KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Gemengd - 2
Artikel 5 Gemengd - 3
Artikel 6 Maatschappelijk
Artikel 7 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Wonen - Garageboxen
Artikel 10 Waarde - Archeologie Hoog
Artikel 11 Waarde - Archeologie Middelhoog
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Overige Zone - Bijzondere Boom
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 18 Algemene Procedureregels
Artikel 19 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 21 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 22 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Opzet Van Het Bestemmingsplan
1.4 Geldend Bestemmingsplan
2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Gemeentelijk Beleid
2.3 Verkeersbeleid
2.4 Duurzaamheid
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Algemeen
4 Planologische Aspecten
4.1 Cultuurhistorie
5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
5.2 Karakter Bestemmingsplan
5.3 Bestemmingen
5.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen
Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen
Bijlage 3 Lijst Van Toegelaten Vormen Van Cultuur En Ontspanning
Bijlage 4 Lijst Van Toegelaten Horecatypen
Bijlage 5 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 6 Notitie Actualisatie Deelnota Parkeren 2004
Bijlage 1 Rapportage Karakteristieke Panden
Bijlage 2 Waardenkaart Karakteristieke Panden
Bijlage 3 Procedureschema

Stadsdeel Zuid-Midden karakteristieke panden

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Vastgesteld op 15-09-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Stadsdeel Zuid-Midden karakteristieke panden met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1246-vas1 van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.7 aaneengebouwde woning

Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.8 aanvullend assortiment van een tuincentrum

Artikelen die een relatie hebben met het basisassortiment van een tuincentrum, waaronder in ieder geval worden begrepen vissen en andere dieren, dierenbenodigdheden, zwembaden, hengelsportartikelen, tuinkleding en -schoeisel, tuinspeelgoed, woon-, kado- en sfeer-artikelen en vuurwerk.

1.9 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.10 agrarisch bedrijf

Een bedrijf, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.

1.11 AHN2-maaiveld

De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.

1.12 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

1.13 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.14 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.15 basisassortiment van een tuincentrum

Basisartikelen die bij tuincentra verkrijgbaar zijn, bestaande uit:

  1. a. levend materiaal, waaronder in ieder geval begrepen bollen, knollen, zaden, bomen (waaronder kerstbomen), heesters, coniferen, vaste planten, seizoengroen/perkgoed, kamerplanten en snijbloemen;
  2. b. dood materiaal, waaronder in ieder geval begrepen gewasbescherming, meststoffen, grondproducten, vijver- en fonteinmateriaal, bestratingsmateriaal, tuinhout, blokhutten, kasjes, serres, tuingereedschappen, video's en boeken over tuin en planten, potterij, barbecue-artikelen, vuurpotten, tuinmeubelen, tuinverlichting, terrasaankleding en feestdagenartikelen.

1.16 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.17 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.18 begeleid wonen

Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

1.19 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.20 beschermd stadsgezicht

Gebied dat burgemeester en wethouders hebben aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenverordening.

1.21 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.22 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.27 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.29 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.30 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.31 bijzondere boom

Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.

1.32 dependance

Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw, dat blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van de woning.

1.33 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.34 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.35 erkend archeoloog

Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.

1.36 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.37 folly

Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.

1.38 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.39 gestapelde woning

Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.

1.40 groepsaccommodatie

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.

1.41 hoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten hoog is.

1.42 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.43 hoofdverblijf

  1. a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.44 kamerverhuurbedrijf

Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.

1.45 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.46 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.47 kavel

De bij een bestaand of te realiseren hoofdgebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.48 kwekerij

Een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.

1.49 middelhoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten middelhoog is.

1.50 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.51 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.52 peil

Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.

1.53 permanente bewoning

Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf beschikt.

1.54 productiegerichte paardenhouderij

Een paardenhouderij waar handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.

1.55 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.56 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.57 recreatieverblijf

Een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning, en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.

1.58 recreatiewoning

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.59 risicovolle inrichting

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig is met een contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

1.60 rijksbeschermd stadsgezicht

Gebied dat door de minister(s) is aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988.

1.61 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.62 stacaravan

Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.

1.63 supermarkt

Een winkel met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 500 m2 waar een grote verscheidenheid aan artikelen, grotendeels bestaande uit levensmiddelen, wordt verkocht en waarbij overwegend sprake is van zelfbediening door klanten.

1.64 terrein met specifieke archeologische waarden

Gebied waarvan het zeer aannemelijk is dat bij bodemingrepen archeologische waarden worden aangetroffen.

1.65 terrein met vastgestelde archeologische waarden

Gebied waarvan is vastgesteld dat er zich een of meer behoudenswaardige archeologische vindplaatsen bevinden.

1.66 trekkershut

Een gebouw zonder sanitaire voorzieningen, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.67 twee-onder-een-kapwoningen

Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.68 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.69 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershuttenrecreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.

1.70 verkoopvloeroppervlakte

Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.71 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.72 windturbine

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.

1.73 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

1.74 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.75 woonwagen

Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.76 woonwagenstandplaats

Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.

1.77 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.78 zone met hoge archeologische verwachtingswaarde

Gebied waarvan de verwachting hoog is dat archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

1.79 zone met lage archeologische verwachtingswaarde

Gebied waarvan de verwachting laag is dat archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

1.80 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.81 zorgwoning

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.

2.7 de bodemingreep

De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.

2.8 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 de bouwhoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 13 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximum oppervlakte/inho Maximum goothoogte Maximum bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' / 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' - bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'
- 600 m³ per bedrijfswoning
- 400 m3 per woonwagen
de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m
Gebouwen en overkappingen voor verkooppunten motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' / 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' - 75 m² voor gebouwen
- 250 m² voor overkappingen
5 m
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het in lid 3.2 bepaalde teneinde de situering van bijgebouwen en overkappingen in voorerfgebied toe te staan, indien dit in overeenstemming is met de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd;
  2. b. van het in lid 3.1 en artikel 13 lid 13.1 onder c bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 3.5 is afgeweken van de gebruiksregels.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Gemengd - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;
  2. b. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
  5. e. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte; vvo (m2)' de verkoopvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan de aldaar aangegeven waarde;
  6. f. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  7. g. casino, ter plaatse van de aanduiding 'casino';
  8. h. beroepsuitoefening aan huis;
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. tuin en/of erf;
  11. k. verblijfsgebied;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 13 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de woning bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan ten minste één zijde ten minste 2 m (4.3a)
Bijgebouwen en overkappingen bij de woning 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan bijgebouw: 3 m bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m
- tevens toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'erf'
- situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (4.3b)
- bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
speel- en klimtoestellen: 4 m (4.3c)
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het in lid 4.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij gebouwen en overkappingen te verkleinen, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  2. b. van het in lid 4.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
  3. c. van het in lid 4.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
  4. d. van het in lid 4.1 en lid 4.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 4.5 is afgeweken van de gebruiksregels.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
  2. b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  3. c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  4. d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
  5. e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  6. f. het beroep wordt in ieder geval door de bewoner uitgeoefend.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Gemengd - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;
  2. b. beroepsuitoefening aan huis;
  3. c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. tuin en/of erf,
  6. f. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  7. g. de volgende functies, uitsluitend in de 1e bovengrondse bouwlaag:
    1. 1. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
    2. 2. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
    3. 3. bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
    4. 4. horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatenhorecatypen ter plaatse van de aanduiding 'horeca';

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 13 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 5.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de woning bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt aan ten minste één zijde ten minste 2 m (5.3a)
Bijgebouwen en overkappingen bij de woning 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan bijgebouw: 3 m bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m
- tevens toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'erf'
- situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (5.3b)
- bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
speel- en klimtoestellen: 4 m (5.3c)
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het in lid 5.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij gebouwen en overkappingen te verkleinen, indien dit uit brandveiligheids- en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  2. b. van het in lid 5.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
  3. c. van het in lid 5.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
  4. d. van het in lid 5.1 en lid 5.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 5.5 is afgeweken van de gebruiksregels.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
  2. b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  3. c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  4. d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
  5. e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  6. f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  7. g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. cultuur en ontspanning in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten vorm van cultuur en ontspanning, ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
  3. c. beroepsuitoefening aan huis;
  4. d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  5. e. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. speelplaatsen;
  8. h. tuin en/of erf;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

6.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 13 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximum oppervlakte Maximum goothoogte Maximum bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
speel- en klimtoestellen: 4 m (6.3b)
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het in lid 6.2 bepaalde teneinde de situering van bijgebouwen en overkappingen in voorerfgebied toe te staan, indien dit in overeenstemming is met de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd;
  2. b. van het in lid 6.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
  3. c. van het in lid 6.1 en artikel 13 lid 13.1 onder c bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 6.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
  4. d. nader in te vullen

6.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van bedrijfswoningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
  2. b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  3. c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  4. d. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
  5. e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  6. f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  7. g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Maatschappelijk - Begraafplaats

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats;
  2. b. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

7.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 13 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 7.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximum oppervlakte Maximum goothoogte Maximum bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen 3 m

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 7.2 bepaalde:

  1. a. teneinde de situering van bijgebouwen en overkappingen in voorerfgebied toe te staan, indien dit in overeenstemming is met de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd;
  2. b. nader in te vullen

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal 2 woningen per bouwvlak;
  2. b. beroepsuitoefening aan huis;
  3. c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. d. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. tuin en/of erf;
  7. g. voorzieningen voor de waterhuishouding;

met de daarbij behorende bouwwerken.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:

  1. a. het waarborgen van de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 18 opgenomen procedureregels van toepassing.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 8.2 bepaalde:

  1. a. voor het overschrijden van de maximum bouwhoogte van een woning ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' met niet meer dan 3,50 meter tot een maximum van 1/3 van het grondoppervlak van het gebouw ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen liftkokers en installatieruimten;
  2. b. voor het ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' verkleinen van de afstand van een woonwagen/woning tot de zijdelingse perceelsgrens tot ten minste 1 meter;
  3. c. teneinde de situering van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen in voorerfgebied toe te staan, indien dit in overeenstemming is met de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd;
  4. d. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.

8.5 Specifieke gebruiksregels

8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan ieder bouwvlak met de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'zorgwoning' toe te voegen teneinde zorgwoningen toe te staan indien:

  1. a. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
  2. b. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  3. c. de bebouwing per bouwvlak maximaal 2.500 m3 bedraagt;
  4. d. de bebouwing voldoet aan de voor de betreffende locatie geldende maatvoerings- en bouwaanduidingen en aan de regels in het bebouwingsschema.

Artikel 9 Wonen - Garageboxen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. garageboxen;
  2. b. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

9.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 13 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximum oppervlakte Maximum goothoogte Maximum bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen
bouwvlak 3 m

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Archeologie Hoog

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologischeverwachtingswaarde.

10.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 11 Waarde - Archeologie Middelhoog

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhogearcheologische verwachtingswaarde.

11.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de vergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Algemene regels

  1. a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  2. b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  3. c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  4. d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
    of:
  5. e. In afwijking van het in dit lid onder b en c bepaalde is ondergronds bouwen in het gehele plangebied, zowel binnen als buiten het bouwvlak, toegestaan voor het tot stand brengen van ruimten die een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
  6. f. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
  7. g. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
  8. h. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten en situering gelden de dan aanwezige maten en situering, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

13.2 Afdekking van gebouwen

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

14.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van bouwwerken die bestemd zijn voor verblijfsrecreatie ten behoeve van permanente bewoning.
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  4. d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  6. f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
  7. g. het verstoren van archeologische waarden buiten vlakken met de bestemmingen 'Waarde -Archeologie hoog en 'Waarde - Archeologie middelhoog' door het uitvoeren van grondwerkzaamheden in het kader van de natuurontwikkeling, het aanleggen van leidingen en het waterbeheer dieper dan 0,50 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens het bevoegd gezag op te stellen Programma van Eisen.
    Indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag op advies van de archeoloog besluiten zonodig een opgraving te laten plaatsvinden.
    Het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

14.2 Strafbepaling

Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.

14.3 Gebruiksregel parkeren

Artikel 15 Overige Zone - Bijzondere Boom

15.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van bijzondere bomen.

15.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom' dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 10 meter te bedragen.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 15.2 bepaalde ten behoeve van het verkleinen van de genoemde afstand tot ten minste 5 meter uit het hart van de boom, mits dit geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels

16.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  2. b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
  3. c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  4. d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  5. e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  6. f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.

16.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk:

  1. a. voor zover de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten;
  3. c. bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 16.1 onder b voor een antenne-installatie met een bouwhoogte van meer dan 53 meter boven NAP: voor zover de antenne-installatie niet leidt tot een onaanvaardbare vermindering van de werking van de radar, blijkend uit een advies ter zake van de beheerder van de radar. [Let op: deze voorwaarde alleen laten staan in het gebied ten westen van de stad Apeldoorn en ten noorden van Hoenderloo.]

16.3 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 16.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

16.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 16.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 20 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

16.5 Afwijkingsbevoegdheid parkeren

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 14 lid 14.3 bepaalde indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien. Dit volgens de notitie 'Actualisatie Parkeernota', zoals vastgesteld op 24 juni 2004, dan wel, bij intrekking hiervan, een beleidsregel over de toepassing van artikel 14 lid 14.3 en artikel 17 lid 16.5.

Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels

17.1 Wijzigingsbevoegdheid algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.

17.2 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van dependance

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan vlakken met de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance' toe te voegen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. a. de oppervlakte van een dependance bedraagt niet meer dan 65 m²;
  2. b. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances bij een woning bedraagt niet meer dan het maximum dat in artikel 8 sublid 8.2.2 is bepaald voor bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen;
  3. c. een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen;
  4. d. bij een dependance zijn geen omgevingsvergunningplichtige dakkapellen, erkers en balkons toegestaan;
  5. e. er ontstaat geen onevenredig nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en er wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  6. f. de krachtens de Wet geluidhinder gestelde voorkeursgrenswaarde wordt niet overschreden;
  7. g. vastgesteld is dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt.

17.3 Voorwaarden voor wijziging

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 18 Algemene Procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 19 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht Bouwwerken

20.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

20.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

20.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 21 Overgangsrecht Gebruik

21.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

21.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

21.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

21.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Stadsdeel Zuid-Midden karakteristieke panden.

Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn

d.d. 15 september 2016 nr. 71-2016

Mij bekend,

De griffier,

Namens hem:

John de Meij

manager Team Omgevingsrecht & Advies

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

MoMo-beleid en karakteristieke panden

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de bescherming van karakteristieke panden in het plangebied Stadsdeel Zuid-Midden.

Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een eenduidige en uniforme juridische regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen het plangebied. Het bestemmingsplan heeft overwegend een beheerskarakter, waarbij de bestaande situatie uitgangspunt is.

Op 16 februari 2012 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn de Implementatienotitie Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo) vastgesteld. Met de uitwerking van deze implementatienotitie wil de gemeente Appeldoorn bereiken dat gebieden ruimtelijk en cultuurhistorisch herkenbaar blijven, omdat dit onder meer bijdraagt aan de aantrekkingskracht op en vestigingsbereidheid van bedrijven en bewoners.

Om te voorkomen dat cultuurhistorische waarden verloren gaan, heeft de gemeenteraad besloten om specifieke bestemmingsplannen te maken met betrekking tot karakteristieke panden; een thematische herziening. Het gaat hierbij om de volgende stadsdelen: Stadsdeel Noord-West, Bouwhof/De Heeze, Het Loo/Kerschoten en het Stadsdeel Zuid-Midden.

Per plangebied is een inventarisatie gemaakt van de ruimtelijke en cultuurhistorische waarden van de karakteristieke bebouwing. Voor elk van de 4 plangebieden wordt nu een bestemmingsplan gemaakt, waarin de hoog gewaardeerde panden uit de inventarisatie een functieaanduiding "karakteristiek" krijgen. Het gaat in totaal om zo'n 175 panden. Aan deze functieaanduiding is, conform het vastgestelde MoMo-beleid, een sloopvergunningstelsel gekoppeld. Dit houdt in dat er voor geheel of gedeeltelijk slopen van een karakteristiek pand een vergunning moet worden aangevraagd. Hierdoor is het voor de gemeente mogelijk om een afweging te maken of het cultuurhistorisch belang niet onevenredig wordt geschaad.

Het onderhavige bestemmingsplan heeft betrekking op de karakteristieke panden in het plangebied Stadsdeel Zuid-Midden.

1.2 Ligging En Begrenzing

Het plangebied van het moederplan Stadsdeel Zuid-Midden bevindt zich direct ten zuiden van de binnenstad en het NS-station. Zuid-Midden maakt deel uit van de wijk Zuid en vormt daarin het centrale deel. Het plangebied wordt begrensd door de spoorlijn Amersfoort-Deventer aan de noordzijde, de Kayersdijk aan de oostzijde, de groenzone langs de Kayersbeek/Zwaanspreng aan de zuidzijde en de Arnhemseweg/Koning Stadhouderlaan aan de westzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1246-vas1_0001.jpg"

plangebied moederplan Stadsdeel Zuid-Midden

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1246-vas1_0002.png"

Het onderhavige bestemmingsplan heeft enkel betrekking op de plankaarten (1 t/m 4) zoals die in bovenstaande tekening zijn aangegeven.

1.3 Opzet Van Het Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  1. 1. De toelichting; hierin worden de beweegredenen weergegeven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming en/ of bescherming aan een stuk grond, alsmede een interpretatie (en voor zover nodig uitleg) van de gebruikte bestemmingen;
  2. 2. De regels; hierin wordt per bestemming een omschrijving van de doeleinden gegeven en voorschriften met betrekking tot de bouw en het gebruik van de in dit plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen; en
  3. 3. De plankaart, met daarop de bestemmingen van de betreffende gronden aangegeven.

Het onderhavige bestemmingsplan is een thematische herziening van het vigerende bestemmingsplan. Het betreft de bescherming van karakteristieke panden waarbij rekening gehouden is met de regelgeving inzake het 'vergunningsvrij bouwen'. Voor de overige aspecten is het bestaande recht overgenomen.

Uitbreidingsmogelijkheden door verruiming vergunningsvrij bouwen

Per 1 november 2014 is de verruimde regeling voor vergunningsvrij bouwen (het BOR) in werking getreden. Hiermee wordt het mogelijk om vergunningsvrij een bestaande zij- of achtergevel uit te bouwen tot 5m hoog en 4m uit de oorspronkelijke gevel. Deze regeling gaat boven de regels van het bestemmingsplan voor wat betreft uitbreidingsmogelijkheden. Dit betekent concreet dat eerder opgelegde regels in het bestemmingsplan over uitbreiden, die binnen de grenzen van het vergunningsvrij bouwen vallen, niet meer van toepassing zijn.

Met de inwerkingtreding van de verruimde regeling zal met de bouwvlakbegrenzing worden aangesloten op de nieuwe regels van het vergunningsvrij bouwen, wat een versoepeling betekent voor de eigenaren van karakteristieke panden. Deze aansluiting op de nieuwe regels voor vergunningsvrij bouwen geldt dan ook voor de regel dat minimaal 1 meter uit de voorgevel gebouwd moet worden. Dit doet namelijk recht aan de doelstelling om de karakteristieke panden in hun verschijningsvorm beleefbaar te houden.

In de toelichting is verder geen aandacht besteed aan de huidige situatie en de beschrijving van alle deelaspecten. Voor deze gegevens wordt er verwezen naar het moederplan, het bestemmingsplan "Stadsdeel Zuid-Midden" uit 2012.

1.4 Geldend Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan "Stadsdeel Zuid-Midden karakteristieke panden" is een herziening van het bestemmingsplan "Stadsdeel Zuid-Midden ", vastgesteld op 8 maart 2012.

2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Modernisering Monumentenzorg

De Modernisering van de Monumentenzorg is verwoord in een brief van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2009). De modernisering is gestoeld op drie pijlers:

1. borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening;

2. krachtiger en eenvoudiger sectorale regelgeving;

3. en het bevorderen van herbestemming.

Met de eerste pijler wordt ingezet op het bestemmingsplan als belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. Een goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Cultuurhistorie is één van die belangen. Door aanpassing van het Besluit Ruimtelijke Ordening per 1 januari 2012 zijn gemeenten verplicht om bij het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Dit nieuwe beleid vormt een belangrijke aanvulling op de sectorale bescherming van formeel aangewezen monumenten. Op deze manier is een meer gebiedsgerichte benadering mogelijk, die gericht is op het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van een bestemmingsplangebied, door te anticiperen op de voorkomende archeologische, historisch-geografische en historisch-(steden)bouwkundige waarden.

2.2 Gemeentelijk Beleid

2.2.1 Nota I-cultuur

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.

2.2.2 Gemeentelijke monumentenverordening 2012

De Monumentenverordening 2012 is op 13 februari 2014 vastgesteld door de gemeenteraad van Apeldoorn en is op 6 maart 2014 in werking getreden. De Monumentverordening 2012 regelt zaken met betrekking tot rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, beeldbepalende panden, gemeentelijke stads- en dorpsgezichten en archeologische terreinen.

2.2.3 Beleid karakteristieke panden

De rijksoverheid heeft in het kader van de Modernisering Monumentenzorg bepaald dat per 1 januari 2012 cultuurhistorische belangen moeten worden meegewogen in de ruimtelijke ordening. Mede tegen die achtergrond heeft de gemeenteraad van Apeldoorn besloten om meer cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken tegen sloop te beschermen door middel van bestemmingsplannen (raadsbesluit van 16 februari

2012). Met een aanduiding 'karakteristiek' op de verbeelding en de bijbehorende bestemmingsplanregels worden de betreffende bouwwerken beschermd tegen sloop of ernstige aantasting, om zo de waardevolle ruimtelijke karakteristiek en de historische eigenheid van het gebied in stand te kunnen houden. Zo wordt tot op zekere hoogte voorkomen dat door sloop en nieuwbouw alles steeds meer op elkaar gaat lijken en de herkenbaarheid van specifieke gebieden verloren gaat.

2.2.4 Archeologische beleidskaart

Op de archeologische beleidskaart staan bekende archeologische vindplaatsen en terreinen waarbij reeds is vastgesteld dat er archeologische waarden aanwezig zijn. Daarnaast is het gehele grondgebied van de gemeente Apeldoorn verdeeld in zones met een hoge, middelhoge en een lage archeologische verwachtingswaarde. Deze verdeling is gebaseerd op onder andere bodemkundige, geo(morfo)logische, archeologische en historische kaarten en kennis.

Deze verwachtingswaarden geven geen feitelijke vindplaatsen weer, maar de kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats bij het uitvoeren van bodemingrepen. Concreet betekent dit dat de kans op het aantreffen van archeologische sporen en/of vondsten binnen een zone met een lage archeologische verwachtingswaarde wel aanwezig is, maar dat deze kans veel kleiner is dan binnen een zone met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde.

Het verschil in de zogenaamde trefkans heeft ertoe geleid dat er verschillende grenzen van bodemingrepen zijn opgesteld, waarbij het uitvoeren van archeologisch onderzoek nodig is.

Het verschil in de zogenaamde trefkans heeft ertoe geleid dat er verschillende grenzen van bodemingrepen zijn opgesteld, waarbij het uitvoeren van archeologisch onderzoek nodig is. Deze grenswaarden zien er als volgt uit:

  • Hoge archeologische verwachting, bebouwde kom: Bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm.
  • Hoge archeologische verwachting, buitengebied: Bij bodemingrepen groter dan 50 m² en dieper dan 35 cm.
  • Middelhoge archeologische verwachting, bebouwde kom: Bij bodemingrepen groter dan
    100 m2 en dieper dan 50 cm.
  • Middelhoge archeologische verwachting, buitengebied: Bij bodemingrepen groter dan
    100 m2 en dieper dan 35 cm.
  • Lage archeologische verwachting, bebouwde kom: Bij bodemingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 50 cm.
  • Lage archeologische verwachting, buitengebied: Bij bodemingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 35 cm.

De archeologische beleidskaart zal, in overeenstemming met de Apeldoornse standaardregels, worden doorvertaald naar bestemmingen en planregels.

2.3 Verkeersbeleid

Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2010 – 2020 (vastgesteld juli 2009). Hierin heeft de gemeente een aantal doelen vastgesteld. De gemeente wil de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid behouden en liefst nog vergroten. Enerzijds zijn dit doelen die zijn uitgedrukt in cijfers, anderzijds zijn dit doelen in de vorm van ervaringen van bewoners en gebruikers.

De gemeente faciliteert alle vervoerswijzen en probeert de kennis van de reiziger over de verschillende mogelijkheden te vergroten. Het doel voor verkeersveiligheid is een reductie van 35% van het aantal ongevallen in 2020 ten opzichte van 2002. Om dit doel te bereiken wordt ingezet op het veiliger en herkenbaarder maken van de infrastructuur en gedragsbeïnvloeding van de verkeersdeelnemers.

Het autoverkeer wordt gebundeld op hoofdwegen. De hoofdwegen verbinden stadsdelen met elkaar, met de snelwegen en met de rest van de wereld. Woongebieden worden ingericht als verblijfsgebieden, met een maximum snelheid van 30 km per uur. Daar moet de overlast van autoverkeer zo veel mogelijk worden beperkt.

De gemeente streeft goede voetgangersvoorzieningen na. Bij het station en in de binnenstad worden speciale veilige voorzieningen voor voetgangers aangeboden. Op andere plaatsen wordt een basisniveau aan voorzieningen aangeboden. De gemeente blijft inzetten op goede fietsenstallingen en fietsdoorstroomassen: snelle aantrekkelijke fietsroutes, waar je als fietser snel, comfortabel en veilig kunt fietsen. Alle inwoners van Apeldoorn moeten gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. De bus speelt hierin een belangrijke rol. De bussen sluiten aan op de treinen van de Nederlandse Spoorwegen. De taxibus wordt ingezet als aanvulling op de behoeften van de gebruiker.

Er worden drie categorieën hoofdwegen onderscheiden: de Ring; de radialen en de centrumring; de overige hoofdwegen. De Ring is de belangrijkste verdeler van het verkeer in de stad. Het autoverkeer krijgt hier de hoogste prioriteit. De radialen en de centrumring hebben als doel het bieden van een snelle route naar en om het centrum heen, met name om de parkeergarages snel te kunnen bereiken en verlaten. Naast de hoofdwegen zijn er de verblijfsgebieden. In verblijfsgebieden wordt voornamelijk gewoond. Gemengde functies hebben hier een plek: verkeer, spelende kinderen, fietser en voetgangers. In het buitengebied wordt het verkeer ook gebundeld op een aantal hoofdwegen waar een maximum snelheid geldt van 80 km per uur. De verblijfsgebieden in het buitengebied worden autoluw ingericht met een maximumsnelheid van 60 km per uur.

De parkeernormen zijn vastgesteld in de Parkeernota (geactualiseerd oktober 2004). De gemeente stelt geen maximum aan het aantal parkeerplaatsen bij woningen, de parkeernorm geeft aan wat in ieder geval aangelegd moet worden. Op bedrijventerreinen wordt de parkeernorm gehanteerd als minimumnorm, met een maximaal toegestane overschrijding van 10%.

2.4 Duurzaamheid

2.4.1 Beleidskader en ambities

De uitgangspunten van duurzame ontwikkeling binnen de Gemeente Apeldoorn zijn vastgelegd in diverse nota's en collegebesluiten. De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Apeldoorn zijn hoog. Een belangrijk uitgangspunt bij deze duurzame ontwikkeling vormt het Bestuursakkoord 2014-2018 waarin Apeldoorn aansluit bij de regionale ambitie om in 2030 energieneutraal te zijn.

Bij de uitvoering van het duurzaamheidsbeleid wordt onder andere gestreefd naar een optimale energie-infrastructuur, waarbij duurzame bronnen als wind- en zonne-energie en bodemwarmte zoveel mogelijk worden benut. Daarnaast worden nieuwe energiebesparende technieken ingezet. Het herstellen van de natuurlijke waterhuishouding van stad en landschap, onder meer door het vasthouden van (regen)water in het stedelijk gebied, is eveneens van belang.

De uitgangspunten voor duurzaam waterbeheer zijn vastgelegd in de in 2005 vastgestelde nota 'Werken aan water; Apeldoorns waterplan 2005-2015'. Dit waterplan zal ook als basis dienen voor de voor veel ruimtelijke projecten wettelijk verplichte watertoets.

In het Bouwbesluit zijn eisen geformuleerd met betrekking tot energie en binnenmilieu, zoals de energieprestatienormering. Een ander wettelijk instrument is de Wet milieubeheer. Maatregelen die een duidelijke relatie hebben met ruimtelijke ordening, zoals dichtheden, zongerichte oriëntatie van kavels en de hoeveelheden groen, open water en verhard oppervlak, kunnen worden opgenomen in bestemmingsplannen. De ambities van de gemeente Apeldoorn reiken echter verder dan het wettelijke vangnet. Er zijn landelijk minimale eisen gesteld als het gaat om energieprestaties, isolatie etc. en dat de gemeente niet bevoegd is hieraan aanvullende of extra eisen te stellen.

Voor de realisatie van de gemeentelijke ambities en voor het nakomen van de afspraken met de provincie is aanvullend instrumentarium ontwikkeld. Van zowel gemeentelijke als externe partijen wordt verwacht dat zij volop medewerking verlenen aan het realiseren van deze ambities. In veel gevallen zijn door innovatieve oplossingen win-win situaties mogelijk.

2.4.2 Bouwactiviteiten in relatie tot energieneutraliteit en karakteristieke panden

Indien er wijzigingen aan de woning dienen plaats te vinden, bijvoorbeeld in het kader van het streven naar energieneutraliteit of ter verbetering van het wooncomfort, dan zijn de regels met betrekking tot het bouwen in het onderhavige bestemmingsplan van toepassing.

De regels van het onderhavige bestemmingsplan die bij de aanduiding 'karakteristiek' horen, geven aan dat het verboden is om zonder (of in afwijking van) een vergunning, een karakteristiek pand geheel of gedeeltelijk te slopen. Deze sloopvergunning geldt alleen voor de buitenkant van het pand, niet voor de binnenkant. De bescherming is immers gericht op de beeldwaarde die het pand heeft in de omgeving. Het interieur heeft daar geen invloed op. Wat precies onder gedeeltelijk slopen wordt verstaan, is niet bij wet vastgelegd. Van een karakteristiek pand zijn alleen het gevelbeeld en/of de hoofdvorm beschermd. Met gedeeltelijk slopen bedoelt de gemeente daarom het slopen van grotere onderdelen die bepalend zijn voor het gevelbeeld en/of de hoofdvorm van het pand, zoals bijvoorbeeld een serre. Indien sloopwerkzaamheden van ondergeschikte aard en omvang zijn en daardoor geen wezenlijke invloed hebben op de cultuurhistorische waarden van het pand, wordt de sloopvergunning verleend.

Voor de volgende bouwactiviteiten is in ieder geval, indien deze worden uitgevoerd binnen de aanduiding 'karakteristiek', een sloopvergunning noodzakelijk: slopen van het gebouw, slopen van de serre of aanbouw, wijzigen van de dakvorm, verwijderen dakhuis, vervangen gevel en de gevelopeningen (ramen en deuren) wijzigen.

Er is geen sloopvergunning nodig indien er binnen de aanduiding 'karakteristiek' de volgende bouwactiviteiten plaatsvinden: renoveren bestaande serre of aanbouw, doorbreken van een muur t.b.v. aanbouw of erker, vervangen of wijzigen dakbedekking, verwijderen of aanbrengen dakkapel, vervangen ramen/deuren/kozijnen (mits de gevelopeningen niet wijzigen), verwijderen luiken, gevelbekleding wijzigen, isolatie aanbrengen, schilderen buitenzijde, aanbrengen zonwering, aanbrengen zonnepanelen en werkzaamheden in het pand. Er is ook geen sprake van gedeeltelijke sloop in het geval de sloop noodzakelijk is om een doorgang naar een nieuwe aan- of uitbouw te realiseren. De beoordeling of sloop dan wenselijk is wordt meegenomen in de beoordeling van de nieuwbouw. Er is dan geen afzonderlijke toestemming voor de sloop vereist.

Vergunningsvrij bouwen

Voor een aantal kleinere bouwwerken is door het Rijk bij wet bepaald dat deze zonder vergunning kunnen worden gerealiseerd. Het gaat dan bijvoorbeeld om dakramen, dakkapellen, serres, zonnepanelen/collectoren, schuurtjes, schuttingen en carports tot een bepaalde afmeting en situering. Ook als het pand is aangeduid als een karakteristiek pand, kunnen deze bouwwerken/wijzigingen zonder vergunning gerealiseerd worden. Meer informatie inzake het vergunningsvrij bouwen is verkrijgbaar bij het Omgevingsloket van de gemeente. Bovendien heeft het ministerie van VROM 8 brochures gemaakt over veelvoorkomende bouwwerken, zoals dakkapellen, schotelantennes, erfafscheidingen en aanbouwen. In deze brochures leest u wanneer dit soort bouwwerken vergunningsvrij is en wanneer niet. De brochures vindt u bij de gemeente of op www.rijksoverheid.nl/omgevingsvergunning.

Weliswaar maken vaak ook de details dat een pand karakteristiek is, maar de bescherming richt zich daar niet op. Dit is een bewuste keuze geweest van de gemeente om goed onderscheid te houden met monumenten waar de details wel beschermd worden. Daarnaast wil de gemeente in het algemeen meer aan de verantwoordelijkheid van de burgers overlaten. Omdat niet iedereen kennis heeft van historische gebouwen en materialen kunnen burgers met vragen voor advies terecht bij de gemeente.

Conclusie

De maatregelen die in het kader van energieneutraliteit nodig zijn om zo zuinig mogelijk met energie om te gaan en alle benodigde energie in (de buurt van) de wijk op te wekken worden niet belemmerd door het opnemen van een sloopvergunningstelsel voor karakteristiek panden in de wijk. Zo is het plaatsen van zonnecollectoren/panelen, onder voorwaarden, vergunningsvrij en hoeft er voor het aanbrengen van isolatie niet gesloopt te worden. Verder is het vervangen van kozijnen en bijv. ramen voor dubbelglas ook gewoon mogelijk indien het pand de aanduiding “karakteristiek” heeft.

Gezien het bovenstaande kan aangegeven worden dat zowel de ambitie van de gemeente om Apeldoorn energieneutraal te maken als de ambitie van de gemeente om cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te beschermen tegen sloop of ernstige aantasting, om zo de waardevolle ruimtelijke karakteristiek en de historische eigenheid van het gebied in stand te kunnen houden, samen kunnen gaan.

3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving

3.1 Algemeen

Voor meer informatie over de bestaande situatie van het plangebied en de omgeving wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan "Stadsdeel Zuid-Midden".

4 Planologische Aspecten

4.1 Cultuurhistorie

4.1.1 Ruimtelijke en cultuurhistorische waardering karakteristieke bebouwing

Met karakteristieke bebouwing worden gebouwen bedoeld die een bijzondere of historische betekenis hebben voor een wijk. Karakteristieke panden hebben geen monumentenstatus maar zijn door hun cultuurhistorische en ruimtelijke waarde van groot belang voor het karakteristieke beeld van hun omgeving. Die waarden komen onder andere tot uitdrukking in de gebiedseigen typologie, markante ligging, bijdrage aan het typische beeld en/of de bijzondere vorm en functie.

Per gebied is een inventarisatie gemaakt van karakteristieke bebouwing. Op basis van eerdere inventarisatierondes en analyses, alsmede hernieuwd veldwerk is een selectie gemaakt van panden, die bepalend en waardevol zijn voor het ruimtelijke beeld van het gebied en die aanmerkelijke cultuurhistorische waarden bezitten. Gemeentelijke monumenten en rijksmonumenten zijn niet in de inventarisatie opgenomen. Dit geldt eveneens voor potentiële gemeentelijke monumenten. Gemeentelijke monumenten worden beschermd op grond van de Monumentenverordening. Voor potentiële gemeentelijke monumenten geldt dan ook dat een aanwijzingsprocedure wordt doorlopen, die volledig los staat van de procedure van dit bestemmingsplan.

In het inventarisatierapport zijn op de kaart en in een adressenlijst wel de rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en potentiële gemeentelijke monumenten weergegeven, zodat er een compleet beeld van de waardevolle objecten in het gebied is. De niet beschermde objecten, die wel bepalend en waardevol zijn voor het ruimtelijke beeld van het gebied en die aanmerkelijke cultuurhistorische waarden bezitten, zijn getoetst aan de hand van vijf criteria. Er zijn drie ruimtelijke criteria toegepast, waarbij wordt ingezoomd van gebied, via ensemble op het object. Deze benadering sluit aan bij de beleidsuitgangspunten van de Modernisering van de Monumentenzorg, waarin sterker de nadruk wordt gelegd op de ruimtelijke context van waardevolle objecten. Op objectniveau zijn twee criteria toegepast: historische waarde en een op de verschijningsvorm gericht criterium.

Per criterium is een score toegekend en de optelsom van de scores leidt tot een eindwaardering. Vanwege de hoge ondergrens die bij de veldselectie is gehanteerd, bevat het rapport geen objecten die een neutrale of negatieve totaalwaarde scoren. Objecten met een Positieve totaalwaarde (P) zijn opgenomen in een overzichtstabel, die per criterium de score weergeeft. De objecten met een Hoge totaalwaarde (H) zijn opgenomen in een objectenlijst, die naast een score per criterium ook een korte beschrijving van de karakteristiek bevat.

De resultaten van de inventarisaties zijn opgenomen in de volgende rapportages:

  • Ruimtelijke en cultuurhistorische waardering van karakteristieke bebouwing bestemmingsplangebied Apeldoorn Noord-West (Monumenten Advies Bureau, versie maart 2015);
  • Ruimtelijke en cultuurhistorische waardering van karakteristieke bebouwing bestemmingsplangebied Bouwhof / De Heeze (Monumenten Advies Bureau, versie maart 2014);
  • Ruimtelijke en cultuurhistorische waardering van karakteristieke bebouwing bestemmingsplangebied Het Loo en Kerschoten (Monumenten Advies Bureau, versie maart 2015);
  • Ruimtelijke en cultuurhistorische waardering van karakteristieke bebouwing bestemmingsplangebied Apeldoorn Zuid (Monumenten Advies Bureau, versie april 2015).

In totaal gaat het voor de gemeente Apeldoorn in de vier rapportages om 185 objecten In totaal gaat het in de vier rapportages om 185 objecten die een Hoge totaalwaarde (H) hebben gekregen, waarvan er 60 liggen binnen het onderhavige bestemmingsplangebied.

De rapportage 'Ruimtelijke en cultuurhistorische waardering van karakteristieke bebouwing bestemmingsplangebied Apeldoorn Zuid', gedateerd april 2015, is opgenomen in bijlage Rapportage karakteristieke panden van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. Bij de rapportage hoort de kaart 'Cultuurhistorische waarden bebouwing plangebied Apeldoorn Zuid, gedateerd april 2015 en is opgenomen in bijlage Waardenkaart karakteristieke panden van de BIJLAGENBIJ DE TOELICHTING.

4.1.2 Regeling voor cultuurhistorie in bestemmingsplan

De rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden zijn hooggewaardeerd, maar worden niet op de plankaart aangegeven. Voor deze systematiek is gekozen omdat de Monumentenwet 1998 en de gemeentelijke monumentenverordening een eigen beschermingsregime kennen via een vergunningensysteem. Bovendien is het monumentenbestand nog in ontwikkeling. Het opnemen van specifieke bestemmingen of aanduidingen voor de monumenten en beeldbepalende panden zou betekenen dat voor iedere mutatie in het monumentenregister een bestemmingsplanherziening in gang moet worden gezet om het bestemmingsplan actueel te houden. Dit wordt niet doelmatig geacht. Als extra bescherming voor deze objecten is er voor gekozen om voor de bouwvlakken maatwerk toe te passen. Vergunningvrij bouwen is niet van toepassing op rijks- en gemeentelijke monumenten.

Karakteristieke panden hebben geen monumentenstatus maar zijn door hun cultuurhistorische en ruimtelijke waarde van groot belang voor het karakteristieke beeld van hun omgeving. Die waarden komen onder andere tot uitdrukking in de gebiedseigen typologie, markante ligging, bijdrage aan het typische beeld en/of de bijzondere vorm en functie.

De panden die in het in de vorige paragraaf genoemde rapportage 'Ruimtelijke en cultuurhistorische waardering van karakteristieke bebouwing bestemmingsplangebied Bouwhof De Heeze' een Hoge totaalwaarde hebben zijn in dit bestemmingsplan aangewezen als karakteristiek pand. Op de plankaart hebben ze de aanduiding 'karakteristiek' gekregen. In de bestemmingsomschrijving van die bestemmingen waar deze aanduiding voorkomt is bepaald dat ter plaatse van die aanduiding de gronden (ook) bestemd zijn voor behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden. Verder is bepaald dat het ter plaatse van die aanduiding verboden is de bebouwing te slopen zonder vergunning. Kort gezegd wordt deze vergunning alleen verleend wanneer de kosten van renovatie zo hoog zijn dat handhaven van het pand redelijkerwijs niet meer kan worden geëist. De aanvrager dient dit met een rapport van een deskundige aan te tonen.

In tegenstelling tot panden met een hoge totaalwaarde, waarvoor een aanduiding 'karakteristiek wordt opgenomen vanwege het feit dat instandhouding van het gevelbeeld en/of hoofdvormen noodzakelijk is, geldt voor panden met een positieve totaalwaarde dat instandhouding van het gevelbeeld en/of hoofdvormen wenselijk is. Indien een pand een positieve totaalwaarde scoort, dan wordt het pand in het onderhavige bestemmingsplan niet voorzien van een aanduiding 'karakteristiek'.

Een aantal objecten dat in de rapportages van karakteristieke bebouwing is opgenomen, wordt ondanks hun ruimtelijke en cultuurhistorische waarden niet in het bestemmingsplan opgenomen. De redenen dat deze panden op de verbeelding niet de aanduiding 'karakteristiek' wordt toegekend, lopen uiteen. In sommige gevallen bestaat het voornemen om voor een locatie of een gebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Ook komt het voor dat een pand inmiddels is gesloopt of dat reeds afspraken zijn gemaakt over sloop en nieuwbouw. Voor bestemmingsplan Stadsdeel Zuid-Midden geldt dat, een tweetal objecten die in de inventarisatie een Hoge totaalwaarde (H) hebben gescoord, niet als karakteristiek pand in het bestemmingsplan worden opgenomen. Eén van deze objecten betreft een complex dat bestaat uit de volgende onderdelen: Oude Beekbergerweg 34-80, Mussenweg 1-27 en 2-32, Spreeuwenweg 1-47 en 2-40, en Valkenweg 2-56. De reden dat voor dit complex geen aanduiding 'karakteristiek' wordt opgenomen is, dat reeds afspraken zijn gemaakt over sloop en nieuwbouw van dit complex. Ook voor het object Waalstraat 6 wordt geen aanduiding 'karakteristiek' opgenomen. De reden is dat dit object eerder is gesloopt.

5 Juridische Planopzet

5.1 Inleiding

In hoofdstuk 3 wordt verwezen naar de bestaande situatie in het plangebied. Hoofdstuk 4 bevat een toelichting op de cultuurhistorische aspecten. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 5.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 5.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 5.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.

5.2 Karakter Bestemmingsplan

Bestemmingsplan Stadsdeel Zuid-Midden karakteristieke panden is een beheerplan, waarin de bestaande situatie en het geldende recht uitgangspunt zijn voor de wijze van bestemmen. Daarmee wordt bedoeld dat de bestaande situatie is vastgelegd en is voorzien van een actuele regeling en dat er alleen nieuwe ontwikkelingen in zijn opgenomen waarvoor al een planologische procedure is afgerond voordat het onderhavige bestemmingsplan wordt vastgesteld. In het onderhavige bestemmingsplan is het gemeentelijk beleid ten aanzien van modernisering momumentenzorg opgenomen. Het enkel opnemen van de aanduiding karakteristiek als een soort paraplu-bestemmingsplan is in het kader van de digitalisatievereisten en de leesbaarheid niet wenselijk.

De wijze van bescherming van geselecteerde karakteristieke panden vloeit voort uit het nieuwe rijksbeleid Modernisering Monumentenzorg, waarin wordt bepaald dat cultuurhistorische belangen moeten worden meegewogen in de ruimtelijke ordening. Dit beleid is omarmd door de gemeenteraad van Apeldoorn. Op de verbeelding hebben karakteristieke panden de aanduiding 'karakteristiek' gekregen. In de bestemmingsomschrijving van die bestemmingen waar deze aanduiding voorkomt is bepaald dat ter plaatse van die aanduiding de gronden (ook) bestemd zijn voor behoud en herstel van cultuurhistorische waardevolle panden. Verder is bepaald dat het ter plaatse van die aanduiding verboden is de bebouwing te slopen zonder vergunning. Kort gezegd wordt deze vergunning alleen verleend wanneer de kosten van renovatie zo hoog zijn dat handhaven van het pand redelijkerwijs niet meer kan worden geëist. De aanvrager dient dit met een rapport van een deskundige aan te tonen. De geldende bouwmogelijkheden blijven ongewijzigd. Als extra bescherming voor deze objecten is er voor gekozen om het bouwvlak af te stem op de verruimde regeling voor het vergunningvrij bouwen, die sinds 1 november 2014 van kracht is. Dit betekent dat het bouwvlak bij karakteristieke panden ten opzichte van de voorgevel 1 meter wordt teruggelegd. Hierdoor blijft de voorgevel en een klein deel van de zijgevel zichtbaar na aan- en/of verbouw. Op deze wijze blijft de hoofdvorm van het karakteristieke pand beleefbaar.

Er is een vrij gedetailleerde bestemmingssystematiek toegepast. De verschillende functies zijn daarbij op perceelsniveau voorzien van een passende bestemming. Er is, waar mogelijk, gestreefd naar een uniforme manier van bestemmen, zodat vergelijkbare planologische mogelijkheden gelden voor vergelijkbare situaties.

Voor de regels en de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.

5.3 Bestemmingen

De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.


Bedrijf

De bedrijven die in het plangebied voorkomen hebben de bestemming Bedrijf. Op gronden met deze bestemming zijn altijd bedrijven van milieucategorie 1 toegestaan. Daar waar de afstand tussen het bedrijf en de naastgelegen milieugevoelige functie dat toelaat zijn ook bedrijven van milieucategorie 2 toegelaten. In de gebieden die zijn gekwalificeerd als gebied met functiemenging -te weten zijn bij recht bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan, ook als de afstand tot milieugevoelige functies kleiner is dan 30 meter. Dit is aanvaardbaar omdat door de menging van functies al een hogere milieubelasting aanwezig is. Met een aanduiding is aangegeven op welke percelen bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 2 zijn toegelaten. Daar waar een bedrijf in een hogere milieucategorie aanwezig is dat niet naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven in de milieucategorie die op grond van de richtafstand toegelaten kan worden, is aangegeven dat naast die op grond van de richtafstanden toelaatbare categorie bedrijven ook het feitelijk aanwezige bedrijfstype is toegelaten. Dit heeft tot gevolg dat het bestaande legaal aanwezige bedrijfstype kan worden voortgezet maar niet kan worden omgezet in een ander bedrijfstype met een hogere milieucategorie dan ter plaatse aanvaardbaar is. In de regels wordt voor de bedrijfsactiviteiten van categorie 1 en 2 die zijn toegelaten, verwezen naar de Lijst van toegelaten bedrijfstypen als bijlage bij de regels is opgenomen.

Ten opzichte van de basislijst van de VNG is de hier gehanteerde Lijst van toegelaten bedrijfstypen nader ingeperkt. Dit is gebeurd vanwege milieuhygiënische en planologische redenen. Ten eerste zijn er bedrijfstypen die wel op de basislijst van de VNG voorkomen maar die om planologische redenen niet een bedrijfsbestemming krijgen. Het gaat hier om detailhandels- en horecabedrijven (met uitzondering van cateringbedrijven die wel in de bestemming Bedrijf thuishoren), maatschappelijke dienstverlening en bepaalde sport- en recreatieactiviteiten. Omdat deze bedrijfstypen een heel andere uitstraling op de omgeving hebben dan gewone bedrijven worden hiervoor specifieke bestemmingen gebruikt, zoals Detailhandel, Horeca en Maatschappelijk. Ze zijn daarom niet in de Lijst van toegestane bedrijfstypen opgenomen. Ten tweede zijn er ook bedrijven die in deze buurt niet passen omdat er geen ruimte voor is of omdat de buurt zich er niet voor leent. Het gaat dan om land- en tuinbouw (een kleinschalig bedrijfsvorm als een hoveniersbedrijf is hier wel denkbaar en daarom wel in de Lijst opgenomen), zeevaart, binnenvaart, visserij, luchtvaart en delfstoffenwinning. Tot slot wordt om milieuhygiënische redenen de opslag van gevaarlijke stoffen hier niet wenselijk geacht en daarom uitgesloten. Ook geluidzoneringsplichtige bedrijven als genoemd in Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichten zijn uitgesloten, omdat zij niet passen in een woonwijk.

Ter plaatse van de aanduiding is een bedrijfswoning toegestaan. Om alle twijfel weg te nemen is bepaald dat beroepsuitoefening aan huis is toegestaan.
Door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels kunnen ook bedrijven die niet voorkomen op de Lijst en bedrijven uit een hogere categorie dan bij recht is toegestaan worden toegelaten, mits ze naar aard en invloed op hun omgeving vergelijkbaar zijn met de bij recht toegestane bedrijven. Bij de toetsing kan worden bezien of de benodigde hinderbeperkende maatregelen mogelijk zijn (bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe technieken). Criterium voor het afwijken is in dit geval dat de hinder die resulteert na het nemen van maatregelen niet groter is dan van de ter plekke wel bij recht toegelaten bedrijven zou kunnen worden verwacht.

Gemengd - 2

De bestemming Gemengd - 2 is gegeven aan die percelen en gebieden waar nu al meerdere functies voorkomen en die liggen in een gebied dat is aangewezen als gebied met functiemenging, te weten de Arnhemseweg en de 1e Wormenseweg tussen Laan van de Mensenrechten en Ooievaarslaan. Toegelaten zijn woningen, kantoren, zakelijke dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 en 2 en beroep en bedrijf aan huis. Horeca en detailhandel zijn alleen toegelaten ter plaatse van de betreffende aanduiding. Deze aanduiding is opgenomen voor die percelen waar nu horeca respectievelijk een winkel aanwezig is dan wel op grond van het geldende bestemmingsplan is toegelaten. Alle toegelaten functies zijn in alle bouwlagen toegestaan.

Gemengd - 3

De bestemming Gemengd - 3 is gegeven aan die percelen waar nu al meerdere functies voorkomen, waar dat op grond van het geldend recht mogelijk is en die liggen buiten de als gebied met functiemenging aangewezen gebieden. Toegelaten zijn woningen, kantoren, zakelijke dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 en beroep en bedrijf aan huis. Horeca en detailhandel zijn alleen toegelaten ter plaatse van de betreffende aanduiding. Deze aanduiding is opgenomen voor die percelen waar nu een horecavestiging respectievelijk een winkel aanwezig is dan wel op grond van het geldende bestemmingsplan is toegelaten. Woningen en beroep en bedrijf aan huis kunnen voorkomen in alle bouwlagen; de overige functies zijn alleen in de eerste bovengrondse bouwlaag toegestaan.

Maatschappelijk

Binnen deze bestemming zijn de in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen ondergebracht. Om de nodige flexibiliteit te kunnen bieden laat deze bestemming een vrije uitwisseling tussen de verschillende maatschappelijke voorzieningen toe. Welke voorzieningen dat zijn staat in de Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen die in de bijlagen bij de regels is opgenomen. Daar waar de betreffende aanduiding is opgenomen is een bedrijfswoning toegestaan. Het gaat hier om maatschappelijke voorzieningen die thuishoren in een woongebied en noodzakelijk zijn voor het functioneren van het woongebied, zoals scholen en (para)medische praktijken. Daarom worden overal in het plangebied maatschappelijke voorzieningen in (milieu)categorieën 1 en 2 aanvaardbaar geacht, ook op kortere afstand van woningen dan de richtafstand van 30 meter die in principe voor milieucategorie 2 wordt gehanteerd.

Maatschappelijk - Begraafplaats

Binnen deze bestemming valt de in het plangebied aanwezige begraafplaats. Omdat de ruimtelijke uitstraling van een begraafplaats een heel andere is dan die van andere maatschappelijke voorzieningen, is hier niet gekozen voor het toelaten van vrije uitwisseling tussen de verschillende maatschappelijke voorzieningen, maar is een specifieke bestemming voor de begraafplaats gehanteerd.

Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de gebieden die een verblijfsfunctie hebben. Dit betreft de wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen in de woongebieden. Terrassen ten behoeve van nabijgelegen horecavestigingen hebben een verblijfsfunctie en vallen daarmee onder deze bestemming. Ook het niet-structurerende groen is in deze bestemming ondergebracht.


Wonen

De woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Voor de woningen is op de plankaart een bouwvlak gegeven. In de meeste gevallen heeft dit bouwvlak de vorm van een bouwstrook waarin meerdere woningen zijn opgenomen. Daar waar vanuit cultuurhistorisch oogpunt de open ruimte tussen de woningen behouden moet blijven is gewerkt met kleinere bouwvlakken. Het bouwvlak voor gestapelde woningen is strak om de gebouwen getrokken.

Door middel van bouwaanduidingen is onderscheid gemaakt tussen de verschillende bouwwijzen van de woningen: vrijstaand, twee-onder-een-kap, aaneengebouwd en gestapeld. Ter plaatse van de aanduiding twee-aaneen zijn zowel twee-onder-een-kapwoningen als vrijstaande woningen toegestaan. Bij de woningen zijn standaarddieptes voor de bouwvlakken gehanteerd: 10 meter voor aaneengesloten woningen, 12 meter voor halfvrijstaande en 15 meter voor vrijstaande woningen. De nog beschikbare uitbreidingsruimte hangt daarmee af van de diepte van de bestaande woning. In principe krijgt een rijtjeswoning minder uitbreidingsmogelijkheden dan een vrijstaande woning. De reden hiervoor is dat een achteraanbouw aan een vrijstaande woning in het algemeen minder van invloed is op het woongenot van de buren, dan wanneer het gaat om een rijtjeswoning.Voorwaarde bij het toekennen van de diepte van het bouwvlak is dat de tuinen diep genoeg zijn: in principe wordt een afstand van 16 meter tussen twee tegenover elkaar liggende (potentiële) achtergevels aangehouden.

Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen worden gesitueerd in achtererfgebied. Hiermee is aansluiting gezocht met de regeling voor het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken en is de definitie van het begrip achtererf uit artikel 2 lid 3 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht overgenomen. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee het situeren van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen in voorerfgebied mogelijk kan worden gemaakt. Toetsingscriterium voor deze bevoegdheid is de stedenbouwkundige kwaliteit die met het bestemmignsplan is beoogd.

De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen is gerelateerd aan de oppervlakte van de kavel. Is de kavel kleiner dan 500 m2 dan is ten hoogste 50 m2 aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen toegestaan, bij kavels tussen 500 en 750 m2 is die oppervlakte maximaal 65 m2 en is de kavel groter dan 750 m2 dan is ten hoogste 85 m2 aan erfbebouwing toegestaan. Daarbij geldt wel steeds de voorwaarde dat niet meer dan 60% van de kavel wordt bebouwd.

Op een aantal plaatsen komen woonwagenstandplaatsen met woonwagens voor. Ook dezen hebben de bestemming Wonen gekregen. Deze locaties zijn aangeduid met de aanduiding woonwagenstandplaats. In de regels is bepaald dat ter plaatse van die aanduiding woonwagens en vrijstaande woningen zijn toegelaten. Hiermee is het mogelijk gemaakt een woonwagen te vervangen door een vrijstaande woning. In het bebouwingsschema is een gedetailleerde regeling voor de maatvoering van woonwagens (en vervangende vrijstaande woningen) opgenomen.


Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis

Bij recht is het gebruik van een deel van (bedrijfs)woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijstvan toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.

Binnen de bestemmingen Bedrijf en Bedrijventerrein en die bestemmingen die ook bedrijfsactiviteiten mogelijk maken is het uitoefenen van een bedrijf op het hele perceel toegelaten. Het is dan het overbodig om nog iets te regelen over bedrijfsuitoefening aan huis. Voor alle duidelijkheid is in die bestemmingen vastgelegd dat het uitoefenen van een beroep aan huis is toegestaan.

Waarde - Archeologie hoog en Waarde - Archeologie middelhoog

Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als gebied met hoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als gebied met middelhoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelhoog gekregen. Voor beide bestemmingen geldt dat bij het indienen van een bouwaanvraag voor een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 50 m2 (Hoog) respectievelijk 100 m2 (Middelhoog) tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Als uit dit rapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord kunnen burgemeester en wethouders bepaalde voorwaarden aan de bouwvergunning verbinden. Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren. Voor een aantal werken en werkzaamheden geldt in beide bestemmingen een aanlegvergunningvereiste.


Bouwregels

Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.

Bevoegd gezag

Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.

Regeling karakteristieke panden

De panden die in de rapportage Ruimtelijke en cultuurhistorische waardering van karakteristieke bebouwing bestemmingsplangebied Apeldoorn Zuid (Monumenten Advies Bureau, versie april 2015); , die is beschreven in paragraaf 4.1.2, een Hoge totaalwaarde hebben zijn in dit bestemmingsplan aangewezen als karakteristiek pand. Op de plankaart hebben ze de aanduiding 'karakteristiek' gekregen. In de bestemmingsomschrijving van die bestemmingen waar deze aanduiding voorkomt is bepaald dat ter plaatse van die aanduiding de gronden (ook) bestemd zijn voor behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden. Verder is bepaald dat het ter plaatse van die aanduiding verboden is de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te slopen zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Kort gezegd wordt deze vergunning alleen verleend wanneer de kosten van renovatie zo hoog zijn dat handhaven van het pand redelijkerwijs niet meer kan worden geëist. De aanvrager dient dit met een rapport van een deskundige aan te tonen. Deze regeling is bij de bestemmingen Bedrijf, Maatschappelijk, Maatschappelijk-begraafplaats, Gemengd en Wonen opgenomen.

Tegenwoordig kunnen er vergunningsvrij bouwwerken gerealiseerd worden. Om deze vergunningsvrije bouwwerken in de toekomst te kunnen slopen zal er onder de “uitzonderingen vergunningsplicht” ook een categorie opgenomen worden voor niet cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Voor de sloop van deze niet cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is geen sloopvergunning noodzakelijk.

5.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels

5.4.1 Algemene regels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 13 Algemene bouwregels zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 13.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.

Lid 13.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf de aangegeven goothoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een -al dan niet gedeeltelijke- platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.

In artikel 14 staan de algemene gebruiksregels. In lid 14.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In lid 14.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.

In artikel 18 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 19 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

5.4.2 Bepalingen over waarden

In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de in het plangebied voorkomende waarden opgenomen. Dit zijn regels voor waarden die in meerdere bestemmingen voorkomen. Door middel van gebiedsaanduidingen is aangegeven waar deze waarden voorkomen.

Bijzondere bomen

De bepalingen voor bijzondere bomen zijn opgenomen voor de bomen die door het bevoegd gezag als bijzondere boom zijn aangewezen. Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bijzondere bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen. De bijzondere bomen zijn met een (gebieds)aanduiding op de plankaart aangegeven. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding 'bijzondere boom' voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 meter dient te bedragen; onder voorwaarden kan het bevoegd gezag afwijken van de bouwregels voor het verkleinen van deze afstand tot 5 meter. Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van 5 meter uit het hart van de als monumentale boom aangeduide boom slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

5.4.3 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Eigenaren van panden die in aanmerking komen voor de aanduiding 'karakteristiek' zijn voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure per brief geïnformeerd over het voornemen om hun pand in het thematisch bestemmingsplan aan te merken als 'karakteristiek'. In de brief is uitleg gegeven over de doelstelling van de aanwijzing van karakteristieke panden, de inventarisatie en de beoogde regeling. Tevens zijn eigenaren in de gelegenheid gesteld om te reageren op de rapportage.

Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen

Bijlage 1 Lijst van toegelaten bedrijfstypen

Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen

SBI Omschrijving Geur Stof Geluid Gevaar Grootste afstand Categorie
4773 Apotheken 0 0 0 10 10 1
84 Openbaar bestuur (kantoren e.d.) 0 0 10 0 10 1
8621, 8622, 8623 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 0 0 10 0 10 1
8691 8692 Consultatiebureaus 0 0 10 0 10 1
9101 Bibliotheken 0 0 10 0 10 1
9603 Uitvaartcentra 0 0 10 0 10 1
852, 8531 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs 0 0 30 0 30 2
8532, 854, 855 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs 10 0 30 10 30 2
8610 Ziekenhuizen 10 0 30 10 30 2
871 Verpleeghuizen 10 0 30 0 30 2
8891 Kinderopvang 0 0 30 0 30 2
9491 Kerkgebouwen e.d. 0 0 30 0 30 2
94991 Buurt- en clubhuizen 0 0 30 0 30 2
8425 Brandweerkazernes 0 0 50 0 50 3.1
9609A Dierenasiels en -pensions 30 0 100 0 100 3.2
96032 Crematoria 100 10 30 10 100 3.2

Bijlage 3 Lijst Van Toegelaten Vormen Van Cultuur En Ontspanning

SBI Omschrijving Geur Stof Geluid Gevaar Grootste afstand Categorie
9101 9102 Musea en ateliers 0 0 10 0 10 1
591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 0 0 30 10 30 2
5914 Bioscopen 0 0 30 0 30 2
9004 Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen 0 0 30 0 30 2
8552 85521 Muziek-, dans- en balletscholen 0 0 30 0 30 2
931B Bowlingcentra 0 0 30 0 30 2
9200 Casino's 10 0 30 0 30 2
92009 Amusementshallen 0 0 30 0 30 2
9604 Badhuizen en saunabaden 10 0 30 0 30 2
91041 Dierentuinen 100 10 50 0 100 3.2

Bijlage 4 Lijst Van Toegelaten Horecatypen

SBI Omschrijving Geur Stof Geluid Gevaar Grootste afstand Categorie
5510 Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra 10 0 10 10 10 1
561 Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding 10 0 10 10 10 1
563.1 Café's, bars 0 0 10 10 10 1
563.2 Discotheken, muziekcafé's 0 0 30 10 30 2

Bijlage 5 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

SBI-CODE OMSCHRIJVING CATEGORIE
581 Uitgeverijen (kantoren) 1
1814A Grafische afwerking 1
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
9524 Meubelstoffeerderijen 1
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
50, 51 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
791 Reisorganisaties 1
61 Telecommunicatiebedrijven 1
64, 65 Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor 1
41, 68 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
62 Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. 1
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
9602 Schoonheidsspecialist op afspraak 1
9602 Kapper op afspraak 1
9609 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd 1

Bijlage 6 Notitie Actualisatie Deelnota Parkeren 2004

Bijlage 6 Notitie Actualisatie Deelnota parkeren 2004

Bijlage 1 Rapportage Karakteristieke Panden

Bijlage 1 Rapportage karakteristieke panden

Bijlage 2 Waardenkaart Karakteristieke Panden

Bijlage 2 Waardenkaart karakteristieke panden

Bijlage 3 Procedureschema

Ontwerpplan ter inzage
18-06-2015 - 29-07-2015
Vaststelling door gemeenteraad
15-09-2016
Terinzagelegging vastgesteld plan
29-09-2016 - 09-11-2016