Kraaienjagersweg 7 Beemte Broekland
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Vastgesteld op 20-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Kraaienjagersweg 7 Beemte Broekland met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1315-vas1 van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan- of uitbouw
Een aan een hoofdgebouw toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.7 achtererfgebied
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.
1.8 agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.
1.9 AHN2-maaiveld
De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.
1.10 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.11 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.12 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.13 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14 bedrijfsmatige exploitatie
Het door middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon beheren of exploiteren van recreatieverblijven, waarbij voor recreatieverblijven geldt dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.
1.15 bedrijfswoning
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.16 beroepsuitoefening aan huis
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.17 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
- bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.18 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.21 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.22 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.23 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 bruto vloeroppervlakte
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
1.26 bijgebouw
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
1.27 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.29 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 groepsaccommodatie
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.
1.31 grondgebonden agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond, waaronder begrepen grondgebonden veehouderij.
1.32 grondgebonden veehouderij
Een agrarisch bedrijf dat overwegend gericht is op het houden van dieren en voor de bedrijfsvoering afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond die tot dat bedrijf behoort.
1.33 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.34 kampeermiddel
Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.
1.35 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.36 kavel
De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.37 kwekerij
Een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.
1.38 lawaaisporten
De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.
1.39 nevenactiviteit
Een activiteit die uitsluitend naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en uitsluitend door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie uitgeoefend kan worden en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.
1.40 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.41 openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.42 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.43 peil
Het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.
1.44 permanente bewoning
Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:
- a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente, en/of
- b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.
1.45 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.46 publieksgerichte dienstverlening
Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.
1.47 recreatief medegebruik
Extensieve vormen van dagrecreatie, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.
1.48 recreatieverblijf
Een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning, en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.
1.49 recreatiewoning
Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.
1.50 risicovolle inrichting
Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig is met een contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
1.51 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht. - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.52 stacaravan
Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, die gedurende het hele jaar gebruikt worden voor recreatieve doeleinden door wisselende personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.
1.53 trekkershut
Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.
1.54 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.55 verblijfsrecreatie
Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten, recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.
1.56 voorerfgebied
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.57 waarde
De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.
1.58 winkel
Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.
1.59 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.60 woonadres
- a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.61 wooneenheid
Een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.62 woonwagen
Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.63 woonwagenstandplaats
Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.
1.64 zakelijke dienstverlening
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.65 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
Ingeval geen bouwvlak dan wel aanduidingsvlak is aangegeven wordt onder bebouwingspercentage verstaan de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bestemmingsvlak tot de oppervlakte van het bestemmingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.
2.7 de bodemingreep
De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.
2.8 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische bedrijven;
- b. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, hobbymatig weiden van vee, wandelen en fietsen;
- c. natuurbeheer;
- d. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 7 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximum oppervlakte/inhoud | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels |
erf- en terreinafscheidingen | 1,50 m |
3.3 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 8 gelden de volgende specifieke regels.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 14 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 4 Groen - Landschapselement
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aanleg, versterking en instandhouding van groenvoorzieningen en ter plaatse voorkomende waardevolle beplanting en landschapselementen;
- b. voorzieningen voor de waterhuishouding;
- c. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, wandelen en fietsen;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen onverharde struin- en wandelpaden.
4.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 7 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | ||||||||||
Bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van overkappingen | 2 m |
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van de bijzondere landschapselementen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 12 opgenomen procedureregels van toepassing.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 14 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. beroepsuitoefening aan huis;
- c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis;
- d. tuin en/of erf;
- e. nevenactiviteiten in de vorm van hobbymatig agrarisch gebruik, recreatieverblijf en/of recreatief rustpunt;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. voorzieningen voor de waterhuishouding;
- h. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 7 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 5.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximum oppervlakte /inhoud | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels |
Hoofdgebouwen | 700 m3 | 4 m | - per bouwvlak met de bestemming 'Wonen' is één hoofdgebouw toegestaan - per hoofdgebouw is één woning toegestaan - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld - de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 150 m2 bedragen | |
Bijgebouwen en overkappingen | 100 m² per hoofdgebouw (5.4.1a) | 3 m | 5 m | - situering in achtererfgebied(5.4.1b) en ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan - voor het bepalen van de oppervlakte worden alle op het perceel aanwezige gebouwen, niet zijnde het hoofdgebouw, meegeteld - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan - de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 150 m2 bedragen |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen: | ||||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (5.4.1c) | ||
- antenne-installaties | 15 m | |||
- paardenbakken: - omheiningen - lichtmasten | 2 m 4 m | - per hoofdgebouw mag 1 paardenbak worden aangelegd, ten minste 5 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter | ||
- stapmolens | 4 m | |||
- overig | 2 m |
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlaken de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 12 opgenomen procedureregels van toepassing.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 8 gelden de volgende specifieke regels.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 14 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Algemene regels
7.2 Afdekking van gebouwen
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik onbebouwde grond
8.2 Strijdig gebruik bebouwde grond
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
- a. ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voor zover -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
- b. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
- c. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
- d. ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat van de inhoudsmaat voor (bedrijfs)woningen niet kan worden afgeweken;
- e. ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter.
9.2 Afwijkingsbevoegdheid zonnepanelen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van het binnen dan wel direct aansluitend aan bestemmingsvlakken met de bestemming Wonen bouwen van op de grond staande zonnepanelen inclusief bijbehorende voorzieningen.
9.3 Voorwaarden voor afwijken
- a. Afwijken als bedoeld in lid 9.1 is alleen mogelijk:
- 1. voor zover de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd niet onevenredig wordt aangetast;
- 2. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.
- b. Afwijken als bedoeld in lid 9.2 is alleen mogelijk onder de volgende voorwaarden:
- 1. de oppervlakte aan zonnepanelen bedraagt niet meer dan 25 m2 en de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 meter;
- 2. de afstand tussen de zonnepanelen en de dichtstbijgelegen grens van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 20 m;
- 3. er wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap; en
- 4. de belangen van de omliggende functies worden niet onevenredig geschaad.
9.4 Aangrenzende percelen
Afwijken als bedoeld in lid 9.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de vergunning kan worden voorkomen.
9.5 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 9.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 15 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 10 Wetgevingzone - Wijzigingsgebied Realisatietermijn Woningbouw
10.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied realisatietermijn woningbouw één bouwvlak te verwijderen.
10.2 Voorwaarden voor wijziging
Van de in lid 10.1 bedoelde bevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt indien na drie jaar na het onherroepelijk worden van het plan binnen het betreffende bouwvlak:
- a. geen woning is opgericht; en
- b. het bevoegd gezag eventueel verleende omgevingsvergunningen voor het oprichten van de woning heeft ingetrokken.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat de maat voor de inhoud van een (bedrijfs)woning niet gewijzigd kan worden.
11.2 Voorwaarden voor wijziging
Toepassing van wijzigingsbevoegdheden mag alleen plaatsvinden voor zover:
- a. de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast;
- b. de in het gebied voorkomende waarden niet onevenredig worden aangetast;
- c. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
- d. er geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
- e. er geen onevenredige nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
- f. er, indien de wijziging nieuwvestiging van een geluidgevoelig object betreft, geen voorkeursgrenswaarde krachtens de Wet geluidhinder of maximaal toelaatbare geluidsbelasting krachtens het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart wordt overschreden;
- g. is vastgesteld dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 13 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Artikel 14 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
14.1 Vergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning de hierna genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren. Bij het verlenen van de vergunning wordt getoetst aan de in onderstaand schema bij de desbetreffende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden aangegeven specifieke beoordelingscriteria en aan de in lid 14.3 opgenomen algemene beoordelingscriteria.
Bestemming/aanduiding | werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarvoor de vergunningplicht geldt | Specifieke beoordelingscriteria |
Bestemming Agrarisch | het binnen een afstand van 50 m vanuit woningen en recreatievoorzieningen aanbrengen van boomgaarden en het uitoefenen van intensieve teelten, behoudens vervanging van boomgaarden | - er worden geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt dan wel er worden zodanige voorzieningen getroffen dat zich geen chemische bestrijdingsmiddelen buiten de boomgaard c.q. het betreffende perceel kunnen verspreiden |
Bestemming Agrarisch | het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden | - de aanwezige differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijft behouden - de aanwezige hoogteverschillen blijven behouden - de bestaande kwetsbare vegetaties blijven behouden - de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het agrarisch gebruik van de gronden |
Bestemming Groen -Landschapselement | het kappen van bomen | - de landschappelijke waarde van het betreffende landschapselement als geheel wordt niet onevenredig aangetast, dan wel wordt aangetoond dat na afloop van de werkzaamheden bomen opnieuw worden aangeplant, zodanig dat de waarden van het landschapselement hersteld worden - de werkzaamheden zijn nodig voor het gebruik en beheer van omliggende gronden |
14.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in lid 14.1 opgenomen verbod geldt niet:
- a. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, waaronder werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een normale agrarische bedrijfsexploitatie zoals spitwerkzaamheden, met dien verstande dat kwekerijen en boomgaarden niet onder normale agrarische bedrijvigheid worden begrepen,
- b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van het bos- en natuurbeheer, waaronder mede begrepen houtproductie in de vorm van uitdunning van bos;
- c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
- d. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die in redelijkheid slechts kunnen worden aangemerkt als zijnde van zodanig ondergeschikte aard en omvang dat enige wezenlijke invloed op de betreffende waarde en functies niet te verwachten is;
- e. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden binnen een afstand van 10 m uit bestaande gebouwen;
- f. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals waterontrekking, voor zover daarvoor een vergunning vereist is krachtens artikel 6.4 van de Waterwet;
- g. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals het onttrekken van oppervlaktewater, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens artikel 24 van de Wet op de Waterhuishouding of voor zover deze worden uitgevoerd door of vanwege het waterschap;
- h. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een door gedeputeerde staten goedgekeurd natuurontwikkelingsplan;
- i. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
14.3 Algemene beoordelingscriteria
Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 14 lid 14.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 14.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht Bouwwerken
15.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.
15.3 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 16 Overgangsrecht Gebruik
16.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
16.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
16.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
16.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kraaienjagersweg 7 Beemte Broekland.
Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn
d.d. 20-09-2018 nr. 94-2018
Mij bekend,
de griffier,
namens hem:
Pieter Guis
manager Team Omgevingsrecht & Advies
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Ter plaatse van de Kraaienjagersweg 7 te Beemte-Broekland was tot 2015 een agrarische bedrijf aanwezig. Op wat hobbymatige activiteiten na, wordt er geen agrarische bedrijvigheid meer uitgevoerd. De eigenaren hebben dan ook verzocht om een functieverandering van Agrarisch naar Wonen om twee vrijstaande woningen te realiseren. De huidige bedrijfswoning alsmede de voormalige bedrijfsopstallen zullen worden gesloopt.
1.2 Ligging En Begrenzing
De planlocatie ligt aan de Kraaienjagersweg in Beemte-Broekland, ten noord-oosten van de stad Apeldoorn. Het perceel wordt begrensd door agrarisch gebied. In de omgeving liggen enkele solitaire woonpercelen. De gemeentegrens ligt op korte afstand van de planlocatie.
Afbeelding 1.1 - planlocatie in de rode cirkel, paarse lijn is gemeentegrens
Het plangebied betreft een gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, sectie F nummer 8893, plaatselijk bekend Kraaienjagersweg 7 te Beemte Broekland, ter hoogte van het huidige agrarische bouwvlak. De rest van het perceel alsmede de overige gronden die bij het bedrijf behoorden, behouden een agrarische bestemming.
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Voor de planlocatie geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Noord-Oost'. Dit bestemmingsplan is op 11 juli 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Ter plaatse geldt de bestemming 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming is een bouwvlak aanwezig en mag één bedrijfswoning aanwezig zijn. Tevens geldt een middelhoge archeologische waarde en ligt een deel van het plangebied in de invloedssfeer van vliegveld Teuge. Op het perceel zijn geen woningen, anders dan de bedrijfswoning toegestaan. Om twee woningen mogelijk te maken, is een herziening van het bestemmingsplan nodig.
Afbeelding 1.2 - uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Noord-Oost', planlocatie rood
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
De toelichting begint met een beschrijving van het relevante beleidskader. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 de ruimtelijke en functionele situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 5 wordt aangetoond dat het plan uitvoerbaar is. In het daarop volgende hoofdstuk wordt de juridische planopzet nader toegelicht. Daarna wordt uitgelegd hoe de toelichting is vertaald naar de regels en tot slot een hoofdstuk over de totstandkoming van het plan.
2 Beleidskader
2.1 Provinciaal Beleid
2.1.1 Omgevingsvisie Gelderland
Op 9 juli 2014 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Laatstelijk is deze structuurvisie geactualiseerd bij besluit van Provinciale Staten van 5 januari 2018. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.
Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Het tweede doel is het waarborgen en het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland.
Dit betekent vooral:
- ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek;
- zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
- een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
- een gezonde en veilige leefomgeving;
- een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegankelijkheid van cultuur, natuur en landschap.
De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.
De provincie streeft er naar vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden. Hoe kan de woningvoorraad kwantitatief en kwalitatief meegroeien met een veranderende vraag? De volgende opgaven worden gezien: focus van nieuwbouw naar het benutten van de bestaande voorraad en van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd.
In een Regionale Woonagenda agenderen alle (relevante) partijen in een regio de regionale opgaven op het gebied van wonen. Zij maken afspraken over wat zij hieraan gaan doen. De opgaven kunnen per regio verschillen. De provincie is een van de partijen.
Voor een zorgvuldige en transparante motivering van woonlocaties dient de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.
2.1.2 Omgevingsverordening Gelderland
Op 24 september 2014 hebben provinciale staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. In tegenstelling tot de Omgevingsvisie heeft de verordening een rechtstreekse doorwerking voor bestemmingsplannen.
Wonen
De verordening bevat de regel dat nieuwe woonlocaties alleen zijn toegestaan wanneer dit past in het door Gedeputeerde Staten (GS) vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma (KWP) successievelijk de door GS vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
De toelichting op deze regel stelt dat het de bedoeling is om voor alle regio's het KWP3 per 1 januari 2015 te vervangen door de kwantitatieve opgave wonen voor de periode 2015 t/m 2024. Op verzoek van een regio kan de vervanging voor die regio eerder plaatsvinden. Als het in een regio niet lukt om tijdig tot een kwantitatieve opgave wonen te komen, blijft het KWP3 van kracht totdat Gedeputeerde Staten alsnog een kwantitatieve opgave wonen hebben vastgesteld.
Beschermingsregime Groene Ontwikkelingszone (art. 2.7.2.)
In een bestemmingsplan, dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO), worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, tenzij geen reële alternatieven aanwezig zijn, sprake is van redenen van groot openbaar belang, de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang zoveel mogelijk worden beperkt en de overblijvende negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang gelijkwaardig worden gecompenseerd.
In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de GO kunnen nieuwe kleinschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, mits in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt, en deze versterking planologisch is verankerd in hetzelfde dan wel een ander, gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.
Toetsing plan:
Het bestemmingsplan voorziet in een kleinschalige functieverandering, waarbij meer bebouwing wordt gesloopt dan dat er wordt toegevoegd. Conform de gemeentelijke verordening verevening en compensatie worden de kernkwaliteiten van het gebied middels de aanleg van natuur(belevings)elementen versterkt.
2.2 Gemeentelijk Beleid
2.2.1 Structuurvisie Apeldoorn
Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.
Voor het plangebied vormt op het gebied van de ruimtelijke ordening de gemeentelijke structuurvisie Buitenstad 2030 het integrale beleidskader. De structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en vervangt de structuurvisie voor het stedelijke gebied uit 2002.
De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. Door zo veel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare, krijgt Apeldoorn de ruimte zich te blijven ontwikkelen. Iedereen die een bijdrage kan leveren aan de Buitenstad Apeldoorn wordt uitgenodigd daaraan bij te dragen.
Ruimte bieden is niet vrijblijvend. Ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente; het beste van stad én landschap, het beste van modern én historisch, het beste van een centrale ligging én wonen in de luwte, het beste van bereikbaarheid én nabijheid, het beste van een solide én vernieuwende economie.
De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. Denk aan de Veluwe, de beken, sprengen en enken, de fijnmazige voorzieningenstructuur, het weteringengebied, de spoor- en snelwegen en de parken & lanen. Zij maken Apeldoorn tot Buitenstad. Het fundament van Apeldoorn wordt gekoesterd en versterkt. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie. In het fundament zijn de kernkwaliteiten van de Buitenstad samengebracht. Die kwaliteiten worden in bestemmingsplannen verankerd. Vanwege hun betekenis voor Apeldoorn als geheel investeren de gemeente in het op kwaliteit houden van het fundament (beheer) en zal dat waar mogelijk ook doen bij het uitbouwen ervan (ontwikkeling), bijvoorbeeld door het herstel van beken en sprengen en het versterken van de gebruikswaarde van het weteringenlandschap.
Afbeelding 2.2 - Structuurvisie Buitenstad
Toetsing plan:
Op de structuurvisiekaart ligt het plangebied in de overgangszone IJsselvallei. Voor deze zone wordt onder andere ingezet op het verbeteren van de verbinding tussen de twee landschappen van de Veluwe en de IJsselvallei. In de overgangszone ligt een aantrekkelijk kleinschalig landschap met beekdalen en enken, dat op een waardevolle wijze is verweven met de voorkomende dorpen. Het behoud van de kwaliteiten van dit gebied richt zich op het handhaven van de kenmerkende openheid en de afwisseling met landschappelijke coulissen, het reliëf en de cultuurhistorische en ecologische waarden.
Bij de planontwikkeling is rekening gehouden met een versterking van de landschappelijke kwaliteiten. Dit draagt bij aan een verbetering van de landschappelijke overgangszone tussen de Veluwe en de IJsselvallei.
2.2.2 Functieveranderingsbeleid: Waar stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies
De spelregels voor de functieverandering van (voormalige) agrarische bedrijfslocaties zijn vastgelegd in de streekplanuitwerking voor de regio Stedendriehoek: 'Waar stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies. De algemene mogelijkheden uit het Streekplan Gelderland 2005 worden daarin nader uitgewerkt en aangepast op de specifieke situatie in de regio. Dat streekplan is inmiddels vervallen. De uitwerking is echter vastgesteld door de verschillende gemeenteraden van de regio-gemeenten. Zodoende is de uitwerking nog het relevante beleidskader voor functieveranderingen.
Afbeelding 2.3 - voormalig agrarisch bedrijf Kraaienjagersweg 7 (dec. 2016)
Voor functieverandering naar wonen onderscheidt de uitwerking een aantal zones. Rond de steden en dorpen worden zones gelegd waar ruimere mogelijkheden gelden, dan voor plekken die middenin het buitengebied liggen.
Het plangebied ligt in de zone ten noord-oosten van Apeldoorn. In die zone is hergebruik voor wonen toegestaan tot de maximumgrens van 50% van de oppervlakte van vrijkomende of al vrijgekomen bedrijfsgebouwen (exclusief bedrijfswoning).
In zijn algemeenheid gelden onder andere de volgende voorwaarden bij functieverandering:
- 1. Functieverandering is alleen van toepassing op fysiek bestaande, legaal vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen die gelegen zijn in het buitengebied.
- 2. De regeling voor functieverandering geldt niet alleen voor vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (met een agrarische bestemming) maar ook voor eerder vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen waarvan de bestemming reeds is omgezet in bijvoorbeeld een woonbestemming.
- 3. Overtollige bebouwing wordt gesloopt met uitzondering van monumentale en karakteristieke gebouwen.
- 4. Voor alle woningen geldt een maximum inhoudsmaat, die overeenkomt met de gangbare maten in de bestemmingsplannen buitengebied.
- 5. De functieverandering van gebouwen wordt geëffectueerd door bestemmingswijziging van het gehele voormalige perceel en verkleining van het bouwvlak. Met functieverandering van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied wordt de bedrijfsontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving niet belemmerd.
- 6. Functieverandering van vrijgekomen gebouwen mag niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling; mocht dit zich voordoen dan is het veroorzakersbeginsel van toepassing.
- 7. Met beeldkwaliteitplannen wordt door de gemeenten de verschijningsvorm van de functieveranderingen afgestemd op de omgeving.
- 8. In alle gevallen dient functieverandering gepaard te gaan met -naast sloop- een vorm van verevening: de bijdrage aan de kwaliteit van de omgeving wordt in dit plan geleverd door de landschappelijke inpassing.
- 9. Voor monumenten en karakteristieke bebouwing wordt altijd maatwerk geleverd. Monumentale en karakteristieke bebouwing mag niet gesloopt worden.
- 10. Buitenopslag van goederen en stalling buiten zijn niet toegestaan. Parkeren, laden en lossen dienen plaats te vinden binnen het nieuwe bestemming
Naast een aantal algemene voorwaarden, gelden de volgende regels:
- De gemeenten zullen van geval tot geval, op basis van maatwerk, bepalen wat wel en niet mogelijk is. Kwalitatieve koppeling aan het woningbouwprogramma zal plaatsvinden bij meer dan drie nieuwe woningen per locatie. Bij drie woningen of minder is de invulling aan de afzonderlijke gemeenten;
- De gemeenten staan naast woongebouwen ook vrijstaande woningen toe, gezien de behoefte daaraan. Bovendien zullen die woningen vaak meer bijdragen aan ontsteningswinst dan het bouwen van woongebouwen met meerdere wooneenheden;
- De gemeenten gaan er van uit dat bij veel vrijkomende gebouwen slopen en nieuwbouw voor wonen meer voor de hand ligt dan verbouwen. Veel agrarische stallen zijn niet geschikt om te verbouwen tot woning. Het niet toestaan van sloop en nieuwbouw zal leiden tot minder winst voor de omgevingskwaliteit. Dit omdat dan minder functieverandering zal plaatsvinden en omdat hergebruik van bestaande gebouwen voor wonen vaak minder zal bijdragen aan verbetering van de omgevingskwaliteit dan het toestaan van nieuwbouw.
Het beleid is in 2014 door de gemeente Apeldoorn verbijzonderd/geactualiseerd. Voorheen was het maximum aantal woningen niet expliciet gemaximeerd en werd een minimum sloopoppervlak gehanteerd van 350 m². Zo geldt er nu een maximale inhoudsmaat voor de te bouwen woningen van 700 m3 per woning. Het aantal te bouwen woningen bedraagt maximaal twee en het te slopen of her te gebruiken oppervlak bedraagt ten minste 500 m2, exclusief de voormalige bedrijfswoning. Daarnaast kan voor bijgebouwen extra ruimte worden toegestaan tot 150 m2, mits deze extra oppervlakte ten goede komt aan de ruimtelijke kwaliteit van het nieuwe erf.
Toetsing plan:
Het voorliggende plan voldoet aan de gestelde criteria en aan de ruimtelijke kwaliteit wordt uitvoering gegeven middels de voorwaardelijke verplichting tot sloop van de oude opstallen en een voorgeschreven landschappelijke inpassing, erfinrichting en natuurverevening. In totaal wordt 1042,3 m2 aan agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt, exclusief de bedrijfswoning (á 200 m2). Tot 50% van deze oppervlakte mag worden teruggebouwd ten behoeve van de functie wonen. Kijkend naar het erfinrichtingsplan, plankaart en de regels wordt hieraan voldaan.
2.2.3 Gebiedsvisie Weteringse Broek
Kraaienjagersweg 7 is gelegen aan de rand (maar binnen de begrenzing) van Het Weteringse Broek. Dit gebied is benoemd als 'groene uitloopzone' voor de nieuwe wijk Zuidbroek. Onderstaand figuur geeft een totaaloverzicht van het gebied.
Afbeelding 2.4 - Begrenzing Het Weteringse Broek.
Voor het Weteringse Broek is de Gebiedsvisie Weteringse Broek (2006) opgesteld door de gemeente Apeldoorn, de gemeente Voorst en het waterschap Veluwe. Het Weteringse Broek ligt ten noordoosten van Apeldoorn en moet gaan dienen als recreatief uitloopgebied. Het gebied is ongeveer 500 hectare groot. De gebiedsvisie is een uitwerking van de Groene Mal.
De behoefte aan een recreatie uitloopgebied wordt gevoed door de realisatie van de wijk Zuidbroek. Uitgangspunten in die visie zijn onder andere behoud van een vitale landbouw en agrarisch landschap, zoveel mogelijk meervoudig ruimtegebruik, aanleg van recreatieve routes, ontwikkeling van minimaal 75 hectare natuur en herinrichting van de Nieuwe Wetering ten behoeve van natuur en waterberging. Accent van de landschapsontwikkeling ligt in het Drostendal, dat Zuidbroek met Teuge groen gaat verbinden. In deze zone komt ook een recreatief punt. In het zuiden van het gebied is ruimte voor de ontwikkeling van nieuw wonen in de vorm van nieuwe landgoederen. In de gebiedsvisie zijn diverse uitvoeringsprojecten geformuleerd, waaronder het realiseren van nieuwe natuur ter hoogte van de afrit Apeldoorn Noord van de A50.
Toetsing plan:
Voor het plangebied en de omgeving ervan is, volgens de gebiedsvisie, vooral het versterken en aanbrengen van perceelsrandbeplantingen van belang. Hieraan wordt invulling gegeven middels het landschappelijk inpassingsplan en de aanleg van natuur(belevings)elementen.
2.2.4 Nota I-cultuur
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart. Deze worden beschreven in de paragrafen 5.4 Archeologie respectievelijk 5.5 Cultuurhistorie.
2.2.5 Woningbouwprogramma 2010-2029
Het gemeentelijke woningbouwprogramma is een uitwerking van de Woonagenda. In november 2012 heeft de gemeenteraad het Woningbouwprogramma 2010-2029 vastgesteld. Vastgelegd is welke woningbouwprojecten worden uitgevoerd, welke projecten vervallen, welke projecten later worden uitgevoerd en welke projecten een andere opzet krijgen.
Wanneer zich nieuwe woningbouwplannen aandienen moet eerst kwantitatieve en kwalitatieve ruimte in het woningbouwprogramma worden gecreëerd. Daardoor wordt de programmering steeds op basis van actuele marktontwikkelingen en op basis van wijzigende verwachtingen over de toekomst bijgestuurd: het adaptief programmeren.
Kwantitatief vertrekpunt is uitbreiding van de woningvoorraad in de periode 2010-2019 met netto 3.900 woningen en in de periode 2020-2029 met netto 2.000 woningen.
In maart 2015 (Nota actualisatie woningprogrammering) heeft de gemeenteraad dit kader voor de woningbouwprogrammering heroverwogen. Op basis van actuele behoeftegegevens heeft de raad besloten het kwantitatieve uitgangspunt voor de periode tot 2019 te handhaven en kwalitatief het accent te leggen op de lagere prijssegmenten: goedkoop en middelduur.
Het raadskader voor de woningbouwprogrammering verhield zich in 2012 met het toenmalige regionale programmeringskader KWP3 2010 t/m 2019 en op dit moment met de opvolgende Kwantitatieve Opgave Wonen 2015-2024. Het college heeft besluit genomen over de toewijzing van de extra 882 woningen.
Toetsing plan:
Plan past binnen gemeentelijke woningbouwprogramma en voldoet daarmee aan de Omgevingsverordening
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Historie
Het voormalige agrarische bedrijf aan de Kraaienjagersweg 7 bestaat uit een bedrijfswoning met vijf vrijstaande bijgebouwen. De aanwezige bebouwing is niet opgenomen als rijks- of gemeentelijk monument. De locatie staat wel op de Archeologische Kenniskaart 2012 van de gemeente Apeldoorn als 'historische boerderij'. Op de bijbehorende kaartbijlage 13 staat de code van de boerderij vermeld: CHB39. In Catalogus 8 staan vervolgens de gegevens van de boerderij, te weten: toponiem De Huiskamp, 15de-eeuwse boerderij. Vanwege deze cultuurhistorische attentiewaarde is er in het kader van dit bestemmingsplan een schriftelijke documentaire over het pand opgesteld, getiteld 'De Huiskamp - geschiedenis van een apeldoornse boerderij', opgenomen als Bijlage 3 Cultuurhistorische beschrijving bij de toelichting. Zie verder ook 5.5 Cultuurhistorie.
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Het plangebied is gelegen ten noordoosten van de stad Apeldoorn, buiten de bebouwde kom ten zuiden van Beemte Broekland, aan de oostzijde van de rijksweg A50, in overwegend agrarisch gebied. Kraaienjagersweg 7 betreft een ruim perceel, gelegen tussen de Kraaienjagersweg en de watergang Nieuwe Wetering.
Op het perceel staat een boerderij met meerdere bedrijfsgebouwen, waaronder stallen en (kap)schuren. Drie bedrijfsgebouwen zijn in de lengterichting gesitueerd en twee bedrijfsgebouwen zijn haaks op de Kraaienjagersweg georiënteerd. De boerderij is met de achtergevel richting de weg georiënteerd en staat sinds 2015 leeg. De bedrijfsbebouwing is niet meer in gebruik voor een agrarisch bedrijf en wordt deels gebruikt als opslaglocatie voor hout, stro en ander materiaal. Het noordoostelijke deel van het erf wordt nog gebruikt als buitenopslag voor hooibalen. Het perceel is ontsloten middels een in-/ uitrit aan de noordzijde en wordt aan de overige zijden omsloten door grasland.
Afbeelding 3.1 - Kraaienjagersweg 7 en omliggende functies.
In de omgeving zijn voornamelijk agrarische functies (akkerbouw, extensieve veehouderij) te vinden, afgewisseld door enkele percelen met de bestemming Wonen, zoals bovenstaand figuur laat zien.
3.3 Landschap
Het perceel is gelegen in een broekontginningenlandschap/kampenlandschap op een dekzandrug. Het landschap kenmerkt zich door een open en orthogonale structuur met weinig en verspreid gepositioneerde bebouwing en beplanting. Deze openheid wordt op verschillende plaatsen doorkruist door elzensingels, die op subtiele wijze de landschappelijke ruimtes verdelen. Her en der staan nog plukken opgaande beplanting als restant van het vroegere boerengeriefhout of van een oude veekering. Zeer kenmerkend voor dit type landschap zijn de boerderijen die als het ware als groene eilandjes in een weids en open landschap liggen.
Het landschap typeert zich door openheid. Juist die openheid vormt een contrast met het besloten, grillige kampenlandschap eromheen, aldus het groot Apeldoorns landschapskookboek. Bebouwing in de broeklanden ligt vaak op een net iets hoger zandbultje in de natte laagte, zo ook de boerderij aan de Kraaienjagersweg. Bebouwing wordt daarom in deze gebieden ook als een eiland in de ruimte benaderd. Door beplanting kan het eilandje extra massa krijgen en daardoor het contrast met het open broekland versterken.
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het plangebied.
4.1 Bebouwing En Erfinrichting
In de nieuwe situatie wordt op het erf alle bestaande bebouwing gesloopt, inclusief de bestaande boerderij. De huidige in- en uitrit blijft gehandhaafd. Aan weerszijden van deze in- en uitrit wordt een woning gebouwd. Deze woningen hebben een rechthoekige vorm en staan haaks op elkaar, waardoor er één met de korte zijde naar de weg en één met de lange zijde naar de Kraaienjagersweg is gericht. Op het achtererf van het perceel wordt bij beide woningen een bijgebouw (schuur) gerealiseerd. Deze schuren zijn georiënteerd in de lengterichting van de in- en uitrit, en staan haaks op de Kraaienjagersweg. Op het achtererf van de woning aan de westzijde wordt een paardenbak aangelegd.
De entree van het erf blijft in de toekomstige opzet ongewijzigd. Ten opzichte van de oude situatie, waarin het voorerf naar de weide gericht was, wordt in de nieuwe situatie een duidelijk onderscheid gemaakt tussen voor- en achtererf door de positionering van hoofd- en bijgebouwen en richt het voorerf zich naar de Kraaienjagersweg. Ook in de landschappelijke inpassing van het toekomstige erf komt dit onderscheid tussen functies duidelijker naar voren.
Deze landschappelijke inpassing wordt verder benadrukt door gebruik van beplanting. De bestaande beplanting (veelal sparren) op het erf zal grotendeels worden verwijderd, want de spar hoort niet in dit type landschap thuis. De twee elzen langs de Kraaienjagersweg blijven wel gehandhaafd. Het principe van het beplantingsplan is dat het erf zich met gebiedseigen beplanting als een ‘groen eiland’ voegt in het open broeklandschap. Dit eilandje in een zee van ruimte sluit aan op de basis ingrediënten uit het groot Apeldoorns landschapskookboek. De groenstrook met de twee elzen langs de Kraaienjagersweg zal aangevuld worden met twee eiken. Ten behoeve van de verkeersveiligheid worden direct naast de in- / uitrit van het woonerf geen bomen aangeplant.
Rondom het functieveranderingserf wordt een haag aangeplant van 1 meter hoog. Op deze manier worden een aantal elementen uit het zicht ontnomen en kan het erf zo open mogelijk gehouden worden. Daarnaast wordt hiermee het ‘groene eiland’ zichtbaar en het rechtlijnige karakter van de omliggende broeklanden benadrukt. Nabij de parkeerplaatsen van de woningen zijn losse hagen te vinden, zodat personenauto’s niet direct zichtbaar zijn vanaf de Kraaienjagersweg. Ook de rijbak wordt ingepast met een haag van 1 meter hoog zodat de rijbak uit het zicht wordt ontnomen en er tevens een kwalitatief hoogwaardige groene afscheiding is gerealiseerd in het landschap.
Op het functieveranderingserf zijn in de nieuwe situatie twee kleine boomgaarden aangelegd, bestaande uit twee keer 4 fruitbomen. Het ‘eiland’-karakter van het erf wordt verder nog benadrukt door het toevoegen van een aantal solitaire bomen (es) aan de westzijde en een elzenbosje op de zuidoostzijde van het erf. Het elzenbroekbosje is een bosje dat van nature thuishoort in de broeklanden. Elzen overleven in een laag en moerassig gebied. Op de scheiding van de twee woonerven wordt tot slot een solitaire boom (walnoot) toegevoegd.
Aangezien het plangebied is gelegen in de Groene Ontwikkelingszone schrijft de provinciale Omgevingsverordening voor dat bij een kleine ontwikkeling (zoals een erftransformatie) de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt. Een en ander is uitgewerkt in de 'Verordening Groene Balans: compensatie en verevening van groene waarden' van de gemeente Apeldoorn. Op basis van deze verordening is er een vereveningsplan opgesteld voor het functieveranderingserf. Dit vereveningsplan voorziet in de aanleg van een 15 meter brede natuurzone langs de Nieuwe Wetering, waarin tevens een struinpad wordt gerealiseerd over een lengte van zo`n 400 meter. De natuurzone wordt verder ingezaaid met een schraal grastype. Ten behoeve van het struinpad en de natuurbeleving worden de kruisende slootjes voorzien van boomstambruggetjes.
Afbeelding 4.1 - Landschappelijke inpassing en erfinrichting
De bovenstaande ruimtelijke opzet en inpassing zijn vastgelegd in een landschappelijk inpassings- en beplantingsplan. De effectuering van deze plannen wordt geborgd door ze in de planregels te verwerken, c.q. op te nemen als voorwaardelijke verplichting.
4.2 Verkeersontsluiting En Parkeren
Het perceel wordt ontsloten via de Kraaienjagersweg. het betreft een asfaltweg, heeft ter hoogte van de planlocatie een breedte van 4,0 meter en is afgekant met aan weerszijden een rammelstrook. De weg wordt voornamelijk gebruikt door bestemmingsverkeer, landbouwverkeer en recreatief fietsen. De maximum snelheid bedraagt 60 kilometer per uur.
De huidige in-/uitrit blijft behouden en in de toekomstige situatie zal het parkeren op eigen terrein plaatsvinden (norm o.b.v. Nota Actualisatie Parkeernota: 2 parkeerplaatsen per woning), waarbij bij beide woningen ruimte wordt geboden voor het parkeren van ten minste twee auto`s.
4.3 Duurzaam Ruimtegebruik
Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):
- Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
- Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.
De ontwikkeling maakt per saldo één nieuwe woning mogelijk. Aangezien de ladder voor duurzame verstedelijking pas dient te worden toegepast bij een stedelijke ontwikkeling van 12 nieuwe woningen of meer, is de ladder in dit geval niet van toepassing.
In november 2012 heeft de gemeenteraad het Woningbouwprogramma 2010-2029 vastgesteld. Op 6 maart 2018 heeft de provincie Gelderland per brief laten weten mee te werken aan het ophogen van de kwantitatieve opgave van de Stedendriehoek met 882 woningen. Hiermee is het toevoegen van een woning passend in het woningbouwprogramma.
De behoefte voor de voorgenomen ontwikkeling wordt gevoed door het ontbreken van opvolging voor het agrarisch bedrijf en de verouderde opstallen op het perceel. De enige manier om het terrein op te schonen en een kwaliteitsbijdrage voor de omgeving te realiseren en dat alles binnen financierbare kaders, is het toepassen van functieverandering. Er wordt voorzien in twee woningen en voor beide woningen is op moment van schrijven een particulier opdrachtgever. Beide opdrachtgevers zijn initiatiefnemer van deze ruimtelijke ontwikkeling.
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Milieuaspecten
5.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
5.1.2 Bodem
Een nieuwe of gewijzigde bestemming mag alleen in het bestemmingsplan worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Er moet dus onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
Onderzoeksresultaten bodem
In de rapportage d.d. 1 februari 2017, opgesteld door Hunneman Milieu - Advies (opgenomen in bijlage 1 van de toelichting), zijn de resultaten van het bodemonderzoek weergegeven. Hieruit blijkt dat de bodem geschikt is voor de toekomstige functie.
5.1.3 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
Met dit bestemmingsplan wordt een gevoelige functie (wonen) mogelijk gemaakt. Er is daarom sprake van inwaartse zonering: bij inwaartse zonering wordt vanuit de gevoelige functie een beschermende bufferzone gecreëerd. Binnen het onderzoeksgebied (tot 100 meter rond het plangebied) zijn geen inrichtingen gesitueerd. De dichtstbijzijnde inrichting ligt op circa 350 meter van de planlocatie, te weten Lochemsestraat 5A te Terwolde (bedrijf tot milieucategorie 2). Milieuzonering levert geen negatieve effecten op ten aanzien van de uitvoerbaarheid.
5.1.4 Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Derhalve wordt de Kraaienjagersweg beschouwd. Daarnaast moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook inzicht te worden gegeven in de akoestische indirecte gevolgen van het plan bij omliggende bestaande woningen, zoals de akoestische gevolgen van eventuele verkeersaantrekkende werking.
Wegverkeerslawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
- wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
- wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur.
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 53 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Apeldoorn.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.
Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai
Er is één relevante weg: de Kraaienjagersweg. Voor de Kraaienjagersweg doet zich geen van de genoemde uitzonderingen voor zodat deze van rechtswege een geluidzone heeft. Deze buitenstedelijke weg heeft een geluidzone van 250 meter.
In de rapportage d.d. 29 maart 2018, opgesteld door adviesbureau De Haan en opgenomen in bijlage 2 van de toelichting, is de geluidsbelasting ten gevolge van de Kraaienjagersweg berekend. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op beide woningen voldoet aan de voorkeurswaarde van 48 dB. Het aspect geluid vormt hiermee geen belemmering voor de functieverandering.
Luchtverkeerslawaai
De planlocatie bevindt zich in het invloedgebied van Vliegveld Teuge. In 1997 is het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart (BGKL) in werking getreden. In 2009 is dit vervangen door de regelgeving Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens (RBML). Daarnaast is er in 2010 een omzettingsregeling vastgesteld door de provincie Gelderland. Door de inwerkingtreding van de RBML is de provincie Gelderland verantwoordelijk geworden voor de luchthaven Teuge. De provincie bepaalt onder meer hoeveel geluidsoverlast en vervuiling de luchthaven mag veroorzaken. Vooralsnog heeft de provincie nog geen luchthavenbesluit genomen waarin de nieuwe (geluid)contouren/zones worden vastgelegd. Er kan derhalve nog niet getoetst worden aan de nieuwe regelgeving in het RBML.
De provincie stelt in haar 'omgevingsbeleid luchthavens' dat er op dit moment voor luchthaven Teuge géén aanleiding is om tot een andere afweging te komen dan reeds in het verleden is gemaakt. De ruimtelijke bescherming van luchthaven Teuge blijft daarom ongewijzigd. Daarom is getoetst aan het toetsingskader zoals dat is opgenomen in het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart.
Het plangebied ligt, volgens het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart (BGKL), binnen de 47 BKL-contour van het vliegveld Teuge. Volgens het BGKL, geldt dat woningbouw in de 47 BKL-contour alleen mogelijk is mits er wordt voldaan aan één van onderstaande ontheffingscriteria:
- een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing opvullen;
- ter plaatse dringend noodzakelijk zijn om redenen van grond of bedrijfsgebondenheid;
- zullen dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing, niet zijnde woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of woonwagenstandplaatsen.
De nieuwe woning wordt toelaatbaar geacht omdat het gebouwd wordt ter vervanging van de bedrijfsgebouwen van het voormalige agrarische bedrijf aan de Kraaienjagersweg 7 op basis van het functieveranderingsbeleid. Daarnaast acht de gemeente hogere geluidswaarden voor de woning toelaatbaar gelet op het feit dat functieverandering een verfraaiing van het landschap en erf met zich mee brengt. Ondanks dat er mogelijk enige vorm van geluidsoverlast zou kunnen ontstaan bij de nieuwe woning, is er wel sprake van een goed woon- en leefklimaat voor de beoogde locatie.
5.1.5 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- a. het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
- b. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
- c. het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
- d. de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
- woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
- woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
Het bestemmingsplan beoogt een erftransformatie waarbij een voormalig agrarisch bedrijf wordt gesloopt en twee woningen worden teruggebouwd. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling valt onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
5.1.6 Externe veiligheid
In de nabijheid van Kraaienjagersweg 7 bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi, geen water-, spoor- en verkeerswegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
5.1.7 Elektromagnetische velden
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.
Onderzoeksresultaten
In de nabijheid van Kraaienjagersweg 7 bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen en het bestemmingsplan maakt geen plaatsing van nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen mogelijk.
5.1.8 Milieueffectrapportage
Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
- 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
- 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).
Onderzoeksresultaten
Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De resultaten daarvan zijn beschreven in de paragrafen 5.1.1 tot en met 5.1.7. Daaruit kan worden geconcludeerd dat kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
5.2 Waterhuishouding
5.2.1 Algemeen
Kraaienjagersweg 7 ligt bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa 0,65 hectare groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.
5.2.2 Grondwater
Het gebied ligt niet in de in het streekplan vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. In de directe omgeving zijn geen grondwaterstanden bekend. Op basis van verderop gelegen peilbuizen lijkt rekening gehouden te moeten worden met een (hoogste) grondwaterstand rond NAP+4.00 á NAP+4.30 m. Het maaiveld van de weg en het bestaande perceel liggen rond NAP+5.10 á NAP+5.50 m. Grondwateroverlast in de omgeving is niet bekend en wordt niet verwacht.
Om grondwateroverlast te voorkomen dient bij de ontwikkeling van het plangebied rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging en ontwateringsmogelijkheden. Grondwater mag hierbij niet structureel worden afgevoerd. Hierdoor zal het plan grondwaterneutraal worden ontwikkeld.
5.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur
Langs de Kraaienjagersweg en in de omgeving van het plangebied liggen diverse sloten/watergangen met een ontwaterende functie voor dit gebied. Door afname van verharding ten opzichte van de huidige situatie neemt de belasting vanuit het plangebied op deze watergangen af.
In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft dan ook geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.
5.2.4 Afvoer van hemelwater
In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een drukrioolstelsel waarmee vuil afvalwater wordt afgevoerd. Op dit systeem mag een regenwater worden geloosd.
In het gemeentelijke beleid is opgenomen dat het regenwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.
Bij ontwikkeling van gebieden die voorheen onbebouwd of onverhard dient de infiltratievoorziening een berging van minimaal 36 mm ten opzichte van het aangesloten verhard oppervlak te hebben. Bij herontwikkeling van bestaand verhard en/of bebouwd gebied is dit 20 mm. Bij extreme situaties moet voorkomen worden dat afstromend water binnen of buiten het plangebied schade veroorzaakt.
Het waterschap vereist voor nieuwe ontwikkelingen een bergingscapaciteit van 60 mm in het plangebied, hier mag de infiltratiecapaciteit naar de bodem (gedurende 24 uur) van afgetrokken worden. Deze berging mag zowel in als buiten de infiltratievoorzieningen plaats vinden.
Na ontwikkeling van de plannen is er in het gebied minder verharding aanwezig dan voorheen. De nieuwe verharding wordt niet rechtstreeks aangesloten op de omliggende watergangen. Uitgangspunt is dat er 20 mm waterberging wordt gerealiseerd op het terrein. Vanuit deze berging mag maximaal de landelijke afvoer (2 l/s/ha / 17 mm/dag) worden afgevoerd naar de omliggende watergangen.
De materialen die in aanraking komen met het regenwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van regenwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het regenwater afgevoerde vervuilende stoffen.
5.2.5 Afvoer van afvalwater
De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
5.2.6 Watertoets
Het plan omvat een vermindering van de hoeveelheid verhard oppervlak. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.
Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten.
5.3 Natuurwaarden
5.3.1 Wettelijk kader en beleid
5.3.2 Onderzoeksresultaten
Ter beoordeling van de effecten op de natuurwaarden in het plangebied, heeft EcoTierra ecologisch adviesbureau een quickscan flora en fauna uitgevoerd, d.d. 17 januari 2017. Dit rapport is opgenomen in bijlage 4 van de toelichting. Op hoofdlijnen luiden de conclusies
Het plangebied is niet gelegen binnen het Gelders Natuurnetwerk. De provincie Gelderland hanteert geen externe werking als het gaat om het GNN. Het plangebied is wel gelegen in de Groene ontwikkelingszone. De nieuwe inrichting dient het gebied ecologisch en/of landschappelijk te versterken. Hierbij kan rekening worden gehouden met de steenuil.
Er liggen geen Natura2000-gebieden binnen een straal van 3.000 meter. De beperkte ingreep zal geen negatief effect hebben op Natura2000-gebieden.
Wat flora betreft zijn er geen beschermde wilde soorten aangetroffen in het plangebied.
Algemeen voorkomende vogelsoorten zonder jaarrond beschermd nest kunnen eventueel broeden binnen het plangebied. De sloop- en rooiwerkzaamheden dienen daarom buiten het broedseizoen plaats te vinden. Aanwezigheid van jaarrond beschermde verblijfplaatsen van steenuil en huismus is niet voor honderd procent uit te sluiten. Er is daarom een nader onderzoek naar huismus en steenuil uitgevoerd (opgenomen in bijlage 5 bij de toelichting). Hieruit is gebleken dat er geen jaarrond beschermde nesten of exemplaren van de huismus of steenuil aanwezig zijn. Een ontheffing in het kader van de Wmb is derhalve niet noodzakelijk.
Vaste verblijfplaatsen of exemplaren van Habitatrichtlijnsoorten of van niet-vrijgestelde nationaal beschermde soorten zijn niet aangetroffen.
Er zijn geen geschikte verblijf- en/of voortplantingsplaatsen voor vleermuizen aangetroffen binnen het plangebied. Tevens betreft het plangebied geen essentieel foerageergebied en zullen er door de ingreep geen essentiële vliegroutes verloren gaan. Conclusie luidt dat er geen natuurwaarden zijn die de beoogde ontwikkeling in de weg staan.
5.4 Archeologie
5.4.1 Beleid
5.4.2 Onderzoeksresultaten
Het plangebied ligt op de Archeologische Beleidskaart 2015 in een terrein met vastgestelde archeologische waarden (categorie 2), een (middel)hoge archeologische verwachting (categorie 4) en een zone met een lage archeologische verwachting (categorie 5). Op basis van het bureauonderzoek gold specifiek een middelhoge verwachting voor de periode Laat-Paleolithicum – Mesolithicum, een lage verwachting voor de periode Neolithicum – Volle Middeleeuwen en een hoge verwachting voor de periode Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd. Deze verwachting is gebaseerd op de bewoningsmogelijkheden die het landschap door de eeuwen heen bood, de bekende archeologische waarden en eerdere onderzoeksresultaten in de directe omgeving. In het bijzonder is uit historische bronnen bekend dat er resten van de van oorsprong 15e-eeuwse boerderij De Huiskamp aanwezig kunnen zijn in het noorden van het plangebied.
In het plangebied zijn een tweetal vooronderzoeken uitgevoerd. Het eerste onderzoek betrof een bureau- en verkennend vooronderzoek uitgevoerd door Transect (Verboom-Jansen, 2017). Op basis van het veldonderzoek valt af te leiden dat de top van het oorspronkelijk bodemprofiel overal lijkt te zijn omgewerkt. Dit heeft vermoedelijk te maken met de inrichting van het plangebied als boerenerf en het landgebruik vanaf het midden van de jaren '50 van de vorige eeuw. Er lijkt een onderscheid te maken in verschil in siltigheid van het zand, waarbij het zand in het zuidoostelijk deel van het plangebied siltiger c.q. lemiger is dan in het noordelijk en zuidwestelijk deel. Veen en klei zijn niet aangetroffen en mogelijk dus verdwenen. De omwoeling heeft ertoe geleid dat naar verwachting grote delen van de oorspronkelijke bodemopbouw en daarmee eventueel aanwezige vindplaatsen zullen zijn verdwenen. De verwachting op resten uit de periode Laat-Paleolithicum tot en met het begin van de Late Middeleeuwen is dus laag.
In het noordelijk deel van het plangebied, rondom de huidige boerderij, staan reeds op historisch kaartmateriaal uit het begin van de 19e eeuw gebouwen. Deze gaan op basis van historische informatie zelfs terug tot in de 15e eeuw. De boringen, die in dit deel van het plangebied zijn verricht, zijn gestuit in dik puin. Het kon niet worden uitgesloten, dat het puin deel uitmaakt van een voormalige fundering van een voorganger van de huidige boerderij. In dit deel van het plangebied bleef daarom vooralsnog sprake van een hoge archeologische verwachting op de aanwezigheid van archeologische resten uit de Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd. Daarom is in overleg met de initiatiefnemers, Van Westreenen en de gemeente Apeldoorn d.d. 18-05-2017 besloten tot uitvoeren van een gecombineerd archeologisch proefsleuvenonderzoek/archeologische begeleiding, met indien de resultaten van dat onderzoek daar aanleiding toe geven een directe doorstart naar opgraven in de advieszone zoals weergegeven in onderstaand figuur.
Figuur 4.1 - Advieskaart zone vervolgonderzoek in blauw weergegeven (bron: Verboom-Jansen, 2017).
Uit het proefsleuvenonderzoek bleek het volgende:
- Sporen en vondsten die samenhangen met een boerderij die hier in 1910 is gesloopt. De sporen bestaan grotendeels uit een uitbraaksleuf en uitbraakkuilen, waarbij in de uitbraaksleuf een restant van de oorspronkelijke muur is blijven staan;
- De oudste vondsten gaan niet verder terug in de tijd dan de tweede helft van de 18e eeuw. De relatief lange gebruiksduur van de aangetroffen keramieksoorten, lijkt het vondstcomplex echter grotendeels in de 19e eeuw te dateren. Op deze datering zijn twee uitzonderingen, te weten de Wellenfuâ (knijpvoet) van een protosteengoed kan (vondstnr. 1, aanlegvondst vlak 1) en twee fragmenten van een majolica bord (vondstnr. 2, aanlegvondst vlak 0). Waarschijnlijk betreft dit contaminatie (aangevoerd c.q. vergraven materiaal).
- Een water- i.c. drenkkuil met een datering in waarschijnlijk ook de 18e-19e eeuw.
Er zijn echter geen sporen en vondsten aangetroffen die teruggaan tot in de 15e eeuw. Grijs aardewerk, kogelpotaardewerk, spaarzaam geglazuurd roodbakkend aardewerk en steengoed (m.u.v. van het knijpvoetje) ontbreken, wat men wel in een 15e-eeuwse context zou verwachten. Hiermee heeft het proefsleuvenonderzoek geen concreet bewijs opgeleverd voor de aanwezigheid in het plangebied van het historisch boerenerf De Huiskamp, zoals dit in de archeologische verwachting was opgenomen. Daarentegen kunnen deze ook verstoord zijn als gevolg van de aangetroffen 19e-eeuwse uitbraaksleuf/uitbraakkuilen en kan de waterkuil als een voorzichtige aanwijzing worden gezien voor de – nabijheid van eht – historische boerderijerf (wanneer men de aan de basis aangetroffen bodem met standring van roodbakkend loodgeglazuurd aardewerk ouder dateert). Concreet bewijs hiervoor ontbreekt echter en uit het proefsleuvenonderzoek blijkt ook dat dit niveau in verregaande mate is verstoord. Ook heeft het proefsleuvenonderzoek geen sporen en nagenoeg ook geen vondsten uit oudere perioden opgeleverd, zodat ook op dit onderdeel de archeologische verwachting uit het vooronderzoek niet is uitgekomen.
Gezien de lage waardering van het spoor- en vondstcomplex wordt deze niet als behoudenswaardig gekwalificeerd. De archeologische waarde in het noorden van het plangebied kan zodanig worden afgewaardeerd. Derhalve werden geen archeologische vervolgmaatregelen geadviseerd door de onderzoekers. De uitgevoerde archeologische onderzoeken zijn toegevoegd in bijlagen 6 en 7 van de toelichting
Gevolgen voor bestemmingsplan
Gezien de resultaten van het proefsleuvenonderzoek is voor verlening van de omgevingsvergunning na definitief maken van het rapport geen verder archeologisch onderzoek noodzakelijk in de advieszone zoals weergegeven in figuur 4.1. Er hoeft geen archeologische gebiedsaanduiding te worden opgenomen in het bestemmingsplan voor het plangebied.
5.5 Cultuurhistorie
5.5.1 Wettelijk kader en beleid
5.5.2 Onderzoeksresultaten
5.6 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
Met de initiatiefnemers is op 10 november 2016 een anterieure overeenkomst over grondexploitatie gesloten, als bedoeld in artikel 6.24 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening. Hierin is geregeld dat de initiatiefnemer de kosten die de gemeente maakt ter uitvoering van het initiatief voor zijn rekening neemt. Alle met deze planwijziging samenhangende kosten komen dus ten laste van de initiatiefnemer. Deze wijziging heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen. Er hoeft daarom geen exploitatieplan te worden vastgesteld.
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
In hoofdstuk 3 is de bestaande situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 bevatte de beschrijving van de toekomstige situatie. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de planologische aspecten. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
6.2 Karakter Bestemmingsplan
Bestemmingsplan Kraaienjagersweg 7 Beemte Broekland is een ontwikkelplan, waarin de toekomstige situatie en het geldende recht uitgangspunt zijn voor de wijze van bestemmen.
Voor de regels en de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.
6.3 Bestemmingen
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Agrarisch
De gronden met de bestemming Agrarisch hebben in het voorheen geldende bestemmingsplan ook de bestemming Agrarisch en maakten onderdeel uit van het agrarisch bedrijf en bouwvlak. In dit bestemmingsplan is het bouwvlak van deze gronden verwijderd.
Groen - Landschapselement
De gronden waarop de natuurverevening plaats dient te vinden, hebben momenteel de bestemming Agrarisch. Dit bestemmingsplan kent aan deze gronden de bestemming Groen - Landschapselement toe, waarmee de realisatie van de landschappelijke verbetering kan worden uitgevoerd.
Wonen
De beoogde woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Voor de bouw- en gebruiksregels voor beide woningen wordt gebruik gemaakt van de standaardregels voor het buitengebied. In verband met de juridische invulling van het functieveranderingsbeleid in dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze verplichting houdt in dat de bouw van de nieuwe woningen wordt gekoppeld aan de realisatie van het inrichtingsplan voor de landschappelijke verbetering.
Ook is een afwijkingsbevoegheid van de bouwregels opgenomen voor het vergroten van de oppervlakte bijgebouwen en overkappingen:
- a. onder direct aansluitend wordt verstaan: gronden direct grenzend aan het woonperceel en/of gescheiden in de vorm van een sloot, weg, natuurstrook o.i.d.;
- b. onder de hoeveelheid hectare grond wordt verstaan: het totale oppervlak met de bestemming Agrarisch en Wonen minus het bebouwde en verharde oppervlak;
- c. onder 'hoort bij' wordt verstaan: bewoner is eigenaar, heeft beperkt recht en/of meerjarige gebruikersovereenkomst).
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van een deel van (bedrijfs)woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijstvan toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.
Beperking realisatieduur woningbouw private partijen
In juni 2014 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie 'Beperking realisatieduur woningbouw private partijen' vastgesteld. In het gemeentelijke woningbouwprogramma is nog maar beperkt ruimte voor nieuwe woningbouwinitiatieven, terwijl een deel van de beschikbare ruimte in het woningbouwprogramma is ingevuld met plannen waarvoor al meer dan een paar jaar een vastgesteld bestemmingsplan aanwezig is maar die niet tot uitvoering komen. Om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen en om alleen nog ruimte te bieden aan initiatieven die ook echt worden uitgevoerd, geldt op grond van de beleidsnotitie 'Beperking realisatieduur woningbouw private partijen' nu een realisatietermijn voor nieuwe woningbouwinitiatieven die in principe drie jaar bedraagt. Die termijn gaat lopen vanaf het moment dat het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Ter uitvoering van de beleidsnotitie wordt in ieder bestemmingsplan dat de bouw van nieuwe woningen mogelijk maakt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarmee kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen door de bouwmogelijkheden voor nieuwe woningen te verwijderen als na de termijn de betreffende woningen niet zijn gerealiseerd en ook nog niet in aanbouw zijn. De programmatische ruimte die daardoor vrij komt, kan vervolgens worden aangewend voor een andere woningbouwontwikkeling. Voordat een bestemmingsplan voor een woningbouwontwikkeling in procedure wordt gebracht, wordt deze termijn ook privaatrechtelijk overeengekomen tussen initiatiefnemer en gemeente.
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
6.4.1 Algemene regels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 7 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 7.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
Lid 7.2 bevat de afdekbepaling. Hierin is bepaald dat gebouwen altijd van een kap moeten worden voorzien, uiteraard mits ze hoger worden gebouwd dan de ter plaatse aangegeven maximale goothoogte.
In artikel 8 staan de algemene gebruiksregels. In de leden 8.1.1 en 8.2.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In de leden 8.1.2 en 8.2.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.
In artikel 12 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 13 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
6.4.2 Wijzigingsbevoegdheid beperking realisatieduur woningbouw
Aan het nieuwe woonperceel in dit bestemmingsplan is de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied realisatietermijn woningbouw' toegekend. Hiermee wordt voorzien in een wijzigingsbevoegdheid. Conform het beleid dat in paragraaf 6.4.2 Wijzigingsbevoegdheidbeperking realisatieduur woningbouw is beschreven, kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen om de bouwmogelijkheden voor de nieuwe woningen te verwijderen als die na een periode van 3 jaar niet gebouwd zijn en ook niet in aanbouw zijn. De periode begint na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan. Concreet houdt de bevoegdheid in dat het bouwvlak voor de nieuwe woning kan worden verwijderd. Voorwaarde voor het toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is, naast het verstreken zijn van de termijn van drie jaar, ook dat eventueel verleende omgevingsvergunningen voor het oprichten van woningen zijn ingetrokken.
6.4.3 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
7 Inspraak En Overleg
7.1 Inspraak
Omdat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk slechts een beperkte invloed op de omgeving heeft, heeft de gemeente geen gelegenheid geboden om een inspraakreactie op het bestemmingsplan in te dienen. Wel is het plan gepresenteerd en besproken in een buurtbijeenkomst. De resultaten van het overleg zijn als volgt.
Op maandagavond 4 juni 2018 hebben de initiatiefnemers een informatieavond georganiseerd voor buurtbewoners, gemeenteraadsleden, betrokken ambtenaren, belangenvereniging Beemte Broekland en andere geïnteresseerden.
De avond was goed bezocht met zo`n elf bezoekers. Veel buurtbewoners hebben van de gelegenheid gebruikt gemaakt om in meer detail kennis te nemen van de plannen. De reacties waren allemaal positief. Ze vonden het een mooi plan, een hele verbetering ten opzichte van de huidige situatie. Ook vonden ze het leuk dat de initiatiefnemers weer terugkeren op de plek waar ze zijn opgegroeid. Dat geeft hen een bekend en vertrouwd gevoel.
Ook de reacties op de voorlopige schetsen van de type woningen waren positief. Het zal de buurt een betere aanblik geven. Ze hopen dan ook dat de plannen snel gerealiseerd kunnen worden.
De meesten vonden het wandelpad met groenstrook langs de wetering ook een verrijking als verbinding tussen het Drostendal en Weteringse broek. Er was wel een zorg van een buurtbewoner. Het wandelpad komt uit op de Kraaienjagersweg recht tegenover de doodlopende weg naar de nummers 10 en 12. Wandelaars zullen gauw de neiging hebben recht over te steken. In het gesprek met de aanwonenden zou dit, met goede bewegwijzering van de wandelroute en eventueel een bord van doodlopende weg, verder geen probleem hoeven te zijn.
Vanuit de raadsfracties hebben twee vertegenwoordigers de informatieavond bezocht. Ook zij waren positief over de plannen en de uitwerking ervan.
7.2 Totstandkoming Plan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 14 juni 2018 tot en met 25 juli 2018. In deze termijn zijn er geen zienswijzen ingediend.
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Nevenactiviteiten
OMSCHRIJVING | CATEGORIE | ||
Recreatieverblijf in de bedrijfswoning respectievelijk woning | |||
Recreatief rustpunt | 1 | ||
Natuurbeheer | 1 | ||
Detailhandel, verkoop van voor de streek kenmerkende en als zodanig herkenbare, ter plaatse vervaardigde agrarische producten | 2 | ||
Recreatieverblijven in andere gebouwen dan de (bedrijfs)woning; het aantal recreatieverblijven per kavel mag niet meer dan 3 bedragen en de oppervlakte per recreatieverblijf mag niet meer dan 25 m2 bedragen | 2 | ||
Recreatieve outdoor-activiteiten, waaronder boerengolf en paintball | 2 | ||
Educatiecentrum, museum | 2 | ||
Verhuur paarden, fietsen, kano's | 2 | ||
Huifkarcentrum | 2 |
Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | CATEGORIE |
581 | Uitgeverijen (kantoren) | |
1814A | Grafische afwerking | 1 |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 |
9524 | Meubelstoffeerderijen | 1 |
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 |
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 |
50, 51 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 |
5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 |
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 |
791 | Reisorganisaties | 1 |
61 | Telecommunicatiebedrijven | 1 |
4, 65 | Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor | 1 |
41, 68 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 |
62 | Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. | 1 |
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 |
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 |
9602 | Schoonheidsspecialist op afspraak | 1 |
9602 | Kapper op afspraak | 1 |
9609 | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
016/2 | Agrarisch hulpbedrijf | 2 |
016/4 | Hoveniersbedrijf | 2 |
0149/5 | Imkerij | 2 |
162902 | Dakdekkers-/rietdekkersbedrijf | 2 |
41, 42, 43/3 | Klussenbedrijf | 2 |
Bijlage 3 Voorgeschreven Inrichting Bestemmingen Wonen En Groen - Landschapselement
Bijlage 3 Voorgeschreven inrichting bestemmingen Wonen en Groen - Landschapselement
Bijlage 4 Te Slopen Bebouwing
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek
Bijlage 3 Cultuurhistorische Beschrijving
Bijlage 3 Cultuurhistorische beschrijving
Bijlage 4 Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 4 Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 5 Natuurwaardenonderzoek - Nader Onderzoek
Bijlage 5 Natuurwaardenonderzoek - Nader onderzoek
Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek - Verkenning
Bijlage 6 Archeologisch onderzoek - verkenning
Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek - Proefsleuvenonderzoek
Bijlage 7 Archeologisch onderzoek - proefsleuvenonderzoek
Bijlage 8 Procedureschema
Ontwerpplan ter inzage | 14-06-2018 - 25-07-2018 |
Vaststelling door gemeenteraad | 20-09-2018 |
Terinzagelegging vastgesteld plan | 04-10-2018 - 14-11-2018 |