plangebied voorkomen leveren een bijdrage aan de diversiteit in het plangebied en dragen bij aan een goed voorzieningenniveau. Ook deze vragen een adequate regeling in het bestemmingsplan.
4.10.2 Vertaling in het bestemmingsplan
- De in het gebied aanwezige horecapanden in de vorm van hotels, restaurants en (eet)cafe's hebben in het bestemmingsplan de bestemming 'Horeca' gekregen. Binnen deze bestemming mogen de gronden gebruikt worden voor horeca-activiteiten in milieucategorie 1.
- De horeca in het Beekpark is ondergebracht in de bestemming 'Centrum'. Naast gebruik als horeca zijn ook andere vormen van gebruik toegestaan.
4.11 Bedrijvigheid
4.11.1 Visie
Verspreid door het plangebied komen individuele bedrijven of bedrijfjes of clusters van bedrijven voor. Grootschalige bedrijvigheid komt in het plangebied niet voor. Een aparte categorie wordt gevormd door individuele loodsjes achter woningen. Dit komt met name in de Indische Buurt voor.
De in het plangebied voorkomende (kleinschalige) bedrijvigheid wordt gerespecteerd en hiervoor is in het bestemmingsplan een adequate regeling opgenomen. Uitbreiding van bedrijvigheid is niet gewenst. Nieuwsvestiging is alleen mogelijk wanneer het gaat om lichte bedrijvigheid of wanneer een specifieke aanduiding is opgenomen.
4.11.2 Vertaling in het bestemmingsplan
- Voor de in het plangebied voorkomende bedrijven is de bestemming 'Bedrijf' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn bedrijven in milieucategorie 1 toegestaan. Als in de huidige situatie bedrijven aanwezig zijn in een hogere milieucategorie is voor deze bedrijven een maataanduiding opgenomen. Dit betekent dat, naast lichte bedrijven, alleen de aangeduide bedrijven zijn toegestaan.
- In de regels is vastgelegd dat indien de bedrijven in een hogere milieucategorie meer dan een jaar niet meer als zodanig in gebruik zijn, burgmeester en wethouders bevoegd zijn de aanduiding te verwijderen waardoor een bedrijf in een hogere categorie niet meer mogelijk is.
- Ook voor de gemeentewerf aan de Vlijtseweg is een bedrijfsbestemming met een maataanduiding opgenomen.Voor de brandweergarage aan de Vosselmanstraat is een specifieke bestemming opgenomen. Andere bedrijven zijn op deze locatie niet gewenst.
4.12 Groen En Water
4.12.1 Visie
Het groen en het water levert een belangrijke bijdrage aan de waarde van de beschermde gezichten. Dit geldt niet alleen voor het groen in de openbare ruimte maar ook voor het groen op particuliere gronden in De Parken en Indische buurt. Ook het openbare groen in het Beekpark is van belang voor het plangebied.
Naast het water in de parken doorkruisen de sprengen De Vlijt en de Badhuisspreng het plangebied. Deze leveren een belangrijke bijdrage voor de waterhuishouding. Het groen en ook het water verdient dan ook een adequate regeling in het bestemmingsplan.
4.12.2 Vertaling in het bestemmingsplan
- Voor het beeldbepalende openbare groen in het plangebied is de bestemming 'Groen - 1' opgenomen. Dit geldt zowel voor het groen binnen de beschermde gezichten als in het Beekpark en Loolaan Noord.
- Grote aaneengesloten waardevolle groengebieden, dan wel open en onbebouwde binnenterreinen (in De Parken) die op grond van de geldende bestemmingsplannen al beschermd werden, hebben de bestemming 'Groen - 2' gekregen. Deze gronden mogen gebruikt worden als tuin, maar morgen niet bebouwd worden. Eventueel aanwezige hogere beplanting mag alleen verwijderd worden met een omgevingsvergunning.
- Kleinere beeldbepalende groengebieden, die voornamelijk tussen de bebouwing voorkomen, zijn beschermd door middel van specifieke bebouwingsregelingen.
- Er is een dubbelbestemming opgenomen om de beken en sprengen in het plangebied te beschermen.
- Er is een beschermende regeling voor waardevollen bomen opgenomen.
4.13 Verkeer
4.13.1 Visie
De in het plangebied aanwezige infrastructuur is van belang en levert, met name in De Parken en de Indische Buurt een belangrijke bijdrage aan de kwaliteiten van het plangebied. De bestaande wegenstructuur vraagt dan ook om een adequate bestemmingsregeling.
4.13.2 Vertaling in het bestemmingsplan
- In het bestemmingsplan is onderscheid gemaakt tussen doorgaande wegen en andere wegen. Voor de doorgaande wegen is de bestemming 'Verkeer - Weg' en voor de overige wegen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
- Voor de Loolaan en de Koning Lodewijklaan is een aanvullende beschermende regeling opgenomen om het bestaande profiel te beschermen.
4.14 Ontwikkelingen En Bouwmogelijkheden
4.14.1 Visie
Het bestemmingsplan 'De Parken, Indische Buurt en Beekpark' is een conserverend bestemmingsplan. Dit betekent dat nieuwe ontwikkelingen niet worden meegenomen in dit bestemmingsplan. Geldende rechten worden wel gerespecteerd. Uitzondering is het wijzigen van de bedrijfsbestemming naar een woonbestemming op de percelen Burglaan 36-1 en Celebeslaan 3. In de directe omgeving van deze percelen staan alleen woningen. Het wijzigen van de bestemming leidt niet tot inperking van rechten van omwonenden. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de relevante mielieuaspecten.
Op basis van de geldende bestemmingsplannen zijn er nog een aantal mogelijkheden om woningen toe te voegen in de bestaande linten. Mits er geen belemmeringen zijn (wettelijk, dan wel beleidsmatig of vanuit stedenbouwkundig of cultuurhistorisch niet wenselijk) zijn deze rechten in het nieuwe bestemmingsplan gerespecteerd.
De geldende bestemmingsplannen boden op een aantal locaties de mogelijkheid om door middel van een planwijziging ontwikkelingen mogelijk te maken. Omdat de afgelopen planperiode hiervan geen gebruik is gemaakt, zijn deze ontwikkelmogelijkheden niet opnieuw in het bestemmingsplan opgenomen.
4.14.2 Vertaling in het bestemmingsplan
- Bouwmogelijkheden van nieuwe woningen zijn gedetaileerd vastgelegd in het bestemmingsplan. Per mogelijkheid is aangegeven hoeveel woningen gebouwd mogen worden en op welke locatie. Ook de maatvoering is voorgeschreven waarbij aangesloten is bij de omgeving.
5 Planologische Aspecten
5.1 Milieuaspecten
5.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.
Bestemmingsplan 'De Parken, Indische Buurt en Beekpark' is een beheerplan. Er zijn, met uitzondering van het opnemen van een woonbestemming voor de voormalige bedrijfspanden op de percelen Burglaan 36-1 en Celebeslaan 3, alleen nieuwe ontwikkelingen in opgenomen waarvoor al een planologische procedure is afgerond voordat het onderhavige bestemmingsplan wordt vastgesteld. In die planologische procedures is onderzoek uitgevoerd naar de diverse milieuaspecten en is dit onderzoek beschreven.
Voorzover het bestemmingsplan slechts een beheersfunctie heeft, hoeven geen milieuaspecten te worden onderzocht. Voor de bestemmingswijziging op de perecelen Burglaan 36-1 en Celebeslaan 3 is in beeld gebracht of er milieutechnische belemmeringen zijn. De resultaten zijn in de volgende paragrafen beschreven.
5.1.2 Bodem
Bij nieuwe ontwikkelingen moet de bodemgesteldheid in kaart worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe functie mag pas worden toegelaten als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
De locaties Burglaan 36-1 en Celebeslaan 3 zijn op basis van het bedrijvenbestand verdacht op het voorkomen van bodemverontreining. De panden blijven echter gehandhaafd en de bodem wordt niet geroerd, een onderzoek naar bodem is derhalve niet noodzakelijk.
5.1.3 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weining verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen(hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebiedenmetfunctiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen. Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Plangebied
Het overgrote deel van het plangebied is te kwalificeren als rustige woonwijk. Hier dienen in principe de richtafstanden uit de hiervoor opgenomen tabel te worden aangehouden. Voor de aanwezige bedrijven in het plangebied is de bestemming 'Bedrijf' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn, gezien de nabijheid van woningen, alleen bedrijven in milieucategorie 1 toegestaan.
Daar waar een bedrijf in een hogere milieucategorie aanwezig is, is aangegeven dat naast een categorie 1 bedrijf ook het feitelijk aanwezige bedrijfstype is toegelaten. Dit heeft tot gevolg dat het bestaande legaal aanwezige bedrijfstype kan worden voortgezet maar niet kan worden omgezet in een ander bedrijfstype met een hogere milieucategorie dan ter plaatse aanvaardbaar is.
In het plangebied komen diverse gebieden met functiemenging voor. Aan de Koninginnelaan bevindt zich een concentratie van winkels, naast woningen en een aantal kantoren en horecavoorzieningen voor. Daarnaast komen verspreid over de De Parken veel kantoren voor, al dan niet gecombineerd met woningen. De grootste kantorenconcentratie bevindt zich langs de Deventerstraat en het gebied tussen het Oranjepark en de Deventerstraat. Menging van functies is in de Indische Buurt met name aanwezig aan de Loolaan en de Sprengenweg en het gebied ten oosten van de Loolaan. Hier bevinden zich voorzieningen als winkels, kantoren en enige gebouwen ten behoeve van medische voorzieningen. Beekpark wordt gekenmerkt door functiemenging. Aan de Hoofdstraat komen veel verschillende functies voor zoals winkels en horeca en in mindere mate kantoren en dienstverlening. Woningen bevinden zich op de verdieping. Ook aan de verbinding van de Hoofdstraat met het Beekpark zijn horecavoorzieningen en winkels te vinden. De Asselsestraat bestaat voornamelijk uit winkels met woningen op de verdieping. Op deze locaties is van oudsher al een menging van woon- en werkfuncties aanwezig. Voortzetting daarvan em zelfs intensivering wordt wenselijk geacht omdat dit kan leiden tot grotere leefbaarheid en mogelijkheden biedt voor de versterking van de wijkeconomie.
Het gaat voornamelijk om activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze in een gebied met functiemenging aanpandig kunnen worden uitgevoerd. Veelal bevinden zich ook verschillende functies in hetzelfde pand. Hiervoor is de bestemming 'Centrum' of de bestemming 'Gemengd' opgenomen.
Aangezien de bestemming ter plaatse van de voormalige bedrijfspanden aan de Burglaan 36-1 en de Celebeslaan 3 is gewijzigd van 'Bedrijf' naar 'Wonen', is het van belang in beeld te brengen of de locaties binnen het invloedsgebied van een bedrijf liggen. De planlocatie aan de Celebeslaan 3 ligt buiten de milieuzones van bedrijven. De locatie Burglaan 36-1 ligt binnen de invloedsfeer van het buitenspeelterrein van de basisschool aan de Burglaan 44. Toekomstige bewoners kunnen overlast ondervinden van spelende kinderen. In artikel 2.18 lid 1 onder h van het Activiteitenbesluit wordt bij het bepalen van geluidsniveaus het stemgeluid van kinderen op speelterreinen bij basisscholen uitgesloten. De aanwezigheid van de beoogde woning vormt dus geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de basisschool.
Echter eventuele overlast die door het stemgeluid van de schoolgaande kinderen kan worden ondervonden door toekomstige bewoners dient wel meegenomen te worden bij de bepaling of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter hoogte van de gewenste woning in het kader van een goede ruimtelijke ordening. In nieuwe situaties dient op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' een afstand van 30 meter tot aan de school inclusief het speelterrein aangehouden te worden. Aan deze richtafstand kan in onderhavige situatie niet voldaan worden, waardoor er in principe sprake is van een belemmering.
Echter is hier sprake van bestaande bouw. Reeds bestaande woningen (Burglaan 36, 38 en 48) zijn dichterbij het speelterrein van de basisschool gelegen, waarbij geen klachtengeschiedenis bekend is. Bijkomend moet geconcludeerd worden dat vanwege de geringe afstand van de (voormalige bedrijfs-)locaties tot omliggende woningen op basis van de hedendaagse inzichten geen bedrijvigheid kan worden toegestaan. Mede gezien de lange klachtenhistorie van het bedrijf Multiwerk waarbij geluidoverlast werd ondervonden door buurtbewoners, is het niet wenselijk dat opnieuw bedrijven op deze locaties worden gevestigd. Een woning op deze locatie is prefereert daarom boven het instandhouden van de huidige situatie en is dan ook de reden om af te wijken van de richtafstanden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'.
5.1.4 Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Dit bestemmingsplan maakt twee nieuwe woningen mogelijk. Er zijn geen gezoneerde (spoor)wegen of industrieterreinen nabij deze locaties. Daarrmee wordt voldaan aan de Wet geluidhinder. Bovendien worden geen nieuwe wegen, spoorwegen of bedrijventerreinen aangelegd. Op grond van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
5.1.5 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
- de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
- het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
- de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Niet in betekenende mate bijdragen
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
- woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
- woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
In het bestemmingsplan worden twee nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Het aantal nieuwe woningen blijft derhalve ruimschoots onder de drempel van 1.500 woningen. Geconcludeerd kan worden dat het plan 'niet in betekende mate' bijdraagt. Hiermee wordt voldaan aan artikel 5.16 lid c van de Wet milieubeheer.
5.1.6 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een zekere maatschappelijke ontwrichting ten gevolge van een calamiteit. Indien een ontwikkeling een toename van het groepsriscio mogelijk maakt geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) die het uitvloeisel worden van het zogeheten Basisnet. Het Besluit transportroutes externe veiligheid zal naar verwachting op 1 juli 2012 in werking treden.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.
Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn
In juli 2008 is de beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtingsgrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Plangebied
Bevi
In of in de nabijheid vanhet plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen water-, spoor- en verkeerswegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In de nabijheid vanhet plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.
5.1.7 Elektromagnetische velden
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.
Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig Gelet op het hiervoor genoemde VROM-advies heeft het gemeentebestuur op 6 november 2007 de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanninglijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Tot het zover is, zal voor nieuwe ontwikkelingen de lijn van het VROM-advies gevolgd worden.
Plangebied
In de nabijheid van plangebied bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.
5.1.8 Milieueffectrapportage
Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
- 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
- 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Plangebied
Dit bestemmingsplan maakt uitsluitend twee nieuwe woningen mogelijk. Er wordt geen activiteit die genoemd is in de bijalge van het Besluit m.e.r. mogelijk gemaakt. Een m.e.r.-beoordeling is derhalve niet aan de orde.
5.2 Waterhuishouding
5.2.1 Algemeen
Bestemmingsplan De Parken, Indische Buurt en Beekpark betreft een overwegend conserverend bestemmingsplan. In dit plan worden twee nieuwe woningen mogelijk gemaakt ter plaatse van twee voormalige bedrijfspanden. Dit heeft geen invloed op de waterhuishouding. Overige nieuwe ontwikkelingen zijn niet voorzien. Om deze reden is geen vooroverleg geweest met het waterschap (als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening) en beperkt deze waterparagraaf zich tot het benoemen van algemene regels.
5.2.2 Grondwater
Eventuele nieuwe ontwikkelingen zullen grondwaterneutraal worden ontwikkeld.
5.2.3 Oppervlaktewater
Op nieuwe ontwikkelingen welke plaatsvinden in de keurzone van oppervlaktewateren zijn de regels uit de keur van toepassing.
5.2.4 Afvoer van hemelwater
Gemeente Apeldoorn hanteert bij nieuwbouwplannen en herstructureringsprojecten het principe dat er geen hemelwater op de bestaande gemengde riolering mag worden aangesloten. Al het hemelwater afkomstig van daken en terreinverhardingen (zoals parkeerplaatsen en pleinen) en straten wordt geïnfiltreerd in de bodem of geborgen op het terrein, bijvoorbeeld door toepassing van infiltratiegreppels of wadi's, ondergrondse infiltratievoorzieningen, waterdoorlatende verhardingen of vijvers.
Wijzigingen of plannen daartoe met betrekking tot de riolering of waterhuishouding dienen met Gemeente Apeldoorn te worden afgestemd.
Voor de nieuwbouw mag géén gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen die het hemelwater kunnen verontreinigen (DAF-prestaties). Voorbeelden zijn zink en koper.
5.2.5 Afvoer van afvalwater
Nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.
5.3 Natuurwaarden
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.
Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. De wet kent een algemene zorgplicht, omvat daarnaast een reeks van verbodsbepalingen en heeft een groot aantal soorten (verdeeld over verschillende categorieën) als beschermd aangewezen.
De zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving. Het gevolg is onder andere dat iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor beschermde dier- of plantensoorten worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, dan wel naar redelijkheid alle maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Om de instandhouding van de wettelijk beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op de instandhouding van soorten voorkomen worden. Een aantal voor planten en dieren schadelijke handelingen zijn op grond van de Flora- en faunawet verboden. Hiervoor zijn van belang de artikelen 8 t/m 12 Ffw waarin onder andere de vernieling en beschadiging van beschermde planten en het doden, verwonden, vangen, verontrusten en verstoren van diersoorten en hun verblijfplaatsen is verboden.
Op grond van artikel 75 Ffw kunnen ontheffingen van de verboden worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AMvB (het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet) gelden enkele vrijstellingen van het verbod. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de ontheffing of vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen. Hierbij wordt volgens de wettelijke kaders onderscheid gemaakt in drie categorieën, waarin soorten zijn ingedeeld op basis van zeldzaamheid en kwetsbaarheid.
- Algemene soorten
Voor de algemene soorten die zijn genoemd in tabel 1 bij de AMvB geldt de lichtste vorm van bescherming. Voor deze soorten geldt voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de artikelen 8 t/m 12 Ffw. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. - Overige soorten
De overige soorten, genoemd in tabel 2 bij de AMvB, genieten een zwaardere bescherming. Voor deze soorten geldt voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'. - Soorten genoemd in bijlage IV Habitatrichtlijn en bijlage 1 AMvB ex artikel 75
Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AMvB ex artikel 75 Ffw geldt de zwaarste bescherming. Het hangt het van de precieze aard van de werkzaamheden en van de betrokken soort(en) af of een vrijstelling met gedragscode geldt, of dat een ontheffing noodzakelijk is. Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn wordt geen ontheffing verleend bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de soorten van bijlage 1 geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen verstorende werkzaamheden alleen mogen worden uitgevoerd nadat daarvoor een ontheffing is verkregen. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:- 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang; en
- 2. er is geen alternatief; en
- 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.
Vogelsoorten zijn niet opgenomen in de hierboven genoemde categorieën. Voor verstoring van vogels en vogelnesten door ruimtelijke ontwikkelingen kan geen ontheffing worden verleend. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dat zijn: bescherming van flora en fauna, veiligheid van het luchtverkeer, volksgezondheid en openbare veiligheid. Van een (beperkt) aantal vogels is de nestplaats jaarrond beschermd. Voor de overige vogelsoorten geldt dat verstoring van broedende exemplaren is verboden. Buiten het broedseizoen mogen de nestplaatsen, zonder ontheffing, worden verstoord. Daarbij geldt geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. De meeste vogels broeden tussen medio maart en medio juli.
Gebiedsbescherming
Naast de soortbescherming wordt de gebiedsbescherming geregeld binnen de Natuurbeschermingswet (in de Natura 2000-gebieden) en binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Bescherming van bos is aan de orde als bestemmingen van bestaand bos worden gewijzigd.
Bos- en natuurcompensatie
Bos en natuur worden ook beschermd door de Boswet en de provinciale richtlijn Bos- en natuurcompensatie uit 1998, die is gericht op de instandhouding van het bos- en natuurareaal in de provincie Gelderland. Voor gronden met de hoofd- of medebestemming 'Bos' en 'Natuur' die in het kader van ruimtelijke planvorming wordt aangetast, gelden bepaalde compensatieregels. Deze compensatie is afhankelijk van de vervangbaarheid van de aan te tasten natuur of de leeftijd van het te kappen bos. Bij bos jonger dan 25 jaar geldt een compensatie van 120%; voor bos van 25 tot 100 jaar 130% en voor bos ouder da
n 100 jaar, 140%. Voor gronden binnen de bebouwde kom die volgens de criteria van de Boswet herplantplichtig zijn (bosjes van minimaal 10 are of 20 bomen in rijbeplanting) geldt eveneens de compensatieverplichting vanuit de richtlijn.
In de richtlijn is bepaald dat er in principe fysieke compensatie plaatsvindt: als natuur of bos moet plaatsmaken voor andere vormen van ruimtegebruik moet er op een andere plek natuur of bos voor terugkomen. Er moet dan gelijktijdig met het bestemmingsplan ten gevolge waarvan bos of natuur verdwijnt, een nieuw aan te leggen natuur- of bosgebied worden bestemd, hetzij in het eigen plangebied, hetzij in een ander plangebied. Slechts wanneer fysieke compensatie niet of maar gedeeltelijk mogelijk is dan wel onaanvaardbare vertraging voor het project oplevert, mag financieel gecompenseerd worden. In het geval van financiële compensatie dient die compensatie gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan geregeld te zijn. Dat kan door het vastleggen van een privaatrechtelijke overeenkomst met een initiatiefnemer maar ook door het instellen van een gemeentelijk groenfonds dat is gericht op natuur- en boscompensatie.
De gemeente hanteert daarbij de Groene Kluis, waarin de financiële vergoeding van compensatieverplichtingen gericht worden ingezet op compensatie van de arealen bos of natuur en daarmee op versterking van de Groene Mal.
Plangebied
Het beheerkarakter van voorliggend bestemmingsplan vormt geen aanleiding voor het uitvoeren van een ecologisch onderzoek naar de mogelijke significante negatieve effecten op flora en fauna.
Uitsnede kaart EHS van de Verordening Ruimte Gelderland met EHS-Natuur (groen)
Het Natura 2000-gebied Veluwe ligt ten noordwesten van het plangebied. Ontwikkelingen in dit gebied mogen geen negatieve effecten veroorzaken. Het gebied ten noordwesten van het plangebied maakt ook onderdeel uit van de EHS. Voor ruimtelijke ontwikkelingen in EHS geldt het 'nee, tenzij' beleid. Dat houdt in dat bestemmingswijzigingen niet mogelijk zijn als daarmee de wezenlijke kenmerken van het gebied worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van groot openbaar belang. Voorliggend bestemmingsplan maakt twee kleinschalige ontwikkelingen mogelijk, die niet in de nabijheid van de EHS liggen. Het plan heeft derhalve geen negatieve effecten op het Natura 2000-gebied en de EHS.
5.4 Archeologie
De gemeente Apeldoorn beschikt over een gemeentelijke archeologische beleidskaart. Deze
archeologische beleidskaart, zoals hierna weergegeven, geeft inzicht in welke mate de kans
bestaat om archeologische resten in de bodem aan te treffen.
Uitsnede Archeologische beleidskaart gemeente Apeldoorn, 2010
Het middengebied en het zuiden van de Indische Buurt, Beekpark, het zuidwesten van De Parken en ter plaatse van het Verzetsstrijderspark is een hoge trefkans op archeologische vondsten opgenomen. Het overige deel van de Indische Buurt heeft een gemiddelde trefkans en De Parken heeft een lage trefkans op archeologische vondsten. Aan elke trefkans (laag, middel of hoog) is een vorm van vervolgonderzoek gekoppeld, die bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen wordt vereist. Bij een lage trefkans kan worden volstaan met een archeologische quickscan. Afhankelijk van de resultaten kan een vervolgonderzoek worden aanbevolen.Bij een middelmatige trefkans is een bureauonderzoek verplicht dat kan worden gevolgd door een verplicht veldonderzoek. Bij een hoge trefkans is een archeologisch onderzoek verplicht, waarbij wordt gestreefd naar het behoud van archeologische waarden.
In het bestemmingsplan is dit vertaald in een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Hoog' voor de gebieden met een hoge archeologische verwachting. Hierbij dient een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm. Voor de gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Middelhoog' opgenomen, waarbij onderzoek nodig is bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 50 cm. De lage archeologische verwachting is vertaald in een algemene gebruiksregel. Bij bodemingrepen groter dan 1000 m2 en dieper dan 50 cm dient dan archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Dat er binnen het gebied daadwerkelijk archeologische waarden te verwachten zijn, wordt geïllustreerd door de vijf grafheuvels, waarvan de oudste zeker 4000 jaar oud is, die nu nog steeds in het spainkbos, vlakbij de Heuvellaan in de Indische buurt, liggen. Deze heuvels zijn deels beschermd als archeologisch rijksmonument.
5.5 Cultuurhistorie
5.5.1 Cultuurhistorische analyse
Zowel De Parken, de Indische buurt als het Beekpark nemen een belangrijke plaats in de rijke Apeldoornse geschiedenis in. De buurten beschikken over bijzondere kwaliteiten en bepalen tot op de dag van vandaag voor een belangrijk deel het karakter van Apeldoorn.
Voorafgaand aan de besluiten tot aanwijzing van de beschermde stadsgezichten zijn analyses uitgevoerd naar de cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied. Het Monumenten Advies Bureau heeft een cultuurhistorische analyse uitgevoerd van de gebieden die buiten de beschermde stadsgezichten zijn gelegen. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het rapport 'Cultuurhistorische gebiedsanalyse en ruimtelijke en cultuurhistorische waardering van de karakteristieke bebouwing in bestemmingsplangebied De Parken, Indische Buurt en Beekpark' (CHA). Deze rapportage bevat tevens de resultaten van een cultuurhistorische inventarisatie van niet beschermde bebouwing in het bestemmingsplangebied De Parken, Indische Buurt en Beekpark. De beschrijving van de cultuurhistorische analyse van de drie gebieden is verwerkt in hoofdstuk 3. De CHA is als bijlage 4 bij de toelichting opgenomen.
5.5.2 Monumenten, beeldbepalende panden en karakteristieke panden
Monumenten en beeldbepalende panden
In het gebied zijn talloze monumenten op gemeentelijk en rijksniveau te vinden. Daarnaast zijn beeldbepalende panden aanwezig. Deze laatste categorie betreft panden die in de beschermde gezichten liggen en die van belang zijn vanwege hun cultuurhistorische waarde en beeldwaarde voor de omgeving. Evenals de gemeentelijke monumenten worden de beeldbepalende panden middels de gemeentelijke monumentenverordening beschermd. In bijlage 3 is een lijst opgenomen van de aanwezige rijks- en gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden.
Karakteristieke panden
Karakteristieke panden zijn objecten die evenals beeldbepalende panden van belang zijn vanwege hun cultuurhistorische waarde en beeldwaarde voor de omgeving. Het verschil is, dat karakteristieke panden buiten de beschermde stadsgezichten liggen en middels een regeling in het bestemmingsplan worden beschermd tegen sloop (zie paragraaf 5.5.3).
Door Monumenten Advies Bureau is de rapportage 'Cultuurhistorische gebiedsanalyse en ruimtelijke en cultuurhistorische waardering van de karakteristieke bebouwing in bestemmingsplangebied De Parken, Indische Buurt en Beekpark' opgesteld. Het rapport, gedateerd maart 2012, is opgenomen in bijlage 4 bij de toelichting.
Op basis van eerdere inventarisatierondes en analyses alsmede hernieuwd veldwerk is een selectie gemaakt van panden, die bepalend en waardevol zijn voor het ruimtelijke beeld van het gebied en die aanmerkelijke cultuurhistorische waarden bezitten. Deze panden worden in deze rapportage gewaardeerd op cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten, onder andere aan de hand van de gebiedskarakteristiek.
De resultaten dienen als input voor het bestemmingsplan. Hierin krijgen het bepalende en waardevolle ruimtelijke beeld en de cultuurhistorische kwaliteiten een verankering. Het doel is het behoud van een herkenbaar en voor het stadsdeel karakteristiek beeld, waarin de historische gelaagdheid en het onderscheiden karakter van de deelgebieden en objecten zichtbaar blijven.
De gemeentelijke en rijksmonumenten zijn niet in de inventarisatie opgenomen. De niet beschermde objecten, die wel bepalend en waardevol zijn voor het ruimtelijke beeld van het projectgebied en die aanmerkelijke cultuurhistorische waarden bezitten, zijn getoetst aan de hand van vijf ruimtelijke en cultuurhistorische criteria. Er zijn drie ruimtelijke criteria, waarbij wordt ingezoomd van gebied, via ensemble op het object. Deze benadering sluit aan bij de ruimtelijke insteek van het project. De ruimtelijke waardering krijgt dus de nadruk. Op objectniveau zijn nog een criterium historische waarde en een op de verschijningsvorm gericht criterium toegevoegd.
In de objectenlijst is ieder object kort gekarakteriseerd en per criterium getoetst op de aanwezige kwaliteit. Per criterium is gescoord en de optelsom van de scores leidt tot de eindwaardering Hoge totaalwaarde of Positieve totaalwaarde. Vanwege de hoge ondergrens die bij de veldselectie is gehanteerd, bevat het rapport geen panden die een neutrale of negatieve totaalwaarde scoren.
In dit bestemmingsplan zijn alleen de objecten met een Hoge totaalwaarde verankerd. Onder Hoge totaalwaarde wordt in dit geval verstaan: "Alle beschermenswaardige onderdelen (gebouwen, objecten en ensembles), die vanwege de voornamelijk hoge ruimtelijke waarden, historische waarden en objectwaarden van wezenlijk en onlosmakelijk belang zijn voor het projectgebied en zijn historisch-ruimtelijke gebiedskarakteristiek. Instandhouding van het gevelbeeld en/of hoofdvormen is noodzakelijk."
De objecten met een Hoge totaalwaarde in het plangebied zijn opgenomen in bijlage 4.
5.5.3 Regeling voor cultuurhistorie in bestemmingsplan
Beschermde stadsgezichten
Voor het rijks- en gemeentelijk beschermd stadsgezicht wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' opgenomen. De gronden met deze dubbelbestemming zijn tevens bestemd voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden van de beschermde stadsgezichten.
Rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldpalende panden
De rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden zijn hooggewaardeerd, maar worden niet op de plankaart aangegeven. Voor deze systematiek is gekozen omdat de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening een eigen beschermingsregime kennen via een vergunningensysteem. Bovendien is het monumentenbestand nog in ontwikkeling. Het opnemen van specifieke bestemmingen of aanduidingen voor de monumenten en beeldbepalende panden zou betekenen dat voor iedere mutatie in het monumentenregister een bestemmingsplanherziening in gang moet worden gezet om het bestemmingsplan actueel te houden. Dit wordt niet doelmatig geacht. Als extra bescherming voor deze objecten is er voor gekozen om voor de bouwvlakken maatwerk toe te passen. Vergunningvrij bouwen is niet van toepassing op rijks- en gemeentelijke monumenten.
Karakteristieke panden
Karakteristieke panden hebben geen monumentenstatus maar zijn door hun cultuurhistorische en ruimtelijke waarde van groot belang voor het karakteristieke beeld van hun omgeving. Die waarden komen onder andere tot uitdrukking in de gebiedseigen typologie, markante ligging, bijdrage aan het typische beeld en/of de bijzondere vorm en functie.
De panden die in de rapportage 'Cultuurhistorische gebiedsanalyse en ruimtelijke en cultuurhistorische waardering van de karakteristieke bebouwing in bestemmingsplangebied De Parken, Indische Buurt en Beekpark' een Hoge totaalwaarde hebben, zijn in dit bestemmingsplan aangewezen als karakteristiek pand.
De wijze van bescherming van geselecteerde karakteristieke panden vloeit voort uit het nieuwe rijksbeleid Modernisering Monumentenzorg, waarin wordt bepaald dat cultuurhistorische belangen moeten worden meegewogen in de ruimtelijke ordening. Dit beleid is omarmd door de gemeenteraad van Apeldoorn. Op de verbeelding hebben karakteristieke panden de aanduiding 'karakteristiek' gekregen. In de bestemmingsomschrijving van die bestemmingen waar deze aanduiding voorkomt is bepaald dat ter plaatse van die aanduiding de gronden (ook) bestemd zijn voor behoud en herstel van cultuurhistorische waardevolle panden. Verder is bepaald dat het ter plaatse van die aanduiding verboden is de bebouwing te slopen zonder vergunning. Kort gezegd wordt deze vergunning alleen verleend wanneer de kosten van renovatie zo hoog zijn dat handhaven van het pand redelijkerwijs niet meer kan worden geëist. De aanvrager dient dit met een rapport van een deskundige aan te tonen. Als extra bescherming voor deze objecten is er voor gekozen om voor de bouwvlakken en bouwhoogtes maatwerk toe te passen (geen standaardisatie). In het bestemmingsplan worden het type woning, de situering, de massa en de nok –en goothoogtes van de bebouwing vastgelegd, waardoor de bestaande bebouwing en bebouwingsstructuren gehandhaafd blijven. In het beeldkwaliteitsplan wordt een handreiking gegeven voor de architectonische vormgeving van de gebouwen. Hierbij wordt onder andere ingegaan op gevelkarakteristiek, detaillering, kleur en materiaalgebruik.
Behalve de monumentale, beeldbepalende en karakteristieke bebouwing die voorkomt in het bestemmingsplangebied, zijn de cultuurhistorische waarden verbonden met de waardevolle ruimtelijke structuur en inrichting. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan kenmerkende verkavelingstructuren, historische groenelementen en nokrichtingen. Bescherming en herstel van deze cultuurhistorische waarden is van groot belang om het karakter van het gebied te behouden.
Overige cultuurhistorische waarden buiten beschermde gezichten
Zoals hiervoor vermeld, vindt bescherming van cultuurhistorische waarden binnen de beschermde gezichten plaats middels de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht'. Daarnaast geldt voor het gehele bestemmingsplangebied - dus ook voor de gedeelten die buiten de beschermde gezichten zijn gelegen - dat het uitgangspunt voor de regelingen in dit bestemmingsplan is, dat gebruik dat afbreuk doet aan cultuurhistorische waarden wordt geweerd, terwijl herstel van deze waarden zoveel mogelijk wordt gefaciliteerd. Daartoe is aan een groot aantal bestemmingen een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden gekoppeld, dat mede gericht is op de bescherming en het herstel van cultuurhistorische waarden. De bestaande situatie heeft als basis gediend bij het leggen van de bestemmingen, waarbij cultuurhistorische waarden middels regels specifiek, in plaats van generiek zijn geborgd. Bovendien is maatwerk toegepast bij het leggen van bouwvlakken, met als doel om het ruimtelijk beeld te handhaven. Tot slot zijn in het bestemmingsplan specifieke bestemmingen (o.a. 'Waarde - Beken en sprengen') en aanduidingen (o.a. 'specifieke vorm van groen - laanbeplanting') opgenomen, die de instandhouding en versterking van cultuurhistorische waarden tot doel hebben.
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
In hoofdstuk 3 is de bestaande situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 bevat een toelichting op de planologische aspecten. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
6.2 Karakter Bestemmingsplan
Bestemmingsplan De Parken, Indische Buurt en Beekpark is een beheerplan, waarin de bestaande situatie, het geldende recht en het beschermen van de aanwezige waarden uitgangspunt zijn voor de wijze van bestemmen. Daarmee wordt bedoeld dat de bestaande situatie is vastgelegd en is voorzien van een actuele regeling en dat er alleen nieuwe ontwikkelingen in zijn opgenomen waarvoor al een planologische procedure is afgerond voordat het onderhavige bestemmingsplan wordt vastgesteld.
Er is een vrij gedetailleerde bestemmingssystematiek toegepast. De verschillende functies zijn daarbij op perceelsniveau voorzien van een passende bestemming. Er is, waar mogelijk, gestreefd naar een uniforme manier van bestemmen, zodat vergelijkbare planologische mogelijkheden gelden voor vergelijkbare situaties. Tegelijkertijd is gestreefd naar een bepaalde flexibiliteit binnen de verschillende bestemmingen. Het groen binnen de wegprofielen is bijvoorbeeld niet bestemd als 'Groen', maar is opgenomen in de bestemming Verkeer - Weg respectievelijk 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Hierdoor wordt voorkomen dat voor elke beperkte wijziging het bestemmingsplan moet worden herzien.
Voor de regels en de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008.
6.3 Bestemmingen
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Bedrijf
De locaties met bedrijven zijn opgenomen binnen de bestemmingen 'Bedrijf'. Binnen deze bestemming zijn alleen bedrijven in milieucategorie 1 toegestaan. Daar waar een bedrijf in een hogere milieucategorie aanwezig is dat niet naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven in milieucategorie, is aangegeven dat naast milieucategorie 1 bedrijven ook het feitelijk aanwezige bedrijfstype is toegelaten ter plaatse van de desbetreffende aanduiding. Dit heeft tot gevolg dat het bestaande legaal aanwezige bedrijfstype kan worden voortgezet maar niet kan worden omgezet in een ander bedrijfstype met een hogere milieucategorie dan ter plaatse aanvaardbaar is. In de regels wordt voor de bedrijfsactiviteiten van categorie 1, die zijn toegelaten, verwezen naar de Lijst van toegelatenbedrijfstypen die als bijlage bij de regels is opgenomen. In paragraaf 5.1.3 is de milieuzoneringssystematiek verder besproken.
Ten opzichte van de basislijst van de VNG is de hier gehanteerde Lijst van toegelaten bedrijfstypen nader ingeperkt. Dit is gebeurd vanwege milieuhygiënische en planologische redenen. Ten eerste zijn er bedrijfstypen die wel op de basislijst van de VNG voorkomen maar die om planologische redenen niet een bedrijfsbestemming krijgen. Het gaat hier om detailhandels- en horecabedrijven (met uitzondering van cateringbedrijven die wel in de bestemming Bedrijf thuishoren), maatschappelijke dienstverlening en bepaalde sport- en recreatieactiviteiten. Omdat deze bedrijfstypen een heel andere uitstraling op de omgeving hebben dan gewone bedrijven worden hiervoor specifieke bestemmingen gebruikt, zoals Detailhandel, Horeca en Maatschappelijk. Ze zijn daarom niet in de Lijst van toegestane bedrijfstypen opgenomen. Ten tweede zijn er ook bedrijven die in deze buurt niet passen omdat er geen ruimte voor is of omdat de buurt zich er niet voor leent. Het gaat dan om land- en tuinbouw (een kleinschalig bedrijfsvorm als een hoveniersbedrijf is hier wel denkbaar en daarom wel in de Lijst opgenomen), zeevaart, binnenvaart, visserij, luchtvaart en delfstoffenwinning. Tot slot wordt om milieuhygiënische redenen de opslag van gevaarlijke stoffen hier niet wenselijk geacht en daarom uitgesloten. Ook geluidzoneringsplichtige bedrijven als genoemd in Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichten zijn uitgesloten, omdat zij niet passen in een woonwijk.
De verkooppunten voor motorbrandstoffen met of zonder lpg zijn expliciet aangeduid en dus alleen ter plaatse van de aanduiding toegestaan. Ook een bestaand atelier is specifieke aangeduid.
Ter plaatse van de aanduiding is een bedrijfswoning toegestaan. Om alle twijfel weg te nemen is bepaald dat beroepsuitoefening aan huis is toegestaan.
Door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels kunnen ook bedrijven die niet voorkomen op de Lijst en bedrijven uit een hogere categorie dan bij recht is toegestaan worden toegelaten, mits ze naar aard en invloed op hun omgeving vergelijkbaar zijn met de bij recht toegestane bedrijven. Bij de toetsing kan worden bezien of de benodigde hinderbeperkende maatregelen mogelijk zijn (bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe technieken). Criterium voor het afwijken is in dit geval dat de hinder die resulteert na het nemen van maatregelen niet groter is dan van de ter plekke wel bij recht toegelaten bedrijven zou kunnen worden verwacht. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding voor bedrijven in een hogere miliuecategorie van de plankaart te verwijderen indien het perceel meer dan een jaar niet meer als zodanig in gebruik is.
Op de plankaart zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de bedrijfsgebouwen en overkappingen en, indien aangeduid, de bedrijfswoningen zijn toegestaan. Tevens zijn het bebouwingspercentage (gemeten ten opzichte van bouwvlak), de maximale goothoogte en de maximale bouwhoogte op de plankaart aangegeven. Er is maximaal 50 m2 aan bijgebouwen buiten het bouwvlak toegestaan. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bedrijf - Brandweerkazerne
Op de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Brandweerkazerne' is uitsluitend een branweerkazerne toegestaan.
Op de plankaart is een bouwvlak aangegeven, waarbinnen het bedrijfsgebouw en overkappingen zijn toegestaan. Tevens zijn het bebouwingspercentage (gemeten ten opzichte van bouwvlak), de maximale goothoogte en de maximale bouwhoogte op de plankaart aangegeven. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bos
Op de gronden met de bestemming 'Bos' zijn bos, struikgewas, hakhout en afschermende groenbeplanting toegestaan. Daarnaast zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, de bescherming en de versterking van het bos met de bijbehorende landschaps- en natuurwaarden. Verder zijn paden, in- en uitritten en nutsvoorzieningen toegestaan.
Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
Centrum
Op gronden met de bestemming 'Centrum' zijn verschillende centrumfuncties toegestaan. Het gaat hier om de volgende functies:
- maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij de regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen. Deze functie is dus binnen de gehele bestemming 'Centrum' toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 1' tevens voor kantoren en op de verdiepingen uitsluitend woningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 2' tevens voor zakelijke dienstverlening en horeca in categorie 1 van de bij de regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 3' tevens voor detailhandel en op de verdiepingen uitsluitend woningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 4' tevens voor bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de Lijst van toegelaten bedrijfstypen, detailhandel, horeca in categorie 1 van de Lijst van toegelaten horecatypen en op de verdiepingen uitsluitend woningen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 5' tevens voor horeca in categorie 1 van de Lijst van toegelaten horecatypen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 6' tevens voor detailhandel, horeca in categorie 1 van de Lijst van toegelaten horecatypen en woningen.
Bij de woningen binnen deze bestemming zijn onder voorwaarden ook beroepsuitoefening aan huis en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan.
Op de plankaart zijn bouwvlakken aangegeven waarbinnen de gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Per bouwvlak zijn de maximale goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage (gemeten ten opzichte van bouwvlak) aangegeven. Bij woningen is maximaal 65 m2 aan bijgebouwen en overkappingen toegestaan, mits niet meer dan 60% van de kavel bebouwd wordt. Serres zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - serre'. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Cultuur en ontspanning
Op gronden met de bestemming 'Cultuur en ontspanning' zijn activiteiten gericht op cultuur en ontspanning in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van toegelaten vormen van cultuur enontspanning toegelaten. Bij omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van de gebruiksregels en ook andere vormen van cultuur en ontspanning worden toegelaten. Criterium voor het afwijken is dat de dan toe te laten vorm van cultuur en ontspanning naar aard en invloed vergelijkbaar is met de bij recht toegelaten vormen. Binnen deze bestemming zijn ook evenementen expliciet toegestaan.
Op de plankaart is een bouwvlak aangegeven waarbinnen de gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Per bouwvlak zijn de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Detailhandel
De gronden met de bestemming 'Detailhandel' zijn bestemd voor detailhandel en een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’. Daarnaast mogen de gronden worden gebruikt voor horeca in categorie 1 en wonen op de verdieping ter plaaste van respectievelijk de aanduiding 'horeca' en 'wonen'. Ook het gebruik als tuin en/of erf en nutsvoorzieningen zijn toegestaan. Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis is toegestaan.
Op de plankaart zijn bouwvlakken aangegeven waarbinnen de gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Per bouwvlak zijn de maximale goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage (gemeten ten opzichte van bouwvlak) aangegeven. Bij woningen is maximaal 50 m2 aan bijgebouwen en overkappingen toegestaan, mits niet meer dan 60% van de kavel bebouwd wordt. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Gemengd - 1
De bestemming 'Gemengd - 1' is opgenomen ten behoeve van de panden in het beschermd stadsgezicht De Parken waar gemengde functies zijn toegestaan. Naast de woonfunctie is ook minimaal één andere functie als hoofdfunctie toegestaan. Het gaat om kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', maatschappelijke voorzieningen in categorie 1 ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' en horeca in categorie 1 ter plaatse van de aanduiding 'horeca'.
Op de plankaart is per pand een bouwvlak opgenomen dat strak langs de gevels van de oorspronkelijke hoofdbouwmassa is gelegd. Per bouwvlak zijn de maximale goot- en bouwhoogte en het type bebouwing (vrijstaand of twee-aaneen) opgenomen. Om de karakteristieke openheid van zijtuinen te behouden is de grens tussen de aanduidingen 'tuin' en 'erf' 3 meter achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw gelegd. Ter plaatse van de aanduiding 'tuin' mag niet gebouwd worden, met uitzondering van erkers en serres. Ook omgevingsvergunningvrij kan hier niet gebouwd worden. Bestaande serres en nieuwe serres aan de zijgevel met een oppervlak van maximaal 16 m2 zijn toegestaan.
Buiten het bouwvlak en binnen de aanduiding 'erf' is maximaal 85 m2 aan bijgebouwen, overkappingen en aan- of uitbouwen bij woningen toegestaan, mits niet meer dan 33% van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf' bebouwd wordt. Een bijgebouw of overkapping mag niet groter zijn dan 65 m2.
In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Gemengd - 2
Op de gronden met de bestemming 'Gemengd - 2' zijn naast de woonfunctie ook kantoren als hoofdfunctie toegestaan.
Op de plankaart zijn bouwvlakken aangegeven waarbinnen de gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Per bouwvlak zijn de maximale goot- en bouwhoogte en het type bebouwing (vrijstaand of twee-aaneen) opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'tuin' mag niet gebouwd worden, met uitzondering van erkers en serres.
Buiten het bouwvlak en binnen de aanduiding 'erf' mogen bijgebouwen, overkappingen en aan- of uitbouwen bij woningen bij een kaveloppervlakte tot 500 m² worden gebouwd tot een maximum van 50 m², bij een kaveloppervlakte tussen 500 m² en 750 m² tot een maximum van 65 m² en bij een kaveloppervlakte vanaf 750 m² tot een maximum van 85 m². Het perceel mag daarbij voor maximaal 60% worden bebouwd, zodat wordt voorkomen dat kleine percelen voor een groot deel kunnen worden bebouwd.
In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Gemengd - 3
De bestemming 'Gemengd - 3' is opgenomen ten behoeve van Orpheus. Binnen deze bestemmming zijn maatschappelijke voorzieningen in de catgeorieën 1 en 2 toegestaan, horeca ter plaatse van de aanduiding 'horeca' in de catgeorieën 1 en 2 en voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning.
Op de plankaart is een bouwvlak aangegeven waarbinnen de gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Op de plankaart zijn de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel' is een luifel buiten het bouwvlak toegestaan. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Groen - 1
Voor het openbare groen in het plangebied is de bestemming 'Groen - 1' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen, paden, hondenuitlaatplaatsen, nuts- en speelvoorzieningen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - laanbeplanting' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud en herstel van de aanwezige laanbeplanting.
Binnen deze bestemming is ter plaatse vande aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - muziekkapel' een muziekkapel toegestaan met een maximale hoogte van 4 m en ter plaatse van de aanduiding ' specifieke bouwaanduiding - gedenkteken' een gedenkteken met een maximale hoogte van 8 m. Daarnaast zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten. De bouwhoogte van speel- en klimtoestellen mag bij recht niet meer dan 4 meter bedragen. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor speel- en klimtoestellen tot een hoogte van 6 meter.
Groen - 2
Grote aaneengesloten waardevolle groengebieden dan wel open en onbebouwde binnenterreinen (in De Parken) hebben de bestemming 'Groen - 2' gekregen. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen, waaronder de instandhouding van bos- en parkstroken, voetpaden en in- en uitritten, tuinen en voorzieningen voor de waterhuishouding.
Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten.
Horeca
Op gronden met de bestemming 'Horeca' zijn horecavormen in categorie 1 van de Lijst vantoegelaten horecatypen toegelaten. Bij omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van de gebruiksregels en ook andere horecatypen worden toegelaten. Criterium voor het afwijken is dat de dan toegelaten horecavorm naar aard en invloed vergelijkbaar is met de bij recht toegelaten vormen. Ter plaatse van de aanduiding is een bedrijfswoning toegestaan al dan niet in combinatie met beroepsuitoefening aan huis en niet- publieksgerichte bedrijfsmatige activteiten aan huis.
Op de plankaart zijn bouwvlakken aangegeven waarbinnen de gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Per bouwvlak zijn de maximale goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage (gemeten ten opzichte van bouwvlak) aangegeven. Bij woningen is maximaal 50 m2 aan bijgebouwen en overkappingen toegestaan, mits niet meer dan 60% van de kavel bebouwd wordt. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Kantoor
Op de gronden met de bestemming 'Kantoor' zijn kantoren, zakelijke dienstverlening, congres- en vergaderruimten, nutsvoorzieningen, tuinen en erven toegestaan, inclusief bouwwerken en parkeervoorzieningen.
Op de plankaart zijn bouwvlakken aangegeven waarbinnen de gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Per bouwvlak zijn de maximale goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage (gemeten ten opzichte van bouwvlak) aangegeven. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Maatschappelijk
Binnen deze bestemming zijn de in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen ondergebracht. Om de nodige flexibiliteit te kunnen bieden laat deze bestemming een vrije uitwisseling tussen de verschillende maatschappelijke voorzieningen toe. Welke voorzieningen dat zijn staat in de Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen die in de bijlagen bij de regels is opgenomen. Daar waar de betreffende aanduiding is opgenomen is een bedrijfswoning toegestaan.
Het gaat hier om maatschappelijke voorzieningen die thuishoren in een woongebied en noodzakelijk zijn voor het functioneren van het woongebied, zoals scholen en (para)medische praktijken. Daarom worden overal in het plangebied maatschappelijke voorzieningen in (milieu)categorieën 1 en 2 aanvaardbaar geacht, ook op kortere afstand van woningen dan de richtafstand van 30 meter die in principe voor milieucategorie 2 wordt gehanteerd. Kantoren, horeca en een tandtechnisch laboratorium en tandprotesepraktijk zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de desbetreffende aanduidingen.
Op de plankaart zijn bouwvlakken aangegeven waarbinnen de gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Per bouwvlak zijn de maximale goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage (gemeten ten opzichte van bouwvlak) aangegeven. Bij woningen is maximaal 50 m2 aan bijgebouwen en overkappingen toegestaan, mits niet meer dan 60% van de kavel bebouwd wordt. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Sport
Op de gronden met de bestemming 'Sport' zijn sport en sportvoorzieningen tot en met categorie 3.1 van de Lijst van toegelaten sportvoorzieningen, evenementen en nutsvoorzieningen, toegestaan. Ook kinderopvang is hier toegestaan. Deze bestemming is opgenomen voor het sportcomplex Marialust.
Op de plankaart zijn bouwvlakken aangegeven waarbinnen de gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Per bouwvlak zijn de maximale goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage (gemeten ten opzichte van bouwvlak) aangegeven. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is gegeven aan de gebieden die een verblijfsfunctie hebben. Dit betreft de wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen in de woongebieden. Terrassen ten behoeve van nabijgelegen horecavestigingen hebben een verblijfsfunctie en vallen daarmee onder deze bestemming. Ook het niet-structurerende groen is in deze bestemming ondergebracht. Daarnaast zijn markten en standplaatsen voor ambulante handel toegestaan. Karakteristieke grindbermen zijn specifiek aangeduid en werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de karakterisieke waarden van deze grindberm kunnen verstoren mogen niet worden uitgevoerd tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend. Serres ten behoeve van aangrenzende centrumvoorzieningen zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - serre' toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een parkeergarage toegestaan waarbij de maximale goot- en bouwhoogte op de plankaart zijn aangegeven en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' is een lichtzuil met een maximale hoogte van 6 m toegestaan. Daarnaast zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten.
Verkeer - Weg
De wegen met primair een functie voor het doorgaande verkeer hebben de bestemming 'Verkeer - Weg' gekregen. Het betreffen hier de volgende wegen: Loolaan, Koning Loewijklaan, Zwolseweg, Vossemanstraat en Wilhelmina Druckerstraat.
Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gedenkteken' is een gedenkteken met een maximale hoogte van 8 m toegestaan.
Water
De gronden met de bestemming 'Water' zijn bestemd voor water, vijvers en sloten ten behoeve van de waterberging, waterafvoer en/of beheersing van de grondwaterstand, weg- en waterbouwkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.
Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten.
Wonen - 1
De bestemming 'Wonen - 1' is opgenomen voor de woningen binnen het rijksbeschermde stadsgezicht De Parken, waaraan ook een afwijkende bebouwingsregeling is gekoppeld. Daarnaast zijn kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel, horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst vantoegelaten horecatypen ter plaatse van de aanduiding 'horeca', een groothandel en opslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - groothandel en opslag', maatschappelijke voorzieningen in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst vantoegelaten maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', een bed & breakfast ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' en zorgwoningen ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' toegestaan.
Beroepsuitoefening aan huis is toegestaan met dien verstande dat het gebruik niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen beslaat, met een gezamenlijk maximum van 50 m2. De afwijkingsregeling voor het toestaan van 100 m2 aan beroepsuitoefening aan huis uit het geldende bestemmingsplan 'De Parken' is komen te vervallen.
Op de plankaart is per pand een bouwvlak opgenomen dat strak langs de gevels van de oorspronkelijke hoofdbouwmassa is gelegd. Per bouwvlak zijn de maximale goot- en bouwhoogte en het type bebouwing (vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld) opgenomen. Om de karakteristieke openheid van zijtuinen te behouden is de grens tussen de aanduidingen 'tuin' en 'erf' 3 meter achter de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw gelegd. Ter plaatse van de aanduiding 'tuin' mag niet gebouwd worden, met uitzondering van erkers en serres. Ook omgevingsvergunningvrij kan hier niet gebouwd worden. Bestaande serres en nieuwe serres aan de zijgevel met een oppervlak van maximaal 16 m2 zijn toegestaan.
Buiten het bouwvlak en binnen de aanduiding 'erf' is maximaal 85 m2 aan bijgebouwen, overkappingen en aan- of uitbouwen bij woningen toegestaan, mits niet meer dan 33% van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf' bebouwd wordt. Een bijgebouw of overkapping mag niet groter zijn dan 65 m2.
In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Wonen - 2
De bestemming 'Wonen - 2' is opgenomen voor de overige woningen in het plangebied. Naast woningen zijn kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel, dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen ter plaatse van de aanduiding 'horeca', , maatschappelijke voorzieningen in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', een bed & breakfast ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast', een sexsinrichting ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting' en een gargaebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf' toegestaan.
Beroepsuitoefening aan huis is toegestaan met dien verstande dat het gebruik niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen beslaat, met een gezamenlijk maximum van 50 m2.
Binnen de bestemming 'Wonen - 2' is voor de bouwvlakken gewerkt met standaarddieptes en bouwstroken. Hiervoor is voor vrijstaande woningen een diepte gehanteerd van 15 meter, voor tweeaaneen gebouwde woningen een diepte van 12 meter en voor aaneengebouwde woningen een diepte van 10 meter. Daar waar vanuit cultuurhistorisch oogpunt de open ruimte tussen de woningen behouden moet blijven is gewerkt met kleinere bouwvlakken. Op grond van de Wabo is echter het bouwen van bijgebouwen in veel gevallen vergunningvrij (m.u.v. monumenten en rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht). Het vrijhouden van zijtuinen kan dus maar beperkt worden geregeld in het bestemmingsplan. Om te voorkomen dat hoofdgebouwen aan de zijgevels te veel uitbreidingsmogelijkheden krijgen waarbij de bestaande ruimte tussen woningen te veel beperkt wordt, zijn bouwstroken opgesplitst. Het bouwvlak voor gestapelde woningen is strak om de gebouwen getrokken.
Buiten het bouwvlak en binnen de aanduiding 'erf' mogen bijgebouwen, overkappingen en aan- of uitbouwen bij woningen bij een kaveloppervlakte tot 500 m² worden gebouwd tot een maximum van 50 m², bij een kaveloppervlakte tussen 500 m² en 750 m² tot een maximum van 65 m² en bij een kaveloppervlakte vanaf 750 m² tot een maximum van 85 m². Het perceel mag daarbij voor maximaal 60% worden bebouwd, zodat wordt voorkomen dat kleine percelen voor een groot deel kunnen worden bebouwd.
In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op één locatie komen woonwagenstandplaatsen met woonwagens voor. De locatie is aangeduid door middel van de aanduiding 'woonwagenstandplaats'. In de regels is bepaald dat ter plaatse van deze aanduiding woonwagens en vrijstaande woningen zijn toegelaten. Hiermee is het mogelijk een woonwagen te vervangen door een vrijstaande woning. In het bebouwingsschema is een gedetailleerde regeling voor de maatvoering van woonwagens (en vervangende vrijstaande woningen) opgenomen.
Wonen - Garageboxen
Garageboxen en bergingen die niet aan de naastgelegen woningen gekoppeld zijn, zijn apart bestemd als 'Wonen - Garageboxen'. Aan deze garages zijn geen uitbreidingsmogelijkheden toegekend. De maximale bouwhoogte van garageboxen is 3 meter.
Waarde - Archeologie hoog en Waarde - Archeologie middelhoog
Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als gebied met hoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als gebied met middelhoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoog' gekregen. Voor beide bestemmingen geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 50 m2 (hoog) respectievelijk 100 m2 (middelhoog) tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Als uit dit rapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord kan het bevoegd gezag bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren. Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die mogelijke archeologische waarden in de bodem kunnen verstoren geldt in beide bestemmingen dat ze niet mogen worden uitgevoerd tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend.
Waarde - Beken en sprengen
De dubbelbestemming 'Waarde - Beken en sprengen' is gegeven aan het tracé van de Grift en de Badhuisspreng. De gronden zijn, naast de daar voorkomende andere bestemmingen, mede bestemd voor het beheer, herstel en onderhoud van de landschappelijk en ecologisch waardevolle beken en sprengen. De dubbelbestemming beoogt ook de beekoevers te beschermen. Daarom is het bestemmingsvlak beduidend breder dan de beek zelf. Op de gronden met deze dubbelbestemming mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van het beheer van de beken of sprengen worden gebouwd. Andere gebouwen zijn, mits passend binnen de andere bestemming, uitsluitend toegestaan door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels. Afwijken is alleen mogelijk wanneer vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen. Als voorwaarde is daarnaast opgenomen dat de landschappelijke en ecologische waarden van de beek of spreng niet mogen worden aangetast. Ook deze bestemming kent voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningvereiste voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Waarde - Beschermd stadsgezicht
Voor het rijksbeschermd stadsgezicht De Parken en het gemeentelijk beschermd stadsgezicht de Indische Buurt is de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' opgenomen. De gronden zijn, naast de daar voorkomende andere bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de ruimtelijke en functionele karakteristieken van de beschermde stadsgezichten.
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van een deel van (bedrijfs)woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.
Binnen de bestemming 'Bedrijf' en die bestemmingen die ook bedrijfsactiviteiten mogelijk maken, is het uitoefenen van een bedrijf op het hele perceel toegelaten. Het is dan het overbodig om nog iets te regelen over bedrijfsuitoefening aan huis. Voor alle duidelijkheid is in die bestemmingen vastgelegd dat het uitoefenen van een beroep aan huis is toegestaan.
Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen vallen onder bouwwerken. In het stedelijk gebied zijn bedrijfswoningen niet overal zonder meer toegestaan. Daar waar een bedrijfswoning is toegestaan is dat met een aanduiding op de plankaart aangegeven. In de regels is bepaald dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Daar waar in een bestemming een bedrijfswoning is toegestaan, is dat in de bestemmingsomschrijving expliciet bepaald.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
Regeling karakteristieke panden
De panden die in de rapportage 'Cultuurhistorische gebiedsanalyse en ruimtelijke en cultuurhistorische waardering van de karakteristieke bebouwing in bestemmingsplangebied De Parken, Indische Buurt en Beekpark', die is beschreven in paragraaf 5.5.3, een Hoge totaalwaarde hebben zijn in dit bestemmingsplan aangewezen als karakteristiek pand. Op de plankaart hebben ze de aanduiding 'karakteristiek' gekregen. In de bestemmingsomschrijving van die bestemmingen waar deze aanduiding voorkomt is bepaald dat ter plaatse van die aanduiding de gronden (ook) bestemd zijn voor behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden. Verder is bepaald dat het ter plaatse van die aanduiding verboden is de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te slopen zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Kort gezegd wordt deze vergunning alleen verleend wanneer de kosten van renovatie zo hoog zijn dat handhaven van het pand redelijkerwijs niet meer kan worden geëist. De aanvrager dient dit met een rapport van een deskundige aan te tonen.
6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In de Algemene bouwregels zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In het eerste is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen in het hele plangebied (zowel binnen als buiten het bouwvlak) is toegestaan, mits de ondergrondse ruimten een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties in de omgeving. Wel is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie.
Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
Lid 29.2 bevat een afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' respectievelijk 'maximale goot- en bouwhoogte (m)', het gebouw vanaf de aangegeven goothoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een -al dan niet gedeeltelijke- platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.
Er is tevens aangegeven dat ter plaatse van de aanduiding 'dakhelling' woningen of hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden afgedekt met een kap met een dakhelling van ten minste 40 graden.
In de Algemene gebruiksregels is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. Onderdeel g hiervan verdient bespreking. De archeologische beleidskaart geeft voor het gehele grondgebied van Apeldoorn aan hoe hoog de trefkans op archeologische resten per gebied is. Gebieden met een hoge trefkans hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog gekregen, gebieden waar die trefkans middelhoog is hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelhoog gekregen. De overige gebieden, waar de trefkans op archeologische resten laag is, hebben geen dubbelbestemming gekregen. Daarvoor geldt onderdeel g van de Algemene gebruiksregels. Daarin is bepaald dat het verstoren van archeologische waarden in die gebieden door het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden over een oppervlakte van ten minste 1.000 m2 en dieper dan 0,50 meter onder maaiveld in strijd is met de bestemming, tenzij uit archeologisch onderzoek is gebleken dat die waarden niet onevenredig worden verstoord. Indien de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bij voorbeeld eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw archeologisch onderzoek uit te voeren. In het tweede lid is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.
In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de gebiedsaanduidingen opgenomen. Dit zijn regels voor gebiedsaanduidingen die in meerdere bestemmingen voorkomen. Hier is onder andere een regeling opgenomen voor de bomen die door het bevoegd gezag als bijzondere boom zijn aangewezen. Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bijzondere bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen. De bijzondere bomen zijn met een (gebieds)aanduiding op de plankaart aangegeven. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding 'bijzondere boom' voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 meter dient te bedragen; onder voorwaarden kan het bevoegd gezag afwijken van de bouwregels voor het verkleinen van deze afstand tot 5 meter. Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van 5 meter uit het hart van de als monumentale boom aangeduide boom slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend.
Voor het Caterplein/Beekpark is de gebiedaanduiding 'evenementenzone - locatie 1' opgenomen. In de regels is vastgelegd dat hier 18 evenementen zijn toegestaan. Het Oranjepark is aangeduid als 'evenementenzone - locatie 2', hier zijn maximaal 20 evenementen toegestaan. Daarnaast is de maximale duur van evenementen vastgelegd.
NB Op 19 augustus 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak (kenmerk 201501339/1/R2) gedaan over de beroepen die waren ingesteld tegen het besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van dit bestemmingsplan. Daarbij heeft de Afdeling het vaststellingsbesluit vernietigd voor zover het betreft de gebiedsaanduiding 'evenementenzone - locatie 2' die aan het Oranjepark is toegekend. Ook heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen vier weken na verzending van de uitspraak ervoor zorg te dragen dat het vernietigen van deze gebiedsaanduiding wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Voor de uitspraak wordt verwezen naar Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak, vaststellingsbesluiten zienswijzennota.
De uitspraak is in het bestemmingsplan verwerkt door in de regels de tekst van het artikel van de gebiedsaanduiding 'evenementenzone - locatie 2' te verwijderen en het vlak met de gebiedsaanduiding 'evenementenzone - locatie 2' van de plankaart te verwijderen.
In artikel 36 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 37 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
7 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Vooroverleg
Het concept ontwerpbestemmingsplan 'De Parken, Indische Buurt en Beekparl' wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar betreffende personen en instanties.
7.2 Inspraak En Overleg
De Nota van uitgangspunten voor het bestemmingsplan 'De Parken, Indische Buurt en Beekpark' is samen met de bijbehorende functiekaart gepresenteerd op een bewonersavond op Vervolgens heeft de Nota van uitganspunten met ingang van 1 november 2012 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen met de mogelijkheid een inspraakreactie in te dienen. Er zijn 29 reacties ontvangen. Deze reacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota inspraak en overleg die is opgenomen als bijlage 5 bij de toelichting van het bestemmingsplan.
7.3 Bespreking Nota Van Uitgangspunten Tijdens Politieke Markt
Het ontwerp is door de gemeenteraad besproken tijdens de politieke markt van 22 november 2012. In algemene zin kan de gemeenteraad zich vinden in de uitgangspuntennotitie zoals deze door het college is aangeboden. Vanuit de verschillende fracties zijn een aantal opmerkingen gemaakt. De belangrijkste zijn hieronder weergegeven en van een reactie voorzien.
Opmerkingen en vragen
- 1. Verzocht wordt nog eens goed te kijken naar de bestemming voor bedrijven om te voorkomen dat er bedrijven in het plangebied komen die op een industrieterrein thuis zouden horen. Voorstel is om de bedrijfsbestemming te wijzigen in een woonbestemming indien een bedrijf stopt.
- 2. Geldt de regeling voor de verstening van voortuinen voor alle gebieden binnen het plangebied?
- 3. Het exacte verschil tussen beeldbepalende en karaktersitieke panden is niet helder.
- 4. Waarom is ter plaatse van de monumentale bomen tussen Generaal Heutszlaan 84 en 90 een woonbestemming opgenomen?
- 5. Welke bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn binnen de woonbestemming mogelijk?
- 6. Worden bewoners geïnformeerd dat hun woning als beeldbepalend wordt aangemerkt?
Beantwoording
- 1. In het bestemmingsplan zijn de geldende rechten gerespecteerd. Daar waar een bedrijfsbestemming is opgenomen zijn bedrijven in milieucategorie 1 direct toegestaan. Dit zijn bedrijfsactiviteiten die zich goed verdragen tot omliggende andere functies zoals wonen. In die situaties waar bestaande bedrijven aanwezig zijn in een hogere milieucategorie en waarvan het eigenlijk niet gewenst is dat deze in woonwijken gevestigd zijn, is een maataanduiding opgenomen. Dit betekent dat alleen deze bedrijven aanwezig mogen zijn naast bedrijven in milieucategorie 1. De geldende rechten worden hier gerespecteerd.
- 2. De regeling voor het tegengaan van verharden van voortuinen geldt alleen voor de gebieden die zijn aangewezen als beschermd stadsgezicht.
- 3. Dit verschil is in de toelichting bij het bestemmingsplan uiteengezet.
- 4. De monumentale bomen zijn in het bestemmingsplan aangeduid. Tussen Generaal Heutszlaan 84 en 90 zijn geen monumentale bomen aanwezig. Deze kavel is in eigendom van de gemeente. Eerder is al ingesproken dat deze kavel geen woonbestemming krijgt. In het bestemmingsplan is dan ook de bestemming 'Groen - 1' opgenomen.
- 5. In bijlage 6 van de regels is een lijst opgenomen met toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis. Hierbij moet gedacht worden aan lichte bedrijfsvormen in categorie 1.
- 6. Voorafgaand aan de ter visie legging van de nota van uitgangspunten voor inspraak zijn alle betrokkenen schriftelijk geïnformeerd. In voorkomend geval is persoonlijk contact geweest.
7.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan 'De Parken, Indische Buurt en Beekpark' heeft ingevolge artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening met ingang van 7 maart 2013 gedurende zes weken ter visie gelegen. Tijdens de periode van tervisielegging zijn 16 zienswijzen ingediend. Een aantal indieners heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hun zienswijze mondeling toe te lichten voor leden van de gemeenteraad.
Iedereen die een zienswijze heeft ingediend, heeft de gelegenheid gehad deze voor de leden van de politieke markt Apeldoorn (PMA) mondeling toe te lichten. Hiervan is door een aantal indieners gebruik gemaakt. In voorkomend geval is de zienswijze, al dan niet op verzoek, ambtelijk doorgesproken met de indiener. Om een goed beeld te krijgen van de zienswijzen heeft een aantal gesprekken op locatie plaatsgevonden.
De ingediende zienswijzen zijn samengevat en van een beantwoording voorzien in de 'Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen.' Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan op een aantal punten aangepast. In de nota is aangegeven welke aanpassingen zijn verricht. Naast aanpassingen ten gevolge van de ingediende zienswijzen is een aantal ambtshalve aanpassingen verricht. In de 'Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen' is een overzicht opgenomen.
7.5 Economische Uitvoerbaarheid
Voorliggend bestemmingsplan 'De Parken, Indische Buurt en Beekpark' betreft een actualisatie van diverse vigerende bestemmingsplannen en heeft een beheerkarakter. Het is niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen omdat er geen verhaalbare kosten van grondexploitatie als bedoeld in artikel 6.13 Wro zijn. Het plan is economisch uitvoerbaar.
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen
Bijlage 1 Lijst van toegelaten bedrijfstypen
Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Vormen Van Cultuur En Ontspanning
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
9101 9102 | Musea en ateliers | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
5914 | Bioscopen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9004 | Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
8552 85521 | Muziek-, dans- en balletscholen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
931B | Bowlingcentra | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9200 | Casino's | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
92009 | Amusementshallen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9604 | Badhuizen en saunabaden | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
Bijlage 3 Lijst Van Toegelaten Horecatypen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
5510 | Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
561 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
563.1 | Café's, bars | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
563.2 | Discotheken, muziekcafé's | 0 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
Bijlage 4 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
4773 | Apotheken | 0 | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 |
84 | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
8621, 8622, 8623 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
8691 8692 | Consultatiebureaus | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
9101 | Bibliotheken | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
9603 | Uitvaartcentra | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
852, 8531 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
8532, 854, 855 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
8610 | Ziekenhuizen | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
871 | Verpleeghuizen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
8891 | Kinderopvang | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9491 | Kerkgebouwen e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
94991 | Buurt- en clubhuizen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
Bijlage 5 Lijst Van Toegelaten Sportvoorzieningen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
931H | Golfbanen | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
93111 | Schietinrichtingen buitenbanen met voorzieningen: boogbanen | 0 | 0 | 30 | 30 | 30 | 2 |
931F | Tennisbanen (met verlichting) | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 |
931G | Veldsportcomplex (met verlichting) | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 |
Bijlage 6 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | CATEGORIE |
581 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 |
1814A | Grafische afwerking | 1 |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 |
9524 | Meubelstoffeerderijen | 1 |
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 |
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 |
50, 51 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 |
5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 |
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 |
791 | Reisorganisaties | 1 |
61 | Telecommunicatiebedrijven | 1 |
64, 65 | Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor | 1 |
41, 68 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 |
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | 1 |
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 |
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 |
9602 | Schoonheidsspecialist op afspraak | 1 |
9602 | Kapper op afspraak | 1 |
9609 | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
Bijlage 1 Toelichting Bij Aanwijziging Rijksbeschermd Stadsgezicht De Parken
Bijlage 1 Toelichting bij aanwijziging rijksbeschermd stadsgezicht De Parken
Bijlage 2 Redengevende Beschrijving Indische Buurt
Bijlage 2 Redengevende Beschrijving Indische Buurt
Bijlage 3 Lijst Met Monumenten En Karakteristieke Panden
Bijlage 3 Lijst met monumenten en karakteristieke panden
Bijlage 4 Cha Bebouwing De Parken Indische Buurt En Beekpark
Bijlage 4 CHA bebouwing De Parken Indische Buurt en Beekpark
Bijlage 5 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 5 Nota inspraak en overleg
Bijlage 6 Procedureschema
Nota van Uitgangspunten ter inzage | 01-11-2012 - 28-11-2012 |
Ontwerpplan ter inzage | 07-03-2013 - 17-04-2013 |
Vaststelling door gemeenteraad | 18-12-2014 |
Terinzagelegging vastgesteld plan | 08-01-2015 - 18-02-2015 |
Uitspraak voorlopige voorziening | 24-04-2015 |
Uitspraak beroep | 19-08-2015 |