KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Leiding - Gas
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Overige Zone - A-watergang
Artikel 11 Overige Zone - Beken En Sprengen
Artikel 12 Overige Zone - Bijzondere Boom
Artikel 13 Overige Zone - Ecologisch Water
Artikel 14 Overige Zone - Vastgestelde Archeologische Waarden
Artikel 15 Overige Zone - Archeologische Waarden
Artikel 16 Overige Zone - Hoge Archeologische Verwachtingswaarde
Artikel 17 Overige Zone - Lage Archeologische Verwachtingswaarde
Artikel 18 Overige Zone - Laanbeplanting
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 21 Algemene Procedureregels
Artikel 22 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Artikel 23 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 25 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 26 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging, Begrenzing En Geldend Bestemmingsplan
1.3 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
Hoofdstuk 2 Wijzigingen
Hoofdstuk 3 Planologische Aspecten
3.1 Algemeen
3.2 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 4 Juridische Planopzet
4.1 Inleiding
4.2 Bestemmingen
4.3 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 5 Inspraak En Overleg
5.1 Inspraak En Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
5.2 Totstandkoming Plan
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen
Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 3 Beleidsregel Parkeren
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Klarenbeekseweg 37
Bijlage 2 Procedureschema

Buitengebied Het Woud herziening 2

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Vastgesteld op 15-01-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Buitengebied Het Woud herziening 2 met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1371-vas1 van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

Een aan een hoofdgebouw toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.7 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.

1.8 agrarisch bedrijf

Een bedrijf, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.

1.9 AHN2-maaiveld

De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.

1.10 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12 A-watergang

Een watergang van overwegend belang voor de waterhuishouding en waterberging, met inbegrip van oevers, taluds, kaden en onderhoudspaden, die in beheer en onderhoud is bij het waterschap.

1.13 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.15 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.16 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, met dien verstande dat bij veehouderijbedrijven wordt uitgegaan van de ammoniakemissie, de vloeroppervlakte aan stalruimte en het aantal dierplaatsen per bedrijf dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bij of krachtens de wet maximaal is toegestaan.

1.17 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.20 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.21 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.24 bijzondere boom

Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.

1.25 dependance

Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw dat blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.

1.26 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.28 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 gebruiksgerichte paardenhouderij

Een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone, waaronder begrepen een pensionstalling.

1.30 geurgevoelig object

Een gebouw dat is bestemd voor en dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt is voor wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze wordt gebruikt.

1.31 groepsaccommodatie

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.

1.32 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.33 intensieve veehouderij

Een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m² aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van vee, pluimvee en nertsen, waarbij dit houden van vee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet, het houden van melkrundvee, schapen of paarden en het houden van dieren uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.

1.34 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.35 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.36 kas

Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.

1.37 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.38 kwekerij

Een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.

1.39 lawaaisporten

De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.

1.40 loonbedrijf

Een bedrijf dat zich, met behulp van werktuigen en apparatuur, richt op het leveren van diensten op het gebied van cultuurtechniek en van grond-, weg- en waterbouw.

1.41 nevenactiviteit

Een activiteit die uitsluitend naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en uitsluitend door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie uitgeoefend kan worden en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.

1.42 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.43 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.44 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.45 peil

Het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.

1.46 permanente bewoning

Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente, en/of
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.

1.47 productiegerichte paardenhouderij

Een paardenhouderij waar handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.

1.48 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.49 recreatief medegebruik

Extensieve vormen van dagrecreatie, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.50 recreatieverblijf

Een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning, en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.

1.51 recreatiewoning

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.52 risicovolle inrichting

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig is met een contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

1.53 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.54 stacaravan

Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, die gedurende het hele jaar gebruikt worden voor recreatieve doeleinden door wisselende personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.

1.55 trekkershut

Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.56 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten, recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.

1.57 verkoopvloeroppervlakte

Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.58 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.59 waarde

De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.

1.60 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

1.61 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.62 woonadres

  1. a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.63 wooneenheid

Een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.64 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.65 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

Ingeval geen bouwvlak dan wel aanduidingsvlak is aangegeven wordt onder bebouwingspercentage verstaan de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bestemmingsvlak tot de oppervlakte van het bestemmingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.

2.7 de bodemingreep

De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.

2.8 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijven met dien verstande dat een gebruik als intensieve veehouderij niet is toegestaan;
  2. b. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, hobbymatig weiden van vee, wandelen en fietsen;
  3. c. natuurbeheer;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 8 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximum oppervlakte /inhoud Maximum goothoogte Maximum bouwhoogte Bijzondere regels
- erf- en terreinafscheidingen 2 m

3.3 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 9 gelden de volgende specifieke regels.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 23 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 8 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximum oppervlakte /inhoud Maximum goothoogte Maximum bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen







120% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen, met dien verstande dat voor Brinkeweg 87 te Klarenbeek 100% van de bestaande oppervlakte is toegestaan. 6 m 8,5 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' - voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen, bijgebouwen en dependances niet meegeteld;
- de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m;
- bebouwing dient binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden.
Bedrijfswoningen 700 m3 4 m - uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;
- voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld;
- de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m;
- voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 8 lid 8.3 bepaalde;
- de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen 75 m2

3 m 5 m - situering in achtererfgebied(4.4.1a);
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld;
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen:
- erf- en terreinafscheidingen 2 m - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (4.4.1b)
- antenne-installaties
15 m
- paardenbakken:
- omheiningen
- lichtmasten

2 m
4 m
- één paardenbak toegestaan;
- de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 m.
- stapmolens
4 m
- overig
6 m

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak dan wel bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 21 opgenomen procedureregels van toepassing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 9 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 23 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. dependances, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance';
  3. c. beroepsuitoefening aan huis;
  4. d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  5. e. tuin en/of erf;
  6. f. nevenactiviteiten in de vorm van hobbymatig agrarisch gebruik, recreatieverblijf en/of recreatief rustpunt;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  9. i. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 8 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 5.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximum oppervlakte /inhoud Maximum goothoogte Maximum bouwhoogte Bijzondere regels
Hoofdgebouwen 700 m3 4 m - per bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' is één hoofdgebouw toegestaan
- per hoofdgebouw is één woning toegestaan
- voor het bepalen van de inhoud van de woning worden inpandige garages en bergingen meegeteld
- de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m
- voor het splitsen van de woning in twee wooneenheden geldt het in artikel 8 lid 8.3 bepaalde;
- de afstand van een op te richten hoofdgebouw tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m
- het in artikel 9 lid 9.2.1 onder g bepaalde is van overeenkomstige toepassing
- de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 150 m2 bedragen (5.4.1a)
Bijgebouwen en overkappingen 100 m² per hoofdgebouw(5.4.1a) 3 m 5 m - situering in achtererfgebied5.4.1b)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden alle op het perceel aanwezige gebouwen, niet zijnde het hoofdgebouw, meegeteld
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen toegestaan voor nevenactiviteiten waarvoor ingevolge sublid 5.6.2 is afgeweken van de gebruiksregels
- de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 150 m2 bedragen (5.4.1a)
Dependances 65 m2 3 m 5 m - de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances mag niet meer dan 100 m2 bedragen
- een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen
- bij een dependance zijn geen dakkapellen, erkers en balkons toegestaan
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen:
- erf- en terreinafscheidingen 2 m - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (5.4.1c)
- antenne-installaties 15 m
- zwembaden 75 m² per hoofdgebouw
0,50 m
- paardenbakken:
- omheiningen
- lichtmasten

2 m
4 m
- per hoofdgebouw mag 1 paardenbak worden aangelegd, ten minste 5 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan
- de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter
- stapmolens
4 m
- overig 2 m - uitsluitend in samenhang met het afwijken van de gebruiksregels als bedoeld in lid 5.6.1 zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een tennisbaan toegestaan tot een hoogte van ten hoogste 5 m

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak en/of bouwvlaken de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 21 opgenomen procedureregels van toepassing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 9 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 23 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in sublid 6.1.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 6.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies bij de leidingbeheerder is ingewonnen.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is niet toegestaan.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 23 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Algemene regels

8.2 Afdekking van gebouwen

8.3 Woningsplitsing

Een woning respectievelijk een bedrijfswoning mag gesplitst worden in ten hoogste 2 zelfstandige (bedrijfs-)wooneenheden, mits:

  1. a. de wooneenheden tezamen de ten hoogste toegestane inhoud of oppervlakte van één (bedrijfs-)woning niet overschrijden;
  2. b. de oppervlakte aan bijgebouwen tezamen de ten hoogste toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen behorend bij één (bedrijfs-)woning niet overschrijden; er dient in ieder geval 20 m² aan bijgebouwen per wooneenheid aanwezig te zijn;
  3. c. het karakter van het gebouw als één (bedrijfs-)woning en de samenhangende bouwmassa van het gebouw behouden blijft;
  4. d. de cultuurhistorische dan wel karakteristieke waarde niet onevenredig wordt aangetast;
  5. e. de splitsing geen belemmering vormt voor omliggende (niet-)agrarische bedrijven.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik onbebouwde grond

9.2 Strijdig gebruik bebouwde grond

9.3 Gebruiksregel parkeren

Artikel 10 Overige Zone - A-watergang

10.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - a-watergang' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het in stand houden van de A-watergang.

10.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - a-watergang' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van de A-watergang worden opgericht. Zie tevens de algemene Keur van het Waterschap.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 10.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), indien vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden.

10.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - a-watergang' nadere eisen stellen omtrent de situering en afmetingen van bouwwerken in verband met het waarborgen van de waterbergende functie van gronden.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 21 opgenomen procedureregels van toepassing.

10.5 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -a-watergang':

  1. a. voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken, met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet;
  2. b. op een wijze die leidt tot het belemmeren van de tijdelijke berging van water.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 23 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 11 Overige Zone - Beken En Sprengen

11.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het beheer, herstel en onderhoud van landschappelijk, ecologisch en cultuurhistorisch waardevolle beken en sprengen.

11.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen' mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van de beken en sprengen worden gebouwd.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 11.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien en voor zover:

  1. a. uit overleg met de beheerder van de beek of spreng blijkt, dat daartegen uit hoofde van dat beheer geen bezwaar bestaat;
  2. b. de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden van de beek of spreng niet worden aangetast.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 23 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 12 Overige Zone - Bijzondere Boom

12.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van bijzondere bomen.

12.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom' dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 10 meter te bedragen.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 12.2 bepaalde ten behoeve van het verkleinen van de genoemde afstand tot ten minste 5 meter uit het hart van de boom, mits dit geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.

12.4 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het agrarisch gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom', met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 23 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 13 Overige Zone - Ecologisch Water

13.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologisch water' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van water van het hoogste ecologische niveau.

13.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologisch water' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van het water worden opgericht. Zie tevens de algemene Keur van het Waterschap.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 13.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), indien vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden en dit niet leidt tot verlaging van de grondwaterstand, verslechtering van de waterkwaliteit, aantasting van de morfologie van beken, vennen en waterlopen en/of een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied.

13.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologischwater' nadere eisen stellen omtrent de situering en afmetingen van bouwwerken in verband met het waarborgen van de waterbergende functie van gronden.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 21 opgenomen procedureregels van toepassing.

13.5 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -ecologisch water':

  1. a. voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken, met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet;
  2. b. op een wijze die leidt tot het belemmeren van de tijdelijke berging van water;
  3. c. op een wijze die leidt tot verlaging van de grondwaterstand, verslechtering van de waterkwaliteit, aantasting van de morfologie van beken, vennen en waterlopen en/of een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

13.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 23 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 14 Overige Zone - Vastgestelde Archeologische Waarden

14.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - vastgestelde archeologische waarden' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan is vastgesteld dat er zich een of meer behoudenswaardige archeologische vindplaatsen bevinden.

14.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - vastgestelde archeologische waarden' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  1. a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  2. b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld;
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    2. 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 23 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- vastgestelde archeologische waarden' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 15 Overige Zone - Archeologische Waarden

15.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische waarden' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan het zeer aannemelijk is dat er bij bodemingrepen archeologische waarden worden aangetroffen.

15.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische waarden' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  1. a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  2. b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld;
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    2. 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 23 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

15.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 16 Overige Zone - Hoge Archeologische Verwachtingswaarde

16.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting middelhoog tot hoog is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

16.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  1. a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  2. b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld;
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    2. 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 23 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- hoge archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 17 Overige Zone - Lage Archeologische Verwachtingswaarde

17.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting laag is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

17.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 23 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

17.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- lage archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 18 Overige Zone - Laanbeplanting

18.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'laanbeplanting' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de laanbeplanting.

18.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 23 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels

19.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voor zover -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  2. b. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  3. c. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  4. d. ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  5. e. ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter.

19.2 Afwijkingsbevoegdheid parkeren

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 9 lid 9.3 bepaalde indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit. Dit volgens de 'Beleidsregel Parkeren' zoals vastgesteld op 21 maart 2019, die is opgenomen in bijlage 3 van de Bijlagen bij de regels, dan wel haar rechtsopvolger.

19.3 Afwijkingsbevoegdheid zonnepanelen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van het binnen dan wel direct aansluitend aan bestemmingsvlakken met de bestemming 'Bedrijf' of 'Wonen' het bouwen van op de grond staande zonnepanelen inclusief bijbehorende voorzieningen.

19.4 Voorwaarden voor afwijken

  1. a. Afwijken als bedoeld in lid 19.1 is alleen mogelijk:
    1. 1. voor zover de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit die niet onevenredig wordt aangetast;
    2. 2. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten;
  2. b. Afwijken als bedoeld in lid 19.2 is alleen mogelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
  3. c. Afwijken als bedoeld in lid 19.3 is alleen mogelijk onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de oppervlakte aan zonnepanelen bedraagt niet meer dan 25 m2 en de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4 meter;
    2. 2. de afstand tussen de zonnepanelen en de dichtstbijgelegen grens van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 20 m;
    3. 3. er wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap; en
    4. 4. de belangen van de omliggende functies worden niet onevenredig geschaad.

19.5 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 19.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de vergunning kan worden voorkomen.

19.6 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 19.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 24 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels

20.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.

20.2 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van dependance

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan vlakken met de bestemming 'Bedrijf' of 'Wonen' de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance' toe te voegen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. a. de oppervlakte van een dependance bedraagt niet meer dan 65 m²;
  2. b. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances bij een (bedrijfs)woning bedraagt niet meer dan 100 m2, met dien verstande dat wanneer de bestaande totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances bij een (bedrijfs)woning meer bedraagt dan 100 m2:
    1. 1. het gebruik van bestaande bijgebouwen als dependance, inclusief de verbouwing ten behoeve van dat gebruik, is toegestaan;
    2. 2. het oprichten van nieuwe bebouwing ten behoeve van het gebruik als dependance is toegestaan wanneer gelijktijdig voor elke m2 die wordt toegevoegd 2 m2 aan bestaande bijgebouwen, overkappingen en/of dependances wordt afgebroken, waarbij een totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances van 100 m2 altijd is toegestaan;
  3. c. een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen;
  4. d. bij een dependance zijn geen omgevingsvergunningplichtige dakkapellen, erkers en balkons toegestaan.

20.3 Voorwaarden voor wijziging

Toepassing van wijzigingsbevoegdheden mag alleen plaatsvinden voor zover:

  1. a. de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast;
  2. b. de in het gebied voorkomende waarden niet onevenredig worden aangetast;
  3. c. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
  4. d. er geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
  5. e. er geen onevenredige nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  6. f. er, indien de wijziging nieuwvestiging van een geluidgevoelig object betreft, geen voorkeursgrenswaarde krachtens de Wet geluidhinder of maximaal toelaatbare geluidsbelasting krachtens het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart wordt overschreden;
  7. g. is vastgesteld dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt.

Artikel 21 Algemene Procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 22 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Artikel 23 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

23.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning de hierna genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren. Bij het verlenen van de vergunning wordt getoetst aan de in onderstaand schema bij de desbetreffende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden aangegeven specifieke beoordelingscriteria en aan de in lid 23.3 opgenomen algemene beoordelingscriteria.

Bestemming/aanduiding werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarvoor de vergunningplicht geldt Specifieke beoordelingscriteria
aanduiding 'karakteristiek'. het geheel of gedeeltelijk slopen van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing - de kosten van het in stand houden van de bebouwing zijn, gezien de aanwezige bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van de bebouwing, aantoonbaar onevenredig in verhouding tot het cultuurhistorische belang van handhaving van de bebouwing; de aanvrager dient dit aan te tonen door een deskundigenrapport in te dienen dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie. Het overleggen van een deskundigenrapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit andere beschikbare informatie afdoende bekend is dat de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw dermate slecht is respectievelijk zijn dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist.
aanduiding overigezone - beken ensprengen - werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren die de waterhuishouding beïnvloeden door bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, het dempen van beken en/of sprengen en het slaan van putten;
- het aanleggen of aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren;
- het aanleggen en verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur.
- de beek of spreng wordt niet onevenredig aangetast door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen;
- de mogelijkheden voor het herstel van de beek of spreng worden niet onevenredig verkleind.
aanduiding overigezone - vastgesteldearcheologischewaarden - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
- graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m²;
- aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m².
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een deskundigenrapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
aanduiding overigezone - archeologischewaarden - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
- graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
- aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m².
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
aanduiding 'overigezone - hogearcheologischeverwachtingswaarde' - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
- graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m² ;
- aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m².
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
aanduiding overigezone - lagearcheologischeverwachtingswaarde - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
- graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m² ;
- aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m².
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
aanduiding overigezone - bijzondereboom
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, de aanleg van leidingen, het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden binnen 5 meter uit het hart van een bijzondere boom
- de bijzondere boom blijft behouden.
aanduiding 'overigezone - ecologischwater' het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding, zoals de wateraan- en afvoer, beïnvloeden door bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, het verbreden en verdiepen, verbeteren en dempen van watergangen en greppels, en het slaan van putten - de hoge grondwaterstanden alsmede het optreden van kwel blijven behouden
- de differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijft behouden
- de waterkwaliteit blijft behouden
- de morfologie beken en waterlopen
blijft behouden
- de bestaande kwetsbare vegetaties blijven behouden
aanduiding 'overigezone - laanbeplanting' het kappen van bomen - de laanbeplanting als geheel niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, dan wel aangetoond wordt dat na afloop van de werkzaamheden bomen opnieuw worden aangeplant, zodanig dat het karakter van de laan als geheel hersteld wordt.
Bestemming Leiding -Gas het planten of rooien van diepwortelende beplanting of bomen, het aanbrengen van oppervlakteverhardingen,
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op een andere manier voorwerpen ingraven of indrijven, het egaliseren, ophogen en afgraven van gronden, het permanent opslaan van goederen, het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren
- de veiligheid;
- het doelmatig functioneren van de leiding;
- bij de leidingbeheerder is schriftelijk advies ingewonnen omtrent de vraag of door de ingreep de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht, alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden.
aanduiding 'overigezone - a-watergang' het dempen, graven, vergraven, verleggen, afdammen of herprofileren van waterlopen, watergangen en/of waterpartijen - de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en –kwantiteit wordt niet onevenredig aangetast
- bij de waterbeheerder is advies ingewonnen omtrent de vraag of door de ingreep het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden
- cultuurhistorisch waardevolle structuur niet onevenredig wordt aangetast

23.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 23.1 opgenomen verbod geldt niet:

  1. a. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, waaronder werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een normale agrarische bedrijfsexploitatie zoals spitwerkzaamheden, met dien verstande dat kwekerijen en boomgaarden niet onder normale agrarische bedrijvigheid worden begrepen;
  2. b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van het bos- en natuurbeheer, waaronder mede begrepen houtproductie in de vorm van uitdunning van bos;
  3. c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  4. d. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die in redelijkheid slechts kunnen worden aangemerkt als zijnde van zodanig ondergeschikte aard en omvang dat enige wezenlijke invloed op de betreffende waarde en functies niet te verwachten is;
  5. e. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden binnen een afstand van 10 m uit bestaande gebouwen, met dien verstande dat deze uitzondering niet geldt ter plaatse van de bestemming Leiding - Gas;
  6. f. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals waterontrekking, voor zover daarvoor een vergunning vereist is krachtens artikel 6.4 van de Waterwet;
  7. g. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals het onttrekken van oppervlaktewater, voor zover daarvoor op grond van hoofdstuk 6 van de Waterwet een vergunning is vereist of voor zover deze worden uitgevoerd door of vanwege het waterschap;
  8. h. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een door gedeputeerde staten goedgekeurd natuurontwikkelingsplan;
  9. i. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  10. j. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in de vorm van het geheel of gedeeltelijk slopen van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' voor zover:
    1. 1. deze plaatsvinden ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
    2. 2. daarvoor eerder een vergunning is afgegeven;
    3. 3. de sloopwerkzaamheden in redelijkheid kunnen worden aangemerkt als zijnde van ondergeschikte aard en omvang, zodat enige wezenlijke invloed op de in lid 23.1 bedoelde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet te verwachten is;
    4. 4. die plaatsvinden aan een monument dat op grond van de Erfgoedwet is aangewezen als rijksmonument respectievelijk op grond van de Monumentenverordening is aangewezen als beschermd gemeentelijk monument;
    5. 5. die plaatsvinden aan (delen van) bebouwing die niet cultuurhistorisch waardevol is.
  11. k. ingeval op grond van de Erfgoedwet respectievelijk de Monumentenwet een vergunning is vereist dan wel overige regels van de Erfgoedwet respectievelijk de Monumentenwet van toepassing zijn.

23.3 Algemene beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 23 lid 23.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 23.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Deze algemene beoordelingscriteria zijn niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in de vorm van het slopen van cultuurhistorische bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht Bouwwerken

24.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

24.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.

24.3 Afwijken bij bijgebouwen

Indien lid 24.1 van toepassing is op bijgebouwen als bedoeld in artikel 1 lid 1.23, kan het bevoegd gezag eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 24.1 bepaalde ten behoeve van het geheel vernieuwen van een gedeelte van die bijgebouwen. Afwijken is alleen mogelijk wanneer gelijktijdig voor elke m2 waarvoor bij omgevingsvergunning wordt afgeweken 2 m2 aan bestaande bijgebouwen wordt afgebroken, met het doel om te komen tot een sanering van de aanwezige bebouwing.

24.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 25 Overgangsrecht Gebruik

25.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

25.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

25.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

25.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Het Woud herziening 2.

Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn

d.d.
15 februari 2024 nr. 22-2024

Mij bekend,

de griffier,

namens hem:

Piet Stoop

afdelingshoofd Omgevingsrecht en Vergunningen

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 19 september 2013 is het bestemmingsplan 'Buitengebied Het Woud' vastgesteld. Voorliggend bestemmingsplan 'Buitengebied Het Woud, herziening 2' voert een aantal wijzigingen door in het bestemmingsplan 'Buitengebied Het Woud' (moederplan d.d. 2013). Alle aanpassingen die in voorliggende herziening worden gedaan, zijn van geringe omvang en sorteren geen (significante) effecten ten opzichte van het moederplan. Het betreffen zeer geringe correcties en aanpassingen die de juridische regeling in overeenstemming brengt met de feitelijke situatie. Het betreffen vrijwel allemaal correcties van aanduidingen die per abuis op de verbeelding waren vergeten. Voor nadere informatie en onderzoeken over de gegeven bestemmingen, wordt daarom verwezen naar de toelichting met de daarbij behorende bijlagen, behorende bij het op 19 september 2013 vastgestelde bestemmingsplan ‘Buitengebied Het Woud’ (zie deze link).

1.2 Ligging, Begrenzing En Geldend Bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan is 'Buitengebied Het Woud', vastgesteld op 13 september 2013. Een uitsnede van het geldende bestemmingsplan is navolgend weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1371-vas1_0001.png"

Figuur 1.1: Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Het Woud' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Alle herzieningen worden doorgevoerd ter plaatse van het grondgebied van dit bestemmingsplan. Op de verbeelding van voorliggend plan worden slechts de locaties meegenomen, daar waar de regel of verbeelding wordt herzien. Hoofdstuk 2 werkt uit welke locaties worden herzien.

De wijzigingen naar aanleiding van de 'Parapluherziening begeleid wonen digitale plannen' (vastgesteld op 17 januari 2019) en de Parapluherziening parkeren' (vastgesteld op 21 maart 2019) worden meegenomen in voorliggend bestemmingsplan. Tot slot worden de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Het Woud', dat dateert van 2013, gemoderniseerd voor de desbetreffende locaties naar de huidige standaard van de gemeente Apeldoorn.

1.3 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting

De toelichting kan beknopt worden gehouden vanwege de aard van de herziening. Hoofdstuk 2 werkt uit welke locaties worden herzien. Hoofdstuk Hoofdstuk 3 staat stil bij de omgevingsaspecten. In hoofdstuk Hoofdstuk 4 komen de juridische planopzet van de regels aan bod en worden de locaties besproken. Hoofdstuk Hoofdstuk 5 gaat in op maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Wijzigingen

In onderstaande tabel wordt besproken voor welke locaties de regels en/of verbeelding wordt herzien. In de derde kolom wordt de aanpassing van de locatie besproken. Daarbij wordt vermeld hoe de verbeelding en/of regels zijn aangepast.

Adres Bestemming Aanpassing
Brinkenweg 23, Klarenbeek Bedrijf In de bestemming Bedrijf is een bedrijfswoning slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Per abuis ontbreekt deze aanduiding op de locatie. Ter plaatse is de aanwezige bedrijfswoning toegestaan. Dit wordt hersteld op de verbeelding.
Brinkenweg 87, Klarenbeek Bedrijf, 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf' In de bestemming Bedrijf is een bedrijfswoning slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Per abuis ontbreekt deze aanduiding op de locatie. Ter plaatse is de aanwezige bedrijfswoning toegestaan. Dit wordt hersteld op de verbeelding.
Tevens ontbreekt de aanduiding loonbedrijf in de regels. Dit wordt hersteld.
Hanekerweg 14, Klarenbeek Wonen, 'specifieke vorm van wonen - dependance' Per abuis is het bestemmingsvlak 'Wonen' verkeerd opgenomen (op het perceel van derden). Dit wordt hersteld op de verbeelding.
Hanekerweg 20 - 22, Klarenbeek Bedrijf In de bestemming Bedrijf is een bedrijfswoning slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Per abuis ontbreekt deze aanduiding op de locatie. Ter plaatse zijn de twee aanwezige bedrijfswoningen toegestaan. Dit wordt hersteld op de verbeelding. Ook wordt het bouwvlak uitgebreid, zodat de bedrijfswoningen binnen het bouwvlak liggen.
Kanaal Zuid 293, Klarenbeek Bedrijf In de bestemming Bedrijf is een bedrijfswoning slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Per abuis ontbreekt deze aanduiding op de locatie. Ter plaatse is de aanwezige bedrijfswoning toegestaan. Dit wordt hersteld op de verbeelding.
Kanaal Zuid 367A en Welvaartsdwarsweg 9 - 11 , Klarenbeek Bedrijf In de bestemming Bedrijf is een bedrijfswoning slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Er is wel een aanduiding 'max. aantal bedrijfswoningen = 2' opgenomen.
Om deze onduidelijkheid te voorkomen wordt de regeling voor de bedrijfswoningen aangepast. De beide bedrijfswoningen (Kanaal Zuid 367A en Welvaartsdwarsweg 9 - 11 , Klarenbeek) krijgen de aanduiding 'bedrijfswoning' strak om de bestaande bebouwing.
Klarenbeekseweg 16, Klarenbeek Bedrijf, 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in brandstoffen en detailhandel campinggas' In de bestemming Bedrijf is een bedrijfswoning slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Per abuis ontbreekt deze aanduiding op de locatie. Ter plaatse is de aanwezige bedrijfswoning toegestaan. Dit wordt hersteld op de verbeelding.
Klarenbeekseweg 37, Klarenbeek Wonen Op deze locatie bevindt zich al lange tijd een bedrijf (DHCA Technische Dienstverlening, een bedrijf voor constructie- en laswerkzaamheden). Eerder is toegezegd om daarom de woonbestemming op deze locatie te wijzigen naar de bestemming Bedrijf. Op de verbeelding krijgt de locatie de bestemming Bedrijf en wordt de woning als 'bedrijfswoning' aangeduid. Het constructie-/lasbedrijf is van categorie 3.2 (het heeft een productieoppervlakte van meer dan 200 m2). Op de verbeelding en in de regels wordt daarom ook de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructie-/lasbedrijf' toegevoegd. Ter plaatse van de aanduiding wordt een constructie-/lasbedrijf van bedrijfscategorie 3.2 toegestaan.

De afstand tot omliggende functies is onvoldoende om te stellen dat er geen hinder plaatsvindt voor wat betreft industrielawaai. Om te onderzoeken of er hinder plaatsvindt, is er een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 1. Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd het treffen van maatregelen aan de bron en in het overdrachtsgebied niet mogelijk of aanvaardbaar is, resteert het treffen van mogelijke maatregelen bij de woning aan de Klarenbeekseweg 36. De maximale geluidniveaus bedragen ten hoogste 62 dB(A) in de avondperiode en 59 dB(A) in de nachtperiode. Voor de woning aan de Klarenbeekseweg 36 zijn geen aanvullende eisen nodig om een goed binnenklimaat te garanderen. Er wordt daarom geconcludeerd dat er geen belemmeringen gelden voor het bestemmen van het constructie- /lasbedrijf in milieucategorie 3.2 op basis van de maximale invulling van de representatieve bedrijfssituatie.
Loenensemarkweg 101, Loenen Bedrijf, 'specifieke vorm van bedrijf - golfkartonfabriek' In de bestemming Bedrijf is een bedrijfswoning slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Per abuis ontbreekt deze aanduiding op de locatie. Ter plaatse is wel een bedrijfswoning toegestaan. Dit wordt hersteld op de verbeelding.
Scherpenberg 12, Klarenbeek Bedrijf, 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf' Op het perceel Scherpenberg rustte de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf'. Ter plaatse functioneert al sinds lange tijd geen bedrijf meer en om die reden is op verzoek de bestemming van het perceel gewijzigd van 'Bedrijf naar 'Wonen'.
Klarenbeekseweg 55 - 55a, Klarenbeek Bedrijf, 'specifieke vorm van bedrijf - grondwerk, verhuur en transport' In de bestemming Bedrijf is een bedrijfswoning slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Per abuis ontbreekt deze aanduiding op de locatie. Ter plaatse zijn de twee aanwezige bedrijfswoningen toegestaan. Dit wordt hersteld op de verbeelding.
Traandijk 45, Klarenbeek Wonen In de bestemming Wonen zijn dependances slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance'. Per abuis ontbreekt deze aanduiding op de locatie. Ter plaatse is de aanwezige dependance toegestaan. Dit wordt hersteld op de verbeelding.
Voorsterweg 70, Loenen Bedrijf In de bestemming Bedrijf is een bedrijfswoning slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Per abuis ontbreekt deze aanduiding op de locatie. Ter plaatse is de aanwezige bedrijfswoning toegestaan. Dit wordt hersteld op de verbeelding.
Voorsterweg 117, Loenen Bedrijf, 'specifieke vorm van bedrijf - goederenwegvervoerbedrijf' In de bestemming Bedrijf is een bedrijfswoning slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Per abuis ontbreekt deze aanduiding op de locatie. Ter plaatse is de aanwezige bedrijfswoning toegestaan. Dit wordt hersteld op de verbeelding.
Woudweg 69 - 71, Klarenbeek Bedrijf, 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf' en Wonen De locatie Woudweg 69 heeft de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen: 2'. De locatie Woudweg 71 heeft een woonbestemming. Woudweg 71a moet ook een woonbestemming krijgen. Woudweg 69 krijgt hierdoor de aanduiding 'bedrijfswoning' in plaats van 'maximum aantal bedrijfswoningen: 2'. Hierdoor is ter plaatse één bedrijfswoning toegestaan.

Hoofdstuk 3 Planologische Aspecten

3.1 Algemeen

Gezien de aard van deze parapluherziening is de toetsing van de omgevingsaspecten zoals geluidhinder, luchtkwaliteit, bodem, milieuzonering, externe veiligheid, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, m.e.r. en water etc. niet noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan betreft een partiële herziening van het in 2013 vastgestelde bestemmingsplan ‘Buitengebied Het Woud’. De zaken die door middel van dit plan worden gerepareerd, zijn over het algemeen van beperkte omvang en van ondergeschikte aard. Er worden onder andere ommissies hersteld. Het bestemmingsplan vormt in ruimtelijk-functionele zin aldus een dusdanig beperkte wijziging dat nadere onderzoeken of motivering nodig zijn. Er zullen geen onevenredige ruimtelijke effecten optreden waardoor belangen van derden worden aangetast. Een verwijzing naar de milieuaspecten in de toelichting van het vastgestelde moederplan volstaat dan ook.

3.2 Financieel-economische Uitvoerbaarheid

De aanpassingen die in de herziening worden gedaan op het bestemmingsplan ‘Buitengebied Het Woud’ hebben vrijwel allen betrekking op het herstellen van omissies en het vastleggen van feitelijk bestaande situaties of ontwikkelingsmogelijkheden die reeds middels eerdere planologische herzieningen waren vastgelegd.

De mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen zijn in dit plan dus beperkt en zijn van dusdanige aard dat beperkt gemeenschapsgelden moeten worden aangesproken.

Hoofdstuk 4 Juridische Planopzet

4.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Het Woud’. De aanvulling bestaat uit een verbeelding en een set regels voor een aantal locaties. De basis hiervoor zijn de regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Het Woud'. Wel zijn de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Het Woud', dat dateert van 2013, gemoderniseerd voor de desbetreffende locaties naar de huidige standaard van de gemeente Apeldoorn.

De wijzigingen naar aanleiding van de 'Parapluherziening begeleid wonen digitale plannen' (vastgesteld op 17 januari 2019) en de Parapluherziening parkeren' (vastgesteld op 21 maart 2019) worden meegenomen in voorliggend bestemmingsplan.

De verbeelding bevat een aantal bestemmingen en aanduidingen die de veranderingen op de verbeelding weergeven ten opzichte van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Het Woud’. Waar een (gekleurde) bestemming op de verbeelding is opgenomen, wordt de bestemming uit het bestemmingsplan ‘Buitengebied Het Woud’ geheel vervangen door deze bestemming (inclusief nieuwe aanduidingen waar nodig). Alleen die locaties worden meegenomen, daar waar de verbeelding of regel wordt herzien. De overige locaties van het moederplan blijven buiten het plangebied van de herziening.

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de normen die zijn opgenomen in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. Daarnaast zijn de verplichte bepalingen uit het Besluit ruimtelijke ordening, te weten de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht, opgenomen.

4.2 Bestemmingen

De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.

Bedrijf

De bedrijven die in het plangebied voorkomen hebben de bestemming Bedrijf. Op gronden met deze bestemming zijn altijd bedrijven van milieucategorie 1 en 2 toegestaan.

Daar waar een bedrijf in een hogere milieucategorie aanwezig is dat niet naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven in de milieucategorie die op grond van de richtafstand toegelaten kan worden, is aangegeven dat naast die op grond van de richtafstanden toelaatbare categorie bedrijven ook het aanwezige bedrijfstype is toegelaten. Dit heeft tot gevolg dat het bestaande legaal aanwezige bedrijfstype kan worden voortgezet maar niet kan worden omgezet in een ander bedrijfstype met een hogere milieucategorie dan ter plaatse aanvaardbaar is. In de regels wordt voor de bedrijfsactiviteiten van categorie 1 en 2 die zijn toegelaten, verwezen naar de bijlage die bij de regels is opgenomen.


Ten opzichte van de basislijst van de VNG is de hier gehanteerde Lijst van toegelaten bedrijfstypen nader ingeperkt. Dit is gebeurd vanwege milieuhygiënische en planologische redenen.


Bedrijfswoningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Per aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan.


Door middel van het verlenen van een afwijkingsmogelijkheid kunnen ook bedrijven die niet voorkomen op de Lijst en bedrijven uit een hogere categorie dan bij recht is toegestaan worden toegelaten, mits ze naar aard en invloed op hun omgeving vergelijkbaar zijn met de bij recht toegestane bedrijven. In de daartoe opgenomen procedure van afwijking kan worden bezien of de benodigde hinderbeperkende maatregelen mogelijk zijn (bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe technieken). Criterium voor het verlenen van afwijking is in dit geval dat de hinder die resulteert na het nemen van maatregelen niet groter is dan van de ter plekke wel bij recht toegelaten bedrijven zou kunnen worden verwacht.


Binnen de bestemming Bedrijf is het uitoefenen van een bedrijf op het hele perceel toegelaten. Het is dan overbodig om nog iets te regelen over bedrijfsuitoefening aan huis. Voor alle duidelijkheid is in die bestemmingen vastgelegd dat het uitoefenen van een beroep aan huis is toegestaan.

Wonen

De bestaande burgerwoningen in het plangebied zijn bestemd als 'Wonen'.De voor 'Wonen' bestemde gronden zijn bestemd voor wonen met de daarbij behorende aan-huis-verbonden beroepen en nevenactiviteiten. Binnen het bestemmingsvlak is géén onderscheid gemaakt tussen wonen, tuin en erf, omdat hiertoe de ruimtelijke noodzaak ontbreekt.
Voor de woningen geldt een maximale inhoudsmaat van 700 m³.


Voor bijgebouwen en overkappingen wordt een maximale oppervlaktemaat gehanteerd van 75 m². De totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 150 m2 bedragen.


Kleinschalige nevenactiviteiten bij een woning komen in het buitengebied voor. Omdat in ruimtelijk opzicht daar geen bezwaar tegen bestaat worden nevenactiviteiten in de vorm van hobbymatig agrarisch gebruik, Bed&Breakfast en een recreatief rustpunt toegestaan. Het vloeroppervlak ten dienste deze activiteiten wordt begrensd op maximaal 75 m². Voorzieningen ten behoeve van Bed&Breakfast zijn uitsluitend in het hoofdgebouw (de woning) toegestaan. Verder worden onder voorwaarden kleinschalig kamperen bij een woning toegestaan.


Bij woningen wordt beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogelijk gemaakt bij recht. In het buitengebied komt regelmatig voor dat bedrijfsmatige activiteiten als een hoveniers- of klussenbedrijf bij de woning uitgevoerd worden door de bewoner. Dergelijke activiteiten die niet standaard bij recht mogelijk worden gemaakt, kunnen, in tegenstelling tot in het stedelijk gebied, ruimtelijk passend zijn. Om die reden wordt een afwijkingsbevoegdheid bij wonen opgenomen waarmee onder voorwaarden kan worden meegewerkt aan dergelijke activiteiten.


Bij afwijking van de bouwregels kan de maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw worden uitgebreid. Hiervoor zijn voorwaarden geformuleerd.


Leiding - Gas

De gronden met de dubbelbestemming Leiding - Gas zijn mede bestemd voor een ondergrondse gastransportleiding. Op de gronden met deze dubbelbestemming mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de leiding worden gebouwd. Andere gebouwen zijn, mits passend binnen de andere bestemming, uitsluitend toegestaan door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels. Afwijken is alleen mogelijk wanneer vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen. Er is een omgevingsvergunningvereiste voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamhedenen opgenomen waarbij aan de aanleg van diepwortelende beplanting, grondwerken, het aanbrengen van verhardingen en heiwerkzaamheden, beperkingen worden gesteld.

Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis

Bij recht is het gebruik van een deel van (bedrijfs)woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijstvan toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.

Binnen de bestemmingen Bedrijf en Bedrijventerrein en die bestemmingen die ook bedrijfsactiviteiten mogelijk maken is het uitoefenen van een bedrijf op het hele perceel toegelaten. Het is dan het overbodig om nog iets te regelen over bedrijfsuitoefening aan huis. Voor alle duidelijkheid is in die bestemmingen vastgelegd dat het uitoefenen van een beroep aan huis is toegestaan.


Bouwregels

Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.

Bevoegd gezag

Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.

Evenementen

Locaties waar geregeld grote evenementen worden gehouden, hebben de aanduiding 'evenemententerrein' gekregen. In de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen waar deze locaties voorkomen is de functie evenement opgenomen. Op grond van jurisprudentie moeten, voor zover ruimtelijk relevant, daarvoor locatie, frequentie, soort en duur in het bestemmingsplan worden geregeld. Kleine evenementen zoals buurtfeesten, straatbarbecues en dergelijke zijn zo kleinschalig en komen in zo lage frequentie voor dat deze worden geacht onder de gebruiksmogelijkheden van de geldende bestemming voor de openbare ruimte te vallen en zijn zonder planologische regeling mogelijk. Overigens is hierop wel de regeling voor evenementenvergunningen van de APV van toepassing, onder andere in verband met de veiligheid en openbare orde. Evenementen uit de tussencategorie, kleiner dan de grootschalige evenementen op evenemententerreinen maar groter dan de kleinschalige evenementen, worden niet in het bestemmingsplan geregeld. Daarvoor kan de (buitenplanse) afwijkingsbevoegdheid van artikel 2.12 lid 1 onder a onder 20 Wabo juncto artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht benut worden: het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.

4.3 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels

4.3.1 Algemene regels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen.

In artikel 8 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Zo stelt lid 8.1 dat binnen het bouwvlak moet worden gebouwd, indien een bouwvlak op de verbeelding is aangegeven. Ook geeft het lid een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Deze bepaling geldt niet voor bij woningen behorende bijgebouwen.

Lid 8.2 bevat de afdekbepaling. Hierin is bepaald dat gebouwen altijd van een kap moeten worden voorzien, uiteraard mits ze hoger worden gebouwd dan de ter plaatse aangegeven maximale goothoogte.

Lid 8.3 formuleert de voorwaarden voor het splitsen van een (bedrijfs)woning in twee zelfstandige (bedrijfs)woningen.

In artikel 9 staan de algemene gebruiksregels. In de leden 9.1.1 en 9.2.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In de leden 9.1.2 en 9.2.3 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.

Lid 9.3 bevat de regels over parkeren.

In artikel 19 zijn de algemene afwijkingsregels opgenomen, waarin het bevoegd gezag onder voorwaarden kleine afwijkingen kan vergunnen.

Artikel 20 bevat de algemene wijzigingsregels, waarbij het college middels een wijzigingsplan het plan kan wijzigen.

In artikel 21 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 22 geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

Ten slotte bevat artikel 23 situaties waarin een omgevingsvergunning noodzakelijk is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Deze situaties hebben veelal betrekking op geldende waarden, milieuzones en andere zones. Dit wordt navolgend besproken in paragraaf 4.3.2.

4.3.2 Bepalingen over waarden, milieuzones en andere zones

In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de in het plangebied voorkomende waarden, belemmeringenzones en dergelijke opgenomen. Dit zijn regels voor waarden, belemmeringenzones en dergelijke die in meerdere bestemmingen voorkomen. Door middel van gebiedsaanduidingen is aangegeven waar deze zones voorkomen.

De bepalingen zijn opgenomen in artikel 10 tot en met artikel 18. Zoals eerder benoemd, hebben de geldende waarden, milieuzones en andere zones een link met het artikel 23, waardoor het uitvoeren van een aantal werken en werkzaamheden vergunningplichtig is.

overige zone - a-watergang

Deze gronden zijn mede bestemd voor het in stand houden van de A-watergang. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van de A-watergang worden opgericht. Er kan hiervan bij omgevingsvergunning worden afgeweken. Hiervoor wordt advies van de waterbeheerder ingewonnen. Ook deze zone kent voor een aantal werken en werkzaamheden een aanlegvergunningvereiste.

overige zone - beken en sprengen

Deze zone is gegeven aan de beken met een landschappelijke, cultuurhistorische en/of ecologische waarde. De gronden zijn, naast de daar voorkomende andere bestemmingen, mede bestemd voor het beheer, herstel en onderhoud van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologisch waardevolle beken en sprengen. De zone beoogt ook de beekoevers te beschermen. Daarom is het bestemmingsvlak beduidend breder dan de beek zelf. Op de gronden met deze zone mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van het beheer van de beken of sprengen worden gebouwd. Andere gebouwen zijn, mits passend binnen de andere bestemming, uitsluitend toegestaan door middel van ontheffing. Er kan pas ontheffing worden verleend wanneer vooraf advies van de beheerder van de beek of spreng is opgenomen. Als voorwaarde is daarnaast opgenomen dat de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van de beek of spreng niet mogen worden aangetast. Ook deze zone kent voor een aantal werken en werkzaamheden een aanlegvergunningvereiste.

overige zone - bijzondere boom

De bepalingen voor bijzondere bomen zijn opgenomen voor de bomen die door het bevoegd gezag als bijzondere boom zijn aangewezen. Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bijzondere bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen. De bijzondere bomen zijn met een aanduiding op de verbeelding aangegeven. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom' voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 meter dient te bedragen; onder voorwaarden kan het bevoegd gezag afwijken van de bouwregels voor het verkleinen van deze afstand tot 5 meter. Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van 5 meter uit het hart van de als monumentale boom aangeduide boom slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

Ook deze zone kent voor een aantal werken en werkzaamheden een aanlegvergunningvereiste.

overige zone - ecologisch water

Deze gronden zijn mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van water van het hoogste ecologische niveau. Er mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van het water worden opgericht. Er kan hiervan bij omgevingsvergunning worden afgeweken. Hiervoor wordt advies van de waterbeheerder ingewonnen. Ook deze zone kent voor een aantal werken en werkzaamheden een aanlegvergunningvereiste.

overige zone - laanbeplanting

Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de laanbeplanting. Deze zone kent voor een aantal werken en werkzaamheden een aanlegvergunningvereiste.

Archeologie

De Archeologische beleidskaart 2015 kent zes categorieën gebieden met een verschillende archeologische verwachting. Voor twee van die categorieën bevat het bestemmingsplan geen regeling. De bescherming van terreinen met monumentale archeologische waarden, oftewel de archeologische monumenten, is geregeld in de Erfgoedwet, de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Van de zones met geen archeologische verwachting staat vast dat er geen archeologische waarden (meer) zijn. Voor de overige vier categorieën wordt in bestemmingsplannen een beschermende regeling opgenomen.

Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als Zone met (middel)hoge archeologische verwachting hebben de aanduiding 'overige zone – hoge archeologische verwachtingswaarde' gekregen. Hiervoor geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van 35 cm onder het vastgestelde maaiveld tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend.

Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die mogelijke archeologische waarden in de bodem kunnen verstoren geldt voor alle vier de categorieën dat ze niet mogen worden uitgevoerd tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend. Daarbij gelden dezelfde oppervlakten en diepte als hiervoor genoemd. De vergunning kan alleen worden verleend als uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.

Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) in voldoende mate is vastgesteld, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren.

Als uit het archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk of door het uitvoeren van de werkzaamheden zullen worden verstoord kan het bevoegd gezag bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Deze voorschriften kunnen bestaan uit het treffen van technische maatregelen of uit het uitvoeren van nader onderzoek; van beide dient verslag aan het bevoegd gezag uitgebracht te worden.

Archeologisch onderzoek kent vele vormen en maten. Voor het archeologische onderzoeksrapport dat bij een vergunningaanvraag moet worden ingediend wordt meestal in eerste instantie een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd, eventueel aangevuld met een verkennend booronderzoek. Veelal is na deze fase bekend of vrijgave van het terrein mogelijk is of dat nader (of aanvullend) onderzoek noodzakelijk is. Het nader of aanvullend onderzoek, dat bij wijze van voorschrift aan de omgevingsvergunning verplicht kan worden gesteld, kan bijvoorbeeld bestaan uit een gedetailleerder booronderzoek of het graven van proefsleuven om een vindplaats op te sporen of uit te sluiten. Uiteindelijk kunnen deze vormen van onderzoek erin resulteren dat een behoudenswaardige archeologische vindplaats is aangetroffen. Afhankelijk van de ontwikkeling zal de vindplaats in dat geval ex situ (door een opgraving) of in situ (door inpassing in het plan) behouden moeten worden.

Bepalend voor het al dan niet bestaan van een onderzoeksverplichting zijn steeds de oppervlakte en de diepte van de bodemingreep. Bij de oppervlakte van de bodemingreep gaat het om de daadwerkelijk verstoorde oppervlakte. Als een gebouw op stroken gefundeerd wordt en er geen extra graafwerk plaatsvindt, dan geldt als bodemingreep alleen de oppervlakte van de strokenfundering. Wordt daarentegen ook de grond tussen de stroken dieper dan 35 cm vergraven, dan geldt als bodemingreep de volledige oppervlakte van het gebouw. Wanneer een gebouw wordt onderkelderd, wordt in de regel een flink grotere bouwput gegraven dan de oppervlakte van het gebouw. Daarom geldt als bodemingreep bij een onderkeldering de oppervlakte van de bouwput. Om dit zeker te stellen is in artikel 2 Wijze van meten over de wijze van meten bepaald hoe de oppervlakte van een bodemingreep moet worden gemeten.

In de regels is bepaald dat de diepte van de bodemingreep wordt bepaald vanaf de vastgestelde maaiveldhoogte van het Actueel Hoogtebestand Nederland 2 (AHN2). De AHN2 is een digitale hoogtekaart van Nederland, met voor heel Nederland gedetailleerde en precieze hoogtegegevens die de ligging van het maaiveld met grote nauwkeurigheid weergeeft. Door het hanteren van deze vastgestelde hoogteligging wordt bereikt dat niet alleen bij een eenmalige bodemingreep dieper dan 35 cm onder AHN2-maaiveld er een plicht tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek is, maar dat dat ook het geval is als er in de loop der jaren bij achtereenvolgende activiteiten meer dan 35 cm onder deze vastgestelde maaiveldhoogte gegraven wordt. In de begripsbepalingen is een definitie van het begrip AHN2-maaiveld opgenomen.

4.3.3 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Inspraak En Overleg

5.1 Inspraak En Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening

Omdat de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt slechts een beperkte invloed op de omgeving heeft, heeft de gemeente geen gelegenheid geboden om een inspraakreactie op het bestemmingsplan in te dienen.

Om dezelfde reden is geen overleg gepleegd met de provincie of het waterschap.

5.2 Totstandkoming Plan

Het ontwerp-bestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode heeft iedereen de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Eventuele zienswijzen worden te zijner tijd verwerkt in het plan.

Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen

Bijlage 1 Lijst van toegelaten bedrijfstypen

Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

SBI-CODE OMSCHRIJVING
CATEGORIE
581 Uitgeverijen (kantoren)
1814A Grafische afwerking 1
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
9524 Meubelstoffeerderijen 1
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
50, 51 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
791 Reisorganisaties 1
61 Telecommunicatiebedrijven 1
4, 65 Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor 1
41, 68 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
62 Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. 1
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
9602 Schoonheidsspecialist op afspraak 1
9602 Kapper op afspraak 1
9609 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd 1
016/2 Agrarisch hulpbedrijf 2
016/4 Hoveniersbedrijf 2
0149/5 Imkerij 2
162902 Dakdekkers-/rietdekkersbedrijf 2
41, 42, 43/3 Klussenbedrijf 2

Bijlage 3 Beleidsregel Parkeren

Bijlage 3 Beleidsregel Parkeren

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Klarenbeekseweg 37

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek Klarenbeekseweg 37

Bijlage 2 Procedureschema

Ontwerpplan ter inzage
06-07-2023 - 16-08-2023
Vaststelling door gemeenteraad
15-02-2024
Terinzagelegging vastgesteld plan
29-02-2024 - 10-04-2024