KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
Artikel 4 Bos - Parkstrook
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Maatschappelijk
Artikel 7 Verkeer - Parkeerterrein
Artikel 8 Verkeer - Weg
Artikel 9 Wonen
Artikel 10 Waarde - Archeologie Hoog
Artikel 11 Waarde - Archeologie Middelhoog
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 17 Algemene Procedureregels
Artikel 18 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 20 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 21 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
2 Beleidskader
2.1 Provinciale Beleid
2.2 Gemeentelijk Beleid
2.3 Waterbeleid
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Historie
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
3.3 Groenstructuur
3.4 Verkeer En Vervoer
3.5 Kabels En Leidingen
4 Planbeschrijving
4.1 Plansystematiek
4.2 Doorkijk Toekomstige Situatie
5 Planologische Aspecten
5.1 Milieuaspecten
5.2 Waterhuishouding
5.3 Natuurwaarden
5.4 Archeologie
5.5 Cultuurhistorie
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Karakter Bestemmingsplan
6.3 Bestemmingen
6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
7 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Vooroverleg
7.2 Ontwerp Ter Visie
7.3 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen
Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 1 Verkeersmetingen Gezondheidspark
Bijlage 2 Natuurtoets Parkeerterrein Randerode
Bijlage 3 Procedureschema

Gezondheidscentrum Lukaslocatie

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Vastgesteld op 28-11-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Gezondheidscentrum Lukaslocatie van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1158-vas1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan, gelegen:

  • ter plaatse van de aanduiding 'erf';
  • binnen het bouwvlak, op het gedeelte waar volgens deze regels de bouw van een woning niet is toegestaan.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.7 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

1.8 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 basisassortiment van een tuincentrum

De artikelen die van oudsher bij tuincentra, hoveniersbedrijven en kwekerijen verkrijgbaar zijn, bestaande uit:

  1. a. levend materiaal, waaronder in ieder geval begrepen bollen, knollen, zaden, bomen (waaronder kerstbomen), heesters, coniferen, vaste planten, seizoengroen/perkgoed, kamerplanten en snijbloemen;
  2. b. dood materiaal, waaronder in ieder geval begrepen gewasbescherming, meststoffen, grondproducten, vijver- en fonteinmateriaal (waterbakken, pompen, borrelstenen, roosters, vijvers en fonteinen etc.), bestratingsmateriaal, tuinhout, blokhutten, kasjes, serres, tuingereedschappen, video's en boeken over tuin en planten, potterij, barbecue-artikelen, vuurpotten, tuinmeubelen, tuinverlichting, terrasaankleding en kerst- en paasartikelen (bestaande uit decoratief materiaal dat gericht is op de paasdagen en de feestdagen in december).

1.11 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.13 begeleid wonen

Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

1.14 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.15 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.16 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.21 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.24 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.25 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.27 erkend archeoloog

Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.

1.28 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.29 folly

Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.

1.30 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 groepsaccommodatie

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.

1.32 hoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten hoog is.

1.33 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.34 hoofdverblijf

  1. a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.35 kamerverhuurbedrijf

Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.

1.36 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen recreatiewoning, groepsaccommodatie of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.37 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.38 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.39 middelhoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten middelhoog is.

1.40 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.41 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.42 peil

Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.

1.43 permanente bewoning

Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf beschikt.

1.44 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.45 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.46 recreatiewoning

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanentebewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatieve doeleinden.

1.47 risicovolle inrichting

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit.

1.48 rijksbeschermd stadsgezicht

Gebied dat door de minister(s) is aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988.

1.49 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.50 stacaravan

Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.

1.51 twee-onder-een-kapwoningen

Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.52 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.53 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.

1.54 verkoopvloeroppervlakte

Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.55 windturbine

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.

1.56 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

1.57 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.58 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.59 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.60 zorgwoning

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos, struikgewas, hakhout en afschermende groenbeplanting;
  2. b. behoud, bescherming en versterking van het bos met de aldaar voorkomende landschaps- of natuurwaarden;
  3. c. fiets-, voet- en ruiterpaden;
  4. d. in- en uitritten;
  5. e. ontsluitingsweg, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  6. f. bestaande wegen;
  7. g. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 13 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen 2,50 m - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van het bos nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 17 opgenomen procedureregels van toepassing.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bos - Parkstrook

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos - Parkstrook' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. maximaal 4 doorsteken ten behoeve van ontsluiting op de zuster Meyboomlaan;
  3. c. hondenuitlaatplaatsen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. vijvers, watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;

met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen.

4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 13 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde speel- en klimtoestellen: 4 m (4.4)
overig: 2,50 m
- van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 17 opgenomen procedureregels van toepassing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. hondenuitlaatplaatsen;
  4. d. kinderboerderij;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. vijvers, watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;

met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen.

5.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 13 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 5.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen 50 m² 3,50 m
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde speel- en klimtoestellen: 4 m (5.4)
overig: 2,50 m
- van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 17 opgenomen procedureregels van toepassing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. beroepsuitoefening aan huis;
  3. c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. speelplaatsen;
  6. f. tuin en/of erf;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning niet is toegestaan.

6.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 13 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' en 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' respectievelijk 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - transparantie' dienen gronden zodanig ingericht of wordt bebouwing zodanig opgericht dat doorzichten blijven bestaan naar het achter de ingerichte of bebouwde gronden liggende gebied.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
speel- en klimtoestellen: 4 m (6.3b)
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het in lid 6.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
  2. b. van het in lid 6.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
  3. c. van het in lid 6.1 en lid 6.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 6.4 is afgeweken van de gebruiksregels.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Verkeer - Parkeerterrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. parkeervoorzieningen;
  2. b. verblijfsgebied;
  3. c. rijwielstallingen;
  4. d. watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. tuin;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 13 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 7.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
antenne-installaties
speel- en klimtoestellen: 4 m (7.3)
overig: 2,50 m

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 7.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.

Artikel 8 Verkeer - Weg

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, met het bestaande aantal rijstroken;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. in- en uitritten;
  6. f. fiets- en voetgangerstunnels;
  7. g. rijwielstallingsvoorzieningen;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. evenementen;
  10. j. watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen ongelijkvloerse kruisingen, in- en uitritten, overkappingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.

8.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 13 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde antenne-installaties
overkappingen: 3 m
overig: 2 m
van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels en bruggen uitgezonderd

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen, nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 17 opgenomen procedureregels van toepassing.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal 2 woningen per bouwvlak;
  2. b. beroepsuitoefening aan huis;
  3. c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. d. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. tuin en/of erf;
  7. g. voorzieningen voor de waterhuishouding;

met de daarbij behorende bouwwerken.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:

  1. a. het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 17 opgenomen procedureregels van toepassing.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 9.2 bepaalde:

  1. a. voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte van een woning ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' met niet meer dan 3,50 meter tot een maximum van 1/3 van het grondoppervlak van het gebouw ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen liftkokers en installatieruimten;
  2. b. dat bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
  3. c. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.

9.5 Specifieke gebruiksregels

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan ieder bouwvlak met de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'zorgwoning' toe te voegen teneinde zorgwoningen toe te staan indien:

  1. a. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
  2. b. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  3. c. de bebouwing per bouwvlak maximaal 2.500 m3 bedraagt;
  4. d. de bebouwing voldoet aan de voor de betreffende locatie geldende maatvoerings- en bouwaanduidingen en aan de regels in het bebouwingsschema.

Artikel 10 Waarde - Archeologie Hoog

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologischeverwachtingswaarde.

10.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 11 Waarde - Archeologie Middelhoog

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhogearcheologische verwachtingswaarde.

11.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de vergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Algemene regels

  1. a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  2. b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  3. c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  4. d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
    of:
  5. e. In afwijking van het in dit lid onder b en c bepaalde is ondergronds bouwen in het gehele plangebied, zowel binnen als buiten het bouwvlak, toegestaan voor het tot stand brengen van ruimten die een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
  6. f. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
  7. g. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
  8. h. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

14.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van bouwwerken die bestemd zijn voor verblijfsrecreatie ten behoeve van permanente bewoning.
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  4. d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  6. f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  7. g. het verstoren van archeologische waarden buiten vlakken met de bestemmingen 'Waarde- Archeologie hoog' en 'Waarde - Archeologie middelhoog' door het uitvoeren van grondwerkzaamheden in het kader van de natuurontwikkeling, het aanleggen van leidingen en het waterbeheer dieper dan 0,50 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens het bevoegd gezag op te stellen Programma van Eisen.
    Indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag op advies van de archeoloog besluiten zonodig een opgraving te laten plaatsvinden.
    Het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

14.2 Strafbepaling

Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  2. b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
  3. c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  4. d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  5. e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  6. f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.

15.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk:

  1. a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten;
  3. c. bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 15.1 onder b voor een antenne-installatie met een bouwhoogte van niet meer dan 40 meter boven NAP: voor zover de antenne-installatie niet leidt tot een onaanvaardbare vermindering van de werking van de radar, blijkend uit een advies ter zake van de beheerder van de radar.

15.3 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 15.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

15.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 15.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 19 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels

16.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  3. c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.

16.2 Voorwaarden voor wijziging

  1. a. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.
  2. b. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 16.1 onder c voor een antenne-installatie met een bouwhoogte van meer dan 80 meter boven NAP mag alleen plaatsvinden indien de antenne-installatie niet leidt tot een onaanvaardbare vermindering van de werking van de radar, blijkend uit een advies ter zake van de beheerder van de radar.

Artikel 17 Algemene Procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 18 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht Bouwwerken

19.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

19.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

19.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 20 Overgangsrecht Gebruik

20.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

20.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

20.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

20.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Gezondheidscentrum Lukaslocatie.

Vastgesteld bij besluit van de raad der gemeente Apeldoorn

d.d. 28 november 2013 nr. 130-2013

Mij bekend,

de griffier,

namens hem:

teammanager Omgevingsrecht & Advies

van de eenheid Ruimtelijke Leefomgeving,

J. de Meij

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan heeft betrekking op de Lukaslocatie waarbinnen het Gelre ziekenhuis, kinderdagverblijf Imme en de Zorggroep Apeldoorn zijn gevestigd. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad iedere 10 jaar opnieuw een bestemmingsplan voor een gebied vast. Het bestemmingsplan dat nu voor dit gebied in Apeldoorn geldt, is ouder dan 10 jaar. Bovendien is het geldende bestemmingsplan niet alleen in tijd maar ook in juridische regeling verouderd. Actualisering is daarom wenselijk.

Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een eenduidige en uniforme juridische regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen het plangebied. Het bestemmingsplan heeft overwegend een beheerskarakter, waarbij de bestaande situatie uitgangspunt is.

1.2 Ligging En Begrenzing

Het bestemmingsplan heeft betrekking op een terrein in het zuidelijk deel van Apeldoorn. Het plangebied ligt tegen de zuidelijke rand van de woonwijk Bouwhof, in het bosgebied tussen de rijksweg A1 en de Laan van Westenenk. Concreet wordt het bestemmingsplan aan de oostzijde begrensd door de Zuster Meyboomlaan, in het zuiden door de terreingrens van het verpleeghuis 'Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode', in het westen door de Richtersweg en in het noorden door de Albert Schweitzerlaan. Ten westen van het plangebied bevindt zich het dorp Ugchelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1158-vas1_0001.png"

afbeelding plangebied

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Voor het plangebied zijn de navolgende bestemmingsplannen van kracht:

Naam bestemmingsplan Vastgesteld
Bestemmingsplan Gezondheidspark Apeldoorn 3 mei 2001
Bestemmingsplan Ugchelen (uitsluitend perceel Richtersweg 71) 18 juni 2009

Met het bestemmingsplan Gezondheidspark Apeldoorn is destijds de ontwikkeling van het gebied mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan bestaat uit directe bestemmingen voor de aanwezige functies. De locatie van de bebouwing heeft in dit bestemmingsplan de bestemming "Gezondheidsdoeleinden" gekregen. Het omliggende terrein dat momenteel in gebruik is voor met name parkeren is bestemd voor "Groendoeleinden/parkeren". Overige bestemmingen die in het gebied voorkomen zijn "Bos" en "Bos- of parkstrook".

Voor enkele specifieke ruimtelijke thema's zijn in het bestemmingsplan Gezondheidspark specifieke regelingen opgenomen.

1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting

Een bestemmingsplan is een beleidsdocument dat de ruimtelijke ordening bepaalt. In een bestemmingsplan wordt vastgelegd wat de bestemming van een stuk grond is. Zo wordt bepaald hoe de gronden gebruikt mogen worden en wat er op mag worden gebouwd.
Het bestemmingsplan bestaat formeel uit twee delen: regels en verbeelding (plankaart), en gaat vergezeld van een toelichting:

  • de regels; hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van de toegestane functies van de gronden en de zich daarop bevindende opstallen. Per bestemming wordt ook aangeven waar wel of niet mag worden gebouwd met eventueel bijbehorende maximale bouwmaten;
  • de verbeelding; op de verbeelding worden de verschillende bestemmingen van de gronden aangegeven;
  • de toelichting; beschrijft het ruimtelijk ordeningskader voor de komende 10 jaar en geeft daaruit voortvloeiende overwegingen die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan een stuk grond evenals een uitleg van die bestemmingen.

Wat er in de regels en op de verbeelding van een bestemmingsplan staat is voor iedereen juridisch bindend, dus voor burgers, bedrijven, instellingen en ook voor overheden.

De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

  • allereerst wordt in hoofdstuk 2 BELEIDSKADER het meest relevante beleidskader geschetst, waarbinnen de planvorming plaatsvindt. Vooral het planologisch beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau komt aan bod;
  • in hoofdstuk 3 BESTAANDE SITUATIE PLANGEBIED EN OMGEVING wordt de bestaande situatie in het plangebied beschreven;
  • in hoofdstuk 5 PLANOLOGISCHE ASPECTEN wordt met name aandacht geschonken aan de uitvoerbaarheid van het plan;
  • hoofdstuk 6 JURIDISCHE PLANOPZET bevat de juridische planbeschrijving;
  • in hoofdstuk 7 MAATSCHAPPELIJKE EN ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID is onder andere plaats ingeruimd voor een korte toelichting op het overleg, de inspraak op het voorontwerpbestemmingsplan.

2 Beleidskader

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een gebied van geringe omvang en een specifiek karakter. Om de leesbaarheid van dit bestemmingsplan te bevorderen wordt in dit hoofdstuk niet ingegaan op alle ruimtelijke beleidstukken van nationaal, provinciaal en lokaal niveau. In dit hoofdstuk worden uitsluitend de relevante beleidstukken van de verschillende overheidsniveaus beschreven.

2.1 Provinciale Beleid

2.1.1 Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld op 29 juni 2005. Het streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de komende 10 jaar. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van een structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
Het streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.


Generiek beleid
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking. Bundeling in Gelderland heeft met name de volgende doelen:

  • handhaving/versterking van de economische en culturele functie van de steden;
  • behoud/versterking van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen;
  • optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik.

In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:

  • een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
  • het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
  • door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners;
  • intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen.


De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen. Functies moeten zo worden gesitueerd ten opzichte van aanwezige voorzieningen dat deze bereikbaar zijn en er voldoende draagvlak voor blijft bestaan.

Zowel in nieuw als in bestaand bebouwd gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Het water in de stad wordt met het omringend watersysteem als één geheel beschouwd. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel worden voorkomen.


Regiospecifiek beleid: de Stedendriehoek
Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is de structuurvisie mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek.

Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk.

2.1.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting.

Op 15 december 2010 hebben provinciale staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. In de toelichting hebben provinciale staten aangegeven wat de strekking van de verordening is. "In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat deze verordening geen beleidswijzigingen bevat. Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden nu vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale verordening. Dit vloeit voort uit de concept-AMvB Ruimte."

In de provinciale verordening zijn de volgende onderwerpen opgenomen.

  • verstedelijking;
  • wonen;
  • detailhandel;
  • recreatiewoningen en -parken;
  • glastuinbouw;
  • waterwingebied;
  • grondwaterbeschermingsgebied;
  • oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening;
  • Ecologische Hoofdstructuur (EHS);
  • waardevol open gebied;
  • Nationale landschappen


In de Verordening geven provinciale staten regels voor het al dan niet toegestaan zijn van het opnemen van nieuwe ontwikkelingen in bestemmingsplannen. Voor beheergerichte bestemmingsplannen, zoals het onderhavige, regelt de Verordening niets.

2.2 Gemeentelijk Beleid

2.2.1 Structuurplan Stedelijk Gebied

In februari 2002 heeft de gemeenteraad het structuurplan voor het stedelijk gebied vastgesteld. In het structuurplan zijn de ambities van de stad voor de langere termijn (tot 2020) geformuleerd.

Het is de ambitie van Apeldoorn in de komende periode verder uit te groeien tot centrumstad binnen de regio Stedendriehoek. Dat werkt naar twee kanten: enerzijds het leveren van een bijdrage aan de opvangfunctie van de stad voor de groei van de regionale bevolking en de regionale werkgelegenheid. Anderzijds meer uitstraling van de stad door meer en betere regionale voorzieningen en attracties.

Het structuurplan gaat uit van het concept van de complete stad. In de complete stad horen naast intensief gebruikte stedelijke ruimte ook openbare ruimte van hoge kwaliteit en speel- en recreatieruimte thuis. Compacte stedelijke toevoegingen zullen vooral in en om het centrum en de stadsdeelcentra een plek krijgen. Daardoor wordt niet alleen het draagvlak voor de voorzieningen aldaar vergroot, maar kan ook elders, bijvoorbeeld in ruimer opgezette woonwijken, ruimte gespaard blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1158-vas1_0002.png"

afbeelding - structuurplankaart

2.2.2 Ontwerp structuurvisie 2030

Binnen Apeldoorn wordt gewerkt aan een nieuwe structuurvisie 'Structuurvisie 2030'. Het ontwerp hiervan heeft tot en met 16 januari 2013 ter inzage gelegen. Met de structuurvisie wil Apeldoorn zoveel mogelijk ruimte geven aan initiatieven uit de samenleving. De gemeentelijke rol zal zich beperken tot die zaken die echt belangrijk zijn voor de identiteit van Apeldoorn. Zoals de groenstructuur, de beken en sprengen, bepaalde voorzieningen en de belangrijkste wegen. De gemeente wil vooral de sterke punten van Apeldoorn benutten, zoals het groen, de overzichtelijkheid, de veilige woonomgeving en de ruim opgezette wijken en dorpen. Daarmee kan Apeldoorn zich onderscheiden van andere gemeenten. In de structuurvisie wordt Apeldoorn omschreven als ‘Buitenstad’.

Apeldoorn is de grootste gemeente op de Veluwe en in de Stedendriehoek. De stad telt een uitgebreid pakket aan regionale voorzieningen en net buiten het centrum vormt sportcentrum Omnisport zelfs een voorziening van internationaal niveau. De Gelre Ziekenhuizen bieden een regionaal centrum voor gezondheidszorg.

2.2.3 De Groene Mal

Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.

Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1158-vas1_0003.png"

afbeelding - kaart Groene Mal

De Groene Mal richt zich expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen. Het onderdeel beken en sprengen is uitgewerkt in het Waterplan

In de Groene Mal maakt het plangebied deel uit van het stedelijk gebied. Voor het plangebied zijn geen specifieke doelstellingen uit de Groene Mal van toepassing. Behoud en versterking van de aanwezige groenstructuur heeft voor deze locatie de hoogste prioriteit.

2.2.4 Strategische economische beleidsvisie Apeldoorn 2000 - 2020

In dit document staan de belangrijkste uitgangspunten en ambities voor het economische beleid van Apeldoorn tot 2020. Voor verschillende economische sectoren zijn gedetailleerde uitvoeringsplannen gemaakt. Als ambitie kiest Apeldoorn voor verdere economische ontwikkeling. Speerpunten zijn:

  • een evenwichtige economische basis behouden;
  • de productiestructuur verbreden (clusterspecialisatie);
  • de kwaliteit van toerisme en recreatie verbeteren;
  • de binnenstad en vier wijkcentra versterken;
  • de plattelandseconomie verstevigen.


Voor het realiseren van de speerpunten voert de gemeente concrete activiteiten en projecten uit op verschillende economische terreinen: kantoren en bedrijven, wijkeconomie, zorgsector, detailhandel en horeca, plattelandsontwikkeling en -economie, arbeidsmarkt en relatiebeheer.

Voor de zorginstellingen op de Lukaslocatie wordt vooral ingezet op het behouden van de bestaande zorgfunctie. Het is hierbij van belang dat de aantrekkelijkheid en bereikbaarheid van het gebied blijven behouden.

2.2.5 Gemeentelijk verkeersbeleid

Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2010 - 2020 (vastgesteld juli 2009). Hierin heeft de gemeente een aantal doelen vastgesteld. De gemeente wil de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid behouden en liefst nog vergroten. Enerzijds zijn dit doelen die zijn uitgedrukt in cijfers, anderzijds zijn dit doelen in de vorm van ervaringen van bewoners en gebruikers.


De gemeente faciliteert alle vervoerswijzen en probeert de kennis van de reiziger over de verschillende mogelijkheden te vergroten. Het doel voor verkeersveiligheid is een reductie van 35% van het aantal ongevallen in 2020 ten opzichte van 2002. Om dit doel te bereiken wordt ingezet op het veiliger en herkenbaarder maken van de infrastructuur en gedragsbeïnvloeding van de verkeersdeelnemers.


Het autoverkeer wordt gebundeld op hoofdwegen. De hoofdwegen verbinden stadsdelen met elkaar, met de snelwegen en met de rest van de wereld. Woongebieden worden ingericht als verblijfsgebieden, met een maximum snelheid van 30 km per uur. Daar moet de overlast van autoverkeer zo veel mogelijk worden beperkt.

De gemeente streeft goede voetgangersvoorzieningen na. Bij het station en in de binnenstad worden speciale veilige voorzieningen voor voetgangers aangeboden. Op andere plaatsen wordt een basisniveau aan voorzieningen aangeboden. De gemeente blijft inzetten op goede fietsenstallingen en fietsdoorstroomassen: snelle aantrekkelijke fietsroutes, waar je als fietser snel, comfortabel en veilig kunt fietsen. Alle inwoners van Apeldoorn moeten gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. De bus speelt hierin een belangrijke rol. De bussen sluiten aan op de treinen van de Nederlandse Spoorwegen. De taxibus wordt ingezet als aanvulling op de behoeften van de gebruiker.

Er worden drie categorieën hoofdwegen onderscheiden: de Ring; de radialen en de centrumring; de overige hoofdwegen. De Ring is de belangrijkste verdeler van het verkeer in de stad. Het autoverkeer krijgt hier de hoogste prioriteit. De radialen en de centrumring hebben als doel het bieden van een snelle route naar en om het centrum heen, met name om de parkeergarages snel te kunnen bereiken en verlaten. Naast de hoofdwegen zijn er de verblijfsgebieden. In verblijfsgebieden wordt voornamelijk gewoond. Gemengde functies hebben hier een plek: verkeer, spelende kinderen, fietser en voetgangers. In het buitengebied wordt het verkeer ook gebundeld op een aantal hoofdwegen waar een maximum snelheid geldt van 80 km per uur. De verblijfsgebieden in het buitengebied worden autoluw ingericht met een maximumsnelheid van 60 km per uur.

De parkeernormen zijn vastgesteld in de Parkeernota (geactualiseerd oktober 2004). De gemeente stelt geen maximum aan het aantal parkeerplaatsen bij woningen, de parkeernorm geeft aan wat in ieder geval aangelegd moet worden. Op bedrijventerreinen wordt de parkeernorm gehanteerd als minimumnorm, met een maximaal toegestane overschrijding van 10%.

2.2.6 I-cultuur

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.

Archeologische beleidskaart
De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties:

  • Hoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
  • Gemiddelde trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
  • Lage trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quickscan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.

Cultuurhistorische beleidskaart
Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:

  • Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
  • Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
  • Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quickscan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.

In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.

Het plangebied heeft een lage attentiewaarde. Er zijn geen specifieke aandachtspunten. De bebouwing dateert van na 1973, er zijn geen bijzondere aandachtspunten.

2.2.7 Welstandsbeleid

Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.

Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.

In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij. Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen nieuwe ontwikkelingen toe, anders dan nu al op basis van het geldende bestemmingsplan mogelijk is. Daarom wordt niet gekozen voor nieuw te formuleren welstandskaders maar blijven de nu geldende criteria behorend bij het thema 'instituten/buitenplaatsen van toepassing.

2.3 Waterbeleid

2.3.1 Nationaal beleid

2.3.2 Provinciaal beleid

2.3.3 Gemeentelijk beleid

3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving

In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele situatie van het plangebied beschreven.

3.1 Historie

Sinds 1974 was op de Lukaslocatie één van de twee ziekenhuizen van het Ziekenhuiscentrum Apeldoorn gevestigd. In oktober 1999 zijn het Ziekenhuiscentrum Apeldoorn - bestaande uit de locaties Lukas en Juliana - en Het Spittaal te Zutphen gefuseerd. Uitgangspunt van de fusie was om de twee afzonderlijke ziekenhuislocaties in Apeldoorn samen te voegen. Voor de samenvoeging van de beide ziekenhuislocaties in Apeldoorn heeft Gelre Ziekenhuizen samen met de gemeente ervoor gekozen de samenvoeging op de Lukaslocatie te laten plaatsvinden. Bij de afweging voor de samenvoeging hebben met name de financiële en ruimtelijke haalbaarheidsaspecten een rol gespeeld. De samenvoeging van beide ziekenhuislocaties is in mei 2009 met de opening van het vernieuwde Gelre Ziekenhuis afgerond.

In 1976 is aansluitend op de realisatie van het Lukas ziekenhuis de Randerode ontwikkeld. De Randerode is gericht op verpleeghuisfuncties maar is in de loop der jaren ook meer gericht op ziekenhuisverplaatste zorg. De bebouwing van Randerode is momenteel in gebruik door Zorggroep Apeldoorn (Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode).

Voor het geheel is in 1999 een masterplan geschreven. In het plan werd een landschappelijke visie, ruimtelijke en architectonische visie en de milieuaspecten beschreven. Het masterplan gaf de ruimtelijke structuur weer van hoe het gezondheidspark in zich in de toekomst zou moeten ontwikkelen. Het masterplan vormde destijds de basis voor het bestemmingsplan.

3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 16 hectare. Het grootste deel hiervan is voorzien van bebouwing of is verhard. Het onverharde gebied heeft veelal een groene invulling gekregen. Binnen het gezondheidspark Lukaslocatie zijn meerdere zorg/maatschappelijke voorzieningen gevestigd. De twee grootste zorgverleners zijn het Gelre Ziekenhuis en de Zorggroep Apeldoorn. Daarnaast bevindt zich op het terrein een kinderdagverblijf van Stichting Prokino en behoort tot het plangebied één vrijstaande woning langs de Richtersweg.

De basis voor de ruimtelijke structuur vormde het Masterplan 1999. Hoofddoel was om de nieuwe bouwmassa's op een ruimtelijk aantrekkelijke manier in te passen. De schaal en massa moesten op een aanvaardbare manier ingebed worden in de beschikbare ruimte. De bebouwingsgrens was als contour opgenomen om de toekomstige ontwikkelingen niet te frustreren. Deze grens werd en wordt niet overschreden.

Het gebied is qua ruimtelijke invulling en gebruik in drie zones te onderscheiden:

  • Gelre Ziekenhuis;
  • Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode;
  • Groenelementen.

Gelre Ziekenhuis
Het Gelre Ziekenhuis bevindt zich in het noorden van het plangebied. Het ziekenhuis is georiënteerd op de Albert Schweitzerlaan. De hoofdentree is direct vanaf de Albert Schweitzerlaan te bereiken. Tussen het ziekenhuis en de Albert Schweitzlaan ligt een open terrein dat wordt gebruikt voor twee laags parkeren.

De vorm van het ziekenhuis heeft van oorsprong een kamstructuur. Vanwege verschillende uitbreidingen is de oorspronkelijke vorm vervaagd en varieert de bebouwing van het ziekenhuis qua vormgeving en grootte. Dit was bij de oorspronkelijke planopzet de bedoeling en is onder andere als gevolg van de samenvoeging van de Lukas en Juliana locatie versterkt.

Enkele delen van het ziekenhuis zijn in het kader van samenvoeging opgewaardeerd/gerealiseerd en hebben een andere uitstraling gekregen dan de reeds bestaande bebouwing. Naast het hoofdcomplex behoren ook de personeelsflat, het ketelhuis en het gasgebouwtje tot het ziekenhuis. Vooral het ketelhuis en gasgebouwtje hebben geen ruimtelijke relatie met de omgeving en worden als ruimtelijke storende elementen ervaren. De hoogte van de ziekenhuis bebouwing varieert van 12, 16 tot circa 40 meter in het middengebied.

Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode
Het hoofdgebouw van 'Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode' bevindt zich ten zuiden van het ziekenhuis. De gebouwen zijn georiënteerd op en worden ontsloten via de Zuster Meyboomlaan. Tussen de bebouwing van de 'Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode' en Zuster Meyboomlaan is een groenstrook aanwezig als buffer richting de omgeving. De bebouwing bestaat uit een middengedeelte met ten noorden en zuiden daarvan twee soortgelijke vleugels. Achter het hoofdgebouw bevinden zich evenwijdig aan de Richtersweg nog huisjes die toebehoren aan 'Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode'. De huisjes liggen in het groen en geïsoleerd van de overige bebouwing in het plangebied. In één van deze huisjes is het kinderdagverblijf Imme gevestigd. De bebouwing van 'Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode' heeft een maximale bouwhoogte van ongeveer 16 meter.

De 'Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode' is één van de bekende vestigingen van Zorggroep Apeldoorn in Apeldoorn. De Zorggroep Apeldoorn biedt zorg aan zowel ouderen als jongeren in verschillende vormen:

  1. 1. Ouderen
    1. a. Psychogeriatrie (PG) dagbehandeling en verblijf
    2. b. Somatiek dagbehandeling en verblijf
    3. c. Ambulante zorg PG / Somatiek
    4. d. Reactivering
    5. e. Ziekenhuisverplaatste zorg
    6. f. Thuiszorg
    7. g. Palliatieve zorg
    8. h. Dagopvang
  2. 2. Jongeren
    1. a. Somatiek dagbehandeling en verblijf
    2. b. Behandeling van niet-aangeboren hersenletsel

Groenelementen
De noordzijde van het gebied, dat wordt gevormd door het voorterrein van het ziekenhuis heeft een overwegend stedelijke uitstraling. Achter het ziekenhuis en rondom de bebouwing van 'Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode' is echter veel groen aanwezig. Daarnaast is langs de Zuster Meyboomlaan een groenstrook aangelegd dat moet zorgen voor een natuurlijk vormgegeven scheiding voor de woningen. De groengebieden bestaan voornamelijk uit bos dat deel uit maakt van het voormalige landgoed Denneheuvel. Ze sluiten hier aan op de bestaande natuurzones waaraan het plangebied grenst.

3.3 Groenstructuur

Bij de stedenbouwkundige opzet van het gebied was behoud van het groene karakter één van de uitgangspunten. De bebouwing moest tot een minimum beperkt blijven zodat bestaand bos zo min mogelijk zou verdwijnen. Daarnaast was het de bedoeling om door middel van een groene dooradering het ziekenhuis een groene uitstraling te geven. In het masterplan van 1999 gold als basisambitie behoud en zelfs uitbreiding van de aanwezige landschappelijke kwaliteiten zoals de stuwwal. Door met verschillend maaiveld niveaus te werken zou dit bereikt kunnen worden. Het dak van het parkeerdek zou een 'groen' dek kunnen worden met bijvoorbeeld bomen of heidevegetatie.

Momenteel is het terrein aan de voorzijde van het ziekenhuis volledig verhard en is de groene dooradering niet zichtbaar in het straatbeeld aanwezig. Het groene karakter van het terrein vormt zich met name aan de achterzijde van het ziekenhuis en de 'Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode'. Dit achtergebied bestaat grotendeels uit bos waar de mogelijkheid bestaat om te wandelen. Overige groenelementen in het gebied zijn de parkstrook langs de Zuster Meyboomlaan en de bosgebieden aan weerszijden van de Richtersweg.

3.4 Verkeer En Vervoer

In hoofdstuk 3.4.1 wordt de huidige situatie ten aanzien van de ontsluiting van de ziekenhuislocatie beschreven.

Ten aanzien van het parkeren en vervoermanagement wordt in hoofdstuk 3.4.2 stilgestaan bij de in het vorige bestemmingsplan opgenomen afspraken omtrent vervoermanagement en het gebruik van de parkeerplaatsen op het ziekenhuisterrein

3.4.1 Autoverkeer: Ontsluiting van het ziekenhuisterrein

Het ziekenhuisterrein bestaat uit verschillende onderdelen die hun eigen parkeervoorzieningen hebben. Deze parkeervoorzieningen worden ook op verschillende plaatsen aangesloten op het gemeentelijk wegennet.

De hoofdontsluiting van het ziekenhuis vindt plaats via de Gezondheidsparkweg. Deze weg gaat over in de Albert Schweitzerlaan. 'Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode' ontsluit via de Zuster Meyboomlaan direct aan op de Albert Schweitzerlaan. De Albert Schweitzerlaan sluit aan op de gemeentelijke hoofdwegenstructuur: de Laan van Westenenk.

Het kruispunt Albert Schweitzerlaan / Laan van Westenenk wordt met verkeerslichten geregeld.

3.4.2 Parkeren

3.4.3 Openbaar vervoer

Momenteel is het gezondheidspark direct met het openbaar vervoer bereikbaar. De stadsdienst bedient het ziekenhuis 4 maal per uur. De buslijn halteert voor de hoofdingang van het ziekenhuis. Daarnaast kan men gebruik maken van aanvullend openbaar vervoer, de Taxibus.

3.4.4 Fiets

Het gezondheidspark kan ook per fiets goed worden bereikt. Diverse fietsroutes routes ontsluiten het gezondheidspark naar de omliggende woonbuurten.

3.4.5 Vervoermanagement

Zowel Gelreziekenhuis als 'Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode' brengen vervoermanagement in de praktijk. Dit zorgt voor een zo efficiënt mogelijk gebruik van de aanwezige parkeercapaciteit op het gezondheidspark.

3.5 Kabels En Leidingen

Binnen het plangebied bevinden zich geen ruimtelijk relevante kabels en leidingen.

4 Planbeschrijving

4.1 Plansystematiek

Allereerst is het van belang om vast te stellen dat voorliggend bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan betreft. De geldende bestemmingsplannen en vergunde bouwplannen vormen de basis voor dit bestemmingsplan. Uitgangspunt is het positief bestemmen van de huidige situatie. Het is daarbij zaak om zoveel mogelijk ruimte te bieden om in te kunnen spelen op veranderende eisen en wensen. Om dit te bereiken zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  1. 1. Ligging bouw- en bestemmingsgrenzen
    In voorliggend bestemmingsplan zijn de grenzen van de bestemmingen zoveel mogelijk overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Daarnaast zijn ook de in de afgelopen jaren verleende vergunningen doorvertaald in dit bestemmingsplan. Met het opnemen van de planologisch toegestane bouwgrenzen worden de bestaande rechten gerespecteerd.
  2. 2. Bouw- en goothoogtes
    Voor de bouwvlakken van het Gelre ziekenhuis en de 'Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode' zijn maximale hoogtematen opgenomen. De gehanteerde bouwhoogten binnen de bestemmingen zijn gebaseerd op de hoogtematen uit het geldend bestemmingsplan.
  3. 3. Infrastructuur en groenstructuur
    Voor de infrastructuur en groenstructuur in het plangebied is ook de bestaande situatie als uitgangspunt genomen. De beeldbepalende groengebieden krijgen in dit bestemmingsplan een passende bestemming. Hierin is onderscheidt gemaakt tussen het stedelijk groen en het aanwezige bosgebied.
    Voor de aanwezige wegen en parkeervoorzieningen is uitgegaan van twee aparte verkeersbestemmingen. De ondergeschikte groenstroken langs de Albert Schweitzerlaan zijn binnen de verkeersbestemming bedoeld voor wegen opgenomen. Hetzelfde geldt voor de trottoirs en fietspaden. De parkeerterreinen hebben eigen verkeersbestemming gekregen, deze verkeersbestemming is meer gericht is op het verblijf en parkeren.

4.2 Doorkijk Toekomstige Situatie

Parkeren

In de huidige situatie ervaren bewoners van de ten noorden gelegen woonwijk en de woonstraten ten oosten van het plangebied overlast van geparkeerde auto's van personeel en bezoekers die het betaald parkeren proberen te ontwijken. De door het ziekenhuis ontplooide activiteiten ter voorkoming van overlast en regulering zijn door sommigen als onvoldoende ervaren. De gemeente heeft gelijktijdig met de bestemmingsplanherziening een overlegtraject met de buurt en dorpsraad Ugchelen opgezet met als inzet het vinden van een structurele oplossing.

In het verleden is door de gemeente een onderzoek uitgevoerd om in de ten noorden gelegen woonwijk vergund parkeren in te voeren. Voor dit initiatief was destijds onvoldoende draagvlak.

Kinderdagverblijf
Momenteel bevindt het kinderdagverblijf Imme zich in de bestaande bebouwing van 'Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode' langs de Richtersweg. Voor het kinderdagverblijf is een regeling opgenomen gebaseerd op de bestaande situatie.

5 Planologische Aspecten

5.1 Milieuaspecten

5.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

Bestemmingsplan Gezondheidscentrum Lukaslocatie is een beheerplan. Er zijn alleen nieuwe ontwikkelingen in opgenomen waarvoor al een planologische procedure is afgerond voordat het onderhavige bestemmingsplan wordt vastgesteld. In die planologische procedures is onderzoek uitgevoerd naar de diverse milieuaspecten en is dit onderzoek beschreven. Voor dit bestemmingsplan is het daarom niet nodig onderzoek uit te voeren en wordt volstaan met een beschrijving van de milieuaspecten.

5.1.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd. Hierbij mogen bodemonderzoeken in principe niet ouder zijn dan 5 jaar.

Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. Vanaf het moment dat het Besluit bodemkwaliteit in werking is getreden vindt de melding van het voornemen tot toepassen niet meer plaats bij het bevoegd gezag, maar moeten meldingen van de toepassing van grond, baggerspecie en bouwstoffen via het Meldpunt bodemkwaliteit worden gedaan.

Bij nieuwe ontwikkelingen moet de bodemgesteldheid in kaart worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe functie mag pas worden toegelaten als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

Onderszoeksresultaten
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De legaal aanwezige functies zijn positief bestemd. Voor deze locaties is het niet nodig onderzoek te doen naar de kwaliteit van de bodem en het grondwater. Voor de legalisering van het kinderdagverblijf zal op basis van onderzoek bepaald worden of de bodemkwaliteit ter plaatse voldoende is.

5.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.


Bij de ontwikkeling van gebieden wordt met behulp van de systematiek uit de VNG uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (uitgave 2009), bepaald binnen welke straal bedrijven invloed hebben op de omgeving en met welke milieuaspecten (zoals geluid, gevaar, e.d.) rekening gehouden dient te worden. In de VNG uitgave zijn voor de diverse SBI-codes deze zogenoemde milieuzones bepaald ten opzichte van gevoelige functies zoals woningen, uitgaande van het referentie-omgevingstype "rustige woonwijk". Tevens is aangegeven voor welke milieuaspecten gecorrigeerd kan worden in geval van een ander omgevingstype.

De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering", kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwetgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving (Wgv) of de veiligheidsregelgeving (Bevi/Revi). Deze wetgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van de aangevraagde ontwikkeling.

Voor de inventarisatie van bestemmingen in de omgeving van de planlocatie is onder andere veldonderzoek verricht. Het veldonderzoek bestaat uit een gevelinventarisatie en het ter plaatse vaststellen van het omgevingstype. Bij twijfel over de aanwezige activiteiten is contact gezocht met de betreffende eigenaar/bewoners.

De omgeving van het plangebied is een rustige woonwijk. Voor het plangebied kan dus geen correctie ten opzichte van het referentie-omgevingstype "rustige woonwijk" uitgevoerd worden. Het verzoek betreft hier een milieubelastende functie. Alle aanwezige functies binnen het plangebied zijn onderling met elkaar verbonden of hebben een onlosmakelijk verband met de zorginstelling, zoals het restaurant en detailhandel in het Gelre Ziekenhuis. Ook is het kinderdagverblijf voornamelijk voor het zorgpersoneel dat in het ziekenhuis en verpleeghuis werkt. Hierdoor is er dus alleen sprake van uitwaartse milieuzonering.

Onderzoeksresultaten
Binnen het plangebied is sprake van drie relevante aspecten. Onderstaand wordt per aspect een toelichting gegeven welke gevolgen er spelen met betrekking tot de milieuzonering.

Conserverend plan
Binnen het plangebied worden 2 nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt:

Kinderdagverblijf
Het kinderdagverblijf aan de Zuster Meyboomlaan wordt gelegaliseerd door de bestemming aan te passen in 'maatschappelijke doeleinden'. Binnen deze bestemming is een kinderdagverblijf toegestaan. Bovendien is het kinderdagverblijf sterk gerelateerd aan de overige zorgfuncties binnen het plangebied aangezien deze bedoeld is voor het zorgpersoneel. Er zijn dan ook geen belemmeringen om het kinderdagverblijf te legaliseren.

Woning Richtersweg 71
De woning Richtersweg 71 komt binnen het plangebied te liggen en is op tenminste 30 meter gelegen van de bestemming 'Maatschappelijk'. Hierdoor belemmeren deze bestemmingen elkaar niet.

5.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Voor dit bestemmingsplan is uitsluitend het aspect wegverkeerslawaai relevant.

Het plangebied ligt in de nabijheid van enkele zoneplichtige wegen: Albert Schweitzerlaan, Zuster Meyboomlaan en de rijksweg A1. De eerste twee wegen hebben een geluidzone van 200 meter. Het plangebied ligt binnen deze zones. De rijksweg A1 heeft een geluidszone van 400 meter. Het Gelre ziekenhuis ligt buiten deze zone, de gebouwen van 'Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode' liggen echter gedeeltelijk binnen deze zone. De Wet geluidhinder verplicht om onderzoek uit te voeren in het kader van het bestemmingsplan in geval van de aanleg van nieuwe wegen, reconstructie van bestaande of realisering van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen.

Onderzoeksresultaten
Dit bestemmingsplan staat geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige functies toe. Bovendien worden geen nieuwe wegen aangelegd of vindt reconstructie plaats van bestaande wegen. Op grond van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd voor wat betreft wegverkeerslawaai.

5.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Niet in betekenende mate bijdragen

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:

  • woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.

Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.

Onderzoeksresultaten
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard: het legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 lid b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een zekere maatschappelijke ontwrichting ten gevolge van een calamiteit. Indien een ontwikkeling een toename van het groepsrisico mogelijk maakt geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg

Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) die het uitvloeisel worden van het zogeheten Basisnet. Het Besluit transportroutes externe veiligheid zal naar verwachting op 1 juli 2012 in werking treden.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.

Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn

In juli 2008 is de beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijking van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtingsgrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.

Onderzoeksresultaten

Bedrijven
In de nabijheid van plangebied bevinden zich geen risicobedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi.

Buisleidingen
Op meer dan 140 meter van plangebied bevinden zich twee buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Aangezien het plangebied zich buiten het invloedsgebied bevindt van deze buisleidingen vormen deze geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

Transport gevaarlijke stoffen
Op meer dan 200 meter van plangebied bevindt zich de snelweg A1 waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Aangezien het plangebied zich buiten het invloedsgebied bevindt van de snelweg vormt deze geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.1.7 Elektromagnetische velden

De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).


Onderzoeksresultaten
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen. Wel zijn enkele zendmasten aanwezig. Deze vormen geen belemmeringen voor het legaliseren van het kinderdagverblijf en het toevoegen van een bestaande woning aan het plangebied.

5.2 Waterhuishouding

5.2.1 Algemeen

De watertoets is ingesteld om het aspect water in een vroeg stadium mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is wettelijk verplicht en heeft als doel om gezamenlijk met de waterbeheerders de waterhuishoudkundige doelstellingen in een zo vroeg mogelijk stadium in ruimtelijke ontwikkelingen op te nemen. De gemaakte afspraken worden in de waterparagraaf van het bestemmingsplan opgenomen.

Het plangebied Gezondheidscentrum Lukaslocatie ligt in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied ligt niet in een Keurzone van een watergang of in een grondwaterbeschermingsgebied. Het plangebied ligt niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland heeft aangegeven

5.2.2 Grondwater

Het gebied ligt ten westen van het Apeldoorn Kanaal en daarmee in de in het streekplan vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. Dit betekent dat bij toekomstige ontwikkelingen rekening dient worden gehouden met hogere grondwaterstanden ten gevolge van klimaatveranderingen.

Ten noorden van de locatie langs de Albert Schweitzerlaan liggen een aantal peilbuizen uit het gemeentelijk grondwatermeetnet. Uit gegevens van deze peilbuizen blijkt dat de grondwaterstanden op de locatie een relatief grote gradiënt vertonen. Aan de oostzijde komen grondwaterstanden voor van meer dan 4 meter minus maaiveld. Aan de westzijde komen grondwaterstanden voor van circa 1,5 meter minus maaiveld.

Ten noorden van het plangebied ligt een gebied, dat gevoelig is voor grondwateroverlast. Rondom de Eloy basisschool komen periodiek hoge grondwaterstanden voor ten gevolge van een kleischot in de ondergrond. Om de overlast voor de school en de omringende woningen te beperken heeft de gemeente in het verleden een drainagesysteem aangelegd, waarmee de grondwaterstanden beteugeld worden. Het opgepompte water wordt geloosd op de Winkewijert.

Bij toekomstige ontwikkelingen op het Gezondheidspark dient met de grondwatersituatie ten noorden van de locatie rekening gehouden te worden. De ontwikkelingen mogen geen nadelige gevolgen hebben voor de grondwaterstanden of het drainagesysteem.

5.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

Ten noorden van het plangebied ligt de Winkewijert/Klingelbeek. De Winkewijert ontspringt in het sprengkoppengebied noordoostelijk van de locatie. De beek betreft een 'SED watergang'. SED wateren hebben al een zekere ecologische waarde of kunnen dit door een relatief geringe inspanning krijgen. De provincie wil de natuur in deze wateren herstellen en beschermen, inclusief het stroomgebied waarin deze wateren liggen.

In het plangebied zelf komt geen oppervlaktewater of waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.

Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet rechtstreeks geloosd worden op het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.

Bij eventuele ontwikkelingen op het terrein die van invloed zijn op het grondwater dient wel rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van de sprengkoppen nabij de locatie. Deze ontwikkelingen mogen geen negatieve invloed hebben op de watervoerendheid van de sprengkoppen.

5.2.4 Afvoer van hemel- en afvalwater

In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een verbeterd gescheiden rioolstelsel waarmee vuil- en hemelwater gescheiden worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.

Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.

Al het hemelwater afkomstig van daken en terreinverhardingen wordt geïnfiltreerd in de bodem of geborgen op het terrein, bijvoorbeeld door toepassing van infiltratiegreppels of wadi's, ondergrondse infiltratievoorzieningen, waterdoorlatende verhardingen of vijvers.

Voor hemelwater afkomstig van afvoerende verharde oppervlakken dient een hemelwatervoorziening ter grootte van 20 mm per afvoerende m² verharding aangelegd te worden.

De materialen die in aanraking komen met het hemelwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van hemelwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het hemelwater afgevoerde vervuilende stoffen.

5.2.5 Afvoer van afvalwater

Nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke vuilwaterstelsel.

5.2.6 Watertoets

Het plan betreft een conserverend bestemmingsplan zonder inliggend oppervlaktewater. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Voor het plan geldt het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.

5.2.7 Vooroverleg

Het voorontwerp van bestemmingsplan Gezondheidscentrum Lukaslocatie wordt in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan het Waterschap Vallei en Veluwe. De reactie van het waterschap wordt, indien noodzakelijk, verwerkt in deze waterparagraaf.

5.3 Natuurwaarden

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Boswet.

  • Soortbescherming
    Op grond van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. De wet kent een algemene zorgplicht, omvat daarnaast een reeks van verbodsbepalingen en heeft een groot aantal soorten (verdeeld over verschillende categorieën) als beschermd aangewezen.
  • Gebiedsbescherming
    Naast de soortbescherming wordt de gebiedsbescherming geregeld binnen de Natuurbeschermingswet (in de Natura 2000-gebieden) en binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Bescherming van bos is aan de orde als bestemmingen van bestaand bos worden gewijzigd.
    Het bestemmingsplan maakt geen onderdeel uit van de EHS of een Natura 2000-gebied.

Onderzoeksresultaten
In het kader van het bestemmingsplan is door het ingenieursbureau Grontmij een natuurtoets uitgevoerd. Het rapport ''Natuurtoets parkeerterrein Randerode' (nr. 286628, d.d. 22 april 2013) is als bijlage 2 bij de toelichting gevoegd.

Soortbescherming

  • Vogels
    In het plangebied komen verschillende broedende vogels voor. Alle broedende vogels zijn beschermd. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot en met 15 juli. Aangezien het verboden is om broedende vogels te verstoren mogen er geen werkzaamheden worden gestart tijdens het broedseizoen.
    Er wordt daarom aanbevolen om te starten met de werkzaamheden buiten het broedseizoen. Moeten er toch werkzaamheden plaatsvinden binnen het broedseizoen, zoals het kappen van bomen of grondwerkzaamheden, dan zal voorafgaand aan de werkzaamheden de omgeving moeten worden gecontroleerd op broedende vogels door een ter zake deskundige.
    In het plangebied zijn geen jaarrond beschermde nesten aangetroffen.
  • Overige soorten
    Voor de aanwezige licht beschermde soorten geldt een vrijstelling in het kader van de Flora- en faunawet. Op deze soorten is de zorgplicht wel van kracht (artikel 2 Flora- en faunawet). De zorgplicht bepaalt dat men wilde planten en dieren zo min mogelijk schade dient te berokkenen. Voorbeeld van een invulling van de zorgplicht zijn: Enkele dagen voorafgaand aan de werkzaamheden opgaande beplanting te verwijderen zodat kleine zoogdiersoorten worden gestimuleerd om een andere leefomgeving te zoeken.
    In het plangebied komen geen zwaarder beschermde soorten (tabel 2 en 3) voor of worden niet aangetast. Er is hiervoor geen nader onderzoek en/of ontheffing nodig.

Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen in beschermde gebieden in het kader van de natuurbeschermingswet, Natura 2000 en Ecologische Hoofdstructuur. De ontwikkelingen in het plangebied veroorzaakt ook geen negatief effect op deze gebieden gezien de nieuwe ontwikkeling in relatie tot de bestaande functie. Omdat er geen van de kernkwaliteiten van de EHS worden aangetast door de afstand tussen de twee gebieden zullen er geen negatieve effecten optreden. Compensatie of een vergunning voor aantasting of verstoring van beschermde gebieden is niet aan de orde.

Aanbeveling op planning en uitvoering
In het rapport wordt aanbevolen om de werkzaamheden buiten de gevoelige periode van vogels uit te voeren. Dit betekend geen werkzaamheden uitvoeren in de periode van half maart tot half juli.

5.4 Archeologie

Het plangebied ligt conform de gemeentelijk archeologische beleidskaart in een zone met een hoge en middelmatige trefkans. Een deel van de gronden waar momenteel het ziekenhuis is gesitueerd is aangeduid als gronden waar diepe bodemverstoringen hebben plaats gevonden. Voor dit gebied is dan ook geen verwachtingswaarde opgenomen.

Op basis van het gemeentelijk archeologisch beleid gelden voor de hoge verwachtingswaarde en middelmatige verwachtingswaarde specifieke beleidsadviezen.

  1. 1. Voor gebieden met een hoge verwachtingswaarde wordt gestreefd naar behoud in huidige staat. Bodemingrepen dieper dan voor de bouw dienen vermeden te worden. Bij nieuwe ontwikkeling is vroegtijdig archeologisch onderzoek vereist.
  2. 2. Voor gebieden met een middelmatige verwachtingswaarde wordt eveneens gestreefd naar behoud in huidige staat. Bodemingrepen dieper dan voor de bouw dienen vermeden te worden. Bij nieuwe ontwikkeling is vroegtijdig archeologisch bureauonderzoek vereist. Afhankelijk van de uitkomsten van het bureauonderzoek is vervolgonderzoek al dan niet noodzakelijk.

Onderzoeksresultaten
Voorliggend bestemmingsplan staat geen ontwikkelingen toe die eventuele archeologische waarden in het plangebied kunnen schaden. Ter bescherming van de eventueel aanwezige archeologische waarden is in het bestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog en Waarde - Archeologie middelhoog opgenomen.

5.5 Cultuurhistorie

5.5.1 Modernisering monumentenzorg

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief Modernisering van de Monumentenzorg. Deze beleidsbrief geeft de nieuwe visie van het Rijk op de monumentenzorg weer. De nieuwe visie rust op drie pijlers:

  1. 1. cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening;
  2. 2. krachtiger en eenvoudige regels;
  3. 3. herbestemmen van cultuurhistorisch waardevolle panden die hun functie verliezen.

Met de eerste pijler wordt ingezet op het bestemmingsplan als belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. Een goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Cultuurhistorie is één van die belangen. Dit nieuwe beleid vormt een belangrijke aanvulling op de sectorale bescherming van monumenten. Op deze manier is een meer gebiedsgerichte benadering mogelijk.

Het Rijk wil deze nieuwe visie implementeren door in het Besluit ruimtelijke ordening een verplichting op te nemen om in het bestemmingsplan rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Daarnaast zal het Rijk, aanvullend op de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, een visie op het cultureel erfgoed opstellen. Deze visie geeft aan hoe het Rijk het onroerend cultureel erfgoed borgt in de ruimtelijke ordening, welke prioriteiten het daarbij heeft en hoe het wil samenwerken met publieke en private partijen. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang.

In de nota I-cultuur van de gemeente is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen. Het plangebied heeft een lage attentiewaarde, daarom is geen beschermende regeling opgenomen in het bestemmingsplan.

6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

In hoofdstuk 3 is de bestaande situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 bevat een toelichting op de planologische aspecten. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.

6.2 Karakter Bestemmingsplan

Bestemmingsplan Gezondheidscentrum Lukaslocatie is een beheerplan, waarin de bestaande situatie en het geldende recht uitgangspunt zijn voor de wijze van bestemmen. Daarmee wordt bedoeld dat de bestaande situatie is vastgelegd en is voorzien van een actuele regeling en dat er alleen nieuwe ontwikkelingen in zijn opgenomen waarvoor al een planologische procedure is afgerond voordat het onderhavige bestemmingsplan wordt vastgesteld. Concreet gaat het om het positief bestemmen van het kinderdagverblijf Imme in de bebouwing van 'Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode' langs de Richtersweg.

Het bestemmingsplan bestaat uit gedetailleerde bestemmingen. De verbeelding is grof opgezet waardoor grotere aaneengesloten vlakken dezelfde bestemming hebben gekregen. De functies in het plangebied zijn voorzien van een passende bestemming. Gestreefd is naar een uniforme manier van bestemmen, tegelijkertijd is gestreefd naar een bepaalde flexibiliteit binnen de verschillende bestemmingen. De aanwezige groenstroken en bosgebieden zijn voorzien van aparte bestemmingen.

Voor de regels en de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008.

6.3 Bestemmingen

De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Beiden onderdelen van het bestemmingsplan geven de regels voor gebruik en bebouwing van de gronden in het plangebied. De bestemmingen worden hierna besproken.

Bos

De bestemming Bos is gelegd op gronden die aansluiten bij het bosgebied ten westen en ten zuiden van het plangebied. Binnen de bestemming zijn bos, struikgewas, hakhout en afschermende groenbeplanting toegestaan. Daarnaast zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, de bescherming en de versterking van het bos met de bijbehorende landschaps- en natuurwaarden. Paden, in- en uitritten en nutsvoorzieningen zijn toegestaan. De ontsluitingsweg naar onder meer het kinderdagverblijf is een specifieke aangeduid als 'onstsluiting'.

Bos - Parkstrook

De groenstrook met hoog opgaande beplanting langs de Zuster Meyboomlaan is specifiek bestemd als Bos - Parkstrook. De groenstrook dient als afscheiding voor de omgeving. Binnen de bestemming zijn groenvoorzieningen toegestaan. Het doorsnijden van de gronden met de bestemming Bos - Parkstrook ten behoeve van de ontsluiting van 'Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode' op de Zuster Meyboomlaan is toegestaan. Er mogen maximaal vier doorsteken komen.

Groen

Het structurele en structurerende openbare groen in het plangebied is onder de bestemming Groen gebracht. Hier zijn groenvoorzieningen, paden, hondenuitlaatplaatsen, nuts- en speelvoorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten. De bouwhoogte van speel- en klimtoestellen mag bij recht niet meer dan 4 meter bedragen. Tevens bevind zich in het gebied een kleine kinderboerderij nabij het kinderdagverblijf.

Maatschappelijk

De gronden en gebouwen die in gebruik zijn door het Gelre Ziekenhuis, Zorggroep Apeldoorn en het kinderdagverblijf Imme zijn bestemd als Maatschappelijk. Om de nodige flexibiliteit te kunnen bieden laat deze bestemming een vrije uitwisseling tussen de verschillende maatschappelijke voorzieningen toe. Welke voorzieningen dat zijn staat in de Lijst vantoegelaten maatschappelijke voorzieningen die in de bijlagen bij de regels is opgenomen.

Bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Hierbij dient voldaan te worden aan de aangegeven maatvoeringen.

Verkeer

De wegen met primair een functie voor het doorgaande verkeer hebben de bestemming Verkeer - Weg gekregen. Het betreft voor dit bestemmingsplan de Albert Schweitzerlaan en de Zuster Meyboomlaan.

Verkeer - Parkeerterrein

De bestemming Verkeer-Parkeerterrein ligt aan de voor- en oostzijde van het Gelre ziekenhuis en tussen de Zuster Meyboomlaan en de 'Zorggroep Apeldoorn locatie Randerode'. Ook het gebied dat achter het ziekenhuis ligt en beschikbaar is voor parkeren voor personeel is bestemd als Verkeer - Parkeerterrein. De gronden met deze bestemming zijn in de huidige situatie ingericht als parkeerterrein.

Wonen

In het plangebied ligt één vrijstaande woning langs de Richtersweg. Voor deze woning is, overeenkomstig het vigerende plan, de bestemming Wonen opgenomen. De woning heeft op de verbeelding een bouwvlak gekregen.

De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen is gerelateerd aan de oppervlakte van de kavel. Vaste maat voor bepaling van de hoeveelheid toegestane bebouwing is dat maximaal 60% van de kavel bebouwd mag zijn. De bijgebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en op gronden met de aanduiding 'erf'.

Waarde - Archeologie hoog en Waarde - Archeologie middelhoog

Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als gebied met hoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als gebied met middelhoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelhoog gekregen. Voor beide bestemmingen geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 50 m2 (hoog) respectievelijk 100 m2 (middelhoog) tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Als uit dit rapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord kan het bevoegd gezag bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren. Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die mogelijke archeologische waarden in de bodem kunnen verstoren geldt in beide bestemmingen dat ze niet mogen worden uitgevoerd tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis

Bij recht is het gebruik van een deel van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst vantoegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.

Bouwregels

Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding.

Bevoegd gezag

Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.

6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In Artikel 13zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden.

In lid 13.1 is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen in het hele plangebied (zowel binnen als buiten het bouwvlak) is toegestaan, mits de ondergrondse ruimten een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties in de omgeving.

Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.

In Artikel 14 staan de algemene gebruiksregels. In lid 14.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming.

In lid 14.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.


In hoofdstuk ALGEMENE REGELS zijn ook de regels voor algemene afwijkingen en wijzigingsregels opgenomen. In Artikel 17 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Artikel 18 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.


Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

7 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg

In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan diverse partners.
Er zijn geen reacties ontvangen. Aangenomen wordt dat met het plan kan worden ingestemd.

7.2 Ontwerp Ter Visie

Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft vanaf 28 maart 2013 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tegen het ontwerp is één zienswijzen ingediend. Aan de zienswijze wordt tegemoet gekomen. Dit heeft in de toelichting tot een aanpassing van het vast te stellen bestemmingsplan geleid.
Daarnaast is het plan ambtshalve gewijzigd.

7.3 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan betreft hoofdzakelijk het vastleggen van de bestaande situatie. Er worden ten opzichte van het geldend bestemmingsplan geen nieuwe bouwplannen als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening mogelijk gemaakt. Er is om die reden geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan.

Voor het opstellen van het bestemmingsplan heeft de gemeente financiële middelen gereserveerd. Het bestemmingsplan is derhalve financieel-economisch uitvoerbaar.

Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen

SBI Omschrijving Geur Stof Geluid Gevaar Grootste afstand Categorie
4773 Apotheken 0 0 0 10 10 1
84 Openbaar bestuur (kantoren e.d.) 0 0 10 0 10 1
8621, 8622, 8623 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 0 0 10 0 10 1
8691 8692 Consultatiebureaus 0 0 10 0 10 1
9101 Bibliotheken 0 0 10 0 10 1
9603 Uitvaartcentra 0 0 10 0 10 1
852, 8531 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs 0 0 30 0 30 2
8532, 854, 855 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs 10 0 30 10 30 2
8610 Ziekenhuizen 10 0 30 10 30 2
871 Verpleeghuizen 10 0 30 0 30 2
8891 Kinderopvang 0 0 30 0 30 2
9491 Kerkgebouwen e.d. 0 0 30 0 30 2
94991 Buurt- en clubhuizen 0 0 30 0 30 2

Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

SBI-CODE OMSCHRIJVING CATEGORIE
581 Uitgeverijen (kantoren) 1
1814A Grafische afwerking 1
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
9524 Meubelstoffeerderijen 1
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
50, 51 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
5222 Overige ddienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
791 Reisorganisaties 1
61 Telecommunicatiebedrijven 1
64, 65 Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor 1
41, 68 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
62 Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. 1
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
9602 Schoonheidsspecialist op afspraak 1
9602 Kapper op afspraak 1
9609 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd 1

Bijlage 1 Verkeersmetingen Gezondheidspark

Bijlage 1 Verkeersmetingen Gezondheidspark

Bijlage 2 Natuurtoets Parkeerterrein Randerode

Bijlage 2 Natuurtoets parkeerterrein Randerode

Bijlage 3 Procedureschema

Ontwerpplan ter inzage
28-03-2013 - 08-05-2013
Vaststelling door gemeenteraad
28-11-2013
Terinzagelegging vastgesteld plan
12-12-2013 - 22-01-2014