Wenum Wiesel en buitengebied herstelplan
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Vastgesteld op 22-05-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Wenum Wiesel en buitengebied herstelplan met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1324-vas1 van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.6 achtererfgebied
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.
1.7 agrarisch bedrijf
Een bedrijf, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.
1.8 AHN2-maaiveld
De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.
1.9 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.10 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.11 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.12 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bedrijfsmatige exploitatie
Het door middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon beheren of exploiteren van recreatieverblijven, waarbij voor recreatieverblijven geldt dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.
1.14 bedrijfswoning
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.15 beroepsuitoefening aan huis
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.16 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
- bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, met dien verstande dat bij veehouderijbedrijven wordt uitgegaan van de ammoniakemissie, de vloeroppervlakte aan stalruimte en het aantal dierplaatsen per bedrijf dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bij of krachtens de wet maximaal is toegestaan.
1.17 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bijgebouw
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
1.20 bijzondere boom
Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.
1.21 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.22 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.24 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 bruto vloeroppervlakte
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
1.27 containerveld
Afgedekte gronden ten behoeve van de bovengrondse teelt van planten in containers
1.28 dependance
Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw dat blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.
1.29 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.30 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.31 folly
Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.
1.32 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 gebruiksgerichte paardenhouderij
Een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone, waaronder begrepen een pensionstalling.
1.34 geitenhouderij
Een veehouderij met geiten.
1.35 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.36 kamerverhuurbedrijf
Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.
1.37 kampeermiddel
Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen recreatiewoning, of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.
1.38 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.39 kas
Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.
1.40 kavel
De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.41 lawaaisporten
De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.
1.42 kwekerij
Een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.
1.43 nevenactiviteit
Een activiteit die uitsluitend naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en uitsluitend door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie uitgeoefend kan worden en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.
1.44 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.45 openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.46 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.47 peil
Het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.
1.48 permanente bewoning
Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:
- a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente, en/of
- b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.
1.49 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.50 productiegerichte paardenhouderij
Een paardenhouderij waar handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.
1.51 publieksgerichte dienstverlening
Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.
1.52 recreatief medegebruik
Extensieve vormen van dagrecreatie, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.
1.53 recreatieverblijf
Een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning, en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.
1.54 recreatiewoning
Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.
1.55 risicovolle inrichting
Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig is met een contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
1.56 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht. - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.57 stacaravan
Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, die gedurende het hele jaar gebruikt worden voor recreatieve doeleinden door wisselende personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.
1.58 teeltondersteunende voorzieningen
Voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen, zoals tunnel- en boogkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen en regenkappen.
1.59 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.60 verblijfsrecreatie
Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten, recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.
1.61 verkoopvloeroppervlakte
Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.62 voorerfgebied
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.63 waarde
De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.
1.64 windturbine
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.
1.65 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.66 woonadres
- a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.67 wooneenheid
Een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.68 woonwagen
Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.69 woonwagenstandplaats
Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.
1.70 zakelijke dienstverlening
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.71 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
Ingeval geen bouwvlak dan wel aanduidingsvlak is aangegeven wordt onder bebouwingspercentage verstaan de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bestemmingsvlak tot de oppervlakte van het bestemmingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.
2.7 de bodemingreep
De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.
2.8 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.9 de bouwhoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden en gebouwen zijn bestemd voor:
- a. grondgebonden agrarisch bedrijven;
- b. bedrijfswoningen;
- c. zorgboerderijen;
- d. Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis;
- e. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- f. nevenactiviteiten in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatennevenactiviteiten ;
- g. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, hobbymatig weiden van vee, wandelen en fietsen;
- h. duurzame energievoorzieningen;
- i. natuurbeheer;
- j. water;
- k. nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende bouwwerken, erfontsluitingswegen en voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel Algemene bouwregels en de algemene aanduidingsregels van hoofdstuk 9 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.4 genoemde afwijkingen:
Bebouwing | Maximum oppervlakte / inhoud | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bedrijfsgebouwen en overkappingen | bouwvlak | 4 m | 12 m | - de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m; - de dakhelling van bedrijfsgebouwen bedraagt minimaal 20º; - bedrijfsgebouwen worden in één bouwlaag gebouwd, met uitzondering van bestaande bedrijfsgebouwen met meer dan één bouwlaag; - in bedrijfsgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen toegestaan voor nevenactiviteiten waarvoor ingevolge sublid 3.6.2 is afgeweken van de gebruiksregels; - het uitbreiden van en\of toevoegen van stallen ten behoeve van vee aan de bestaande stallen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – geen veestallen toegestaan'; -- de oppervlakte van teeltondersteunende kassen bedraagt ten hoogste 200 m2; - de afstand van op te richten kassen tot niet bij het bedrijf behorende woningen bedraagt ten minste 30 m. | |||
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, - de dakhelling van bedrijfswoningen bedraagt minimaal 30º en maximaal 60º; - voor het bepalen van de inhoud worden de deel, inpandige garages en bergingen meegeteld; - de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m; | ||||
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 100 m2 | 3,5 m | 5 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (3.4.1c); - de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m; - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld; - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan; - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen toegestaan voor nevenactiviteiten waarvoor ingevolge sublid 3.6.2 is afgeweken van de gebruiksregels; | |||
Dependances | 65 m2 | 3 m | 5 m | - de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances mag niet meer dan 100 m² bedragen; - een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen; - bij een dependance zijn geen dak- kapellen, erkers en balkons toegestaan | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen: | - bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde voor teeltondersteunende voorzieningen; | ||||||
- mestvergistings- installaties | 4 m | - uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan en enkel toegestaan voor eigen gebruik; | |||||
- mestsilo's | 6 m | 10 m | - voor bestaande mestsilo's buiten het bouwvlak gelden de bestaande oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte als maximum; | ||||
- sleufsilo's | 2.500 m2 | 4 m | - voor bestaande sleufsilo's buiten het bouwvlak gelden de bestaande oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte als maxima; | ||||
- mestzakken en mestopslagplaatsen | 3 m | ||||||
- erf- en terreinafschei- dingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak of voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1,5 m (3.4.1g); | |||||
- antenne-installaties | 15 m | ||||||
- windturbine / windwokkel | 10 m | - per agrarisch bedrijf is één windturbine / windwokkel toegestaan, waarbij de afstand van een windturbine/windwokkel tot omliggende woningen ten minste 10 m bedraagt; | |||||
- bouwwerken voor teeltondersteunendevoorzieningen | 1,5 m | - het buiten het bouwvlak oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor teeltondersteunende voorzieningen is uitsluitend toegestaan buiten de aanduiding 'open landschap'; | |||||
- paardenbakken: - omheiningen - lichtmasten | 2 m 6 m | voor zover het geen bestaande paardenbak betreft gelden de volgende regels: - indien de paardenbak geen onderdeel vormt van het agrarisch bedrijf als bedoeld in lid 3.1 is er ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning toegestaan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter; - uitsluitend in samenhang met het afwijken van de gebruiksregels als bedoeld in lid 3.6.1 zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan. | |||||
- stapmolens | 6 m | ||||||
- overig | 6 m |
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk wordt geacht voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel Algemene procedureregels opgenomen procedureregels van toepassing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 10 en de algemene aanduidingsregels van hoofdstuk ALGEMENE REGELS gelden de volgende specifieke regels.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
De in artikel Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, ofvan werkzaamheden opgenomen regels zijn van toepassing.
Artikel 4 Horeca
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen;
- b. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- c. Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis;
- d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- e. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- f. nutsvoorzieningen;
- g. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 9 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte /inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | 120% van de bestaande oppervlakte per bouwvlak aan gebouwen en overkappingen | 6 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' | 8,5 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' | - voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen en bijgebouwen niet meegeteld - de uitbreiding ten opzichte van de bestaande oppervlakte mag per bouwvlak in totaal niet meer dan 375 m2 bedragen - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' | nvt, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' | - ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld; - de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 9 lid 9 bepaalde - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m - het in artikel Algemene gebruiksregels lid 10 onder f bepaalde is van overeenkomstige toepassing |
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 75 m² | 3 m | 5 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (4.4.1a) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | 2,5 m | |||
- erf- en terrein- afscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m (4.4.1b) | ||
- antenne-installaties | 15 m | |||
overig | 6 m |
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 16 opgenomen Algemene procedureregels van toepassing
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 10 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
Het gebruik van bedrijfswoningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de oppervlakte van de woning en 100% van de oppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
- b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu en de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
- c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
- d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
- e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
- f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
- g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 9 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 5.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximum oppervlakte /inhoud | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | 110% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen | de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) en maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) en maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | - voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen, bijgebouwen en dependances niet meegeteld - per verkooppunt motorbrandstoffen is een overkapping van 50 m2 toegestaan - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m | |||
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld; - de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 9 lid 9.2 bepaalde - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m | ||||
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 100 m2 | 3 m | 5 m | - situering in achtererfgebied(5.4.1a) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen: | |||||||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (5.4.1b) | |||||
- antenne-installaties | 15 m | ||||||
- paardenbakken: - omheiningen - lichtmasten | 2 m 4 m | - één paardenbak toegestaan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter | |||||
- stapmolens | 4 m | ||||||
- overig | 6 m |
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 16 opgenomen procedureregels van toepassing.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 18 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit lid mag alleen plaatsvinden voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast. Voorts zijn de algemene criteria van artikel 15.3 van toepassing.
Artikel 6 Sport
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport en sportvoorzieningen als bedoeld in de categorie 1 van de Lijst van toegelatensportvoorzieningen alsmede een voetbalcomplex;
- b. kinderopvang;
- c. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- d. nutsvoorzieningen;
- e. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 9 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 9 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximum oppervlakte /inhoud | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen | 120% van de bestaande oppervlakte per bouwvlak aan gebouwen en overkappingen 6 m 8,5 m - voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen en bijgebouwen niet meegeteld - de uitbreiding ten opzichte van de bestaande oppervlakte mag per bestemmingsvlak in totaal niet meer dan 375 m2 bedragen - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m | 6 m | 8,5 m | voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen en bijgebouwen niet meegeteld - de uitbreiding ten opzichte van de bestaande oppervlakte mag per bestemmingsvlak in totaal niet meer dan 375 m2 bedragen - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties: 15 m lichtmasten: 15 m ballenvangers: 8 m overkappingen: 3 m overig: 6 m |
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 16 opgenomen procedureregels van toepassing
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 6.2 bepaalde nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 43 opgenomen procedureregels van toepassing.
Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet onevenredig worden aangetast.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 10 gelden de volgende specifieke regels.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Wonen - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. beroepsuitoefening aan huis;
- c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- d. tuin en/of erf;
- e. nevenactiviteiten in de vorm van hobbymatig agrarisch gebruik (minder dan 20 NGE), Bed&Breakfast en/of recreatief rustpunt;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. voorzieningen voor de waterhuishouding;
- h. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- i. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 9 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 7.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximum oppervlakte /inhoud | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels |
Hoofdgebouwen | 700 m3 | 4 m | - per bestemmingsvlak is één hoofdgebouw toegestaan - per hoofdgebouw is één woning toegestaan - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld - voor het splitsen van de woning in twee wooneenheden geldt het in artikel 9.2 bepaalde - de afstand van een op te richten hoofdgebouw tot bestaandekassen bedraagt ten minste 30 m | |
Bijgebouwen en overkappingen | 100 m² per hoofdgebouw | 3 m | 5 m | - situering in achtererfgebied7.4.1b) - voor het bepalen van de oppervlakte worden alle op het perceel aanwezige gebouwen, niet zijnde het hoofdgebouw, meegeteld - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen: | ||||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (7.4.1c) | ||
- antenne-installaties: | 15 m | |||
- zwembaden | 75 m² per hoofdgebouw | 0,50 m | ||
- paardenbakken: - omheiningen - lichtmasten | 2 m 4 m | - per hoofdgebouw mag 1 paardenbak worden aangelegd, ten minste 5 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter | ||
- stapmolens | 4 m | |||
- overig | 2 m | - uitsluitend in samenhang met het afwijken van de gebruiksregels als bedoeld in lid 7.6.2 onder a zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een tennisbaan toegestaan tot een hoogte van ten hoogste 5 m |
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 16 opgenomen procedureregels van toepassing.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 10 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
- a. De aanleg van en het gebruik van gronden als tennisbaan met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde is niet toegestaan.
- b. De vloeroppervlakte ten behoeve van nevenactiviteiten in de vorm van Bed&Breakfast en/of recreatief rustpunt bedraagt niet meer dan 75 m2, met dien verstande dat voorzieningen ten behoeve van Bed&Breakfast uitsluitend in het hoofdgebouw zijn toegestaan en buitenopslag ten behoeve van de nevenactiviteiten niet is toegestaan.
- c. Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
- 2. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
- 3. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
- 4. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
- 5. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
- 6. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze behoren tot categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst als categorie 1 aangemerkte activiteiten.
- d. Het gebruik van gebouwen ten behoeve van de in lid 7.1 onder a., b., c. en e. genoemde functies is alleen toegestaan indien:
- 1. wordt voldaan aan de volgende parkeernorm: 2 parkeerplaatsen per woning; en
- 2. het op grond van voornoemde parkeernorm vereiste aantal parkeerplaatsen in stand wordt gehouden.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Algemene regels
9.2 Woningsplitsing
Een woning respectievelijk een bedrijfswoning mag gesplitst worden in ten hoogste 2 zelfstandige (bedrijfs-)wooneenheden, mits:
- a. de wooneenheden tezamen de ten hoogste toegestane inhoud of oppervlakte van één (bedrijfs-)woning niet overschrijden;
- b. de oppervlakte aan bijgebouwen tezamen de ten hoogste toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen behorend bij één (bedrijfs-)woning niet overschrijden; er dient in ieder geval 20 m² aan bijgebouwen per wooneenheid aanwezig te zijn;
- c. het karakter van het gebouw als één (bedrijfs-)woning en de samenhangende bouwmassa van het gebouw behouden blijft;
- d. de cultuurhistorische dan wel karakteristieke waarde niet onevenredig wordt aangetast;
- e. de splitsing geen belemmering vormt voor omliggende (niet-)agrarische bedrijven.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Strijdig gebruik onbebouwde grond
10.2 Strijdig gebruik bebouwde grond
10.3 Gebruiksregel parkeren
Artikel 11 Overige Zone - Hoge Archeologische Verwachtingswaarde
11.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting middelhoog tot hoog is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.
11.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 18 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
11.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- hoge archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 12 Overige Zone - Bijzondere Boom
12.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van bijzondere bomen.
12.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom' dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 10 meter te bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 12.2 bepaalde ten behoeve van het verkleinen van de genoemde afstand tot ten minste 5 meter uit het hart van de boom, mits dit geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.
12.4 Strijdig gebruik
Als strijdig gebruik geldt het agrarisch gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom', met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet.
Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 18 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Artikel 13 Overige Zone - Lage Archeologische Verwachtingswaarde
13.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting laag is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.
13.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in artikel 18 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
13.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- lage archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
14.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
- a. ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
- b. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
- c. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
- d. ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat van de inhoudsmaat voor (bedrijfs)woningen en van het in artikel lid en bepaalde niet kan worden afgeweken;
- e. ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter.
14.2 Afwijkingsbevoegdheid parkeren
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 10 lid 10.3 bepaalde indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien. Dit volgens de beleidsregel Parkeren zoals vastgesteld op 21 maart 2019 dan wel, bij intrekking hiervan, een beleidsregel over de toepassing van artikel 10 lid 10.3 en artikel 14 lid 14.2.
14.3 Afwijkingsbevoegdheid zonnepanelen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van het, binnen danwel direct aansluitend aan bestemmingsvlakken met de bestemming Wonen, Bedrijf, Sport en bouwvlak met de bestemming Agrarisch, bouwen van op de grond staande zonnepanelen inclusief bijbehorende voorzieningen.
14.4 Voorwaarden voor afwijken
- a. Afwijken als bedoeld in lid 14.1 is alleen mogelijk:
- 1. voor zover de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit die niet onevenredig wordt aangetast;
- 2. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten;
- b. Afwijken als bedoeld in lid 14.2 is alleen mogelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
- c. Afwijken als bedoeld in lid 14.3 is alleen mogelijk onder de volgende voorwaarden:
- 1. de oppervlakte aan zonnepanelen bedraagt niet meer dan 25 m2 en de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4 meter;
- 2. de afstand tussen de zonnepanelen en de dichtstbijgelegen grens van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 20 m;
- 3. er wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap; en
- 4. de belangen van de omliggende functies worden niet onevenredig geschaad.
14.5 Aangrenzende percelen
Afwijken als bedoeld in lid 14.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de vergunning kan worden voorkomen.
14.6 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 14.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 19 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
15.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat de maat voor de inhoud van een (bedrijfs)woning en het in artikel lid en bepaalde niet gewijzigd kan worden.
15.2 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van dependance
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan vlakken met de bestemming '', 'Bedrijf' of '' de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance' toe te voegen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- a. de oppervlakte van een dependance bedraagt niet meer dan 65 m²;
- b. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances bij een (bedrijfs)woning bedraagt niet meer dan 100 m2, met dien verstande dat wanneer de bestaande totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances bij een (bedrijfs)woning meer bedraagt dan 100 m2:
- 1. het gebruik van bestaande bijgebouwen als dependance, inclusief de verbouwing ten behoeve van dat gebruik, is toegestaan;
- 2. het oprichten van nieuwe bebouwing ten behoeve van het gebruik als dependance is toegestaan wanneer gelijktijdig voor elke m2 die wordt toegevoegd 2 m2 aan bestaande bijgebouwen, overkappingen en/of dependances wordt afgebroken, waarbij een totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances van 100 m2 altijd is toegestaan;
- c. een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen;
- d. bij een dependance zijn geen omgevingsvergunningplichtige dakkapellen, erkers en balkons toegestaan.
15.3 Voorwaarden voor wijziging
Toepassing van wijzigingsbevoegdheden mag alleen plaatsvinden voor zover:
- a. de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast;
- b. de in het gebied voorkomende waarden niet onevenredig worden aangetast;
- c. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
- d. er geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
- e. er geen onevenredige nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
- f. er, indien de wijziging nieuwvestiging van een geluidgevoelig object betreft, geen voorkeursgrenswaarde krachtens de Wet geluidhinder of maximaal toelaatbare geluidsbelasting krachtens het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart wordt overschreden;
- g. is vastgesteld dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt.
Artikel 16 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 17 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Artikel 18 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
18.1 Vergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning de hierna genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren. Bij het verlenen van de vergunning wordt getoetst aan de in onderstaand schema bij de desbetreffende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden aangegeven specifieke beoordelingscriteria en aan de in lid 18.3 opgenomen algemene beoordelingscriteria.
Bestemming/aanduiding | werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarvoor de vergunningplicht geldt | Specifieke beoordelingscriteria |
aanduiding 'overige zone - hogearcheologischeverwachtingswaarde' | - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het met een oppervlakte van meer dan 500 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting; - graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m² ; - aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m² | - de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld |
18.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in lid 18.1 opgenomen verbod geldt niet:
- a. voor werken en werkzaamheden die plaatsvinden binnen bouwvlakken, gronden met de bestemming Bedrijf, Detailhandel, Horeca, Maatschappelijk, Recreatie - Recreatiewoning, Sport, Wonen - 2 een en ander met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding beschermd dorpsgezicht en gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' buiten het beschermd dorpsgezicht;
- b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van het bos- en natuurbeheer, waaronder mede begrepen houtproductie in de vorm van uitdunning van bos;
- d. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
- e. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die in redelijkheid slechts kunnen worden aangemerkt als zijnde van zodanig ondergeschikte aard en omvang dat enige wezenlijke invloed op de betreffende waarde en functies niet te verwachten is;
- f. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden binnen een afstand van 10 m uit bestaande gebouwen, met dien verstande dat deze uitzondering niet geldt ter plaatse van de bestemming ;
- g. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals waterontrekking, voor zover daarvoor een vergunning vereist is krachtens artikel 6.4 van de Waterwet;
- h. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals het onttrekken van oppervlaktewater, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens artikel 24 van de Wet op de Waterhuishouding of voor zover deze worden uitgevoerd door of vanwege het waterschap;
- i. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een door gedeputeerde staten goedgekeurd natuurontwikkelingsplan;
- j. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
18.3 Algemene beoordelingscriteria
Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 18 lid 18.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 18.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Deze algemene beoordelingscriteria zijn niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in de vorm van het slopen van cultuurhistorische bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht Bouwwerken
19.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
19.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.
19.3 Afwijken bij bijgebouwen
Indien lid 19.1 van toepassing is op bijgebouwen als bedoeld in artikel 1 lid 1.19, kan het bevoegd gezag eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 19.1 bepaalde ten behoeve van het geheel vernieuwen van een gedeelte van die bijgebouwen. Afwijken is alleen mogelijk wanneer gelijktijdig voor elke m2 waarvoor bij omgevingsvergunning wordt afgeweken 2 m2 aan bestaande bijgebouwen wordt afgebroken, met het doel om te komen tot een sanering van de aanwezige bebouwing.
19.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 20 Overgangsrecht Gebruik
20.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
20.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
20.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
20.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Wenum Wiesel en buitengebied herstelplan.
Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn
d.d. 22 april 2021 nr. 38-2021
Mij bekend, de griffier, namens hem:
Piet Stoop
manager Omgevingsrecht en Vergunningen
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 3 oktober 2013 heeft de raad van de gemeente Apeldoorn het bestemmingsplan Wenum Wiesel en buitengebied vastgesteld. Het bestemmingsplan is op 3 december 2014 onherroepelijk geworden. Inmiddels is gebleken dat het bestemmingsplan een aantal onvolkomenheden bevat. Het gaat hierbij om de volgende adressen/locaties:
a. Zwolseweg 431
Dit autobedrijf heeft geen adequate planologische regeling gekregen. Vigerend is de bestemming 'bedrijf'. De bij deze bestemming behorende lijst van toegelaten bedrijfstypen voorziet niet in een autohandel en reparatiebedrijf. Overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan en het huidige gebruik wordt het bedrijf nu correct geregeld door middel van een aanpassing van de bedrijvenlijst.
b. Wieselsedwarsweg 28
In het bestemmingsplan valt dit voetbalcomplex van Voetbalvereniging Wenum-Wiesel Noord Apeldoorn (WWNA) binnen de bestemming 'Sport' en 'Waarde archeologie middelhoog'. De lichtmasten zijn abusievelijk niet in de bebouwingstabel van het bestemmingsplan genoemd, terwijl in het voorheen geldende bestemmingsplan de lichtmasten wel planologisch waren geregeld. Middels deze bestemmingsplan herziening wordt dit hersteld. Vooruitlopend op deze herziening is op 26 april 2017 de omgevingsvergunning verleend. Deze omgevingsvergunning is onherroepelijk.
c. Oude Zwolseweg 91 te Wenum Wiesel
De jeugd zorgboerderij Wenumse Veldzicht heeft ten onrechte een woonbestemming gekregen in plaatse van een agrarisch bestemming met bouwvlak.
d. Zwolseweg 538
Er is een verzoek binnengekomen om afsplitsing van de bedrijfswoning bij het autobedrijf aan de Zwolseweg 538. De huidige bedrijfswoning krijgt een reguliere woonbestemming. Daarnaast voorziet de geldende lijst van toegelaten bedrijfstypen niet in een autohandel en reparatiebedrijf. Evenals bij Zwolseweg 431 wordt deze omissie hersteld en is hier de gewijzigde lijst van toegelaten bedrijfstypen van toepassing voor autohandel en reparatie.
De vier locaties zijn hierna op de topografische kaart weergegeven.
e. opnemen karakteristieke objecten
Tot slot moet een aantal als cultuurhistorisch waardevolle objecten die als 'karakteristiek' zijn aangemerkt en die niet zijn gelegen in de aanduiding 'beschermd dorpsgezicht', worden beschermd tegen sloop zonder omgevingsvergunning door de bestemmingsomschrijving bij de bestemmingen die karakteristieke bebouwing bevatten te wijzigen en door de uitzonderingsregel voor vergunningplicht van artikel 45, lid 2, sub a van het bestemmingsplan Wenum Wiesel en buitengebied aan te passen. Nu kunnen karakteristieke objecten buiten het beschermd dorpsgezicht worden gesloopt zonder cultuurhistorische en bouwkundige toets over de noodzaak van het slopen.
Deze karakteristieke objecten zijn verspreid gelegen in het bestemmingsplangebied.
De betreffende adressen c.q. locaties staan vermeld in de lijst karakteristieke objecten
1.2 Ligging En Begrenzing
a. Zwolseweg 431 en Zwolseweg 538
Beide autobedrijven liggen aan de Zwolseweg en zijn op onderstaande luchtfoto omlijnd.
b. Wieselsedwarsweg 28
Het complex van voetbalvereniging WWNA is gelegen aan de Wieselsedwarsweg 28, tussen de Houtentorenweg en Wieselsedwarsweg. Deze locatie is kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, sectie D, nrs. 7704, 7312.
c. Oude Zwolseweg 91
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het geldende bestemmingsplan is Wenum Wiesel en buitengebied, op 3 oktober 2013 vastgesteld door de raad van de gemeente Apeldoorn. Bij Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (201311596/1/R2) op 3 december 2014 zijn de ingediende beroepen ongegrond verklaard en is het bestemmingsplan geheel onherroepelijk.
Per locatie wordt hieronder de geldende bestemming weergegeven.
a. Zwolseweg 431
Dit autohandelsbedrijf heeft de bestemming 'bedrijf' gekregen. De bij deze bestemming behorende bedrijvenlijst voorziet niet in het huidige gebruik. Middels deze bestemmingsplan herziening wordt het bedrijf en de daarbij behorende lijst van toegelaten bedrijfstypen overeenkomstig de huidige situatie bestemd.
Uitsnede plankaart
Autohandelsbedrijf
b. Wieselsedwarsweg 28
In het bestemmingsplan valt dit voetbalcomplex van Voetbalvereniging Wenum-Wiesel Noord Apeldoorn (WWNA) binnen de bestemming 'Sport' en 'Waarde archeologie middelhoog'. De lichtmasten zijn echter niet in de bebouwingstabel van het geldende bestemmingsplan genoemd, terwijl deze bouwwerken wel waren opgenomen in het voorheen geldende bestemmingsplan. Middels deze bestemmingsplan herziening wordt dit euvel hersteld.
Uitsnede plankaart
Voetbalcomplex
c. Oude Zwolseweg 91
De jeugd zorgboerderij heeft ten onrechte een woonbestemming gekregen. In het voorheen geldende bestemmingsplan had dit perceel een agrarische bestemming met bouwvlak.
Uitsnede plankaart
d. Zwolseweg 538
De bedrijfswoning (nr. 538) maakt planologisch onderdeel uit van de bedrijfsbestemming. Middels deze herziening krijgt de bedrijfswoning een reguliere woonbestemming en wordt het bedrijf en de daarbij behorende lijst van toegelaten bedrijfstypen overeenkomstig de huidige situatie bestemd.
Uitsnede plankaart
e. karakteristieke objecten
In artikel 45 van de regels 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden' staat in lid 2, sub a, dat van vergunningplicht zijn uitgezonderdwerken en werkzaamheden die plaatsvinden binnen bouwvlakken, gronden met de bestemming bedrijf, detailhandel, horeca, maatschappelijk, recreatie - recreatiewoning, sport, wonen - 2 een en ander met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding beschermd dorpsgezicht.
Dit houdt in, dat alleen voor karakteristieke objecten binnen de contour van het beschermd dorpsgezicht een omgevingsvergunning voor een werk (gedeeltelijk of gehele sloop) vereist is. In deze herziening wordt dit uitgebreid met de reeds als karakteristiek aangewezen objecten buiten het beschermd dorpsgezicht. Het betreft karakteristieke bebouwing in de bestemmingen Horeca, Agrarisch, Bedrijf, Sport en Wonen - 2.
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
De toelichting van dit bestemmingsplan is beknopt, omdat in dit herstelplan legale situaties worden vastgelegd en geen nieuwe ontwikkelingen worden gefaciliteerd. De bestaande situaties zijn niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan zijn er nieuwe beleidskaders vastgesteld voor archeologie en voor parkeren. In hoofdstuk 2 worden de relevante delen van deze beleidskaders beschreven. Vanwege het reeds bestaande karakter van de situaties hoeft de uitvoerbaarheid niet aangetoond te worden. In hoofdstuk 3 komen de planologische aspecten aan bod, die vooral betrekking hebben op milieukundige- en archeologische waarden. In hoofdstuk 4 wordt de juridische planopzet toegelicht.
2 Beleidskader
Omdat het in dit plan gaat om het vastleggen van de bestaande situatie is er maar een beperkt aantal beleidskaders waarmee rekening moet worden gehouden bij het opstellen van het bestemmingsplan Daarom kan worden volstaan met een bondige toets aan het nieuwe beleid op het gebied van verkeer/parkeren en cultuurhistorie/archeologie.
2.1 Gemeentelijk Beleid
2.1.1 Verkeersbeleid
De gemeenteraad heeft op 7 juli 2016 de Verkeersvisie 2016-2030 vastgesteld. In de Verkeersvisie is het toekomstige verkeersbeleid beschreven, inclusief de maatregelen die nodig zijn om het beleid te realiseren. De drie kernopgaven voor het verkeer zijn: Apeldoorn fietsstad, meer openbaar vervoer op maat en bestaande wegen beter benutten en veiliger maken. Zij zijn uitgewerkt in concrete projecten in de Verkeersvisie 2016-2030. De gemeente wil op het gebied van mobiliteit en transport inzetten op blijvend groen, duurzaam en leefbaar.
Parkeernormen
De gemeenteraad heeft op 21 maart 2019 de Parkeervisie en de Beleidsregel parkeren vastgesteld. De parkeervisie beschrijft de gemeentelijke handelswijze ten aanzien van zones voor betaald parkeren en vergunningparkeren, parkeerbewegwijzering, parkeernormen en de ontwikkeling van (digitale) gebruiksmogelijkheden. Op financieel gebied wordt ingegaan op diverse tariefstellingen en de consequenties hiervan voor de gemeentelijke financiën.
De beleidsregel Parkeren legt vast wat wordt verstaan onder het realiseren van voldoende parkeerruimte. De beleidsregel geeft inzicht in het aantal, de kwaliteit en de plek van de te realiseren parkeerplaatsen. Het bepalen van voldoende parkeerruimte gebeurt bijvoorbeeld door het hanteren van parkeernormen voor auto's. De beleidsregel dient als toetsingskader bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen en bepaalt hoe de parkeerregel in bestemmingsplannen wordt toegepast. In de regels van dit bestemmingsplan wordt een koppeling gelegd met deze parkeernota.
2.1.2 Nota I-cultuur
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een cultuurhistorische en een archeologische beleidskaart. In het kader van dit bestemmingsplan zijn uitsluitend de archeologische beleidskaart en de bij het bestemmingsplan Wenum Wiesel en buitengebied gevoegde Cultuurhistorische waardering karakteristieke bebouwing van belang.
3 Bestaande Situatie; Historie
De buurtschappen Wenum en Wiesel behoren tot de oudste dorpen in de gemeente. De naam Wenum is een 'heimnaam', dat op een Saksische oorsprong wijst (6de, 7de eeuw n.Chr.). Archeologisch onderzoek in Wiesel heeft aangetoond dat in dit gebied al sprake van bewoning is in de late bronstijd en vroege ijzertijd (circa 1200 v. Chr.). De eerste schriftelijke vermelding van beide buurtschappen is het begin van de 14de eeuw (1313 Wenum en 1335 Wiesel). Ook zijn op enkele locaties sporen aangetroffen van bewoning uit de Middeleeuwen (vanaf 450 n. Chr.). Wenum en Wiesel worden gescheiden door de Zwolseweg. Aan de oostkant ligt Wenum en aan de westkant Wiesel. In het zuiden van Wenum lag vroeger een uitgestrekt heideterrein, genaamd het Wenumsche Veld, waarvan het noordelijke deel behoorde tot de mar en het zuidelijke tot de marke Noord-Apeldoorn. De heidevelden zijn in 1852 verdeeld. In 1872 waren wegen aangelegd en percelen uitgezet, die ontgonnen werden voor agrarische gebruik, voornamelijk voor grasland. De eerste huizen waren toen al gebouwd aan de Wieselseweg, de Puinweg en de Zwolseweg. De kaart van 1915 laat nog een mozaïek zien van bouwlanden, weilanden, heidevelden en bosjes.
De buurtschappen Wiesel en Wenum op de topografische kaart van 1915
In de loop van de twintigste eeuw is de bebouwing langs de wegen verder uitgebreid tot vrijwel aaneengesloten lintbebouwing. Het gebied Wenum-Zuid is met de groei van Apeldoorn thans net buiten de eigenlijke stad gelegen. Het huidige landschap wordt getypeerd door een mozaïek van bebouwing (woningen, bedrijfspanden en enkele villa's), graslanden en bosjes. De bebouwing heeft geleidelijk een groot deel van de ruimte langs de wegen opgevuld.
4 Planologische Aspecten
4.1 Milieuaspecten
4.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.
Het bestemmingsplan Wenum Wiesel en buitengebied herstelplan is een beheerplan, dat betekent dat het bestemmingsplan conserverend is en voorziet in bestaande rechten en de huidige situatie vastlegt.
Alleen voor de locatie Zwolseweg 538 voorziet het bestemmingsplan in een nieuwe planologische situatie. Hier is specifiek beoordeeld of er belemmeringen zijn de bedrijfswoning om te zetten naar een reguliere woonbestemming. Reparatie en onderhoud aan en verhuur van personen en bedrijfsauto's wordt hierin conform het feitelijk legale gebruik hierin meegenomen. Tegen de huidige planologische situatie bestaan geen ruimtelijke en/of milieuhygienische bezwaren.
4.1.2 Bodem
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De legaal aanwezige functies zijn positief bestemd. Daarom is het niet nodig onderzoek te doen naar de kwaliteit van de bodem en het grondwater.
4.1.3 Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Dit bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige functies toe. Bovendien worden geen nieuwe wegen, spoorwegen of bedrijventerreinen aangelegd. Op grond van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
4.1.4 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De volgende tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype +rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen(hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebiedenmetfunctiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Beschrijving en conclusies van de milieuzonering
Zwolseweg 431
In het plangebied Zwolseweg 431 heeft geen nieuwe ontwikkeling plaatsgevonden. De aanpassing van de lijst van toegelaten bedrijfstypen heeft geen consequenties voor de milieuzonering.
Wieselsedwarsweg 28
Naar aanleiding van een omgevingsvergunningaanvraag voor onder andere het plaatsen van lichtmasten, door de voetbalvereniging WWNA aan de Wieselsedwarsweg 28, is onderzoek ingesteld naar de lichtsterkte bij vier woningen aan de Wieselsedwarsweg. Het lichthinderonderzoek (8 september 2016, kenmerk 00409-11241-01; zie bijlage 1 bij de toelichting 'Onderzoek lichthinder') voor de aanvraag is in opdracht van gemeente Apeldoorn door DPA Cauberg-Huygen B.V. uitgevoerd. Het onderzoek is beoordeeld door de Omgevingsdienst Veluwe IJssel. Uit de beoordeling blijkt dat in de huidige/feitelijke situatie wordt voldaan aan de richtwaarde/norm. De gemeten waarden nabij de woningen zijn aanzienlijk lager dan de grenswaarden in de Richtlijn Lichthinder. Wel moet vermeld worden dat de masten niet voldoen aan de gewenste eisen die uitgesproken zijn door de sportvereniging en dat bij vervanging van de lampen in de toekomst een toename van de lichtsterkte in de omgeving is te verwachten. In de omgevingsvergunning is als voorwaarde opgenomen dat voldaan moet worden aan de grenswaarden voor verlichtingssterkte. Deze voorwaarde is tevens opgenomen als voorwaardelijke verplichting in de regels.
Voor dit bestemmingsplan is het daarom niet nodig (verder) onderzoek uit te voeren en wordt volstaan met een beschrijving van de milieuaspecten.
De omgevingsvergunning voor de lichtmasten is onherroepelijk geworden.
Oude Zwolseweg 91
Voor het plangebied Oude Zwolseweg 91 is het voorheen geldende bestemmingsplan en de verleende natuurvergunning uitgangspunt. De jeugd zorgboerderij Wenumse Veldzicht mag op grond van de melding van 25 juni 2010, 36 paarden en pony's en 35 stuks kleine huis- en boerderijdieren houden.
De bestaande situatie voldoet aan de bepalingen inzake geur zoals opgenomen in artikelen 3.117 tot en met 3.119 van het Activiteitenbesluit (zie bijlage). Het bedrijf beschikt tevens over een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet (thans Wet Natuurbescherming) verleend voor het houden van 36 volwassen paarden.
De huidige activiteit op de planlocatie is een zorgboerderij met paarden. De geldende afstanden volgens de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' voor deze activiteit zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Milieu cat. | SBI-code 2008 | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Veiligheid |
3.1 | 0143 | Houden van paarden | 50 * | 30 | 30 | 0 |
*de aan te houden afstand voor geur in het Activiteitenbesluit is bepalend |
Voor de genoemde activiteit op de planlocatie geldt op basis van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering een aan te houden milieuzone van 50 meter. Dit betreft een richtafstand waarvan gemotiveerd afgeweken kan worden.
Op 34 meter van de paardenstal bevindt zich op het perceel Oude Zwolseweg 93 een woning. De woning aan de Oude Zwolseweg 95 valt nog deels binnen de aan te houden milieuzone van 50 meter voor het aspect geur. Derhalve kan niet voldaan worden aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie. Echter het betreft hier geen nieuwe situatie, maar een bestaande situatie.
De bestaande situatie voldoet aan de bepalingen inzake geur zoals opgenomen in artikelen 3.117 tot en met 3.119 van het Activiteitenbesluit.
Vanwege de korte afstand tot woningen van derden is het niet mogelijk om nieuwe bedrijfsmatige agrarische activiteiten op deze locatie toe te staan. Alleen op grond van de in het verleden verkregen rechten is het mogelijk om de huidige agrarische activiteiten in te passen. Daarom worden de maximale planologische mogelijkheden beperkt tot de huidige situatie. Op de plankaart wordt daarom een bouwaanduiding opgenomen die regelt dat het uitbreiden en/of toevoegen van stallen ten behoeve van vee niet is toegestaan.
Zwolseweg 538
De beoogde woonbestemming is gelegen aangrenzend aan de bedrijfsbestemming van Zwolseweg 538. Het bouwvlak van de woning wordt op minimaal 10 meter van de bedrijfsbestemming geprojecteerd zodat voldaan wordt aan de milieuzonering. De aanpassing van de lijst van toegelaten bedrijfstypen heeft ook hier geen consequenties voor de milieuzonering.
4.2 Archeologie
Zoals in paragraaf 2.1.2.1 al is uiteengezet heeft de gemeenteraad op 18 juni 2015 de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld. Op deze beleidskaart is voor het hele grondgebied van de gemeente Apeldoorn aangegeven hoe groot de kans op het aantreffen van archeologische sporen en vondsten is.
Drie planlocaties bevinden zich in gebieden met een lage tot hoge archeologische verwachting. Dit betekent dat bij grondwerkzaamheden en bij bouwwerken, waarbij in de grond dieper dan 35 cmonder het maaiveld wordt gegraven en over een oppervlakte van meer dan 500 m², door of in opdracht van de initiatiefnemer een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden voordat de omgevingsvergunning wordt aangevraagd. Bij de aanvraag moet het rapport overlegd worden, waarin de archeologische waarde van de gronden, waarop de aanvraag betrekking heeft, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld .
De vierde locatie aan de oude Zwolseweg 91 betreft een zone met een lage archeologische verwachtingswaarde.
Uitsnede archeologische beleidskaart 2015
4.3 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
Met de eigenaar van Zwolseweg 538 is een anterieur contract gesloten waarbij zijn aandeel in de plankosten zijn verhaald, overeenkomstig de gemeentelijke tarieventabel. Voor het overige is geen sprake van verhaalbare kosten van grondexploitatie als bedoeld in artikel 6.24 BRO.
5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
In de hoofdstukken 1 en 3 van de toelichting is de bestaande situatie beschreven. Hoofdstuk 4 bevat een toelichting op de planologische aspecten. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 5.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 5.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 5.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
5.2 Karakter Bestemmingsplan
Bestemmingsplan Wenum Wiesel en buitengebied herstelplan is een beheersplan, waarin de bestaande situatie en het geldende recht uitgangspunt zijn voor de wijze van bestemmen. Daarmee wordt bedoeld dat de bestaande situatie is vastgelegd en is voorzien van een actuele regeling.
Voor de regels en de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.
5.3 Bestemmingen
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Bedrijf
Het garagebedrijf op de hoek Elburgerweg/Zwolseweg heeft de bestemming Bedrijf. Op gronden met deze bestemming zijn bedrijven van milieucategorie 1 en 2 toegestaan. De garagebedrijven vallen krachtens de bedrijvenlijst onder deze categorie. Dit geldt eveneens voor het garagebedrijf aan de Zwolseweg 538.
Door middel van het verlenen van een afwijkingsmogelijkheid kunnen ook bedrijven die niet voorkomen op de Lijst en bedrijven uit een hogere categorie dan bij recht is toegestaan worden toegelaten, mits ze naar aard en invloed op hun omgeving vergelijkbaar zijn met de bij recht toegestane bedrijven. In de daartoe opgenomen procedure van afwijking kan worden bezien of de benodigde hinderbeperkende maatregelen mogelijk zijn (bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe technieken). Criterium voor het verlenen van afwijking is in dit geval dat de hinder die resulteert na het nemen van maatregelen niet groter is dan van de ter plekke wel bij recht toegelaten bedrijven zou kunnen worden verwacht.
Bedrijfswoning en Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van een deel van de bedrijfswoning en bijgebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan.
Binnen de bestemming Bedrijf is het uitoefenen van een bedrijf op het hele perceel toegelaten. Het is dan overbodig om nog iets te regelen over bedrijfsuitoefening aan huis. Voor alle duidelijkheid is in de bestemmingsregel vastgelegd dat het uitoefenen van een beroep aan huis is toegestaan.
Sport
Op de gronden met de bestemming Sport zijn sport en sportvoorzieningen in de categorie 1 toegestaan alsmede een voetbalcomplex.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
5.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
5.4.1 Algemene regels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 9 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 9.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het Artikel 12 overige zone - lage archeologische verwachtingswaardeplan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
In artikel 10 staan de algemene gebruiksregels. In de leden 10.1.1 en 10.2.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In de leden 10.1.2 en 10.2.3 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.
In artikel staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 17 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
5.4.2 Parkeren
Door een wijziging van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn op 29 november 2014 de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening vervallen. De stedenbouwkundige bepalingen van de Bouwverordening waren in Apeldoorn overwegend nog van belang vanwege de koppeling met de parkeernormen. Door het vervallen van deze bepalingen moet, daar waar het aanwezig zijn van voldoende ruimte voor het parkeren van auto's in het kader van een goede ruimtelijke ordening nodig is, in het bestemmingsplan een regeling voor het parkeren worden opgenomen. In dit bestemmingsplan is gebruiksregel parkeren opgenomen. Hierin is bepaald dat gebruik van gronden en bouwwerken zonder dat op de eigen kavel of in het openbaar gebied voldoende ruimte voor het parkeren van auto's aanwezig is, geldt als gebruik in strijd met de bestemming. Verder is bepaald dat een omgevingsvergunning voor het bouwen, uitbreiden en/of het wijzigen van het gebruik alleen wordt verleend als wordt aangetoond dat er op de eigen kavel of in het openbaar gebied voldoende ruimte voor het parkeren van auto's aanwezig is. In de Algemene afwijkingsregels de mogelijkheid opgenomen om van deze parkeerbepalingen af te wijken wanneer het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of als op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien. De uitleg bij de uitoefening van deze bevoegdheden wordt, zoals op grond van artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro mogelijk is, afhankelijk gesteld van de beleidsregel over de toepassing van die bevoegdheid. Het gaat dan om de beleidsregel die op het moment van uitoefening van die bevoegdheid geldig is. De gemeenteraad heeft op 21 maart 2019 de Parkeervisie en de Beleidsregel parkeren vastgesteld. In de regels van dit bestemmingsplan wordt een koppeling gelegd met de nog vast te stellen nieuwe parkeernota.
5.4.3 Bepalingen over waarden, milieuzones en andere zones
In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de in het plangebied voorkomende waarden, belemmeringenzones en dergelijke opgenomen. Dit zijn regels voor waarden, belemmeringenzones en dergelijke die in meerdere bestemmingen voorkomen. Door middel van gebiedsaanduidingen is aangegeven waar deze zones voorkomen.
Archeologie
De Archeologische beleidskaart 2015 kent zes categorieën gebieden met een verschillende archeologische verwachting. Voor twee van die categorieën bevat het bestemmingsplan geen regeling. De bescherming van terreinen met monumentale archeologische waarden, oftewel de archeologische monumenten, is geregeld in de Erfgoedwet, de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Van de zones met geen archeologische verwachting staat vast dat er geen archeologische waarden (meer) zijn. Voor de overige vier categorieën wordt in bestemmingsplannen een beschermende regeling opgenomen.
Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als Terrein met vastgestelde archeologische waarden hebben de aanduiding 'overige zone – vastgestelde archeologische waarden' gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als Terrein met archeologische waarden hebben de aanduiding 'overige zone – archeologische waarden' gekregen. Voor beiden geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan met een oppervlakte van meer dan 50 m2 (vastgestelde archeologische waarden) respectievelijk 100 m2 (archeologische waarden) en een diepte van 35 cm onder het vastgestelde maaiveld tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als Zone met (middel)hoge archeologische verwachting hebben de aanduiding 'overige zone – hoge archeologische verwachtingswaarde' gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als Zone met lage archeologische verwachting hebben de aanduiding 'overige zone – lage archeologische verwachtingswaarde' gekregen. Hiervoor geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan met een oppervlakte van meer dan 500 m2 (hoge archeologische verwachtingswaarde) respectievelijk 2.500 m2 (lage archeologische verwachtingswaarde) en een diepte van 35 cm onder het vastgestelde maaiveld tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend.
Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die mogelijke archeologische waarden in de bodem kunnen verstoren geldt voor alle vier de categorieën dat ze niet mogen worden uitgevoerd tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend. Daarbij gelden dezelfde oppervlakten en diepte als hiervoor genoemd. De vergunning kan alleen worden verleend als uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) in voldoende mate is vastgesteld, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren.
Als uit het archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk of door het uitvoeren van de werkzaamheden zullen worden verstoord kan het bevoegd gezag bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Deze voorschriften kunnen bestaan uit het treffen van technische maatregelen of uit het uitvoeren van nader onderzoek; van beide dient verslag aan het bevoegd gezag uitgebracht te worden.
Archeologisch onderzoek kent vele vormen en maten. Voor het archeologische onderzoeksrapport dat bij een vergunningaanvraag moet worden ingediend wordt meestal in eerste instantie een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd, eventueel aangevuld met een verkennend booronderzoek. Veelal is na deze fase bekend of vrijgave van het terrein mogelijk is of dat nader (of aanvullend) onderzoek noodzakelijk is. Het nader of aanvullend onderzoek, dat bij wijze van voorschrift aan de omgevingsvergunning verplicht kan worden gesteld, kan bijvoorbeeld bestaan uit een gedetailleerder booronderzoek of het graven van proefsleuven om een vindplaats op te sporen of uit te sluiten. Uiteindelijk kunnen deze vormen van onderzoek erin resulteren dat een behoudenswaardige archeologische vindplaats is aangetroffen. Afhankelijk van de ontwikkeling zal de vindplaats in dat geval ex situ (door een opgraving) of in situ (door inpassing in het plan) behouden moeten worden.
Bepalend voor het al dan niet bestaan van een onderzoeksverplichting zijn steeds de oppervlakte en de diepte van de bodemingreep. Bij de oppervlakte van de bodemingreep gaat het om de daadwerkelijk verstoorde oppervlakte. Als een gebouw op stroken gefundeerd wordt en er geen extra graafwerk plaatsvindt, dan geldt als bodemingreep alleen de oppervlakte van de strokenfundering. Wordt daarentegen ook de grond tussen de stroken dieper dan 35 cm vergraven, dan geldt als bodemingreep de volledige oppervlakte van het gebouw. Wanneer een gebouw wordt onderkelderd, wordt in de regel een flink grotere bouwput gegraven dan de oppervlakte van het gebouw. Daarom geldt als bodemingreep bij een onderkeldering de oppervlakte van de bouwput. Om dit zeker te stellen is in artikel 2 Wijze van meten over de wijze van meten bepaald hoe de oppervlakte van een bodemingreep moet worden gemeten.
In de regels is bepaald dat de diepte van de bodemingreep wordt bepaald vanaf de vastgestelde maaiveldhoogte van het Actueel Hoogtebestand Nederland 2 (AHN2). De AHN2 is een digitale hoogtekaart van Nederland, met voor heel Nederland gedetailleerde en precieze hoogtegegevens die de ligging van het maaiveld met grote nauwkeurigheid weergeeft. Door het hanteren van deze vastgestelde hoogteligging wordt bereikt dat niet alleen bij een eenmalige bodemingreep dieper dan 35 cm onder AHN2-maaiveld er een plicht tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek is, maar dat ook het geval is als er in de loop der jaren bij achtereenvolgende activiteiten meer dan 35 cm onder deze vastgestelde maaiveldhoogte gegraven wordt. In de begripsbepalingen is een definitie van het begrip AHN2-maaiveld opgenomen.
Zoals in paragraaf 2.1.2.1 al is uiteengezet leert de ervaring dat archeologische waarden in natuurgebieden relatief dicht aan het oppervlak kunnen liggen. Daarom is bepaald dat in gebieden met de bestemming een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden moet worden aangevraagd en archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij verstoringen van de bodem groter dan 10.000 m2 en een verstoringsdiepte van 0 cm onder het AHN2-maaiveld.
5.4.4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Horecatypen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
5511 5512 | Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
553 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
554.1 | Café's, bars | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
554.2 | Discotheken, muziekcafé's | 0 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Nevenactiviteiten
OMSCHRIJVING | CATEGORIE | ||
Recreatieverblijf in de bedrijfswoning respectievelijk woning | |||
Recreatief rustpunt | 1 | ||
Natuurbeheer | 1 | ||
Detailhandel, verkoop van op het betreffende agrarisch bedrijf vervaardigde agrarische producten | 1 | ||
Detailhandel, verkoop van voor de streek kenmerkende en als zodanig herkenbare, ter plaatse vervaardigde agrarische producten | 2 | ||
Detailhandel bij kwekerij, waarbij geldt dat uitsluitend is toegestaan detailhandel in ter plaatse gekweekte en geteelde producten en aanverwante artikelen, waaronder in ieder geval wordt verstaan potgrond, meststoffen en bloempotten. | 2 | ||
Kleinschalig kamperen, bestaande uit ten hoogste 25 standplaatsen uitsluitend ten behoeve van kampeermiddelen, uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, waarbij de afstand van ten minste 200 m tussen kampeerterreinen moet worden aangehouden | 2 | ||
Recreatieverblijven in andere gebouwen dan de (bedrijfs)woning; het aantal recreatieverblijven per kavel mag niet meer dan 3 bedragen en de oppervlakte per recreatieverblijf mag niet meer dan 25 m2 bedragen | 2 | ||
Recreatieve outdoor-activiteiten, waaronder boerengolf, paintball | 2 | ||
Educatiecentrum, museum | 2 | ||
Verhuur paarden, fietsen, kano's | 2 | ||
Huifkarcentrum | 2 | ||
gebruiksgerichte paardenhouderij | 2 | ||
Semi-agrarische bedrijvigheid (agrarisch hulpbedrijf, hoveniersbedrijf, bosbouwbedrijf, paardenpension) | 2 |
Bijlage 3 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen
Bijlage 3 Lijst van toegelaten bedrijfstypen
Bijlage 4 Lijst Van Toegelaten Sportvoorzieningen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie | ||||||
931H | Golfbanen | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||
9312 | Schietinrichtingen binnenbanen: boogbanen | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||||||
93111 | Schietinrichtingen buitenbanen met voorzieningen: boogbanen | 0 | 0 | 30 | 30 | 30 | 2 | ||||||
931F | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
Bijlage 5 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | CATEGORIE |
581 | Uitgeverijen (kantoren) | |
1814A | Grafische afwerking | 1 |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 |
9524 | Meubelstoffeerderijen | 1 |
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 |
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 |
50, 51 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 |
5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 |
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 |
791 | Reisorganisaties | 1 |
61 | Telecommunicatiebedrijven | 1 |
4, 65 | Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor | 1 |
41, 68 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 |
62 | Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. | 1 |
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 |
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 |
9602 | Schoonheidsspecialist op afspraak | 1 |
9602 | Kapper op afspraak | 1 |
9609 | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
016/2 | Agrarisch hulpbedrijf | 2 |
016/4 | Hoveniersbedrijf | 2 |
0149/5 | Imkerij | 2 |
162902 | Dakdekkers-/rietdekkersbedrijf | 2 |
41, 42, 43/3 | Klussenbedrijf | 2 |
Bijlage 6 Lichthinderzoek
Bijlage 1 Procedureschema
Ontwerpplan ter inzage | 05-09-2019 - 16-10-2019 |
Vaststelling door gemeenteraad | 22-04-2021 |
Terinzagelegging vastgesteld plan | 07-05-2021 - 17-06-2021 |