KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Overige Zone - Hoge Archeologische Verwachtingswaarde
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Artikel 11 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 13 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 14 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
2 Beleidskader
2.1 Nationale Omgevingsvisie (Novi)
2.2 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte
2.3 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
2.4 Omgevingsverordening Gelderland
2.5 Structuurvisie Apeldoorn Biedt Ruimte
2.6 Visie Dorpscentrum Ugchelen
2.7 Groenbeleid
2.8 Verkeer En Parkeren
2.9 Waterbeleid
2.10 Nota I-cultuur
2.11 Detailhandelsvisie 2014-2019
2.12 Welstandsbeleid
3 Bestaande Situatie
3.1 Historie
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
3.3 Groenstructuur
3.4 Verkeer En Vervoer
4 Nieuwe Situatie
4.1 Achtergrond
4.2 Toekomstige Situatie
4.3 Verkeer En Parkeren
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Milieuaspecten
5.2 Waterhuishouding
5.3 Natuurwaarden
5.4 Duurzame Verstedelijking
5.5 Archeologie
5.6 Cultuurhistorie
5.7 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Bestemmingen
6.3 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
7 Inspraak En Overleg
7.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
7.2 Totstandkoming Plan
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Horecatypen
Bijlage 2 Beleidsregel Parkeren
Bijlage 1 Aerius Gebruiksfase
Bijlage 2 Aerius Bouwfase
Bijlage 3 Memo Aerius
Bijlage 4 Nota Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 5 Aanmeldnotitie
Bijlage 6 Dpo
Bijlage 7 Quick Scan Wet Natuurbescherming
Bijlage 8 Bijlage Bij Quick Scan Wet Natuurbescherming
Bijlage 9 Archeologie
Bijlage 10 Externe Veiligheid
Bijlage 11 Groepsrisico
Bijlage 12 Luchtkwaliteit
Bijlage 13 Bodemonderzoek
Bijlage 14 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 15 Procedureschema

Molecatenlaan 30 Ugchelen

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Vastgesteld op 08-07-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Molecatenlaan 30 Ugchelen met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1400-vas1 van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.6 aanvullend assortiment van een tuincentrum

Artikelen die een relatie hebben met het basisassortiment van een tuincentrum, waaronder in ieder geval worden begrepen vissen en andere dieren, dierenbenodigdheden, zwembaden, hengelsportartikelen, tuinkleding en -schoeisel, tuinspeelgoed, woon-, kado- en sfeer-artikelen en vuurwerk.

1.7 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.8 AHN2-maaiveld

De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.

1.9 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

1.10 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12 basisassortiment van een tuincentrum

Basisartikelen die bij tuincentra verkrijgbaar zijn, bestaande uit:

  1. a. levend materiaal, waaronder in ieder geval begrepen bollen, knollen, zaden, bomen (waaronder kerstbomen), heesters, coniferen, vaste planten, seizoengroen/perkgoed, kamerplanten en snijbloemen;
  2. b. dood materiaal, waaronder in ieder geval begrepen gewasbescherming, meststoffen, grondproducten, vijver- en fonteinmateriaal, bestratingsmateriaal, tuinhout, blokhutten, kasjes, serres, tuingereedschappen, video's en boeken over tuin en planten, potterij, barbecue-artikelen, vuurpotten, tuinmeubelen, tuinverlichting, terrasaankleding en feestdagenartikelen.

1.13 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.15 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.16 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.21 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.24 bijzondere boom

Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.

1.25 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.27 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.28 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 groepsaccommodatie

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.

1.30 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.31 kamerverhuurbedrijf

Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.

1.32 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.33 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.34 kavel

De bij een bestaand of te realiseren hoofdgebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.35 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.36 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.37 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.38 peil

Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.

1.39 permanente bewoning

Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning voor een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente en/of
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.

1.40 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.41 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.42 recreatieverblijf

Een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning, en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.

1.43 recreatiewoning

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.44 risicovolle inrichting

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig is met een contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

1.45 rijksbeschermd stadsgezicht

Gebied dat door de minister(s) is aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Erfgoedwet en de Monumentenwet 1988.

1.46 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.47 stacaravan

Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.

1.48 supermarkt

Een winkel met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 500 m2 waar een grote verscheidenheid aan artikelen, grotendeels bestaande uit levensmiddelen, wordt verkocht en waarbij overwegend sprake is van zelfbediening door klanten.

1.49 trekkershut

Een gebouw zonder sanitaire voorzieningen, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.50 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.51 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershuttenrecreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.

1.52 verkoopvloeroppervlakte

Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.53 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.54 windturbine

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.

1.55 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

1.56 woonadres

  1. a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.57 woonwagen

Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.58 woonwagenstandplaats

Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.

1.59 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.60 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.

2.7 de bodemingreep

De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.

2.8 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 de bouwhoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, met dien verstande dat een supermarkt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' is toegestaan;
  2. b. horeca, in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  3. c. ondergeschikte kantooractiviteiten ten dienste van de functie detailhandel;
  4. d. expeditie ruimte, laad- en losvoorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen, water- en waterhuishoudelijke voorzieningen;
  6. f. tuin en/of erf;
  7. g. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken, (ontsluitings)wegen en parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. h. een supermarkt een maximum bruto vloeroppervlakte mag hebben van 2.022 m2.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 5 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema:

Bebouwing Maximum oppervlakte Maximum goothoogte Maximum bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen bouwvlak,
de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m

3.3 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Algemene regels

  1. a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  2. b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  3. c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  4. d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
  5. e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
    Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
  6. f. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten en situering gelden de dan aanwezige maten en situering, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van bouwwerken die bestemd zijn voor verblijfsrecreatie ten behoeve van permanente bewoning;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  4. d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  6. f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

6.2 Strafbepaling

Overtreding van het in lid 6.1 bepaalde is een strafbaar feit.

6.3 Gebruiksregel parkeren

Artikel 7 Overige Zone - Hoge Archeologische Verwachtingswaarde

7.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting middelhoog tot hoog is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  1. a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    2. 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- hoge archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Afwijken algemeen

8.2 Afwijken parkeren

8.3 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 8.1 en lid 8.2 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

8.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 8.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 12 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

9.1 Wijzigingsbevoegdheid algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.

Artikel 10 Algemene Procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 11 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht Bouwwerken

12.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

12.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

12.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 13 Overgangsrecht Gebruik

13.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Molecatenlaan 30 Ugchelen.

Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn

d.d.
8 juli 2021 nr. 78-2021

Mij bekend,

De griffier,

Namens hem:

Piet Stoop

Afdelingshoofd Omgevingsrecht en Vergunningen

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de percelen Molecatenlaan 30 en Bogaardslaan 10. Aan de Molecatenlaan 30 is een supermarkt gevestigd. De eigenaar van de supermarkt is voornemens zijn supermarkt uit te breiden. De uitbreiding van de supermarkt is niet mogelijk binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan 'Ugchelen'. Dit bestemmingsplan maakt de uitbreiding van de supermarkt juridisch-planologisch mogelijk.

1.2 Ligging En Begrenzing

Het plangebied betreft de percelen Molecatenlaan 30 en Bogaardslaan 10, hieronder rood omlijnd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0001.jpg"

Plangebied in rood

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan 'Ugchelen'. Het bestemmingsplan is in 2011 onherroepelijk geworden. De gronden hebben de bestemmingen 'Detailhandel' en 'Bedrijfsdoeleinden', met de aanduiding 'milieuzone 1'. Naast deze bestemmingen kent het plangebied hier nog de gebiedsaanduiding zeer belangrijke archeologische zone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0002.jpg"

Uitsnede plankaart

Naast deze bestemmingsplannen liggen er nog twee parapluherzieningen over het plangebied, namelijk de parapluherziening begeleid wonen en de parapluherziening parkeren.

De uitbreiding van de supermarkt vindt plaats aan de achterzijde van de huidige supermarktbebouwing, waardoor de bestemming ‘Detailhandel’ en het bouwvlak in het geldende bestemmingsplan 'Ugchelen' wordt overschreden.

1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De toelichting bevat een beschrijving van het relevante beleidskader, de bestaande ruimtelijke situatie, de gewenste invulling van het plangebied en de juridische opzet van het plan. Tenslotte wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

2 Beleidskader

2.1 Nationale Omgevingsvisie (Novi)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. Deze Omgevingsvisie vervangt de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving voor Nederland in 2050. De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 in werking treedt. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.


Het Rijk wil sturen en richting geven op vier prioriteiten:

1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;

2. Een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel;

3. Sterke en gezonde steden en regio's;

4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.


De voorgenomen ontwikkeling heeft met name een relatie met de punten 1, 2 en 3.

Prioriteit 1 gaat over de ambitie van Nederland om in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust te zijn. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Daarnaast gaat het ook over de ambitie van Nederland om in 2050 een duurzame energievoorziening te hebben. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen en de bijbehorende energie infrastructuur voor opslag en transport van duurzame energie.


Bij prioriteit 2 wordt aangegeven dat de ambitie voor de lange termijn is: het duurzaam en circulair maken van de economie en energievoorziening en het versterken van de kwaliteit van de leefomgeving. Er wordt ingezet op een aantrekkelijke, gezonde en veilige omgeving en een goed vestigingsklimaat, inclusief een goede bereikbaarheid en duurzame mobiliteit. Locaties van nieuwe kantoren, bedrijventerreinen, grootschalige logistieke functies en datacentra moeten passen bij het verkeers- en vervoersnetwerk, goed afgestemd zijn op de vraag van bedrijven én de economische vitaliteit en de kwaliteit en aantrekkelijkheid van stad en land versterken. Er wordt daarbij ingezet op actieve clustering van (grootschalige) logistieke functies op logistieke knooppunten langs (inter)nationale corridors. Nieuwvestiging van toerisme vindt bij voorkeur plaats buiten de huidige toplocaties en in de nabijheid van OV of bestaande aansluitingen op het hoofdwegennet.


Bij prioriteit 3 word beschreven dat er wordt ingezet op het bouwen aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden. De ambitie is om een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's te realiseren door te werken aan de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. Hieraan wordt een stevige impuls gegeven. De ontwikkeling vindt plaats in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Grote open ruimten tussen de steden houden hun groene karakter. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de prioriteiten genoemd in NOVI.

2.2 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte

In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk werkt aan eenvoudiger regelgeving en verwacht dat medeoverheden zich ook inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. In de structuurvisie formuleert het kabinet zijn ambities voor 2040.

Concurrentiekracht: in 2040 behoort Nederland tot de top 10 van meest concurrerende economieën van de wereld met een kwalitatief hoogwaardig vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers door een goede ruimtelijk-economische structuur.

Bereikbaarheid: in 2040 beschikken gebruikers over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.

Leefbaarheid en veiligheid: in 2040 sluiten de woon- en werklocaties in steden en dorpen aan op de (kwalitatieve) vraag en locaties voor transformatie en herstructurering worden zoveel mogelijk benut. In 2040 biedt Nederland zijn burgers een veilige en gezonde leefomgeving, met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als in landelijk gebied. Nederland is blijvend beschermd tegen extreme weersomstandigheden, mogelijke overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging en er is voldoende zoet water in droge perioden; Nederland is een bepalende speler in de internationale transitie naar duurzame mobiliteit en Nederland heeft nog steeds de bestaande (inter)nationale unieke cultuurhistorische waarden en een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Nederland kent in 2040 een robuust internationaal energienetwerk en de transitie naar duurzame energiebronnen is ver gevorderd.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.


Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de Ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie ervan vraaggerichte programmering bevorderen. De Ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De Ladder is als procesvereiste opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro). Hierin is vastgelegd dat provincies en gemeenten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken (in respectievelijk een provinciale verordening of een bestemmingsplan) de Laddertoets moeten doorlopen. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is in artikel 1.1.1 onder i Bro als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

De toetsing aan de ladder is opgenomen in paragraaf 5.4. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Ladder.

2.3 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

Op 19 december 2018 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat over 'Gaaf Gelderland'. 'Gaaf' is een woord met twee betekenissen. 'Gaaf' betekent 'mooi' en gaat over wat – historisch en landschappelijk gezien - heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard. Maar 'Gaaf' verwijst ook naar dat wat 'cool' en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard. Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in de Gelderse Omgevingsvisie.

Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal.

Gezond en veilig is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

Schoon en welvarend is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

De visie geeft zeven ambities voor een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland, onder andere op het terrein van economisch vestigingsklimaat en het woon- en leefklimaat. Met vier spelregels of Doe-principes' – DOEN, LATEN, ZELF en SAMEN – geeft de provincie hier werking aan. Tezamen vormen zij het kader waarbinnen de provincie werkt en afwegingen maakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0003.png"

Gestreefd wordt naar een op de toekomst toegerust klimaatbeleid waarbij de provincie samen
met partners zich goed voorbereidt en toerust op de gevolgen van klimaatverandering:
wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar.

Gestreefd wordt naar een voortvarend en innovatief circulair beleid, waarbij de ambitie van de
provincie is om de eerste afvalloze provincie van Nederland zijn. Afval bestaat niet meer; er zijn alleen nog grondstoffen die blijvend hun waarde behouden in onze schone industrie. Om dit te
bereiken is in 2030 het gebruik van primaire grondstoffen in Gelderland met 50% teruggebracht.

Gestreefd wordt naar een versnelde energietransitie, gericht op forse vergroting van het aandeel duurzame energie en passend bij de Gelderse kwaliteiten. Gestreefd wordt naar een op de toekomst toegerust klimaatbeleid waarbij de provincie samen met partners zich goed voorbereidt en toerust op de gevolgen van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar.

Gestreefd wordt naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Ambities vanuit dit streven zijn: Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. De provincie gaat, zo stelt de visie, in gesprek met de Gelderse regio's en maken regionale afspraken over een goede balans tussen de vraag en het aanbod van woningen. Het omvormen van bestaande en leegstaande bebouwing heeft de voorkeur voor de aanleg van nieuwe woonlocaties.

Om Gelderland voor mensen en bedrijven aantrekkelijk te houden, is de kwaliteit van de leefomgeving van groot belang. Bovendien draagt een goede kwaliteit van de leefomgeving bij aan gezondheid. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen, een mooie natuur; het is allemaal van belang. Ook goed wonen hoort daarbij. Gelderland heeft op woongebied een bijzondere positie met uiteenlopende woonkwaliteiten, zowel stedelijke als landelijke. De Gelderse streken hebben ieder hun eigen aard, waar mensen zich thuis en verbonden met elkaar voelen. In onze groeiende Gelderse steden komen veel activiteiten samen. Tegelijkertijd investeren we in een vitaal platteland, juist als daar krimp plaatsvindt. Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand verstedelijkt gebied ons vertrekpunt. Wij geven de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen. Wij gaan voor concentraties van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, breiden we uit aan de randen van onze steden of dorpen.

Woonwensen veranderen door de tijd en met de leeftijd. Mensen worden ouder, wonen steeds langer alleen en zelfstandig, worden steeds meer energiebewust en zijn mobieler dan vroeger, waardoor ze ook meer en makkelijker verhuizen. De dynamiek op de woningmarkt is groot, ook als gevolg van ontwikkelingen in de Randstad. Het grootste deel van de woningen die we in 2050 in Gelderland nodig hebben, staat er al. Maar deze woningen zijn niet klaar voor de toekomst en moeten aangepast of vervangen worden. Soms zijn zelfs tijdelijke woonvormen nodig willen we snel in kunnen spelen op de vraag. Voor ons staat een goede balans tussen de vraag en aanbod van woningen in verschillende prijscategorieën voorop, ook voor specifieke doelgroepen. We hebben zorg en aandacht voor de woonbehoeften van alle Gelderlanders en maken hier met onze partners afspraken over. Ook zijn de meeste woningen verre van energieneutraal en klimaatbestendig. Wij stimuleren innovaties op dit terrein, zoals het aardgasloos maken van bestaande woningen en het verduurzamen van woonwijken. Ook zijn wij met onze partners in gesprek over hoe we het vraagstuk van klimaatadaptatie en wonen slimmer kunnen aanpakken. Voldoende groene ruimte, koele plekken, opvang van water in het licht van de klimaatverandering is immers van belang, zeker met het oog op de gezondheid van onze inwoners.

De uitbreiding van de supermarkt vindt plaats binnen bestaand stedelijke gebied. Met de uitbreiding van de supermarkt blijft het voorzieningenniveau van het Ugchelen op niveau. Dit bestemmingsplan voldoet hiermee aan de omgevingsvisie.

2.4 Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 hebben Provinciale staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Sindsdien is de Omgevingsverordening een aantal keren geactualiseerd en herzien. In de meest recente versie zijn de omgevingsverordening, milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening samengevoegd.

De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit de Omgevingsvisie te realiseren. In de verordening zijn regels opgenomen die nodig zijn om de provinciale ambities waar te maken, provinciale belangen veilig te stellen of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem opgenomen. De provincie zet de verordening als juridisch instrument voor het afdwingen van de doorwerking van het provinciaal beleid alleen in voor die onderdelen van het beleid, waarvoor algemene regels noodzakelijk zijn om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Voor zover het de provinciale verordening betreft, bevat de Omgevingsverordening alleen regels die tot de gemeentebesturen zijn gericht en geen rechtstreeks werkende, burgers bindende regels.

Met het actualisatieplan 6 voor de Omgevingsverordening wordt onder andere geborgd dat elke regio een regionale woonagenda opstelt die door de provincie vastgesteld dient te worden en dat woningbouw slechts mogelijk is, als dit past binnen de afspraken van die agenda. Ten behoeve van de flexibiliteit is het wel mogelijk om van een regionale woonagenda af te wijken, vooruitlopend op de actualisatie ervan. Als er nog geen regionale woonagenda is vastgesteld of als de bestaande regionale woonagenda niet meer actueel en geschikt is als beoordelingskader, zal de provincie totdat een nieuwe regionale woonagenda wordt vastgesteld bestemmingsplannen die de bouw van nieuwe woningen mogelijk maken toetsen aan de volgende criteria: er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking, als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, het plan past binnen de meest recente provinciale visie op het woonbeleid, er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden en de provincie stemt in met de ontwikkeling.

De toetsing aan de ladder is opgenomen in paragraaf 5.4. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Ladder.

2.5 Structuurvisie Apeldoorn Biedt Ruimte

Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.

De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om daarop niet te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leveren aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.

De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken. Want alleen daardoor blijft de leefkwaliteit op peil en blijft Apeldoorn aantrekkelijk voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie. De gemeente stelt hoge kwaliteitseisen aan het fundament en wil er zelf in blijven investeren.

Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd die weergeven wat Apeldoorn grotendeels al is en waar Apeldoorn sterk in is: Apeldoorn is een comfortabele gezinsstad met een toeristisch toplandschap; heeft een veelzijdige economie en kent lokale duurzaamheid.. Aan deze ambities wil Apeldoorn samen met andere partijen bouwen.

De structuurvisie is een uitnodiging aan de samenleving om Apeldoorn mooier te maken. 'Apeldoorn biedt ruimte' staat voor ruimte bieden aan ideeën en initiatieven die passen bij de Buitenstad. De gemeente zal daarbij faciliteren en ondersteunen. Buiten het fundament van de Buitenstad biedt de gemeente hiervoor veel handelingsvrijheid, bijvoorbeeld door flexibel te bestemmen.

Niet alles gaat vanzelf. In sommige delen van Apeldoorn spelen ingewikkelde vernieuwingsopgaven. Opgaven die belangrijk zijn voor Apeldoorn als geheel, waarbij vaak hard gewerkt moet worden om iets van de grond te krijgen. In de structuurvisie worden die opgaven 'dynamo's' genoemd, elementen die eerst in beweging moeten komen voordat ze energie gaan opleveren. Het centrumgebied van Apeldoorn, de centrale delen van de Kanaalzone en kleinschalige herstructurering van wijken, buurten en dorpen zijn voorbeelden. De gemeente neemt in de dynamo's de regierol op zich. In de dynamo's ligt ook programmatisch de hoogste prioriteit. De verdere invulling ervan bepaalt de gemeente samen met initiatiefnemers.

De uitbreiding van de supermarkt draagt bij aan de ambities comfortabele gezinsstad en veelzijdige economie. Het voorzieningniveau van Ugchelen blijft gewaarborgd.

2.6 Visie Dorpscentrum Ugchelen

De gemeente, maar ook bewoners, dorpsraad, vastgoedeigenaars en ondernemers willen van het centrum van Ugchelen een echt leuk en mooi centrum maken. In februari 2020 is daarop door de gemeenteraad van Apeldoorn een Visie opgesteld met als doel om met beelden de ambitie te laten zien hoe het beter kan. Dit is uitgewerkt in een stedenbouwkundig en landschappelijk kader. Daarin staan voorwaarden hoe nieuwe plannen in het centrum kunnen bijdragen aan de ambitie zowel in de openbare ruimte als de bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0004.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0005.png"

Kaart uit Visie Dorpscentrum Ugchelen

Uitgangspunten van de visie zijn:

  • Ugchelen heeft een dorps eigen karakter dat het behouden waard is. Toekomstige ontwikkelingen dienen hierop aan te sluiten qua maat, schaal en beeldkwaliteit (zie ter inspiratie Het Groot Stadskookboek).
  • Waar mogelijk het behouden van karakteristieke plekken en panden. Hergebruik geeft continuïteit aan de dorpsgeschiedenis!
  • Bereikbaarheid van het dorpscentrum voor auto's, fietsers én voetgangers. Ook
    bereikbaarheid per openbaar vervoer is belangrijk (zie Verkeersbeleid).
  • Ontwikkelingen één-op-één koppelen aan de daarbij benodigde hoeveelheid parkeerplaatsen. Iedere ontwikkeling dient de eigen parkeerbehoefte zelf op te lossen.
  • ‘Verbindingen scheppen kansen’; open het dorpshart door toevoeging van (informele-) routes tussen de verschillende plekken. Verbindt het centrum met de bosrijke omgeving en de omliggende straten. Dit geeft levendigheid en aanleidingen voor ontmoetingen. De gemeentelijke structuurvisie “Apeldoorn biedt ruimte”, met name op de onderdelen comfortabele gezinsstad, leefbaarheid dorpen.

De uitbreiding van de supermarkt is in de dorpsvisie opgenomen als project. De uitbreiding van de supermarkt draagt bij aan het versterken van het voorzieningenniveau van het dorpscentrum.

Het gebouw wordt gekenmerkt door een aansprekende architectonische opzet, met onder meer enkele gevels met verticaal aangebrachte beplanting en een goed vormgegeven entree. Het gekozen architectuurbeeld sluit goed aan op de ambities en uitgangspunten geformuleerd in de dorpsvisie.

2.7 Groenbeleid

Het groenbeleid is vastgelegd in de Groenstructuurkaart, de Verordening Groene Balans en het Groenplan. Die worden in de navolgende paragrafen besproken.

2.7.1 Groenstructuurkaart

In april 2017 heeft de gemeenteraad de Groenstructuurkaart vastgesteld. De kaart geeft de belangrijkste groenstructuren van Apeldoorn weer. Apeldoorn koestert haar groene kwaliteit en wil deze beschermen en versterken. De kaart geeft een gebiedsdekkend toetsingskader en uitgangspunt voor onder andere een consequente beoordeling van ruimtelijke plannen op landschappelijke en groene kwaliteit.

De Groenstructuurkaart bestaat uit verschillende elementen:

  • Groenstructuur: Groene Mal
  • Groenstructuur: Beken & sprengen, weteringen en kanaal
  • Groenstructuur: doorgaande wegen buitengebied
  • Groenstructuur: snelwegcorridors en spoorwegen
  • Wijkgroenstructuur
  • Boomrijke gebieden

Op de kaart zijn die gebieden vastgelegd waar behoud van bestaand groen en ontwikkeling van nieuw groen prioriteit heeft. Het groenstructuurplan werkt door in het kapvergunningenbeleid en het uitgiftebeleid voor snippergroen.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de groenstructuurkaart.

2.7.2 Groenplan

In september 2018 heeft de gemeenteraad het Groenplan vastgesteld. Het Groenplan geeft aan welke groene doelen en opgaven belangrijk zijn voor het behoud en versterking van het groene karakter van de hele gemeente. De groene opgaven bestaan uit versterken van het groen-water netwerk in en om de stad, meer groen in de binnenstad, meer en beter groen in wijken en dorpen en versterken van karakteristieke landschappen. Binnen deze opgaven ligt de focus op het inzetten van groen om de gevolgen van klimaatverandering te beperken, biodiversiteit te versterken en bewoners uit te nodigen tot bewegen en ontmoeten. Dit met een veerkrachtig natuurlijk systeem als basis. Duurzaam groenbeheer, samenwerking en participatie vormen belangrijke pijlers die vorm krijgen in het Uitvoeringsprogramma Groen en biodiversiteit.

De supermarkt krijgt een groene uitstraling. Langs de Molecatenlaan en de toegangsweg naar het parkeerterrein worden groenstroken geraliseerd met daarin vaste bloeiende beplanting. Hiermee worden de groenstroken vriendelijker, meer zoals borders in voortuinen, en faciliteren ze biodiversiteit.

2.8 Verkeer En Parkeren

2.8.1 Verkeersvisie 2016 - 2030

Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2016 – 2030 (vastgesteld juli 2016). De Verkeersvisie werkt de ambities voor Apeldoorn uit de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' uit voor het onderdeel Mobiliteit.

Comfortabele gezinsstad: iedereen kan zich veiligverplaatsen en er is sprake van een bereikbare, leefbare en aantrekkelijke (binnen)stad. De fietsis het primairevervoermiddel; ook het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol in de verplaatsingen.

Toeristisch toplandschap: de attracties, bezienswaardigheden en evenementen zijn ook bij piekdruktegoed bereikbaar. Na een bezoek aan bijvoorbeeld de attractieparken aan de rand van de Veluweweet men de weg naar de binnenstadte vinden.

Veelzijdige economie: winkels, kantoren en bedrijven zijn goed bereikbaar. Apeldoorn wordt goed ontsloten door de A1 en de A50 en een aantal provinciale wegen. De doorstromingop de hoofdwegen en met name op de Ringis essentieel. De binnenstad moet met alle vervoermiddelen goed toegankelijk blijven. Bij de bedrijventerreinenen werkgebieden kunnen zowel openbaar vervoer als de (e-)fiets naast de auto een steeds belangrijker rol spelen.

Lokale duurzaamheid: er moet een omslag worden gemaakt van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van elektriciteiten waterstof. Hierin spelen vooral marktpartijen en beslissingen op landelijk en Europees niveau een rol. De (e-)fietskan eveneens aan de doelstellingen van energieneutraliteit en uitstootvrij en daarmee aan een gezonde en schoneleefomgeving bijdragen. Op lokaal niveau zet Apeldoorn zich in voor een snelle overgang van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van duurzame energie.

De ambities uit de structuurvisie zijn vertaald in de volgende kernopgaven:

  • Kernopgave 1: Apeldoorn fietsstad: meer ruimte voor de fiets. Om deze opgave te realiseren wordt het gebruik van de fiets, ook in het voor- en natransport, gestimuleerd; worden de fietsroutes sneller en directer gemaakt en wordt het fietsgebruik veiliger gemaakt.
  • Kernopgave 2: Transitie van aanbodgericht naar vraaggericht en efficiënt openbaar vervoer. Om deze opgave te realiseren wordt een nieuw OV-netwerk ontwikkeld, wordt duurzaam en innovatief openbaar vervoer geïntroduceerd, worden de OV-knooppunten versterkt en worden nieuwe kansen die ontstaan door recreatie- en evenementenstromen benut.
  • Kernopgave 3: Beter en veilig gebruik van de infrastructuur. Om deze opgave te realiseren wordt de doorstroming op de hoofdwegen verbeterd, wordt bijgedragen aan de doorstroming op regionale en landelijke hoofdwegen, wordt (dynamische) informatie over parkeergelegenheden en over de drukte op wegen verstrekt, worden de parkeernormen geactualiseerd en wordt het parkeren gebruikersvriendelijker gemaakt.

In de Verkeersvisie worden deze (kern)opgaven vervolgens uitgewerkt in concrete voorgenomen maatregelen.

2.8.2 Parkeerbeleid

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Parkeervisie fiets en auto (vastgesteld 21 maart 2019). De essentie van de Parkeervisie is 'mogelijk maken waar het kan, reguleren waar het moet'. Met de gestaag groeiende cijfers voor autobezit en -gebruik ontstaat een drietal gevolgen die om een beleidsmatige reactie vragen. Het eerste gevolg is dat er tijden en plaatsen zijn waar meer vraag naar parkeerruimte is dan aanbod. Regulering richt zich dan op het optimaal verdelen van de beschikbare ruimte. Het invoeren van betaald parkeren is daarbij een goed instrument, met als effect dat plaatsen zo efficiënt mogelijk gebruikt worden.
Het tweede gevolg is dat er groepen autobezitters zijn die beschermd moet worden tegen overlast van parkeerders van 'buitenaf'. Meestal gaat het dan om het beschermen van bewoners in het centrum en de randen van de binnenstad of bij grote publiekstrekkers. Parkeervergunningen zijn daarbij het meest effectieve instrument, in combinatie met het stellen van parkeernormen, zodat de druk van geparkeerde auto's op de openbare ruimte per saldo niet toeneemt.
Het derde gevolg is de uitstoot van auto's en de ruimte en aanblik van geparkeerde auto's voor de omgeving. Zoekverkeer levert extra uitstoot op, reden om parkerend verkeer een goede voorziening te bieden. Om het aantrekkelijker te maken om met de fiets naar de binnenstad te komen, wordt in de Parkeervisie sterk ingezet op het realiseren van extra mogelijkheden om fietsen bewaakt te kunnen stallen.

Daarnaast is parkeerbeleid van belang voor doorstroming van het verkeer (om bijvoorbeeld opstoppingen van auto's die willen parkeren op doorgaande wegen te voorkomen) en is er een economisch belang.

De parkeernormen zijn vastgelegd in de Beleidsregel Parkeren, die is vastgesteld op 21 maart 2019. Deze beleidsregel is een nadere uitwerking van de Parkeervisie fiets en auto. De beleidsregel legt vast wat wordt verstaan onder het realiseren van 'voldoende parkeerruimte voor auto en fiets en voor laden en lossen'. De beleidsregel geeft inzicht in het aantal, de kwaliteit en de plek van de te realiseren parkeerplaatsen. Het bepalen van 'voldoende parkeerruimte' gebeurt bijvoorbeeld door het hanteren van parkeernormen voor fietsen en auto's. De beleidsregel dient als toetsingskader bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen en bepaalt hoe de parkeerregel in bestemmingsplannen wordt toegepast.

Toetsing bestemmingsplan

Ten behoeve van de uitbreiding van de supermarkt worden 33 nieuwe parkeerplaatsen voor auto's en fietsparkeerplaatsen gerealiseerd. Zie voor een nadere toelichting paragraaf 4.3.

2.9 Waterbeleid

2.9.1 Nationaal beleid

2.9.2 Provinciaal beleid

Het provinciale waterbeleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland. Daarin is onder andere vastgelegd hoe het grondwater(winning) beschermd moet worden tegen negatieve effecten (kwaliteit en kwantiteit) en hoe moet worden gehandeld wanneer er toch een (dreigende) verontreiniging van het grondwater optreedt. Ook zijn verschillende zaken vastgelegd over het omgaan met natte landnatuur en oppervlaktewater. Op de kaarten zijn beschermingszones voor verschillende onderwerpen vastgelegd.

Uitgangspunt bestemmingsplan

Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten is onderdeel van ruimtelijke plannen. Verandering van (gebruik van) een gebied mag geen negatief effect op het (grond)water of de waterafhankelijke natuur hebben.

2.9.3 Waterschapsbeleid

In 2015 heeft Waterschap Vallei en Veluwe het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Hierin beschrijft het waterschap de ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van samenwerkings- en innovatiemogelijkheden. Op basis van nieuwe opgaven als klimaatverandering, zuivering van complexe stoffen en maatschappelijk ontwikkelingen zoals het streven naar een duurzaamheid en circulaire economie zijn zes ambities geformuleerd:

  1. 1. Beschermen tegen overstromingen
  2. 2. Zorgen voor de juiste hoeveelheid water
  3. 3. Zorgen voor de goede oppervlaktewaterkwaliteit
  4. 4. Schoon en vuil water worden zoveel mogelijk gescheiden
  5. 5. Afwalwaterketen en watersysteem samen met de partners als één geheel beheren

De ambities zijn voor de programma's waterveiligheid, watersysteem (voldoende en schoon) en waterketen vertaald in doelen en maatregelen voor 2021.

Uitgangspunt bestemmingsplan

Bij veranderingen op of rondom het oppervlaktewater en waterkeringen evenals bij de realisatie van voldoende waterberging voor nieuwe ontwikkelingen zijn de regels van de keur van het waterschap van toepassing.

2.9.4 Gemeentelijk beleid

2.10 Nota I-cultuur

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart. De archeologische beleidskaart uit de Nota I-cultuur is inmiddels vervangen door de Archeologische beleidskaart 2015 die de gemeenteraad in 2015 heeft vastgesteld.

2.11 Detailhandelsvisie 2014-2019

Op 16 januari 2014 heeft de gemeenteraad de Detailhandelsvisie 2014-2019 vastgesteld. De Detailhandelsvisie beschrijft de gemeentelijke visie op en ambities voor de lokale winkelstructuur. In de visie zijn de vijf hefbomen benoemd waar beweging noodzakelijk is en die bepalend zijn in het bereiken van het gewenste toekomstbeeld voor de detailhandel: de ontwikkeling van een robuuste, dynamische en complete winkelstructuur in Apeldoorn. Het gaat hierbij om:

  1. 1. Uitnodigende Binnenstad
    In de visie is de binnenstad duidelijk speerpunt van beleid en zijn keuzes erop gericht het centrum de gewenste impuls te geven.
  2. 2. Vitale en fijnmazige winkelstructuur
    De fijnmazige winkelstructuur is uitgangspunt van beleid. In de visie wordt ruimte geboden voor dynamiek en staat het gemeentebestuur open voor nieuwe initiatieven die de vitaliteit versterken.
  3. 3. Grootschalige en perifere detailhandel
    Locaties voor grootschalige en perifere detailhandel zijn een wezenlijk onderdeel van de Apeldoornse winkelstructuur, met ieder een eigen signatuur. In de visie wordt gekozen voor het verder ontwikkelen van deze locaties met ieder een duidelijk kernprofiel.
  4. 4. Internetwinkels
    Internetwinkels willen zich vestigen op bedrijventerreinen en woonwijken. De nota beschrijft de kaders voor internetbedrijven met als uitgangspunt dat de gemeente deze bedrijven graag wil huisvesten.
  5. 5. Maatwerk
    Een visie over de gewenste detailhandelstructuur in Apeldoorn biedt richting, maar laat ook vragen onbeantwoord. Er zullen initiatieven komen die niet één op één passen in het voorgestane beeld. De deur gaat dan niet dicht maar het gemeentebestuur gaat in gesprek en kijkt met de initiatiefnemer naar mogelijkheden. Wel ruimte, geen willekeur. In de nota is aandacht voor de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan dit maatwerk.

De plannen om de AH in Ugchelen uit te breiden passen in onze huidige detailhandelsvisie. Deze geeft aan dat we kiezen om 'ruimte te bieden aan marktinitiatieven die de kwaliteit van voorzieningenniveau in de dorpen verbeteren'. Dat is hier zeker het geval gezien vanuit de detailhandelsstructuur. Een goede supermarkt is namelijk erg belangrijk voor de vitaliteit van een winkelgebied en is vrijwel altijd de grootste trekker. Tevens zorgt het voor een hoop spin off voor de overige winkels. Als de aantrekkelijkheid van de supermarkten achteruit gaan, heeft dat direct gevolgen voor de gehele detailhandelsstructuur in Ugchelen. Dat effect zal niet binnen een jaar zichtbaar zijn, maar binnen 5 tot 10 jaar zal de supermarkt sterk aan aantrekkelijkheid hebben ingeboet indien deze niet naar een moderne maat wordt gebracht. Vanuit de detailhandelsstructuur voor het dorp beredeneert is het dus van belang dat de huidige AH de mogelijkheid krijgt om te vergroten en te vernieuwen.

2.12 Welstandsbeleid

Artikel 12a van de Woningwet verplicht iedere gemeente om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing. Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juni 2017 de Welstandsnota 2017-2020 'Aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. De welstandsnota is het kader waaraan de onafhankelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit toetst of aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen voldoen aan redelijke eisen van welstand.

Doel van de welstandsnota is het zorgen voor een goede balans tussen het borgen van de basiskwaliteit van de ruimtelijke leefomgeving en het bieden van ruimte aan initiatiefnemers. Bij de welstandsnota hoort een website die het welstandsbeleid voor iedereen toegankelijk maakt.

De nota gaat uit van één welstandsniveau voor álle gebieden van de hele gemeente Apeldoorn en werkt vanuit een piramide:

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0006.png"

  • Vergunningvrije bouwwerken: geen welstandstoetsing
    Onder deze categorie valt het grootste deel van de bouwwerken.
  • Veelvoorkomende bouwwerken:eenduidige criteria die voor de hele gemeente gelijk zijn.
    Het grootste deel van de vergunningplichtige bouwwerken, zoals erkers en dakkapellen, valt onder deze categorie. In deze categorie is ook het reclamebeleid ondergebracht.
  • Specifieke bouwwerken: welstandstoetsing op basis van gebiedsgerichte doelstellingen
    Onder deze categorie vallen de grotere bouwplannen. De gebiedsgerichte doelstellingen zijn per dorp, wijk, gebied of gebiedstype geformuleerd. Het werken met doelstellingen die de kernkwaliteiten van het gebied beschrijven in plaats van te werken met stringente criteria waaraan het bouwwerk moet voldoen, maakt verschillende ontwerpoplossingen mogelijk en biedt daarmee ruimte voor de initiatiefnemer.

Het voorgenomen plan is ter toetsing voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK). Uit het op 26 januari 2021 uitgebrachte advies blijkt onder voorbehoud van het juist verwerken van de opmerkingen op het bouwplan uitzicht te bestaan op een postief advies van de CRK.

3 Bestaande Situatie

3.1 Historie

Het plangebied is gelegen in de wijk Zuidwest (Ugchelen) te Apeldoorn. Op historisch kaartmateriaal is de locatie al rond 1900 waarneembaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0007.jpg"

Historische kaarten met daarop de planlocatie

Voor zover zichtbaar is er op de locatie dan nog geen bebouwing aanwezig. Vanaf 1926 ontstaat geleidelijk bebouwing op het terrein. In 1926 is begonnen met de bouw van een wasserij op de locatie (huidige Bogaardslaan 10A t/m D) Daarna hebben diverse verbouwingen plaatsgevonden. In 1937 is begonnen met de bouw van een tweede bedrijfsgebouw (huidige Bogaardslaan 10 E en F). Dit gebouw diende als textielfabriek. Dit pand is in 1968 en 1974 uitgebreid (huidige Bogaardslaan 14). In de voormalige textielfabriek werden ook kolen opgeslagen. Vanaf 1968 was schildersbedrijf Talen op de locatie aanwezig. Onbekend is tot wanneer dit bedrijf op de locatie aanwezig is geweest. Van 1985 tot 1988 is Hygro Systems Holland BV op de locatie aanwezig geweest.

In de loop der jaren zijn diverse kleine schuurtjes welke op het achterterrein aanwezig waren gesloopt. In het HBB bestand van de gemeente wordt melding gemaakt van een Hinderwetvergunning voor een papier en kartonverpakkingsmiddelenfabriek.

De nabijgelegen locatie Molecatenlaan 6 t/m 20 is ook een wasserij geweest maar van een andere eigenaar.

3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur

De ruimtelijke structuur van Ugchelen kenmerkt zich door:

  • een historisch gegroeid dorp met lintbebouwing aan voormalige beken en/ of landwegen: de historische linten inclusief de grindbermen (de Ugchelseweg (naar Apeldoorn), de Hoenderloseweg (naar Hoenderloo, Ede en Arnhem) en de G.P. Duuringlaan (naar Beekbergen)) zijn het visitekaartje van Ugchelen. Dit kenmerkt de dorpse sfeer;
  • straten en groengebied;
  • kleine moderne wijkjes, losjes gelegen tussen de oude beken en linten;
  • de beken en sprengen;
  • geleidelijk verloop aan de dorpsrand naar het landelijk gebied;
  • de Nederlands Hervormde Kerk aan de Hoenderloseweg vormt het enige oriëntatiepunt in het dorp. de rijksweg A1 heeft de bestaande structuur sterk gewijzigd, omdat deze weg Ugchelen in twee stukken heeft gedeeld: de dorpskern en het landelijke gebied Ugchelen-zuid;
  • de Europaweg aan de westzijde van het dorp is de belangrijkste ontsluitingsweg;

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0008.png"Beeld van de ruimtelijke structuur Ugchelen

De meest voorkomende functie in Ugchelen is wonen. Langs de historische linten staan gewone burgerwoningen (arbeiderswoningen, middenstandswoningen en seniorenwoningen), voormalige boerderijen en villa-achtige woningen zoals bungalows of geschakelde villa's. 60 à 70% van de woningen dateert van na de Tweede Wereldoorlog. Dit zijn vooral kleinschalige projectmatig gebouwde woningen, vrijstaande woningen en tweekappers op de tussen de linten gelegen wijkjes. De vooroorlogse woningen betreffen vooral de vrijstaande woningen langs de linten.

Het commerciële centrum van het dorp ligt op de kruising van de Ugchelseweg en de Molecatenlaan. Daar zijn winkels, bedrijven, horeca en maatschappelijke functies te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0009.jpg"

Dorpscentrum hoek Ugchelseweg met de Molecatenlaan, uit google-maps

Restanten van het industriële erfgoed, zoals voormalige papiermolens en wasserijen de Veldekster, de Winnemolen en de Hamermolen liggen langs de beken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0010.png" fDe Hamermolen

3.3 Groenstructuur

Het gebied rondom het dorpscentrum is dooraderd met beken en sprengen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0011.png"

Groen- blauwe structuren

De Schoolbeek, de Winkewijert, de Ugchelse beek en de sprengen stromen door het dorp. De beken lopen veelal langs de achterkant van percelen van particulieren. Rondom en langs de beken is groen aanwezig in de vorm van bomen en weiden, zodat dit een groen en landelijk karakter aan het gebied geeft. De beken en sprengen vormen een wijdvertakt stelsel dat functioneert als de belangrijkste water- en groenstructuur van Ugchelen en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0012.png"

Ugchelse beek in het dorp

3.4 Verkeer En Vervoer

De belangrijkste wegen in Ugchelen zijn de Europaweg die langs de westzijde van het dorp loop en fungeert als dé ontsluitingsweg van Ugchelen. De Ugchelseweg, de Hoog-Buurloseweg, de Hoenderloseweg en de G.P.Duuringlaan zijn hoofdwegen en de Bogaardslaan, de Brouwersmolenweg en de Ugchelsegrensweg vormen de subwegen. Op vrijwel alle wegen in Ugchelen, waaronder de Ugchelseweg, Molecatenlaan en Bogaardslaan geldt een maximumsnelheid van 30 km p/u.

4 Nieuwe Situatie

4.1 Achtergrond

De supermarkt aan de Molecatenlaan is gelegen in het dorpscentrum van Ugchelen. De eigenaar van de supermarkt wil graag zijn supermarkt uitbreiden. Belangrijkste aanleidingen voor de uitbreiding zijn de grote bezoekdruk als ‘dorpssupermarkt’ en de toenemende schaalvergroting bij supermarkten in algemene zin. Door de beperkte fysieke ruimte kan de supermarkt nu onvoldoende inspelen op de behoeften van de klanten, zoals een groter en gedifferentieerder aanbod. Uitbreiding biedt de ondernemer de mogelijkheid de bestaande winkel op te waarderen tot een moderne full-service supermarkt, met meer keuze, comfort en service. Door de uitbreiding is tevens meer efficiency te behalen in de bedrijfsvoering.

4.2 Toekomstige Situatie

Het plan ziet op een uitbreiding van de supermarktbebouwing in gedeeltelijk twee bouwlagen aan de achterzijde van het huidige pand. Om de uitbreiding aan deze zijde mogelijk te maken, wordt het bedrijfspand Bogaardslaan 10 gesloopt. De supermarkt heeft na de uitbreiding een winkelvloeroppervlak (wvo) van 1.448 m2. Ook is er ruimte voor kantoor, personeelsruimte, magazijn en expeditie. Daarnaast maakt dit plan een passage met daaraan 2 winkels/daghoreca mogelijk, 175 m2 wvo. De entree van de supermarkt wordt verplaatst. Deze komt centraal in het gebied te liggen. Aan de zijde van de Bogaardslaan wordt een deels overkapte laad/lossluis gerealiseerd.

Het planvoornemen leidt ertoe dat het plangebied in belangrijke mate wordt opgewaardeerd. De inrichting van het omliggende terrein krijgt een kwaliteitsverbetering. De omgeving van de supermarkt krijgt een groene uitstraling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0013.jpg"

Impressie vanaf de Molecatenlaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0014.jpg"

Impressie nieuwe entree

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0015.jpg"

Impressie voorzijde supermarkt

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0016.jpg"

Impressie achterzijde supermarkt Bogaardslaan

4.3 Verkeer En Parkeren

Verkeersaantrekkende werking

Als gevolg van de uitbreiding van de supermarkt is de verkeersgeneratie berekend. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van CROW-publicatie 381. Uitgegaan is van het gebiedstype 'rest bebouwde kom’, de stedelijkheidsgraad ‘sterk stedelijk' en de functie ‘fullservice supermarkt’. De bijbehorende verkeersgeneratie bedraagt 113,7 per 100 m2 bvo.

In de huidige situatie heeft de supermarkt een oppervlakte van 1.295 m² bvo. Daarmee bedraagt de verkeersgeneratie in de huidige situatie 13 * 113,7 = 1.478 mvt/etmaal. In de toekomstige situatie heeft de supermarkt een oppervlakte van 2.022 m2 bvo. De verkeersgeneratie bedraagt in de toekomstige situatie 20 * 113,7 = 2.274 mvt/etmaal.

Door het planvoornemen neemt het aantal verkeersbewegingen toe met 2.274 -/- 1.478 = 796 verkeersbewegingen van licht verkeer. Het omrekenen naar een maatgevende werkdag (drukste dag) geschiedt op basis van een omrekenfactor van 1,12. Dit leidt tot een verkeersgeneratie op een maatgevende werkdag van 2.546 mvt/etmaal. Worst case is de verkeerstoename 1.068.

Gezien de capaciteit van de omliggende wegen, Molecatenlaan, Bogaardslaan en de Ugchelseweg, is op voorhand te stellen dat het omliggende wegennetwerk geen problemen zal ondervinden van de uitbreiding van de supermarkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0017.jpg"

Routing autoverkeer

Bevoorrading

De bevoorrading van de supermarkt wordt in de huidige situatie aan de zijde van het parkeerterrein afgewikkeld. In de nieuwe situatie vindt de bevoorrading deels overdekt plaats aan de achterzijde van de supermarkt aan de Bogaardslaan. Gemiddeld genomen wordt de supermarkt vier keer per dag bevoorraad.

Parkeren

De gemeentelijke nota Parkeerbeleid is als uitgangspunt gebruikt om de parkeerbehoefte in beeld te brengen. Het parkeerterrein bij de supermarkt heeft een functie als dorpscentrum. Hiervoor geldt een parkeernorm van 3.7 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Met de beoogde uitbreiding van 1.295 m2 bvo naar 2.022 m² bvo betekent dat voor bezoekers 27 extra parkeerplaatsen nodig zijn. Ten behoeve van de uitbreiding van de supermarkt worden 33 nieuwe parkeerplaatsen voor auto's gerealiseerd.

Het fietsparkeren is geprojecteerd langs de zijgevel nabij de entree van de supermarkt.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de uitbreiding van de supermarkt op het gebied van parkeren en verkeersafwikkeling inpasbaar is.

5 Uitvoerbaarheid

5.1 Milieuaspecten

5.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.

5.1.2 Bodem

Een nieuwe of gewijzigde bestemming mag alleen in het bestemmingsplan worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Er moet dus onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.

Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.

Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.

Onderzoeksresultaten bodem

In de rapportage d.d. 9 juli 2020, opgesteld door Boluwa Eco Systems BV en opgenomen in bijlage 13 van de bijlage bij de toelichting, zijn de resultaten van het bodem- en verkennend asbestonderzoek weergegeven.

De resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek geven geen milieuhygiënische belemmeringen voor de herontwikkeling van de locatie. Het in eerste instantie aangetroffen matig verhoogde gehalte PCB in de ondergrond van MM3 wordt na uitsplitsing van het mengmonster in de separaat geanalyseerde monsters maximaal licht verhoogd aangetroffen. Er is op de locatie geen sprake van een bodemverontreiniging.

Op basis van de resultaten van het onderzoek kan geconcludeerd worden, dat zowel op het maaiveld als in de inspectiegaten zintuiglijk geen asbestverdacht materiaal is aangetroffen.

De resultaten van het uitgevoerde bodem- en asbestonderzoek geven geen milieuhygiënische belemmeringen voor de herontwikkeling van de locatie.

5.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.

De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen(hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebiedenmetfunctiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.

Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.

Onderzoeksresultaten milieuzonering

Het plangebied is gelegen in het centrum van Ugchelen. Dit gebied is te typeren als een gemengd gebied op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (hierna: VNG-publicatie). De gewenste activiteit op de planlocatie is het uitbreiden van een bestaande supermarkt van 1.295 m2 naar 2.022 m 2 bruto vloeroppervlakte. De geldende afstanden volgens de VNG-publicatie voor deze gewenste activiteit zijn weergegeven in onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0018.jpg"

Tabel uit VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering'

Voor de gewenste activiteit op de planlocatie geldt een richtafstand van 10 meter. De aspecten geluid en veiligheid gelden hiervoor als maatgevende afstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0019.jpg"

10 meter zone rondom planlocatie

Ten oosten en ten zuiden van de planlocatie bevinden zich op circa 15 meter woningen. Deze woningen bevinden zich buiten de in acht te nemen richtafstand.

In het onderhavige geval is het aspect geluid bepalend bij de milieubelastende activiteiten als gevolg van de bedrijfsvoering van een supermarkt. Aan de hand van concrete gegevensvoor deze specifieke situatie is het aspect geluid nader onderzocht (zie paragraaf 5.1.4). Buiten het aspect geluid zijn er geen andere milieuaspecten die van invloed zijn op de bestaande woningen in de omgeving van de supermarkt.

Het bestemmingsplan ondervindt geen belemmeringen vanwege het aspect bedrijven-en milieuzonering.

5.1.4 Geluidhinder

5.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  1. a. het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  2. b. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  3. c. het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  4. d. de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Niet in betekenende mate bijdragen

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:

  • woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.

Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.

Toepasbaarheidsbeginsel

Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").

Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.

Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit

Voor de planlocatie is onderzocht of het voorgenomen plan een project betreft dat 'niet in betekenendemate' van invloed is op de verslechtering van de luchtkwaliteit (zie bijlage 12 van de bijlagen bij de toelichting). Initiatiefnemer is voornemens het bestaande pand uit te breiden met een oppervlakte van 833 m² bvo. Om te bepalen of het voorgenomen plan bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit wordt gebruik gemaakt van de NIBM-tool. Hierbij is de verkeersaantrekkende werking als gevolg van het voorgenomen plan van belang. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van CROW-publicatie 381. Uitgegaan is van het gebiedstype 'rest bebouwde kom’, de stedelijkheidsgraad ‘sterk stedelijk' en de functie ‘fullservice supermarkt’. Zoals in onderstaande tabel is te zien brengt de supermarkt een verkeersgeneratie van circa 2.388 verkeersbewegingen per etmaal aan licht verkeer en 4 verkeersbewegingen van vrachtverkeer met zich mee.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0020.jpg"

In de huidige situatie heeft de supermarkt een oppervlakte van 1.295 m² bvo. Daarmee bedraagt de verkeersgeneratie in de huidige situatie 13 * 113,7 = 1.478 verkeersbewegingen van licht verkeer. Door het planvoornemen neemt het aantal verkeersbewegingen met 2.388 -/- 1.478 = 910 verkeersbewegingen van licht verkeer toe. Uit de ingevulde NIBM-tool (zie afbeelding) blijkt dat het voorgenomen plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0021.jpg"

De bijdrage van het verkeer aan de verslechtering van de luchtkwaliteit is niet in betekenende mate en valt ruimschoots onder de norm van 1,2 µg/m³. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.

5.1.6 Duurzaamheid

Bij het planvormingstraject van bouwplannen in de gemeente Apeldoorn speelt duurzaamheid een rol. Hieronder staat weergegeven op welke duurzaamheid een plek heeft gekregen.


Energie

  • Het project wordt gasloos uitgevoerd.


Duurzame mobiliteit

  • 2 parkeerplaatsen worden voorzien van een oplaadpunt voor elektrische auto's.
  • Ruimte voor fietsparkeerplaatsen.


Groen

  • Langs de Molecatenlaan en de toegangsweg naar het parkeerterrein worden groenstroken gerealiseerd met daarin vaste bloeiende beplanting.
  • De initiatiefnemer onderzoekt de mogelijkheden van het toepassen van een vegetatiedak op de nieuwbouw.

5.1.7 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe worden in het beleid voor externe veiligheid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en per transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg

Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende Regeling basisnet. Er zijn geen wettelijke grenzen voor de aantallen transporten met gevaarlijke stoffen maar er worden wel grenzen gesteld aan de risico's, deze staan in het Basisnet. De vastgestelde risicogrenzen worden getoetst aan het plaatsgebonden risico met een wettelijk harde norm en het groepsrisico met de daarbij behorende oriëntatiewaarde als ijkpunt. Daarnaast geldt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen op een verantwoorde wijze plaatsvindt vanwege de strenge eisen die gelden voor dit vervoer als gevolg van internationale regelgeving.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud van de buisleidingen.

Nota Milieuveiligheid Apeldoorn

Uitgangspunt van de Nota Milieuveiligheid, die in december 2011 is vastgesteld, is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. De voorwaarde hierbij is dat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de Nota bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.

Onderzoeksresultaten

In het kader van het onderzoek naar het planvoornemen zijn de externe veiligheidsrisico’s ten gevolge van activiteiten in de directe omgeving geïnventariseerd, zie bijlage 10 van de bijlagen bij de toelichting. Hieronder volgen de onderzoeksresultaten.

Bevi

In de nabijheid van beide ontwikkelingen bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering.

Transport van gevaarlijke stoffen over water

Het plangebied ligt niet binnen een afstand van 1.070 meter van een waterweg waarover structureel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De risico’s als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over water vormen geen belemmering voor de planontwikkeling. Een verantwoordingsplicht is derhalve niet aan de orde.

Transport van gevaarlijke stoffen over weg

Het plangebied ligt op circa 800 meter van de rijksweg A1. Op grond van de ruimtelijke scheiding vormen het plaatsgebonden risico en het plasbrandaandachtsgebied geen belemmeringen. Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied (toxisch scenario) van deze rijksweg. De risico’s als gevolg van de transporten met gevaarlijke stoffen over de rijksweg A1 dienen meegenomen te worden in een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Deze beperkte verantwoording is bijgevoegd, zie bijlage 11 van de bijlagen bij de toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0022.jpg"

Ligging plangebied ten opzichte van wegen

De in de omgeving gelegen N304 is niet opgenomen in het Basisnet weg. Ook is deze weg niet opgenomen in de meest recente telgegevens van Rijkswaterstaat (juni 2019). Over deze weg vindt derhalve geen structureel transport van gevaarlijke stoffen plaats, waarmee deze verder buiten beschouwing wordt gelaten.

Op circa 1.550 meter ten zuidoosten van het plangebied is de N788 (Arnhemsestraat, wegvak G95) gelegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Deze weg is niet opgenomen in het Basisnet weg. Op grond van de ruimtelijke scheiding vormen het plaatsgebonden risico en het plasbrandaandachtsgebied geen belemmeringen voor het plan. Een verantwoordingsplicht is derhalve niet aan de orde.

Transport van gevaarlijke stoffen spoor

Op circa 1,25 km in noordwestelijke richting ligt de spoorlijn Amersfoort Oost – Deventer West (traject 30ES.6), waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied bevindt zich niet binnen het invloedsgebied van deze spoorlijn. Een verantwoordingsplicht is derhalve niet aan de orde.


Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Uit de risicokaart blijkt dat binnen een afstand van 580 meter geen buisleidingen zijn gelegen. De risico’s als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen vormen derhalve geen aandachtspunt voor de planlocatie. Een verantwoordingsplicht is niet aan de orde.

5.1.8 Elektromagnetische velden

De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).

De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.

Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.

Gelet op het hiervoor genoemde VROM-advies heeft het gemeentebestuur op 6 november 2007 de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanninglijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Tot het zover is, zal voor nieuwe ontwikkelingen de lijn van het VROM-advies gevolgd worden.

Onderzoeksresultaten

In de nabijheid van de planlocatie bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.

5.1.9 Milieueffectrapportage

Algemeen

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) is. De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  1. 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  2. 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Voor het merendeel van de activiteiten van de onderdelen C en D gelden drempelwaarden.

Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van die bijlage geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Als door de activiteit de drempelwaarde wordt overschreden is het verplicht een m.e.r.-beoordeling te maken. Wanneer de drempelwaarde niet wordt overschreden door de activiteit is het verplicht een m.e.r.-beoordeling te maken, maar is deze vormvrij. In beide gevallen gelden de volgende verplichtingen:

  • de initiatiefnemer moet een aanmeldnotitie opstellen (deze verplichting geldt niet wanneer de gemeente initiatiefnemer is);
  • het bevoegd gezag moet een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen; dit besluit moet zijn genomen voordat het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd;
  • de initiatiefnemer moet het m.e.r.-beoordelingsbesluit bij de vergunningaanvraag voegen.

Wanneer ingevolge de Wet natuurbescherming voor een (bestemmings)plan een passende beoordeling moet worden gemaakt, moet op grond van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer ook een milieueffectrapport worden opgesteld.

Onderzoeksresultaten

In het plangebied wordt een bestaande supermarkt uitgebreid naar 2.022 m2 bvo. Ook worden 2 winkels mogelijk gemaakt van in totaal 263 m2 bvo. Voorliggend plan valt in categorie D11.2 “Stedelijk ontwikkelingsproject. Het plan overschrijdt niet de getalsmatige grenzen van het Besluit m.e.r. (kolom C en D) niet. Deze grenzen zijn:

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0023.jpg"

Categorie D11.2 (Besluit m.e.r.) met getalsmatige grenzen.

De drempelwaarden wordt in de voorliggende situatie niet overschreden. Dit betekent dat er dus geen m.e.r.-(beoordelings)plicht geldt. Er is wel sprake van een vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht. Dit betekent dat voordat het ontwerpbestemmingsplan in procedure gaat, het college van burgemeester en wethouders aan de hand van een aanmeldingsnotitie moet beoordelen en besluiten of een milieueffectrapport moet worden opgesteld e.e.a. conform paragraaf 7.6 Wet milieubeheer.

Voor de beoogde ontwikkeling is een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. De volledige notitie is opgenomen als bijlage 5 bij deze toelichting. Hierin wordt de aanbeveling gedaan dat voor de verdere planvorming van het bestemmingsplan ‘Molecatenlaan 30 Ugchelen’ geen milieueffectrapportage is vereist. De potentiële effecten van het plan, in relatie tot de kenmerken en de plaats van het plan, zijn dusdanig beperkt van aard en omvang dat dit geen belangrijk nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.

Artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het gebied 'Veluwe', is gelegen op een afstand van 815 meter van het plangebied. Het plangebied is gelegen temidden van verstedelijking, in het centrum van Ugchelen. Om in beeld te brengen of sprake is mogelijk negatieve effecten als gevolg van stik-stofemissie is een Aerius-berekening uitgevoerd. Separaat is ook een stikstofberekening voor de aanlegfase uitgevoerd. Uit de onderzoeken blijkt dat significant negatieve effecten zijn uitgesloten. Een passende beoordeling op basis van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk. Derhalve is geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.

Conclusie

Zoals beschreven in de voorafgaande alinea's kan worden uitgesloten dat de voorgenomen ontwikkeling belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Het volgen van een m.e.r.-(beoordelings-) procedure is daarom niet nodig.

5.2 Waterhuishouding

5.2.1 Algemeen

Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.

5.2.2 Grondwater

Op basis van de geologische overzichtskaarten en grondwaterkaart van Nederland kan het volgende beeld van de bodemopbouw worden geschetst.

Het maaiveld bevindt zich volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland op een hoogte van circa 26,0 m+NAP. De gemiddelde stand van het freatisch grondwater bedraagt ± 23,5 m+ NAP, waardoor het grondwater zich op ± 2,5 m-mv zou bevinden. Uit de grondwaterkaarten van TNO blijkt dat de regionale grondwaterstromingsrichting oostelijk is gericht. Het grondwater is voor zover bekend niet onderhevig aan invloeden van buitenaf.

5.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

Er ligt geen oppervlaktewater in de directe nabijheid van het plangebied. Het dichtstbijzijnde oppervlaktewater ligt zuiden van de Derk Kamphuisweg op ruim 120 meter afstand van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0024.jpg"

Oppervlaktewater in de omgeving van het plangebied

Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving. In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.

5.2.4 Afvoer van regenwater

In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en regenwater gezamenlijk worden afgevoerd.

Sinds de introductie van het vernieuwde waterbeleid hanteert de gemeente Apeldoorn bij nieuwbouwplannen en herstructureringsprojecten het principe dat er geen hemelwater op de bestaande riolering mag worden aangesloten. Voor dit project wordt voor de nieuwbouw het hemelwater afgekoppeld en geïnfiltreerd in de ondergrond.

5.2.5 Afvoer van afvalwater

De gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en regenwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.

5.2.6 Watertoets

Het plan omvat minder dan 1.500 m² extra verhard oppervlak ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.

De planlocatie ligt niet binnen de Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.

Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.

Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening niet vereist, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het waterschap.

5.3 Natuurwaarden

5.3.1 Wettelijk kader en beleid

5.3.2 Onderzoeksresultaten

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt in de kern van Ugchelen (provincie Gelderland). Het plangebied ligt op 815 meter van Natura 2000-gebied Veluwe. Andere Natura 2000-gebieden bevinden zich op meer dan 10 kilometer van het plangebied. Navolgende afbeelding geeft een overzicht van de ligging van het plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0025.jpg"

Kaart ligging plangebied ten opzichte van N2000-gebieden

Het plangebied ligt op 450 meter van GNN gebied en op 90 meter van groene ontwikkelingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1400-vas1_0026.jpg"


Uit de uitgevoerde AERIUS berekening volgt dat, zowel voor de aanlegfase als de gebruiksfase, op geen van de N2000-gebieden een grotere toename in stikstofdepositie dan 0,00 mol/ha/j te verwachten is. Zie bijlage 3 voor de memo AERIUS en bijlagen 1 en 2 voor de AERIUS berekeningen. Negatieve effecten door de verzurende en vermestende werking van deze deposities op deze leefgebieden en habitattypen zijn dan ook op voorhand uit te sluiten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof.

Soortenbescherming

De planlocatie is onderzocht op de aanwezigheid van flora-en fauna, zie bijlage 7 van de bijlagen bij de toelichting. Uit het onderzoek blijkt dat de planlocatie mogelijke verblijfplaatsen biedt voor vleermuizen in de gemetselde gevels van de supermarkt. Indien deze gevels opengebroken worden, dient er aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden naar vleermuizen. Voor dit plan wordt gebruik gemaakt van het SoortenManagementPlan (SMP) van de gemeente Apeldoorn. Hiervoor is een plan van aanpak ingediend.

De planlocatie is mogelijk geschikt leefgebied voor algemene zoogdieren, foeragerende vleermuizen, insecten en broedvogels welke niet beschermd zijn (behoudens de Algemene zorgplicht) onder de Wet natuurbescherming.

Houtopstanden

Op de planlocatie zijn geen houtopstanden aanwezig waarvoor bij kap een meldingsplicht geldt in het kader van de Wet natuurbescherming.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling leidt niet tot aantasting van beschermde natuurwaarden en/of beschermde gebieden.

5.4 Duurzame Verstedelijking

5.4.1 Wettelijk kader

Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):

  • Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
  • Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.

5.4.2 Onderzoeksresultaten

In de rapportage ‘Distributieve marktanalyse, Molecatenlaan Ugchelen’ (Bureau Van der Weerd) is de distributieve ruimte onderzocht. Zie voor het volledige rapport bijlage 6 van de bijlagen bij de toelichting.

De bestaande supermarkt heeft een oppervlak van 960 m2 winkelvloeroppervlak (wvo). Na de uitbreiding bedraagt de winkel 1.448 m2 wvo. Uit het onderzoek blijkt dat binnen het marktgebied, vanuit distributie-planologischeoptiek, nog ruimte is voor uitbreiding van het dagelijkse aanbod met 500 m² wvo. De netto-uitbreiding van de supermarkt bedraagt 488 m² wvo t.o.v. de huidige situatie. De beoogde uitbreiding past binnen de berekende behoefte.

Op basis van de resultaten van de distributieve analyse is de behoefte aangetoond. De locatie maakt onderdeel uit van bestaand stedelijk gebied. De vergroting van de bestaande supermarkt vindt volledig plaats op eigen terrein. Hiermee wordt voldaan aan de principes van de 'ladder voor duurzame verstedelijking': aantonen regionale vraag/behoefte (trede 1) en opvangen vraag binnen bestaand stedelijke gebied (trede 2).

5.5 Archeologie

5.5.1 Beleid

5.5.2 Onderzoeksresultaten

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Apeldoorn ligt het gehele plangebied binnen een “Zeer belangrijke archeologische zone”. In deze zone geldt een onderzoeksplicht bij bouwwerken groter dan 50 m2.

Transect heeft archeologisch onderzoek naar het plangebied verricht, dat is vastgelegd in 'Ugchelen, kruising Bogaardslaan - Molecatenlaan. Deze rapportage, is opgenomen in bijlage 9 van de bijlagen bij de toelichting.

Aan de hand van het bureauonderzoek is sprake van een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de periode Laat-Paleolithicum – Nieuwe Tijd. Dit is gebaseerd op de vermoedelijke ligging van het plangebied op een daluitspoelingswaaier. Op basis van van historisch kaartmateriaal zijn geen directe aanwijzingen voor bewoning of bebouwing in het plangebied in de Nieuwe Tijd vóór de twintigste eeuw. Echter, gezien de zeer korte afstand tot een 17e-eeuwse molen en bijbehorend erf is de verwachting op sporen van landgebruik hoog. Tevens heeft een historische weg in het plangebied gelegen, de voorganger van de huidige Bogaardslaan.

Uit het verkennend booronderzoek blijkt in het plangebied daluitspoelingswaaierafzettingen aanwezig zijn op een diepte tussen 70 en 135 cm -Mv (tussen 25,2 en 24,5 m +NAP). In één boring is sprake van een dermate diepe verstoring (135 cm -Mv) dat ter plaatse geen archeologisch relevant niveau wordt verwacht. De aard en omvang van deze verstoring is vooralsnog onduidelijk. In de overige delen van het plangebied is sprake van een deels intacte bodem (B- en BC-horizonten) of is de diepteligging van de C-horizont zodanig dat er nog een intact sporenvlak aanwezig kan zijn. Op basis hiervan kan de verwachting voor de periode Neolithicum – Nieuwe Tijd worden gehandhaafd. Een intacte vindplaatsuit het Laat-Paleolithicum – Mesolithicum wordt niet verwacht gezien het ontbreken van een oorspronkelijke A- of E-horizont. Bovendien is een aantal bodemverstoringen bekend vanuit het bureauonderzoek. Ter plaatse van deze verstoringen wordt geen intact archeologisch (sporen)niveau verwacht.

Als gevolg van deze uitbreiding zullen graafwerkzaamheden plaatsvinden die mogelijk aanwezige archeologische resten kunnen verstoren. Gezien er sprake is van een archeologische verwachting in plangebied wordt een vervolgonderzoek geadviseerd ter plaatse van de toekomstige bodemverstoringen. Dit onderzoek kan het beste plaatsvinden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P), aangezien met name grondsporen worden verwacht.

Er dient een aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' te worden opgenomen. Het aanvullend proefsleuvenonderzoek wordt uitgevoerd, nadat de bebouwing is gesloopt. Daarvoor is een programma van eisen ingediend. Archeologie is geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

5.6 Cultuurhistorie

5.6.1 Wettelijk kader en beleid

5.6.2 Onderzoeksresultaten

In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. De panden zijn niet aangewezen als moument.

5.7 Financieel-economische Uitvoerbaarheid

In het kader van de uitbreiding van de bestaande supermarkt wordt een anterieure overeenkomst, in de vorm van de binnen de gemeente gebruikelijke realiseringsovereenkomst, met de initiatiefnemer gesloten. De kosten met betrekking tot de aanpassingen in de openbare ruimte die voortvloeien uit de uitbreiding van de supermarkt zijn hierin meegenomen. Daarnaast is hierin zeker gesteld dat eventueel uit te keren planschade op de initiatiefnemer wordt verhaald.

Met deze overeenkomst is de financiële haalbaarheid voldoende gewaarborgd en is het bestemmingsplan voor de gemeente economisch uitvoerbaar. Voor het plan hoeft op grond van artikel 6.12 lid 2 Wro geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft de planologische regeling. Paragraaf 6.2 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.3 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.

6.2 Bestemmingen

De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.


Detailhandel

De bouwmogelijkheden binnen deze bestemming zijn op de verbeelding, door middel van een bouwvlak en bouwhoogten, aangegeven. Functioneel biedt de bestemming ruimte voor detailhandel met ondersteunende functies als een kantoor. Tevens is horeca in categorie 1 toegestaan (zie hiervoor bijlage 1 bij de regels).


Bouwregels

Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden.

Bevoegd gezag

Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.

6.3 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels

6.3.1 Algemene regels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 5 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 5.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.

In artikel 6 staan de algemene gebruiksregels. In lid 6.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In lid 6.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling is noodzakelijk voor vormen van gebruik die onwenselijk zijn en waarvoor het bestemmingsplan dus niet de mogelijkheid biedt daarvoor een omgevingsvergunning te verlenen; de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is derhalve niet van toepassing.

In artikel 10 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 11 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

6.3.2 Parkeren

In dit bestemmingsplan is in de Algemene gebruiksregels van artikel 6 in lid 6.3 een gebruiksregel over parkeren opgenomen. Hierin is bepaald dat moet worden voorzien in voldoende parkeerruimte voor auto en fiets en voor laden en lossen bij het gebruiken van gebouwen en gronden en bij nieuwe ontwikkelingen waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Wat hieronder wordt verstaan wordt uitgelegd in de Beleidsregel Parkeren, zoals vastgesteld op 21 maart 2019. Deze beleidsregel is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.

In de Algemene afwijkingsregels van artikel 8 is in lid 8.2 de bevoegdheid opgenomen om van de gebruiksregel parkeren af te wijken wanneer het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

6.3.3 Bepalingen over waarden, milieuzones en andere zones

In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de in het plangebied voorkomende waarden, belemmeringenzones en dergelijke opgenomen. Dit zijn regels voor waarden, belemmeringenzones en dergelijke die in meerdere bestemmingen voorkomen. Door middel van gebiedsaanduidingen is aangegeven waar deze zones voorkomen.

Archeologie

Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als Terrein met vastgestelde archeologische waarden hebben de aanduiding 'overige zone - hoge archeologischeverwachtingswaarde' gekregen. Voor deze gebieden geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van 35 cm onder het vastgestelde maaiveld tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend.

6.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

7 Inspraak En Overleg

7.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening

Op 15 juli 2020 heeft een informatieavond plaatsgevonden over de geplande uitbreiding waarbij ook de voorlopige ontwerpen zijn gepresenteerd en gedeeld met omwonenden en andere belangstellenden.

7.2 Totstandkoming Plan

Het bestemmingsplan heeft van 25 febrauri 2021 tot en met 7 april 2021 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn twee zienswijzen ingediend. Alle zienswijzen zijn beoordeeld en meegenomen in de besluitvorming omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Zie hiervoor de bijlage 4 'nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen'.

Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Horecatypen

SBI Omschrijving Geur Stof Geluid Gevaar Grootste afstand Categorie
5510 Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra 10 0 10 10 10 1
561 Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding , ed 10 0 10 10 10 1
563.1 Café's, bars 0 0 10 10 10 1
563.2 Discotheken, muziekcafé's 0 0 30 10 30 2

Bijlage 2 Beleidsregel Parkeren

Bijlage 2 Beleidsregel Parkeren

Bijlage 1 Aerius Gebruiksfase

Bijlage 1 Aerius gebruiksfase

Bijlage 2 Aerius Bouwfase

Bijlage 2 Aerius bouwfase

Bijlage 3 Memo Aerius

Bijlage 3 Memo Aerius

Bijlage 4 Nota Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 4 Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen

Bijlage 5 Aanmeldnotitie

Bijlage 5 Aanmeldnotitie

Bijlage 6 Dpo

Bijlage 6 DPO

Bijlage 7 Quick Scan Wet Natuurbescherming

Bijlage 7 Quick scan Wet natuurbescherming

Bijlage 8 Bijlage Bij Quick Scan Wet Natuurbescherming

Bijlage 8 Bijlage bij quick scan wet natuurbescherming

Bijlage 9 Archeologie

Bijlage 9 Archeologie

Bijlage 10 Externe Veiligheid

Bijlage 10 Externe veiligheid

Bijlage 11 Groepsrisico

Bijlage 11 Groepsrisico

Bijlage 12 Luchtkwaliteit

Bijlage 12 Luchtkwaliteit

Bijlage 13 Bodemonderzoek

Bijlage 13 Bodemonderzoek

Bijlage 14 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 14 Akoestisch onderzoek

Bijlage 15 Procedureschema

Ontwerpplan ter inzage
25-02-2021 - 07-04-2021
Vaststelling door gemeenteraad
8 juli 2021
Terinzagelegging vastgesteld plan
22 juli 2021 - 01-09-2021