Koninginnelaan 40 en 42
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Vastgesteld op 25-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Koninginnelaan 40 en 42 van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1144-vas1 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aan- of uitbouw
Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan, gelegen:
- ter plaatse van de aanduiding 'erf';
- binnen het bouwvlak, op het gedeelte waar volgens deze regels de bouw van een woning niet is toegestaan.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.7 aaneengebouwde woning
Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.8 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
1.9 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.11 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bedrijfswoning
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.13 begeleid wonen
Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.
1.14 beroepsuitoefening aan huis
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.15 beschermd stadsgezicht
Gebied dat burgemeester en wethouders hebben aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenverordening.
1.16 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
- bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.17 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bijgebouw
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
1.20 bijzondere boom
Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.
1.21 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.22 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.24 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 bruto vloeroppervlakte
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
1.27 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.29 erkend archeoloog
Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.
1.30 evenementen
Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.
1.31 folly
Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.
1.32 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 gestapelde woning
Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.
1.34 groepsaccommodatie
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.
1.35 hoge archeologische verwachtingswaarde
Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten hoog is.
1.36 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.37 hoofdverblijf
- a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.38 kamerverhuurbedrijf
Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.
1.39 kampeermiddel
Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen recreatiewoning, groepsaccommodatie of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.
1.40 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.41 kavel
De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.42 middelhoge archeologische verwachtingswaarde
Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten middelhoog is.
1.43 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.44 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.45 peil
Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.
1.46 permanente bewoning
Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:
- a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
- b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijfbeschikt.
1.47 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.48 publieksgerichte dienstverlening
Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.
1.49 recreatiewoning
Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanentebewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatieve doeleinden.
1.50 rijksbeschermd stadsgezicht
Gebied dat door de minister(s) is aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988.
1.51 risicovolle inrichting
Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit.
1.52 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht. - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.53 stacaravan
Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.
1.54 supermarkt
Detailhandelsbedrijf met een verkoopvloeroppervlak van meer dan 500 m² en een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeel levensmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening door klanten.
1.55 twee-onder-een-kapwoningen
Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.56 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.57 verblijfsrecreatie
Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.
1.58 verkoopvloeroppervlakte
Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.59 windturbine
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.
1.60 winkel
Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.
1.61 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.62 woonwagen
Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.63 woonwagenstandplaats
Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.
1.64 zakelijke dienstverlening
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.65 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
1.66 zorgwoning
Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.8 de hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, met dien verstande dat uitsluitend een supermarkt is toegestaan;
- b. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken.
3.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 7 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de verkoopvloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 827 m2; de brutovloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 1210 m2 (exclusief de vloeroppervlakte ten dienste van laden en lossen). |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m luifels: 6 m overig: 3 m |
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel uitsluitend op de begane grond, niet zijnde een supermarkt;
- b. wonen uitsluitend op de verdieping;
- c. beroepsuitoefening aan huis;
- d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- e. groenvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 7 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
gebouwen en overkappingen | bouwvlak | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) aangegeven waarde | - de bebouwing orienteert zich zowel ruimtelijk alsook functioneel uitsluitend op de Koninginnelaan; de verkoopvloeroppervlakte per detailhandels- functie/ bedrijf bedraagt ten hoogste 200 m2; de totale bruto vloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 852 m2. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | (brand)trappen: 6 m overig: 3 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m. |
4.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. parkeervoorzieningen;
- b. wegen;
- c. verblijfsgebied;
- d. groenvoorzieningen;
- e. in- en uitritten;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. verkeersvoorzieningen;
- h. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 9 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 5.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
overkappingen | 4 m | 4 m | - er is maximaal één overkapping toegestaan; - de overkapping mag in afwijking van het bepaalde in 1.44 uit meer dan één wand bestaan. | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | antenne- installaties: 15 m openbare verlichting: 4 m(5.3) luifels en (brand)trappen, onder meer ten behoeve van aangrenzende bestemmingen 6 m erfafscheidingen, al dan niet in de vorm van een geluidwerende voorziening: 3,50 m overig: 3 m |
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van openbare verlichting tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Algemene regels
- a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
- b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
- c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
- d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
- e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, geluidwerende maatregelen/voorzieningen, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
- f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
- g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
7.2 Afdekking van gebouwen
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Gebruik in strijd met de bestemming
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
- a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. het gebruik van bouwwerken die bestemd zijn voor verblijfsrecreatie ten behoeve van permanente bewoning.
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- g. het verstoren van archeologische waarden dieper dan 0,50 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens het bevoegd gezag op te stellen Programma van Eisen.
Indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag op advies van de archeoloog besluiten zonodig een opgraving te laten plaatsvinden.
Het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
8.2 Strafbepaling
Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.
Artikel 9 Beschermd Stadsgezicht
9.1 Aanduidingsregels
De voor 'beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding van het rijksbeschermdstadsgezicht.
9.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 7 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
bouwwerken | - er dient sprake te zijn van bescherming van de cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden |
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van de cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden zoals beschreven in de redengevende beschrijving van het rijksbeschermd stadsgezicht, nadere eisen stellen aan de omvang, orientatie en situering van bouwwerken; Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 12opgenomen procedureregels van toepassing.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
- a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
- b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
- c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
- d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
- e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
10.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk:
- a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- b. er dient sprake te zijn van bescherming van de cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden;
- c. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten;
- d. bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 10.1 onder b voor een antenne-installatie met een bouwhoogte van niet meer dan 40 meter boven NAP: voor zover de antenne-installatie niet leidt tot een onaanvaardbare vermindering van de werking van de radar, blijkend uit een advies ter zake van de beheerder van de radar.
10.3 Aangrenzende percelen
Afwijken als bedoeld in lid 10.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.
10.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 10.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 14 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.
11.2 Voorwaarden voor wijziging
- a. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast;
- b. er dient sprake te zijn van bescherming van de cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarden;
- c. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 11.1 onder c voor een antenne-installatie met een bouwhoogte van meer dan 80 meter boven NAP mag alleen plaatsvinden indien de antenne-installatie niet leidt tot een onaanvaardbare vermindering van de werking van de radar, blijkend uit een advies ter zake van de beheerder van de radar.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 13 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken
14.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
14.3 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 15 Overgangsrecht Gebruik
15.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
15.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
15.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
15.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Koninginnelaan 40 en 42.
Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn
d.d. 25-04-2013 nr. 39-2013
Mij bekend,
De griffier,
Namens hem:
John de Meij
manager Team Omgevingsrecht & Advies
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 19 november 2010 heeft initiatiefnemer een overeenkomst gesloten met de gemeente Apeldoorn om over te gaan tot herontwikkeling van het perceel Koninginnelaan 40 - 42. Deze overeenkomst heeft de gemeente Apeldoorn gepubliceerd samen met het voornemen om te starten met het bestemmingsplan, met onderhavige bestemmingsplan als resultaat. Met dit bestemmingsplan wordt op het perceel zelf de supermarkt verplaatst. De supermarkt trekt zich terug uit de panden die zijn gesitueerd aan de Koninginnelaan en vestigt zich in een nieuw op te richten gebouw achter op het perceel op de plek van de huidige sanitairshop/lederhandel. Met deze verplaatsing wordt oude bebouwing gesloopt en wordt het gehele perceel heringericht. Hiermee krijgt het gehele terrein een kwalitatieve impuls. De panden aan de Koninginnelaan krijgen een nieuwe invulling waarmee de orientatie van deze panden op de Koninginnelaan wordt hersteld en de indeling zo wordt vormgegeven dat de nieuwe invulling met detailhandel op de begane grond qua segment en ruimtelijke uitstraling beter zal aansluiten bij het aanbod en karakter van de detailhandel aan de Koninginnelaan.
1.2 Ligging En Begrenzing
De ontwikkeling betreft het perceel Koninginnelaan 40 -42. De locatie omvat de gronden waarop nu de panden aan de Koninginnelaan met de nummers 40 en 42 zijn gevestigd. Aan de noordzijde wordt het perceel begrensd door het perceel van Koninginnelaan nr. 44. Via de Koninginnelaan is het mogelijk om via een doorgang tussen Koninginnelaan 40 en 38 op het binnenterrein uit te komen. Dit binnenterrein is ook onderdeel van het initiatief. Het wordt aan de oostzijde begrensd door het terrein van de gereformeerde kerk aan de graaf van Lijndenlaan (nr. 9). Tot slot wordt het perceel in het zuiden en westen begrensd door de percelen behorende bij de woningen aan de Koninginnelaan en de Bas Backerlaan. Zie verder onderstaande afbeelding.
Figuur 1.1 plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
De gronden zijn opgenomen in het vigerende bestemmingsplan De Parken. Dit bestemmingsplan bevat een beschrijving in hoofdlijnen (zie bijlage 1 bij de toelichting). Deze beschrijving in hoofdlijnen is met name gericht op de beschrijving en bescherming van het waardevolle stadsgezicht van De Parken. In dit bestemmingsplan is nog sprake van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht De Parken. Inmiddels heeft De Parken ook de status van Rijksbeschermd stadsgezicht gekregen. Naast deze beschrijving in hoofdlijnen beschikken de gronden over een specifieke bestemming.
De panden rechtstreeks gesitueerd aan de Koninginnelaan bevatten de specifieke bestemming Winkel/Woongebied met de nadere aanduiding Winkel. Waarbij nr. 40 beschikt over een toegestane goothoogte tussen de 3 en 4,5 meter en een bouwhoogte van 9 meter. Koninginnelaan 42 beschikt over een toegestane goothoogte tussen de 5 en 7 meter en een bouwhoogte van maximaal 11 meter. Koninginnelaan 40 bevat een beperking in verkoopvloeroppervlak van 300 m2 en nummer 42 een beperking tot 600 m2 verkoopvloeroppervlak. Deze beperking bij nr. 42 was nog eens extra geregeld met behulp van een aanduiding voor 'supermarkt' maar daar is uiteindelijk door Gedeputeerde Staten van Gelderland goedkeuring aan onthouden, omdat deze aanduiding in de ogen van de provincie overbodig was. Ook aan het strookje gelegen voor de bebouwing van Koninginnelaan 42 is door de provincie goedkeuring onthouden. Er was volgens de provincie geen motief om alleen op deze plek de voorgevel te fixeren op het bestaande pand in tegenstelling tot de omgeving. Voor dat strookje geldt nog het onderliggende bestemmingsplan Kern, vastgesteld op 23-11-1938 en goedgekeurd op 16-08-1939, met de bestemming Verkeer/Groen/Verblijf.
De gronden op het achtergelegen terrein hebben in het vigerende bestemmingsplan De Parken ook deze bestemming Verkeer/Groen/Verblijf. Met nog een strookje voor de bestemming Winkel/Woongebied direct achter de woningen die zijn georienteerd op de Koninginnelaan. Achterop het binnenterrein bevinden zich de panden van een voormalige sanitairshop en lederhandel. Deze gronden bezitten nog de bestemming Bedrijven- sanitairbedrijf met detailhandel toegestaan en bedrijven - Lederhandel.
Figuur 1.2. Vigerend bestemmingsplan
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
In hoofdstuk 2 wordt het beleid beschreven dat relevant is voor deze ontwikkeling. De bestaande situatie wordt vervolgens in hoofdstuk 3 beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de nieuwe situatie weergegeven. In hoofdstuk 5 wordt de uitvoerbaarheid beschreven, waarbij aandacht wordt gegeven aan, de milieutechnische randvoorwaarden, de planologische randvoorwaarden en de economische- en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een toelichting gegeven op de regels.
2 Beleidskader
2.1 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft een nieuwe structuurvisie opgesteld Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Deze is in samenhang met het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro/ AmvB Ruimte) in werking getreden op 17 december 2011. Hierna wordt kort de doelstelling van dit nieuwe beleid samengevat.
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.
Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig om die nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota’s op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De forse bezuinigingsopgave maakt dat er scherp geprioriteerd moet worden. De financiële middelen zijn de komende jaren beperkt en private investeerders zijn terughoudender. Hierdoor vertragen projecten, worden deze heroverwogen of zelfs gestopt. Daarnaast werkt de huidige wijze van financiering van gebiedsontwikkeling niet meer. Nieuwe verdienmodellen en andere kostendragers zijn nodig om gebiedsontwikkeling weer van de grond te krijgen. Tegelijkertijd vragen grote opgaven op het gebied van concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid & veiligheid om rijksbetrokkenheid.
De AmvB ruimte bevat algemene regels voor bestemmingsplannen. Zo bepaalt het Barro onder meer dat bestemmingsplannen de doorvaart voor schepen niet mogen belemmeren als in het plan zich een vrijwaringszone van een rijksvaarweg bevindt. Verder staat eveneens in dit besluit dat bestemmingsplannen binnen reserveringsgebieden geen plannen mogen bevatten die uitbreidingen van het spoor belemmeren. Een bestemmingsplanwijziging mag ook geen belemmering bevatten voor het gebruik en geschikt maken van elektriciteitsproductieinstallaties, kernenergiecentrales, hoogspanningsverbindingen, buisleidingen, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), primaire waterkeringen (buiten het kustgebied) en het IJsselmeergebied.
Er wordt in de SVIR nadrukkelijk ingezet op de kwaliteit van de leefomgeving en dit wordt in onderhavige plan ook nadrukkelijk afgewogen. Tevens zet het rijk in op duurzame verstedelijking met een daaraan gekoppelde "ladder". Bij een ontwikkeling moet worden afgewogen waarom op deze plek en waarom niet op een alternatieve locatie. Deze afweging heeft voor dit initiatief plaatsgevonden. Er is bij de uitbreidingswensen eerst gekeken naar verplaatsing naar alternatieve locaties die optimaal aansluiten bij het gemeentelijk beleid vanuit economische zaken. Toen desbetreffende locaties niet mogelijk bleken is er voor gekozen om mee te werken aan een kwaliteitsimpuls op de huidige locatie.
Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte(SVIR) is de insteek om beslissingen dichter bij de burger te leggen en in het verlengde daarmee de ruimtelijke belangen, waaronder die met betrekking tot het cultureel erfgoed (Rijksbeschermd stadsgezicht), bij de gemeente neer te leggen.
Daarnaast hanteert dit beleid als uitgangspunt het zo veel als mogelijk benutten van tranformatie en herstructurering. Het initiatief sluit met de herinrichting van het terrein dan ook aan bij dit rijksbeleid.
2.2 Modernisering Monumentenzorg
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief Modernisering van de Monumentenzorg. Deze beleidsbrief geeft de nieuwe visie van de minister van OCenW op de monumentenzorg weer. De visie is geschreven mede namens de ministers van LNV en VROM. De nieuwe visie rust op drie pijlers: (1) cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening (2) krachtiger en eenvoudige regels (3) herbestemmen van cultuurhistorisch waardevolle panden die hun functie verliezen. Met de eerste pijler wordt ingezet op het bestemmingsplan als belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. Een goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Cultuurhistorie is een van die belangen. Dit nieuwe beleid vormt een belangrijke aanvulling op de sectorale bescherming van monumenten. Op deze manier is een meer gebiedsgerichte benadering mogelijk. Door aanpassing van het Besluit Ruimtelijke Ordening per 1 januari 2012 worden gemeenten verplicht bij het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Daarnaast zal het Rijk aanvullend op de Structuurvisie infrastructuur en ruimte, een visie op het cultureel erfgoed opstellen. Deze visie geeft aan hoe het Rijk het onroerend cultureel erfgoed borgt in de ruimtelijke ordening, welke prioriteiten het kabinet daarbij heeft en hoe het wil samenwerken met publieke en private partijen. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang. De insteek is om beslissingen dichter bij de burger te leggen en in het verlengde daarmee de ruimtelijke belangen, waaronder die met betrekking tot het cultureel erfgoed (Rijksbeschermd stadsgezicht), bij de gemeente neer te leggen. De gemeente Apeldoorn heeft dit uitgangspunt geimplementeerd in haar werkproces en het doorlopen proces bij onderhavige initiatief sluit dan ook aan bij het hiervoor genoemde uitgangspunt.
2.3 Algemene Provinciale Structuurvisie (Streekplan Gelderland 2005)
Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid.
Generiek beleid
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking. Bundeling in Gelderland heeft met name de volgende doelen:
- handhaving/versterking van de economische en culturele functie van de steden;
- behoud/versterking van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen;
- optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik.
In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:
- een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
- het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
- door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners;
- intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen.
Het initiatief is een vernieuwing van bestaand stedelijk gebied en sluit daarmee aan bij het provinciale beleid.
Regiospecifiek beleid: de Stedendriehoek
Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek.
Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk. Het overgrote deel van de woningbouwopgave ligt in de steden Apeldoorn, Zutphen en Deventer. Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld aan knooppunten van infrastructuur worden gerealiseerd in het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. De verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden binnen de steden als uitbreiden buiten de steden.
De regio Stedendriehoek kiest voor verdere herstructurering en intensivering van bestaand stedelijk gebied. Het initiatief beslaat herstructurering en sluit daarmee bij het regionale beleid aan.
2.4 Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting.
Op 15 december 2010 hebben provinciale staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. In de toelichting hebben provinciale staten aangegeven wat de strekking van de verordening is. "In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat deze verordening geen beleidswijzigingen bevat. Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden nu vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale verordening. Dit vloeit voort uit de AMvB Ruimte."
Het initiatief betreft de verplaatsing van detailhandel in de vorm van een supermarkt binnen een particuliere kavel van de voorzijde naar de achterzijde. Het betreft hier geen verandering in de detailhandelsstructuur, laat staan een verandering in de regionale detailhandelsstructuur. De ontwikkeling raakt dan ook geen provinciaal- belang / beleid. Het initiatief zorgt juist voor versterking van een duurzame en fijnmazige detailhandelsstructuur zoals de provincie die wenst. Tevens gaat het hier om een bestaand winkelgebied en daar ligt wat betreft de provincie ook de prioriteit.
2.5 Structuurplan Stedelijk Gebied
In februari 2002 heeft de gemeenteraad het structuurplan voor het stedelijk gebied vastgesteld. In het structuurplan zijn de ambities van de stad voor de langere termijn (tot 2020) geformuleerd.
Het is de ambitie van Apeldoorn in de komende periode verder uit te groeien tot centrumstad binnen de regio Stedendriehoek. Dat werkt naar twee kanten: enerzijds het leveren van een bijdrage aan de opvangfunctie van de stad voor de groei van de regionale bevolking en de regionale werkgelegenheid. Anderzijds meer uitstraling van de stad door meer en betere regionale voorzieningen en attracties.
Het structuurplan gaat uit van het concept van de complete stad. In de complete stad horen naast intensief gebruikte stedelijke ruimte ook openbare ruimte van hoge kwaliteit en speel- en recreatieruimte thuis. Compacte stedelijke toevoegingen zullen vooral in en om het centrum en de stadsdeelcentra een plek krijgen. Daardoor wordt niet alleen het draagvlak voor de voorzieningen aldaar vergroot, maar kan ook elders, bijvoorbeeld in ruimer opgezette woonwijken, ruimte gespaard blijven. Het initiatief sluit hierbij aan doordat een compacte stedelijke kwalitatief hoogwaardige leefomgeving wordt bevorderd. Het gaat hier om een bestaande detailhandelsstructuur waarbij reeds is aangesloten. Er is in de afweging om te komen tot een verplaatsing wel gekeken naar stadsdeelcentra, maar die locaties bleken praktisch niet haalbaar.
2.6 De Groene Mal
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen. De ontwikkeling is gesitueerd aan de Koninginnelaan. Dit is echter geen laan zoals opgenomen in de groene mal. Wel wordt met de ontwikkeling door de verplaatsing van de supermarkt naar achteren op het perceel en een nieuwe invulling van de panden direct aan de Koninginnelaan juist beter aangesloten bij de kwaliteiten aldaar. Het achterterrein is nu compleet verhard en met de herinrichting van deze ruimte komt er ook meer groen als kwalitatieve impuls op het achterterrein. De leefomgeving van de laan en achtergelegen terrein krijgt een (groene) impuls.
2.7 Strategische Economische Beleidsvisie Apeldoorn 2000 - 2020
In dit document staan de belangrijkste uitgangspunten en ambities voor het economische beleid van Apeldoorn tot 2020. Voor verschillende economische sectoren zijn gedetailleerde uitvoeringsplannen gemaakt. Als ambitie kiest Apeldoorn voor verdere economische ontwikkeling. Speerpunten zijn:
- een evenwichtige economische basis behouden;
- de productiestructuur verbreden (clusterspecialisatie);
- de kwaliteit van toerisme en recreatie verbeteren;
- de binnenstad en vier wijkcentra versterken;
- de plattelandseconomie verstevigen.
De gemeente heeft 18 concrete activiteiten en projecten vastgesteld op verschillende economische terreinen; kantoren en bedrijven, wijkeconomie, zorgsector, detailhandel en horeca, toerisme en recreatie, plattelands-ontwikkeling en -economie, arbeidsmarkt en relatiebeheer.
Voor koninginnelaan 40 - 42 is met name een evenwichtige economische basis en de relatie met wijkcentra van belang. Aangezien er een zorgvuldige afweging is geweest om eventueel in te zetten op een verplaatsing naar wijkcentra en gezien het feit dat het hier gaat om een verplaatsing van een bestaande supermarkt binnen hetzelfde perceel in een bestaande winkelstructuur waarbinnen de supermarkt een unieke rol vervult zal de economische basis hiermee niet verloren gaan.
2.8 Detailhandelsvisie
In 2003 is de Detailhandelsvisie 'Een boodschap voor iedereen' vastgesteld. Het belangrijkste doel van de detailhandelsvisie is te komen tot een sterke en evenwichtige detailhandelsstructuur, zowel vanuit het oogpunt van de consument (het verzorgingsniveau) als vanuit de optiek van het bedrijfsleven (het economische functioneren). De visie vormt de kaders voor de uitwerking van (deel)plannen op wijk- en buurtniveau en voor het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen. Verder is de visie het toetsingskader voor nieuwe initiatieven.
In de nota is een aantal uitgangspunten geformuleerd. Essentie is dat gekozen wordt voor het handhaven en versterken van de fijnmazige winkelstructuur in Apeldoorn op wijk- en buurtniveau. Met het initiatief aan de Koninginnelaan blijft de waardevolle combinatie van supermarkt met meer gespecialiseerde detailhandel aan de Koninginnelaan gehandhaafd. Deze wordt zelfs nog versterkt door meer kleinschalige detailhandel te realiseren waarbij oriëntatie op de Koninginnelaan wordt verbeterd.
2.9 Verkeersbeleid
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2010 – 2020 (vastgesteld juli 2009). Hierin heeft de gemeente een aantal doelen vastgesteld. De gemeente wil de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid behouden en liefst nog vergroten. Enerzijds zijn dit doelen die zijn uitgedrukt in cijfers, anderzijds zijn dit doelen in de vorm van ervaringen van bewoners en gebruikers.
De gemeente faciliteert alle vervoerswijzen en probeert de kennis van de reiziger over de verschillende mogelijkheden te vergroten. Het doel voor verkeersveiligheid is een reductie van 35% van het aantal ongevallen in 2020 ten opzichte van 2002. Om dit doel te bereiken wordt ingezet op het veiliger en herkenbaarder maken van de infrastructuur en gedragsbeïnvloeding van de verkeersdeelnemers.
Het autoverkeer wordt gebundeld op hoofdwegen. De hoofdwegen verbinden stadsdelen met elkaar, met de snelwegen en met de rest van de wereld. Woongebieden worden ingericht als verblijfsgebieden, met een maximum snelheid van 30 km per uur. Daar moet de overlast van autoverkeer zo veel mogelijk worden beperkt.
De gemeente streeft goede voetgangersvoorzieningen na. Bij het station en in de binnenstad worden speciale veilige voorzieningen voor voetgangers aangeboden. Op andere plaatsen wordt een basisniveau aan voorzieningen aangeboden. De gemeente blijft inzetten op goede fietsenstallingen en fietsdoorstroomassen: snelle aantrekkelijke fietsroutes, waar je als fietser snel, comfortabel en veilig kunt fietsen. Alle inwoners van Apeldoorn moeten gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. De bus speelt hierin een belangrijke rol. De bussen sluiten aan op de treinen van de Nederlandse Spoorwegen. De taxibus wordt ingezet als aanvulling op de behoeften van de gebruiker.
Er worden drie categorieën hoofdwegen onderscheiden: de Ring; de radialen en de centrumring; de overige hoofdwegen. De Ring is de belangrijkste verdeler van het verkeer in de stad. Het autoverkeer krijgt hier de hoogste prioriteit. De radialen en de centrumring hebben als doel het bieden van een snelle route naar en om het centrum heen, met name om de parkeergarages snel te kunnen bereiken en verlaten. Naast de hoofdwegen zijn er de verblijfsgebieden. In verblijfsgebieden wordt voornamelijk gewoond. Gemengde functies hebben hier een plek: verkeer, spelende kinderen, fietser en voetgangers. In het buitengebied wordt het verkeer ook gebundeld op een aantal hoofdwegen waar een maximum snelheid geldt van 80 km per uur. De verblijfsgebieden in het buitengebied worden autoluw ingericht met een maximumsnelheid van 60 km per uur.
De parkeernormen zijn vastgesteld in de Parkeernota (geactualiseerd oktober 2004). De gemeente stelt geen maximum aan het aantal parkeerplaatsen bij woningen, de parkeernorm geeft aan wat in ieder geval aangelegd moet worden. Het initiatief gaat uit van het oplossen van parkeren op het eigen terrein waarbij de gemeentelijke parkeernormen als minimum worden gehanteerd zoals hiervoor aangegeven.
2.10 Waterbeleid
2.10.1 Europees beleid
Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) in werking getreden. De KRW geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat:
- Aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed;
- Verbetering van het aquatisch milieu wordt bereikt, onder andere door een forse vermindering van lozingen en emissies;
- Duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn;
- Er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Voor de KRW zijn ecologische èn fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang en/of het beschermingsniveau van het grondwater. De KRW heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor bijvoorbeeld riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijk beleid.
2.10.2 Landelijk beleid
Nationaal Waterplan 2009-2015
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding uit 1998 en hét rijksplan voor het waterbeleid in Nederland. Water krijgt een meer prominente rol bij de inrichting van Nederland. De beleidslijnen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het Nationaal bestuursakkoord Water, die inspelen op de verwachte klimaatsveranderingen, zijn een belangrijke impuls voor de koers van het nieuwe waterbeleid. Het hoofdthema is: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water. Tevens bevat het Nationaal Waterplan een eerste beleidsmatige uitwerking van de kabinetsreactie op het advies van de Deltacommissie.
Watertoets
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen en besluiten. In 2000 is de watertoets geïntroduceerd door de Commissie Waterbeheer 21eEeuw en in 2001 vastgesteld door Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. De watertoets wordt toegepast bij locatiekeuzen en bij inrichtingsplannen. De uitkomst van de watertoets is een advies van de waterbeheerder, dat door de initiatiefnemer wordt meegewogen met andere belangen en wordt vertaald in een waterparagraaf. Deze maakt deel uit van het ruimtelijke plan.
Vanaf november 2003 is de waterparagraaf onder andere verplicht voor streekplan, regionaal structuurplan, gemeentelijk structuurplan, bestemmingsplan(wijziging) en vrijstelling van een bestemmingsplan. De overlegverplichting geldt voor een structuurplan, bestemmingsplan, regionaal structuurplan en de vrijstelling van een bestemmingsplan.
2.10.3 Regionaal beleid
Waterplan Gelderland 2009-2015
Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermings- gebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan Gelderland op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het Waterplan Gelderland is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten.
Stroomgebiedsvisies
De Provincie Gelderland heeft stroomgebiedsvisies opgesteld. Hierin wordt een indeling gehanteerd in meer en minder sturende wateropgaven voor de ruimtelijke inrichting van Gelderland.Hieronder is aangegeven welke wateropgaven als sturend en welke als mee-ordenend zijn aangemerkt.
Sturende wateropgaven
Dit zijn opgaven die alleen zijn op te lossen door er ruimte voor te reserveren en aan de bestemming water prioriteit te geven boven andere bestemmingen. Bij het combineren met andere functies geldt de noodzakelijke ruimte voor water minimaal als vertrekpunt.
Als sturende opgaven zijn aangemerkt:
- Wateroverlast: ruimteclaim voor het regionaal systeem voor berging van water in verbrede waterlopen en in aan te wijzen bergingsgebieden;
- Natuur: bescherming van waterlopen met hoge ecologische doelstelling (HEN) en de zogenaamde natte natuurparels en prioritaire gebieden, inclusief de daarbij behorende beïnvloedingsgebieden;
- Drinkwater: bescherming van de 25-jaars grondwaterintrekgebieden.
Mee-ordenende wateropgaven
Voor deze opgaven bestaan meerdere alternatieven voor de invulling van de noodzakelijke ruimte voor water. De ruimte voor water is op creatieve wijze te combineren met andere bestemmingen in deze gebieden via meervoudig ruimtegebruik.
Mee-ordende wateropgaven zijn:
- Wateroverlast: gebieden waar een toenemende kans op wateroverlast kan optreden door verandering in het grondwaterpeil. Dit speelt met name in de grondwaterfluctuatiezone.
- Natuur: bescherming van waterlopen met een niet-prioritaire ecologische doelstelling (SED) en de stroomgebieden van de bovenlopen van de SED-wateren. Bescherming van de niet-prioritaire natte natuur, inclusief de daarbij behorende beïnvloedingsgebieden. Bescherming van de 'blauwe motoren' van het grondwatersysteem en bescherming van de herstelgebieden voor natte natuur.
- Drinkwater: bescherming van oppervlaktewater voor drinkwaterwinning, de zoekgebieden voor drinkwaterwinning en de 100-jaars grondwater-intrekgebieden voor drinkwaterwinning.
Waterbeheersplan Veluwe
Waterschap Veluwe is in haar beheersgebied verantwoordelijk voor de waterhuishouding en de waterkering. Het waterbeheersplan geeft de strategische visie op de waterschapstaken uitgewerkt in concrete doelen en een uitvoeringsstrategie. De doelen vloeien voort uit Europese, nationale en provinciale wet- en regelgeving. Zeven stroomgebiedsuitwerkings-plannen (SUP's) vormen het vertrekpunt van het nieuwe waterbeheersplan. Ze vormden de basis voor het beleid tot en met 2010. Op 22 december 2009 is het nieuwe Waterbeheersplan Veluwe 2010-2015 (WBP) vastgesteld en met ingang 2010 is dit van kracht.
Het jaar 2015 is een markant ijkpunt. In het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel en in de Kaderrichtlijn Water is bepaald dat in dat jaar het watersysteem op orde moet zijn.
Apeldoorn is gelegen in vijf SUP's:
- Apeldoorns kanaal – Grift;
- Noordelijke IJsselvallei;
- Zuidelijke IJsselvallei;
- Harderwijk Nunspeet;
- Ermelo- Putten.
Waterschap Veluwe maakt in de SUP's, kenbaar waar werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. In ieder SUP staan de doelen beschreven voor het betreffende deelstroomgebied, alsmede de bijbehorende soorten maatregelen. Kortom: wat gaat het waterschap waar doen, op welke manier en wanneer? Het opstellen van de SUP's heeft plaatsgevonden samen met inwoners, mede-overheden en belangenorganisaties. De doelen in de plannen vloeien voort uit Europese, Nationale en provinciale wet-, regelgeving en beleid.
De soorten maatregelen om deze doelen te bereiken zijn in dit SUP genoemd; ze zijn echter nog niet concreet. Ze geven een indicatie over hoe en wanneer Waterschap Veluwe de doelen wil bereiken. Hierbij is een mate van flexibiliteit gewenst. Over deze soorten maatregelen en de uitvoeringsperiode is inspraak geweest.
2.10.4 Lokaal beleid
2.11 Uitvoeringsnota Geluid 2005-2009
De gemeente Apeldoorn heeft de ambitie om ongewenste milieusituaties te saneren en voor de toekomst het milieubelang duidelijker te betrekken bij de planontwikkeling voor wonen, werken en verkeer. Voor het aspect geluid zijn ambities en handvatten weergegeven in de uitvoeringsnota.
Toekomstige geluidshinder dient te worden voorkomen. Daarom heeft de gemeente de Handreiking Geluid in bestemmingsplannen en projecten opgesteld. De handreiking geeft aanwijzingen voor het maken van keuzes met betrekking tot geluid in ruimtelijke plannen of projecten. Ook geeft de handreiking mogelijke maatregelen en oplossingen om overschrijding van de geluidsnormen te voorkomen. In het plangebied is er sprake van een specifieke opgave voor wat betreft geluid. Vanuit de gemeente en extern is er dan ook geadviseerd voor wat betreft dit onderwerp. Hierbij is de hiervoor genoemde nota kaderstellend geweest.
2.12 Beleidsvisie Externe Veiligheid
De gemeente Apeldoorn wil haar burgers en bedrijven een veilige leef- en werkomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Apeldoorn het externe veiligheidsbeleid geformuleerd.
Bij externe veiligheid gaat het om de risico's op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich zowel voor bij risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving en beleidsnota's, onder andere in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Invulling geven aan deze wettelijke verplichtingen vormt een belangrijk onderdeel van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Apeldoorn aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's om dient te worden gegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en plaatsgebonden risico te overwegen, bij het nemen van besluiten.
Risicosituatie gemeente Apeldoorn
De gemeente Apeldoorn kent voor wat betreft het Bevi 37 risicobronnen. Enkele risicoveroorzakende inrichtingen bevinden zich op de bedrijventerreinen van de gemeente Apeldoorn, maar het merendeel bevindt zich verspreid over het grondgebied van de gemeente en zijn dus niet specifiek te herleiden tot één of meer industriegebieden. Op het spoorwegemplacement wordt niet gerangeerd met gevaarlijke stoffen.
Uitgangspunten en gebiedsgerichte ambities gemeente Apeldoorn
Voor het plaatsgebonden risico in bestaande situaties geldt, dat deze moet voldoen aan de wettelijke grenswaarden. In de bestaande situatie zijn er geen overschrijdingen van de oriënterende waarde van het groepsrisico aanwezig. Toename van de personendichtheid groter dan 1 x oriënterende waarde wordt voorkomen; opvullen van de personendichtheid tot 1 x oriënterende waarde is toegestaan. De uitgangspunten voor het basisniveau externe veiligheid voor nieuwe situaties in woon- en gemengde gebieden zijn dat de realisering van een risicobron met externe veiligheidsconsequenties niet mogelijk is. De realisatie van een beperkt kwetsbaar object is gemotiveerd mogelijk tot 1x de oriënterende waarde.
Het gaat hier om bestaande functies zonder toevoeging van een risicobron en dus is er geen sprake van strijdigheid met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.
2.13 I-cultuur
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.
Cultuurhistorische beleidskaart
Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:
Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.
In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen. De gronden beschikken over een hoge attentiewaarde. In paragraaf 5.5 wordt nader toegelicht op welke wijze rekening wordt gehouden met dit gegeven.
Archeologische beleidskaart
De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties:
Hoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
Gemiddelde trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
Lage trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quick-scan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.
Het plangebied beschikt over een lage trefkans. In paragraaf 5.4 worden de consequenties hiervan nader toegelicht.
2.14 Welstandsbeleid
Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.
Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.
In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij. Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.
Voor het gebied Koninginnelaan 40 -42 en omgeving wordt voor het initiatief geen specifiek welstandsbeleid opgesteld. De herijkte kadernota biedt voldoende handvaten. Wel worden in onderhavige toelichting de ambities verwoord/handreikingen gegeven. De stedenbouwkundige en architectonische uitgangspunten van het initiatief zijn op 31 mei 2012 behandeld (vooroverleg welstand en monumenten) in in de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. De commissie gaf in haar advies aan grote waardering te hebben voor de ontwikkeling.
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Historie
Het natuurlijk grondpatroon
Apeldoorn is ontstaan op de overgang van de hogere gronden, gevormd door het Veluwemassief en de lagere gronden in de IJsselvallei. Hier, aan de voet van het door het landijs opgestuwde plateau ontspringen talrijke beken en sprengen. Sprengen zijn gegraven beken, met als doel watertoevoer van de industrie (papier, wasserijen) veilig te stellen.
Het vestigingspatroon
De nederzetting heeft aanvankelijk de karakteristiek van een esdorp. In de nabijheid van een beek, de Grift, ontstaat een agrarische gemeenschap te midden van collectief ontgonnen enken (hoog) en beemden (laag).
De ligging op het snijpunt van twee belangrijke laat - middeleeuwse handelsroutes (Amersfoort - Deventer/Zutphen en Elburg - Doesburg/Münster) biedt Apeldoorn de gelegenheid zich te ontwikkelen tot pleisterplaats en ontmoetingscentrum. Een concentratie van herbergen, uitspanningen en logiesgelegenheden bepaalt zo vanouds het dorpsbeeld van Apeldoorn.
De vestiging van een koninklijk jachtslot en vooral de aanleg van een barok assenstelsel staat in scherp contrast met de zachte, langs natuurlijke lijnen gevormde landschapsstructuur.
De samenhang is echter ook duidelijk; het assenstelsel is namelijk verankerd in de belangrijkste landschappelijke kenmerken. De oneindige hoofdas, parallel aan de hoogtelijnen, richt zich op dat deel van de hemel, waar de zon het zenith bereikt. De rechteras legt een relatie met de beboste hoogtes van het Orderbos, terwijl de linkeras zich op het dorpssilhouet richt. De relatie met het water komt tot uiting in bassins en fonteinen, waarvoor de talrijke sprengen in de omgeving de aanvoer verzorgen.
Door industrialisering, dorpsuitleg en de aanleg van wegen en spoorlijnen is deze balans tussen samenhang en contrast echter wat verloren gegaan.
Zo heeft b.v. de Grift haar watervoerende functie grotendeels verloren aan het Apeldoorns Kanaal, dat het tracé van de oorspronkelijke beek in grote lijnen volgt. Het sprengen- en bekenstelsel verdween vaak onder de grond in riolen.
De Parken
De villawijk De Parken is één van de eerste grote planmatig opgezette uitbreidingen van het oorspronkelijke dorp Apeldoorn. Elementen uit het natuurlijk grondpatroon werden in het stedebouwkundig plan opgenomen en zijn nog steeds herkenbaar. Zo is de Koninginnelaan één van de oorspronkelijke landwegen, die horen tot de structuurdragers van Apeldoorn. Andere oude landwegen zijn bijvoorbeeld de Deventerstraat, de Kerklaan en de Regentesselaan. Van het oorspronkelijke bekenstelsel zijn nog slechts (veelal getransformeerde) fragmenten terug te vinden in de parken.
In het midden van de vorige eeuw bestond De Parken uit agrarische gronden, bospercelen en landerijen, grotendeels behorend bij de landgoederen "de Pasch" (16e eeuw) en "de Vlijt" (18e eeuw). De huidige Canadalaan vormt een van de landweggetjes die het gebied ontsluiten.
In de tweede helft van de negentiende eeuw worden de landgoederen aangekocht door Van der Houven van Oordt, een welgestelde industrieel. Hij speelt na de aanleg van de spoorlijn (1876) in op de groeiende vraag naar exclusieve woningen voor beter gesitueerden, zoals gepensioneerden uit het westen, leden van de hofhouding, oud KNIL-officieren, planters en residenten uit Nederlands Indië etc.
De stedebouwkundige structuur van het villagebied is gebaseerd op een aantal hoofdelementen, die door middel van slingerende lanen en lange zichtassen met elkaar zijn verbonden. Deze hoofdelementen worden gevormd door de fraaie stadsparken, de verschillende monumentale pleinvormige structuren en de belangrijkste hoofdwegen in en rond de Parken. Opvallend in het villagebied zijn de lange, elkaar kruisende wegassen en de brede, vaak vloeiend gebogen lanen, die parkachtige ruimten en grote bouwpercelen omsluiten. De lange gebogen lanen en de nu eens grote lobvormige, dan weer kleine driehoekige bouwpercelen geven de wijk een zeer afwisselend en schilderachtig karakter, wat nog wordt versterkt door de typisch laat 19de eeuwse stedebouwkundige oplossingen voor de openbare ruimten, pleinen en straathoeken.
Het villagebied De Parken is een uniek gebied, waarvan de historische planmatig aangelegde structuur nog compleet aanwezig is, ingevuld met fraaie, hoogwaardige architectuur, veelal verkerend in een gave staat. Er zijn zeer karakteristieke park- en groenelementen en straatmeubilair aanwezig. Het gebied vertoont daardoor een uitermate gave historische samenhang met een hoge belevingswaarde. De drie componenten stedebouwkundige structuur, bebouwing en groenelementen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en bepalen tezamen het unieke, hoogwaardige karakter van de wijk. Ook de grote verscheidenheid aan bouwstijlen en bouwvormen draagt in belangrijke mate bij tot het unieke karakter van het gebied.
De Koninginnelaan neemt een wat andere positie in, aangezien dit een ouder bebouwingslint is, dat is opgenomen in het villagebied van de Parken. De Koninginnelaan heeft daardoor een ander bebouwingsbeeld dat bestaat uit dichter op elkaar geplaatste gebouwen, die kleinschaliger van karakter zijn. Bovendien zijn er langs aan Koninginnelaan winkels gevestigd, wat het gebied een veel gemengder karakter geeft dan het woongebied dat de Parken is.
Het plangebied
Op het binnenterrein is in de jaren zeventig van de vorige eeuw, een grote loods geplaats waarin een sanitairhandel is gevestigd. Ook werd er aangrenzend aan de achtertuinen van de panden aan de Koninginnelaan een gebouwtje neergezet dat een kapper huisvest. In de jaren tachtig werd aan de Koninginnelaan het huidige pand van de aldi gebouwd. Het pand is opgebouwd uit twee 'huizen', elk met een kap afgedekt, zodat het beter in het kleinschalige beeld van de lintbebouwing zou passen. In 2002 werd een nieuw pand gebouwd naast de toegangsweg naar het parkeerterrein, dat in maat en schaal past bij de lintbebouwing, maar een veel modernere vormgeving heeft.
3.2 Beschermd Stadsgezicht
Het plangebied maakt deel uit van het Rijksbeschermd stadsgezicht De Parken. Doel van de aanwijzing als beschermd stadsgezicht is de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de toekomstige ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te bieden voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt. De eigenschappen van het beschermde stadsgezicht hebben een vertaling gevonden in de beschrijving in hoofdlijnen zoals deze nu in het vigerende bestemingsplan De Parken is opgenomen. Deze beschrijving in hoofdlijnen is opgenomen als bijlage 1 bij deze toelichting. Hieruit komt naar voren dat voor het plangebied de volgende aspecten de aandacht verdienen:
Ruimtelijk
- 1. de continuïteit en samenhang van de Koninginnelaan, gekenmerkt door het stedenbouwkundig profiel, een vloeiende, enigszins verspringende voorgevellijn, de korrelgrootte van de bebouwing, ritmering en massawerking, de inrichting van de laan met bomen en voetpaden aan weerzijden van de weg;
- 2. de architectuur wordt gekenmerkt door een eenvoudige hoofdbouwmassa: meestal één laag, soms twee lagen met een kap, gebouwen zijn georiënteerd op de Koninginnelaan, de detaillering is verfijnd. Het materiaal is meestal traditioneel, baksteen voor de gevels, soms gestuukt of geschilderd, pannen op het dak;
- 3. het groen in particuliere tuinen draagt in de Parken bij aan het groene beeld van de wijk. Vooral een groene invulling van de voortuinen en zijtuinen zijn hierbij belangrijk. Grote binnenterreinen hebben een bescherming gekregen als zij groen zijn ingevuld, omdat dit groen met grote bomen vaak zichtbaar is vanachter de bebouwing en zo een rol speelt in het groene beeld van de wijk;
- 4. gebouwen in zij-, en achtertuinen: het uitgangspunt is het behoud van ruimten tussen gebouwen.
Functioneel
- 1. het specifieke, kleinschalige, specialistische karakter van het winkelapparaat is uitgangspunt;
- 2. geen winkels worden samengevoegd;
- 3. winkels met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2, waaronder de bestaande supermarkt, op de huidige oppervlakte worden gefixeerd.
3.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Bebouwing in De Parken/ de Koninginnelaan
Opvallend is het gemak waarmee de wijk De Parken zich als totaalbeeld presenteert. De bindende werking van tuinbeplanting en de laanstelsels, zorgt vrijwel steeds voor de nodige samenhang. Ook de consequente situering van de bebouwing vanaf het eerste moment in vastgelegde rooilijnen draagt hiertoe sterk bij.
De Koninginnelaan is een oud lint, waarvan de bebouwing een ander karakter heeft dan het achterliggende villagebied. De bebouwing is kleinschaliger, de tussenruimten zijn kleiner en daardoor is er minder ruimte voor groen. Alleen de laanbeplanting en incidentele voortuinen dragen bij aan een groen beeld.
Bebouwing op het perceel
De bebouwing van de huidige supermarktlocatie (aan de Koninginnelaan) springt in ten opzichte van de bebouwing in de omgeving wat naar achteren. De supermarkt is op het achterterrein georiënteerd. De naastgelegen wijnhandel heeft wel een ingang aan de Koninginnelaan, maar beschikt wel over een tweede entree vanaf het binnenterrein. Via die ingang kan de wijnproeverij rechtstreeks worden bereikt. De bebouwing van de huidige supermarkt aan de Koninginnelaan bestaat uit 2 lagen met een afgeplatte kap. De wijnhandel heeft aan de voorzijde 3 bouwlagen, onder een gebogen kap die naar achteren toe afloopt tot een bouwlaag. Beide gebouwen hebben aan de achterzijde een uitbouw die één bouwlaag telt.
Figuur 3.1. Bestaande panden aan de Koninginnelaan
Achter op het binnenterrein staat een industrieel ogend gebouw dat hoofdzakelijk bestaat uit één hoge bouwlaag zonder kap. Hier en daar zijn accenten aangebracht in de vorm van een klein zadeldak. Hierin zat de sanitairshop en de lederwarenhandel.
Figuur 3.2. Sanitairshop op het achterterrein
Op de grens met de achtertuinen van de woningen aan de Koninginnelaan staat een langgerekt bouwwerk. Hier heeft zich een kapper gevestigd. Het gebouwtje ziet er uit als een tijdelijke bouwsel door de geprofileerde staalplaat die is gebruikt als gevelbekleding. Zie onderstaande afbeelding.
Afbeelding 3.3. Het binnenterrein met op de achtergrond de kapsalon
Het perceel van Koninginnelaan 40 en 42 omvat nu 1817 m2 bvo aan bebouwing. Waarvan 660 m2 bestaat uit de supermarkt waarvan weer 600 m2 winkelvloeroppervlak. Overige bebouwing bestaat dus uit de eerder genoemde functies.
Functies
Het plangebied en de directe omgeving daarvan bevat bovenwijkse voorzieningen. Aan de Koninginnelaan is een zelfstandig, hoogwaardig winkelgebied ontstaan, dat een eigen plaats inneemt binnen de winkelvoorzieningen in Apeldoorn. Het gemeentelijk beleid is erop gericht de winkelconcentratie aan de Koninginnelaan te consolideren. Zowel in kwalitatief opzicht als qua omvang. De kwaliteit wordt daarbij bepaald door de dorpse schaal, de daarmee samenhangende overwegende kleinschaligheid van de winkels en het accent op speciaalzaken. Ook de menging met de woonfunctie (in het plangebied ook op de verdieping van Koninginnelaan 40 -42) is bepalend voor de sfeer. In tegenstelling tot het historische karakter van kleinschaligheid heeft zich in de jaren '90 aan de Koninginnelaan een grotere supermarkt gevestigd. In het vigerende bestemmingsplan is deze vestiging destijds gerespecteerd en afgelopen jaren heeft deze functie voor een zekere synergie gezorgd met de omgeving door het aanbod in dit winkelgebied uit te breiden. Daarnaast zit er een wijnhandel naast de supermarkt met achter in het pand een wijnproeverij. Dit is een segment dat past binnen de Koninginnelaan als hoogwaardig, kleinschalig en specialistisch winkelgebied. Op het binnenterrein worden de industriëel ogende panden zichtbaar van de sanitairshop en de vroegere lederhandel. Ook is er op het binneterrein, niet zichtbaar vanaf de Koninginnelaan, een kapsalon gevestigd.
3.4 Groenstructuur
Door de opzet en haar leeftijd heeft De Parken een enorme rijkdom aan beplanting. Dit geldt zowel voor de beplanting in de parken en de lanen, als die in de tuinen. Door de veelal vrijstaande villabebouwing bestaat bovendien grote samenhang tussen de beplanting voor en achter de woningen.. De beplanting in de lanen heeft ten gevolge van de toenemende verkeersfunctie hier en daar aan compleetheid ingeboet. In sommige lanen (Kerklaan, Regentesselaan) ontbreekt inmiddels over een grote lengte de zo gewenste boomaanplant. In andere lanen heeft de (vaak later aangebrachte) gesloten verharding geleid tot uitval van bomen, waardoor een onderbroken beplantingsbeeld is ontstaan. De bomenstructuur aan de Koninginnelaan is onderbroken en fragmentair. Ook de toename van ondergrondse infrastructuur is hier debet aan. In het plangebied zelf geen beplanting meer aanwezig. Het (achtergelegen) terrein is volledig verhard. Daar waar het plangebied grenst aan de Koninginnelaan is de laanbeplanting niet meer volledig intact.
3.5 Verkeer En Vervoer
De Koninginnelaan is een weg in een verblijfsgebied, in principe geldt hier een 30 km /uur regime. Op de Koninginnelaan is dat echter niet het geval. Zowel autoverkeer als bus en fiets maken van deze straat gebruik en er is een gemengd profiel met fietssuggestiestroken en parkeerhavens. Vanwege de belangrijke groenstructuur is het profiel wat beschikbaar is voor de verschillende verkeersdeelnemers aan de krappe kant, maar voldoet wel aan de minimale eisen. Door de winkelfunctie die er op de Koninginnelaan ligt zijn er veel bestemmingen voor fiets- en autoverkeer, hierdoor is de intensiteit van het verkeer relatief hoog voor een verblijfsgebied. Door de relatief hoge intensiteiten in combinatie met het relatief smalle beschikbare profiel is het soms lastig manouvreren op de Koninginnelaan. Hierdoor zijn op de drukke momenten de rijsnelheden laag en de verkeersdeelnemers alert. Enerzijds kan dit een gevoel van onveiligheid geven maar objectief gezien (daadwerkelijke ongevalscijfers) wordt er geen verkeersonveiligheid geconstateerd. Voor zover bekend zijn er geen problemen rond de veiligheid en capaciteit van parkeren nabij de supermarkt.
3.6 Kabels En Leidingen
Binnen het plangebied bevinden zich geen ruimtelijk relevante kabels en/ of leidingen, zoals bijvoorbeeld riool-/gas- en/of (ondergrondse)hoogspanningsleidingen.
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
4.1 Bebouwing
Beschermd Stadsgezicht
De ontwikkeling bevindt zich binnen het rijksbeschermde stadsgezicht. Bij een ontwikkeling moet dan ook nadrukkelijk rekening worden gehouden met de aanwezige kwaliteiten. Voor het plangebied betekent dit dat er moet worden ingespeeld op de kwaliteiten van de Koninginnelaan, de kenmerken van de omliggende bebouwing en de kwaliteiten van de binnenterreinen in De Parken. Zie hiervoor ook hoofdstuk 3 waarin de kenmerken van het beschermde Stadsgezicht voor zover deze raakvlakken hebben met de geplande ontwikkeling zijn opgesomd. Het initiatief verbetert op een aantal punten de aansluiting op het Beschermde Stadsgezicht:
Ruimtelijke verbeteringen
Aanpassingen aan de gevels van de panden aan de Koninginnelaan zodat zij gericht zijn op de laan zelf, het opnieuw inrichten van de gronden aan de voorzijde van deze panden en aanpassingen aan de entree van het binnenterrein. Hierbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met:
- 1. de continuiteït en samenhang van de Koninginnelaan, gekenmerkt door het stedenbouwkundig profiel, een vloeiende, enigszins verspringende voorgevellijn, de korrelgrootte van de bebouwing, ritmering en massawerking, de inrichting van de laan met bomen en voetpaden aan weerzijden van de weg;
- 2. de architectuur die wordt gekenmerkt door: een eenvoudige hoofdbouwmassa: meestal één laag, soms twee lagen met een kap, gebouwen zijn georiënteerd op de Koninginnelaan, de detaillering is verfijnd. Het materiaal is meestal traditioneel, baksteen voor de gevels, soms gestuukt of geschilderd, pannen op het dak. Hiermee wordt rekening gehouden door ook voor de bebouwing op het binnenterrein te kiezen voor baksteen als basismateriaal;
- 3. het groen in particuliere tuinen draagt in de Parken bij aan het groene beeld van de wijk. Het binnenterrein wordt voorzien van enkele bomen en een begroeide erfafscheiding naar de bestaande achtertuinen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het vergroenen van de wijk;
- 4. gebouwen in zij-, en achtertuinen: het uitgangspunt is het behoud van ruimten tussen gebouwen. Door de sloop van het gebouwtje tegen de achtertuinen van de woningen aan de Koninginnelaan, wordt ruimte geschapen voor een groene invulling. De strook tussen het nieuwe gebouw van de supermarkt en de tuinmuur die het binnenterrein scheidt van het terrein van de achterliggende kerk, wordt wel bebouwd. Hierbij is de overweging geweest dat deze tussenruimte in onbebouwde staat een te kleine maat heeft voor een echt groene invulling, temeer omdat aan beide zijden een hoog gebouw staat. De strook zou dan gebruikt worden voor opslag, waarbij het overdekken van deze strook eventuele overlast voorkomt. Daarnaast wordt op deze manier een efficiënte inrichting van het binnenterrein mogelijk, omdat de bebouwing niet verder naar voren schuift. Zo blijft er naast parkeren, nog ruimte voor een groene rand langs de achtertuinen. De strook heeft in het Bestemmingsplan wel een lagere hoogte gekregen, om een soepele overgang te maken naar de achterliggende kavel.
Functionele impulsen
- 1. door de panden aan de Koninginnelaan opnieuw een detailhandelsfunctie te geven wordt ingespeeld op behoud van het karakteristieke winkel/woongebied aan de Koninginnelaan;
- 2. door de panden aan de Koninginnelaan te voorzien van een kleinschalige indeling wordt het specifieke, kleinschalige, specialistische karakter van het winkelapparaat duidelijk als uitgangspunt genomen en wordt een groot verkoopvloeroppervlak verder opgesplitst in plaats van het verder samenvoegen van winkels;
- 3. Er wordt bewust gekozen voor de verplaatsing van de supermarkt naar het achterterrein. Hiermee blijft het uitgangspunt om winkels met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2, waaronder de supermarkt, te fixeren. Wel wordt het winkelvoeroppervlak binnen het initiatief nauwkeurig beoordeeld en is er dan ook sprake van een zeer beperkte uitbreiding. Het initiatief gaat van 600 m2 wvo naar 827 wvo. Hiermee wordt dit uitgangspunt zeer beperkt losgelaten om zodoende op andere uitgangspunten juist kwaliteit te winnen;
In paragraaf 4.2. wordt nader ingegaan op het beschermde stadsgezicht in relatie tot de beeldkwaliteitsambities binnen onderhavige ontwikkeling.
Supermarkt
Op de plek van de voormalige sanitairshop komt een supermarkt met een moderne uitstraling. Door gebruik te maken van traditionele materialen als baksteen en een horizontale geleding, sluit de architectuur sluit aan bij de achtergelegen (en vanaf het binnenterrein zichtbare) kerk, die is voorzien van een lage horizontale bakstenen voorbouw. De nieuwe supermarkt bestaat uit 1 bouwlaagmet een plat dak. De strook grond die nu nog aanwezig is tussen de bestaande bebouwing op het achterterrein en het perceel van de kerk wordt ook voorzien van bebouwing. Dit deel heeft een lagere hoogte om zodoende beter aan te sluiten bij de bebouwing aan de achterzijde (kerk). Het oppervlak van 350 m2 dat aan de achterzijde wordt toegevoegd beslaat geen winkelruimte maar onder andere opslag- en kantoorruimte. Bij de nieuwe supermarkt wordt inpandige geladen en gelost. Om dit mogelijk te maken is het gebouw hier iets hoger dan de oorspronkelijke bebouwing. De entree van de supermarkt bevindt zich aan de noordzijde van het perceel, in het zicht van de oprit vanaf de Koninginnelaan (zie onderstaande afbeelding). De supermarkt beschikt over een brutovloeroppervlak van 1210 m2 en een winkelvloeroppervlak van 827 m2. In bijlage 2 bij de toelichting is het voorlopige ontwerp opgenomen.
Figuur 4.1. supermarkt en binnenterrein in Vogelvlucht
Panden aan de Koninginnelaan
Met een hernieuwde oriëntatie van de panden op de Koninginnelaan ontstaat er een kwaliteitsimpuls voor de omgeving doordat de panden weer via de Koninginnelaan bereikbar zijn en een open gevel op de laan richten. In de huidige situatie is de voorgevel gesloten richting de straatzijde. Hierbij is het van belang om functies in de panden te huisvesten die een positieve uitstraling hebben naar de Koninginnelaan. Hierbij moet worden gedacht aan specifieke, kleinschalige, specialistische en exclusieve detailhandel. Oriëntatie van winkels/panden op het achterterrein, anders dan de supermarkt is dan ook onwenselijk. De entree van de wijnproeverij aan de achterzijde wordt omgezet naar hoogstens een branduitgang en wellicht in combinatie met een ingang voor bevoorrading. De kapsalon krijgt mogelijk een plek in een van de panden aan de Koninginnelaan, zolang deze wordt georiënteerd op de Koninginnelaan en deze niet wordt gevestigd in de bebouwing aan de achterzijde met oriëntatie op het binnenterrein. De gevels van de panden aan de Koninginnelaan worden ook opgeknapt. (zie onderstaande afbeelding 4.2.) Hierbij wordt rekening gehouden met de kwaliteiten van de Koninginnelaan. De verdere verbouwplannen van de panden aan de koninginnelaan zijn opgenomen in bijlage 3. De plannen doen de suggestie om ter plaatse van de panden een deel van de laanbeplanting langs de Koninginnelaan te herstellen.
Figuur 4.2 Verbouw van de panden aan de Koninginnelaan en voorliggende gronden.
Inrichting van het binnenterrein
Het gaat hier om een bestaand parkeerterrein waarbij bij de herinrichting aandacht uit gaat naar de omgeving. Dat betekent dat er waar mogelijk groene buffers worden gecreëerd tussen woningen en het parkeerterrein. Tevens worden technische maatregelen genomen om tot een goede inpassing te komen, waarbij gedacht moet worden aan de wijze van belichting van het terrein en het materiaal van de ondergrond om het geluid van winkelwagens te verzachten of ondergrondse constructies om goede groeiomstandigheden voor de bomen te garanderen. Met de keuze van materiaalgebruik voor de ondergrond en situering van entree en stalling en de toepassing van een overkapping wordt rekening worden gehouden met de omgeving. Door veel aandacht in het plan te schenken aan groenvoorzieningen op het binnenterrein wordt aan het kenmerkende karakter van De Parken (de groene binnenterreinen) tegemoet gekomen. Daarnaast ligt er uiteraard een programma ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen voor personeel en bezoekers en verdient de aan- en afvoer van goederen de aandacht. buffers. Door het laden en lossen inpandig te verzorgen is eveneens een verbetering ten opzichte van de huidige situatie aan de orde..Met 80 parkeerplaatsen kan ruimschoots worden voldaan aan de parkeernormen die voor de locatie gelden. Hierbij is eveneens rekening gehouden met de woningen op de verdieping. Het parkeren wordt op eigen terrein opgelost. Hierbij is voor de bewoners van de appartementen uitgegaan van dubbelgebruik. In overleg met de omwonenden en de gemeente wordt de exacte invulling van de erfafscheidingen, het situeren van groene buffers en andere elementen in het binnenterrein vormgegeven. Hierbij spelen ook de afspraken tussen de kerk en de eigenaar van de locatie een rol. Er ligt namelijk een onderlinge afspraak dat de kerk op zondag ook gebruik kan maken van de parkeervoorzieningen op het binnenterrein, teneinde parkeeroverlast op straat te voorkomen. Hiervoor is een doorgang tussen beide terreinen ruimtelijk ingepast ten noorden van de supermarkt in het verlengde van de ingang van de supermarkt. Bijlagen 2 en 3 geven naast de bouwplannen ook impressies van de bouwing in relatie tot de omgeving en deze bijlagen gaan ook in op de inrichting van het binnenterrein evenals bijlage 4. In bijlage 5 zijn in aanvulling op het voorgaande nog een aantal impressies opgenomen van de inrichting van het binnenterrein, deze geven nog meer inzicht in de aansluiting op de omgeving. In deze impressies is ook de afsluitbare entree van het binnenterrein opgenomen.
4.2 Beeldkwaliteit
4.2.1 Rijksbeschermd stadsgezicht de Parken
Het plangebied maakt deel uit van het Rijksbeschermd stadsgezicht De Parken. Doel van de aanwijzing als beschermd stadsgezicht is de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied, te onderkennen als zwaarwegend belang bij de toekomstige ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te bieden voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt.
De Deventerstraat, Koninginnelaan en de Laan van Kerschoten zijn voorbeelden van oudere wegen aan de rand van het gebied die in het huidige stratenpatroon (soms in licht gewijzigd verloop) nog herkenbaar zijn. De Koninginnelaan maakte vroeger onderdeel uit van de 'grintweg' naar Hattem en Zwolle. De grote percelen aan weerszijden van de Koninginnelaan werden merendeels in het tweede en derde kwart van de 19de eeuw in kleinere kavels verdeeld en vervolgens geleidelijk bebouwd. De panden aan de Koninginnelaan dateren uit verschillende perioden waarbij het zuidelijke deel en het middendeel het eerst werden bebouwd. De oudste panden dateren uit het derde kwart van de 19ste eeuw. Het noordelijke deel ontwikkelde zich tot een gebied met zowel winkels als woningen, in een relatief hoge dichtheid.
4.2.2 Uitgangspunten voor welstandsbeoordeling
Voor de locatie is een aantal doelstellingen geformuleerd ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunt hierbij is de tweedeling die bestaat tussen het gedeelte dat ligt aan de Koninginnelaan en het binnenterrein.
4.3 Verkeersontsluiting En Parkeren
Ontsluiting
De ontsluiting is en blijft via de doorgang tussen Koninginnelaan 38 en 40. De beperkte toename van het autoverkeer is geen aanleiding voor een andere ontsluiting.
Parkeren
In het plan wordt ruimte geboden voor 80 parkeerplaatsen op het binnenterrein. Hiermee wordt voorzien in de behoefte die de ontwikkeling met zich meebrengt. In de huidige situatie is er sprake van 56 parkeerplaatsen. De toename bedraagt 245 brutovloeroppervlak. Hetgeen een toename betekent in de behoefte aan parkeerplaatsen van 245/25=bijna 10 parkeerplaatsen. Met het realiseren van 80 parkeerplaatsen wordt dus ruimschoots voldaan aan de te verwachten behoefte van 66 parkeerplaatsen. Los hiervan blijft ook de mogelijkheid open om aan de Koninginnelaan te parkeren, dat is echter niet een niet te verwachten gedrag van de klant die naar de supermarkt gaat, aangezien er voldoende parkeermogelijkheden zijn nabij de supermarkt op het binnenterrein.
Voor de vier appartementen aan de Koninginnelaan wordt hierbij, conform de huidige situatie, uitgegaan van dubbelgebruik. Voor het parkeren is afgesproken dat de achtergelegen kerk op zondag ook gebruik mag maken van het vernieuwde parkeerterrein. Hiervoor is een voetgangersdoorgang in de plannen opgenomen tussen dit terrein van de supermarkt en de kerk.
Verkeersbewegingen
Gezien het huidige aantal parkeerplaatsen is het aantal verkeersbewegingen in de huidige situatie (56 x 20)= 1120 verkeersbewegingen per etmaal. Hierin zijn de verkeersbewegingen als gevolge van de 4 appartementen verdisconteerd.
In de nieuwe situatie wordt met de 80 parkeerplaatsen ruimschoots voldaan aan het vereiste aantal parkeerplaatsen. De verwachting is dan ook dat er geen sprake zal zijn van een volledige bezetting van deze parkeerplaatsen. Maar worst-case betekent dit dat het zal gaan om maximaal 1600 verkeersbewegingen per etmaal. Hierin zijn de verkeersbewegingen als gevolg van de 4 appartementen verdisconteerd.
Laden en lossen
Het terrein houdt qua inrichting rekening met een veilig en vloeiende laad- en los beweging. In de huidige situatie gaat het om maximaal 10 vrachtwagenbewegingen. Het zal in de nieuwe situatie ook gaan om maximaal 10 vrachtwagenbewegingen.
4.4 Behoefte Onderzoek
Ondanks dat er sprake is van een bestaande situatie is er voor de zorgvuldigheid onderzoek gedaan naar de distributieve planologische situatie. Het onderzoek is als bijlage 6 bij deze toelichting gevoegd en de conclusies zijn hierna samengevat:
Zowel kwalitatief, kwantitatief, functioneel als distributief kunnen er slechts positieve aspecten worden benoemd ten aanzien van het herontwikkelingsplan van de supermarkt aan de Koninginnelaan. Zowel voor de structuur als voor de speciaalzaken zijn er geen negatieve gevolgen te verwachten. De supermarkt vormt een onderscheidend onderdeel binnen de supermarktsector en daarmee de totale dagelijkse winkelstructuur in het stadsdeel Noord-West. De beperkte uitbreiding van de supermarkt zal bijdragen aan de verhoging van het verzorgingscomfort én de keuzemogelijkheden van de inwoners van Apeldoorn Noord-West.
Vervolgens heeft de gemeente Apeldoorn een second opinion laten uitvoeren. De uitkomsten zijn opgenomen in bijlage 7. Hieruit blijkt dat dit adviesbureau de uitkomsten van de eerste DPO onderschrijft.
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Milieuaspecten
5.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit, kabels & leidingen en externe veiligheid.
5.1.2 Bodem
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Deze bodemonderzoeken mogen wettelijk niet ouder zijn dan 5 jaar.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
Onderzoeksresultaten bodem
In de rapportage d.d. september 2010, opgesteld door TOP Milieu b.v. en opgenomen in bijlage 8 van de toelichting, zijn de resultaten van het bodemonderzoek weergegeven. Hieruit blijkt:
De bovengrond is ter plaatse van het gebouw aan de Koninginnelaan 40 sterk tot matig verontreinigd met lood. De verontreiniging is horizontaal en verticaal afgeperkt. De verontreiniging bevindt zich tot 0.80 m-mv. Aangezien de fundering tot 80 cm diep in de grond zit, is het niet aannemelijk dat de verontreiniging zich onder het gebouw bevindt. De omvang van de sterke verontreiniging bedraagt ongeveer 12 m ³. De overige bovengrond van het terrein is matig verontreinigd met lood en is licht verontreinigd met cadmium, cobalt, kwik, zink en PAK. Het is volgens de Wet bodembescherming geen ernstig geval van bodemverontreiniging. De ondergrond is niet verontreinigd voor de onderzochte stoffen. Het grondwater is niet verontreinigd voor de onderzochte stoffen. Asbest is tijdens het veldwerk niet waargenomen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium.
Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken zijn er geen bezwaren voor een bestemmingsplanwijziging en voor het verlenen van een bouwvergunning, mits bij indiening van de aanvraag om bouwvergunning het bodemonderzoek niet ouder is dan vijf jaar.
5.1.3 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weining verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen(hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebiedenmetfunctiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
De planlocatie ligt, gezien de ligging in een winkelstraat met veel omliggende bedrijvigheid, in een gemengd gebied. Er kan derhalve een correctie voor het milieu ten opzichte van het referentie-omgevingstype "rustige woonwijk" uitgevoerd worden. Het betreft een milieubelastende functie. Er is hier dus alleen sprake van uitwaartse zonering.
Voor de gewenste activiteit op de planlocatie geldt een aan te houden milieuzone van 10 meter. Binnen de milieuzone rondom de parkeerplaats, toegangsweg en supermarkt bevinden zich enkele woningen. Het gaat hier om de woningen direct grenzend aan de toegangsweg. De overige woningen liggen op grotere afstand. Ten aanzien van milieuzonering is met name de akoestische situatie van belang voor de haalbaarheid van de plannen. Dit aspect wordt hieronder nader uitgewerkt.
Akoestische situatie plangebied en gevolgen plan
Er is onderzoek gedaan naar de akoestische situatie door "Munsterhuis Geluidsadvies b.v." (rapport 13011 d.d. 26 februari 2013). Zie bijlage 9 bij deze toelichting. In het onderzoek is in het kader van een goede ruimtelijke ordening onderzoek gedaan naar de directe en indirecte gevolgen van het plan.
Bij directe gevolgen gaat het om:
- het effect van het plan (verschil van de huidige geluidssituatie met de toekomstige geluidssituatie van de planlocatie waaronder de supermarkt en de parkeerplaats met toegangsweg);
- de aard en hoogte van de geluiden vanwege de activiteiten binnen de planlocatie in een bepaalde periode uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden van de planlocatie;
- het feit dat er zal moeten worden voldaan aan de wettelijke normen (in casu het Activiteitenbesluit).
Bij indirecte gevolgen gaat het om:
- de akoestische effecten bij nabijgelegen geluidgevoelige bestemmingen vanwege het extra verkeer over de openbare weg als gevolg van het plan.
Het plan is enkel uitvoerbaar als uit het onderzoek blijkt dat de beoogde representatieve plansituatie (uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden):
- niet leidt tot een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de omliggende woonpercelen (woningen en tuinen).
- past binnen de normen van het Activiteitenbesluit.
Een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat is in casu gedefinieerd als een hoorbare verslechtering van de geluidkwaliteit ofwel een toename in het geluidniveau van meer dan 2 dB(A) als gevolg van wijzigingen in het plangebied, waarbij:
- het toekomstige langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de buitengevel van een woning hoger wordt dan 55 dB(A) etmaalwaarde en het maximale geluidniveau meer dan 70 dB(A) etmaalwaarde zal bedragen;
- het toekomstige equivalente geluidniveau in een woning meer dan 35 dB(A)etmaalwaarde en het maximaal geluidniveau meer dan 55 dB(A) etmaalwaarde zal bedragen;
- de toekomstige geluidniveaus leiden tot een beperkte spraakverstaanbaarheid in de tuinen; dit geldt bij geluidniveaus van meer dan 60 tot 70 dB(A).
Voor het plan representatieve geluidbronnen die in beschouwing zijn genomen betreffen de aan en afvoer van levensmiddelen en emballage met behulp van vrachtwagens al dan niet gekoeld, koeling van de vrachtwagens en op het dak van de supermarkt (condensor), winkelwagentjes en het rijden met personenauto's. Omdat het parkeerterrein door bezoekers (klanten) van andere bestaande en toekomstige winkels wordt gebruikt, is ook met deze personenauto's rekening gehouden. Daarnaast zijn voor een worst-case toetsing aan het Activiteitenbesluit ook de geluidbronnen van de supermarkt apart beschouwd.
Op basis van het akoestisch onderzoek worden de volgende conclusies getrokken:
- aanvullende maatregelen zijn noodzakelijk om te voorkomen dat bij de omliggende geluidgevoelige bestemmingen sprake zal zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat:
- 1. de supermarkt mag niet open zijn tussen 19:00 uur en 07:00 uur (ook niet voor laden en lossen);
- 2. het laden en lossen vindt inpandig plaats in een afgesloten loading bay;
- 3. ter plaatse van de zijgevel van de bovenwoning Koninginnelaan 40 zal voor zowel het Franse balkon alsook het kleine raampje een scherm (gehard gelaagd glas) worden gesitueerd;
- 4. er wordt een extra scherm (greenwall) geplaatst langs de rijroute van en naar de parkeerplaats van de Aldi om het geluidniveau ter plaatse van de woning Koninginnelaan 38 te verlagen;
- 5. tevens wordt er een akoestisch scherm op de erfgrens nabij Bas Backerlaan 32 geplaatst;
de bovengenoemde maatregelen zijn vertaald in de planregels; de resultaten uitgaande van deze maatregelen laten zien dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
- met de aanvullende maatregelen wordt tevens voldaan aan de standaard voorschriften uit het Activiteitenbesluit;
- het plan leidt niet tot dusdanig extra verkeer op de Koninginnelaan, dat hierdoor sprake is van een onaanvaardbaar akoestisch effect; de bijdrage van het verkeer van en naar de planlocatie is verwaarloosbaar ten opzichte van de bijdrage van het overige verkeer.
5.1.4 Geluidhinder in het kader van de Wet geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. De Wet geluidhinder is in casu geen wettelijk kader, omdat er planologisch geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen of geluidgezoneerde (spoor)wegen of industrieterreinen mogelijk worden gemaakt. Wel is in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzicht nodig in de akoestische effecten op bestaande geluidgevoelige bestemmingen vanwege (extra) verkeer over bestaande wegen van en naar de planlocatie. Hier is in de vorige paragraaf reeds op ingegaan.
5.1.5 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Niet in betekenende mate bijdragen
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
- woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
- woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.
Toepasbaarheidsbeginsel
Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").
Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
Het bestemmingsplan beoogt een verplaatsing van een supermarkt op hetzelfde perceel. De gemeente apeldoorn heeft de ontwikkeling ingevoerd in een beschikbare tool van infomil. Hierbij is uitgegaan van een worst-case-scenario, waarbij door uitbreiding van het bedrijf 500 extra voertuigen per etmaal door de Koninginnelaan rijden. Uitkomst was vervolgens dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging en is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
Luchtkwaliteit is tevens onderzocht door M.W.H. b.v. en opgenomen in bijlage 10 van de toelichting(met de bijlagen in bijlage 11). Uit het onderzoek volgt dat geconcludeerd mag worden dat er geen overschrijdingen plaatsvinden van de grenswaarden voor PM10 en NO2. Op grond van de Wet Luchtkwaliteit bestaat derhalve geen bezwaar om het gebied te ontwikkelen met het initiatief zoals het nu voorligt.
5.1.6 Kabels en leidingen
Binnen het plangebied bevinden zich geen ruimtelijk relevante kabels en/ of leidingen, zoals bijvoorbeeld riool- en/of gasleidingen. Dit aspect vormt dan ook geen potentiele belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
5.1.7 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een zekere maatschappelijke ontwrichting ten gevolge van een calamiteit. Indien een ontwikkeling een toename van het groepsriscio mogelijk maakt geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gelegen waarop het BEVI van toepassing is.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) die het uitvloeisel worden van het zogeheten Basisnet. Het Besluit transportroutes externe veiligheid zal naar verwachting op 1 juli 2012 in werking treden. In de directe omgeving van de planlocatie is geen weg gelegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Een reguliere spoorlijn is niet in de directe omgeving van de planlocatie gelegen.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd. In de directe omgeving van de planlocatie zijn geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen gelegen die ruimtelijk relevant zijn.
Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn
In juli 2008 is de beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtingsgrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
5.1.8 Elektromagnetische velden
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.
Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.
Gelet op het hiervoor genoemde VROM-advies heeft het gemeentebestuur op 6 november 2007 de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanninglijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Tot het zover is, zal voor nieuwe ontwikkelingen de lijn van het VROM-advies gevolgd worden.
Onderzoeksresultaten
In de nabijheid van de koninginnelaan 40 42 bevinden zich geen (bovengrondse) hoogspanningslijnen. De planlocatie is niet gelegen binnen de veiligheidscontour van een zendmast.
5.2 Waterhuishouding
5.2.1 Algemeen
Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermings – of onttrekkingszone.
5.2.2 Grondwater
Het gebied ligt in de in het streekplan vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. Uit het klimaatmodel voor de Veluwe van Provincie Gelderland blijkt dat in en rond het plangebied in de toekomst een stijging van de gemiddelde grondwaterstanden van 10 tot 20 cm te verwachten is.
Figuur 5.1. Toename grondwaterstanden volgens Klimaatmodel (groen 0-10 cm, lichtblauw 10-20 cm, paars 20-30 cm, donkerblauw 30-40 cm)
Ten zuiden van het plangebied, nabij de kruising Koninginnelaan – Daendelsweg staat een peilbuis van Gemeente Apeldoorn. In deze peilbuis wordt sinds 1950 de grondwaterstand geregistreerd. De gemeten grondwaterstanden zijn in onderstaande grafiek weergegeven.
Figuur 5.2. Grondwaterstanden peilbuis Daendelsweg bij nr. 10
Peilbuizen in de omgeving laten een soort gelijk patroon zien. De GHG ligt op circa 1,10 m onder maaiveld, de GLG op ruim 2,0 m onder maaiveld
Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Ook met de stijging volgens het klimaatmodel worden geen grondwaterproblemen verwacht.
Door de ontwikkeling van het perceel zal grondwater in dit plangebied geen overlast veroorzaken en niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan grondwaterneutraal worden ontwikkeld.
5.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur
Het plangebied ligt in het stroomgebied van de Badhuisspreng. Deze Badhuisspreng ontspringt aan de westrand van Apeldoorn, via vijvers in verschillende parken voert deze spreng af naar de Grift. In de directe omgeving van het plangebied ligt geen oppervlaktewater, het dichtstbijzijnde oppervlaktewater ligt op (hemelsbreed) circa 400 m afstand in het Prinsenpark.
Figuur 5.3. Oppervlaktewater in de omgeving van het plangebied
Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft dan ook geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.
5.2.4 Afvoer van hemel- en afvalwater
De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is.
In de Koninginnelaan ligt nabij het plangebied aan weerszijden van de weg een streng van het gemengd rioolstelsel. Met dit gemengd rioolstelsel wordt zowel huishoudelijk afvalwater (vuilwater) als hemelwater afgevoerd. Het bestaande openbare rioolstelsel nabij het plangebied heeft voldoende capaciteit voor de vuilwaterafvoer van dit bouwplan.
Sinds de introductie van het vernieuwde waterbeleid hanteert de gemeente Apeldoorn bij nieuwbouwplannen en herstructureringsprojecten het principe dat er geen hemelwater op de bestaande riolering mag worden aangesloten. Voor dit project worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- Al het hemelwater afkomstig van nieuwe en / of te vernieuwen daken en terreinverhardingen wordt geïnfiltreerd in de bodem of geborgen op het terrein, bijvoorbeeld door toepassing van infiltatiegreppels of wadi's, ondergrondse infiltatievoorzieningen, waterdoorlatende verhardingen of vijvers.
- Voor hemelwater afkomstig van afvoerende verharde oppervlakken dient een hemelwatervoorziening ter grootte van 20 mm per afvoerende m2 verharding aangelegd te worden.
Indien er grotere buien vallen kunnen de infiltratie- of bergingsvoorzieningen bovengronds overlopen naar openbaar gebied. Hier dient bij (het ontwerp van) de hoogteligging van het ontwerp rekening mee gehouden te worden.
De uiteindelijke keuzes dienen met Gemeente Apeldoorn en, indien nodig, Waterschap Veluwe afgestemd te worden.
Voor de nieuwbouw mag géén gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen die het hemelwater kunnen verontreinigen (DAF-prestaties). Voorbeelden zijn zink en koper.
5.2.5 Watertoets
Het plan omvat niet meer dan 10 woningen en niet meer dan 1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet geloosd gaan worden op het oppervlaktewater.
Om deze redenen is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.
Het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is dan ook achterwege gelaten. Dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het Waterschap Veluwe.
5.3 Natuurwaarden
5.3.1 Algemeen
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.
Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. De wet kent een algemene zorgplicht, omvat daarnaast een reeks van verbodsbepalingen en heeft een groot aantal soorten (verdeeld over verschillende categorieën) als beschermd aangewezen.
De zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving. Het gevolg is onder andere dat iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor beschermde dier- of plantensoorten worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, dan wel naar redelijkheid alle maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Om de instandhouding van de wettelijk beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op de instandhouding van soorten voorkomen worden. Een aantal voor planten en dieren schadelijke handelingen zijn op grond van de Flora- en faunawet verboden. Hiervoor zijn van belang de artikelen 8 t/m 12 Ffw waarin onder andere de vernieling en beschadiging van beschermde planten en het doden, verwonden, vangen, verontrusten en verstoren van diersoorten en hun verblijfplaatsen is verboden.
Op grond van artikel 75 Ffw kunnen ontheffingen van de verboden worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AMvB (het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet) gelden enkele vrijstellingen van het verbod. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de ontheffing of vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen.
Gebiedsbescherming
Naast de soortbescherming wordt de gebiedsbescherming geregeld binnen de Natuurbeschermingswet (in de Natura 2000-gebieden) en binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Bescherming van bos is aan de orde als bestemmingen van bestaand bos worden gewijzigd.
5.3.2 Onderzoeksresultaten
Aangezien het hier gaat om een reeds volledig verhard terrein zonder enige natuurwaarden is onderzoek naar het effect op bepaalde soorten en/of het effect op een beschermd gebied hier niet aan de orde. Wel is het van belang dat bij sloop, etc. rekening wordt gehouden met de Flora- en faunawet (met name vleermuizen maar ook andere soorten die in gebouwen kunnen wonen, bijvoorbeeld broedvogels).
5.4 Archeologie
Het plangebied bevindt zich in een zone met een lage archeologische verwachting. Zie onderstaande uitsnede van de archeologische verwachtingskaart. Bodemingrepen groter dan 1000 m2 (lage verwachting) en dieper dan 50 cm (binnenstedelijk gebied) dienen vooraf te worden gegaan door een archeologisch onderzoek. De huidige ingreep, voor zover het betreft de aanleg van verharding, zal niet dieper gaan dan 50 cm beneden maaiveld. Dit bekent dat voor de ruimtelijke onderbouwing van de huidige ingreep geen archeologisch onderzoek uitgevoerd hoeft te worden. De verbouw van de panden aan de koninginnelaan hebben geen graafwerkzaamheden tot gevolg en zijn in die zin dan ook niet relevant vanuit archeologie. De nieuwbouw op het achterterrein beslaat circa 1200 m2 en valt grotendeels binnen de contouren van de huidige bebouwing. Uit archiefonderzoek blijkt dat het huidige bedrijfspand in 1991 is gebouwd en gefundeerd is op deels stroken en deels poeren. De fundering reikt tot circa 0,7 m onder het maaiveld. Het is op de bouwtekening niet te achterhalen of het bouwvlak over de gehele oppervlakte is uitgegraven of dat alleen de grond ter plaatse van de stroken en poeren is uitgegraven. Wel is het vanaf de jaren '80 van de vorige eeuw zeer gebruikelijk om het gehele bouwvlak uit te graven. Omdat het zeer waarschijnlijk is dat ook in dit plangebied het bouwvlak is uitgegraven, de archeologische verwachting voor het plangebied laag is en de nieuwbouw buiten de bestaande bebouwde grond een klein oppervlak beslaat is verder archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Wel dient u minimaal twee weken voor aanvang van de werkzaamheden contact op te nemen met de gemeentelijk archeoloog zodat een waarneming in het veld gedaan kan worden. Deze waarneming zal, in de regel, de voortgang van het werk niet beïnvloeden. Voorts blijft van toepassing dat wanneer tijdens grondwerkzaamheden archeologische waarden (sporen en/of vondsten) worden aangetroffen, deze, conform art. 53 en 54 van de Monumentenwet 1988, wel gemeld dienen te worden. Deze melding kan gedaan worden bij de Sectie Archeologie van de Gemeente Apeldoorn.
Figuur 5.4. Archeologische verwachtingskaart (groen = lage verwachtingswaarde, oranje = middelhoge verwachtingswaarde)
5.5 Cultuurhistorie
Het plangebied bevindt zich binnen het beschermde stadsgezicht en heeft dan ook binnen de cultuurhistorische beleidskaart een hoge attentiewaarde. Zie onderstaande afbeeling. Dit heeft geresulteerd in een ontwerp en een bijbehorende regeling in de bestemmingsplannen die aandacht schenken aan behoud en herstel van de beschermenswaardige waarden in het gebied.
Figuur 5.5 Uitsnede Cultuurhistorische beleidskaart (rood = hoge attentiewaarde, geel = gemiddeld)
Er bevinden zich geen panden in het plangebied die beschikken over een cultuurhistorische (monumentale/karakteristieke) waarde, waarmee in het kader van dit initiatief expliciet rekening dient te worden gehouden. Wel zijn er twee gemeentelijke monumenten in de directe omgeving maar niet met een dusdanige situering dat de ontwikkeling van invloed is op de monumentale status waardoor ook daar niet expliciet rekening mee wordt gehouden.
5.6 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
Het gaat hier om een particulier initiatief. Er is een anterieur contract gesloten met de initiatiefnemer. Alle, met de planherziening verbandhoudende, kosten zijn hierin ondergebracht en komen ten laste van de initiatiefnemer. Het kostenverhaal is hiermee verzekerd en een exploitatieplan is niet nodig. (Deze overeenkomst is, overeenkomstig het bepaalde artikel 6.24.3 Wro, in een nieuws- of dagblad gepubliceerd.) Het bestemmingsplan is hiermee economische uitvoerbaar.
5.7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is achterwege gelaten. Dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het Waterschap Veluwe. Het bestemmingsplan is ambtelijk/informeel voorgelegd aan de provincie. Tevens is er een inloopavond geweest op initiatief van de ontwikkelaar om de concept-bouwplannen/inrichtingstekeningen voor te leggen aan de omwonenden. Dit concept-bouwplan is ook toegestuurd aan de wijkraad en de wijkbeheerder heeft het concept-bestemmingsplan ontvangen. Bovendien heeft initiatiefnemer ook contact gezocht met omwonenden. Gezien deze communicatie met omwonenden in combinatie met de omvang/impact van de ontwikkeling is er voor gekozen om inspraak over te slaan en een ontwerpbestemmingsplan terinzage te leggen waarbij omwonenden en overleginstanties wel expliciet zijn geinformeerd.
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
6.2 Karakter Bestemmingsplan
Bestemmingsplan Koninginnelaan 40 en 42 is een ontwikkelingsplan, waarin de toekomstige situatie uitgangspunt is voor de wijze van bestemmen.
6.3 Bestemmingen
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Detailhandel
In deze bestemming wordt een uitsluitend een supermarkt mogelijk gemaakt. Er is een koppeling gemaakt in de regels tussen de inrichting van het binnenterrein en het gebruik van de bebouwing voor detailhandel in de vorm van een supermarkt. Hiermee wordt een kwaliteitsimpuls verankerd. Tevens is het gebruik als supermarkt gekoppeld aan de eis om het laden en lossen in een "afgesloten ruimte" te laten plaatsvinden en is dit gekoppeld aan tijden. De "afgesloten ruimte" betekent dat tijdens het gebruik van deze ruimte de te openen delen afgesloten moeten zijn. Dit zijn maatregelen om te kunnen voldoen aan de akoestische eisen. De supermarkt is verder vastgelegd door middel van regels met betrekking tot het maximum aantal m2 vvo(verkoopvloeroppervlakte) en bvo (bruto vloeroppervlakte).
Gemengd
Op gronden met de bestemming 'Gemengd' zijn toegestaan wonen op de verdieping in combinatie met detailhandel op de begane grond. De detailhandel moet klenschalig zijn en de bebouwing moet zijn georienteerd op de koninginnelaan. Om de kleinschaligheid te garanderen zijn de detailhandelsfuncties gekoppeld aan een maximaal aantal m2 vvo en bvo. De voorwaarden met betrekking tot de orientatie zijn tevens opgenomen in de regels. Ook zijn de akoestische maatregelen als voorwaarde voor het mogen gebruiken van de bebouwing ten behoeve van het wonen op de verdieping opgenomen.
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis (bij wonen op de verdieping)
Bij recht is het gebruik van een deel van (bedrijfs)woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de gebieden die een verblijfsfunctie hebben. Dit betreft de wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen in de woongebieden. Ook het niet-structurerende groen is in deze bestemming ondergebracht. Door middel van een voorwaardelijke verplichting wordt de inrichting van dit terrein verankerd. Een belangrijke functie voor deze bestemming is het parkeren ten behoeve van de supermarkt. Ook zijn akoestische maatregelen opgenomen als voorwaarde voor het mogen gebruiken van de detailhandel op het achterterrein. Mede op deze manier kan worden gegarandeerd dat wordt voldaan aan de geluidsnormen.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.
De bouwregels binnen de verkeer- verblijfsgebied bestemming verdienen bijzondere aandacht. Hier worden overkappingen en luifels mogelijk gemaakt ten dienste van de supermarkt. Ook wordt de brandtrap ten behoeve van de woningen boven de winkels mogelijk gemaakt binnen deze bestemming. Het hekwerk bij de entree valt eveneens binnen deze bestemming en dient te voldoen aan de maatvoering zoals opgenomen voor bouwwerken geen gebouwen zijnde, "overig".
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 7 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 3 is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
Lid 7.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf de aangegeven goothoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een -al dan niet gedeeltelijke- platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.
In artikel 8 staan de algemene gebruiksregels. In lid 8.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. Onderdeel g hiervan verdient bespreking. De archeologische beleidskaart geeft voor het gehele grondgebied van Apeldoorn aan hoe hoog de trefkans op archeologische resten per gebied is. Gebieden met een hoge trefkans hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog gekregen, gebieden waar die trefkans middelhoog is hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelhoog gekregen. De overige gebieden, waar de trefkans op archeologische resten laag is, hebben geen dubbelbestemming gekregen. Daarvoor geldt onderdeel g van de Algemene gebruiksregels. Dat laatste is binnen het gehele plangebied aan de orde.
In de hiervoor genoemde regels is bepaald dat het verstoren van archeologische waarden in die gebieden door het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden over een oppervlakte van ten minste 1.000 m2 en dieper dan 0,50 meter onder maaiveld in strijd is met de bestemming, tenzij uit archeologisch onderzoek is gebleken dat die waarden niet onevenredig worden verstoord. Indien de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bij voorbeeld eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw archeologisch onderzoek uit te voeren. In lid 8.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.
In artikel 9 is de gebiedsaanduiding Beschermd stadsgezicht opgenomen. Met deze aanduiding worden de cultuurhistorische/stedenbouwkundige uitgangspunten/waarden van het rijksbeschermd stadsgezicht beschermd. Met onderhavig initiatief krijgen de uitgangpunten/waarden hiervan een impuls. Desondanks is het mogelijk om via deze aanduiding aanvullend nadere eisen te stellen. Hiermee wordt getracht om een bescherming te bewerkstelligen die aansluit bij de bescherming zoals die al voortvloeit uit de Monumentenwet 1988.
In artikel 12 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 13 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
Onbekend 1 Inrichtingsplan Binnenterrein
Bijlage regels 1 Inrichtingsplan binnenterrein
Onbekend 2 Geluidwerende Maatregelen 1
Bijlage regels 2 Geluidwerende maatregelen 1
Onbekend 3 Geluidwerende Maatregelen 2
Bijlage regels 3 Geluidwerende maatregelen 2
Onbekend 4 Geluidwerende Maatregelen 3
Bijlage regels 4 Geluidwerende maatregelen 3
Onbekend 5 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | CATEGORIE |
581 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 |
1814A | Grafische afwerking | 1 |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 |
9524 | Meubelstoffeerderijen | 1 |
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 |
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 |
50, 51 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 |
5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 |
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 |
791 | Reisorganisaties | 1 |
61 | Telecommunicatiebedrijven | 1 |
64, 65 | Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor | 1 |
41, 68 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 |
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | 1 |
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 |
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 |
9602 | Schoonheidsspecialist op afspraak | 1 |
9602 | Kapper op afspraak | 1 |
9609 | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
Onbekend 1 Beschrijving In Hoofdlijnen Uit Het Geldend Bestemmingsplan
Bijlage toelichting 1 Beschrijving in hoofdlijnen uit het geldend bestemmingsplan
Onbekend 2 Bouwplan Supermarkt
Bijlage toelichting 2 Bouwplan supermarkt
Onbekend 3 Bouwplan Koninginnelaan
Bijlage toelichting 3 Bouwplan Koninginnelaan
Onbekend 4 Inrichting Binnenterrein
Bijlage toelichting 4 Inrichting binnenterrein
Onbekend 5 Inrichting Binnenterrein Impressies
Bijlage toelichting 5 Inrichting binnenterrein impressies
Onbekend 6 Dpo
Onbekend 7 Second Opinion Dpo
Bijlage toelichting 7 Second Opinion DPO
Onbekend 8 Bodemonderzoek
Bijlage toelichting 8 Bodemonderzoek
Onbekend 9 Akoestisch Onderzoek
Bijlage toelichting 9 Akoestisch onderzoek
Onbekend 10 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage toelichting 10 Onderzoek luchtkwaliteit
Onbekend 11 Bijlagen Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage toelichting 11 Bijlagen luchtkwaliteitsonderzoek
Onbekend 12 Procedureschema
Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding | - |
Voorbereidingsbesluit geldig t/m | - |
Voorontwerp ter inzage | - |
Ontwerpplan ter inzage | 04-10-2012 - 14-11-2012 |
Vaststelling door gemeenteraad | 25-04-2013 |
Terinzagelegging vastgesteld plan | 13-05-2013 - 24-06-2013 |