KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Overige Zone - Archeologische Waarden
Artikel 9 Overige Zone - Beken En Sprengen
Artikel 10 Overige Zone - Bijzondere Boom
Artikel 11 Overige Zone - Hoge Archeologische Verwachtingswaarde
Artikel 12 Overige Zone - Waardevol Verkavelingspatroon
Artikel 13 Wetgevingzone - Wijzigingsgebied Realisatietermijn Woningbouw
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 16 Algemene Procedureregels
Artikel 17 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Artikel 18 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 20 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 21 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
2 Beleidskader
2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
2.2 Omgevingsverordening Gelderland
2.3 Waar Stallen Verdwijnen: Oude Erven, Nieuwe Functies
2.4 Woonagenda Apeldoorn 2018-2021
2.5 Afwegingskader Woningbouw 2018 - 2027
2.6 Parkeerbeleid
2.7 Beperking Realisatieduur Woningbouw Private Partijen
3 Planbeschrijving
3.1 Elsbosweg 64 Klarenbeek
3.2 Elsbosweg 39 Klarenbeek
3.3 Lierderstraat 55 En 57 Lieren
4 Uitvoerbaarheid
4.1 Milieuaspecten
4.2 Waterhuishouding
4.3 Natuurwaarden
4.4 Duurzame Verstedelijking
4.5 Archeologie
4.6 Cultuurhistorie
4.7 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
5.2 Karakter Bestemmingsplan
5.3 Bestemmingen
5.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
6 Inspraak En Overleg
6.1 Vooroverleg Omwonenden
6.2 Vooroverleg Waterschap
6.3 Vooroverleg Provincie
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Nevenactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Niet-publiekgerichte Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 3 Overzicht Te Slopen Bebouwing
Bijlage 4 Inrichtingsplan
Bijlage 5 Beleidsregel Parkeren
Bijlage 1 Overzicht Te Slopen Bebouwing
Bijlage 2 Inrichtingsplan
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Onderzoek Bedrijven- En Milieuzonering
Bijlage 5 Geuronderzoek
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer
Bijlage 7 Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 8 Quickscan Wnb Elsbosweg 39
Bijlage 9 Quickscan Wnb Elsbosweg 64
Bijlage 10 Quickscan Wnb Lierderstraat 55
Bijlage 11 Toetsing Natuurwaarden / Kernkaliteiten
Bijlage 12 Participatieverslag
Bijlage 13 Procedureschema

Elsbosweg 39 en 64 Klarenbeek en Liederstraat 55 en 57 Lieren

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Vastgesteld op 21-09-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 productiegerichte paardenhouderij

Een paardenhouderij waar handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.

1.2 plan

Het bestemmingsplan Elsbosweg 39 en 64 Klarenbeek en Lierderstraat 55 en 57 Lieren met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1469-vas1 van de gemeente Apeldoorn.

1.3 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.4 aan- of uitbouw

Een aan een hoofdgebouw toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.8 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.

1.9 agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.

1.10 AHN2-maaiveld

De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.

1.11 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.12 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.13 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.14 A-watergang

Een watergang van overwegend belang voor de waterhuishouding en waterberging, met inbegrip van oevers, taluds, kaden en onderhoudspaden, die in beheer en onderhoud is bij het waterschap.

1.15 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.16 bedrijfsmatige exploitatie

Het door middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon beheren of exploiteren van recreatieverblijven, waarbij voor recreatieverblijven geldt dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.

1.17 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.18 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.19 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.20 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.23 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.25 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.28 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.29 bijzondere boom

Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.

1.30 containerveld

Afgedekte gronden ten behoeve van de bovengrondse teelt van planten in containers

1.31 dependance

Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw dat blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.

1.32 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.33 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.34 dove gevel

Een gevel als bedoeld in artikel 1b, lid 4, van de Wet geluidhinder.

1.35 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.36 folly

Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.

1.37 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.38 geurgevoelig object

Een gebouw dat is bestemd voor en dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt is voor wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze wordt gebruikt.

1.39 gebruiksgerichte paardenhouderij

Een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone, waaronder begrepen een pensionstalling.

1.40 groepsaccommodatie

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.

1.41 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.42 intensieve veehouderij

Een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van vee, pluimvee en nertsen, waarbij dit houden van vee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet, het houden van melkrundvee, schapen of paarden en het houden van dieren uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij. (NB blauw gemarkeerde gedeelte is onder constructie, kan nog anders worden.)

1.43 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.44 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.45 kas

Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.

1.46 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.47 kwekerij

Een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.

1.48 lawaaisporten

De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.

1.49 manege

Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geven tot het beoefenen van de paardensport en als ondergeschikte activiteit al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden al dan niet gecombineerd met het fokken, africhten en verkopen van paarden.

1.50 nevenactiviteit

Een activiteit die uitsluitend naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en uitsluitend door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie uitgeoefend kan worden en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.

1.51 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteits-distributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.52 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.53 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.54 peil

Het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.

1.55 permanente bewoning

Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente, en/of
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.

1.56 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.57 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.58 recreatief medegebruik

Extensieve vormen van dagrecreatie, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.59 recreatieverblijf

Een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning, en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.

1.60 recreatiewoning

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.61 risicovolle inrichting

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig is met een contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

1.62 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.63 stacaravan

Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, die gedurende het hele jaar gebruikt worden voor recreatieve doeleinden door wisselende personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.

1.64 teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen, zoals tunnelkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen en regenkappen.

1.65 trekkershut

Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.66 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.67 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten, recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.

1.68 verkoopvloeroppervlakte

Het voor publiek toegankelijke deel van de winkel-vloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.69 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.70 waarde

De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.

1.71 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

1.72 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.73 woonadres

  1. a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.74 wooneenheid

Een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.75 woonwagen

Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.76 woonwagenstandplaats

Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.

1.77 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.78 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.79 zorgwonen

Het wonen in een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

Ingeval geen bouwvlak dan wel aanduidingsvlak is aangegeven wordt onder bebouwingspercentage verstaan de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bestemmingsvlak tot de oppervlakte van het bestemmingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.

2.7 de bodemingreep

De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.

2.8 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijven, met dien verstande dat een gebruik als intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  2. b. bedrijfswoningen;
  3. c. zorgboerderijen;
  4. d. beroepsuitoefening aan huis;
  5. e. nevenactiviteiten van categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatennevenactiviteiten;
  6. f. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, hobbymatig weiden van vee, wandelen en fietsen';
  7. g. natuurbeheer;
  8. h. fietspaden;
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. paardenbakken, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak;
  11. k. schuilgelegenheden voor dieren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -schuilgelegenheid';
  12. l. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 6 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximum oppervlakte /inhoud Maximum goothoogte Maximum bouwhoogte Bijzondere regels
Bedrijfsgebouwen en overkappingen








bouwvlak 4 m 12 m - de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m;
- de oppervlakte aan kassen bedraagt ten hoogste 200 m2;
- de afstand van op te richten kassen tot niet bij het bedrijf behorende woningen bedraagt ten minste 30 m;
- in afwijking van het hiervoor en het in artikel 6 sublid 6.1b bepaalde zijn bestaande gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan, met de bestaande oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte als maxima.
Bedrijfswoningen 700 m3 4 m - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan;
- voor het bepalen van de inhoud worden de deel, inpandige garages en bergingen meegeteld;
- de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m;
- de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande niet bij het betreffende bedrijf behorende kassen bedraagt ten minste 30 m.
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen 100 m2 3 m 5 m - situering in achtererfgebied(3.4.1b)
- de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m;
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld;
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan;
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen toegestaan voor nevenactiviteiten waarvoor ingevolge artikel 3 sublid 3.6.2 is afgeweken van de gebruiksregels.
Sanitairgebouw bij kampeermiddelen 25 m2 3 m 5 m - tevens toegestaan buiten het bouwvlak, met dien verstande dat buiten het bouwvlak ten hoogste één sanitairgebouw per kampeerterrein is toegestaan
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde voor
teeltondersteunende voorzieningen
- mestsilo's 10 m
- sleufsilo's 2500 m2 4 m
- mestzakken en mestopslagplaatsen 2 m
- erf- en terreinafscheidingen 2 m - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied of, indien geen voorerfgebied aanwezig is, buiten bouwvlakken bedraagt ten hoogste 1,50 m (3.4.1e)
- antenne-installaties 15 m
- bouwwerken voor teeltondersteunende voorzieningen 1,5 m - het buiten het bouwvlak oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor teeltondersteunende voorzieningen is niet toegestaan
- paardenbakken:
- omheiningen
- lichtmasten

2 m
6 m
voor zover het geen bestaande paardenbak betreft gelden de volgende regels:
- indien de paardenbak geen onderdeel vormt van het agrarisch bedrijf als bedoeld in lid 3.1 is er ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning toegestaan;
- de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter;
- uitsluitend in samenhang met het afwijken van de gebruiksregels als bedoeld in lid 3.6.1 zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan
- stapmolens 6 m
- overig 6 m

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 16 opgenomen procedureregels van toepassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 7 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 18 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit lid mag alleen plaatsvinden voor zover de de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied, waaronder begrepen die van het Natura 2000-gebied en van het Gelders Natuur Netwerk, dan wel de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast. Voorts zijn de algemene criteria van artikel 15 lid 15.3 van toepassing.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. het realiseren van nieuwe waarden, zoals natuur/bos;
  2. b. het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch' in de bestemming 'Natuur', mits er geen onevenredige belemmeringen voor de omgeving ontstaan.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. beroepsuitoefening aan huis;
  3. c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. d. tuin en/of erf;
  5. e. nevenactiviteiten in de vorm van hobbymatig agrarisch gebruik, Bed&Breakfast en/of recreatief rustpunt;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  8. h. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak danwel bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 16 opgenomen procedureregels van toepassing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 7 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 18 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Algemene regels

6.2 Afdekking van gebouwen

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik onbebouwde grond

7.2 Strijdig gebruik bebouwde grond

7.3 Gebruiksregel parkeren

Artikel 8 Overige Zone - Archeologische Waarden

8.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduidingoverige zone - archeologische waarden' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan het zeer aannemelijk is dat er bij bodemingrepen archeologische waarden worden aangetroffen.

8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische waarden' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  1. a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    2. 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 18 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 9 Overige Zone - Beken En Sprengen

9.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • Het versterking van de herkenbaarheid van het beekdal;
  • Het behoud van aanwezige boselementen, opgaande beplanting en houtsingels;
  • het behoud, herstel en versterking van water van het hoogste ecologische niveau.

9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van het water worden opgericht.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 9.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), indien vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden en dit niet leidt tot verlaging van de grondwaterstand, verslechtering van de waterkwaliteit, aantasting van de morfologie van beken, vennen en waterlopen en/of een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied.

9.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen'nadere eisen stellen omtrent de situering en afmetingen van bouwwerken in verband met het waarborgen van de waterbergende functie van gronden dan wel de landschappelijke waarden van het beekdal.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in Artikel 18 opgenomen procedureregels van toepassing.

9.5 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen':

  1. a. voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken, met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet;
  2. b. op een wijze die leidt tot het belemmeren van de tijdelijke berging van water;
  3. c. op een wijze die leidt tot verlaging van de grondwaterstand, verslechtering van de waterkwaliteit, aantasting van de morfologie van beken, vennen en waterlopen en/of een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 18 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 10 Overige Zone - Bijzondere Boom

10.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van bijzondere bomen.

10.2 Bouwregels

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom' dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 10 meter te bedragen.
  2. b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 10.2 onder a bepaalde voor het verkleinen van de genoemde afstand tot minimaal 5 m uit het hart van de boom, mits zulks geen wezenlijk negatieve gevolgen heeft voor de boom.

10.3 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het agrarisch gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom', met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 18 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 11 Overige Zone - Hoge Archeologische Verwachtingswaarde

11.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting middelhoog tot hoog is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

11.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  1. a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  2. b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld;
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    2. 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 18 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- hoge archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 12 Overige Zone - Waardevol Verkavelingspatroon

12.1 Aanduidingsregel

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevol verkavelingspatroon' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de instandhouding van het verkavelingspatroon in het landschap.

12.2 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevol verkavelingspatroon' op een wijze die leidt tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden

De in artikel 18 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 13 Wetgevingzone - Wijzigingsgebied Realisatietermijn Woningbouw

13.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied realisatietermijn woningbouw' 'wonen' uit de bestemmingsomschrijving te verwijderen, zodat de mogelijkheid tot wonen en daarmee tot het bouwen van een woning wordt uitgesloten.

13.2 Voorwaarden voor wijziging

Van de in lid 13.1 bedoelde bevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt indien na drie jaar na het onherroepelijk worden van het plan binnen het betreffende bestemmingsvlak:

  1. a. geen woning is opgericht; en
  2. b. het bevoegd gezag eventueel verleende omgevingsvergunningen voor het oprichten van de woning heeft ingetrokken.

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

14.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voor zover -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  2. b. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  3. c. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  4. d. ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat van de inhoudsmaat voor (bedrijfs)woningen niet kan worden afgeweken;
  5. e. ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter.

14.2 Afwijkingsbevoegdheid parkeren

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 7 lid 7.3 bepaalde indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit. Dit volgens de 'Beleidsregel Parkeren' zoals vastgesteld op 21 maart 2019, die is opgenomen in bijlage 5 van de Bijlagen bij de regels, dan wel haar rechtsopvolger.

14.3 Afwijkingsbevoegdheid zonnepanelen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van het binnen dan wel direct aansluitend aan bestemmingsvlakken met de bestemming Wonen bouwen van op de grond staande zonnepanelen inclusief bijbehorende voorzieningen.

14.4 Voorwaarden voor afwijken

  1. a. Afwijken als bedoeld in lid 14.1 is alleen mogelijk:
    1. 1. voor zover de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit die niet onevenredig wordt aangetast;
    2. 2. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten;
  2. b. Afwijken als bedoeld in lid 14.2 is alleen mogelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
  3. c. Afwijken als bedoeld in lid 14.3 is alleen mogelijk onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de oppervlakte aan zonnepanelen bedraagt niet meer dan 25 m2 en de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 meter;
    2. 2. de afstand tussen de zonnepanelen en de dichtstbijgelegen grens van het bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste 20 m;
    3. 3. er wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap; en
    4. 4. de belangen van de omliggende functies worden niet onevenredig geschaad.

14.5 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 14.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de vergunning kan worden voorkomen.

14.6 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 14.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 19 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels

15.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat de maat voor de inhoud van een (bedrijfs)woning niet gewijzigd kan worden.

15.2 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van dependance

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan vlakken met de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance' toe te voegen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. a. de oppervlakte van een dependance bedraagt niet meer dan 65 m²;
  2. b. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances bij een (bedrijfs)woning bedraagt niet meer dan 100 m2, met dien verstande dat wanneer de bestaande totale oppervalkte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances bij een (bedrijfs)woning meer bedraagt dan 100 m2:
    1. 1. het gebruik van bestaande bijgebouwen als dependance, inclusief de verbouwing ten behoeve van dat gebruik, is toegestaan;
    2. 2. het oprichten van nieuwe bebouwing ten behoeve van het gebruik als dependance is toegestaan wanneer gelijktijdig voor elke m2 die wordt toegevoegd 2 m2 aan bestaande bijgebouwen, overkappingen en/of dependances wordt afgebroken, waarbij een totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances van 100 m2 altijd is toegestaan;
  3. c. een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen;
  4. d. bij een dependance zijn geen omgevingsvergunningplichtige dakkapellen, erkers en balkons toegestaan.

15.3 Voorwaarden voor wijziging

Toepassing van wijzigingsbevoegdheden mag alleen plaatsvinden voor zover:

  1. a. de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast;
  2. b. de in het gebied voorkomende waarden niet onevenredig worden aangetast;
  3. c. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
  4. d. er geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
  5. e. er geen onevenredige nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  6. f. er, indien de wijziging nieuwvestiging van een geluidgevoelig object betreft, geen voorkeursgrenswaarde krachtens de Wet geluidhinder of maximaal toelaatbare geluidsbelasting krachtens het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart wordt overschreden;
  7. g. is vastgesteld dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt.

Artikel 16 Algemene Procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 17 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Artikel 18 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

18.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning de hierna genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren. Bij het verlenen van de vergunning wordt getoetst aan de in onderstaand schema bij de desbetreffende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden aangegeven specifieke beoordelingscriteria en aan de in lid 18.3 opgenomen algemene beoordelingscriteria.

Bestemming/aanduiding werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarvoor de vergunningplicht geldt Specifieke beoordelingscriteria
Bestemming Wonen - het verwijderen van bomen en beplantingen voor zover opgenomen in het in bijlage 4 van de bijlagen bij de opgenomen inrichtingsplan - de werkzaamheden doen geen afbreuk aan het in bijlage 4 van de bijlagen bij de opgenomen inrichtingsplan
aanduiding overige zone -archeologische waarden - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
- graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
- aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m².
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
aanduiding overige zone - bekenen sprengen - werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren die de waterhuishouding beïnvloeden door bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, het dempen van beken en/of sprengen en het slaan van putten;
- het aanleggen of aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren;
- het aanleggen en verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur
- de beek of spreng wordt niet onevenredig aangetast door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen
- de mogelijkheden voor het herstel van de beek of spreng worden niet onevenredig verkleind
aanduiding overige zone -bijzondere boom het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, de aanleg van leidingen, het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden binnen 5 meter uit het hart van een bijzondere boom - de bijzondere boom blijft behouden
aanduiding 'overige zone - hogearcheologischeverwachtingswaarde' - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
- graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m² ;
- aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m².
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.

18.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 18.1 opgenomen verbod geldt niet:

  1. a. voor werken en werkzaamheden ter uitvoering van de in bijlage 4 van de bijlagen bij de opgenomen inrichtingsplan, tenzij sprake is van de aanduiding 'overige zone -archeologische waarden;
  2. b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  3. c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  4. d. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die in redelijkheid slechts kunnen worden aangemerkt als zijnde van zodanig ondergeschikte aard en omvang dat enige wezenlijke invloed op de betreffende waarde en functies niet te verwachten is;
  5. e. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden binnen een afstand van 10 m uit bestaande gebouwen, tenzij sprake is van de aanduiding 'overige zone- archeologische waarden';
  6. f. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals waterontrekking, voor zover daarvoor een vergunning vereist is krachtens artikel 6.4 van de Waterwet, tenzij sprake is van de aanduiding 'overige zone -archeologische waarden';
  7. g. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals het onttrekken van oppervlaktewater, voor zover daarvoor op grond van hoofdstuk 6 van de Waterwet een vergunning is vereist of voor zover deze worden uitgevoerd door of vanwege het waterschap, tenzij sprake is van de aanduiding 'overige zone -archeologische waarden';
  8. h. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een door gedeputeerde staten goedgekeurd natuurontwikkelingsplan;
  9. i. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten, tenzij sprake is van de aanduiding 'overigezone - archeologische waarden'.

18.3 Algemene beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 18 lid 18.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 18.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Deze algemene beoordelingscriteria zijn niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in de vorm van het slopen van cultuurhistorische bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht Bouwwerken

19.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

19.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.

19.3 Afwijken bij bijgebouwen

Indien lid 19.1 van toepassing is op bijgebouwen als bedoeld in artikel 1 lid 1.28, kan het bevoegd gezag eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 19.1 bepaalde ten behoeve van het geheel vernieuwen van een gedeelte van die bijgebouwen. Afwijken is alleen mogelijk wanneer gelijktijdig voor elke m2 waarvoor bij omgevingsvergunning wordt afgeweken 2 m2 aan bestaande bijgebouwen wordt afgebroken, met het doel om te komen tot een sanering van de aanwezige bebouwing.

19.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 20 Overgangsrecht Gebruik

20.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

20.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

20.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

20.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Elsbosweg 39 en 64 Klarenbeek en Lierderstraat 55 en 57 Lieren.

Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn

d.d.
21 september 2023 nr. 91-2023

Mij bekend,

de griffier,

namens hem:

Piet Stoop

afdelingshoofd Omgevingsrecht en Vergunningen

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De bewoners van de Elsbosweg 64 te Klarenbeek willen graag een (gelijkvloerse), toekomstbestendige woning bouwen op hun huidige woonperceel. Zij bewonen hier momenteel de helft van een tweekapper. De nieuwe woning is gepland op de plek van de schuur/berging, aan de oostzijde van de bestaande woning.

De planlocatie Elsbosweg 64 bevindt zich in buitengebied. Volgens het regionale en gemeentelijke beleid is in het buitengebied nieuwbouw van burgerwoningen in principe niet toegestaan, tenzij dat gebeurt in het kader van functieverandering. Om een woning te mogen (bij)bouwen, moet er volgens het beleid minimaal 500 m2 aan (voormalige) agrarische bebouwing worden gesloopt.

Deze vereiste 'sloopmeters' worden in het onderhavige plan gerealiseerd op twee locaties: aan de Elsbosweg 39 verdwijnt (voormalige) agrarische bebouwing en aan de Lierderstraat 55 en 57 te Lieren. De genoemde locaties verkrijgen daarbij een woonbestemming, waarmee herbouw van de betreffende agrarische gebouwen planologisch is uitgesloten.

Het plan vereist kortom drie planologische wijzigingen:

  • op de locatie Elsbosweg 64, die al een woonbestemming heeft, zal het bouwen van een extra woning mogelijk worden gemaakt;
  • aan de Elsbosweg 39 zal sloop plaatsvinden van (voormalige) agrarische bebouwing, waarbij de locatie wijzigt van een agrarische bestemming naar een woon- en groenbestemming;
  • aan de Lierderstraat 55 en 57 verdwijnt agrarische bebouwing, waarbij de bestemming wijzigt van een agrarische bestemming naar een woonbestemming.

Dit bestemmingsplan realiseert deze wijzigingen.

1.2 Ligging En Begrenzing

1.2.1 Elsbosweg 64

De ontwikkellocatie Elsbosweg 64 te Klarenbeek, kadastraal bekend gemeente Beekbergen, sectie A, nummer 5902 ligt ten noordwesten van het dorp Klarenbeek, in het buitengebied. Op deze locatie wordt een nieuwe woning gerealiseerd. Deze locatie heeft een woonbestemming.

Op onderstaande afbeelding is de ligging van Elsbosweg 64 aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1469-vas1_0001.png"

Ligging van Elsbosweg 64 Klarenbeek

De noordkant van het perceel grenst aan de Elsbosweg. De westelijke kant grenst aan weilanden. Het perceel ten oosten is een woonkavel: het huidige woonhuis op nummer 64 is een twee-onder-een-kapwoning die op de twee naastgelegen percelen staat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1469-vas1_0002.jpg"

Luchtfoto Elsbosweg 64, rood omkaderd

1.2.2 Elsbosweg 39

Circa 500 meter ten westen van nummer 64 ligt Elsbosweg 39, kadastraal bekend gemeente Beekbergen, sectie A, nummers 7308, 7381, 7599 en 7678. Deze percelen zijn omgeven door weilanden. Ten zuiden van de Elsbosweg ligt bijbehorend perceel nummer 6515, dat onbebouwd is. Tussen perceel 6515 en de Elsbosweg bevindt zich een A-watergang, beheerd door Waterschap Vallei en Veluwe. Naast 6515 bevindt zich een kavel begroeid met bomen, eveneens in handen van het Waterschap.

Elsbosweg 39 ten noorden van de weg betreft een voormalig boerenerf. Het perceel is feitelijk al geruime tijd een woonlocatie, en de oude boerderij is enkele jaren geleden gerenoveerd / verbouwd tot woonhuis.

Op het bijbehorend erf verdwijnt circa 370 m2 aan (voormalige) agrarische schuren. Zie bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting, een overzicht van de te slopen (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing. Ook wordt een silo aan de noordzijde van de planlocatie gesloopt. Daarmee verdwijnt alle overtollige agrarische bebouwing. Om te waarborgen dat de voormalige agrarische bebouwing in het plangebied wordt verwijderd en verwijderd wordt gehouden is een voorwaardelijke verplichting tot sloop opgenomen. Daarbij verkrijgt Elsbosweg 39 in het onderhavige plan een woonbestemming, met bijbehorende bouwmogelijkheden, die beperkter zijn dan de huidige bouwmogelijkheden van de agrarische bestemming. De bomenrij en het andere groen rondom het erf op nummer 39 krijgt de bestemming Groen - Landschapselement. Het perceel aan de overzijde van de Elsbosweg, met nummer 6515, krijgt de bestemming Groen. Hiermee wordt geborgd dat de te slopen bebouwing niet kan worden teruggebouwd.

Op onderstaande afbeelding is de ligging van Elsbosweg 39 aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1469-vas1_0003.png"

Ligging van Elsbosweg 39 in het buitengebied van Klarenbeek

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1469-vas1_0004.jpg"

Luchtfoto Elsbosweg 39, met ten zuiden van de Elsbosweg het onbebouwde perceel 6515.

1.2.3 Lierderstraat 55/57

Aan de Lierderstraat 55/57, staat een gesplitste voormalige boerderij met boerenerf, met oude gebouwen, oude erfstructuur en oude opgaande beplanting. Op onderstaande afbeelding is de ligging van Lierderstraat 55/57 aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1469-vas1_0005.jpg"

Ligging Lierderstraat 55/57

Het perceel is, net als Elsbosweg 39, feitelijk al geruime tijd een woonlocatie. Op deze locatie verdwijnt 225 m2 aan voormalige agrarische bebouwing, namelijk de schuur direct gelegen achter de woonboerderij. Zie bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting, dat een overzicht is van de te slopen (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing. De locatie verkrijgt in het voorliggende bestemmingsplan een woonbestemming, in overeenstemming met het huidige gebruik. Daarmee verliest de locatie de bouwrechten behorend bij de huidige agrarische bestemming zodat is geborgd dat voor de te slopen oppervlakte geen nieuwbouw terugkomt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1469-vas1_0006.jpg"

Luchtfoto 'slooplocatie' Lierderstraat 55 / 57

1.3 Geldend Bestemmingsplan

1.3.1 Elsbosweg 64

De ontwikkellocatie Elsbosweg 64 maakt deel uit van bestemmingsplan 'Buitengebied Het Woud' en heeft daarin de bestemming Wonen. Verder heeft deze locatie de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie hoog' en de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.

Per bestemmingsvlak is er één woning toegestaan. Om het (bij)bouwen van de gelijkvloerse woning mogelijk te maken, dient het bestemmingsplan gewijzigd te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1469-vas1_0007.jpg"

Figuur: uitsnede bestemmingsplan Buitengebied het Woud

Elsbosweg 64 is gelegen binnen nationaal landschap Veluwe, deelgebied Twello. In hoofdstuk 4 bij het thema Natuurwaarden wordt hierop verder ingegaan.

1.3.2 Elsbosweg 39

Elsbosweg 39 maakt deel uit van bestemmingsplan 'Buitengebied Het Woud' en heeft daarin de bestemming Agrarisch, en de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelhoog. Daarbij geldt op de planlocatie de gebiedsaanduiding 'Waardevol verkavelingspatroon' en de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.

Ook perceel 6515, ten zuiden van de Elsbosweg, maakt onderdeel uit van het plan. Dit perceel wordt ingezet om landschappelijke kwaliteitsverbetering te realiseren, die vereist is in het kader van het functieveranderingsbeleid. Onderdeel van de nieuwe inrichting zijn een poel met kruidenrand, een rij (knot)wilgen, landschappelijke beplanting en landschappelijk struweel.

Dit perceel is gelegen binnen nationaal landschap Veluwe, deelgebied Twello. In hoofdstuk 4 bij het thema Natuurwaarden wordt hierop verder ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1469-vas1_0008.jpg"

Figuur: uitsnede bestemmingsplan Buitengebied het Woud

1.3.3 Lierderstraat 55 en 57

Lierderstraat 55 en 57 maakt deel uit van bestemmingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid en heeft daarin de bestemming Agrarisch met landschappelijke- en natuurwaarde. Daarbij kent de planlocatie de aanduiding 'agrarisch bedrijf', en de aanduiding '2e bedrijfswoning'. Verder komt op de locatie de gebiedsaanduiding 'natte verspreide natuurwaarden' voor.

De locatie is gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone, in deelgebied 170: Beekbergen. In hoofdstuk 4 bij het thema Natuurwaarden wordt hierop verder ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1469-vas1_0009.jpg"Figuur: uitsnede bestemmingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid

1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  • de toelichting; hierin worden de beweegredenen weergegeven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming en/ of bescherming aan een stuk grond, alsmede een interpretatie (en voor zover nodig uitleg) van de gebruikte bestemmingen;
  • de planregels; hierin worden per bestemming de regels beschreven met betrekking tot de bouw en het gebruik van de in dit plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen; en
  • de verbeelding; de verbeelding waarop de bestemmingen van de betreffende gronden zijn aangegeven en de daarbinnen eventueel voorkomende bijzonderheden zijn aangeduid.

De toelichting is als volgt opgebouwd: Hoofdstuk 2 beschrijft op hoofdlijnen het geldende beleid. In hoofdstuk 3 wordt de bestaande situatie en de nieuwe inrichting per locatie beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op de uitvoerbaarheid: daarbij komen de voor dit plan relevante planologische aspecten aan bod. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet van het bestemmingsplan uiteen gezet. In hoofdstuk 6 ten slotte wordt nader toegelicht hoe afstemming heeft plaatsgevonden ten behoeve van het plan.

2 Beleidskader

2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

Op 1 maart 2019 is de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland in werking getreden. De Omgevingsvisie gaat over 'Gaaf Gelderland'. 'Gaaf' is een woord met twee betekenissen. 'Gaaf' betekent 'mooi' en gaat over wat – historisch en landschappelijk gezien - heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard. Maar 'Gaaf' verwijst ook naar dat wat 'cool' en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard. Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in de Gelderse Omgevingsvisie.

Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal.

Gezond en veilig is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

Schoon en welvarend is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1469-vas1_0010.png"

Afbeelding 1: Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De visie geeft zeven ambities voor een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland, onder andere op het terrein van economisch vestigingsklimaat en het woon- en leefklimaat.

Een van die ambities is het streven naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Ambities vanuit dit streven zijn: Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. Het omvormen van bestaande en leegstaande bebouwing heeft de voorkeur voor de aanleg van nieuwe woonlocaties.

Verder streeft de provincie naar een versnelde energietransitie, gericht op forse vergroting van het aandeel duurzame energie en passend bij de Gelderse kwaliteiten.

Daarbij wordt gestreefd naar een op de toekomst toegerust klimaatbeleid waarbij de provincie samen met partners zich goed voorbereidt en toerust op de gevolgen van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar.

Betekenis voor dit plan

Dit plan past in het streven naar een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Zoals bij ieder actueel woningbouwplan wordt in ieder geval op de volgende wijzen rekening gehouden met klimaat en duurzaamheid: door de voorwaarde te stellen dat hemelwater moet worden geïnfiltreerd op eigen terrein en doordat woningen niet meer mogen worden aangesloten op het aardgasnet. Verder moeten vanaf 1 januari 2021 alle nieuwe gebouwen in Nederland bijna energieneutrale gebouwen (BENG) zijn en moet rekening worden gehouden met overige duurzaamheidsnormen uit onder andere het Bouwbesluit, waaronder eisen op het vlak van isolatie. Door deze regels is verzekerd dat nieuwbouwwoningen duurzaam zijn.

2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 28 februari 2022 hebben Provinciale Staten van Gelderland de geconsolideerde Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem opgenomen.

De provincie promoot het werken met Regionale Woonagenda's. Regionale woonagenda's lenen zich bij uitstek voor woonprogrammering. Op grond van artikel 2.2 van de Omgevingsverordening worden nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan wanneer dit past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda.

Betekenis voor dit plan

Het voorliggende plan betreft een klein initiatief, dat toevoeging van één woning mogelijk maakt, en past binnen de afspraken van de regionale Woonagenda.

Verder liggen de planlocaties in een Intrekgebied, een waterbeschermingsgebied aangewezen op grond van artikel 1.2, tweede lid, onder a van de Wet Milieubeheer. Volgens artikel 2.38 van de Omgevingsverordening Gelderland krijgen in een bestemmingsplan intrekgebieden geen bestemming die de winning van fossiele energie mogelijk maakt. Dit bestemmingsplan maakt een dergelijke bestemming niet mogelijk en is daarmee ook op dat vlak in lijn met de Omgevingsverordening.

De overige regels van de Omgevingsverordening Gelderland die op dit plan van toepassing zijn, worden per planologisch aspect besproken in hoofdstuk 4.

2.3 Waar Stallen Verdwijnen: Oude Erven, Nieuwe Functies

In de regio Stedendriehoek is het beleid 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' van kracht. Dit beleid is in samenwerking met de gemeenten: Brummen, Lochem, Voorst, Zutphen en Apeldoorn tot stand gekomen en is op 15 juli 2008 van kracht geworden.
Het beleid biedt belangrijke kansen voor het verbeteren van de leefbaarheid van het landelijk gebied en het verbeteren van de kwaliteit van het landschap. Functieverandering zorgt per saldo voor minder steen door het slopen van overbodige stallen en schuren en voor een aantrekkelijke vormgeving en (groene) inpassing van nieuwe functies. In het beleid is aangegeven onder welke voorwaarden wonen of wonen en werken in of ter plaatse van vrijkomende gebouwen mogelijk is. Uitgangspunt hierbij is winst voor economie, leefbaarheid en landschap.

Voor functieverandering naar wonen onderscheidt het beleid een aantal zones. Rond de steden en dorpen worden zones gelegd waar ruimere mogelijkheden gelden, dan voor plekken die middenin het buitengebied liggen.

Voor functieverandering is een kwalitatieve koppeling aan het woningprogramma alleen vereist wanneer meer dan drie nieuwe woningen per locatie worden gerealiseerd. Bij drie woningen of minder is de invulling aan de afzonderlijke gemeenten.

Verbeteren vitaliteit en leefbaarheid en de kwaliteit van het landschap

Het doel van functieverandering is het verbeteren van de economische vitaliteit en leefbaarheid van het landelijk gebied en het verbeteren van de kwaliteit van het landschap. Functieverandering zorgt per saldo voor minder steen door het slopen van overbodige stallen en schuren en voor een aantrekkelijke vormgeving en (groene) inpassing van nieuwe functies ter plaatse van die stallen en schuren. Een voorwaarde voor meewerken aan functieverandering is dan ook dat een initiatief per saldo een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving (zogenaamde 'verevening'. Deze bijdrage zal zoveel mogelijk gericht moeten zijn op erf-transformaties, bij voorkeur op of in de directe omgeving van de locatie zelf. Als dat niet mogelijk is, is een financiële afdracht aan de gemeente ook mogelijk ten behoeve van versterking van het landschap in de omgeving.

De gemeenteraad van Apeldoorn heeft op 19 december 2013 ingestemd met een wijziging van het regionale functieveranderingsbeleid (hoofdstuk 3, algemene voorwaarden, onder 5). Doel van de aanpassing is meer flexibiliteit mogelijk te maken ten aanzien van de maatvoering van nieuwe woningen en bijgebouwen. Met de beleidswijziging wordt voor de maximaal toegestane maatvoering van nieuwe woningen en nieuwe bijgebouwen aangesloten op het gemeentelijk ruimtelijk beleid zoals dat onder meer is opgenomen in de bestemmingsplannen buitengebied van de afzonderlijke gemeenten. Op 1 april 2014 is deze beleidswijziging door Gedeputeerde Staten van Gelderland geaccordeerd.

Het functieveranderingsbeleid is door de gemeente Apeldoorn geëvalueerd. Op 13 februari 2014 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn ingestemd met een striktere toepassing van het functieveranderingsbeleid. Bij functieverandering naar wonen geldt sindsdien het uitgangspunt dat in beginsel maximaal twee woningen (exclusief bestaande bedrijfswoning) mogen worden gerealiseerd. Daar waar aantoonbaar sprake is van een versterking van de (ruimtelijke) kwaliteiten kan meer ruimte worden geboden, tot een maximum van 50% van het voormalig agrarisch bebouwd oppervlak. Het te slopen of her te gebruiken oppervlak moet altijd minimaal 500 m² (exclusief bestaande bedrijfswoning) bedragen. Ruimtelijke kwaliteit is de belangrijkste beoordelingsgrond.

Clusteren en salderen

Het functieveranderingsbeleid biedt de mogelijkheid om de oppervlakte van de te slopen bedrijfsbebouwing op meerdere erven op te tellen, om aan het minimale te slopen oppervlakte te komen (clusteren). En als woningbouw op de locatie waarop sloop plaatsvindt niet mogelijk of gewenst is, kan er onder het beleid ook elders een woning gebouwd worden (salderen).

Betekenis voor dit plan

Het plangebied ligt in de zone 'tot 50% hergebruik voor wonen'. Dat betekent dat wonen is toegestaan tot de maximumgrens van 50% van de oppervlakte van vrijkomende of al vrijgekomen bedrijfsgebouwen, binnen de volgende regels:

  1. 1. De algemene voorwaarden uit hoofdstuk 3 van 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies', en uit het na evaluatie vernieuwde beleid;
  2. 2. De gemeenten zullen van geval tot geval op basis van maatwerk bepalen wat wel en niet mogelijk is. Bij drie woningen of minder is de invulling aan de afzonderlijke gemeenten.

In dit plan wordt op twee locaties met een agrarische bestemming, namelijk Elsbosweg 39 en Lierderstraat 55 en 57, voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Gezamenlijk heeft deze bebouwing een oppervlakte van afgerond 600 m², (308, 47 en 18 m2 aan de Elsbosweg 39; en 225 m2 aan de Lierderstraat 55 en 57). Zie ook bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting. Overigens wordt aan de Elsbosweg 39 ook een silo afgebroken, maar deze telt volgens het beleid niet mee voor het aantal sloopmeters. Het regionale en het gemeentelijke functieveranderingsbeleid vereist het slopen van minimaal 500 m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing. Daaraan voldoet het plan. Omdat in dit gebied wonen is toegestaan tot de maximumgrens van 50% van de oppervlakte van vrijkomende of al vrijgekomen bedrijfsgebouwen, in dit geval 600 m2, mag men nieuwe woon-opstallen bouwen tot een maximum oppervlakte van 300 m2.

Om de daadwerkelijke sloop van de agrarische bebouwing te effectueren is in de regels een 'voorwaardelijke verplichting' tot sloop opgenomen van de in bijlage 1 van de Bijlagen bij de aangeduide opstallen. De bestemming van de 'slooplocaties' Elsbosweg 39 en Lierderstraat 55 en 57 zal van 'Agrarisch' worden gewijzigd in 'Wonen', waarmee herbouw van de te slopen agrarische bebouwing planologisch onmogelijk wordt gemaakt.

Door de sloop ontstaat op de twee 'slooplocaties' meer lucht en ruimte. Daarbij wordt de ruimtelijke kwaliteit versterkt door middel van een voorgeschreven landschappelijke inpassing, zie het inrichtingsplan, bijlage 2 van de Bijlagen bij de toelichting.

Hiertegenover staat dat op de locatie Elsbosweg 64 op de plaats waar nu een schuur staat één woning wordt bijgebouwd van ca 170 m2 / 500 m3 en een bijgebouw. De oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de maximale oppervlakte die bij één hoofdgebouw is toegestaan.

Het voorliggende plan voldoet daarmee aan de gestelde criteria. Realisering van de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd door het opnemen van een voorwaardelijke verplichting voor sloop van de oude opstallen en van een voorwaardelijke verplichting voor realisering en instandhouding van het inrichtingsplan.

2.4 Woonagenda Apeldoorn 2018-2021

De gemeenteraad heeft op 18 april 2019 de 'Woonagenda 2018-2021, Iedereen een thuis', vastgesteld. De uitgangspunten van de woonagenda zijn ondertussen verlengd.

De Woonagenda dient meerdere doelen:

  • basis voor de prestatieafspraken met corporaties en huurdersbelangenorganisaties;
  • volkshuisvestelijk kader voor de nieuwbouwopgave;
  • ondersteuning voor de opgaven in het woon-zorgdomein en de verduurzaming;
  • onderlegger voor de op te stellen Omgevingsvisie;
  • invulling van het programma Comfortabele Gezinsstad op het onderdeel wonen;
  • uitwerking van het bestuursakkoord op het onderdeel Wonen.

De Woonagenda beschrijft, op basis van trends en ontwikkelingen, de gemeentelijke ambities en acties voor de komende jaren. De agenda is feitelijk een actieprogramma, waarin de uitvoering centraal staat. De lijn van de vorige Woonagenda is voortgezet en van nieuwe accenten voorzien. Die hangen samen met de actuele trends en ontwikkelingen en het bestuursakkoord.

Tot die actuele trends en ontwikkelingen behoren onder andere:

  • werken aan een CO2-arme energievoorziening: naar 100% energieneutrale woningen;
  • demografische trends: bevolkingsgroei, vergrijzing en meer kleine huishoudens;
  • druk op de woningmarkt: sterke behoefte aan woningen, vooral koopwoningen voor starters;
  • diversiteit in woonvoorkeuren, bijvoorbeeld: woningtypen voor kleinere huishoudens, levensloopbestendige woningen, grotere woningen voor thuiswerkers en gezinnen, enz.

De visie op de toekomst van het wonen in Apeldoorn bestaat uit drie speerpunten:

  1. 1. Een basis die op orde is:
    1. a. zorgen voor voldoende woningen voor iedereen, met in het bijzonder aandacht voor voldoende beschikbare en betaalbare woningen voor huishoudens met een laag inkomen (de primaire doelgroep), en;
    2. b. de grote opgave om alle woningen te verduurzamen;
  2. 2. Wonen en zorg: ervoor zorgen dat we onze steeds ouder wordende bevolking een plek kunnen blijven geven in onze gemeente;
  3. 3. Aangevuld met de bestuurlijke ambities uit Comfortabele gezinsstad: de bouw van voldoende nieuwbouwwoningen om de trek naar de stad op te kunnen vangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1469-vas1_0011.png"

Afbeelding 3: woonagenda

Betekenis voor dit plan

Dit plan maakt realisatie mogelijk van een duurzame, levensloopbestendige woning en past binnen de kaders van de Woonagenda.

2.5 Afwegingskader Woningbouw 2018 - 2027

Burgemeester en wethouders hebben op 5 februari 2019 de beleidsregel 'Afwegingskader woningbouw 2018 - 2027' vastgesteld. De gemeente wil dat de juiste woningen op de juiste plek worden gebouwd. Het Afwegingskader Woningbouw geeft de prioritering voor woningbouw aan. Doel daarvan is het bevorderen van kansrijke initiatieven en versnellen van de bouw van woningen. De kaders die in de Structuurvisie, de Woonagenda en de Regionale Woonagenda zijn vastgesteld vormen de basis voor het Afwegingskader Woningbouw. Door het prioriteren en richting geven aan de woningbouw kan de gemeente adaptief en flexibel inspelen op de woningbehoefte. Het Afwegingskader Woningbouw geeft ook duidelijkheid en richting aan initiatiefnemers over hoe de gemeente de programmatische ruimte voor initiatieven in wil vullen. Het Afwegingskader gaat over de programmatische ruimte voor circa 1.500 woningen. Het Afwegingskader geldt niet voor initiatieven voor de bouw van 1 of 2 woningen, daarvoor vindt alleen een toets op ruimtelijke aspecten plaats.

Betekenis voor dit plan

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een kleinschalig initiatief, dat één woning mogelijk maakt. Voor dergelijke initiatieven stelt de gemeente jaarlijks ruimte beschikbaar, waaraan wordt getoetst. Verder worden kleinschalige initiatieven kwalitatief afgewogen, waarbij doorslaggevend is of een initiatief ter plaatse past en of er reëel vooruitzicht is op realisatie.

In de programmering is ruimte voor het onderhavige plan. Verder wordt in hoofdstuk 4 onderbouwd dat het initiatief ter plaatse past. Ook is er vooruitzicht op realisatie: in dit bestemmingsplan is voor het college de bevoegdheid opgenomen het bestemmingsplan te wijzigen indien binnen 3 jaar na de datum van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan niet is aangevangen met de bouw van de woning. Door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vervalt het recht om de woning te bouwen. Eventuele verleende omgevingsvergunningen worden dan eveneens ingetrokken.

Daarmee voldoet het plan aan het Afwegingskader.

2.6 Parkeerbeleid

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Parkeervisie fiets en auto (vastgesteld 21 maart 2019). De essentie van de parkeervisie is 'mogelijk maken waar het kan, reguleren waar het moet'.

Met de gestaag groeiende cijfers voor autobezit en -gebruik ontstaat een drietal gevolgen die om een beleidsmatige reactie vragen.
Het eerste gevolg is dat er tijden en plaatsen zijn waar meer vraag naar parkeerruimte is dan aanbod. Regulering richt zich dan op het optimaal verdelen van de beschikbare ruimte. Het invoeren van betaald parkeren is daarbij een goed instrument, met als effect dat plaatsen zo efficiënt mogelijk gebruikt worden.
Het tweede gevolg is dat er groepen autobezitters zijn die beschermd moet worden tegen overlast van parkeerders van 'buitenaf'. Meestal gaat het dan om het beschermen van bewoners in het centrum en de randen van de binnenstad of bij grote publiekstrekkers. Parkeervergunningen zijn daarbij het meest effectieve instrument, in combinatie met het stellen van parkeernormen, zodat de druk van geparkeerde auto's op de openbare ruimte per saldo niet toeneemt.
Het derde gevolg is de uitstoot van auto's en de ruimte en aanblik van geparkeerde auto's voor de omgeving. Zoekverkeer levert extra uitstoot op, reden om parkerend verkeer een goede voorziening te bieden. Om het aantrekkelijker te maken om met de fiets naar de binnenstad te komen, wordt in de parkeervisie sterk ingezet op het realiseren van extra mogelijkheden om fietsen bewaakt te kunnen stallen.

Daarnaast is parkeerbeleid van belang voor doorstroming van het verkeer (om bijvoorbeeld opstoppingen van auto's die willen parkeren op doorgaande wegen te voorkomen) en is er een economisch belang.

De parkeernormen zijn vastgelegd in de Beleidsregel Parkeren, die is vastgesteld op 21 maart 2019. Deze beleidsregel is een nadere uitwerking van de Parkeervisie fiets en auto. De beleidsregel legt vast wat wordt verstaan onder het realiseren van 'voldoende parkeerruimte voor auto en fiets en voor laden en lossen'. De beleidsregel geeft inzicht in het aantal, de kwaliteit en de plek van de te realiseren parkeerplaatsen. Het bepalen van 'voldoende parkeerruimte' gebeurt bijvoorbeeld door het hanteren van parkeernormen voor fietsen en auto's. De beleidsregel dient als toetsingskader bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen en bepaalt hoe de parkeerregel in bestemmingsplannen wordt toegepast. De Beleidsregel Parkeren vervangt de notitie Actualisatie Parkeernota (2004) en de daarin opgenomen parkeernormen. Voor aanvragen om een ruimtelijke ontwikkeling waarvoor het bestemmingsplan moet worden herzien en die zijn ingediend voor vaststelling van de Beleidsregel Parkeren is de Beleidsregel Parkeren niet van toepassing maar wordt getoetst aan de notitie Actualisatie Parkeernota (2004), tenzij de Beleidsregel Parkeren in het voordeel van de verzoeker uitpakt.

Betekenis voor dit plan

Aan de Elsbosweg 64 wordt een nieuwe woning gebouwd. De bijbehorende parkeerbehoefte wordt op eigen terrein opgelost. Op de andere twee locaties is geen sprake van een ontwikkeling die een toename van parkeerdruk tot gevolg heeft. Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het parkeerbeleid.

2.7 Beperking Realisatieduur Woningbouw Private Partijen

In juni 2014 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie 'Beperking realisatieduur woningbouw private partijen' vastgesteld. In het gemeentelijke woningbouwprogramma is nog maar beperkt ruimte voor nieuwe woningbouwinitiatieven, terwijl een deel van de beschikbare ruimte in het woningbouwprogramma is ingevuld met plannen waarvoor al meer dan een paar jaar een vastgesteld bestemmingsplan aanwezig is maar die niet tot uitvoering komen. Om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen en om alleen nog ruimte te bieden aan initiatieven die ook echt worden uitgevoerd, geldt op grond van de beleidsnotitie 'Beperking realisatieduur woningbouw private partijen' nu een realisatietermijn voor nieuwe woningbouwinitiatieven die in principe drie jaar bedraagt. Die termijn gaat lopen vanaf het moment dat het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Ter uitvoering van de beleidsnotitie wordt in ieder bestemmingsplan dat de bouw van nieuwe woningen mogelijk maakt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarmee kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen door de bouwmogelijkheden voor nieuwe woningen te verwijderen als na de termijn de betreffende woningen niet zijn gerealiseerd en ook nog niet in aanbouw zijn. De programmatische ruimte die daardoor vrij komt, kan vervolgens worden aangewend voor een andere woningbouwontwikkeling. Voordat een bestemmingsplan voor een woningbouwontwikkeling in procedure wordt gebracht, wordt deze termijn ook privaatrechtelijk overeengekomen tussen initiatiefnemer en gemeente.

Betekenis voor dit plan

In dit bestemmingsplan is de genoemde wijzigingsbevoegdheid opgenomen, zie verder in de onderhavige toelichting 5.4.2.2.

3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt per locatie de bestaande situatie, de toekomstige situatie en de nieuwe inrichting beschreven.

3.1 Elsbosweg 64 Klarenbeek

3.1.1 Huidige situatie

Elsbosweg 64 is een woonperceel, waarop zich een twee-onder-een-kap woning bevindt die wordt gedeeld met buurerf Elsbosweg 66. Ten westen van de woning staat een schuur/berging van 168 m2 uit 2008. Direct om de woning bevindt zich een tuin, maar de grond aan de voorzijde van de bestaande schuur/berging is betegeld. Het gebied achter de schuur is grotendeels groen en daar staat een boom. De perceelsgrens aan de westzijde bestaat uit een haag. Aan de zuid- en westzijde van het perceel ligt een weide. Aan de noordzijde ligt de Elsbosweg. Aan de oostzijde bevindt zich een woning.

Het perceel valt binnen nationaal landschap Veluwe, deelgebied Twello. In hoofdstuk 4 bij het thema Natuurwaarden wordt hierop verder ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1469-vas1_0012.jpg"

Huidige situatie Elsbosweg vanaf de Elsbosweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1469-vas1_0013.jpg"Huidige situatie Elsbosweg 64 vanuit de lucht

3.1.2 Toekomstige situatie

De schuur van 168 m2 maakt plaats voor een nieuwe toekomstbestendige woning met bijgebouw. De woning verkrijgt een vloeroppervlakte van 190 m2. Het bijgebouw komt te staan schuin achter de woning. De bestaande boom blijft behouden. Rondom het perceel is een heg aanwezig. Deze heg blijft na de ingreep intact.

In bijlage 2 van de Bijlagen bij de toelichting treft u het inrichtingsplan aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1469-vas1_0014.jpg"

Nieuwe situatie Elsbosweg 64, vanaf de Elsbosweg (noordkant)

3.2 Elsbosweg 39 Klarenbeek

3.2.1 Huidige situatie

Perceel Elsbosweg 39 een voormalig boerenerf in het buitengebied van Klarenbeek. Aan de voorzijde van het perceel bevindt zich de (agrarische) bedrijfswoning, die de afgelopen jaren is gerenoveerd met behoud van authentieke elementen.

Op het erf bevinden zich boerenschuren, waaronder een grote schuur van 308 m2 recht achter de woonboerderij. Achter het erf bevindt zich in het weiland een silo. Aanvrager heeft de omliggende grond aangekocht, zodat deze silo gesloopt kan worden, ten behoeve van de (ruimtelijke) kwaliteitsverbetering die voor onderhavig plan nodig is.

Ten zuiden, aan de overzijde van de Elsbosweg, ligt bijbehorend perceel nummer 6515, dat bestaat uit grasland met een paardenbak. Tussen perceel 6515 en de Elsbosweg bevindt zich een A-watergang, beheerd door Waterschap Vallei en Veluwe. Naast 6515 bevindt zich een kavel begroeid met bomen, eveneens in handen van het Waterschap.

Dit perceel 6515 valt binnen nationaal Landschap Veluwe, deelgebied Twello. In hoofdstuk 4 bij het thema Natuurwaarden wordt hierop verder ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1469-vas1_0015.jpg"

Huidige situatie Elsbosweg 39, met grote schuur en silo

3.2.2 Toekomstige situatie

Het voormalige boerenerf Elsbosweg 39, met woonboerderij, krijgt een woonbestemming. Daarbij wordt een schuur gesloopt, om ruimte te maken voor tuin, zie ook bijlage 3 van de Bijlagen bij de regels. Het erf verkrijgt een nieuwe inrichting, met groenelementen zoals een boomgaard met hoogstambomen, elzengroepen en landschappelijk struweel. De silo ten noorden van het erf is voor het onderhavige plan gesloopt.

Aan de overzijde van de Elsbosweg ligt het perceel gemeente Beekbergen, sectie A, nummer 6515. Daarop vinden ontwikkelingen plaats ter compensatie, in het kader van de Verordening groene balans. Op dit perceel wordt onder meer een poel met kruidenrand, een bomenrij en landschappelijk struweel gecreëerd. Daarbij komt in de toekomst langs de weg het nieuwe fietspad Apeldoorn - Klarenbeek te lopen.

3.3 Lierderstraat 55 En 57 Lieren

3.3.1 Huidige situatie

Planlocatie Lierderstraat 55 en 57 is een voormalig boerenerf in het buitengebied van Lieren. Aan de voorzijde van het perceel bevindt zich een woning die is gesplitst. Op het erf bevinden zich drie schuren van elk ruim 200 m2 oppervlak.

Het perceel is gelegen in de Groene Ontwikkelingszone, binnen deelgebied 170: Beekbergen. In hoofdstuk 4 bij het thema Natuurwaarden wordt hierop verder ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1469-vas1_0017.jpg"

Luchtfoto Lierderstraat 55 en 57, met drie schuren

3.3.2 Toekomstige situatie

Dit perceel dat nu nog een Agrarische bestemming heeft, krijgt een Woonbestemming. Daarmee wordt de woning die ooit een agrarische bedrijfswoning was, maar feitelijk al regulier bewoond wordt omdat van een agrarisch bedrijf geen sprake meer is, een reguliere woning. De schuur direct achter de woning wordt gesloopt. Daarvoor in de plaats komt tuin. Zie ook het inrichtingsplan, bijlage 2 van de Bijlagen bij de toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1469-vas1_0018.jpg"

Nieuwe situatie Lierderstraat 55 en 57: zonder schuur direct achter de woning

Door de wijziging naar een 'Woonbestemming' met bijbehorende bouwmogelijkheden, die beperkter zijn dan bij de 'Agrarische' bestemming, is er planologisch geen ruimte om de schuur te herbouwen. Het bouwen dient in de toekomst te voldoen aan de regels van het bouwen binnen de Woonbestemming, met bijbehorende maximum-mogelijkheden voor het bouwen van bij- en uitbouwen.

4 Uitvoerbaarheid

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.

4.1.2 Bodem

Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het gebied inzichtelijk zijn. Het is belangrijk om te weten of de bodemkwaliteit geschikt is, of geschikt te maken is, voor de beoogde functie. In de Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit Bodemkwaliteit en de Nota bodembeheer van de gemeente zijn normen opgenomen over de kwaliteit van de bodem.

Onderzoeksresultaten bodem Elsbosweg 64

Op de locatie Elsbosweg 64 wordt een nieuwe woning gerealiseerd. Op basis van het historisch bodembestand, het bedrijven-/tankenbestand en het bodeminformatiesysteem is de locatie onverdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging. Voor zover bekend zijn op de schuren geen asbestdaken aanwezig.

Uit de rapportage 'Verkennend bodemonderzoek Elsbosweg 64', d.d. 17 maart 2023, opgesteld door Carool Installatiebedrijf B.V. en opgenomen in bijlage 3 van de Bijlagen bij de toelichting, blijkt dat de milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. De bodem is geschikt voor de beoogde functie Wonen.

Elsbosweg 39 en Lierderstraat 55 en 57

Op de planlocatie Lierderstraat 55 en 57 staat al een woning. Er wordt in dit plan niets (bij)gebouwd, maar wel verdwijnt een schuur. Op basis van het historisch bodembestand, het bedrijven-/tankenbestand en het bodeminformatiesysteem zijn de locaties Elsbosweg 39 en Lierderstraat 55 en 57 onverdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging. De bodem van de locaties is, op basis van de beschikbare bodeminformatie, geschikt voor de toekomstige functie.

4.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.

De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen(hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebiedenmetfunctiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horeca-concentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.

Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.

Onderzoeksresultaten milieuzonering (m.u.v. het aspect geur agrarische bedrijven)

Elsbosweg 64 en Elsbosweg 39 Klarenbeek

In een zone van 50 meter rondom de Elsbosweg 64 en Elsbosweg 39 in Klarenbeek zijn geen bedrijven aanwezig. Milieuzonering vormt voor deze locatie geen belemmering.

Overigens is op 30 mei 2022 een melding ingevolge het Activiteitenbesluit ingediend voor het beëindigen van een mestbassin op Elsbosweg 39. Dat bassin is inmiddels gesloopt.

Lierderstraat 55 en 57 Lieren

Binnen het onderzoeksgebied (50 à 100 meter rond het plangebied) liggen de volgende bedrijven en instellingen:

Adres Activiteiten Milieu-
categorie
Huidige milieuzone Nieuwe bestem-
ming
Nieuwe milieuzone Afstand tot locatie Belemme-ring
Lierder-
straat 59
constructie-
werkplaats
3.1 30 (gemengd gebied) Bedrijven/
aannemer >1200 m2
3.1 correctie gemengd gebied aangrenzend ja

Lierderstraat 55 en 57 bevinden zich binnen de milieuzone van de Lierderstraat 59. Daarom moet worden onderbouwd dat de omliggende bedrijven in de toekomst niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en er ter plaatse van de woning Lierderstraat 55 en 57 sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

In de rapportage 'Onderzoek bedrijven en milieuzonering, d.d. 13 mei 2022, opgesteld door WSP en opgenomen in bijlage 4 van de Bijlagen bij de toelichting, is de uitkomst neergelegd van het onderzoek naar de vraag of sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de nieuwe woning en of door het plan bedrijfsbelangen zouden kunnen worden geschaad. De rapportage geeft het volgende aan.

Voor wat betreft hinder afkomstig van Lierderstraat 59 is van belang dat het buitenterrein is gelegen aan de zijde van De Brink (aan de noordoost-zijde), afgekeerd van de nieuwe woonbestemming en achter de bestaande bebouwing van het bedrijf. Activiteiten op het buitenterrein en het laden en lossen van groot materieel, de activiteiten die de meeste hinder veroorzaken, gebeuren dus aan de Brinkzijde, achter de bebouwing. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de milieubelasting als gevolg van het bedrijf aan de Lierderstraat 59 naar de nieuwe woonbestemming beperkt zal zijn, zodat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Ook vormt de nieuwe woonbestemming geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de inrichting aan de Lierderstraat 59, omdat de de bestaande woningen aan de Wippenpol 4 en De Brink 7 op kortere afstand zijn gelegen van het ‘akoestisch’ zwaartepunt van de inrichting.

De conclusie luidt dat dat sprake zal zijn van een 'goede ruimtelijke ordening’ voor wat betreft het aspect 'bedrijven en milieuzonering'.

Milieuzonering aspect agrarisch / geur

Elsbosweg 64

Binnen een onderzoeksgebied van 50 a 300 m vanaf Elsbosweg 64 bevinden zich twee varkenshouderijen. Daarom moet voor deze planlocatie worden onderzocht of er ter plaatse van de nieuwe woning een goed woon-en leefklimaat is voor het aspect geur en of de bedrijven worden belemmerd in de bedrijfsvoering.

In de rapportage 'Geuronderzoek Elsbosweg 64 te Klarenbeek, d.d. 19 december 2022, opgesteld door WSP en opgenomen in bijlage 5 van de Bijlagen bij de toelichting, is de uitkomst neergelegd van het onderzoek naar de geurbelasting ter plaatse van de toekomstige woning.

Daaruit blijkt dat andere bestaande woningen al bepalend zijn voor de uitbreidingsmogelijkheden van omliggende veehouderijen. Daarmee vormt het plan geen belemmering voor de twee omliggende veehouderijen. Verder blijkt uit het rapport dat de geurbelasting ter plaatse van het plangebied wordt beschouwd als goed. Dat betekent dat met betrekking tot geur sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Daarmee is er met betrekking tot geur geen sprake van een belemmering voor het plan.

Elsbosweg 39 Klarenbeek en Lierderstraat 55 en 57

Voor wat betreft de bestaande (bedrijfs)woningen aan de Elsbosweg 39 en Lierderstraat 55 en 57 geldt dat het beschermingsniveau met betrekking tot het aspect geur niet wijzigt. Er is voor beide woningen feitelijk al sprake van een “gewone” woning. Verder worden er geen veehouderijen in de omgeving belemmerd in de bedrijfsvoering.
Achter de locatie Elsbosweg 39 is een mestbassin aanwezig. Deze is door de aanvrager aangekocht en is al gesloopt.

Voor het omzetten van beide bestemmingen zijn derhalve geen belemmeringen voor het aspect agrarisch.

4.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen, te weten de Elsbosweg, de Dalk, Hooiland en Iemschoten. Derhalve worden deze 4 wegen beschouwd. Daarnaast moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook inzicht te worden gegeven in de akoestische indirecte gevolgen van het plan bij omliggende bestaande woningen, zoals de akoestische gevolgen van eventuele verkeersaantrekkende werking.

Wegverkeerslawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen

Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  • wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.

Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 53 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Apeldoorn.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.

Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai

Elsbosweg 64 Klarenbeek

Aan de Elsbosweg 64 wordt een nieuwe geluidsgevoelige bestemming gerealiseerd. In de nabijheid liggen gezoneerde wegen. Er is voor deze locatie een onderzoek uitgevoerd in het kader van de Wet geluidhinder.

De relevante wegen zijn de Elsbosweg, de Dalk, Hooiland en Iemschoten. In de rapportage 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, Elsbosweg 64 te Klarenbeek', d.d. 13 mei 2022, opgesteld door WSP en opgenomen in bijlage 6 van de Bijlagen bij de toelichting, is de geluidsbelasting ten gevolge van de genoemde wegen berekend.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting als gevolg van zowel de Elsbosweg, de Dalk, Hooiland als Iemschoten minder bedraagt dan de ter plekke geldende voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Daarbij blijkt dat de gecumuleerde geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai variëren tussen 34 en 47 dB exclusief aftrek op basis van art. 110g Wgh ter plaatse van de verblijfsruimten van de woning. Er is daarmee sprake van een zeer goed akoestisch woon- en leefklimaat.

Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de nieuwe en bestaande geluidgevoelige bestemmingen op dit perceel.

Elsbosweg 39 Klarenbeek en Lierderstraat 55 en 57 Lieren

Voor de locaties Elsbosweg 39 en Lierderstraat 55 en 57 is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit zijn reeds bestaande woningen en met alleen een wijziging naar de bestemming Wonen geldt er geen onderzoeksverplichting op grond van de Wet geluidhinder. Daarnaast is de geluidsbelasting vanwege de afstand tot de relevante wegen, de intensiteiten over deze wegen en de rijsnelheden, niet dusdanig hoog dat sprake is van een onaanvaardbare geluidkwaliteit.

4.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  1. a. het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of;
  2. b. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of;
  3. c. het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of;
  4. d. de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Niet in betekenende mate bijdragen

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:

  • woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.

Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.

Toepasbaarheidsbeginsel

Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").

Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.

Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit

Het bestemmingsplan beoogt realisatie van één woning, aan de Elsbosweg 64, en sloop van voormalige agrarische bebouwing. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling valt onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Daarom is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

  • Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour);
  • Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Circulaire effectafstanden LPG-tankstations

In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. In beginsel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter toegestaan. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.

Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg

Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende Regeling basisnet. Er zijn geen wettelijke grenzen voor de aantallen transporten met gevaarlijke stoffen maar er worden wel grenzen gesteld aan de risico's, deze staan in het Basisnet. De vastgestelde risicogrenzen worden getoetst aan het plaatsgebonden risico met een wettelijk harde norm en het groepsrisico met de daarbij behorende oriëntatiewaarde als ijkpunt. Daarnaast geldt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen op een verantwoorde wijze plaatsvindt vanwege de strenge eisen die gelden voor dit vervoer als gevolg van internationale regelgeving.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.

Nota milieu-veiligheid Apeldoorn

In november 2011 is de Nota milieu-veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtingsgrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.

Onderzoeksresultaten

In het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Externe veiligheid is daarmee geen relevant milieuaspect.

4.1.7 Elektromagnetische velden

De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).

De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.

Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.

Gelet op het hiervoor genoemde VROM-advies heeft het gemeentebestuur op 6 november 2007 de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanninglijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Tot het zover is, zal voor nieuwe ontwikkelingen de lijn van het VROM-advies gevolgd worden.

Onderzoeksresultaten

In en direct nabij het plangebied bevinden zich geen hoogspanningsleidingen en/of zendmasten. Dit betekent dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot dit aspect.

4.1.8 Milieueffectrapportage

Algemeen

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  1. 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  2. 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.

Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.

Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Onderzoeksresultaten

Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De resultaten daarvan zijn beschreven in de paragrafen 4.1.1 tot en met 4.1.7. Daaruit kan worden geconcludeerd dat kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.

4.2 Waterhuishouding

4.2.1 Beleid

Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.

Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

4.2.2 Onderzoeksresultaten

4.3 Natuurwaarden

4.3.1 Wettelijk kader en beleid

4.3.2 Onderzoeksresultaten natuurwaarden

Onderzocht is of er op grond van de hiervoor beschreven regelgeving en beleid beschermde natuurwaarden aanwezig zijn in het plangebied. Ook is nagegaan of de ruimtelijke ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, negatieve effecten kan hebben op beschermde natuur buiten het plangebied.

4.4 Duurzame Verstedelijking

4.4.1 Wettelijk kader

Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):

  • Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen;
  • Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.

4.4.2 Onderzoeksresultaten

In de rechtspraak is bepaald dat ontwikkeling van niet meer dan 11 woningen die gelet op hun onderlinge afstand als één woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, Bro, kunnen worden aangemerkt, in beginsel geen 'stedelijke ontwikkeling' is. Dit plan maakt de bouw van één woning in het buitengebied mogelijk, waarbij ter compensatie 600 m2 aan bebouwing verdwijnt, en een groene landschappelijke inpassing wordt gecreëerd.

Deze ontwikkeling is daarmee geen stedelijke ontwikkeling zoals gedefinieerd in het Bro. Daarom is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

Dat laat onverlet dat de haalbaarheid van de ontwikkeling moet worden aangetoond. Dat gebeurt in het onderhavige hoofdstuk 4 van dit bestemmingsplan.

4.5 Archeologie

4.5.1 Beleid

4.5.2 Onderzoeksresultaten

Elsbosweg 64

Planlocatie Elsbosweg 64 ligt in een zone met (middel)hoge archeologische verwachting. Dat betekent dat bij bodemingrepen dieper dan 35 cm van meer dan 500 m2 archeologisch onderzoek verplicht is. Bodemingrepen van een dergelijke oppervlakte zijn bij dit plan, dat de bouw van één woning met bijgebouw mogelijk maakt, niet aan de orde. Er is dus geen archeologisch onderzoek benodigd.

Elsbosweg 39

Planlocatie Elsbosweg 39 ligt eveneens in een zone met (middel)hoge verwachting.Voor de ontwikkelingen op deze locatie - sloop van een schuur, het creëren van nieuwe landschapselementen zoals een poel, en een fietspad - wordt echter niet dieper ontgraven dan 35 cm op een oppervlakte van meer dan 500 m2. Er is dan ook geen onderzoek nodig.

Lierderstraat 55 en 57

Deze planlocatie ligt in terrein met archeologische waarden, wat betekent dat de grens-oppervlakte voor het ontgraven op 100 m2 ligt.Echter, op deze planlocatie wordt alleen een kapschuur gesloopt. Hier vinden dus geen bodemingrepen plaats, dieper dan 35 cm, en er is dan ook geen onderzoek nodig.

Deze toepasselijke archeologische zones zijn voor alle drie locaties als aanduiding op de verbeelding opgenomen.

4.6 Cultuurhistorie

4.6.1 Wettelijk kader en beleid

4.6.2 Onderzoeksresultaten

4.7 Financieel-economische Uitvoerbaarheid

De aanvraag betreft een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 (aanhef en onder d) Bro, zodat de gemeenteraad in principe een exploitatieplan dient vast te stellen. De raad kan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, (onder meer) indien het kostenverhaal van de grondexploitatie anderszins verzekerd is (art. 6.12 lid 2 onder a Bro). De gemeenteraad heeft deze bevoegdheid ex art. 6.12 lid 3 Wro gedelegeerd aan het college van B&W. In dit geval is het kostenverhaal anderszins verzekerd, door met de aanvrager een anterieure overeenkomst voor kostenverhaal af te sluiten. Er behoeft dus geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

5 Juridische Planopzet

5.1 Inleiding

In hoofdstuk 3 is de bestaande situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 bevat een toelichting op de planologische aspecten. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 5.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 5.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 5.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.

5.2 Karakter Bestemmingsplan

Bestemmingsplan Elsbosweg 39 en 64 Klarenbeek en Lierderstraat 55 en 57 Lieren is een ontwikkelplan, waarin de toekomstige situatie uitgangspunt is voor de wijze van bestemmen.

Voor de regels en de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.

5.3 Bestemmingen

De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de drie plankaarten. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.

5.3.1 Elsbosweg 39

Wonen

De bestaande agrarische bedrijfswoning op het adres Elsbosweg 39 is bestemd als Wonen. Deze woonbestemming sluit aan bij de gemeentelijke standaard hiervoor. Binnen het bestemmingsvlak is géén onderscheid gemaakt tussen wonen, tuin en erf, omdat hiertoe de ruimtelijke noodzaak ontbreekt.

Rekening houdend met de geldende mogelijkheden, moeten de geboden bouwmogelijkheden voor de hoofdgebouwen aansluiten bij het landschap. Daarom geldt een maximale inhoudsmaat van 700 m³ respectievelijk de maat van de oorspronkelijke woning.

Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen worden gesitueerd in achtererfgebied. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee het situeren van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen in voorerfgebied mogelijk kan worden gemaakt. De definities van de begrippen achtererfgebied, voorerfgebied en openbaar toegankelijk gebied zijn uit artikel 2 lid 3 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht overgenomen.

Kleinschalige nevenactiviteiten bij een woning komen in het buitengebied voor. Omdat in ruimtelijk opzicht daar geen bezwaar tegen bestaat worden nevenactiviteiten in de vorm van hobbymatig agrarisch gebruik, Bed&Breakfast en recreatief rustpunt toegestaan. Het vloeroppervlak voor Bed&Breakfast en recreatief rustpunt wordt begrensd op maximaal 75 m². Voorzieningen ten behoeve van Bed&Breakfast zijn uitsluitend in het hoofdgebouw (de woning) toegestaan.

Tot slot verdient vermelding dat in de Specifieke gebruiksregels, artikel 4.5.4 een plicht is opgenomen tot het slopen van de overeengekomen voormalige agrarische bebouwing volgens bijlage 3 van de Bijlagen bij de regels en tot het realiseren en instandhouden van de inrichting volgens het overeengekomen inrichtingsplan, bijlage 4 van de Bijlagen bij de regels.

Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis

Bij recht is het gebruik van (een deel van) een woning en bijgebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van niet-publiekgerichtebedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.

Agrarisch

Het perceel 6515, waarop onder meer een poel met kruidenrand wordt aangelegd, landschappelijk struweel en een bomenrij, krijgt de bestemming Agrarisch. Daarbij is het hobbymatig weiden van vee, het oprichten van een schuilgelegenheid voor het vee en het gebruik van een paardenbak toegestaan.

Over de inrichting van de gronden zijn afspraken gemaakt. De inrichting conform het afgesproken inrichtingsplan is in de planregels geborgd, in de Specifieke gebruiksregels, artikel 4.5.4.

Verder is van belang dat er een omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van diverse werkzaamheden. Hiervoor is een verwijzing naar artikel 18Omgevingsvergunning voor hetuitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.


Bouwregels

Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.

Bevoegd gezag

Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.

5.3.2 Elsbosweg 64

Wonen

Planlocatie Elsbosweg 64 is bestemd als Wonen. Deze woonbestemming sluit aan bij de gemeentelijke standaard hiervoor. Binnen het bestemmingsvlak is géén onderscheid gemaakt tussen wonen, tuin en erf, omdat hiertoe de ruimtelijke noodzaak ontbreekt.

Rekening houdend met de geldende mogelijkheden, moeten de geboden bouwmogelijkheden voor de hoofdgebouwen aansluiten bij het landschap. Daarom geldt een maximale inhoudsmaat van 700 m³ respectievelijk de maat van de oorspronkelijke woning.

Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen worden gesitueerd in achtererfgebied. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee het situeren van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen in voorerfgebied mogelijk kan worden gemaakt. De definities van de begrippen achtererfgebied, voorerfgebied en openbaar toegankelijk gebied zijn uit artikel 2 lid 3 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht overgenomen.

Kleinschalige nevenactiviteiten bij een woning komen in het buitengebied voor. Omdat in ruimtelijk opzicht daar geen bezwaar tegen bestaat worden nevenactiviteiten in de vorm van hobbymatig agrarisch gebruik, Bed&Breakfast en recreatief rustpunt toegestaan. Het vloeroppervlak voor Bed&Breakfast en recreatief rustpunt wordt begrensd op maximaal 75 m². Voorzieningen ten behoeve van Bed&Breakfast zijn uitsluitend in het hoofdgebouw (de woning) toegestaan.

Tot slot verdient vermelding dat in de Specifieke gebruiksregels, artikel 4.5.4 een plicht is opgenomen tot het slopen van de overeengekomen voormalige agrarische bebouwing volgens bijlage 3 van de Bijlagen bij de regels en tot het realiseren en instandhouden van de inrichting volgens het overeengekomen inrichtingsplan, bijlage 4 van de Bijlagen bij de regels.

Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis

Bij recht is het gebruik van een deel van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van niet-publiekgerichtebedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.

Bouwregels

Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.

Bevoegd gezag

Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.

5.3.3 Lierderstraat 55 en 57

Wonen

De planlocatie Lierderstraat 55 en 57 met de bestaande voormalige agrarische woning is bestemd als Wonen. Deze gronden zijn bestemd voor wonen met de daarbij behorende aan-huis-verbonden beroepen en eventuele nevenactiviteiten.

Rekening houdend met de geldende mogelijkheden, moeten de geboden bouwmogelijkheden voor de hoofdgebouwen aansluiten bij het landschap. Daarom geldt een maximale inhoudsmaat van 700 m³ respectievelijk de maat van de oorspronkelijke woning. Daarnaast moeten de hoofdgebouwen (in feite dus de woningen) in de bouwvlakken worden gebouwd. Per bestemmingsvlak is één hoofdgebouw toegestaan. Daar waar de aanduiding 'maximum aantal woningen 2' voorkomt, mogen twee woningen in één hoofdgebouw worden geplaatst. De bestaande agrarische bedrijfswoning op Lierderstraat 55/57 is in het verleden in twee woningen gesplitst. In lijn daarmee laten de regels van het onderhavige plan hier twee woningen toe.

Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen worden gesitueerd in achtererfgebied. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee het situeren van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen in voorerfgebied mogelijk kan worden gemaakt. De definities van de begrippen achtererfgebied, voorerfgebied en openbaar toegankelijk gebied zijn uit artikel 2 lid 3 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht overgenomen.

Kleinschalige nevenactiviteiten bij een woning komen in het buitengebied voor. Omdat in ruimtelijk opzicht daar geen bezwaar tegen bestaat worden nevenactiviteiten in de vorm van hobbymatig agrarisch gebruik, Bed&Breakfast en recreatief rustpunt toegestaan. Het vloeroppervlak voor Bed&Breakfast en recreatief rustpunt wordt begrensd op maximaal 75 m². Voorzieningen ten behoeve van Bed&Breakfast zijn uitsluitend in het hoofdgebouw (de woning) toegestaan.

Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis

Bij recht is het gebruik van een deel van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van niet-publiekgerichtebedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.

Bouwregels

Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.

Bevoegd gezag

Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.

5.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels

5.4.1 Algemene regels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 6 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 6.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.

Lid 6.2 bevat de afdekbepaling. Hierin is bepaald dat gebouwen altijd van een kap moeten worden voorzien, uiteraard mits ze hoger worden gebouwd dan de ter plaatse aangegeven maximale goothoogte.

In artikel 7 staan de algemene gebruiksregels. In de leden 7.1.1 en 7.2.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In de leden 7.1.2 en 7.2.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.

In artikel 16 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Artikel 17 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

5.4.2 Bepalingen over waarden, milieuzones en andere zones

In hoofdstuk 3 zijn verder de regels voor de in het plangebied voorkomende waarden en dergelijke opgenomen. Door middel van gebiedsaanduidingen is aangegeven waar deze voorkomen.

5.4.3 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

6 Inspraak En Overleg

6.1 Vooroverleg Omwonenden

Conform afspraken met de gemeenteraad is de initiatiefnemer gevraagd te werken aan maatschappelijk draagvlak voor zijn plannen. De initiatiefnemer heeft alle direct omwonende bewoners individueel benaderd om de plannen te bespreken. De reacties waren positief: men vond het zeer goed dat het de huidige bewoners van Elsbosweg 64 met de bouw van een toekomstbestendige woning mogelijk wordt gemaakt om op hun stek te blijven wonen. Geen van de gesprekspartners had behoefte aan aanpassing van het plan.

Het eindverslag participatie is als bijlage 12 van de Bijlagen bij de toelichting toegevoegd.

6.2 Vooroverleg Waterschap

Het plan is voorgelegd aan het Waterschap Vallei en Veluwe. Het Waterschap heeft positief gereageerd.

Het Waterschap geeft aan dat het voor de waterhuishouding gunstig is dat er meer verhard oppervlak verwijderd wordt dan dat er wordt gebouwd. Zo wordt namelijk het hemelwater in de toekomstige situatie minder snel afgevoerd en kan dus beter op de locatie zelf infiltreren. Dat maakt de kans op wateroverlast minder groot. Ook heeft het een positieve invloed op het grondwater waardoor er meer grondwater beschikbaar is in droge periodes.

In de directe omgeving van de plannen liggen verschillende watergangen waaronder een aantal A-watergangen. Voor het waterschap is het belangrijk dat er voldoende ruimte beschikbaar blijft om de watergangen te kunnen onderhouden. Hiervoor is een vrije strook van minimaal 5 meter nodig. De verschillende ontwikkelingen blijven op voldoende afstand van de A-watergang. Ook wat betreft staat het Waterschap positief tegenover het plan.

De reactie van het Waterschap is (ook) opgenomen in paragraaf 4.2 Waterhuishouding.

6.3 Vooroverleg Provincie

Met de Provincie heeft informeel vooroverleg plaatsgevonden. Daarbij heeft de Provincie bekeken of de ontwikkeling de kernkwaliteiten van de betrokken locaties in nationaal landschap niet aantast, waartoe zij ook het inrichtingsplan heeft beoordeeld. De Provincie onderschrijft dat de uitwerking van het plan in het inrichtingsplan, bijlage 2 van de Bijlagen bij de toelichting, de betreffende kernkwaliteiten niet aantast dan wel, indien aan de orde, de kernkwaliteiten versterkt.

Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Nevenactiviteiten

OMSCHRIJVING
CATEGORIE
Recreatieverblijf in de bedrijfswoning respectievelijk woning 1
Recreatief rustpunt 1
Natuurbeheer 1
Detailhandel, verkoop van op het betreffende agrarisch bedrijf vervaardigde agrarische producten 1
Detailhandel, verkoop van voor de streek kenmerkende en als zodanig herkenbare, ter plaatse vervaardigde agrarische producten 2
Kleinschalig kamperen, bestaande uit ten hoogste 10 standplaatsen uitsluitend ten behoeve van kampeermiddelen, uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, waarbij de afstand van ten minste 200 m tussen kampeerterreinen moet worden aangehouden 2
Educatiecentrum, museum 2
Verhuur paarden, fietsen, kano's 2
Huifkarcentrum 2
Gebruiksgerichte paardenhouderij 2

Bijlage 2 Lijst Van Niet-publiekgerichte Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

SBI-CODE OMSCHRIJVING
CATEGORIE
221 Uitgeverijen (kantoren) 1
2223 Grafische afwerking 1
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
362 Vervaardiging van sieraden e.d. 1
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
633 Reisorganisaties 1
66 Verzekeringsbedrijf/kantoor 1
70 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
72 Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. 1
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
9302 Schoonheidsspecialist op afspraak 1
9602 Kapper op afspraak 1
9305 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd 1
016/2 Agrarisch hulpbedrijf 2
016/4 Hoveniersbedrijf 2
0149/5 Imkerij 2
162902 Dakdekkers-/rietdekkersbedrijf 2
41, 42, 43/3 Klussenbedrijf 2

Bijlage 3 Overzicht Te Slopen Bebouwing

Bijlage 3 Overzicht te slopen bebouwing

Bijlage 4 Inrichtingsplan

Bijlage 4 Inrichtingsplan

Bijlage 5 Beleidsregel Parkeren

Bijlage 5 Beleidsregel Parkeren

Bijlage 1 Overzicht Te Slopen Bebouwing

Bijlage 1 Overzicht te slopen bebouwing

Bijlage 2 Inrichtingsplan

Bijlage 2 Inrichtingsplan

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 4 Onderzoek Bedrijven- En Milieuzonering

Bijlage 4 Onderzoek bedrijven- en milieuzonering

Bijlage 5 Geuronderzoek

Bijlage 5 Geuronderzoek

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer

Bijlage 6 Akoestisch onderzoek wegverkeer

Bijlage 7 Onderzoek Stikstofdepositie

Bijlage 7 Onderzoek stikstofdepositie

Bijlage 8 Quickscan Wnb Elsbosweg 39

Bijlage 8 QuickScan Wnb Elsbosweg 39

Bijlage 9 Quickscan Wnb Elsbosweg 64

Bijlage 9 QuickScan Wnb Elsbosweg 64

Bijlage 10 Quickscan Wnb Lierderstraat 55

Bijlage 10 QuickScan Wnb Lierderstraat 55

Bijlage 11 Toetsing Natuurwaarden / Kernkaliteiten

Bijlage 11 Toetsing natuurwaarden / kernkaliteiten

Bijlage 12 Participatieverslag

Bijlage 12 Participatieverslag

Bijlage 13 Procedureschema

Ontwerpplan ter inzage
25-05-2023 - 05-07-2023
Vaststelling door gemeenteraad
21-09-2023
Terinzagelegging vastgesteld plan
05-10-2023 - 15-11-2023