Laan van Osseveld - hoek Deventerstraat
Bestemmingsplan - Gemeente Apeldoorn
Vastgesteld op 01-12-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Laan van Osseveld - hoek Deventerstraat met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1449-vas2 van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan- of uitbouw
Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.7 achtererfgebied
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.8 AHN2-maaiveld
De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.
1.9 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
1.10 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.11 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.12 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bedrijfswoning
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.14 beroepsuitoefening aan huis
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.15 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
- bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.16 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.20 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.21 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 bruto vloeroppervlakte
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
1.24 bijgebouw
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
1.25 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.26 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.27 evenementen
Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.
1.28 folly
Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.
1.29 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 gestapelde woning
Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.
1.31 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.32 kamerverhuurbedrijf
Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.
1.33 kampeermiddel
Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.
1.34 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.35 kavel
De bij een bestaand of te realiseren hoofdgebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.36 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.37 openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.38 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.39 peil
Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.
1.40 permanente bewoning
Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:
- a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente, en/of;
- b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.
1.41 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.42 publieksgerichte dienstverlening
Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.
1.43 recreatiewoning
Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.
1.44 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard; - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard; - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker; - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.45 stacaravan
Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.
1.46 trekkershut
Een gebouw zonder sanitaire voorzieningen, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.
1.47 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.48 verblijfsrecreatie
Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.
1.49 voorerfgebied
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.50 windturbine
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.
1.51 winkel
Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.
1.52 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.53 woonadres
Het adres waar:
- a. betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.54 zakelijke dienstverlening
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.55 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
1.56 zorgwoning
Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.
2.7 de bodemingreep
De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.
2.8 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.9 de bouwhoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. hondenuitlaatplaatsen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. vijvers, watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;
- g. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwenen zijnde, en voorzieningen waaronder in ieder geval begrepen speel- en klimtoestellen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 7 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximum oppervlakte | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | speel- en klimtoestellen en ballenvangers: 4 m (3.4) geluidwerende voorzieningen: 3,5 m bruggen: 4 m overig: 2,50 m |
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 12 opgenomen procedureregels van toepassing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen en ballenvangers tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied;
- b. watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. tuin;
- e. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen waaronder in ieder geval begrepen speel- en klimtoestellen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 7 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximum oppervlakte | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | speel- en klimtoestellen: 4 m (4.3) erf- en terreinafscheidingen: 1 m geluidwerende voorzieningen: 3,5 m bruggen: 4 m overig: 2,50 m |
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. beroepsuitoefening aan huis;
- c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. tuin en/of erf;
- f. voorzieningen voor de waterhuishouding;
- g. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder begrepen geluidwerende voorzieningen en afschermingen.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan ieder bouwvlak met de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'zorgwoning' toe te voegen teneinde zorgwoningen toe te staan indien:
- a. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
- b. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
- c. de bebouwing per bouwvlak maximaal 2.500 m3 bedraagt;
- d. de bebouwing voldoet aan de voor de betreffende locatie geldende maatvoerings- en bouwaanduidingen en aan de regels in het bebouwingsschema.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Algemene regels
- a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema;
- b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald;
- c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming;
- d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen,
- e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt;
- f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Gebruik in strijd met de bestemming
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
- a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
8.2 Strafbepaling
Overtreding van het in lid 8.1 bepaalde is een strafbaar feit.
8.3 Gebruiksregel parkeren
Artikel 9 Wetgevingzone - Wijzigingsgebied Realisatietermijn Woningbouw
9.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied realisatietermijn woningbouw'
- a. het bouwvlak te verwijderen; of
- b. de bestemming te wijzigen in de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied.
9.2 Voorwaarden voor wijziging
Van de in lid 9.1 bedoelde bevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt indien na drie jaar na het onherroepelijk worden van het plan binnen het betreffende bouwvlak:
- a. geen woningen zijn opgericht; en
- b. het bevoegd gezag eventueel verleende omgevingsvergunningen voor het oprichten van de woningen heeft ingetrokken.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijken algemeen
10.2 Afwijken parkeren
10.3 Aangrenzende percelen
Afwijken als bedoeld in lid 10.1 en lid 10.2 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.
10.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 10.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 14 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.
11.2 Voorwaarden voor wijziging
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 13 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken
14.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
14.3 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 15 Overgangsrecht Gebruik
15.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
15.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
15.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
15.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Laan van Osseveld - hoek Deventerstraat.
Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn
d.d. | 1 december 2022 | nr. | 122-2022 |
Mij bekend,
De griffier,
Namens hem:
Piet Stoop
afdelingshoofd Omgevingsrecht en Vergunningen
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Woningcorporatie De Goede Woning wil sociale woningbouw realiseren ten noorden van de Laan van Osseveld, op de hoek met de Deventerstraat. De planlocatie betreft de percelen kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, sectie AF nummers 481, 2115 2670, 2669, 2988 en 2990. Het plan bestaat uit de realisatie van een woongebouw bestaande uit 8 woonlagen met 63 appartementen voor de sociale huur.
Op de planlocatie is op dit moment geen bebouwing aanwezig. Het geldende bestemmingsplan staat de realisatie van een woongebouw niet toe. Het nu voorliggende bestemmingsplan moet deze ontwikkeling mogelijk gaan maken.
Een deel van de planlocatie is in eigendom van De Goede Woning, een deel is in eigendom van de gemeente Apeldoorn. Voor de realisatie van dit plan zal overdracht van gronden plaatsvinden.
1.2 Ligging En Begrenzing
De planlocatie is gelegen in het noord-oosten van Apeldoorn, in de wijk Osseveld-Oost. Het gaat om de percelen ten noorden van de Laan van Osseveld, op de hoek met de Deventerstraat. Aan de noord-oostzijde grenst een deel van de planlocatie aan de Vosweide.
Ligging planlocatie in Apeldoorn
Planlocatie
Luchtfoto planlocatie
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan "Osseveld-Woudhuis", vastgesteld door de gemeenteraad op 29 mei 2008, onherroepelijk geworden op 17 december 2009.
Bestemming Verblijfsgebied
Het gehele plangebied heeft in het bestemmingsplan Osseveld-Woudhuis de bestemming 'Verblijfsgebied'. Binnen deze bestemming is verblijfsgebied toegestaan, waartoe in ieder geval (ontsluitings) wegen, fiets- en voetpaden, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen worden gerekend, markten en standplaatsen voor ambulante handel, nutsvoorzieningen en evenementen, met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder geluidwerende voorzieningen. In de bouwvoorschriften is verder vastgelegd dat antenne-installaties maximaal 15 meter hoog
mogen zijn, speel- en klimtoestellen maximaal 4 meter hoog, overkappingen maximaal 3 meter hoog, geluidsschermen maximaal 3,5 meter hoog en overige bouwwerken maximaal 2,5 meter hoog. Overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overkapping'.
De huidige bestemming staat de realisatie van een woongebouw niet toe. Deze bestemming moet daarom worden aangepast. De ontwikkeling wordt door middel van dit nieuwe bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Onderhavig bestemmingsplan Laan van Osseveld - hoek Deventerstraat vervangt gedeeltelijk bestemmingsplan Osseveld-Woudhuis.
Uitsnede bestemmingsplankaart Osseveld-Woudhuis.
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting begint met de aanleiding voor de planherziening. In hoofdstuk 2 worden de geldende beleidskaders beschreven die van toepassing zijn. In hoofdstuk 3 wordt de bestaande situatie van het plangebied beschreven en in hoofdstuk 4 wordt de nieuwe situatie toegelicht. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de uitvoerbaarheid van het plan aan de hand van diverse planologische en milieuhygiënische aspecten. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 6. Tot slot behandelt hoofdstuk 7 de inspraak- en overlegreacties.
2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. Deze Omgevingsvisie vervangt de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving voor Nederland in 2050. De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 in werking treedt. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.
Uitgangspunt van de NOVI is dat Nederland staat voor grote en complexe opgaven die zowel lokaal als regionaal, nationaal als internationaal spelen. Deze opgaven als klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland flink veranderen. De NOVI biedt een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken. Daarbij is Omgevingskwaliteit het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit.
NOVI stelt daartoe als aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Op die manier zullen de volgende vier prioriteiten worden aangepakt:
1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
2. Een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel
3. Sterke en gezonde steden en regio's
4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Voor de vier prioriteiten geldt dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn, die in de praktijk voortdurend op elkaar inspelen:
- 1. De NOVI heeft de ambitie dat Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust is en een duurzame energievoorziening kent. Daartoe moeten per direct functies die gebruik maken van de fysieke leefomgeving meer worden afgestemd op de eigenschappen van het bodem-watersysteem. Verder vraagt dit op lange termijn om ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen. Daarbij zijn aanpassingen aan de energie-infrastructuur voor opslag en transport van duurzame energie nodig.
- 2. De ambitie voor de lange termijn van NOVI op het vlak van de 2e prioriteit is: het duurzaam en circulair maken van de economie en energievoorziening en het versterken van de kwaliteit van de leefomgeving. Locaties van nieuwe kantoren, bedrijventerreinen, grootschalige logistieke functies en datacentra moeten passen bij het verkeers- en vervoersnetwerk, goed afgestemd zijn op de vraag van bedrijven én de economische vitaliteit en de kwaliteit en aantrekkelijkheid van stad en land versterken. De uitdaging is om deze lange termijn-ambitie te bereiken, terwijl we op korte termijn proberen de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de economie zoveel als mogelijk te beperken.
- 3. Voor wat betreft prioriteit 3 zet de NOVI in op het bouwen aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden. De ambitie is om een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's te realiseren door te werken aan de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. De woningbouwontwikkeling moet plaatsvinden in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd.
- 4. De stikstofproblematiek raakt zowel het landelijk gebied als diverse economische sectoren zwaar. De waarde van natuur, landschap én de toekomst van de landbouw staan onder druk. Daarbij is verbetering van de biodiversiteit niet alleen een ecologische, maar nadrukkelijk ook een economische uitdaging, die op de korte termijn om een doortastende aanpak vraagt. Houdbare oplossingen vragen echter tijd. Voor de lange termijn neemt de NOVI zich daarom geleidelijke en zorgvuldige herindeling van het landelijk gebied voor, onder meer gericht op kringlooplandbouw in goed evenwicht met natuur en landschap. Dit draagt bij aan een landelijk gebied waar het prettig wonen, werken en recreëren is en waarin ruimte is en blijft voor economisch vitale landbouw als belangrijke drager van het platteland.
Al deze ambities vragen veel van de leefomgeving. Daarbij moeten onvermijdelijk keuzes worden gemaakt. In de NOVI geeft het Rijk kaders en richting voor deze keuzes. Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond: een 'omgevingsinclusieve benadering'. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes: 1) Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies, 2) Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en 3) Afwentelen wordt voorkomen. Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de omgevingsinclusieve benadering vorm krijgt en de afwegingsprincipes benut worden.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Het plan zorgt ervoor dat woningen worden gerealiseerd die passen binnen de ambities van de NOVI. Hierbij is rekening gehouden met de duurzaamheidsdoelstellingen, de fysieke leefomgeving en de milieutechnische aspecten. Daarmee sluit dit plan aan bij de uitgangspunten van de NOVI. Voor een verdere toelichting daarop wordt verwezen naar hoofdstukken 4 en 5 van deze toelichting.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin de kaderstellende uitspraken van de Nationale omgevingsvisie. Het gaat onder meer om nationale belangen als rijksvaarwegen, defensie, Ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en primaire waterkeringen. Het Barro geeft een aantal regels mee waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Radarverstoringsgebied radarstation Nieuw-Milligen
Op grond van artikel 2.6.9 van het Barro is het niet toegestaan om binnen het radarverstoringsgebied voor een militair radarstation bestemmingen in een bestemmingsplan op te nemen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de radar. In Nieuw-Milligen, ten westen van Apeldoorn, is een militair radarstation aanwezig. De planlocatie is echter buiten het radarverstoringsgebied van deze radar gelegen. Dit bestemmingsplan voldoet dan ook aan het betreffende artikel uit het Barro.
Ligging radarverstoringsgebied (groen) ten opzichte van de planlocatie (oranje pijl)
Obstakelbeheergebied vliegbasis Deelen
Op grond van artikel 2.6.4 van het Barro dient er binnen het obstakelbeheergebied van een militair luchtvaartterrein te worden voldaan aan de daar maximaal toelaatbare hoogte van objecten. Ten zuiden van Apeldoorn is het militair luchtvaartterrein 'vliegbasis Deelen' gelegen. De planlocatie is echter gelegen buiten het obstakelbeheergebied van dit luchtvaartterrein. Er gelden voor de planlocatie dan ook geen geen hoogtebeperkingen vanwege de nabijheid van het militair luchtvaartterrein.
Kaart militair luchtvaartterrein - vliegbasis Deelen
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Op 19 december 2018 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat over 'Gaaf Gelderland'. 'Gaaf' is een woord met twee betekenissen. 'Gaaf' betekent 'mooi' en gaat over wat – historisch en landschappelijk gezien - heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard. Maar 'Gaaf' verwijst ook naar dat wat 'cool' en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard. Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in de Gelderse Omgevingsvisie.
Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal.
Gezond en veilig is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
Schoon en welvarend is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.
De visie geeft zeven ambities voor een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland, onder andere op het terrein van economisch vestigingsklimaat en het woon- en leefklimaat. Met vier spelregels of Doe-principes' – DOEN, LATEN, ZELF en SAMEN – geeft de provincie hier werking aan. Tezamen vormen zij het kader waarbinnen de provincie werkt en afwegingen maakt.
Afbeelding 1: Gelderse Omgevingsvisie
Ambitie energietransitie:
Gestreefd wordt naar een versnelde energietransitie, gericht op forse vergroting van het aandeel duurzame energie en passend bij de Gelderse kwaliteiten.
Ambitie klimaatadaptatie:
Gestreefd wordt naar een op de toekomst toegerust klimaatbeleid waarbij de provincie samen met partners zich goed voorbereidt en toerust op de gevolgen van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar.
Ambitie circulaire economie:
Gestreefd wordt naar een voortvarend en innovatief circulair beleid, waarbij de ambitie van de provincie is om de eerste afvalloze provincie van Nederland zijn. Afval bestaat niet meer; er zijn alleen nog grondstoffen die blijvend hun waarde behouden in onze schone industrie. Om dit te bereiken is in 2030 het gebruik van primaire grondstoffen in Gelderland met 50% teruggebracht.
Ambitie biodiversiteit:
Gestreefd wordt naar een stimulerend en beschermend beleid voor biodiversiteit met als ambitie dat het in 2050 goed gaat met de biodiversiteit in Gelderland. In Gelderland wordt natuurinclusief gewerkt. Biodiversiteit wordt overal waar mogelijk versterkt en ingepast, óók buiten de specifiek als natuur aangewezen gebieden. In 2030 is 75% van de Europese doelen van de vogel- en habitatrichtlijn behaald.
Ambitie bereikbaarheid: Gestreefd wordt naar een efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag. Ambities vanuit dit streven zijn dat in 2050 de groei van de mobiliteit op een slimme manier is opgevangen en dat mensen in Gelderland zich veilig, snel, betaalbaar en klimaatneutraal verplaatsen. Snel en veilig internet fungeert daarbij als alternatief voor fysieke verplaatsingen. In 2050 is het netwerk voor goederenvervoer in Gelderland toegankelijk, duurzaam en klimaatneutraal. In 2030 is het busvervoer in Gelderland zonder uitstoot en is 35% van het totaal aantal verplaatsingen met de fiets.
Ambitie economisch vestigingsklimaat:
Gestreefd wordt naar een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat. De provincie wil haar concurrerende positie in het internationale stedelijke netwerk van Amsterdam, Brussel en Keulen verder versterken. Om onderscheidend te blijven wordt in 2050 maximaal profijt uit de unieke combinatie van stedelijke en groene kwaliteiten gehaald. In 2050 zijn alle werklocaties in Gelderland duurzaam ingericht qua energie, klimaatbestendigheid en logistieke en productiestromen. Gelderland is koploper in Nederland.
Ambitie woon- en leefklimaat:
Gestreefd wordt naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Ambities vanuit dit streven zijn: Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut metvoldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. De provincie gaat, zo stelt de visie, in gesprek met de Gelderse regio's en maken regionale afspraken over een goede balans tussen de vraag en het aanbod van woningen. Het omvormen van bestaande en leegstaande bebouwing heeft de voorkeur voor de aanleg van nieuwe woonlocaties.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Het plan sluit aan bij de ambitie van een duurzaam en divers woon- en leefklimaat. Met de onderhavige ontwikkeling wordt voorzien in de grote behoefte aan sociale woningbouw. De woningen worden aardgasloos uitgevoerd, er komen de nodige zonnepanelen op de daken, in de daken en gevels worden nestvoorzieningen opgenomen voor vleermuizen, mussen en gierzwaluwen, het regenwater wordt ter plaatse geinfiltreerd en het openbare gebied wordt voor meer dan 40% met groen ingericht. Daarom kan worden geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de Omgevingsvisie.
2.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
Op grond van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting. De provinciale verordening
Provinciale staten van Gelderland hebben van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door op 24 september 2014 de Omgevingsverordening Gelderland vast te stellen. Sindsdien is de Omgevingsverordening een aantal keren geactualiseerd en herzien. In deze Omgevingsverordening zijn de provinciale verordening (op grond van artikel 4.1 Wro), milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening samengevoegd. Voor zover het de provinciale verordening betreft bevat de omgevingsverordening alleen regels die tot de gemeentebesturen zijn gericht en geen rechtstreeks werkende, burgers bindende regels.
De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. In de verordening zijn regels opgenomen die nodig zijn om de provinciale ambities waar te maken, provinciale belangen veilig te stellen of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem opgenomen.
De provincie zet de verordening als juridisch instrument voor het afdwingen van de doorwerking van het provinciaal beleid alleen in voor die onderdelen van het beleid waarvoor algemene regels noodzakelijk zijn om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De verordening bevat de regel dat nieuwe woningbouwontwikkelingen alleen zijn toegestaan wanneer deze passen in het door Gedeputeerde Staten (GS) vastgestelde regionale woonagenda. Ten behoeve van de flexibiliteit is het wel mogelijk om van een regionale woonagenda af te wijken, vooruitlopend op de actualisatie van die regionale woonagenda. Als er nog geen regionale woonagenda is vastgesteld of als de bestaande regionale woonagenda niet meer actueel is en niet geschikt meer is als beoordelingskader, zal de provincie totdat een nieuwe regionale woonagenda wordt vastgesteld bestemmingsplannen die de bouw van nieuwe woningen mogelijk maken toetsen aan de volgende criteria: er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking, als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, het plan past binnen de meest recente provinciale visie op het woonbeleid, er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden en de provincie stemt in met de ontwikkeling.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
De onderhavige woningbouwontwikkeling past binnen de afspraken van de vastgestelde regionale woonagenda, zie paragraaf 2.3.1 Woonagenda Cleantech Regio 2018.
De Omgevingsverordening is verder slechts in beperkte mate relevant voor de ontwikkeling die met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt. De bepalingen uit de Omgevingsverordening die gelden ter plaatse van de planlocatie hebben betrekking op intrekgebieden voor drinkwater en een tijdelijk verbod voor nieuwvestiging, uitbreiding en hervestiging van glastuinbouw in bestemmingsplannen. Duidelijk mag zijn dat dit bestemmingsplan niet ziet op ontwikkelingen met betrekking tot glastuinbouw. Het plangebied ligt in een gebied dat in de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland is aangewezen als intrekgebied. Een intrekgebied is een beschermingsgebied grondwater waar het grondwater binnen duizend jaar bij een pompput voor de openbare drinkwatervoorziening kan zijn. Hieraan is in de Omgevingsverordening de instructieregel gekoppeld dat een bestemmingsplan binnen een intrekgebied de winning van fossiele energie niet mogelijk maakt (artikel 2.38). Met dit bestemmingsplan wordt de winning van fossiele energie niet mogelijk gemaakt. Hiermee wordt voldaan uit de instructieregel uit de Omgevingsverordening. Het bestemmingsplan is gezien het voorgaande in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.
2.3 Regionaal Beleid
2.3.1 Woonagenda Cleantech Regio 2018
De 'Woonagenda Cleantech Regio 2018' van de Regio Stedendriehoek (vastgesteld door GS op 11 december 2018) is een uitwerking van de provinciale koers "Ruimte voor goed wonen", waarbij voor de komende 10 jaar afspraken worden vastgelegd hoe om te gaan met sturing op de woningbouwprogrammering en welke thema's regionaal verdere aandacht vragen. Dit betreffen de thema's "sterke steden, dynamische kernen en vitaal platteland". Ook wordt ingegaan op het verduurzamen en klimaatbestendig maken van de woningvoorraad alsmede op wonen en zorg.
De Regio zet in op het behouden en versterken van de woonkwaliteit door toevoeging van de juiste woning, voor de juiste doelgroep, op de juiste plek in de regio, waarbij de volgende speerpunten van toepassing zijn:
- woningbouw draagt bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de bestaande stad, wijk, dorp, kern en buitengebied;
- woningbouw is behoeftegericht, past bij de lokale vraag van een specifieke doelgroep en levert een strategische (toekomstgerichte) aanvulling op het bestaande woningaanbod;
- de programmering is flexibel en kan aangepast worden om goed te blijven aansluiten op de speerpunten van ons beleid en actuele marktontwikkelingen.
Voor Apeldoorn wordt aangegeven dat, mede door de hoge instroom, de druk op de markt is toegenomen. De woningbouw in Apeldoorn heeft een hoge vlucht genomen. In dit tempo zijn in 2021/2022 alle huidige bouwplannen gerealiseerd en is er risico op een tekort en verder oplopende prijzen. Ook in de sociale huur is sprake van stijgende wachtlijsten. De groei in Apeldoorn bestaat voor een relatief groot deel uit gezinnen en sluit aan bij de inzet van Apeldoorn als gezinsstad. Apeldoorn zoekt naar nieuwe plekken voor woningbouw binnen de bestaande contouren van de stad. Het programma ligt de komende jaren (mede door de druk van buiten) tegen de bovenkant van de bandbreedte van de prognoses. In de sociale woningbouw is op korte termijn een toevoeging van 500 woningen aan de orde om de wachtlijsten te verkorten.
Naast inzet op het kwalitatief programmeren wordt er gekoerst op een kwantitatief realistisch woningbouwprogramma op basis van actuele Primos woningbehoefteprognoses Het is daarbij de bedoeling om deze regionale woonagenda om de twee jaar te herijken, waarbij wordt bekeken of het op basis van analyse van de woningmarkt en de genoemde woningbehoefteprognoses het wenselijk is om de woonvisie aan te passen.
In december 2020 zijn in een addendum op de Woonagenda tussen de Cleantech Regio en provincie Gelderland nadere afspraken toegevoegd. Afgesproken is dat in de regio meer woningen mogen worden gebouwd dan in 2018 is afgesproken. Voor Apeldoorn betekent dit dat in de periode 2020-2030 7.950 woningen mogen worden gebouwd.
In het addendum zijn over drie nieuwe thema's aanvullende afspraken gemaakt: de positionering van de regio in de landelijke verstedelijkingsopgave, betaalbaar wonen en de huisvesting van arbeidsmigranten.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Dit plan maakt de bouw van sociale huurwoningen mogelijk. Daarmee sluit het plan aan op de ambitie om op korte termijn meer sociale woningbouw te realiseren binnen de bestaande contouren van de stad. De ontwikkeling sluit aan op de regionale inzet op betaalbaar wonen en draagt daarnaast bij aan de kwantitatieve opgave.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Omgevingsvisie Woest en aantrekkelijk Apeldoorn
Op 24 februari 2022 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn de Omgevingsvisie 'Woest en aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. De Structuurvisie "Apeldoorn biedt ruimte" (vastgesteld op 30 mei 2013) is daarbiij ingetrokken.
Een nieuwe Omgevingsvisie is belangrijk, omdat Apeldoorn voor een grote opgave en uitdaging staat: groeien naar een gemeente met meer dan 180.000 inwoners, het versterken van de veelzijdige economie, het ruimte bieden aan de energietransitie en het nog beter en mooier maken van het groen, het sociale leven en het gastheerschap. Met een vastgestelde Omgevingsvisie kan verder gewerkt worden aan de uitwerking van de visie. Dit gebeurt door middel van gebiedsgerichte plannen en het Omgevingsplan (de opvolger van de bestemmingsplannen). De Omgevingsvisie geeft duidelijkheid over de ruimtelijke koers van de gemeente.
De Omgevingsvisie rust op vier centrale ambities (hoofdopgaven), waarmee Apeldoorn de toekomst tegemoet wil gaan en nóg aantrekkelijker wil worden:
1. 'Stad maken' (het toevoegen van nieuwe woon- en werkmilieus in en aan de stad);
2. 'Vitale dorpen en buitengebied' (ruimte voor wonen en economische vernieuwing waaronder recreatie, grootschalige energieopwekking en transitie van de landbouw);
3. 'Fysiek fundament uitbouwen' (versterking van landschap en natuurwaarden, het groenblauwe casco en belevingswaarden zoals erfgoed) en
4. 'Sociaal fundament versterken' (gemengde woongebieden met gedifferentieerde en betaalbare woningbouw, aantrekkelijke buitenruimte en nabijheid van voorzieningen in wijken en dorpen).
Onderstaand een nadere toelichting op de beoogde invulling van de vier centrale hoofdopgaven.
Ambities 1 en 2: Stadmaken en Vitale dorpen en buitengebied
Met de invulling van de hoofdopgave Stadmaken gaat Apeldoorn flink ontwikkelen op het gebied van wonen, werken, mobiliteit en omgevingskwaliteit. Zo bouwt Apeldoorn voort op de traditie van groene woonstad en economisch centrum van deze regio en draagt ze stevig bij aan de nationale doelen op het gebied van wonen, werken en duurzame energie. Daarnaast gaat Apeldoorn middels de hoofdopgave Vitaal platteland investeren in het vitaal platteland, in de 12 dorpen en buurtschappen. Dit is als volgt opgebouwd:
Wonen
Voor wonen zijn zowel binnenstedelijke als buitenstedelijke locaties aangewezen. Dit om te voorzien in een groei naar ruim 180.000 inwoners. De gemeente volgt de Ladder voor Duurzame verstedelijking en vult zoveel mogelijk opgaven binnenstedelijk in. Daarbij ligt de focus op sterk verdichten in de bestaande stad, met name in de Binnenstad, de Spoorzone en Kanaalzone Centrum. Buitenstedelijk wordt voorzien in één grote uitbreidingslocatie aan zuidzijde (ten zuiden van de A1).
Uitgegaan wordt van de realisatie van 12.500 woningen, waarvan 8.500 nieuw toe te voegen programma in verschillende financieringscategorieën en woonmilieus (stedelijk, gemengd met werken, rand van de stad, dorpen). Voor de binnenstad wordt voorzien in een transformatie naar Stadspark waarbij veel winkelvastgoed wordt aangewend voor nieuwe woonfuncties. Verdere transformaties naar wonen zijn voorzien in de Kanaalzone Vlijtseweg (Zwitsal en omgeving), Kayersdijk-noord, Sleutelbloemstraat-oost (onderzoek), Jean Monnetpark en Christiaan Geutsweg (onderzoek) en Brouwersmolen 9onderzoek).
Omgevingskwaliteit
Ingezet wordt op het verbeteren van de omgevingskwaliteit, met name in de zogenaamde dynamische gebieden, maar ook langs zichtlocaties en infrastructuur.
Mobiliteit
De extra vraag naar mobiliteit in combinatie met de ruimtelijke ambities maakt een goede sturing noodzakelijk. Hiertoe wordt onder meer ingezet op de realisatie van nieuwe transferia aan de toegangswegen van de stad in parkeerhubs aan de centrumrand. De binnenstad wordt autoluw, en veiliger voor langzaam verkeer. Verplaatsing van het busstation naar de zuidzijde van het spoor wordt onderzocht, in combinatie met een stedelijke hub. Dit biedt mogelijk ruimte voor andere ambities van de binnenstad (vergroening, woningbouw). Er wordt voorzien in maatregelen ter verbetering van de doorstroming van verkeer, zowel wat betreft de snelwegen als ook de stadsring en aantakkingen. Er wordt ingezet op een sterk fietsnetwerk en goede wandelroutes.
Economie en recreatie
Er is voorzien in een uitbreiding van 77 hectare aan bedrijventerrein, waarmee tegemoet wordt gekomen aan de aangetoonde behoefte hieraan. De nieuwe bedrijfslocaties bevinden zich ten noorden en oosten van de stad. Aanvullend wordt onderzocht om enkele bedrijfslocaties in de binnenstad de komende 20 jaar te transformeren naar woon-werklocaties ten behoeve van goede binnenstedelijke woningbouwlocaties, eventueel met een gemengd karakter. De bedrijven die daar vertrekken hebben ergens anders ruimte nodig. De uitplaatsingsruimte bedraagt circa 30 hectare en komt boven op de 77 ha uitbreiding waar de behoefte van aangetoond is en wat de gemeente als doel heeft gesteld. De te onderzoeken transformatie betreft de locaties Sleutelbloemstraat en Vlijtseweg, beide gelegen aan het kanaal in noord. In zuid gaat het om de locaties Jean Monnetpark, de Christiaan Geurtsweg en de Brouwersmolen, eerste fase. Een stip op de horizon is de mogelijkheid van een nieuwe voorhalte van het spoor bij Brouwersmolen, onderdeel van een sprinterlijn vanuit Amersfoort, om vooral de Veluwe met openbaar vervoer te ontsluiten. Op wijkniveau wordt ingezet op de transformatie van gedeeltes van het winkelvastgoed naar wijkservicecentra, woon- en werkmilieus gericht op maatschappelijke functies. Verder wordt in Uddel ingezet op het toevoegen van nieuwe bedrijfslocaties voor nieuwe economische functies
De agrarische sector staat voor grote opgaves. Voorzien wordt in de transformatie van de intensieve veehouderijsector met name in Uddel naar duurzame vormen van bedrijvigheid en de geleidelijke transformatie van de overige agrarische sector naar natuur inclusieve landbouw.
Voor het versterken van recreatie wordt het programma Vitale vakantieparken ingezet. Ook wordt bijgedragen aan de Veluweagenda, waaronder de Recreatiezonering Veluwe en wordt ingezet op het versterken van het fiets- en wandelknooppuntennetwerk.
Energie en circulariteit
Voor energie geldt een uiteindelijke doelstelling van energieneutraliteit in 2050. Voor 2030 geldt een tussentijdse doelstelling van 39% energieneutraal. Dit moet mede bereikt worden door de inzet van zonne-energie en windenergie. Uitgegaan wordt van clustering. De concentratie voor zon en wind is voorzien op een drietal zoeklocaties. Allereerst een concentratie van windturbines bij het knooppunt A1 en A50 (ten oosten van de A50), in combinatie met een nieuw aan te leggen park voor zonne-energie. Gedeeltelijk wordt hiermee aangesloten op bestaande initiatieven. Hierdoor ontstaat een concentratie en koppeling tussen zon en wind. De tweede cluster van windturbines is gesitueerd op de Veluwe, eveneens aan de A1, maar meer westelijk gelegen. Voor de zonnevelden is sprake van drie zoeklocaties, waarvan twee alleen voor zon en een gecombineerd met wind. Aan de noordzijde van de stad, bij Beemte Broekland ten oosten van de A50, en ten zuiden van Vaassen zijn zoeklocaties voor zonnevelden voorzien.
Verder wordt bij nieuwe ontwikkelingen energieopwekking gestimuleerd. Vanaf 2025 geldt daarbij voor woningen en bedrijfspanden 'nul op de meter'.
Hiernaast geldt nog dat hergebruik wordt gestimuleerd om de omvang van restafval per persoon/per jaar te verminderen.
Ambities 3 en 4: Uitbouwen fysiek fundament en versterken sociaal fundament
De veelzijdige groei van stad en dorpen vindt plaats via de bodem en het landschap op de overgang van Veluwe en IJsselvallei. De Veluwe biedt - met al z'n groen en water - enorme kansen, die flink worden gemarkeerd. Zo is het uitbouwen van het fysiek fundament de derde hoofdopgave geworden. De fysieke stad is weer de voorwaarde voor een sociaal sterke stad. Daarom is de vierde hoofdopgave: het sociaal fundament versterken. Zo bouwt Apeldoorn aan een inclusieve gemeente.
Dit is als volgt opgebouwd:
Natuur en landschap
De groene mal/ het groen-blauwe casco (groen en water) worden verder versterkt. Groen en uitloopgebieden worden vergroot. Er is voorzien in de aanleg van nieuwe (natte) natuur in combinatie met waterberging rond de beekdalen. Er wordt minimaal 175 hectare aan bos toegevoegd. Rond de beekdalen wordt nieuwe (natte) natuur aangelegd in combinatie met waterberging rond de beekdalen.
Natuurinclusief bouwen wordt bevorderd en bij bestaande bouw wordt ingezet op vergroening. Het centrum van Apeldoorn wordt verder vergroend en omgevormd naar stadspark. Ingezet wordt op de bevordering van de biodiversiteit.
Klimaatadaptatie
Voorziene maatregelen gericht op klimaatadaptatie zijn het vasthouden van oppervlaktewater in retentieplassen, als waterreservoir in tijden van droogte en als eerste stap naar een circulair watersysteem, vernatting op de Veluwe ten behoeve van infiltratie van drinkwater en het zo veel mogelijk afkoppelen verhard oppervlak in stedelijk gebied.
In bestaande situaties wordt vergroenen bevorderd en in nieuwe situaties is er de doelstelling van natuurinclusief bouwen. Verdere vergroening van de binnenstad zal bijdragen aan het voorkomen van hittestress.
Milieu en gezondheid
Bij het maken van plannen zal rekening moeten worden gehouden met de aspecten milieu en veiligheid. Geluidbeleid op maat zal hieraan gaan bijdragen.
Daarnaast wordt ingezet op het faciliteren van verblijven in de buitenlucht door voldoende aanbod van groen in nabije leefomgeving en het uitdagen tot meer bewegen, onder meer in een aantrekkelijke buitenruimte.
Inclusiviteit
Op diverse vlakken wordt ingezet op het bevorderen van een inclusieve samenleving. Er zal sprake zijn van variatie in woonmilieus zowel in de verdichtingsopgaven als in de nieuwe uitleg, in verschillende prijsklassen. Ook wordt sporten voor iedereen gestimuleerd, mede door een uitnodigende buitenruimte, en ingezet wordt op het herstructureren/verduurzamen van schoolgebouwen. Op wijkniveau wordt gedacht aan de ontwikkeling van woonzorgzones (gecombineerd met de transformatie van winkelvastgoed).
Op onderstaande afbeelding is weergegeven waar de verschillende ambities hun uitwerking krijgen in de gemeente Apeldoorn:
Uitvoering Omgevingsvisie
Gebiedsprofielen
De hoofdopgaven zijn voor een zestal focusgebieden nader beschouwd. Dit betreft de gebieden Binnenstad, Kanaalzone Centrum, Spoorzone centrum, Stadsrand Zuid, Stadsrand noord en Uddel. Aangegeven wordt wat de gewenste ontwikkelrichting is voor deze gebieden en welke vaste waarden hier gelden bij de beoordeling van beoogde ontwikkelingen. De gebiedsprofielen bieden daarmee een verdiepte basis voor de verdere uitwerkingen uitvoering van de Omgevingsvisie.
Afwegingsmatrix
Er is veel nodig om te komen tot planvorming die invulling gaat geven aan de ambities uit de Omgevingsvisie, ook buiten de gebiedsprofielen. Om bij initiatieven duidelijk richting te kunnen geven, is in de Omgevingsvisie een afwegingsmatrix opgenomen. Daarin zijn de globale contouren weergegeven waarbinnen wordt beoordeeld of initiatieven bij de ambities passen. De afwegingsmatrix wordt verder uitgewerkt zodat deze meetbaar en concreet kan worden toegepast.
Onderzoeken
Om te komen tot uitvoering van de ambities uit de Omgevingsvisie is uiteraard nog veel nadere uitwerking noodzakelijk. Ook zal er op verschillende gebieden nog nader onderzoek worden verricht. Ten behoeve van de Omgevingsvisie is een Omgevingseffectrapportage (inclusief een aanvulling daarop) opgesteld. Onder meer de daarin genoemde onderdelen zullen als leidraad dienen voor de te verrichten onderzoeken ten behoeve van de verdere uitwerking van de Omgevingsvisie.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Met deze ontwikkeling voor voornamelijk bijgedragen aan de ambities 1, 3 en 4. Door de realisatie van het woongebouw op de planlocatie wordt voorzien in woningbouw in het stedelijk gebied. En dan specifiek sociale huurwoningen, waar een groot tekort aan is. Bij de realisatie wordt rekening gehouden met klimaatadaptief en natuurinclusief bouwen en zal aandacht worden besteed aan de realisatie van groen van goede kwaliteit. Het woongebouw wordt minimaal BENG (Bijna energie neutraal gebouw) uitgevoerd. Deze ontwikkeling past hiermee binnen de ambities van de gemeente zoals deze in de Omgevingsvisie zijn verwoord.
2.4.2 Woonbeleid
2.4.3 Groenbeleid
Het gemeentelijk groenbeleid is vastgelegd in de Groene Mal, de Groenstructuurkaart, de Verordening Groene Balans en het Groenplan. Die worden in de navolgende paragrafen besproken.
2.4.4 Verkeer en parkeren
2.4.5 Waterbeleid
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
2.4.6 Cultuur- en Erfgoednota Apeldoorns Karakter!
De Cultuur- en Erfgoednota Apeldoorns Karakter! is door de gemeenteraad vastgesteld op 25 juni 2020. Kern van de nota is dat cultuur en erfgoed van essentieel belang zijn voor de identiteit en herkenbaarheid van Apeldoorn. Erfgoed wordt ingezet om de kwaliteit van de leefomgeving en de herkenbaarheid van deelgebieden in stad, dorpen en buitengebied te vergroten. Daarnaast is het een wettelijke taak van de gemeente om zorg te dragen voor het ruimtelijk erfgoed. Het is daarom belangrijk om erfgoed zo vroeg mogelijk in het planproces mee te nemen. Niet alleen om het aanwezige erfgoed te beschermen en te behouden, maar ook om dit te benutten als uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. Daartoe dient tijdig goed archeologisch, cultuurhistorisch en/of bouwhistorisch onderzoek te worden gedaan, waarmee inzicht ontstaat in de aanwezige erfgoedwaarden. Via het onderzoek wordt kennis vergaard en vastgelegd over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur, en op basis hiervan volgen aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen.
Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart. Deze worden beschreven in de paragrafen 5.6.2, respectievelijk 5.7.1.3.
In 2012 heeft de gemeenteraad de Implementatienotitie modernisering monumentenzorg vastgesteld. In deze notitie is vastgelegd dat de iconen (monumenten, beeldbepalende panden en beschermde gezichten of gebieden) worden beschermd via sectorale regels, zoals de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Andere cultuurhistorische waardevolle kwaliteiten worden -waar nodig en mogelijk- door middel van het bestemmingsplan beschermd.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Bij de ontwikkeling van de planlocatie zal zo veel mogelijk rekening gehouden moeten worden met de aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden op en nabij de planlocatie. Welke dit zijn en hoe hier mee omgegaan is, is beschreven in de paragrafen 5.6 Archeologie en 5.7 Cultuurhistorie.
2.4.7 Beleidsnota hoogbouw
In oktober 2008 is de beleidsnota hoogbouw 'Ruimte door hoogbouw' vastgesteld. Deze nota geeft de koers aan voor hoogbouw in Apeldoorn. De nota heeft alleen betrekking op gebouwen hoger dan 25 m in het stedelijk gebied van Apeldoorn. In het hoogbouwbeleid speelt de Grote Lijn een centrale rol. De Grote Lijn loopt langs het Apeldoorns Kanaal en vanaf het Apeldoorns Kanaal langs de spoorlijn naar het westen. In deze zone is hoogbouw vanuit stedenbouwkundig perspectief zonder meer verantwoord, mits landschappelijk juist geplaatst en passend bij de karakteristiek van de omgeving. Buiten de Grote Lijn is ook hoogbouw mogelijk, maar dat vraagt om maatwerk en inpassing in de bestaande structuur. Hier wordt hoogbouw alleen op basis van een concreet initiatief afgewogen. Een hoogte van 70 meter geldt buiten de Grote Lijn als maximum.
Na een positieve stedenbouwkundige conclusie wordt ieder hoogbouw-initiatief getoetst aan een Hoogbouw Effect Rapportage. Deze toetsing is gericht op het minimaliseren van hinder door het gebouw zelf en het gebruik van gebouw en omgeving.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
De planlocatie ligt buiten de Grote Lijn. Dit betekent dat voor dit initiatief maatwerk en inpassing in de bestaande structuur aan de orde is. Daarnaast is een Hoogbouw Effect Rapportage (Her) uitgevoerd. In paragraaf 5.1 wordt hier verder op in gegaan.
2.4.8 Welstandsbeleid
Artikel 12a van de Woningwet verplicht iedere gemeente om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing. Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juni 2017 de Welstandsnota 2017-2020 'Aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. Deze nota is verlengd tot het moment dat het omgevingsplan voor het hele grondgebied van de gemeente Apeldoorn vigerend is. De welstandsnota is het kader waaraan de onafhankelijke Commissie Omgevingskwaliteit toetst of aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen voldoen aan redelijke eisen van welstand.
Doel van de welstandsnota is het zorgen voor een goede balans tussen het borgen van de basiskwaliteit van de ruimtelijke leefomgeving en het bieden van ruimte aan initiatiefnemers. Bij de welstandsnota hoort een website die het welstandsbeleid voor iedereen toegankelijk maakt.
De gemeente Apeldoorn wil dat overal in de gemeente er een goede omgevingskwaliteit is. Zo moet het veilig en leefbaar zijn. Sommige gebieden vindt de gemeente extra belangrijk. In deze prominente gebieden streeft de gemeente naar een nog hogere omgevingskwaliteit. Er zijn daarbij drie soorten gebieden te onderscheiden:
- 1. Apeldoornse identiteitsdragers: dit zijn gebieden die typisch zijn voor de gemeente Apeldoorn en die we moeten beschermen. Het zijn vaak al gebieden met een hoge kwaliteit en dat willen we graag zo houden. Denk hierbij aan de cultuurhistorische beschermde gebieden, de beken en sprengen en natuurgebieden en parken.
- 2. Zichtbare locaties: dit zijn gebieden waar veel inwoners en bezoekers komen en die goed zichtbaar zijn. De kwaliteit kan op veel plekken beter. Denk hieraan aan de locaties zichtbaar langs de snelweg en langs de ring. Ook drukke voorzieningen, zoals het centrum en het theater, horen hierbij.
- 3. Dynamische gebieden: dit zijn de gebieden waar veel ontwikkelingen worden verwacht. Kwaliteit toevoegen kan het makkelijkste op het moment dat gebieden zich ontwikkelen. Denk hierbij aan het centrum en de kanaalzone.
De exacte locaties van de prioritaire gebieden staan op de website van de gemeente Apeldoorn, bij het onderwerp welstand.
De gemeente Apeldoorn werkt voor welstandstoetsing vanuit een piramide:
Afbeelding 4: piramide welstand
- Vergunningvrije bouwwerken:
geen welstandstoetsing.
Onder deze categorie valt het grootste deel van de bouwwerken; - Veelvoorkomende bouwwerken:
eenduidige criteria die voor de hele gemeente gelijk zijn.
Het grootste deel van de vergunningplichtige bouwwerken, zoals erkers en dakkapellen, valt onder deze categorie. In deze categorie is ook het reclamebeleid ondergebracht; - Specifieke bouwwerken:
welstandstoetsing op basis van gebiedsgerichte doelstellingen.
Onder deze categorie vallen de grotere bouwplannen. De gebiedsgerichte doelstellingen zijn per dorp, wijk, gebied of gebiedstype geformuleerd. Het werken met doelstellingen die de kernkwaliteiten van het gebied beschrijven in plaats van te werken met stringente criteria waaraan het bouwwerk moet voldoen, maakt verschillende ontwerpoplossingen mogelijk en biedt daarmee ruimte voor de initiatiefnemer.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Zoals hiervoor is aangegeven wil de Gemeente Apeldoorn dat er een goede omgevingskwaliteit is. Zo moet het veilig en leefbaar zijn. En sommige gebieden zijn hierbij extra belangrijk. In deze zogenaamde prominente gebieden streeft gemeente Apeldoorn naar een nog hogere omgevingskwaliteit. De planlocatie ligt in zo'n prominent gebied voor wat betreft ‘Identiteit’ en ‘Zichtbaarheid’. Deze ligging in de stad maakt dat een ontwikkeling in dit gebied aan hoge kwaliteitseisen moet voldoen. Daarom is er voor de ontwikkeling van het woongebouw op deze locatie een beeldkwaliteitsplan (BKP) opgesteld genaamd 'beeldkwaliteitsplan Woongebouw hoek Deventerstraat - Laan van Osseveld'. Het doel van het BKP is dat een locatiespecifiek en passend ontwerp gemaakt wordt, wat duurzaam is en bijdraagt aan de principes van Apeldoorn Buitenstad. De in het BKP opgenomen randvoorwaarden en handreikingen vormen de basis voor een ontwerp van het woongebouw, het perceel en de directe omgeving. Dit boekwerk vormt tevens het toetsingskader voor de Gemeente Apeldoorn en de Commissie Omgevingskwaliteit (CieO) voor de beoordeling van een bouwplan. Na realisatie zal dit nieuwe kader onderdeel worden van de Welstandsnota 2017-2020 'Aantrekkelijk Apeldoorn'.
De procedure tot vaststelling van het BKP loopt gelijk op met die van dit bestemmingsplan. Het concept-beeldkwaliteitsplan 'Woongebouw hoek Deventerstraat - Laan van Osseveld' is voor advies voorgelegd aan de Commissie Omgevingskwaliteit en positief beoordeeld.
2.4.9 Beperking realisatieduur woningbouw private partijen
In juni 2014 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie 'Beperking realisatieduur woningbouw private partijen' vastgesteld. In het gemeentelijke woningbouwprogramma is nog maar beperkt ruimte voor nieuwe woningbouwinitiatieven, terwijl een deel van de beschikbare ruimte in het woningbouwprogramma is ingevuld met plannen waarvoor al meer dan een paar jaar een vastgesteld bestemmingsplan aanwezig is maar die niet tot uitvoering komen. Om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen en om alleen nog ruimte te bieden aan initiatieven die ook echt worden uitgevoerd, geldt op grond van de beleidsnotitie 'Beperking realisatieduur woningbouw private partijen' nu een realisatietermijn voor nieuwe woningbouwinitiatieven die in principe drie jaar bedraagt. Die termijn gaat lopen vanaf het moment dat het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Ter uitvoering van de beleidsnotitie wordt in ieder bestemmingsplan dat de bouw van nieuwe woningen mogelijk maakt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarmee kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen door de bouwmogelijkheden voor nieuwe woningen te verwijderen als na de termijn de betreffende woningen niet zijn gerealiseerd en ook nog niet in aanbouw zijn. De programmatische ruimte die daardoor vrij komt, kan vervolgens worden aangewend voor een andere woningbouwontwikkeling. Voordat een bestemmingsplan voor een woningbouwontwikkeling in procedure wordt gebracht, wordt deze termijn ook privaatrechtelijk overeengekomen tussen initiatiefnemer en gemeente.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt betreft woningbouw. In de regels van het bestemmingsplan is daarom, in overeenstemming met de beleidsnotitie, een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen, mocht het plan niet binnen 3 jaar tot ontwikkeling zijn gebracht.
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Historie
De Deventerstraat is van oorsprong een landweg die Apeldoorn verbond met Deventer. De straat kenmerkt zich als een lintstructuur met van oudsher bebouwing met een individuele uitstraling en expressie. De kleinschalige bebouwing, in hoofdzaak bestaand uit vrijstaande huizen en tweekappers, dateert uit de eerste helft van de 20ste eeuw.
De wijken Osseveld en Woudhuis, gelegen ten zuiden van de Deventerstraat, zijn gebouwd op het Apeldoornse Veld, tot in de negentiende eeuw een nat heidegebied waar vee werd geweid, plaggen werden gestoken en turf werd gewonnen. Beetje bij beetje werd het gebied ontgonnen. Deels als bos voor houtproductie en deels als akker- en grasland. Straatnamen als de Veenhuizerweg en het vele water in Osseveld-Oost verwijzen naar die lage ligging en het vochtige land.
In lijn met de stedenbouwkundige opvattingen van de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw is Osseveld Oost net als Woudhuis vanaf de tekentafel ontworpen vanuit een thematisch bedacht concept. Voor Osseveld Oost luidde dat thema: ‘De zeven tuinen van oost’.
themagebieden Osseveld-Oost
In elke buurt is dat thema op een eigen manier uitgewerkt vanuit associaties als de romantische tuin, het fort, de bron of de stille tuin. Net als Woudhuis is Osseveld-Oost een ontwerp van het Rotterdamse bureau Kuiper Compagnons, die in die jaren furore maakte met thematische stedenbouw. Omdat het bureau ook de openbare ruimte heeft ontworpen, ervaar je in Osseveld Oost het meest hoe stedenbouw, architectuur en openbare ruimte onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Centraal in Osseveld Oost ligt de Veenhuizerweg met kleine boerderijen en oudere burgerwoningen. Deze oude ontginningsas is opgenomen in de compositie van de wijk en nog herkenbaar als historisch lint met een afwisselend bebouwingsbeeld, dat sterk afwijkt van de uniforme bebouwing in de rest van de wijk. Deze weg kruist de Laan van Osseveld en loopt door tot in Osseveld-West.
De Laan van Osseveld is halverwege de tachtiger jaren aangelegd. Dit ontbrekende stuk van de ring was van belang voor het 'interwijkverkeer' en moest verlichting geven op de verkeersdruk op de Deventerstraat en de Zutphensestraat en het overbelaste kruispunt De Tol.
De planlocatie hoek Laan van Osseveld - Deventerstaat is gelegen in de wijk Osseveld-Oost Naast het themagebied 'het Kruidenveld'. De locatie was tot nu toe nog niet ontwikkeld. Wel is deze locatie al lange tijd in beeld voor de realisatie van een markant gebouw. Getuige ook de tekst uit het in 2008 onherroepelijk geworden bestemmingsplan Osseveld - Woudhuis:
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Het plangebied is gelegen tussen de Vosweide, de Deventerstraat en de Laan van Osseveld. Tussen de Vosweide en de Deventerstraat is nog een ander perceel gelegen (Deventerstraat 386 - 390). dit is gelegen aan de noordoostzijde van het plangebied. Hier bevindt zich een woning en een bedrijfsruimte. Ook aan de zuidoostzijde grenst het plangebied aan zij- en achtertuinen van woningen (Vosweide 8a t/m 18). Aan de west- en noordkant van het plangebied. bevinden zich twee drukke verkeerswegen, namelijk de Laan van Osseveld (westkant) en de Deventerstraat (noordkant).
3.3 Groenstructuur
De planlocatie is onbebouwd en er is geen verharding aanwezig. De invulling van de planlocatie bestaat voornamelijk uit gras en langs de randen struikgewas en bomen. Aan de rand van het perceel, aan de zijde van de Laan van Osseveld, ligt een grondlichaam. Het perceel wordt, ondanks dat dit particulier eigendom is, door de buurt gebruikt als speelveldje en als hondenuitlaatplek. Aan de zijde van de Vosweide is het perceel afgerasterd met een hekwerk. Het perceel achter de woningen aan de Vosweide is nu in gebruik als paardenweitje. De planlocatie grenst aan de hoofdgroenstructuren langs de Deventerstraat en de Laan van Osseveld. Tussen de planlocatie en deze bomenlanen is nog een fiets- en voetpad gelegen.
luchtfoto planlocatie
Aanzicht vanaf de Vosweide
Aanzicht vanaf de Deventerstraat (zomer)
Aanzicht vanaf de Deventerstraat (winter)
Aanzicht vanaf het kruispunt Deventerstraat. De planlocatie is gelegen achter de grondwal.
Aanzicht vanaf het kruispunt Deventerstraat (winter). De planlocatie is gelegen achter de grondwal.
Aanzicht vanaf de Laan van Osseveld. In verband met de verbreding van de Laan van Osseveld zal hier het beeld nog gaan veranderen.
3.4 Verkeer En Vervoer
De planlocatie is op dit moment niet ontsloten voor verkeer. De planlocatie grenst aan de westzijde aan de Laan van Osseveld. In 2020 is het bestemmingsplan Laan van Osseveld vastgesteld dat de verdubbeling van de Laan van Osseveld mogelijk maakt naar 2 x 2 rijbanen. Ook maakt voornoemd bestemmingsplan het mogelijk om een tunnel onder het spoor aan te leggen, zodat de Laan van Osseveld de spoorweg ter hoogte van winkelcentrum het Fort niet meer gelijkvloers kruist. Deze spoorwegovergang is op circa 500 meter ten zuiden van de planlocatie gelegen. Er is inmiddels gestart met de werkzaamheden voor de ondertunneling. Bij de ontwikkeling op de planlocatie op de hoek Laan van Osseveld - Deventerstraat zal rekening gehouden moeten worden met de voorgenomen verbreding van de Laan van Osseveld en daarbij ook met de daarvoor benodigde plaatsing van een geluidscherm.
3.5 Kabels En Leidingen
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die planologisch beschermd (moeten) worden.
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
Dit hoofdstuk geeft de nieuwe ruimtelijke opzet van het plangebied weer.
4.1 Bebouwing En Groenstructuur
De voorgestane ontwikkeling betreft de realisatie van een woongebouw bestaande uit 63 appartementen voor de sociale huur. Deze appartementen worden verdeeld over 8 woonlagen en komen boven op een begane grond met daarin de gemeenschappelijke hoofdentree en de bergingen. De locatie is zeer prominent gelegen aan een radiaal (Deventerstraat) en de Ring (Laan van Osseveld). Ruimtelijk gezien vraagt die om een beeldbepalend, markant gebouw. Dit verklaart de keuze voor een hoger accent. Gestapelde woningbouw met een relatief kleine footprint laat veel ruimte voor een groene invulling van het terrein en voldoende ruimte om het parkeren te regelen. Met name de randen aan de Deventerstraat en de Laan van Osseveld hebben een dusdanige maat dat hier een mooie landschappelijke overgang kan worden gemaakt tussen straat en gebouw. De nog te realiseren geluidmuur langs de Laan van Osseveld schermt het achterliggende terrein af waardoor er hier een besloten 'tuin' ontstaat. Dit sluit aan bij de 'Zeven tuinen van Oost'; het ontwerpthema dat ten grondslag lag aan het stedenbouwkundige plan van Kuiper-Compagnons voor Osseveld-Oost.
Om te voorkomen dat hoogbouw heel 'hard' aan de hoofdstructuur van de stad komt te staan wordt het uitgangspunt gehanteerd dat een hoog gebouw aan de Deventerstraat in de 'tweede lijn' wordt geplaatst ten opzichte van de veel kleinschaliger grondgebonden woningen. Tussen de straat en het gebouw ontstaat zo ruimte voor een brede begroeide groene zoom. De begane grond van het woongebouw, met daarin onder andere bergingen, wordt aan het oog onttrokken door een grastalud van circa 2 meter hoogte. Ook aan de Laan van Osseveld wordt het gebouw op de tweede lijn geplaatst, achter de groenzone die de ring hier begeleidt. Tussen de straat en het gebouw komt hier een brede begroeide groene zoom met een geluidwerende voorziening. Deze geluidwerende voorziening maakt overigens geen onderdeel uit van het woningbouwplan, maar zal gerealiseerd worden in het kader van de aanpassing van de Laan van Osseveld. Deze voorziening zal nog nader worden ontworpen.
De planlocatie wordt via de Vosweide ontsloten. Het gebouw ligt vanaf de Vosweide gezien ver terug. De ruimte tussen de straat en het gebouw zal voornamelijk als groen verblijfsgebied worden ingericht, zodat een aantrekkelijk entreegebied ontstaat. Direct grenzend aan het nieuwe gebouw wordt een entreeplein gerealiseerd.
Ten zuiden van het gebouw komt een parkeerterrein. De verharding van het parkeerterrein wordt onderbroken door een bomenrij met bodembedekkende heesters tussen de parkeerplekken en hogere heesters met bomen langs de zuid- en westzijde van het terrein.
Bij de entree van het terrein worden ondergrondse vuilcontainers geplaatst, op (nu) eigen terrein achter een haag, maar voor de vuilniswagen wel bereikbaar vanaf de Vosweide.
Het perceel grenst op meerdere plekken aan particuliere percelen. Hier zal een hoge, groene erfafscheiding worden gemaakt zodat het (parkeer)terrein aan het zicht van de bewoners van de bestaande woningen wordt onttrokken en vice versa.
De beplanting in het plangebied draagt zoveel mogelijk bij aan de biodiversiteit van de plek. Het bestaat uit bloemrijk grasland, hoge en lage heesters en diverse soorten bomen. Bomen die verwijderd worden om deze ontwikkeling mogelijk te maken worden gecompenseerd door de aanplant van ruim 30 nieuwe bomen.
Impressie van het woongebouw gezien vanaf de Laan van Zevenhuizen
Grove schets inrichting openbare ruimte
4.2 Infrastructuur En Verkeersontsluiting
Het plangebied is gelegen aan de Vosweide en wordt ook via de Vosweide ontsloten. Een rechtsreekse aansluiting met de nabij gelegen hoofdwegen Laan van Osseveld en Deventerstraat is niet gewenst vanwege de ligging nabij het drukke kruispunt en de parallel aan deze wegen gelegen fietspaden. De Vosweide takt via de Veenhuizerweg aan op de Laan van Osseveld. Door de realisatie van het woongebouw zal er meer verkeer over de Vosweide gaan. Om na te gaan of de Vosweide deze extra verkeersbewegingen aankan, is in opdracht van De Goede Woning door het onderzoeksbureau Goudappel een verkeerskundig onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek, Notitie 'Verkeersonderzoek woningbouw Vosweide - Apeldoorn' d.d. 28 januari 2021, met kenmerk 008800.20210128.N1.02, is opgenomen in Bijlage 1Verkeersonderzoek van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. Uit het onderzoek komt het volgende naar voren.
De breedte van de weg is de meest beperkende factor. Op basis van de kenmerken van de weg wordt een maximale intensiteit van 1.000 motorvoertuigen per etmaal mogelijk geacht. Op dit moment is de geschatte intensiteit op de Vosweide 650 motorvoertuigen per werkdag. Als gevolg van de woningbouw stijgt de intensiteit naar circa 900 motorvoertuigen per werkdag. Ondanks de relatieve smalle weginrichting, is de Vosweide toereikend om dit verkeer te verwerken.
Ook op het kruispunt Vosweide – Veenhuizerweg zullen geen afwikkelingsproblemen ontstaan. Aandachtspunt zijn tijdens de ochtendspits wel de mogelijke blokkades door terugslaand verkeer vanaf de rotonde bij de Laan van Osseveld. Dit is een bestaande situatie die door de nieuwe ontwikkeling vaker voor zal komen. Een wit kruis op het wegdek kan deze overlast beperken als dit helpt om de verkeerssituatie te verduidelijken en het gedrag van de weggebruiker positief te beïnvloeden. Als op termijn de rotonde wordt vervangen voor een verkeersregelinstallatie (VRI) wordt de verkeersafwikkeling beter. Het voordeel van een VRI is dat de verkeersafwikkeling gereguleerd is en dat binnen een acceptabele wachttijd de wachtrij op de Veenhuizerweg en dus ook de Vosweide oplost. Er is dan geen sprake meer van een blokkade omdat verkeer binnen een acceptabele wachttijd kan oprijden.
De conclusie uit het verkeersonderzoek is dus dat de Vosweide geschikt is om de extra verkeersbewegingen op te vangen.
Verder wordt in het onderzoek geconcludeerd dat de bereikbaarheid van het appartementengebouw goed is, zowel met de auto, fiets, lopend als het openbaar vervoer. Als aandachtspunt wordt nog genoemd de directe ontsluiting voor fietsers en voetgangers van het kavel naar de Deventerstraat. Dit kan via de bestaande Vosweide, maar wellicht is een meer directere route over het eigen terrein richting het kruispunt Deventerstraat mogelijk. Bij het ontwerp van de openbare ruimte wordt nog gekeken of een opening in het geluidsscherm aan de zijde van de Laan van Osseveld een wenselijke mogelijkheid is. De uitvoering van het geluidscherm is onderdeel van het project van de verdubbeling van de Laan van Osseveld. Daar zal later een besluit over genomen worden. Onderhavig bestemmingsplan staat deze mogelijkheid in ieder geval niet in de weg.
De geplande verdubbeling van de Laan van Osseveld (2 x 2 rijbanen) en bijbehorende herinrichting van de naastgelegen groenstrook valt verder buiten het plangebied. Bij de berekeningen van de geluidbelasting van het verkeer op het woongebouw is wel rekening gehouden met deze verdubbeling.
4.3 Parkeren
Het gemeentelijk parkeerbeleid is er op gericht dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling voorziet in de eigen parkeerbehoefte. De parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van parkeernormen. Deze zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregels parkeren (2019). In het plangebied worden 63 appartementen mogelijk gemaakt, waarbij de parkeerplaatsen in de openbare ruimte worden gerealiseerd. In totaal zijn er 39 appartementen kleiner dan 75m² BVO (parkeernorm 1,0 pp/woning) en 24 appartementen groter dan 75m² BVO (parkeernorm 1,5 pp/woning). De parkeerbehoefte voor het gehele plan bedraagt hiermee (39 x 1,0) + (24 x 1,5) = 75 parkeerplaatsen. De parkeervoorzieningen worden binnen het plangebied gerealiseerd, ten zuiden van het woongebouw. Hier is voldoende ruimte voor bewoners en hun bezoekers om te parkeren. Daarnaast wordt er de mogelijkheid geboden om bij een aantal parkeerplaaatsen laadpalen voor elektrische auto's te plaatsen.
Verder worden er fietsenklemmen voor enkele fietsen op het plein naast het gebouw geplaatst. Deze klemmen kunnen gebruikt worden door bezoekers en korte fietsparkeermomenten van bewoners. Ze zijn niet overdekt. In de bergingen in het woongebouw is ruimte voor permanente stalling van fietsen van bewoners.
4.4 Duurzaam, Natuurinclusief En Klimaatadaptief Bouwen
Duurzaam bouwen
Bij de realisatie van het woongebouw bestaande uit 63 appartementen wordt conform het energiebeleid van de gemeente ingezet op duurzaam bouwen. Het nieuwe woongebouw zal voldoen aan de BENG-norm conform het Bouwbesluit en zal voor wat betreft de buitenschil 'NoM-ready' worden uitgevoerd. De appartementen in het woongebouw krijgen geen gasaansluiting en worden verwarmd door middel van warmtepompen. De buitenunits daarvan worden op het dak geplaatst. De appartementen worden voorzien van extra isolatie. Op de daken van het woongebouw is ruimte beschikbaar voor (extra) zonnepanelen.
Hiermee is het woongebouw 'Nom-ready', dus klaar om in de toekomst omgezet te worden naar Nul-op-de-Meter (NoM). Op dit moment is er nog geen budget bij de woningstichting om het woongebouw gelijk NoM te maken, wat de ambitie is van de gemeente Apeldoorn voor nieuwe woningen. Omdat het hier sociale woningbouw betreft, is het ook lastig om extra investeringen door te berekenen aan de huurders, wat bij een particuliere ontwikkeling wel mogelijk is.
Natuurinclusief en klimaatadaptief bouwen
Er wordt voldaan aan de groene doelen wat betreft natuurinclusief en klimaatadaptief bouwen. Meer dan 40% van het oppervlak van het terrein wordt groen ingericht. Dit groen is daarnaast ook van voldoende natuurlijke kwaliteit. Dit geldt ook voor het aantal te realiseren bomen. Met dit plan worden meer dan 30 bomen toegevoegd. Wat betreft de bouwkundige onderdelen worden de standaardmaatregelen uit en conform het op te stellen werkprotocol Soortenmanagementplan (SMP) toegepast waarbij in de betreffende gevels kasten voor vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen worden ingebouwd.
Verder is rekening gehouden met het opvangen en vasthouden van regenwater op de planlocatie. Zie hierover ook paragraaf 5.3 Waterhuishouding.
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Hoogbouw Effect Rapportage (Her)
Omdat het woongebouw hoger wordt dan 25 meter, is een Hoogbouweffectrapportage (Her) opgesteld. Dit op grond van de in paragraaf 2.4.7 genoemde Beleidsnota hoogbouw. Deze 'Her woongebouw hoek Deventerstraat - Laan van Osseveld', (MTB Adviseurs, d.d. 6-12-2021, geactualiseerd op 31 maart 2022), is opgenomen in bijlage 2 van de BIJLAGEN BIJ DETOELICHTING. In deze Her is de ontwikkeling getoetst aan de hoogbouwnota en is ingegaan op de volgende onderwerpen:
- 1. Beleid
- 2. Bezonning;
- 3. Windhinder,
- 4. Ruimtelijke inpassing en sociale veiligheid,
- 5. Uitzicht en privacy
- 6. Effecten op grote afstand.
Beleid
In dit deel van de Her worden de locatie- en gebouwaspecten naast de hoogbouwnota en de randvoorwaarden uit het opgestelde Beeldkwaliteitsplan gelegd. Het bouwplan van het woongebouw voldoet hier aan.
Bezonning
Het uitgangspunt voor hoogbouw is dat omliggende woningen, bedrijven of openbare gebouwen, niet onevenredig veel overlast mogen ervaren door langdurige slagschaduw. Er gelden echter geen landelijke normen voor bezonning. De gemeente Apeldoorn hanteert in de Nota Hoogbouw de TNO-richtlijn als uitgangspunt. Deze richtlijn houdt in dat de mogelijke bezonningsduur voor het woonvertrek in de periode tussen 19 februari tot en met 23 oktober minimaal 120 minuten bedraagt. Aanvullend geldt de bepaling dat de zonhoogte tenminste 10 graden moet zijn om meegerekend te mogen worden met de uren die tellen voor de bezonningsduur. Deze aanvulling is van belang omdat bij een zonnestand lager dan 10 graden de omliggende bebouwing en begroeiing voor schaduw zorgen. Bij twee uur zon per etmaal wordt de bezonning in ieder geval voldoende geacht.
In de Her is een bezonningsstudie opgenomen. Een aanvulling op deze bezonningstudie is opgenomen in Bijlage 16 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. Hieruit komt naar voren dat op de te onderzoeken tijdstippen en zonnestanden:
- In de zomer ter plaatse van woningen, bedrijven of openbare gebouwen er overdag geen sprake is van schaduwwerking als gevolg van het nieuwe woongebouw, pas vanaf 19:00u op een aantal woningen aan de noordzijde van de Vosweide;
- In het voorjaar en de herfst uitsluitend sprake is van extra schaduwwerking als gevolg van het nieuwe woongebouw aan het eind van de middag, aan de noordoostzijde van het woongebouw, ter hoogte van het bedrijfsgebouw Deventerstraat 386, en tegen de avond ter hoogte van het Kruidenpad en de noordoostkant van de Vosweide.
- In de winter, met de laagste zonnestand, er 's ochtends sprake is van extra schaduwwerking als gevolg van het nieuwe woongebouw aan de noordzijde ter hoogte van Deventerstraat 371, 393 en 395 (rond 10:00u) en Deventerstraat 373/375 (rond 12:00u). En in de loop van de middag ter hoogte van de bedrijfswoning en deels het bedrijfsgebouw Deventerstraat 386 en eind van de middag over de eerste woningen aan de Deventerstraat.
Hierbij moet worden opgemerkt dat het huidige opgaande groen op de planlocatie ook voor schaduwwerking zorgt in de omgeving. Dit is niet onderzocht in deze studie, maar mogelijk verandert er met de komst van het woongebouw daardoor maar weinig voor de omgeving voor wat betreft schaduwwerking.
Op basis van de bezonningstudie wordt geconcludeerd dat er geen sprake zal zijn van langdurige slagschaduw als gevolg van het het nieuwe woongebouw en dat wordt voldaan aan het uitgangspunt voor bezonning dat is opgenomen in de gemeentelijke hoogbouwnota. Omliggende woningen, bedrijven of openbare gebouwen, zullen dan ook niet onevenredig veel overlast ervaren door de schaduwwerking van het nieuwe woongebouw.
Opbrengst zonnepanelen / zonneboiler
In zijn algemeenheid geldt dat zonnepanelen een optimale opbrengst hebben als ze op het zuiden zijn georiënteerd en zijn geplaatst onder een hoek van circa 15 graden ten opzichte van de horizontaal. Elke andere oriëntatie ten opzichte van de zon brengt rendementsverlies met zich mee. Daarnaast hebben het weer en schaduw van bomen of andere objecten of bebouwing invloed op het rendement. Verder is de opbrengst het hoogst in het voorjaar en de zomer. De opbrengst in het najaar en winter bedraagt bij elkaar slechts circa 10 tot 15 % van de totale jaaropbrengst. Schaduw in het voorjaar en de zomer, in de uren dat de zon hoog staat, hebben dus het meeste invloed op de opbrengst van zonnepanelen. Schaduw in het najaar en in de winter hebben maar beperkte invloed op de opbrengst van zonnepanelen, omdat in die periode van het jaar de opbrengst al beperkt is.
Zoals onder 'bezonning' al is aangegeven treedt schaduwwerking door het toekomstige woongebouw op enkele woningen aan de Vosweide en Deventerstraat in een deel van het jaar op. Het betreft een korte periode aan het eind van de dag, waarbij de zon vanuit het westen, onder een lage hoek over het gebouw valt. De opbrengst van de zonnepanelen/zonneboilers wordt door de komst van het woongebouw dus enigszins beïnvloed. Maar gezien de niet optimale zonnestand en de korte tijd dat de schaduw op de woningen valt, wordt de invloed op de opbrengst van (toekomstige) zonnepanelen/zonneboilers als beperkt beoordeeld en gezien het belang van de voorziene woningbouw acceptabel geacht.
Windhinder
Rondom hoge gebouwen bestaat het risico op het ontstaan van windhinder. Voor de realisatie van het nieuwe woongebouw is daarom een windklimaatonderzoek gedaan. Deze is opgenomen in de bijlage bij de Her. Uit het onderzoek komt het volgende naar voren.
Voor de beoordeling van het lokale windklimaat op windhinder wordt gewerkt met een uurgemiddelde drempelsnelheid VDR,H van 5 [m/s]. Bij deze windsnelheid gaan mechanische effecten bij de ervaring van het windklimaat een rol spelen. Zoals het verwaaien van het haar en kleding en het openslaan van paraplu’s. De kans dat de lokale windsnelheid VLOK hoger is dan de drempelsnelheid wordt de overschrijdingskans tot windhinder p(VLOK> VDR,H) genoemd. Deze overschrijdingskans is maatgevend voor de beoordeling van het lokale windklimaat.
Tabel: Eisen voor de beoordeling van het lokale windklimaat voor windhinder [NEN 8100:2006]
Aan de hand van bovenstaande tabel wordt een beoordeling gegeven van de te verwachten mate van windhinder. Afhankelijk van de activiteit wordt een lokaal windklimaat gekwalificeerd met ‘goed’, ‘matig’ of ‘slecht’. Bij een goed lokaal windklimaat ondervindt men geen overmatige windhinder. In een situatie zonder overmatige windhinder heeft het merendeel van het publiek onder normale omstandigheden geen last van windhinder. Bij een matig lokaal windklimaat ervaart men af en toe overmatige windhinder. In een slecht windklimaat ervaart men regelmatig overmatige windhinder. Volgens de NEN 8100:2006 wordt ernaar gestreefd om, binnen de verschillende activiteitenniveaus, een goed, eventueel nog matig windklimaat te realiseren.
In onderstaande figuur is de kwaliteitsklasse van het lokale windklimaat in de nieuwbouwsituatie op de hoek Laan van Osseveld - Deventerstraat visueel weergegeven op een horizontale doorsnede op 1,75 meter hoogte. De nieuwbouw is in lichtblauw en de stedenbouwkundige omgeving in bruin/oranje weergegeven. De berekende kwaliteitsklasse is met behulp van de legenda op ieder punt in de nabijheid van de nieuwbouw af te lezen.
Figuur Kwaliteitsklasse windklimaat op 1,75m hoogte in de nieuwbouw situatie.
Uit de figuur blijkt dat het lokale windklimaat rondom de nieuwbouw grotendeels beoordeeld wordt met kwaliteitsklasse A/B. Op ieder van de hoekpunten van de nieuwbouw wordt een (klein) gebied beoordeeld met kwaliteitsklasse C. Deze gebieden worden in de zuid- en westhoek veroorzaakt door de veelvoorkomende zuidwestenwind. In de noord- en oosthoek worden deze veroorzaakt door de relatief lage terreinruwheid in het noordoosten van de nieuwbouw.
Nergens in de omgeving van de nieuwbouw is er sprake van een kwaliteitsklasse D of lager. Daarmee valt er voor de activiteit ‘Doorlopen’ en ‘Slenteren’ overal, een volgens NEN 8100:2006 nagestreefd, goed of matig windklimaat te verwachten. Aanzet tot de activiteit ‘Langdurig zitten’ wordt in de gebieden met kwaliteitsklasse C afgeraden. Daarom wordt geadviseerd om bij de inrichting van de buitenruimte rondom het woongebouw rekening te houden met het ter plaatse heersende windklimaat. Dit door bijvoorbeeld eventuele bankjes buiten de gebieden met kwaliteitsklasse C te plaatsen. Ook kan er voor gekozen worden om het toegangspad / paden buiten deze gebieden te laten lopen. Kijkend naar de locaties waar sprake is van klasse C betreffen dat overigens met name de hoekpunten, plaatsen waar niet is voorzien in langdurig zitten.
Uit het windonderzoek komt naar voren dat met name op de planlocatie een hogere kwaliteitsklasse dan A geldt. De realisatie van het woongebouw zorgt dan ook niet voor onaanvaardbare windhinder bij naastgelegen percelen.
Verder blijkt uit het windonderzoek dat er geen kans is op windgevaar.
Ruimtelijke inpassing en sociale veiligheid
In dit deel van de Her wordt ingegaan op de ruimtelijke inpassing en sociale veiligheid. Deze aspecten voldoen aan de randvoorwaarden die in het Beeldkwaliteitsplan zijn verwoord.
Privacy en uitzicht
Met afstanden van 23 en 40 meter ten opzichte van de dichtstbijzijnde bebouwing is privacy over en weer voldoende gegarandeerd.
Effecten op grote afstand
De fotomontages laten een robuust gebouw zien dat vanuit de omtrek zichtbaar is zonder dat deze dissoneert in de omgeving. De terugliggende positie van het gebouw ten opzichte van het kruispunt plus het omliggende groen zorgt daarbij voor een 'verzachting' van het beeld.
Conclusie Her
Op basis van de Hoogbouweffectrapportage kan geconcludeerd worden dat het nieuwe woongebouw passend is in zijn omgeving en geen (grote) nadelige effecten heeft op de omliggende (woon)omgeving.
5.2 Milieuaspecten
5.2.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
5.2.2 Bodem
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Dit kan worden aangetoond met een actueel bodemonderzoek. Ook als de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en er geen risico's voor het toekomstige gebruik te verwachten zijn is de geschiktheid voldoende aangetoond. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning mogelijk ook een actueel onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
Onderzoeksresultaten bodem
Omdat dit bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt moet de kwaliteit van de bodem inzichtelijk zijn. Ter plaatse van deze nieuwe ontwikkelingen is bodemonderzoek uitgevoerd. Het gaat om de volgende bodemonderzoeken:
- Verkennend bodemonderzoek Deventerstraat (naast nr. 380/385) te Apedoorn, d.d. 12 november 2020, kenmerk 13664.001, opgesteld door Econsultancy en opgenomen in bijlage 3 van de Bijlagen bij de toelichting;
- Rapportage partijkeuring Grondwal Laan van Osseveld DP1, d.d. 31 augustus 2020, kenmerk P2020-1155, opgesteld door Certicon bodemexperts en opgenomen in bijlage 4 van de Bijlagen bij de toelichting; en
- Rapportage nader en aanvullend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest in de bodem Deventerstraat (ong.) te Apeldoorn, d.d. 11 maart 2022, kenmerk 13664.005, versie D2, opgesteld door Econsultancy en opgenomen in bijlage 5 van de Bijlagen bij de.
Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat in de bodem verontreiniging aanwezig is. Voordat de toekomstige functie kan worden gerealiseerd, dient de bodem te worden gesaneerd. In de exploitatiekosten moet rekening worden gehouden met saneringskosten. De verwachte saneringskosten zullen niet dermate hoog zijn, dat de uitvoerbaarheid van het plan in gevaar komt. Er wordt inmiddels een saneringsplan opgesteld.
5.2.3 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Als bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer:
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen(hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebiedenmetfunctiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Beoordeling milieuzonering
Het plangebied kan worden aangemerkt als gemengd gebied vanwege de ligging nabij meerdere drukke wegen. Aangezien het in het plangebied alleen gaat om een woonfunctie, is geen sprake van een gebied met functiemenging.
In de directe nabijheid van het plangebied (50 à 100 meter rond het plangebied) bevinden zich de volgende bedrijven en instellingen / relevante bestemmingen:
De toekomstige milieugevoelige functie (het woongebouw) ligt buiten de richtafstanden van de (toegestane) milieubelastende functies zoals opgenomen in de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering. Ten aanzien van de activiteit van de schietvereniging op de Laan van Zevenhuizen 399 geldt dat het aspect geluid maatgevend is. Op basis van het eerder, in het kader van de milieuvergunning / milieumelding van de schietvereniging, aangeleverde akoestisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat ter hoogte van het plangebied ruimschoots wordt voldaan aan de geldende geluidnormen voor een gemengd gebied. Daarnaast ligt er al op kortere afstand van de schietvereniging een woning ter plaatse waarvan de schietvereniging moet voldoen aan deze normen. De schietvereniging wordt door het nieuwe woongebouw op de planlocatie dan ook niet beperkt in haar gebruiksmogelijkheden.
5.2.4 Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Daarom wordt de invloed van de relevante verkeerswegen op de nieuwe geluidgevoelige bebouwing in het plangebied nader beschouwd. Daarnaast moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook inzicht worden gegeven in de akoestische indirecte gevolgen van het plan bij omliggende bestaande woningen, zoals de akoestische gevolgen van eventuele verkeersaantrekkende werking.
Wegverkeerslawaai bij nieuwe woningen
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
- wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
- wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur.
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren. Als maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 63 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Apeldoorn.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.
Geluid vanuit het plangebied naar de omgeving
De bestemmingsplanwijziging kan betekenen dat er geluidbronnen worden toegevoegd die van invloed kunnen zijn op de bestaande (woon)omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet er worden gekeken naar de geluidsinvloed van:
- mogelijke relevante installaties (bv warmtepompen);
- parkeerplaatsen bij appartementengebouwen;
- extra voertuigbewegingen als gevolg van extra woningen of nieuwe activiteiten.
Beoordeling geluid
Wegverkeerslawaai
De relevante wegen zijn de Laan van Osseveld en de Deventerstraat. Voor deze wegen doen zich geen van de genoemde uitzonderingen voor zodat ze van rechtswege een geluidzone hebben. Het plangebied ligt binnen deze geluidzone en daarom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting vanwege deze wegen. In bijlage 6 van de BIJLAGEN BIJ DETOELICHTING is dit akoestisch onderzoek 'Geluidbelasting wegverkeer op appartementen Deventerstraat te Apeldoorn' d.d. 19 april 2022, met kenmerk 20-227, opgesteld door Adviesburo van der Boom BV, opgenomen.
Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder wordt overschreden maar dat wel wordt voldaan aan de maximaal toelaatbare geluidsbelasting.
Bronmaatregelen en/of overdrachtsmaatregelen om de geluidsbelasting te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde zijn niet mogelijk en/of stuiten op verkeerskundige, stedenbouwkundige en financiële bezwaren. Het plan is daarom alleen mogelijk na vaststelling van hogere waarden. De grond waarop het vaststellen van hogere waarden is gebaseerd, is opvullen van een open ruimte tussen bestaande bebouwing. De hogere (cumulatieve) geluidsbelasting betekent dat extra maatregelen aan de gevels van het gebouw nodig zijn. De cumulatieve geluidsbelasting is echter niet dusdanig hoog dat deze extra maatregelen niet uitvoerbaar zijn. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de nieuwe geluidgevoelige bestemming. De procedure voor het vaststellen van de hogere grenswaarde loopt gelijk op met de procedure van het bestemingsplan. Het ontwerpbesluit hogere grenswaarde geeft gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Op dit ontwerpbesluit zijn geen zienswijzen ingediend. Op 31 oktober 2022 zijn de hogere grenswaarden daarop bij besluit vastgesteld.
Geluid vanuit het plangebied naar de omgeving
Voor de verwarming- en koeling van het toekomstige woongebouw wordt hoogstwaarschijnlijk gebruik gemaakt van warmtepompen die op het dak van het gebouw zullen worden gepositioneerd. Deze installaties kunnen geluid veroorzaken bij omliggende woningen en bij de nieuwe appartementen. In het Bouwbesluit zijn daarom geluidseisen opgenomen waar een individuele installatie aan moet voldoen. Aangezien het om een appartementengebouw gaat, is het niet ondenkbaar dat er meerdere installaties worden geplaatst en gebruikt. Om na te gaan of er met het gebruik van meerdere installaties cumulatief gezien niet onnodige geluidhinder ontstaat, is onderzoek gedaan naar de cumulatieve geluidseffecten. Dit onderzoek 'Geluidbelasting tgv parkeren en installaties appartementen Deventerstraat te Apeldoorn' d.d. 14 april 2022, met kenmerk 20-227, opgesteld door Adviesburo van der Boom BV, is opgenomen in bijlage 7 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. In dit onderzoek is ook het geluidseffect van het nieuwe parkeerterrein en het rijden van en naar dit parkeerterrein over de Vosweide ten behoeve van de toekomstige bewoners in beeld gebracht. Uit het onderzoek blijkt dat er geen onaanvaardbare geluidniveaus als gevolg van de installaties, het parkeren op het parkeerterrein en het rijden over de Vosweide zullen optreden.
5.2.5 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- a. het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of;
- b. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of;
- c. het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of;
- d. de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Niet in betekenende mate bijdragen
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
- woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
- woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.
Toepasbaarheidsbeginsel
Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").
Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.
Beoordeling luchtkwaliteit
Het bestemmingsplan beoogt de realisatie van nieuwe woningen in de vorm van een appartementengebouw met 63 appartementen. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling valt onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
5.2.6 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe worden in het beleid voor externe veiligheid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en per transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende Regeling basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud van de buisleidingen.
Nota Milieuveiligheid Apeldoorn
In december 2011 is de Nota Milieuveiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze nota is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
In de nota is ook vastgelegd dat wanneer bijzonder kwetsbare objecten (objecten met verminderd zelfredzame personen zoals scholen en zorginstellingen) mogelijk worden gemaakt binnen het invloedsgebied van een risicobron de besluitvorming op dit punt expliciet bij de gemeenteraad en het college van B&W wordt voorgelegd.
Beoordeling EV
De volgende figuur geeft een overzicht van het plangebied waarbinnen een kwetsbaar object kan worden gerealiseerd in relatie tot de risicobronnen in en nabij het plangebied.
Bevi
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg en door buisleidingen
Het plangebied bevindt zich binnen het invloedsgebied (355 m) van de provinciale weg N344 (Deventerstraat). Provinciale wegen zijn aangewezen als doorgaande routes voor gevaarlijke stoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N344 is dermate beperkt dat er geen significante EV risico's zijn rond deze weg, zo blijkt uit de Nota milieu-veiligheid Gemeente Apeldoorn. Verder ligt de planlocatie buiten de 200 m zone en buiten het invloedsgebied van de spoorlijn en zijn er ook geen transportleidingen aanwezig die een belemmering kunnen vormen.
5.2.7 Elektromagnetische velden
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 en 28 mei 2013 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT). De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is.
Gemeenten en provincies hebben een onderzoeksplicht om te bezien waar het betreffende magneetveld ligt. Het RIVM heeft daarvoor een netkaart opgesteld waarbij indicatieve magneetveldzones zichtbaar zijn. Gemeenten zijn dus niet gebonden aan een norm. Wel zijn zij verantwoordelijk voor een goede ruimtelijke ordening en aanspreekbaar op het door hen toepassen van het voorzorgsprincipe. Er wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.
Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.
Onderzoeksresultaten
In de nabijheid van de planlocatie bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.
5.2.8 Milieueffectrapportage
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
- 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
- 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Het bestemmingsplan maakt een activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., te weten 11.2 Stedelijke ontwikkeling, maar de drempelwaarde wordt niet overschreden. Daarom is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld op basis van de 'Aanmeldnotitie vormvrije M.E.R.-beoordeling woongebouw i.o.v. De Goede Woning hoek Deventerstraat - Laan van Osseveld', d.d. 31 maart 2022, opgesteld door MTB Adviseurs en SOM Projecten, opgenomen in bijlage 8 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen in bijlage9 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING.
Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling is gebleken dat kan worden uitgesloten dat het realiseren van dit plan belangrijke nadelige milieugevolgen heeft en daarom is het opstellen van een MER niet noodzakelijk.
5.3 Waterhuishouding
5.3.1 Algemeen
Het plangebied Laan van Osseveld - hoek Deventerstraat ligt in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa 0,75 hectare groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.
5.3.2 Grondwater
Het gebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone die de provincie Gelderland in de Omgevingsvisie heeft vastgelegd. Uit gegevens van peilbuizen in de omgeving blijkt dat het grondwaterpeil in het plangebied tussen NAP+ 7,0 m en NAP+ 6,4 m ligt. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend.
Om grondwateroverlast te voorkomen dient bij de ontwikkeling van het plangebied rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging en ontwateringsmogelijkheden. Grondwater mag hierbij niet structureel worden afgevoerd. Hierdoor zal het plan grondwaterneutraal worden ontwikkeld.
5.3.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur
Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Door infiltratie van het regenwater heeft het plan geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.
5.3.4 Afvoer van regenwater
In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en regenwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij een maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van regenwater niet op de riolering aan te sluiten. In het gemeentelijke beleid is opgenomen dat het regenwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.
Bij ontwikkeling van gebieden die voorheen onbebouwd of onverhard dient de infiltratievoorziening een berging van minimaal 36 mm ten opzichte van het aangesloten verhard oppervlak te hebben. Bij herontwikkeling van bestaand verhard en/of bebouwd gebied is dit 20 mm. Bij extreme situaties moet voorkomen worden dat afstromend water binnen of buiten het plangebied schade veroorzaakt.
Het waterschap vereist voor nieuwe ontwikkelingen een bergingscapaciteit van 60 mm in het plangebied, hier mag de infiltratiecapaciteit naar de bodem (gedurende 24 uur) van afgetrokken worden. Deze berging mag zowel in als buiten de infiltratievoorzieningen plaats vinden.
De materialen die in aanraking komen met het regenwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van regenwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het regenwater afgevoerde vervuilende stoffen.
In het plangebied Laan van Osseveld - hoek Deventerstraat is sprake van een ontwikkeling met meer dan 1.500 m2 extra verhard oppervlak. Er wordt 36 mm berging/infiltratie binnen het plangebied gerealiseerd. De overige 24 mm waterbuffering zal plaatsvinden binnen de stoepbanden van het parkeren en er is een noodafvoer naar een hemelwaterafvoerleiding langs de Deventerstraat welke in beheer is bij de gemeente.
5.3.5 Afvoer van afvalwater
De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en regenwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
5.3.6 Watertoets
Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.
Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het waterschap.
5.4 Natuurwaarden
5.4.1 Wettelijk kader en beleid
5.4.2 Onderzoeksresultaten
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Het meest nabije Natura 2000-gebied (Veluwe) ligt op ruim 3 kilometer afstand en is daarvan afgescheiden door bestaand stedelijk gebied. Voor de aanleg- en gebruiksfase is een AERIUS berekening uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in het rapport 'onderzoek stikstofdepositie Deventerstraat ong. te Apeldoorn' d.d.10 februari 2022, kenmerk 13664.004 D2, opgesteld door Econsultancy. Dit rapport is opgenomen in bijlage 10 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. Uit de AERIUS berekening blijkt dat het projecteffect op de Natura 2000-gebieden kleiner is dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen significant negatieve effecten op het behalen van de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Veluwe worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof.
Er is tevens een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het bijbehorende rapport 'Quickscan Wet natuurbescherming Deventerstraat ong.(naast nr 380/385) te Apeldoorn', d.d. 16 oktober 2020, met kenmerk 13664.003, opgesteld door Econsultancy is opgenomen in bijlage 11 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. Uit de quickscan blijkt dat in het plangebied geen beschermde soorten voorkomen die daar hun vaste habitat hebben of er foerageren. Om verstoring en het doden van diersoorten te voorkomen, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
- De werkzaamheden dienen buiten het broedseizoen een aanvang te hebben teneinde vernielen van nesten te voorkomen. Als dit niet kan dient de mogelijkheid tot broeden binnen het plangebied of binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden vooraf onmogelijk gemaakt te worden.
- Al het redelijkerwijs mogelijke dient gedaan te worden om het doden van individuen van bv. amfibieën en grondgebonden zoogdieren te voorkomen (zorgplicht).
Gebiedsbescherming via de Wet natuurbescherming dan wel de bescherming via natuurnetwerk Nederland is niet van toepassing. Ook is geen bestemmingswijziging van bos aan de orde, zodat boscompensatie niet nodig is.
5.5 Duurzame Verstedelijking
5.5.1 Wettelijk kader
Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):
- Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen;
- Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.
5.5.2 Onderzoeksresultaten
Voorliggend bestemmingsplan maakt een woningbouwontwikkeling mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied. Voor de realisatie van woningen ligt, op basis van jurisprudentie, de drempel waarbij wordt gesproken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling op 12 woningen. Gezien de omvang van de ontwikkeling, de realisatie van 63 woningen, is daarom in dit geval sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
In hoofdstuk twee van deze toelichting is in verschillende paragrafen ingegaan op de behoefte aan de hier voorgenomen sociale woningbouw. Op basis van onder andere paragraaf 2.4.2.2Afwegingskader Woningbouw 2018-2027 kan geconcludeerd worden dat het voorgenomen plan bijdraagt aan de ontwikkelingskoers van gemeente Apeldoorn. Het plan sluit zowel kwantitatief als kwalitatief aan op de vraag in de stad, de grote behoefte aan sociale huurwoningen. Daarnaast is de planlocatie gelegen in stedelijk gebied. Deze ontwikkeling voldoet dan ook aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
5.6 Archeologie
5.6.1 Beleid
5.6.2 Archeologische beleidskaart
De archeologische beleidskaart kent drie categorieën terreinen met archeologische waarden. Er is vastgesteld dat op deze terreinen archeologische waarden aanwezig zijn of dat het zeer waarschijnlijk is dat deze aanwezig zijn. Daarnaast zijn er drie zones met een archeologische verwachting. Deze zones geven de dichtheid weer waarop een archeologische vindplaats wordt verwacht.
De kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats is afhankelijk van de archeologische verwachting voor het gebied én van de omvang van de graafwerkzaamheden. Daarom is aan de verschillende gebiedscategorieën specifiek beleid gekoppeld.
Categorie 1: Terrein met monumentale archeologische waarden
Het gaat hier om wettelijk beschermde monumenten en door de gemeente op basis van de Monumentenverordening aangewezen gemeentelijke monumenten. Op deze terreinen is het vrijwel zeker dat bij grondwerkzaamheden schade aan de archeologische vindplaats toegebracht wordt. De bescherming van deze terreinen is geregeld in de Erfgoedwet, de Monumentenwet en de Monumentenverordening.
Categorie 2: Terrein met vastgestelde archeologische waarden
Terreinen met vastgestelde archeologische waarden zijn die gebieden waarvan in het verleden is vastgesteld dat er zich een behoudenswaardige archeologische vindplaats bevindt. Bij verstoringen van de bodem groter dan 50 m2 is het verplicht archeologisch onderzoek uit te voeren.
Categorie 3: Terrein met archeologische waarden
Tot de terreinen met archeologische waarden behoren de enken, dorpskernen en historische locaties. In deze gebieden zijn archeologische waarden aanwezig, maar waar deze precies liggen is niet altijd bekend. Bij bodemingrepen is de kans dan ook zeer aannemelijk dat archeologische waarden worden aangetroffen. In deze gebieden moet bij verstoringen van de bodem groter dan 100 m2 archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.
Categorie 4: Zone met (middel)hoge archeologische verwachting
In deze categorie vallen de terreinen die op de archeologische kenniskaart een middelhoge en hoge archeologische verwachting bezitten. In deze gebieden wordt verspreide begraving, bewoning en landgebruik voorafgaande aan de dorpsvorming in de Late Middeleeuwen verwacht. Pas bij grotere bodemingrepen wordt de kans groot dat zo'n vindplaats wordt aangetroffen. Daarom hoeft bij verstoringen van de bodem kleiner dan 500 m2 geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Categorie 5: Zone met lage archeologische verwachting
In gebieden met een lage archeologische verwachting is de dichtheid van archeologische vindplaatsen naar verwachting laag. Daarom hoeft er in deze gebieden alleen archeologisch onderzoek te worden gedaan als er meer dan 2.500 m2 van de bodem verstoord gaat worden.
Categorie 6: Zone met geen archeologische verwachting
In gebieden waar het bodemarchief door menselijk of natuurlijk toedoen is verdwenen of waar zeker is dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het gaat hier om grote verstoringen van de bodem: wegvlak A1, de spoorlijn ter hoogte van de stuwwal en niet-historisch water. Deze categorie zal in de loop van de tijd groter worden naarmate meer archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Een actueel overzicht van overige gebieden in deze categorie wordt door middel van de archeologische kenniskaart bijgehouden.
Verstoringsdiepte waarvoor onderzoeksplicht geldt
De verplichting om archeologisch onderzoek uit te voeren geldt voor ieder van de genoemde gebiedscategorieën bij een verstoring dieper dan 35 cm onder het vastgestelde maaiveld. Een uitzondering op deze diepte wordt gemaakt voor natuurgebieden. Ervaring leert dat archeologische waarden in natuurgebieden relatief dicht aan het oppervlak kunnen liggen. Daarom is in natuurgebieden bij verstoringen van de bodem groter dan 10.000 m2 altijd een archeologisch onderzoek nodig, ongeacht de diepte van de verstoring.
5.6.3 Onderzoeksresultaten
Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Apeldoorn valt het plangebied binnen “Categorie 5”, een zone met een lage verwachting. In een dergelijk gebied hebben ingrepen in de ondergrond met een oppervlakte van meer dan 2500 m² en een diepte van meer dan 35 cm -mv een archeologische onderzoeksplicht. De geplande bodemingrepen overschrijden de vrijstellingsgrenzen. Daarom is er een archeologisch onderzoek uitgevoerd.
In de rapportage 'Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Deventerstraat, naast nr. 386/390 te Apeldoorn' d.d. 12 november 2021 met rapportnummer 13664.002 versienummer 2, opgesteld door Econsultancy en opgenomen in bijlage 12 van de BIJLAGENBIJ DE TOELICHTING, zijn de resultaten van een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen weergeven.
Op grond van de resultaten van het bureau- en booronderzoek blijkt de bodem ter plaatse grotendeels verstoord te zijn en worden geen archeologische vindplaatsen meer verwacht. Daarom is door Econsultancy geadviseerd het plangebied vrij te geven. In het op basis hiervan door het bevoegd gezag opgestelde selectiebesluit, opgenomen in bijlage 13 van de BIJLAGENBIJ DE TOELICHTING, is dit advies onderschreven en is daarmee vastgesteld dat archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk is voor verlening van de omgevingsvergunning. Ook is het niet nodig om een archeologische dubbelbestemming of gebiedsaanduiding op te nemen in het bestemmingsplan.
Mochten tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan dient hiervan melding te worden gemaakt conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016 bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).
Uitsnede archeologische beleidskaart
5.7 Cultuurhistorie
5.7.1 Wettelijk kader en beleid
5.7.2 Onderzoeksresultaten
De attentiewaarde van het plangebied is op basis van de cultuurhistorische beleidskaart laag. Dit betekent dat voor deze ontwikkeling geldt dat een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht is. Verder wordt aanbevolen om de cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.
De Deventerstraat is als oude uitvalsweg een structuur met een hoge cultuurhistorische waarde. De kleinschalige bebouwing hierlangs, met vrijstaande huizen en tweekappers uit de eerste helft van de 20ste eeuw, heeft eveneens erfgoedwaarde. Ook de dichtbijgelegen straten Vosweide en Dennenkamp hebben met aanliggende oudere Apeldoornse huisjes erfgoedwaarde als historische structuren op buurtniveau.
Er is op dit moment in het plangebied geen bebouwing aanwezig. Het plangebied kent geen monumenten, beeldbepalende of karakteristieke panden. Er zijn geen grote cultuurhistorische waarden in het geding.
Uitsnede cultuurhistorische beleidskaart
5.8 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
Met woningbouwcorporatie De Goede Woning is een anterieure overeenkomst over grondexploiatie als bedoeld in artikel 6.24, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening gesloten. De gronden zijn grotendeels in eigendom van De Goede Woning en gedeeltelijk van de gemeente Apeldoorn. De uitvoering komt voor rekening en risico van De Goede Woning. In deze anterieure overeenkomst worden de gemeentelijke kosten verhaald, zijn afspraken gemaakt over de overdracht van de gemeentelijke gronden en is bepaald dat De Goede Woning de eventuele kosten van tegemoetkoming in planschade aan de gemeente zal vergoeden. Hierdoor is het kostenverhaal van de grondexploitatie verzekerd en hoeft er geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
6.2 Karakter Bestemmingsplan
Bestemmingsplan Laan van Osseveld - hoek Deventerstraat is een ontwikkelingsplan, waarin de toekomstige situatie uitgangspunt is voor de wijze van bestemmen.
6.3 Bestemmingen
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Groen
Het structurele en structurerende openbare groen in het plangebied is onder de bestemming Groen gebracht. Hier zijn groenvoorzieningen, paden, hondenuitlaatplaatsen, taluds, nuts- en speelvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten. De bouwhoogte van speel- en klimtoestellen mag bij recht niet meer dan 4 meter bedragen. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor speel- en klimtoestellen tot een hoogte van 6 meter. Een geluidwerende voorziening mag 3,5 meter hoog zijn en overige bouwwerken 2,5 meter.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de gebieden die een verblijfsfunctie hebben. Dit betreft de wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen, parkeervoorzieningen en niet-structurende groenvoorzieningen. Hieronder valt ook een fietsenstalling voor bezoekers, zolang deze niet overdekt is.
Wonen
Op de plek van het nieuwe woongebouw is de bestemming Wonen opgenomen. Onder het wonen, dat op grond van deze bestemming is toegestaan, valt ook zelfstandig wonen met ambulante begeleiding. Voor het woongebouw is op de plankaart een bouwvlak opgenomen. Omdat het hier om gestapelde woningen gaat, is het bouwvlak strak om het gebouw getrokken. Daarbij is wel rekening gehouden met de balkons, deze zijn in het bouwvlak opgenomen.
Door middel van de bouwaanduiding 'gestapeld' is aangegeven dat het hier om gestapelde woningbouw gaat en dus niet om vrijstaande, twee-onder-een-kap of aaneengebouwde woningen. De bergingen behorende bij de woningen bevinden zich op de begane grond van het woongebouw. Er is in de regels geen mogelijkheid opgenomen tot het bouwen van losse bijgebouwen. Het plaatsen van losse bijgebouwen is niet wenselijk (omdat dit leidt tot verrrommeling) en ook niet noodzakelijk.
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van een deel van de gebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld, waaronder aan de daarvoor te gebruiken oppervlakte, om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart. Voor de bouwhoogte van het woongebouw is een maximale bouwhoogte opgenomen van 32 meter.
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
6.4.1 Algemene regels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 7 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 7.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
In artikel 8 staan de algemene gebruiksregels. In lid 8.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In lid 8.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling is noodzakelijk voor vormen van gebruik die onwenselijk zijn en waarvoor het bestemmingsplan dus niet de mogelijkheid biedt daarvoor een omgevingsvergunning te verlenen; de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is derhalve niet van toepassing.
In artikel 12 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 13 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
6.4.2 Parkeren
In dit bestemmingsplan is in de Algemene gebruiksregels van artikel 8 in lid 8.3 een gebruiksregel over parkeren opgenomen. Hierin is bepaald dat moet worden voorzien in voldoende parkeerruimte voor auto en fiets en voor laden en lossen bij het gebruiken van gebouwen en gronden en bij nieuwe ontwikkelingen waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Wat hieronder wordt verstaan wordt uitgelegd in de Beleidsregel Parkeren, zoals vastgesteld op 21 maart 2019. Deze beleidsregel is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
In de Algemene afwijkingsregels van artikel 10 is in lid 10.2 de bevoegdheid opgenomen om van de gebruiksregel parkeren af te wijken wanneer het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
6.4.3 Wijzigingsbevoegdheid beperking realisatieduur woningbouw
Aan het nieuwe woonperceel in dit bestemmingsplan is de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied realisatietermijn woningbouw' toegekend. Hiermee wordt voorzien in een wijzigingsbevoegdheid. Conform het beleid dat in paragraaf 2.4.9 is beschreven, kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen om de bouwmogelijkheden voor de nieuwe woningen te verwijderen als die na een periode van 3 jaar niet gebouwd zijn en ook niet in aanbouw zijn. De periode begint na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan. Concreet houdt de bevoegdheid in dat het bouwvlak voor de nieuwe woningen kan worden verwijderd of dat de bestemming Wonen kan worden gewijzigd naar de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Voorwaarde voor het toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is, naast het verstreken zijn van de termijn van drie jaar, ook dat eventueel verleende omgevingsvergunningen voor het oprichten van woningen zijn ingetrokken.
6.4.4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
7 Inspraak En Overleg
7.1 Informatiebijeenkomst
In november 2021 is de omgeving van het plangebied per brief geinformeerd over de plannen, zie bijlage 14 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING. Er is toen de mogelijkheid geboden om per e-mail vragen te stellen. Op 7 februari 2022 heeft initiatiefnemer De Goede Woning een digitale informatieavond georganiseerd voor omwonenden. Hiervoor zijn ook de Wijkraad Osseveld-Woudhuis en raadsleden uitgenodigd. Vanwege de geldende coronamaatregelen was een fysieke bijeenkomst niet mogelijk. Tijdens een digitale sessie heeft de Goede Woning een presentatie gegeven van de plannen en zo mogelijk antwoord gegeven op vragen die eerder al bij ze binnen waren gekomen. Tijdens de sessie, waarbij 55 mensen waren ingelogd, konden ook vragen gesteld worden via de chat. Ook deze vragen zijn door de Goede Woning zoveel mogelijk beantwoord. In bijlage 15 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING is een notitie van de Goede Woning opgenomen, waarin deze vragen zijn opgenomen en met daarbij de door de Goede Woning gegeven antwoorden.
De vragen/opmerkingen betroffen veelal onderwerpen als parkeren, de verkeersafwikkeling via de Vosweide, het verdwijnen van het groen / speelmogelijkheid / hondenuitlaatplaats, bezonning en privacy. Al deze onderwerpen zijn in de voorgaande hoofdstukken aan de orde geweest. Het plan voorziet in de eigen parkeerbehoefte en zal dus geen extra parkeerdruk opleveren voor de wijk. Ten aanzien van de te verwachte verkeerstoename op de Vosweide en de verkeersafwikkeling is er door adviesbureau Goudappel een verkeersonderzoek uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat een goede afwikkeling van het verkeer mogelijk is en de Vosweide de toename aan verkeersbewegingen kan verwerken. Uit de bezonningsstudie blijkt dat de woningen aan de Vosweide geen last zullen hebben van schaduwwerking van het nieuwe woongebouw en dat de privacy niet in het geding is. Met betrekking tot het verlies van speelgelegenheid en hondenuitlaatplaats geldt dat het plangebied geen officieel speelterrein of hondenuitlaatplaats is. De buurt heeft afgelopen jaren in feite het privéterrein van de De Goede Woning hiervoor gebruikt. Een deel van het plangebied zal weer als groen worden ingericht en er zullen bomen worden bijgeplant. Het grootste deel van het buitenterrein zal worden overgedragen aan de gemeente en publiek toegankelijk zijn. Ook de buurt kan hier dus gebruik van maken. Kinderen kunnen bijvoorbeeld spelen op de grote parkeerplaats. Voor meer informatie wordt verwezen naar de voorgaande hoofdstukken. De vragen en opmerkingen hebben niet geleid tot aanpassing van de plannen.
7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Bij dit plan zijn geen nationale belangen in het geding. Met de provincie Gelderland is afgesproken dat er geen vooroverleg nodig is als een woningbouwplan binnen de kaders van het regionale woningbouwprogramma past en het een plan is van beperkte omvang. Het voorliggende plan past binnen het regionale woningbouwprgramma, maar is niet beperkt van omvang. Daarom heeft er ambtelijke afstemming plaatsgevonden met de provincie. De provincie is akkoord met het plan. Wel zal in de toelichting van het bestemmingsplan moeten worden onderbouwd dat het plan inderdaad past binnen de kaders van het woningbouwprogramma. Deze onderbouwing is opgenomen in de paragrafen 2.3.1 en 2.4.2 Het plan is daarnaast in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Om deze reden is geen vooroverleg met het Waterschap nodig. Zie voor de verdere argumentatie voor het niet benaderen van het Waterschap paragraaf 5.3 Waterhuishouding.
7.3 Totstandkoming Plan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 19 mei 2022 tot en met 29 juni 2022 ter inzage gelegen. Er zijn in deze periode 51 zienswijzen ingediend op het ontwerpbestemmingsplan, waarvan 41 zienswijzen met dezelfde inhoud. De meeste indieners vrezen voor aantasting van hun privacy, uitzicht en bezonning, windhinder, beperking van de opbrengst van zonnepanelen, parkeerproblemen, verkeersproblemen gezien de smalle straat (Vosweide) en de opstopping van het verkeer ter hoogte van de Veenhuizerweg tijdens de spits, verlies van groen en speelgelegenheid. De aangedragen punten komen vrijwel overeen met de vragen die gesteld zijn tijdens de gehouden informatiebijeenkomst. De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | CATEGORIE | |
581 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 | |
1814A | Grafische afwerking | 1 | |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 | |
9524 | Meubelstoffeerderijen | 1 | |
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 | |
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 | |
50, 51 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 | |
5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 | |
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 | |
791 | Reisorganisaties | 1 | |
61 | Telecommunicatiebedrijven | 1 | |
64, 65 | Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor | 1 | |
41, 68 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 | |
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | 1 | |
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 | |
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 | |
9602 | Schoonheidsspecialist op afspraak | 1 | |
9602 | Kapper op afspraak | 1 | |
9609 | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
Bijlage 2 Beleidsregel Parkeren
Bijlage 2 Beleidsregel Parkeren
Bijlage 1 Verkeersonderzoek
Bijlage 2 Hoogbouweffectrapportage
Bijlage 2 Hoogbouweffectrapportage
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 4 Bodem: Rapportage Grondwal
Bijlage 4 Bodem: Rapportage grondwal
Bijlage 5 Aanvullend En Nader Bodemonderzoek
Bijlage 5 Aanvullend en nader bodemonderzoek
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Installaties, Parkeren En Verkeersaantrekkende Werking
Bijlage 7 Akoestisch onderzoek installaties, parkeren en verkeersaantrekkende werking
Bijlage 8 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 8 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 9 Vormvrije M.e.r. Beoordeling - Besluit
Bijlage 9 Vormvrije m.e.r. beoordeling - besluit
Bijlage 10 Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 10 Onderzoek stikstofdepositie
Bijlage 11 Quickscan Wet Natuurbescherming
Bijlage 11 Quickscan Wet natuurbescherming
Bijlage 12 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 12 Archeologisch onderzoek
Bijlage 13 Selectiebesluit Archeologie
Bijlage 13 Selectiebesluit archeologie
Bijlage 14 Bewonersbrief 2021
Bijlage 15 Vraag En Antwoord Informatieavond De Goede Woning
Bijlage 15 Vraag en antwoord informatieavond De Goede Woning
Bijlage 16 Uitbreiding Bezonningstudie
Bijlage 16 uitbreiding bezonningstudie
Bijlage 17 Procedureschema
Ontwerpplan ter inzage | 19-05-2022 - 29-06-2022 |
Vaststelling door gemeenteraad | 01-12-2022 |
Terinzagelegging vastgesteld plan | 15-12-2022 - 25-01-2023 |