Asselsestraat 171-173 2 en Hoefweg 1
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Ontwerp op 02-05-2019 - in voorbereiding
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Asselsestraat 171-173 2 en Hoefweg 1 met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1369-ont1 van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan- of uitbouw
Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.7 aaneengebouwde woning
Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.8 aanvullend assortiment van een tuincentrum
Artikelen die een relatie hebben met het basisassortiment van een tuincentrum, waaronder in ieder geval worden begrepen vissen en andere dieren, dierenbenodigdheden, zwembaden, hengelsportartikelen, tuinkleding en -schoeisel, tuinspeelgoed, woon-, kado- en sfeer-artikelen en vuurwerk.
1.9 achtererfgebied
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.10 AHN2-maaiveld
De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.
1.11 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
1.12 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.13 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.14 basisassortiment van een tuincentrum
Basisartikelen die bij tuincentra verkrijgbaar zijn, bestaande uit:
- a. levend materiaal, waaronder in ieder geval begrepen bollen, knollen, zaden, bomen (waaronder kerstbomen), heesters, coniferen, vaste planten, seizoengroen/perkgoed, kamerplanten en snijbloemen;
- b. dood materiaal, waaronder in ieder geval begrepen gewasbescherming, meststoffen, grondproducten, vijver- en fonteinmateriaal, bestratingsmateriaal, tuinhout, blokhutten, kasjes, serres, tuingereedschappen, video's en boeken over tuin en planten, potterij, barbecue-artikelen, vuurpotten, tuinmeubelen, tuinverlichting, terrasaankleding en feestdagenartikelen.
1.15 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.16 bedrijfswoning
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.17 beroepsuitoefening aan huis
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.18 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
- bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.19 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.22 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.24 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 bruto vloeroppervlakte
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
1.27 bijgebouw
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
1.28 bijzondere boom
Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.
1.29 dependance
Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw, dat blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van de woning.
1.30 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.31 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.32 evenementen
Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.
1.33 folly
Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.
1.34 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.35 gestapelde woning
Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.
1.36 groepsaccommodatie
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.
1.37 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.38 kamerverhuurbedrijf
Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.
1.39 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.40 kavel
De bij een bestaand of te realiseren hoofdgebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.41 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.42 openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.43 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.44 peil
Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.
1.45 permanente bewoning
Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:
- a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente en/of
- b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.
1.46 productiegerichte paardenhouderij
Een paardenhouderij waar handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.
1.47 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.48 publieksgerichte dienstverlening
Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.
1.49 risicovolle inrichting
Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig is met een contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
1.50 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht. - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.51 supermarkt
Een winkel met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 500 m2 waar een grote verscheidenheid aan artikelen, grotendeels bestaande uit levensmiddelen, wordt verkocht en waarbij overwegend sprake is van zelfbediening door klanten.
1.52 twee-onder-een-kapwoningen
Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.53 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.54 verblijfsrecreatie
Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.
1.55 verkoopvloeroppervlakte
Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.56 voorerfgebied
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.57 windturbine
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.
1.58 winkel
Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.
1.59 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.60 woonadres
- a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.61 woonwagen
Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.62 woonwagenstandplaats
Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.
1.63 zakelijke dienstverlening
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.64 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
1.65 zorgwoning
Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.
2.7 de bodemingreep
De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.
2.8 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.9 de bouwhoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. wonen, uitsluitend op de verdiepingen boven de eerste bouwlaag;
- c. beroepsuitoefening aan huis;
- d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. parkeren;
- g. tuin en/of erf;
- h. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
- i. een geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende maatregelen';
- j. een laad- en losplaats, ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 6 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximum oppervlakte | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | - bouwvlak, | de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m de bouwhoogte van een geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende maatregelen' bedraagt tenminste 3 meter en ten hoogte 4 meter. |
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied;
- b. een laad- en losplaats, ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats;
- c. watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. tuin;
- f. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van 6 en de regels voor gebiedsaanduidingen van 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximum oppervlakte | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | speel- en klimtoestellen: 4 m (4.3) erf- en terreinafscheidingen: 1 m overig: 2,50 m |
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Algemene regels
- a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
- b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
- c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
- d. In afwijking van het in dit lid onder b en c bepaalde is ondergronds bouwen in het gehele plangebied, zowel binnen als buiten het bouwvlak, toegestaan voor het tot stand brengen van ruimten die een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
- e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt. Van de bepalingen over de bouwhoogte en oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitgezonderd de gronden ter plaatse van de bestemmingsvlakken met de bestemmingen en gebouwen zijnde mogen worden opgericht met de bouwhoogte en oppervlakte die noodzakelijk zijn voor het functioneren van de hoogspanningsleiding.
- f. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten en situering gelden de dan aanwezige maten en situering, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
6.2 Afdekking van gebouwen
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Gebruik in strijd met de bestemming
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
- a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. het gebruik van bouwwerken die bestemd zijn voor verblijfsrecreatie ten behoeve van permanente bewoning.
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
7.2 Strafbepaling
Overtreding van het in lid 7.1 bepaalde is een strafbaar feit.
Artikel 8 Overige Zone - Archeologische Waarden
8.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische waarden' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied.
8.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische waarden' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,65 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Afwijken algemeen
9.2 Aangrenzende percelen
Afwijken als bedoeld in lid 9.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.
9.3 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 9.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 13 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Wijzigingsbevoegdheid algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.
10.2 Voorwaarden voor wijziging
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 12 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht Bouwwerken
13.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
13.3 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 14 Overgangsrecht Gebruik
14.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
14.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
14.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
14.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Asselsestraat 171-173 2 en Hoefweg 1.
Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn
d.d. nr.
Mij bekend,
De griffier,
Namens hem:
Pieter Guis
Teammanager Omgevingsrecht en Advies
1 Inleiding
Op de hoek Asselsestraat - Prinses Beatrixlaan staat al geruime tijd de voormalige Karwei locatie leeg.
Dit bestemmingsplan voorziet in de nieuwe functie voor de realisering van een supermarkt met twee woningen, het kantoor behorende bij de supermarkt en de technische ruimte op de verdiepingen.
1.1 Ligging En Begrenzing
1.1 Ligging en begrenzing
Het plangebied ligt aan de Asselsestraat en maakt onderdeel uit van een wijkwinkelcentrum in de wijk Brinkhorst. Het plangebied wordt begrensd door de Asselsestraat, Hoefstraat en Prinses Beatrixlaan.
1.2 Geldend Bestemmingsplan
Van toepassing is het geldende bestemmingsplan Brinkhorst en Orden, vastgesteld door de gemeenteraad op 18 juni 2015. De volgende bestemmingen en aanduidingen zijn van toepassing:
- Bedrijf met de functieaanduiding specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt;
- Wonen.
Tevens geldt er een gebiedsaanduiding overige zone specifieke archeologische waarden. Voorts bevat het geldende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid die voorziet in de mogelijkheid om de bestemming te wijzigen naar kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen.
De geldende mogelijkheden voorzien echter niet in de mogelijkheid om een supermarkt hier te kunnen vestigen.
http://nedbrw01:8891/NedBrowser/images/NBG_image-1908736276.png
1.3 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
Na dit inleidende hoofdstuk beschrijft de toelichting in hoofdstuk 2 het relevante beleidskader. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de ruimtelijke en functionele situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de beoogde plannen. In het daaropvolgende hoofdstuk wordt aangetoond dat het plan uitvoerbaar is. In hoofdstuk 6 wordt de juridische planopzet nader toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen
2 Beleidskader
2.1 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte
In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk werkt aan eenvoudiger regelgeving en verwacht dat medeoverheden zich ook inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving.
In de structuurvisie formuleert het kabinet zijn ambities voor 2040.
Concurrentiekracht: in 2040 behoort Nederland tot de top 10 van meest concurrerende economieën van de wereld met een kwalitatief hoogwaardig vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers door een goede ruimtelijk-economische structuur.
Bereikbaarheid: in 2040 beschikken gebruikers over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.
Leefbaarheid en veiligheid: in 2040 sluiten de woon- en werklocaties in steden en dorpen aan op de (kwalitatieve) vraag en locaties voor transformatie en herstructurering worden zoveel mogelijk benut. In 2040 biedt Nederland zijn burgers een veilige en gezonde leefomgeving, met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als in landelijk gebied. Nederland is blijvend beschermd tegen extreme weersomstandigheden, mogelijke overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging en er is voldoende zoetwater in droge perioden; Nederland is een bepalende speler in de internationale transitie naar duurzame mobiliteit en Nederland heeft nog steeds de bestaande (inter)nationale unieke cultuurhistorische waarden en een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Nederland kent in 2040 een robuust internationaal energienetwerk en de transitie naar duurzame energiebronnen is ver gevorderd.
Betekenis voor het initiatief
De meeste van de 13 nationale belangen zijn niet van betekenis voor dit bestemmingsplan. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het bestemmingsplangebied zodoende zeer beperkt is. Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie en vooral de gemeente. Wel relevant is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en ruimte zorgvuldig benutten. De ladder bevat drie stappen waarmee ruimtelijke besluiten gemotiveerd moeten worden. De ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), laatstelijk gewijzigd in juli 2017.
In paragraaf 5.4 is de toetsing aan de ladder beschreven.
2.2 Omgevingsvisie Gelderland
Op 9 juli 2014 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.
Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Daarbij richt de provincie zich met haar partners vooral op:
- kansen bieden aan bestaande en nieuwe bedrijven;
- het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's;
- het creëren van een goede bereikbaarheid van de stedelijke gebieden en de economische kerngebieden met fiets, openbaar vervoer en auto maar ook digitaal;
- het versterken van ruimtelijke randvoorwaarden voor de sterke (top)sectoren en het verbeteren van de kennisinfrastructuur;
- een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor cultuurbeleving;
- een adequaat beheer (kwaliteit en kwantiteit) van bestaande en eventueel nieuwe woongebieden, bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel in Gelderland.
Het tweede doel is het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent vooral:
- ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek;
- zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
- een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
- een gezonde en veilige leefomgeving;
- een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegankelijkheid van cultuur, natuur en landschap.
De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.
Detailhandel
De Omgevingsvisie benoemt als centrale opgave voor de Stedendriehoek Apeldoorn, Deventer en Zutphen de verdere versterking van het vestigingsklimaat. Winkelgebieden dragen voor een belangrijk deel bij aan de vitaliteit en aantrekkelijkheid van steden en dorpen. Door een veranderende en afnemende vraag naar winkels komen veel winkelgebieden onder druk te staan. Ontwikkelingen op nieuwe locaties mogen niet leiden tot een ontwrichting van bestaande winkelgebieden.
Voor een goede afweging van locatiekeuze van nieuwe ontwikkelingen stelt de provincie Gelderland de Ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Een goede afweging vraagt om kennis van de bestaande voorraad en daaraan zijn vragen gekoppeld over de opgaven en kwaliteiten in een gebied. Zo is de vraag of de ontwikkeling past bij de doelen in Gelderland en zo ja, hoe de ontwikkeling kwaliteit toevoegt aan een gebied. Aangezien de ladder voor duurzame verstedelijking al is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening, heeft de provincie de ladder niet nogmaals overgenomen in de Omgevingsverordening. Wel zijn enkele opmerkingen in de Omgevingsvisie geplaatst bij de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking, de zogeheten Gelderse aanpak.
Nadien is de omgevingsvisie geactualiseerd. De provincie blijft zich inzetten voor vitale steden en dorpen en voor een duurzame verstedelijking, gericht op versterking van de stedelijke netwerken, gecombineerd met aandacht voor de vitaliteit van kleine kernen en dorpen. De kwalitatieve regionale opgave voor wonen is van provinciaal belang, net als het belang dat bij locaties met een bovenlokaal ontwikkelpotentieel die potenties benut worden. Het beleid voorziet in provinciale kaders voor het terugdringen van leegstand en overcapaciteit in gemeentelijke plannen en voor zorgvuldige locatie-afwegingen op regionaal niveau, waarbij de ladder voor duurzame verstedelijking wordt ingezet.
2.3 Omgevingsverordening Gelderland
Op 24 september 2014 hebben provinciale staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Nadien is de verordening geactualiseerd.
Ten aanzien van wonen:
De verordening bevat de regel dat nieuwe woonlocaties alleen zijn toegestaan wanneer dit past in het door Gedeputeerde Staten (GS) vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma (KWP) successievelijk de door GS vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
Het bestemmingsplan voegt niet meer woningen toe en er is sprake van vervangende nieuwbouw. Daarom wordt niet verder ingegaan op het provinciaal, regionaal en lokaal volkshuisvestingsbeleid.
Ten aanzien van detailhandel is in artikel 2.3.3.2 van de provinciale verordening geregeld dat nieuwvestiging van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen op perifere locaties niet wordt toegestaan. Met perifere (detailhandel)locaties wordt bedoeld detailhandelslocaties buiten binnenstedelijke winkelcentra, veelal aan de rand van de stad. De vestigingslocatie aan de Asselsestraat is niet perifeer gelegen en wordt gezien als onderdeel van het binnenstedelijke winkelgebied.
Betekenis voor het project
De gewenste ontwikkeling is getoetst aan de Omgevingsverordening. Twee belangrijke pluspunten zijn: de ruimtelijke kwaliteitsimpuls, en de verbetering van leefbaarheid. Dit tegen de achtergrond dat een aantal jaren is gezocht naar uitvoerbare herontwikkelingsalternatieven.
Het project leidt niet tot een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur. Dit is onderzocht in het kader van de toetsing aan het gemeentelijk detailhandelsbeleid en de zogenaamde ladder toets, zie 5.4.
De ruimtelijk-economische effecten zijn beschreven in de distributietoets en effectenstudie uitgevoerd door BRO. Deze effecten zijn overwegend positief namelijk het versterkt de detailhandelsstructuur. Dat neemt niet weg dat er wel effecten in termen van omzetverdringing kunnen optreden. Tegelijkertijd is geen sprake van duurzame ontwrichting op het niveau van wijk en stadsdeel. Met de uitgebreide analyses en beschreven effecten die hieraan ten grondslag liggen is ook invulling gegeven aan een zorgvuldige afweging binnen de ladder voor duurzame verstedelijking en wordt geconcludeerd dat deze ontwikkeling past binnen het provinciaal ruimtelijk beleid.
2.4 Structuurvisie Apeldoorn Biedt Ruimte
Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.
De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om daarop niet te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leveren aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.
De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken. Want alleen daardoor blijft de leefkwaliteit op peil en blijft Apeldoorn aantrekkelijk voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie. De gemeente stelt hoge kwaliteitseisen aan het fundament en wil er zelf in blijven investeren.
Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd die weergeven wat Apeldoorn grotendeels al is en waar Apeldoorn sterk in is: Apeldoorn is een comfortabele gezinsstad met een toeristisch toplandschap; heeft een veelzijdige economie en kent lokale duurzaamheid.. Aan deze ambities wil Apeldoorn samen met andere partijen bouwen.
De structuurvisie is een uitnodiging aan de samenleving om Apeldoorn mooier te maken. 'Apeldoorn biedt ruimte' staat voor ruimte bieden aan ideeën en initiatieven die passen bij de Buitenstad. De gemeente zal daarbij faciliteren en ondersteunen. Buiten het fundament van de Buitenstad biedt de gemeente hiervoor veel handelingsvrijheid, bijvoorbeeld door flexibel te bestemmen.
Niet alles gaat vanzelf. In sommige delen van Apeldoorn spelen ingewikkelde vernieuwingsopgaven. Opgaven die belangrijk zijn voor Apeldoorn als geheel, waarbij vaak hard gewerkt moet worden om iets van de grond te krijgen. In de structuurvisie worden die opgaven 'dynamo's' genoemd, elementen die eerst in beweging moeten komen voordat ze energie gaan opleveren. Het centrumgebied van Apeldoorn, de centrale delen van de Kanaalzone en kleinschalige herstructurering van wijken, buurten en dorpen zijn voorbeelden. De gemeente neemt in de dynamo's de regierol op zich. In de dynamo's ligt ook programmatisch de hoogste prioriteit. De verdere invulling ervan bepaalt de gemeente samen met initiatiefnemers.
Betekenis voor het project
'Apeldoorn biedt ruimte' staat voor ruimte bieden aan ideeën en initiatieven die passen bij de Buitenstad. De gemeente heeft specifiek detailhandelsbeleid opgesteld met als doel een duurzame gemeentelijke detailhandelsstructuur te behouden. Het voorgestane initiatief om een supermarkt te realiseren dient te worden getoetst aan dit detailhandelsbeleid (zie paragraaf 2.7).
Afgezien van het detailhandelsbeleid, sluit het initiatief aan bij de principes van de structuurvisie. De te realiseren supermarkt levert een belangrijke bijdrage aan het wooncomfort van Apeldoornse buurten in de Buitenstad en is bovendien goed bereikbaar met de auto, de fiets en de bus. Voor de ontwikkeling wordt de schaars beschikbare ruimte in Apeldoorn benut. Dit door een langdurig winkel- en bedrijfspand te slopen en het algehele terrein te herontwikkelen en herinrichten.
2.5 De Groene Mal
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
kaart Groene Mal
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
Betekenis voor het project
In het project blijft de structuur van de Asselsestraat en de Prinses Beatrixlaan intact en waar mogelijk worden aanwezige bomen ingepast.
2.6 Strategische Economische Beleidsvisie Apeldoorn 2000 - 2020
In dit document staan de belangrijkste uitgangspunten en ambities voor het economische beleid van Apeldoorn tot 2020. Voor verschillende economische sectoren zijn gedetailleerde uitvoeringsplannen gemaakt. Als ambitie kiest Apeldoorn voor verdere economische ontwikkeling. Speerpunten zijn:
- een evenwichtige economische basis behouden;
- de productiestructuur verbreden (clusterspecialisatie);
- de kwaliteit van toerisme en recreatie verbeteren;
- de binnenstad en vier wijkcentra versterken;
- de plattelandseconomie verstevigen.
De gemeente heeft 18 concrete activiteiten en projecten vastgesteld op verschillende economische terreinen; kantoren en bedrijven, wijkeconomie, zorgsector, detailhandel en horeca, toerisme en recreatie, plattelands-ontwikkeling en -economie, arbeidsmarkt en relatiebeheer.
Voor dit initiatief is met name een evenwichtige economische basis en de relatie met wijkcentra van belang. In paragraaf 2.7 is nader beschreven hoe het project zich verhoudt tot de economische structuur en detailhandelsstructuur van Apeldoorn.
2.7 Detailhandelsvisie 2014-2019
Op 16 januari 2014 heeft de gemeenteraad de Detailhandelsvisie 2014-2019 vastgesteld. De Detailhandelsvisie beschrijft de gemeentelijke visie op en ambities voor de lokale winkelstructuur. In de visie zijn de vijf hefbomen benoemd waar beweging noodzakelijk is en die bepalend zijn in het bereiken van het gewenste toekomstbeeld voor de detailhandel: de ontwikkeling van een robuuste, dynamische en complete winkelstructuur in Apeldoorn. Per hefboom zijn in de visie de gemeentelijke ambities beschreven en de aanpak om tot realisatie van die ambities te komen:
- 1. Uitnodigende Binnenstad
De toekomstige binnenstad is compact en compleet, goed bereikbaar en heeft een plezierig en aantrekkelijk verblijfsklimaat. Een bezoek aan Apeldoorn is een ‘dagattractie’. De binnenstad is een regionale trekpleister met winkels, horeca, cultuur, bezienswaardigheden en evenementen. Deze ambitie wordt gerealiseerd door aanpak van de aanloopstraten, actief de leegstand te bestrijden, branche verbreding te faciliteren en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. - 2. Vitale fijnmazige winkelstructuur
De gemeentelijke ambitie is om de fijnmazige winkelstructuur in de stad en het voorzieningenniveau in de dorpen te behouden en waar nodig te versterken. Deze ambitie wordt gerealiseerd door ruimte te bieden aan partijen die bestaande wijk- en buurtcentra aanpakken en/of saneren, aan marktinitiatieven die de kwaliteit van de fijnmazige winkelstructuur verbeteren en aan marktinitiatieven die de kwaliteit van het voorzieningenniveau in de dorpen verbeteren. - 3. Grootschalige en perifere detailhandel
Apeldoorn wil vestigingsmogelijkheden bieden voor perifere en grootschalige detailhandel. De ambitie is locaties te realiseren met een duidelijk kernprofiel: locaties die herkenbaar zijn voor de consument en een gevarieerd aanbod hebben. Deze ambitie wordt gerealiseerd door te kiezen voor:- a. handhaving van de bestaande kaders van winkelbranchering op de locaties De Voorwaarts (grootschalige detailhandel), Het Rietveld (perifere detailhandel in de woonbranche) en de Europaweg (perifere detailhandel);
- b. verkennen van de mogelijkheden zodra zich nieuwe initiatieven aandienen op de locaties Het Rietveld, Europaweg en de Kanaalzone die van de kaders voor branchering afwijken;
- c. uitwerken van een integrale toekomstvisie voor Het Rietveld met betrokken partners;
- d. handhaving van bestaande winkels in de Kanaalzone en daar vast te houden aan de bestaande branchering voor perifere detailhandel;
- e. verruiming van de mogelijkheden voor het voeren van aanvullend assortiment bij tuincentra en kwekerijen.
- 4. Vestigingsmogelijkheden voor internetwinkels
De gemeentelijke ambitie is om internetwinkels te faciliteren. Deze ambitie wordt gerealiseerd door:- a. internetwinkels zonder fysieke bezoekmogelijkheden mogelijk te maken in woonwijken en op bedrijventerreinen;
- b. afhaalpunten mogelijk te maken op bedrijventerreinen, winkelcentra of andere consumentaantrekkende locaties;
- c. internetwinkels met fysieke bezoekmogelijkheden mogelijk te maken in bestaande winkelcentra;
- d. het via maatwerk afwegen van vestiging van logistieke centra voor internetwinkels met fysieke bezoekmogelijkheden;
- e. het maken van een verkenning naar economische kansen voor internetbedrijven voor Apeldoorn.
- 5. Maatwerk
Een visie over de gewenste detailhandelsstructuur biedt richting, maar laat ook vragen onbeantwoord. Er zullen initiatieven komen die niet één op één passen in het voorgestane beeld. De deur gaat dan niet dicht maar het gemeentebestuur gaat in gesprek en kijkt met de initiatiefnemer naar mogelijkheden. Wel ruimte, geen willekeur. In de nota is aandacht voor de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan dit maatwerk.
Vitale fijnmazige winkelstructuur
Binnen de bestaande gebieden is veel dynamiek geconstateerd. Apeldoorn wil ruimte bieden aan deze dynamiek waarbij de fijnmazige winkelstructuur als uitgangspunt voor het beleid geldt. Daarom wordt ruimte geboden aan marktinitiatieven die de kwaliteit van de fijnmazige winkelstructuur verbeteren.
Het winkelgebied Asselsestraat is krachtens de detailhandelsvisie een wijkwinkelcentrum
Conclusie
Een ontwikkeling van een supermarkt sluit aan op de ambitie van de gemeente Apeldoorn om de fijnmazigheid van de winkelstructuur voor de dagelijkse aankopen te waarborgen en is in overeenstemming met het gemeentelijke beleid.
2.8 Verkeersvisie 2016 - 2030
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2016 – 2030 (vastgesteld juli 2016). De Verkeersvisie werkt de ambities voor Apeldoorn uit de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' uit voor het onderdeel Mobiliteit.
Comfortabele gezinsstad: iedereen kan zich veiligverplaatsen en er is sprake van een bereikbare, leefbare en aantrekkelijke (binnen)stad. De fietsis het primairevervoermiddel; ook het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol in de verplaatsingen.
Toeristisch toplandschap: de attracties, bezienswaardigheden en evenementen zijn ook bij piekdruktegoed bereikbaar. Na een bezoek aan bijvoorbeeld de attractieparken aan de rand van de Veluweweet men de weg naar de binnenstadte vinden.
Veelzijdige economie: winkels, kantoren en bedrijven zijn goed bereikbaar. Apeldoorn wordt goed ontsloten door de A1 en de A50 en een aantal provinciale wegen. De doorstromingop de hoofdwegen en met name op de Ringis essentieel. De binnenstad moet met alle vervoermiddelen goed toegankelijk blijven. Bij de bedrijventerreinenen werkgebieden kunnen zowel openbaar vervoer als de (e-)fiets naast de auto een steeds belangrijker rol spelen.
Lokale duurzaamheid: er moet een omslag worden gemaakt van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van elektriciteiten waterstof. Hierin spelen vooral marktpartijen en beslissingen op landelijk en Europees niveau een rol. De (e-)fietskan eveneens aan de doelstellingen van energieneutraliteit en uitstootvrij en daarmee aan een gezonde en schoneleefomgeving bijdragen. Op lokaal niveau zet Apeldoorn zich in voor een snelle overgang van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van duurzame energie.
De ambities uit de structuurvisie zijn vertaald in de volgende kernopgaven:
Kernopgave 1: Apeldoorn fietsstad: meer ruimte voor de fiets. Om deze opgave te realiseren wordt het gebruik van de fiets, ook in het voor- en natransport, gestimuleerd; worden de fietsroutes sneller en directer gemaakt en wordt het fietsgebruik veiliger gemaakt.
Kernopgave 2: Transitie van aanbodgericht naar vraaggericht en efficiënt openbaar vervoer. Om deze opgave te realiseren wordt een nieuw OV-netwerk ontwikkeld, wordt duurzaam en innovatief openbaar vervoer geïntroduceerd, worden de OV-knooppunten versterkt en worden nieuwe kansen die ontstaan door recreatie- en evenementenstromen benut.
Kernopgave 3: Beter en veilig gebruik van de infrastructuur. Om deze opgave te realiseren wordt de doorstroming op de hoofdwegen verbeterd, wordt bijgedragen aan de doorstroming op regionale en landelijke hoofdwegen, wordt (dynamische) informatie over parkeergelegenheden en over de drukte op wegen verstrekt, worden de parkeernormen geactualiseerd en wordt het parkeren gebruikersvriendelijker gemaakt.
In de Verkeersvisie worden deze (kern)opgaven vervolgens uitgewerkt in concrete voorgenomen maatregelen.
Parkeervisie en de Beleidsregel parkeren
De gemeenteraad heeft op 21 maart 2019 de Parkeervisie en de Beleidsregel parkeren vastgesteld. De parkeervisie beschrijft de gemeentelijke handelswijze ten aanzien van zones voor betaald parkeren en vergunningparkeren, parkeerbewegwijzering, parkeernormen en de ontwikkeling van (digitale) gebruiksmogelijkheden. Op financieel gebied wordt ingegaan op diverse tariefstellingen en de consequenties hiervan voor de gemeentelijke financiën.
De beleidsregel Parkeren legt vast wat wordt verstaan onder het realiseren van voldoende parkeerruimte. De beleidsregel geeft inzicht in het aantal, de kwaliteit en de plek van de te realiseren parkeerplaatsen. Het bepalen van voldoende parkeerruimte gebeurt bijvoorbeeld door het hanteren van parkeernormen voor auto's. De beleidsregel dient als toetsingskader bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen en bepaalt hoe de parkeerregel in bestemmingsplannen wordt toegepast.
Betekenis voor het initiatief
De locatie van deze ontwikkeling is gelegen in de zone buiten de binnenstad en de bijbehorende functie is, conform de detailhandelsvisie, “wijkwinkelcentrum”. Daarmee is de geldende parkeernorm voor dit initiatief 5,1 pp per 100 m² bvo. De parkeernorm voor de appartementen is 1,5 pp per woning. Deze normen zijn in de planregels opgenomen.
2.9 Waterbeleid
2.9.1 Nationaal beleid
2.9.2 Provinciaal beleid
Het provinciale waterbeleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland. Daarin is onder andere vastgelegd hoe het grondwater(winning) beschermd moet worden tegen negatieve effecten (kwaliteit en kwantiteit) en hoe moet worden gehandeld wanneer er toch een (dreigende) verontreiniging van het grondwater optreedt. Ook zijn verschillende zaken vastgelegd over het omgaan met natte landnatuur en oppervlaktewater. Op de kaarten zijn beschermingszones voor verschillende onderwerpen vastgelegd.
Uitgangspunt bestemmingsplan
Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten is onderdeel van ruimtelijke plannen. Verandering van (gebruik van) een gebied mag geen negatief effect op het (grond)water of de waterafhankelijke natuur hebben.
2.9.3 Waterschapsbeleid
In 2015 heeft Waterschap Vallei en Veluwe het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Hierin beschrijft het waterschap de ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van samenwerkings- en innovatiemogelijkheden. Op basis van nieuwe opgaven als klimaatverandering, zuivering van complexe stoffen en maatschappelijk ontwikkelingen zoals het streven naar een duurzaamheid en circulaire economie zijn zes ambities geformuleerd:
- 1. Beschermen tegen overstromingen
- 2. Zorgen voor de juiste hoeveelheid water
- 3. Zorgen voor de goede oppervlaktewaterkwaliteit
- 4. Schoon en vuil water worden zoveel mogelijk gescheiden
- 5. Afwalwaterketen en watersysteem samen met de partners als één geheel beheren
De ambities zijn voor de programma's waterveiligheid, watersysteem (voldoende en schoon) en waterketen vertaald in doelen en maatregelen voor 2021.
Uitgangspunt bestemmingsplan
Bij veranderingen op of rondom het oppervlaktewater en waterkeringen evenals bij de realisatie van voldoende waterberging voor nieuwe ontwikkelingen zijn de regels van de keur van het waterschap van toepassing.
2.9.4 Gemeentelijk beleid
2.10 Uitvoeringsnota Geluid 2005-2009
De gemeente Apeldoorn heeft de ambitie om ongewenste milieusituaties te saneren en voor de toekomst het milieubelang duidelijker te betrekken bij de planontwikkeling voor wonen, werken en verkeer. Voor het aspect geluid zijn ambities en handvatten weergegeven in de uitvoeringsnota.
Toekomstige geluidshinder dient te worden voorkomen. Daarom heeft de gemeente de Handreiking Geluid in bestemmingsplannen en projecten opgesteld. De handreiking geeft aanwijzingen voor het maken van keuzes met betrekking tot geluid in ruimtelijke plannen of projecten. Ook geeft de handreiking mogelijke maatregelen en oplossingen om overschrijding van de geluidsnormen te voorkomen.
Betekenis voor het initiatief
Om de effecten op de geluidbelasting te kunnen beoordelen heeft voor het project akoestisch onderzoek plaatsgevonden. In dit onderzoek zijn de verschillende vormen van geluidhinder in beeld gebracht en getoetst aan de wettelijke normen. Daaruit blijkt dat de ontwikkeling voldoet aan de in het Activiteitenbesluit gestelde eisen ten aanzien van de optredende geluidsbelasting. Ook vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is sprake een acceptabele geluidssituatie. De resultaten van de onderzoeken zijn beschreven in paragraaf 5.1.4Geluidhinder.
2.11 Nota I-cultuur
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart. Deze worden beschreven in de paragrafen 5.5.1.2
2.12 Welstandsbeleid
Artikel 12a van de Woningwet verplicht iedere gemeente om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing. Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juni 2017 de Welstandsnota 2017-2020 'Aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. De welstandsnota is het kader waaraan de onafhankelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit toetst of aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen voldoen aan redelijke eisen van welstand.
Doel van de welstandsnota is het zorgen voor een goede balans tussen het borgen van de basiskwaliteit van de ruimtelijke leefomgeving en het bieden van ruimte aan initiatiefnemers. Bij de welstandsnota hoort een website die het welstandsbeleid voor iedereen toegankelijk maakt.
De nota gaat uit van één welstandsniveau voor álle gebieden van de hele gemeente Apeldoorn en werkt vanuit een piramide:
- Vergunningvrije bouwwerken: geen welstandstoetsing
Onder deze categorie valt het grootste deel van de bouwwerken. - Veelvoorkomende bouwwerken:eenduidige criteria die voor de hele gemeente gelijk zijn.
Het grootste deel van de vergunningplichtige bouwwerken, zoals erkers en dakkapellen, valt onder deze categorie. In deze categorie is ook het reclamebeleid ondergebracht. - Specifieke bouwwerken: welstandstoetsing op basis van gebiedsgerichte doelstellingen
Onder deze categorie vallen de grotere bouwplannen. De gebiedsgerichte doelstellingen zijn per dorp, wijk, gebied of gebiedstype geformuleerd. Het werken met doelstellingen die de kernkwaliteiten van het gebied beschrijven in plaats van te werken met stringente criteria waaraan het bouwwerk moet voldoen, maakt verschillende ontwerpoplossingen mogelijk en biedt daarmee ruimte voor de initiatiefnemer.
`
Het plangebied voor de Lidl ligt binnen het gebied “Brinkhorst en Driehuizen”. Binnen dat gebied is het welstandsbeleid gericht op het behoud van het collectieve karakter van de zee aan Apeldoornse huisjes in deze wijk. De kracht van de grote hoeveelheid aan gelijksoortige huizen verdraagt ook beperkte diversiteit van het uiterlijk van het Apeldoorns huis door af te wijken van de buren met bijvoorbeeld kleurgebruik, een erker of dakkapel. De enkele grootschalige complexen en bedrijfsgebouwen in de wijk laten zien dat er ruimte is voor vernieuwing in de wijk. Ze wijken sterk af van de structuur van huisjes of planmatige woningbouw en maken door hun afwijkende verschijning de wijk rijker. Naast de doelstellingen komt in de welstandsnota per gebied ook de verschillende type bebouwing aan bod. Voor wat betreft lintbebouwing is aangegeven dat diversiteit in kapvorm, rooilijn en gevelindeling van belang is. Nieuwe eigentijdse invullingen zijn mogelijk mits ze een individueel karakter kennen. Vaak zijn er aan de linten oude winkelpanden, die herkend kunnen worden aan een deur op de hoek. Aandacht voor dit soort details houdt het lint authentiek.
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Historie
De wijk Brink en Orden kent een lange geschiedenis. De ruimtelijke staat van de wijk is het beste te beschrijven aan de hand van de grofweg vier periodes waarin de ontwikkelingsgeschiedenis valt te onderscheiden. De periodes zijn:
- 1. Het ontstaan van lintbebouwing langs historische (verbindings)wegen zoals de Asselsestraat.
- 2. De organische groei van de stad: vanuit de richting van het centrum naar buiten vond geleidelijke stadsuitbreiding plaats. Landbouwgrond maakte langzaamaan plaats voor een wijk waarvan het beeld in sterke mate bepaald wordt door kleine (half-)vrijstaande Apeldoornse huisjes aan de oostzijde en villa-achtige bebouwing aan de westzijde.
- 3. De planmatige ontwikkelingen, waar een gebied in een keer naar een samenhangend ontwerp werd ontwikkeld. Het gaat daarbij zowel om vooroorlogse sociale woning bouwcomplexen, als om grootschalige stads uitbreidingen in de wijk Orden.
- 4. De transformatie of stadsvernieuwing, waarbij al eerder volgebouwde plekken, zoals industrielocaties, werden vervangen door nieuwe bebouwing.
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
De Asselsestraat is een belangrijke verbindingsweg. Deze oude ruimtelijke structuur is in de huidige wijk goed zichtbaar. Vanaf het centrum van Apeldoorn loopt de Asselsestraat door Brinkhorst naar het westen het bos in. Bijzondere functies concentreerden zich al van oudsher langs dit lint. Zo is een mooie mix aan functies ontstaan aan de Asselsestraat waarbij voorzieningen en woningen elkaar afwisselen. De bebouwingsdichtheid en hoogte neemt vanuit het centrum geleidelijk aan af zodat de bebouwing de oriëntatie bevordert en je op basis van de bebouwing kunt voelen op welke locatie je in de stad bevindt.
Komend vanuit het buitengebied staan aan weerszijde van de Asselsestraat voornamelijk vrijstaande woningen en tweekappers op ruime erven. Richting de binnenstad vernauwd het profiel zich, krijgt de Asselsestraat een steniger karakter en wordt het bebouwingsbeeld stedelijker met minder tussenruimte, het verdwijnen van voortuinen en grotere gevelbreedte en hoogte. Vanaf ongeveer het Sprengenpark komen we steeds meer andere functies tegen. Vanaf dat punt kan de Asselsestraat gekarakteriseerd worden als het in de detailhandelsvisie aangemerkte wijkwinkelcentrum Asselsestraat. Hier is een mix van winkelvoorzieningen, woningen en overige voorzieningen aanwezig. Hiertoe behoren ook twee supermarkten. Deze vervullen een verzorgende functie voor de buurt. Het meest oostelijke deel van de Asselsestraat is een uitloper van de binnenstad. Voor het overige zijn er verspreid in het plangebied nog enkele winkels aanwezig. In feite kan gesteld worden dat het wijkwinkelcentrum Asselsestraat zich uitstrekt van het Sprengenpark tot aan de binnenstad..
De Prinses Beatrixlaan, waar de Koningslijn (voormalige spoorverbinding naar Paleis Het Loo) liep en de sprengen en beken zijn eveneens belangrijke historisch-ruimtelijke structuren in de wijk. De spoorlijn langs de Prinses Beatrixlaan is inmiddels verdwenen maar het tracé is nog steeds herkenbaar aan het profiel en de langgerekte parkstrook direct ten oosten van de Prinses Beatrixlaan. Het tracé heeft zich ontwikkeld tot de voornaamste groenstructuur in het gebied.
De voormalige bedrijfspanden waarin bouwmarkt Karwei voorheen gevestigd was zijn nog zichtbaar vanaf de Hoefweg, Beatrixlaan en deels de Asselsestraat. Het betreffen grote bakstenen hallen met een zadeldak die door hun grondoppervlakte niet passen tussen de omringende vrijstaande woningen en tweekappers met kleine korrel. Door de bakstenen gevels en relatief lage goten vormen ze geen storend relict en zijn juist typisch voor bedrijven die zich in het verleden achter de lintbebouwing en langs spoorwegen vestigden.
Aan weerszijde van de Asselsestraat is het voormalige agrarische gebied achter het bebouwingslint op een rationele wijze verkaveld met een zee aan kleine vrijstaande woningen van één tot anderhalve laag met kap die loodrecht op de straat ligt. Zo ook rondom deze toekomstige locatie van de Lidl. Aan de Hoefweg direct ten zuiden van het plangebied zien we een dergelijke rij met redelijk eenvormige vrijstaande woningen als ook aan de oostzijde van de Prinses Beatrixlaan waar de achtertuinen van die woningen grenzen aan de groenstrook. Direct aan de Asselsestraat staan nu een vrijstaande woning en een tweekappers, beide opgebouwd uit twee lagen met zadeldak.
Zicht op de oude bedrijfsgebouwen vanaf de Prinses Beatrixlaan
Structuur van de Prinses Beatrixlaan
De Asselsestraat in westelijke richting met links op de voorgrond het plangebied.
De ruimtelijke dragers.
Kenmerkend aan het gebied is het voormalige tracé van het 'Koningslijntje'. Deze spoorlijn is inmiddels verdwenen maar het tracé is nog steeds herkenbaar aan het profiel en de groene inrichting van de Prinses Beatrixlaan. Het tracé heeft zich ontwikkeld tot de voornaamste groenstructuur in het gebied
3.3 Groenstructuur
Aan de oostzijde begrenst de Prinses Beatrixlaan het plangebied. Het voormalige spoortracé is vervangen door een langgerekte groenstrook die is opgebouwd uit een brede grasstrook waar een voetpad in ligt. Deze groenstrook is van de Prinses Beatrixlaan afgeschermd middels een beukenhaag. De erfafscheidingen van de woningen die met de achtertuinen aan deze groenstrook grenzen zijn afgeschermd met bosschages en een haag. Het doel is om deze groenstrook zoveel mogelijk een uniform profiel en uitstraling te laten hebben als referentie naar de voormalige Koningslijn.
De Prinses Beatrixlaan
3.4 Verkeer En Vervoer
De hoofdverkeerstructuur binnen de wijk bestaat uit de Laan van Spitsbergen, Jachtlaan en PWA-laan, waarbij de Laan van Spitsbergen onderdeel van de ring is. De overige wegen in de wijk hebben in verkeerskundige zin een gelijkwaardige functie en maken onderdeel uit van het verblijfsgebied. Parkeren vindt hoofdzakelijk plaats op eigen erf en op de straat. Door de wijk loopt de Asselsestraat als fietsdoorstroomas. Daarnaast komen diverse aanvullende fietsroutes voor. De fietsroutes aan de Asselsestraat en de Jachtlaan maken deel uit van het fietsennetwerk binnen Apeldoorn maar ook daarbuiten. Met deze belangrijke recreatieve functie vormen deze een verbinding tussen stad en buitengebied. Aan de zuidzijde vormt de spoorweg Apeldoorn-Amersfoort de grens van het plangebied.
Ten gevolge van de realisering van dit plan zullen de volgende maatregelen worden getroffen:
Door het verbreden van het trottoir ter plaatse van de nieuwbouw naar 3,5 meter is daar ruimte voor een laad en losplek ten behoeve van de supermarkt, terwijl tegelijkertijd ook nog vrije ruimte over blijft voor voetgangers. Het laden en lossen ligt deels in de openbare ruimte en deels op eigen terrein.
Ter plaatse van deze laad en losplaats langs de Prinses Beatrixlaan is nu een bushalte. Deze bushalte moet als gevolg van dit plan worden verplaatst.
De rijbaan van de Prinses Beatrixlaan, tussen de Asselsestraat en de Ritbroekstraat, wordt aangepast naar 5,5 meter Dit is voldoende om op deze straat binnen een verblijfsgebied het verkeer af te wikkelen.
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
In dit hoofdstuk is de ruimtelijke opzet van de toekomstige situatie beschreven.
Zowel de bestaande opstallen van de voormalige Karweilocatie als de bestaande woningen aan de Asselsestraat worden gesloopt om op deze locatie een supermarkt te kunnen vestigen met een courant winkeloppervlakte. Het gehele terrein van de woning Hoefweg nr. 5 tot aan de Asselsestraat wordt in de toekomst gebruikt voor de supermarkt met bijbehorend magazijn, kantoren en technische ruimtes en de twee appartementen. Voor het parkeren wordt een onbebouwde strook tussen de Prinses Beatrixlaan en de achtertuinen van de woningen aan de Hoefweg gereserveerd.
4.1 Bebouwing
Voor een supermarkt is het van groot belang om de entree te richten op de parkeerplaatsen. Aangezien het parkeren plaatsvindt op de strook evenwijdig aan de Prinses Beatrixlaan krijgt de Lidl zijn entree aan de zuidoostzijde. Dit heeft tot gevolg dat het magazijn en de kantoren een plek krijgen aan de zijde van de Asselsestraat. Vanuit de karakteristiek van de Asselsestraat is het van belang dat er enerzijds een levendige gevel gericht is op de openbare ruimte en anderzijds de maatvoering aansluit op de diversiteit aan korrelgrootte van de bebouwing aan weerszijde van de Asselsestraat. Hierop heeft de architect geanticipeerd door de bebouwing visueel op te delen in drie volumes die verschillen in hoogte, voorgevelrooilijn, breedte, materialisering en gevelindeling. De hoogte varieert tussen de twee en drie bouwlagen waardoor de bebouwing aan de zijde van de Asselsestraat opgaat in de omliggende bebouwing. Ook de voorgevelrooilijn ligt grotendeels in lijn met de bebouwing aan weerszijde.
Een gemetseld blok met een glazen entree op de begane grond en daarboven twee verdiepingen met ieder één appartement ligt op de hoek van de Asselsestraat met de Prinses Beatrixlaan. De appartementen oriënteren zich op de openbare ruimte. Dit blok met appartementen en de entree naar het magazijn komt op grotere afstand van de Prinses Beatrixlaan te liggen dan het winkelvolume. Hierdoor is de winkelruimte visueel verbonden met de Asselsestraat en draagt de winkel bij aan de levendigheid van dit lint. Het tussenlid huisvest op de begane grond het magazijn. Daarboven komen de kantoren van de supermarkt en een daktuin. Dit compenseert dat op de begane grond geen levendige open plint gerealiseerd kan worden, maar ontstaat er wel een visuele relatie tussen de gebruiksruimtes in het gebouw en de openbare ruimte. Om de dichte gevel van het magazijn te verzachten richting de Asselsestraat krijgt het magazijn hier een houten gevel. Het derde deel krijgt een gemetselde gevel en markeert de hoek Asselsestraat-Hoefweg en krijgt een hoogte van circa twee lagen. Op de begane grond komt de opgang naar de kantoren op de verdieping achter een opening in de gevel zodat hier een open plint ontstaat.
Sfeerimpressie gevelbeelden Asselsestraat
De feitelijke winkelruimte is opgehangen tussen de Hoefweg en de Prinses Beatrixlaan waarbij de winkel zich presenteert richting de Prinses Beatrixlaan met een open glazen gevel waarachter de kassa's zijn gesitueerd. Dit volume is één laag hoog met een lessenaarsdak dat met een flauwe hellingshoek oploopt in zuidelijke richting. Aangezien de winkel met zijn achterkant aan de Hoefweg ligt komt aan deze zijde een dichte gevel. Bouwkundige elementen, dan wel begroeiing doorbreken het potentiële monotone beeld.
Sfeerimpressies gevelbeelden Hoefweg
Sfeerimpressie gevelbeelden Prinses Beatrixlaan
De parkeerplaats ligt ingeklemd tussen Prinses Beatrixlaan en de achtertuinen van de woningen aan de Hoefweg. Nabij de entree van de supermarkt is via een inrit vanaf de Prinses Beatrixlaan het parkeerterrein bereikbaar waarbij het parkeerterrein bestaat uit een centrale rijbaan met éénrichtingsverkeer in zuidelijke richting met aan weerszijde dwarsparkeerplaatsen. Aan de zuidzijde is net voor de bushalte de uitrit van het parkeerterrein. De afscherming richting de achtertuinen van de woningen aan de Hoefweg is een muur met begroeiing. Ook het hekwerk tussen het parkeerterrein en de Prinses Beatrixlaan krijgt begroeiing om het stenig beeld te verzachten. Om voldoende parkeerplaatsen te bieden komen langs de Hoefweg, Asselsestraat en Prinses Beatrixlaan langsparkeerplaatsen.
4.2 Verkeersontsluiting En Parkeren
Onderdeel van deze ontwikkeling is de inrichting van het parkeerterrein en de aanleg van een laad- en losplaats voor bevoorradend vrachtverkeer. Het parkeren van de auto's van de bezoekers en het stallen van een deel van de winkelwagens vindt plaats op het parkeerterrein. Dit parkeerterrein is particulier terrein dat openbaar toegankelijk is. Waar mogelijk worden er bomen in de nieuwe situatie ingepast, De verkeerssituatie blijft hoofdzakelijk zoals deze nu is. Het doorgaande fietsverkeer gaat via de fietspaden aan de randen van het plangebied. Het autoverkeer van en naar het parkeerterrein wordt afgewikkeld via de Asselsestraat en de Prinses Beatrixlaan.
Het bevoorraden van de supermarkt vindt plaats vanaf de hoek Asselsestraat – Prinses Beatrixlaan waar de vrachtwagen tussen de winkel en de rijbaan parkeert. Op de hoek is de entree naar het magazijn gesitueerd. Tijdens de bevoorrading kunnen voetgangers aan de overzijde van de Prinses Beatrixlaan naar de entree aan de zuidzijde lopen.
4.3 Duurzaam Bouwen
Bij de uitvoering van het duurzaamheidsbeleid wordt onder andere gestreefd naar een optimale energie-infrastructuur, waarbij duurzame bronnen als wind- en zonne-energie en bodemwarmte zoveel mogelijk worden benut. Daarnaast worden nieuwe energiebesparende technieken ingezet. Het herstellen van de natuurlijke waterhuishouding van stad en landschap, bijvoorbeeld door het vasthouden van (regen)water in het stedelijk gebied, is eveneens van belang. In het Bouwbesluit zijn eisen geformuleerd met betrekking tot energie en binnenmilieu, zoals de energieprestatienormering. Andere wettelijke instrumenten zijn de Wet milieubeheer en de Bouwverordening. Maatregelen die een duidelijke relatie hebben met ruimtelijke ordening, zoals dichtheden, zongerichte oriëntatie van kavels en de hoeveelheden groen, open water en verhard oppervlak, worden opgenomen in bestemmingsplannen. De ambities van de gemeente Apeldoorn reiken echter verder dan het wettelijke vangnet.
De geplande supermarkt voert een eigen duurzaamheidsbeleid en alle nieuw te bouwen filialen van het supermarktconcern voldoen aan het het Energielabel A++++. Hierbij moet gedacht worden aan:
Geen Gas;
Ledverlichting;
Isolatie a++++;
Warmte terugwinning;
Duurzame materialen.
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Milieuaspecten
5.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
5.1.2 Bodem
Een nieuwe of gewijzigde bestemming mag alleen in het bestemmingsplan worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Er moet dus onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Ter plaatse van deze nieuwe ontwikkelingen is bodemonderzoek uitgevoerd.
Onderzoeksresultaten bodem
Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat in de bodem verontreiniging is vastgesteld. In de grond is van 0 tot 1,5 meter beneden maaiveld een sterk verhoogd gehalte aan PAK aangetroffen. De omvang van deze verontreiniging wordt geschat op 1250 m³. Voordat de toekomstige functie kan worden gerealiseerd dient de bodem te worden gesaneerd. Voor deze sanering is een BUS melding ingediend bij de provincie Gelderland, het bevoegde gezag voor deze sanering. Uit de exploitatie van het bestemmingsplan blijkt dat voldoende rekening is gehouden met saneringskosten.
Toelichting beschikbare informatiebronnen
De volgende gegevens zijn beschikbaar:
- Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 en actualiserend bodemonderzoek Asselsestraat 171 Apeldoorn. De Klinker Milieu, 16 november 2012, rapportnummer 212125AA11.
- Milieuhygiënisch bodemonderzoek, Asselsestraat 171-175 Apeldoorn. De klinker Milieu, 6 december 2016, rapportnummer 212125AA12.
- BUS melding, 21 november 2018.
- Behandelingsbericht provincie Gelderland BUS melding Asselsestraat 171 Apeldoorn. Datum 19 november 2018.
Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt het volgende:
- 1. In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten met kwik, lood en PAK aanwezig.
- 2. De ondergrond is licht verontreinigd met kwik.
- 3. In het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan zink aangetroffen.
- 4. Op de locatie Asselsestraat 171-173-175 is een sterke verontreiniging met PAK in de grond aanwezig. Deze verontreiniging bevindt zich op de diepte 0 tot 1,5 meter beneden maaiveld en is te relateren aan de aanwezigheid van kolengruis in de bodem. De omvang van deze verontreiniging wordt geschat op 1250 m³.
- 5. De verontreiniging betreft een bestaande geval van ernstige bodemverontreiniging. De provincie Gelderland is bevoegde gezag voor deze verontreiniging.
- 6. Zintuiglijk is geen asbest in de bodem aangetroffen. In een monstergat is een licht verhoogd gehalte aan asbest aangetroffen. Er is geen vervolgonderzoek noodzakelijk
5.1.3 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen(hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebiedenmetfunctiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Beoordeling milieuzonering supermarkt
Voor een supermarkt geldt een richtafstand van 10 meter voor zowel geluid als veiligheid.
Milieu-categorie | SBI-code 2008 | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Veiligheid |
1 | 471 | Supermarkten, warenhuizen | 0 | 0 | 10 | 10 |
Binnen de milieuzone van 10 meter (zie de figuren hieronder) zijn meerdere woningen aanwezig (Hoefweg 5-25 evenals Ritbroekdwarsstraat 12 en 14). Bovendien zijn er appartementen gepland boven de supermarkt, die daarmee ook binnen de zone liggen.
Aan de zijde Asselsestraat is sprake van omgevingstype 'gemengd gebied' en aan de Hoefweg/Prinses Beatrixlaan 'rustige woonwijk'.
Alleen aan de noordzijde van het perceel is dus correctie mogelijk ten aanzien van de richtafstand voor geluid (met uitzondering van het aspect veiligheid). De huidige woningen worden ten behoeve van de nieuwbouw gesloopt. In 'gemengd gebied' zijn verder geen woningen gelegen binnen de milieuzone.
De nieuw te realiseren appartementen boven de supermarkt komen aan de Prinses Beatrixlaan en vallen onder omgevingstype 'rustige woonwijk'. Hier kan niet worden gecorrigeerd.
Geluid
Ten aanzien van geluid dient met behulp van een akoestisch onderzoek aangetoond te worden dat kan worden voldaan aan de eisen uit het Activiteitenbesluit en aan een goede ruimtelijke ordening. Op basis van het akoestisch onderzoek industrielawaai Lidl Asseslestraat Apeldoorn, rapportnummer 17.117.01-06 12 maart 2019, Windmill milieu management advies (Bijlage 3Akoestisch onderzoek industrie) blijkt dat hieraan onder de volgende voorwaarden voldaan kan worden:
- Behoud c.q. aanwezigheid van een wand van tenminste 3 meter hoog aan de Beatrixlaan/Hoefweg.
- Laden en lossen mag alleen tussen 7.00 uur en 19.00 uur op de aangegeven laad- en loslocatie op de plankaart.
- Toepassing van een geluidsgedempte lamellenwand/rooster t.b.v. geluidoverschrijding ten gevolge van de technische installaties in de technische ruimte.
Conclusie
De beoogde supermarkt is planologisch aanvaardbaar en uitvoerbaar mits de genoemde maatregelen worden getroffen.
De instandhouding van de 3 meter hoge wand aan de Prinses Beatrixlaan/Hoefweg en de laad- en lostijden worden derhalve in de regels van het bestemmingsplan vastgelegd als voorwaardelijke verplichting.
5.1.4 Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Dit zijn echter 30 km/uurwegen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de relevante 30 km/uurwegen (i.c. de Asselsestraat en de Prinses Beatrixlaan) in de directe nabijheid van het plan meegenomen.
in het akoestisch onderzoek van Windmill milieumanagement advies 17.117.02-1 van 30 oktober 2018 wordt geconcludeerd dat vanwege de gecumuleerde geluidbelastingen er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect geluid vanwege omliggende wegen vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
5.1.5 Luchtkwaliteit
Geconcludeerd kan worden dat er ten opzichte van de vigerende planologische mogelijkheden (bedrijfsbestemming met aanduiding bouwmarkten) en gelet op het jaargemiddelde geen extra verkeer zal gaan van en naar de planlocatie en dat er dus geen verslechtering zal optreden van de luchtkwaliteit. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
5.1.6 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe worden in het beleid voor externe veiligheid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en per transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende Regeling basisnet. Er zijn geen wettelijke grenzen voor de aantallen transporten met gevaarlijke stoffen maar er worden wel grenzen gesteld aan de risico's, deze staan in het Basisnet. De vastgestelde risicogrenzen worden getoetst aan het plaatsgebonden risico met een wettelijk harde norm en het groepsrisico met de daarbij behorende oriëntatiewaarde als ijkpunt. Daarnaast geldt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen op een verantwoorde wijze plaatsvindt vanwege de strenge eisen die gelden voor dit vervoer als gevolg van internationale regelgeving.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud van de buisleidingen.
Nota Milieuveiligheid Apeldoorn
Uitgangspunt van de Nota Milieuveiligheid, die in december 2011 is vastgesteld, is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. De voorwaarde hierbij is dat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de Nota bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Onderzoeksresultaten
Nabij de planlocatie aan de Asselsestraat 171 zijn geen relevante (stationaire en/of mobiele) risicobronnen gelegen die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van de planlocatie.
De volgende figuur geeft een overzicht van het plangebied in relatie tot de risicobronnen in en nabij het plangebied.
<Figuur >
Bevi
In de nabijheid van de planlocatie Asselsestraat 171 te Apeldoorn bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van een supermarkt.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
In de nabijheid van Asselsestraat 171 bevinden zich geen water-, spoor- en verkeerswegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
5.1.7 Milieueffectrapportage
Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Daaruit kan worden geconcludeerd dat kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
5.2 Waterhuishouding
5.2.1 Algemeen
Het plangebied ligt in/ bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa 0,4 hectare groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.
5.2.2 Grondwater
Het gebied ligt ten westen van het Apeldoorns Kanaal en daarmee in de grondwaterfluctuatiezone die (toelichtend) in de Omgevingsvisie Gelderland is vastgelegd. Uit gegevens van peilbuizen in de omgeving blijkt dat het grondwaterpeil in het plangebied tussen 300 en 450 centimeter onder maaiveld ligt. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Door de diepe grondwaterstanden zal grondwater in dit plangebied geen overlast veroorzaken en niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan grondwaterneutraal worden ontwikkeld. Op de locatie kan regenwater worden vastgehouden, geborgen en infiltreren in de ondergrond.
5.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur
Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving. In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.
5.2.4 Afvoer van regenwater
In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en regenwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van regenwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het regenwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.
Bij het bepalen van de manier waarop het regenwater wordt afgevoerd, hanteert de gemeente de Beslisboom voor regenwater. Deze beslisboom geeft de volgende voorkeursvolgorde voor het afvoeren van regenwater:
- 1. gebruik van regenwater (in grijswatercircuit of door vegetatiedak);
- 2. infiltratie in de bodem;
- 3. afvoer naar oppervlaktewater;
- 4. afvoer via rioolstelsel.
De materialen die in aanraking komen met het regenwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van regenwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het regenwater afgevoerde vervuilende stoffen.
Bij ontwikkeling van gebieden die voorheen onbebouwd of onverhard dient de infiltratievoorziening een berging van minimaal 36 mm ten opzichte van het aangesloten verhard oppervlak te hebben. Bij herontwikkeling van bestaand verhard en/of bebouwd gebied is dit 20 mm. Bij extreme situaties moet voorkomen worden dat afstromend water binnen of buiten het plangebied schade veroorzaakt.
Het waterschap vereist voor nieuwe ontwikkelingen een bergingscapaciteit van 60 mm in het plangebied, hier mag de infiltratiecapaciteit naar de bodem (gedurende 24 uur) van afgetrokken worden. Deze berging mag zowel in als buiten de infiltratievoorzieningen plaats vinden
5.2.5 Afvoer van afvalwater
De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en regenwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
5.2.6 Watertoets
Het plan omvat minder dan 1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding etc. Bovendien zal er niet geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.
Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het waterschap.
5.3 Natuurwaarden
5.3.1 Wettelijk kader en beleid
5.3.2 Onderzoeksresultaten
In het gebied zijn twee soorten vleermuizen aangetroffen: Gewone dwergvleermuis
(Pipistrelus pipistrelus) en Laatvlieger (Eptesicus serotinus). De Gewone dwergvleermuis en de Laatvlieger zijn gebouw bewonende soorten. Incidenteel zullen deze soorten wel boomholten gebruiken maar de voorkeur ligt bij gebouwen als verblijfsruimte.
De eindconclusie van het rapport is dat er geen belemmeringen voor het slopen van de loodsen en de scheidingsmuur zijn. De flora- en faunawet wordt voor de soortgroep vleermuizen niet overtreden. Een beperkt aantal vleermuizen zijn actief in het plangebied. Met het uiteindelijke ontwerp en materiaal keuze kan veel voor deze kwetsbare dieren worden gedaan. De dieren geven geen enkele vorm van overlast en dragen bij aan een gezond leefmilieu doordat zij zeer veel insecten wegvangen. Bij de openbare verlichting kan gekozen worden voor vleermuis vriendelijke armaturen. Bij het bouwen van de woning kunnen eenvoudige voorzieningen worden opgenomen. Variërend van een iets bredere open stootvoeg, tot speciale voorzieningen in spouwmuur of dak. Dit draagt wezenlijk bij aan de instandhouding van deze bijzondere dieren.
Het volledige rapport is te vinden in Bijlage 5 Nader onderzoek vleermuizen
Bij een controle in september 2018 heeft het onderzoeksburo vastgesteld dat een muur geheel open ligt van boven, deels is afgebrokkeld en daardoor blootgesteld is aan regen en wind. De locatie is ongeschikt voor vleermuizen. Beschermde muurplanten e.d. ontbreken eveneens Bijlage 6 Actualisatie quick scan.
Tot slot wordt opgemerkt dat er een soortmanagementplan in voorbereiding is Bijlage 7Soortmanagementplan. Op basis van een goedgekeurd soortmanagementplan kan een generieke ontheffing op de Wet natuurbescherming (Wnb) worden verkregen. Het primaire doel van het SMP is daarbij om op gebiedsniveau de instandhouding van gebouwbewonende faunasoorten in de bebouwde kom van Apeldoorn te garanderen. Nevendoel is om de werkprocessen te versimpelen. Aan elke beoordeling gaat zoals bekend een onderzoek vooraf. Onderzoek en procedures zorgen voor lange trajecten en kosten. Dit moet anders gaan worden via het soortmanagmentplan (SMP). Dit kijkt meer naar het gebied (om populaties in stand te houden) als aparte toetsing voor ieder plan.
5.4 Duurzame Verstedelijking
5.4.1 Wettelijk kader
Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):
- Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
- Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.
Omdat de transformatie van een bedrijven/bouwmarkt naar een supermarkt een stedelijke ontwikkeling is, heeft de initiatiefnemer, mede in het kader van een goede ruimtelijke ordening, onderzoek laten verrichten naar de vestiging van een supermarkt/detailhandel.
5.4.2 Onderzoeksresultaten
Het adviesbureau komt tot de volgende conclusies en analyses:
- De ontwikkeling sluit aan bij de beleidsmatig vastgelegde ambitie van de gemeente Apeldoorn om de fijnmazigheid van de winkelstructuur voor de dagelijkse aankopen te waarborgen, waarbij eventueel ruimte wordt geboden aan de versterking van de boodschappenfunctie.
- De ontwikkeling sluit aan bij de beleidsambitie van de provincie Gelderland waarbij wordt ingezet op behoud van bestaande, sterke winkelcentra maar ook het accommoderen van nieuwe ontwikkelingen (marktdynamiek).
- De ontwikkeling van een supermarkt of een niet-dagelijkse artikelenwinkel sluit aan bij de algemene, landelijke trends en ontwikkelingen, waaronder schaalvergroting (grotere winkels, bredere gangpaden) en de wens van de consument om veel keuzemogelijkheden te hebben.
- Het aanbod aan dagelijkse artikelen binnen Apeldoorn West ligt op dit moment onder het landelijke gemiddelde. Dit geldt ook voor het supermarktaanbod in Apeldoorn West.
- De winkelleegstand in Apeldoorn en Apeldoorn West is recentelijk afgenomen en in West nu beperkt.
- De Lidl opereert in een specifieke branche (discount) en wordt gekenmerkt door een sterke trekkracht richting consumenten. In Apeldoorn West is op dit moment geen reguliere discountsupermarkt aanwezig. Het toevoegen van de Lidl-supermarkt vergroot daarom de keuzemogelijkheden van de consumenten en verbetert daardoor de consumentenverzorging.
- Het aantal inwoners van de kern Apeldoorn zal groeien in de periode tot en met 2025 en ook daarna nog. De verwachting is dat de bevolking in Apeldoorn West stabiel zal blijven, waardoor de vraag naar dagelijkse aanbod ook min of meer stabiel zal blijven.
- Met de realisatie van Lidl wordt er invulling gegeven aan het pand van de voormalige Karwei. Deze zal worden getransformeerd tot een moderne, toekomstbestendige supermarkt, waardoor leegstand wordt ingevuld. Het gaat dus om herstructurering van beschikbare gronden en panden in stedelijk gebied.
- De dagelijkse sector in het onderscheiden marktgebied Apeldoorn West functioneert in de huidige situatie goed en realiseert theoretisch een hogere vloerproductiviteit dan het landelijke en Apeldoornse gemiddelde. Wel is er sprake van een aanzienlijke afvloeiing van koopkracht naar elders (ca. 35%). De koopkrachtafvloeiing is in de niet-dagelijkse sector nog veel sterker (ca. 92%). Wel trekt het aanbod in beide sectoren relatief veel koopkracht van buiten Apeldoorn West, hetgeen mede komt door de ligging van veel aanbod aan de rand van het gebied.
- Door de realisatie van Lidl zal de vloerproductiviteit in de dagelijkse sector in het marktgebied iets afnemen. Omdat de huidige vloerproductiviteit van de dagelijkse sector aan de Asselsestraat momenteel op een relatief hoog niveau ligt, is de kans zeer gering dat de bescheiden daling van de vloerproductiviteit door de vestiging van Lidl zal leiden tot onaanvaardbare effecten op de bestaande dagelijkse detailhandelsvestigingen. De komst van Lidl zal normaliter niet leiden onaanvaardbaar omzetverlies of nieuwe leegstand.
- Door de spreiding van de omzeteffecten buiten Apeldoorn West over een zeer groot aantal aanbieders, is het ook niet te verwachten dat door de nieuwe Lidl-vestiging elders in Apeldoorn dagelijkse of niet-dagelijkse artikelenwinkels verdwijnen. Wel hangt dit bij de eventuele vestiging van een niet-dagelijkse artikelenwinkel af van de branche en aard van de winkel. De kans dat een niet dagelijkse artikelenwinkel zich in de bestemmingsplanperiode in het beoogde pand zal vestigen acht het adviesbureau zeer klein omdat het pand specifiek voor Lidl gebouwd wordt.
Conclusie
Op basis van de analyses (zie Bijlage 8 Effectenanalyse winkelontwikkeling) is de conclusie dat bezien vanuit de detailhandelsstructuur en de consumentenverzorging het passend en aanvaardbaar is om binnen het marktgebied ruimte te bieden aan de ontwikkeling van de supermarkt Lidl aan de Asselsestraat in Apeldoorn
5.5 Archeologie
5.5.1 Beleid
5.5.2 Onderzoeksresultaten
Het plangebied bevindt zich in een zone met archeologische waarden (categorie 3). RAAP Archeologisch Adviesbureau heeft in juli 2014 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd, in verband met de voorgenomen sloop en nieuwbouw in het plangebied. Het onderzoek vastgelegd in een rapportage, gedateerd 10 november 2014, is opgenomen in Bijlage 9 Archeologisch onderzoek van de toelichting. Conform de verwachting op grond van het bureauonderzoek is in het plangebied een plaggendek op sneeuwsmeltwaterafzettingen aangetroffen. Wel moet worden opgemerkt dat de top van het plaggendek vergraven is. Dit heeft echter geen gevolgen voor de archeologische verwachting; deze blijft onveranderd hoog. Eventuele archeologische resten kunnen zich manifesteren in de top van de smeltwaterafzettingen, direct onder het plaggendek. De diepteligging van deze archeologische laag valt samen met de bovenkant van de BC-horizont, die zich op circa 19,6 m +NAP bevindt. De gemeente Apeldoorn houdt een verstoringsbuffer van 35 cm ten opzicht van de top van de archeologische laag aan. Dit betekent dat bodemingrepen dieper dan 19,95 m +NAP (circa 65 cm -Mv) onderzoeksplichtig zijn.
Op basis van de resultaten is geadviseerd om een karterend proefsleuvenonderzoek uit te voeren. De gemeente Apeldoorn heeft dit advies onderschreven. Daarnaast acht de gemeente een archeologische begeleiding noodzakelijk van de te saneren vervuilingsspots en, indien noodzakelijk, van de te slopen opstallen. Dit om in een vroeg stadium over voldoende gegevens te kunnen beschikken op grond waarvan het bevoegd gezag (gemeente Apeldoorn) een besluit kan nemen met betrekking tot het al dan niet (geheel) opgraven van de mogelijke vindplaats. Voorafgaande aan het onderzoek is een Programma van Eisen (PvE) opgesteld met daarin de voorwaarden van het archeologisch onderzoek. Dit PvE is goedgekeurd door de gemeente Apeldoorn en is opgenomen in Bijlage 10 Programma van Eisen van de toelichting. Op grond van de resultaten van dit onderzoek neemt de gemeente een selectiebesluit. Voordat dit besluit genomen is, mag niet worden gestart met de werkzaamheden en zijn bodemingrepen van welke aard dan ook (anders dan voor archeologisch onderzoek) verboden: dit geldt zowel voor de sanering van vervuilingsspots en sloop van opstallen, alsook voor de nieuwbouw en bouw-/woonrijp maken.
Het is wenselijk dat de resultaten van het proefsleuvenonderzoek en de archeologische begeleiding meegenomen kunnen worden voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Wel is het beschreven onderzoek verplicht.
Conclusie en gevolgen voor bestemmingsplan
Het plangebied wordt aangeduid met de aanduiding 'overige zone – archeologische waarden'. Hierbij is de onderzoeksgrens van categorie 3 wat betreft oppervlakte gehandhaafd op 100 m2, maar is de onderzoeksgrens qua diepte verruimd naar 65 cm –Mv op basis van het booronderzoek door RAAP.
5.6 Cultuurhistorie
5.6.1 Wettelijk kader en beleid
5.6.2 Onderzoeksresultaten
5.7 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening moet de haalbaarheid van nieuwe bestemmingsplannen
onderzocht worden. In de Wro wordt gesteld dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen nieuw bouwplan is voorgenomen. Van een dergelijk bouwplan is sprake. De gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is. Met dit bestemmingsplan wordt de ontwikkeling mogelijk gemaakt van circa 1750 bvo detailhandel met bijbehorende parkeerplaatsen alsmede 2 appartementen.
Initiatiefnemer is voornemens het perceel te herontwikkelen naar een supermarkt met twee appartementen. De gemeente heeft ten behoeve van de herontwikkeling een anterieure overeenkomst met deze partij gesloten. Hierin is bepaald dat de kosten die zijn genoemd in artikel 6.2.4 en 6.2.5 van het Besluit ruimtelijke ordening 2008 door de initiatiefnemer worden betaald. In deze overeenkomst is ook bepaald dat de eventuele kosten van tegemoetkoming in de planschade door de initiatiefnemer worden vergoed.
Middels het sluiten van deze anterieure overeenkomst is het kostenverhaal verzekerd en is het niet noodzakelijk een exploitatieplan voor deze ontwikkeling vast te stellen. De Initiatiefnemer heeft ten behoeve van het aantonen van de economische uitvoerbaarheid aangegeven dat de totale investering in deze ontwikkeling circa 4,0 mln euro bedraagt excl. BTW. De gemeente heeft dit bedrag getoetst en geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is.
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
6.2 Karakter Bestemmingsplan
Bestemmingsplan Asselsestraat 171-173 2 en Hoefweg 1 is een ontwikkelingsplan, waarin dee toekomstige situatie uitgangspunt is voor de wijze van bestemmen.
6.3 Bestemmingen
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Detailhandel
Binnen de bestemming Detailhandel zijn de nieuwe winkels waaronder een supermarkt mogelijk gemaakt. Ook de bevoorrading - het laden en lossen van goederen - van deze winkels is mogelijk binnen de bestemming Detailhandel. Er is een bouwvlak opgenomen dat de positie van de nieuwe bebouwing regelt. En er zijn in de regels maatvoeringen opgenomen zoals de maximale goothoogte en maximale bouwhoogte.
Binnen het bestemmingsvlak zijn parkeervoorzieningen alsmede groenvoorzieningen toegestaan.
Op de verdiepingen is wonen toegestaan.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden.
Voorwaardelijke verplichtingen
Er zijn twee voorwaardelijke verplichtingen in de regels opgenomen. Deze regels zijn noodzakelijk om te voldoen aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening te weten:
- behoud en instandhouding van een wand van tenminste 3 m hoog aan de Beatrixlaan/Hoefweg en
- het vastleggen van de los- en laadplaats van de supermarkt/winkels waarbij tevens wordt bepaald dat laden en lossen uitsluitend tussen 07.00 uur en 19.00 uur mag plaatsvinden.
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
6.4.1 Algemene regels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 6 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 6.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen in het hele plangebied (zowel binnen als buiten het bouwvlak) is toegestaan, mits de ondergrondse ruimten een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties in de omgeving. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
Lid 6.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf de aangegeven goothoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een -al dan niet gedeeltelijke- platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.
In artikel 7 staan de algemene gebruiksregels. In lid 7.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In lid 7.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling is noodzakelijk voor vormen van gebruik die onwenselijk zijn en waarvoor het bestemmingsplan dus niet de mogelijkheid biedt daarvoor een omgevingsvergunning te verlenen; de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is derhalve niet van toepassing.
In artikel 11 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 12 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
6.4.2 Parkeren
Door een wijziging van het Besluit omgevingsrecht(Bor) zijn op 29 november 2014 de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening vervallen. De stedenbouwkundige bepalingen van de Bouwverordening waren in Apeldoorn overwegend nog van belang vanwege de koppeling met de parkeernormen. Door het vervallen van deze bepalingen moet, daar waar het aanwezig zijn van voldoende ruimte voor het parkeren van auto's in het kader van een goede ruimtelijke ordening nodig is, in het bestemmingsplan een regeling voor het parkeren worden opgenomen.
6.4.3 Bepalingen over waarden, milieuzones en andere zones
In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de in het plangebied voorkomende waarden, belemmeringenzones en dergelijke opgenomen. Dit zijn regels voor waarden, belemmeringenzones en dergelijke die in meerdere bestemmingen voorkomen. Door middel van gebiedsaanduidingen is aangegeven waar deze zones voorkomen.
Archeologie
De Archeologische beleidskaart 2015 kent zes categorieën gebieden met een verschillende archeologische verwachting. Voor twee van die categorieën bevat het bestemmingsplan geen regeling. De bescherming van terreinen met monumentale archeologische waarden, oftewel de archeologische monumenten, is geregeld in de Erfgoedwet, de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Van de zones met geen archeologische verwachting staat vast dat er geen archeologische waarden (meer) zijn. Voor de overige vier categorieën wordt in bestemmingsplannen een beschermende regeling opgenomen.
Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als Terrein met vastgestelde archeologische waarden hebben de aanduiding 'overige zone – vastgestelde archeologische waarden' gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als Terrein met archeologische waarden hebben de aanduiding 'overige zone – archeologische waarden' gekregen. Voor beiden geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan met een oppervlakte van meer dan 50 m2 (vastgestelde archeologische waarden) respectievelijk 100 m2 (specifieke archeologische waarden) en een diepte van 35 cm onder het vastgestelde maaiveld tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als Zone met (middel)hoge archeologische verwachting hebben de aanduiding 'overige zone – hoge archeologische verwachtingswaarde' gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als Zone met lage archeologische verwachting hebben de aanduiding 'overige zone – lage archeologische verwachtingswaarde' gekregen. Hiervoor geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan met een oppervlakte van meer dan 500 m2 (hoge archeologische verwachtingswaarde) respectievelijk 2.500 m2 (lage archeologische verwachtingswaarde) en een diepte van 35 cm onder het vastgestelde maaiveld tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend.
Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die mogelijke archeologische waarden in de bodem kunnen verstoren geldt voor alle vier de categorieën dat ze niet mogen worden uitgevoerd tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend. Daarbij gelden dezelfde oppervlakten en diepte als hiervoor genoemd. De vergunning kan alleen worden verleend als uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) in voldoende mate is vastgesteld, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren.
Als uit het archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk of door het uitvoeren van de werkzaamheden zullen worden verstoord kan het bevoegd gezag bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Deze voorschriften kunnen bestaan uit het treffen van technische maatregelen of uit het uitvoeren van nader onderzoek; van beide dient verslag aan het bevoegd gezag uitgebracht te worden.
Archeologisch onderzoek kent vele vormen en maten. Voor het archeologische onderzoeksrapport dat bij een vergunningaanvraag moet worden ingediend wordt meestal in eerste instantie een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd, eventueel aangevuld met een verkennend booronderzoek. Veelal is na deze fase bekend of vrijgave van het terrein mogelijk is of dat nader (of aanvullend) onderzoek noodzakelijk is. Het nader of aanvullend onderzoek, dat bij wijze van voorschrift aan de omgevingsvergunning verplicht kan worden gesteld, kan bijvoorbeeld bestaan uit een gedetailleerder booronderzoek of het graven van proefsleuven om een vindplaats op te sporen of uit te sluiten. Uiteindelijk kunnen deze vormen van onderzoek erin resulteren dat een behoudenswaardige archeologische vindplaats is aangetroffen. Afhankelijk van de ontwikkeling zal de vindplaats in dat geval ex situ (door een opgraving) of in situ (door inpassing in het plan) behouden moeten worden.
Bepalend voor het al dan niet bestaan van een onderzoeksverplichting zijn steeds de oppervlakte en de diepte van de bodemingreep. Bij de oppervlakte van de bodemingreep gaat het om de daadwerkelijk verstoorde oppervlakte. Als een gebouw op stroken gefundeerd wordt en er geen extra graafwerk plaatsvindt, dan geldt als bodemingreep alleen de oppervlakte van de strokenfundering. Wordt daarentegen ook de grond tussen de stroken dieper dan 35 cm vergraven, dan geldt als bodemingreep de volledige oppervlakte van het gebouw. Wanneer een gebouw wordt onderkelderd, wordt in de regel een flink grotere bouwput gegraven dan de oppervlakte van het gebouw. Daarom geldt als bodemingreep bij een onderkeldering de oppervlakte van de bouwput. Om dit zeker te stellen is in artikel 2 Wijze van meten bepaald hoe de oppervlakte van een bodemingreep moet worden gemeten.
In de regels is bepaald dat de diepte van de bodemingreep wordt bepaald vanaf de vastgestelde maaiveldhoogte van het Actueel Hoogtebestand Nederland 2 (AHN2). De AHN2 is een digitale hoogtekaart van Nederland, met voor heel Nederland gedetailleerde en precieze hoogtegegevens die de ligging van het maaiveld met grote nauwkeurigheid weergeeft. Door het hanteren van deze vastgestelde hoogteligging wordt bereikt dat niet alleen bij een eenmalige bodemingreep dieper dan 35 cm onder AHN2-maaiveld er een plicht tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek is, maar dat ook het geval is als er in de loop der jaren bij achtereenvolgende activiteiten meer dan 35 cm onder deze vastgestelde maaiveldhoogte gegraven wordt. In de begripsbepalingen is een definitie van het begrip AHN2-maaiveld opgenomen.
Zoals in paragraaf 5.5.1.2 al is uiteengezet leert de ervaring dat archeologische waarden in natuurgebieden relatief dicht aan het oppervlak kunnen liggen. Daarom is bepaald dat in gebieden met de bestemming een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden moet worden aangevraagd en archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij verstoringen van de bodem groter dan 10.000 m2 en een verstoringsdiepte van 0 cm onder het AHN2-maaiveld.
6.4.4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
7 Inspraak En Overleg
7.1 Totstandkoming Plan
Hierna wordt ingegaan op het overleg dat de initiatiefnemer heeft gehad met omwonenden en belangstellenden, de wijkraad en de ondernemersvereniging.
Omwonenden
Op 16 oktober 2018 heeft de initiatiefnemer een inloop/informatiebijeenkomst gehouden voor omwonenden die persoonlijk uitgenodigd waren en overige belangstellenden die door publicaties in De Stentor op de hoogte waren. Vooruitlopend op deze avond zijn een aantal directe aanwonenden geïnformeerd door de initiatiefnemer. Hierbij is gezamenlijk gekeken naar de ontwikkeling in relatie tot hun woonsituatie. Naar aanleiding van de positief verlopen avond zijn vervolgafspraken met enkele omwonenden geweest. Hierbij zijn met name de inrichting van de Hoefweg en het materiaalgebruik van deze gevel nader besproken en zijn door de ontwerpers van de infrastructuur en de architect voorstellen gedaan die positief zijn ontvangen door de betreffende omwonenden. Daarnaast zijn vanuit de informatie-avond suggesties gedaan voor de Prinses Beatrixlaan. Deze zijn door de ontwerpers van de infrastructuur verder verwerkt en besproken met de gemeente. Indien mogelijk zal dit worden verwerkt in het plan.
Wijkraad
De planontwikkeling is twee keer besproken met de wijkraad.
De reactie van de wijkraad was de laatste keer overwegend positief. Er werd wel aandacht gevraagd voor de opmerkingen van de omwonenden, maar dat is inmiddels verwerkt (zie bovenstaande). Het belangrijkste was dat er op korte termijn een goede invulling kwam voor deze locatie.
Ondernemersvereniging
De ondernemersvereniging (FAO) is geïnformeerd in een overleg op 22-10-2018. Zij heeft positief gereageerd op het plan.
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | CATEGORIE | |
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | kantoren | 1 | |
9602 | Schoonheidsspecialist op afspraak | 1 |
Bijlage 1 Bodemonderzoek December 2016
Bijlage 1 Bodemonderzoek december 2016
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Verkeer
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek verkeer
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Industrie
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek industrie
Bijlage 4 Quick Scan Flora En Fauna
Bijlage 4 Quick scan flora en fauna
Bijlage 5 Nader Onderzoek Vleermuizen
Bijlage 5 Nader onderzoek vleermuizen
Bijlage 6 Actualisatie Quick Scan
Bijlage 6 Actualisatie quick scan
Bijlage 7 Soortmanagementplan
Bijlage 8 Effectenanalyse Winkelontwikkeling
Bijlage 8 Effectenanalyse winkelontwikkeling
Bijlage 9 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 9 Archeologisch onderzoek
Bijlage 10 Programma Van Eisen
Bijlage 10 Programma van Eisen
Bijlage 11 Procedureschema
Ontwerpplan ter inzage | 02-05-2019 - 12-06-2019 |
Vaststelling door gemeenteraad | |
Terinzagelegging vastgesteld plan |