Hoenderloseweg 4 Ugchelen
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Vastgesteld op 19-09-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Hoenderloseweg 4 Ugchelen met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1517-vas1 van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan- of uitbouw
Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.7 aaneengebouwde woning
Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.8 achtererfgebied
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.9 AHN2-maaiveld
De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.
1.10 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
1.11 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.12 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.13 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14 bedrijfswoning
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.15 beroepsuitoefening aan huis
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.16 beschermd stadsgezicht
Gebied dat burgemeester en wethouders hebben aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenverordening.
1.17 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
- bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.18 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.21 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.22 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.23 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 bruto vloeroppervlakte
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
1.26 bijgebouw
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
1.27 bijzondere boom
Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.
1.28 dependance
Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw, dat blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van de woning.
1.29 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.30 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.31 folly
Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.
1.32 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 gestapelde woning
Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.
1.34 groepsaccommodatie
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.
1.35 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.36 kampeermiddel
Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.
1.37 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.38 kavel
De bij een bestaand of te realiseren hoofdgebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.39 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.40 openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.41 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.42 peil
Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.
1.43 permanente bewoning
Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:
- a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente, en/of;
- b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.
1.44 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.45 publieksgerichte dienstverlening
Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.
1.46 recreatieverblijf
Een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning, en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.
1.47 recreatiewoning
Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.
1.48 risicovolle inrichting
Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig is met een contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
1.49 rijksbeschermd stadsgezicht
Gebied dat door de minister(s) is aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Erfgoedwet en de Monumentenwet 1988.
1.50 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard; - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard; - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker; - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.51 stacaravan
Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.
1.52 trekkershut
Een gebouw zonder sanitaire voorzieningen, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.
1.53 twee-onder-een-kapwoningen
Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.54 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.55 verblijfsrecreatie
Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershuttenrecreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.
1.56 verkoopvloeroppervlakte
Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.57 voorerfgebied
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.58 windturbine
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.
1.59 winkel
Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.
1.60 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.61 woonadres
Het adres waar:
- a. betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.62 zakelijke dienstverlening
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.63 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
1.64 zorgwoning
Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.
2.7 de bodemingreep
De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.
2.8 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. vijvers, watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;
- f. tuin;
- g. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 14 opgenomen procedureregels van toepassing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen en ballenvangers tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied;
- b. watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. tuin;
- e. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. beroepsuitoefening aan huis;
- c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- d. een berging, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – berging'
- e. een toegangspoort, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - toegangspoort'
- f. nutsvoorzieningen;
- g. tuin en/of erf;
- h. voorzieningen voor de waterhuishouding;
- i. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:
- a. het waarborgen van de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd;
- b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 14 opgenomen procedureregels van toepassing.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Wijzigingsbevoegdheid zorgwoningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan ieder bouwvlak met de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'zorgwoning' toe te voegen teneinde zorgwoningen toe te staan indien:
- a. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
- b. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
- c. de bebouwing per bouwvlak maximaal 2.500 m3 bedraagt;
- d. de bebouwing voldoet aan de voor de betreffende locatie geldende maatvoerings- en bouwaanduidingen en aan de regels in het bebouwingsschema.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Algemene regels
- a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema;
- b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald;
- c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming;
- d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen.
- e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt;
- f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
- g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten en situering gelden de dan aanwezige maten en situering, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
7.2 Afdekking van gebouwen
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Gebruik in strijd met de bestemming
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
- a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. het gebruik van bouwwerken die bestemd zijn voor verblijfsrecreatie ten behoeve van permanente bewoning;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
8.2 Strafbepaling
Overtreding van het in lid 8.1 bepaalde is een strafbaar feit.
8.3 Gebruiksregel parkeren
Artikel 9 Overige Zone - Bijzondere Boom
9.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van bijzondere bomen.
9.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom' dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 10 meter te bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 9.2 bepaalde ten behoeve van het verkleinen van de genoemde afstand tot ten minste 5 meter uit het hart van de boom, mits dit geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Overige Zone - Lage Archeologische Verwachtingswaarde
10.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting laag is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.
10.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld;
- c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- lage archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 11 Wetgevingzone - Wijzigingsgebied Realisatietermijn Woningbouw
11.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied realisatietermijn woningbouw' de bestemming Wonen te wijzigen in de bestemming Groen of Maatschappelijk.
11.2 Voorwaarden voor wijziging
Van de in lid 11.1 bedoelde bevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt indien na drie jaar na het onherroepelijk worden van het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied realisatietermijn woningbouw':
- a. geen woningen zijn opgericht; en
- b. het bevoegd gezag eventueel verleende omgevingsvergunningen voor het oprichten van woningen heeft ingetrokken.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
12.1 Afwijken algemeen
12.2 Afwijken parkeren
12.3 Aangrenzende percelen
Afwijken als bedoeld in lid 12.1 en lid 12.2 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.
12.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 12.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 16 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1 Wijzigingsbevoegdheid algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.
13.2 Voorwaarden voor wijziging
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 14 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 15 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht Bouwwerken
16.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
16.3 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 17 Overgangsrecht Gebruik
17.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
17.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
17.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
17.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Hoenderloseweg 4 Ugchelen.
Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn
d.d. | 19 september 2024 | nr. | 132-2024 |
Mij bekend,
De griffier,
Namens hem:
Piet Stoop
afdelingshoofd Omgevingsrecht en Vergunningen
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Hoenderloseweg 4 in Ugchelen staat de voormalige basisschool de Steenbeek. De locatie werd tot 2017 gebruikt door de genoemde basisschool. Daarna heeft de locatie tot in 2021 nog gediend als tijdelijke huisvesting voor andere scholen, maar ook aan die functie is een einde gekomen. De school is nu niet meer nodig als onderwijshuisvesting.
Het planinitiatief betreft ontwikkeling van deze locatie tot 17 woningen in de sociale huursector. Het hoofdschoolgebouw zal worden verbouwd tot zeven woningen. Een klein deel van het schoolgebouw dat later is aangebouwd en cultuurhistorisch niet interessant is en het schoolplein maken plaats voor tien nieuw te bouwen levensloopbestendige seniorenwoningen.
De school De Steenbeek, gezien vanaf de Hoenderloseweg
Het plan is niet mogelijk binnen de kaders van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Daarom is het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk om het plan mogelijk te maken.
1.2 Ligging En Begrenzing
Het plangebied bevindt zich ten westen van het centrum van het dorp Ugchelen, waar de Ugchelseweg en de Hoenderloseweg samenkomen.
De planlocatie aan de Hoenderloseweg 4
1.3 Geldend Bestemmingsplan
De planlocatie valt onder het geldende bestemmingsplan "Ugchelen" en heeft daarin de bestemming "maatschappelijke doeleinden". Onder die bestemming zijn geen woningen toegestaan. Bovendien is een deel van de woningen gepland buiten het huidige bouwvlak. Om het plan mogelijk te maken, moet het bestemmingsplan dus aangepast worden.
Uitsnede van het plangebied -rood omkaderd- binnen het huidige bestemmingsplan 'Ugchelen'.
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
Na dit hoofdstuk 1, dat een inleiding geeft op het verzoek, beschrijft hoofdstuk 2 het toepasselijke beleidskader. In hoofdstuk 3 komt de bestaande situatie in het plangebied aan de orde. Hoofdstuk 4 beschrijft de toekomstige situatie van het plangebied. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de planologische aspecten, zoals milieuaspecten, belangrijk voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt; die regeling komt aan bod in hoofdstuk 6. Tot slot gaat hoofdstuk 7 in op inspraak en overleg.
2 Beleidskader
2.1 Nationale Omgevingsvisie
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Deze Omgevingsvisie vervangt de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012. De NOVI is een nieuw instrument uit de Omgevingswet en loopt vooruit op de verwachte inwerkingtreding 1 juni 2022. Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving voor Nederland in 2050. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.
Uitgangspunt van de NOVI is dat Nederland staat voor grote en complexe opgaven die zowel lokaal als regionaal, nationaal als internationaal spelen. Deze opgaven als klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland flink veranderen. De NOVI biedt een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken. Daarbij is Omgevingskwaliteit het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit.
De NOVI stelt daartoe als aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Op die manier zullen de volgende vier prioriteiten worden aangepakt:
1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
2. Een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel
3. Sterke en gezonde steden en regio's
4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Voor de vier prioriteiten geldt dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn, die in de praktijk voortdurend op elkaar inspelen:
- 1. De NOVI heeft de ambitie dat Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust is en een duurzame energievoorziening kent. Daartoe moeten per direct functies die gebruik maken van de fysieke leefomgeving meer worden afgestemd op de eigenschappen van het bodem-watersysteem. Verder vraagt dit op lange termijn om ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen. Daarbij zijn aanpassingen aan de energie-infrastructuur voor opslag en transport van duurzame energie nodig.
- 2. De ambitie voor de lange termijn van de NOVI op het vlak van de 2e prioriteit is: het duurzaam en circulair maken van de economie en energievoorziening en het versterken van de kwaliteit van de leefomgeving. Locaties van nieuwe kantoren, bedrijventerreinen, grootschalige logistieke functies en datacentra moeten passen bij het verkeers- en vervoersnetwerk, goed afgestemd zijn op de vraag van bedrijven én de economische vitaliteit en de kwaliteit en aantrekkelijkheid van stad en land versterken. De uitdaging is om deze lange termijn-ambitie te bereiken, terwijl we op korte termijn proberen de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de economie zoveel als mogelijk te beperken.
- 3. Voor wat betreft prioriteit 3 zet de NOVI in op het bouwen aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden. De ambitie is om een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's te realiseren door te werken aan de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. De woningbouwontwikkeling moet plaatsvinden in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd.
- 4. De stikstofproblematiek raakt zowel het landelijk gebied als diverse economische sectoren zwaar. De waarde van natuur, landschap én de toekomst van de landbouw staan onder druk. Daarbij is verbetering van de biodiversiteit niet alleen een ecologische, maar nadrukkelijk ook een economische uitdaging, die op de korte termijn om een doortastende aanpak vraagt. Houdbare oplossingen vragen echter tijd. Voor de lange termijn neemt de NOVI zich daarom geleidelijke en zorgvuldige herindeling van het landelijk gebied voor, onder meer gericht op kringlooplandbouw in goed evenwicht met natuur en landschap. Dit draagt bij aan een landelijk gebied waar het prettig wonen, werken en recreëren is en waarin ruimte is en blijft voor economisch vitale landbouw als belangrijke drager van het platteland.
Al deze ambities vragen veel van de leefomgeving. Daarbij moeten onvermijdelijk keuzes worden gemaakt. In de NOVI geeft het Rijk kaders en richting voor deze keuzes. Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond: een 'omgevingsinclusieve benadering'. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:
1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; en
3. Afwentelen wordt voorkomen.
Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de omgevingsinclusieve benadering vorm krijgt en de afwegingsprincipes benut worden.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Dit plan realiseert in bestaand stedelijk gebied op de plaats van een leegstaande school 17 woningen in de sociale sector, waarvan 10 woningen levensloopbestendig zijn. Daarbij blijven zo veel mogelijk bomen behouden en wordt het plangebied door het verdwijnen van bestrating van het schoolplein groener dan het nu is. Daarmee past het plan binnen het NOVI.
2.2 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Op 19 december 2018 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat over 'Gaaf Gelderland'. 'Gaaf' is een woord met twee betekenissen. 'Gaaf' betekent 'mooi' en gaat over wat – historisch en landschappelijk gezien - heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard. Maar 'Gaaf' verwijst ook naar dat wat 'cool' en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard. Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in de Gelderse Omgevingsvisie.
Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal.
Gezond en veilig is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
Schoon en welvarend is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.
De visie geeft zeven ambities voor een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland, onder andere op het terrein van economisch vestigingsklimaat en het woon- en leefklimaat. Met vier spelregels of Doe-principes' – DOEN, LATEN, ZELF en SAMEN – geeft de provincie hier werking aan. Tezamen vormen zij het kader waarbinnen de provincie werkt en afwegingen maakt.
Afbeelding 1: Gelderse Omgevingsvisie
Woon- en leefklimaat
Gestreefd wordt naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Ambities vanuit dit streven zijn: Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. Het omvormen van bestaande en leegstaande bebouwing heeft de voorkeur voor de aanleg van nieuwe woonlocaties.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Dit plan realiseert 17 woningen in de sociale sector, door nieuwbouw en verbouw van een leegstaande school. Daarbij blijven zo veel mogelijk bomen behouden en wordt het plangebied door het verdwijnen van bestrating van het schoolplein groener dan het nu is. Daarmee sluit het plan aan bij de provinciale Omgevingsvisie.
2.3 Omgevingsverordening Gelderland
Op grond van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting. De provinciale verordening
Provinciale staten van Gelderland hebben van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door op 24 september 2014 de Omgevingsverordening Gelderland vast te stellen. Sindsdien is de Omgevingsverordening een aantal keren geactualiseerd en herzien. In deze Omgevingsverordening zijn de provinciale verordening (op grond van artikel 4.1 Wro), milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening samengevoegd. Voor zover het de provinciale verordening betreft bevat de omgevingsverordening alleen regels die tot de gemeentebesturen zijn gericht en geen rechtstreeks werkende, burgers bindende regels.
De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. In de verordening zijn regels opgenomen die nodig zijn om de provinciale ambities waar te maken, provinciale belangen veilig te stellen of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem opgenomen.
De provincie zet de verordening als juridisch instrument voor het afdwingen van de doorwerking van het provinciaal beleid alleen in voor die onderdelen van het beleid waarvoor algemene regels noodzakelijk zijn om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De verordening bevat de regel dat nieuwe woonlocaties alleen zijn toegestaan wanneer dit past in het door Gedeputeerde Staten (GS) vastgestelde regionale woonagenda. Ten behoeve van de flexibiliteit is het wel mogelijk om van een regionale woonagenda af te wijken, vooruitlopend op de actualisatie van die regionale woonagenda. Als er nog geen regionale woonagenda is vastgesteld of als de bestaande regionale woonagenda niet meer actueel is en niet geschikt meer is als beoordelingskader, zal de provincie totdat een nieuwe regionale woonagenda wordt vastgesteld bestemmingsplannen die de bouw van nieuwe woningen mogelijk maken toetsen aan de volgende criteria: er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking, als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, het plan past binnen de meest recente provinciale visie op het woonbeleid, er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden en de provincie stemt in met de ontwikkeling.
Verder zijn er geen regels van de Omgevingsverordening Gelderland op dit plangebied van toepassing.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
In 5.4 wordt ingegaan op de Ladder voor duurzame verstedelijking. Verder spelen er geen provinciale belangen in dit plan.
2.4 Omgevingsvisie 'Woest En Aantrekkelijk Apeldoorn'
Op 24 februari 2022 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie 'Woest en aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. De Structuurvisie "Apeldoorn biedt ruimte" (vastgesteld op 30 mei 2013) is daarbij ingetrokken.
Een nieuwe Omgevingsvisie is belangrijk, omdat Apeldoorn voor een grote opgave en uitdaging staat: groeien naar een gemeente met meer dan 180.000 inwoners, het versterken van de veelzijdige economie, het ruimte bieden aan de energietransitie en het nog beter en mooier maken van het groen, het sociale leven en het gastheerschap. Met een vastgestelde Omgevingsvisie kan verder gewerkt worden aan de uitwerking van de visie. Dit gebeurt door middel van gebiedsgerichte plannen en het Omgevingsplan (de opvolger van de bestemmingsplannen). De Omgevingsvisie geeft duidelijkheid over de ruimtelijke koers van de gemeente.
De Omgevingsvisie rust op vier centrale ambities (hoofdopgaven), waarmee Apeldoorn de toekomst tegemoet wil gaan en nóg aantrekkelijker wil worden:
- 1. 'Stad maken' (het toevoegen van nieuwe woon- en werkmilieus in en aan de stad);
- 2. 'Vitale dorpen en buitengebied' (ruimte voor wonen en economische vernieuwing waaronder recreatie, grootschalige energieopwekking en transitie van de landbouw)
- 3. 'Fysiek fundament uitbouwen' (versterking van landschap en natuurwaarden, het groenblauwe casco en belevingswaarden zoals erfgoed) en
- 4. 'Sociaal fundament versterken' (gemengde woongebieden met gedifferentieerde en betaalbare woningbouw, aantrekkelijke buitenruimte en nabijheid van voorzieningen in wijken en dorpen).
Stadmaken en Vitale dorpen en buitengebied
Met de invulling van de hoofdopgave Stadmaken gaat Apeldoorn flink ontwikkelen op het gebied van wonen, werken, mobiliteit en omgevingskwaliteit. Zo bouwt Apeldoorn voort op de traditie van groene woonstad en economisch centrum van deze regio en draagt ze stevig bij aan de nationale doelen op het gebied van wonen, werken en duurzame energie. Daarnaast gaat Apeldoorn middels de hoofdopgave Vitaal platteland investeren in het vitaal platteland, in de 12 dorpen en buurtschappen. Voor dit plan zijn daarbij met name de volgende onderdele relevant:
Wonen en Energie en circulariteit
Voor wonen zijn zowel binnenstedelijke als buitenstedelijke locaties aangewezen. Dit om te voorzien in een groei naar ruim 180.000 inwoners. De gemeente volgt de Ladder voor Duurzame verstedelijking en vult zoveel mogelijk opgaven binnenstedelijk in.
Voor energie geldt een uiteindelijke doelstelling van energieneutraliteit in 2050. Voor 2030 geldt een tussentijdse doelstelling van 39% energieneutraal. Dit moet mede bereikt worden door de inzet van zonne-energie en windenergie. Daartoe wordt onder meer bij nieuwe ontwikkelingen energieopwekking gestimuleerd. Vanaf 2025 geldt daarbij voor woningen en bedrijfspanden 'nul op de meter'.
Uitbouwen fysiek fundament en versterken sociaal fundament
De veelzijdige groei van stad en dorpen vindt plaats via de bodem en het landschap op de overgang van Veluwe en IJsselvallei. De Veluwe biedt – met al z'n groen en water - enorme kansen, die flink worden gemarkeerd. De fysieke stad is weer de voorwaarde voor een sociaal sterke stad. Daarom is de vierde hoofdopgave: het sociaal fundament versterken. Zo bouwt Apeldoorn aan een inclusieve gemeente.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
In Apeldoorn zal het aantal senioren tot 2030 stijgen van 33.000 naar 48.000. Daarom zullen er extra woningen voor ouderen gerealiseerd dienen te worden. Voorliggend plan voorziet in de realisatie van 17 woningen waarvan 10 levensloopbestendig, welke geschikt zijn voor senioren om zelfstandig te blijven wonen. Verder zullen de 17 woningen voldoen aan de duurzaamheidseisen die aan nieuwbouw worden gesteld, zoals dat de woning minimaal een 'bijna energieneutraal gebouw' (BENG) moet zijn.
Hiermee sluit het plan aan bij de kwalitatieve ambities uit de Omgevingsvisie Apeldoorn om een sociale, inclusieve stad te zijn en te blijven.
2.5 Woonagenda Cleantech Regio 2018
De 'Woonagenda Cleantech Regio 2018' van de Regio Stedendriehoek (vastgesteld door GS op 11 december 2018) is een uitwerking van de provinciale koers "Ruimte voor goed wonen", waarbij voor de komende 10 jaar afspraken worden vastgelegd hoe om te gaan met sturing op de woningbouwprogrammering en welke thema's regionaal verdere aandacht vragen. Dit betreffen de thema's "sterke steden, dynamische kernen en vitaal platteland". Ook wordt ingegaan op het verduurzamen en klimaatbestendig maken van de woningvoorraad alsmede op wonen en zorg.
De Regio zet in op het behouden en versterken van de woonkwaliteit door toevoeging van de juiste woning, voor de juiste doelgroep, op de juiste plek in de regio, waarbij de volgende speerpunten van toepassing zijn:
- woningbouw draagt bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de bestaande stad, wijk, dorp, kern en buitengebied;
- woningbouw is behoeftegericht, past bij de lokale vraag van een specifieke doelgroep en levert een strategische (toekomstgerichte) aanvulling op het bestaande woningaanbod;
- de programmering is flexibel en kan aangepast worden om goed te blijven aansluiten op de speerpunten van ons beleid en actuele marktontwikkelingen.
Voor Apeldoorn wordt aangegeven dat, mede door de hoge instroom, de druk op de markt is toegenomen. De woningbouw in Apeldoorn heeft een hoge vlucht genomen. In dit tempo zijn in 2021/2022 alle huidige bouwplannen gerealiseerd en is er risico op een tekort en verder oplopende prijzen. Ook in de sociale huur is sprake van stijgende wachtlijsten. De groei in Apeldoorn bestaat voor een relatief groot deel uit gezinnen en sluit aan bij de inzet van Apeldoorn als gezinsstad. Apeldoorn zoekt naar nieuwe plekken voor woningbouw binnen de bestaande contouren van de stad. Het programma ligt de komende jaren (mede door de druk van buiten) tegen de bovenkant van de bandbreedte van de prognoses. In de sociale woningbouw is op korte termijn een toevoeging van 500 woningen aan de orde om de wachtlijsten te verkorten.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Voorliggend initiatief sluit bij veel van de bovengenoemde principes aan. Allereerst voorziet dit initiatief in woningen in de sociale sector, waarvan er momenteel in Ugchelen weinig zijn. Bovendien zullen 10 van de 17 woningen levensloopbestendig zijn, gericht op senioren. Daarbij wordt met het initiatief een in onbruik geraakte schoollocatie binnen de bestaande stedelijke structuur van Ugchelen herontwikkeld, waardoor langdurige leegstand en verloedering kunnen worden voorkomen. Zo draagt dit initiatief bij aan het realiseren van verschillende ambities uit de regionale woonagenda.
2.6 Woonbeleid
2.6.1 Volkshuisvestingskader 2023 - 2027
Op 21 september 2023 is het 'Volkshuisvestingskader 2023-2027, 'Ruim en ontspannen wonen in de hoofdstad van de Veluwe', vastgesteld.
Het Volkshuisvestingskader omschrijft, op basis van trends en ontwikkelingen, de gemeentelijke ambities op bovenstaande onderwerpen voor de langere termijn. Het is een kader voor woonprojecten en projecten voor wonen met zorg.
Belangrijke trends en ontwikkelingen zijn:
- de grote behoefte aan goedkope en betaalbare woningen;
- demografische ontwikkelingen: de voortgaande vergrijzing en de groeiende behoefte aan zorg;
- het belang van verduurzaming en CO2 neutraal bouwen;
- zorgen voor een ongedeelde stad door te werken aan een veerkrachtige wijken en dorpen.
Het Volkshuisvestingskader gaat in op vier onderwerpen:
Doorbouwen aan een diverse woningvoorraad
- Tot en met 2030 worden bijna 9.000 woningen toegevoegd;
- De nadruk ligt op het toevoegen van goedkope en betaalbare huur- en koopwoningen;
- Aandacht voor woningen voor alle doelgroepen
Veerkrachtige wijken en dorpen
- Apeldoorn streeft naar gemengde wijken en dorpen
- Ontmoeten stimuleren
- Referentienormen voor voorzieningen
- Toegankelijkheid van de omgeving verbeteren waar dat kan
Woningvoorraad verduurzamen
- Nieuwbouw zoveel mogelijk energieneutraal en natuurinclusief
- Focus op verduurzaming van de particuliere woningvoorraad
- De transitievisie warmte zet de lijn uit:
- 1. Isoleren, ventileren en besparen (hoofddoel tot 2030)
- 2. Starten met buuraanpakken (Wijken van de Toekomst)
- 3. Innoveren
Wonen met zorg of ondersteuning
- Tot 2030 sturen op realisatie van 800 woningen geschikt voor senioren
- Bouwen aan gebieden waar voorzieningen, zorggeschikte woningen en zorg nabij zijn
- Ruimte voor particuliere initiatieven
- Meer woningen beschikbaar stellen voor jongeren.
2.6.2 Prestatieafspraken 2022-2023
Eind 2021 hebben burgemeester en wethouders de Prestatieafspraken 2022 en 2023 vastgesteld. Hiermee zijn afspraken gemaakt tussen de Apeldoornse samenwerkende woningcorporaties (VSW), huurdersbelangenverenigingen en gemeente Apeldoorn.
Partijen willen met de afspraken werk maken van de volgende ambities:
- 1. Een forse uitbreiding van de Apeldoornse woningvoorraad:
Binnen deze ambitie zijn afspraken gemaakt om de slaagkansen van woningzoekenden in de sociale huursector te verhogen, onder meer door het verhogen van de woningbouwproductie.
- 2. Vitale wijken met een grote verscheidenheid aan huizen
Partijen zetten in op vitale buurten en dorpen, door te werken aan gezamenlijke maatschappelijke thema's en programma's.
- 3. Energiezuinige huizen voorbereid op een aardgasvrije toekomst
Partijen trekken samen op in de energietransitie. Afspraken zijn gemaakt over het sneller verduurzamen van de woningvoorraad, door de aanpak van bestaande woningen en de toevoeging van duurzame nieuwe voorraad.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Het onderhavige plan realiseert in een van onze dorpen ter plaatse van een leegstaande school 17 woningen in de sociale sector. Daarvan zijn 10 woningen levensloopbestendige woningen voor senioren. Zo draagt dit plan bij aan het waarborgen van de veerkracht van onze dorpen, een duurzame woningvoorraad en aan voldoende woningen voor senioren in Ugchelen. Daarmee past het plan goed in het woonbeleid.
2.7 Groenbeleid
Het groenbeleid is vastgelegd in de Groene Mal, de Groenstructuurkaart, de Verordening Groene Balans en het Groenplan. Die worden in de navolgende paragrafen besproken.
2.7.1 Groene Mal
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
Afbeelding 2: Kaart Groene Mal
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
2.7.2 Groenstructuurkaart
In april 2017 heeft de gemeenteraad de Groenstructuurkaart vastgesteld. De kaart geeft de belangrijkste groenstructuren van Apeldoorn weer. Apeldoorn koestert haar groene kwaliteit en wil deze beschermen en versterken. De kaart geeft een gebiedsdekkend toetsingskader en uitgangspunt voor onder andere een consequente beoordeling van ruimtelijke plannen op landschappelijke en groene kwaliteit.
De Groenstructuurkaart bestaat uit verschillende elementen:
- Groenstructuur: Groene Mal;
- Groenstructuur: Beken & sprengen, weteringen en kanaal;
- Groenstructuur: doorgaande wegen buitengebied;
- Groenstructuur: snelwegcorridors en spoorwegen;
- Wijkgroenstructuur;
- Boomrijke gebieden.
Op de kaart zijn die gebieden vastgelegd waar behoud van bestaand groen en ontwikkeling van nieuw groen prioriteit heeft. Het groenstructuurplan werkt door in het kapvergunningenbeleid en het uitgiftebeleid voor snippergroen.
2.7.3 Verordening Groene Balans
In maart 2018 heeft de gemeenteraad de verordening 'Groene Balans: compensatie en verevening van groene waarden' vastgesteld. De verordening is met name van toepassing op een ruimtelijke ontwikkeling in de Groene Ontwikkelingszone als vastgesteld in de Omgevingsverordening Gelderland, waarbij geldt dat deze alleen is toegestaan mits tevens een bijdrage aan het landschap wordt geleverd waarbij de kernkwaliteit van het betreffende gebied (substantieel) wordt versterkt.
De gemeente verleent alleen medewerking aan zo'n ruimtelijke ontwikkeling, die leidt tot ruimtebeslag dat weliswaar vanuit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening inpasbaar is maar ten koste gaat van de groene buitenruimte, indien:
- er naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende landschappelijke inpassing ter plaatse plaatsvindt; én
- er naar het oordeel van burgemeester en wethouders sprake is van een goede stedenbouwkundige c.q. landschapsarchitectonische kwaliteit van de ruimtelijke ingreep;
én - een bijdrage wordt geleverd aan de (substantiële) versterking van de kernkwaliteit van het landelijke gebied. De versterking van de kernkwaliteit vindt plaats ter plekke dan wel elders binnen de Groene Ontwikkelingszone.
2.7.4 Groenplan
In september 2018 heeft de gemeenteraad het Groenplan vastgesteld. Het Groenplan geeft aan welke groene doelen en opgaven belangrijk zijn voor het behoud en versterking van het groene karakter van de hele gemeente. De groene opgaven bestaan uit versterken van het groen-water netwerk in en om de stad, meer groen in de binnenstad, meer en beter groen in wijken en dorpen en versterken van karakteristieke landschappen. Binnen deze opgaven ligt de focus op het inzetten van groen om de gevolgen van klimaatverandering te beperken, biodiversiteit te versterken en bewoners uit te nodigen tot bewegen en ontmoeten. Dit met een veerkrachtig natuurlijk systeem als basis. Duurzaam groenbeheer, samenwerking en participatie vormen belangrijke pijlers die vorm krijgen in het Uitvoeringsprogramma Groen en biodiversiteit.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Achter het plangebied loopt de Schoolbeek, onderdeel van de Groenstructuur: beken en sprengen. Deze beek valt echter buiten het plangebied. Naast de Schoolbeek bevindt zich de Beektuin, een stuk openbaar groen tussen de school en de beek. Ugchelse vrijwilligers van de Werkgroep Beektuin beheren de Beektuin, in overleg met de gemeente. Hoewel de Beektuin, het perceel met nummer 4367, tot de gronden van de school behoort is besloten de Beektuin buiten de ontwikkeling te laten.
Bomen
In het plangebied, met name aan de randen ervan, groeien bomen waaronder een aantal als zodanig aangewezen 'bijzondere bomen'. Het plan houdt rekening met deze bomen: de 'bijzondere bomen' vallen ook in het nieuwe bestemmingsplan onder het beschermingsregime, en ook een groot deel van de niet als 'bijzondere boom' beschermde bomen blijft behouden. Daartoe krijgen de bomenrijen aan de noordwest en noordoost zijde van het plangebied de bestemming Groen. In deze bestemming is het onder meer niet toegestaan gebouwen op te richten.
Impressie toekomstige inrichting plangebied, met de te behouden bomen
2.8 Parkeerbeleid
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Parkeervisie fiets en auto (vastgesteld 21 maart 2019). De essentie van de parkeervisie is 'mogelijk maken waar het kan, reguleren waar het moet'.
Met de gestaag groeiende cijfers voor autobezit en -gebruik ontstaat een drietal gevolgen die om een beleidsmatige reactie vragen.
Het eerste gevolg is dat er tijden en plaatsen zijn waar meer vraag naar parkeerruimte is dan aanbod. Regulering richt zich dan op het optimaal verdelen van de beschikbare ruimte. Het invoeren van betaald parkeren is daarbij een goed instrument, met als effect dat plaatsen zo efficiënt mogelijk gebruikt worden.
Het tweede gevolg is dat er groepen autobezitters zijn die beschermd moet worden tegen overlast van parkeerders van 'buitenaf'. Meestal gaat het dan om het beschermen van bewoners in het centrum en de randen van de binnenstad of bij grote publiekstrekkers. Parkeervergunningen zijn daarbij het meest effectieve instrument, in combinatie met het stellen van parkeernormen, zodat de druk van geparkeerde auto's op de openbare ruimte per saldo niet toeneemt.
Het derde gevolg is de uitstoot van auto's en de ruimte en aanblik van geparkeerde auto's voor de omgeving. Zoekverkeer levert extra uitstoot op, reden om parkerend verkeer een goede voorziening te bieden. Om het aantrekkelijker te maken om met de fiets naar de binnenstad te komen, wordt in de parkeervisie sterk ingezet op het realiseren van extra mogelijkheden om fietsen bewaakt te kunnen stallen.
Daarnaast is parkeerbeleid van belang voor doorstroming van het verkeer (om bijvoorbeeld opstoppingen van auto's die willen parkeren op doorgaande wegen te voorkomen) en is er een economisch belang.
De parkeernormen zijn vastgelegd in de Beleidsregel Parkeren, die is vastgesteld op 21 maart 2019. Deze beleidsregel is een nadere uitwerking van de Parkeervisie fiets en auto. De beleidsregel legt vast wat wordt verstaan onder het realiseren van 'voldoende parkeerruimte voor auto en fiets en voor laden en lossen'. De beleidsregel geeft inzicht in het aantal, de kwaliteit en de plek van de te realiseren parkeerplaatsen. Het bepalen van 'voldoende parkeerruimte' gebeurt bijvoorbeeld door het hanteren van parkeernormen voor fietsen en auto's. De beleidsregel dient als toetsingskader bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen en bepaalt hoe de parkeerregel in bestemmingsplannen wordt toegepast. De Beleidsregel Parkeren vervangt de notitie Actualisatie Parkeernota (2004) en de daarin opgenomen parkeernormen. Voor aanvragen om een ruimtelijke ontwikkeling waarvoor het bestemmingsplan moet worden herzien en die zijn ingediend voor vaststelling van de Beleidsregel Parkeren is de Beleidsregel Parkeren niet van toepassing maar wordt getoetst aan de notitie Actualisatie Parkeernota (2004), tenzij de Beleidsregel Parkeren in het voordeel van de verzoeker uitpakt.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Het plan voldoet aan het parkeerbeleid. In 4.3 wordt daarop verder ingegaan.
2.9 Water
2.9.1 Nationale regelgeving en beleid
2.9.2 Provinciale regelgeving en beleid
Het provinciale waterbeleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland.
Eén van de ambities uit de omgevingsvisie is klimaatadaptie: omgaan met veranderend weer. Ten aanzien van dit aspect, wat een belangrijk dwarsverband kent met het omgaan met water in ruimtelijke plannen zegt de omgevingsvisie het volgende:
“Overtollig water moet zonder problemen kunnen worden opgevangen, wegstromen en in de bodem kunnen zakken en verdroging van land- en tuinbouwgebieden en bossen moet worden tegengaan. Wij werken hier vooral aan vanuit onze betrokkenheid bij waterveiligheid, waterkwaliteit, bodem en natuur en houden daarbij rekening met de variatie van de Gelderse streken. In tijden van overvloed vangen we water op en houden het voor langere tijd vast in onze beken. En: we zorgen voor voldoende schoon en gezond grond- en oppervlaktewater voor onze Gelderse natuur en land- en tuinbouw. En: voldoende schoon en gezond drinkwater voor mens en dier.”
Verder is, onder andere, vastgelegd hoe het grondwater(winning) beschermd moet worden tegen negatieve effecten (kwaliteit en kwantiteit) en hoe moet worden gehandeld wanneer er toch een (dreigende) verontreiniging van het grondwater optreedt. Ook zijn verschillende zaken vastgelegd over het omgaan met natte landnatuur en oppervlaktewater. Op de kaarten zijn beschermingszones voor verschillende onderwerpen vastgelegd.
Uitgangspunt bestemmingsplan
Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten is onderdeel van ruimtelijke plannen. Verandering van (gebruik van) een gebied mag geen negatief effect op het (grond)water of de waterafhankelijke natuur hebben.
2.9.3 Waterschapsbeleid
In 2015 heeft Waterschap Vallei en Veluwe het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Hierin beschrijft het waterschap de ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van samenwerkings- en innovatiemogelijkheden. Op basis van nieuwe opgaven als klimaatverandering, zuivering van complexe stoffen en maatschappelijk ontwikkelingen, zoals het streven naar een duurzaamheid en circulaire economie, zijn zes ambities geformuleerd:
- 1. Beschermen tegen overstromingen;
- 2. Zorgen voor de juiste hoeveelheid water;
- 3. Zorgen voor de goede oppervlaktewaterkwaliteit;
- 4. Schoon en vuil water worden zoveel mogelijk gescheiden;
- 5. Afwalwaterketen en watersysteem samen met de partners als één geheel beheren.
De ambities zijn voor de programma's waterveiligheid, watersysteem (voldoende en schoon) en waterketen vertaald in doelen en maatregelen voor 2021.
Uitgangspunt bestemmingsplan
Bij veranderingen op of rondom het oppervlaktewater en waterkeringen evenals bij de realisatie van voldoende waterberging voor nieuwe ontwikkelingen zijn de regels van de keur van het waterschap van toepassing.
2.9.4 Gemeentelijk beleid
2.10 Cultuur- En Erfgoednota 2021-2024: 'Apeldoorns Karakter!'
De Cultuur- en Erfgoednota Apeldoorns Karakter! is door de gemeenteraad vastgesteld op 25 juni 2020. Kern van de nota is dat cultuur en erfgoed van essentieel belang zijn voor de identiteit en herkenbaarheid van Apeldoorn. Erfgoed wordt ingezet om de kwaliteit van de leefomgeving en de herkenbaarheid van deelgebieden in stad, dorpen en buitengebied te vergroten. Daarnaast is het een wettelijke taak van de gemeente om zorg te dragen voor het ruimtelijk erfgoed. Het is daarom belangrijk om erfgoed zo vroeg mogelijk in het planproces mee te nemen. Niet alleen om het aanwezige erfgoed te beschermen en te behouden, maar ook om dit te benutten als uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. Daartoe dient tijdig goed archeologisch, cultuurhistorisch en/of bouwhistorisch onderzoek te worden gedaan, waarmee inzicht ontstaat in de aanwezige erfgoedwaarden. Via het onderzoek wordt kennis vergaard en vastgelegd over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur, en op basis hiervan volgen aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen.
Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart. Deze worden beschreven in de paragrafen 5.5.1.2 respectievelijk 5.6.1.3.
2.11 Welstandsbeleid
Artikel 12a van de Woningwet verplicht iedere gemeente om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing. Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juni 2017 de Welstandsnota 2017-2020 'Aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. In december 2020 heeft de gemeenteraad besloten de gelding van deze nota te verlengen tot het moment dat voor het hele grondgebied van de gemeente Apeldoorn een omgevingsplan op grond van de Omgevingswet in werking is. De welstandsnota is het kader waaraan de onafhankelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit toetst of aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen voldoen aan redelijke eisen van welstand.
Doel van de welstandsnota is het zorgen voor een goede balans tussen het borgen van de basiskwaliteit van de ruimtelijke leefomgeving en het bieden van ruimte aan initiatiefnemers. Bij de welstandsnota hoort een website die het welstandsbeleid voor iedereen toegankelijk maakt.
De gemeente Apeldoorn vindt het belangrijk dat er overal in de gemeente een goede omgevingskwaliteit is. Zo moet het veilig en leefbaar zijn. Sommige gebieden vindt de gemeente extra belangrijk. In deze gebieden streeft de gemeente naar een nog hogere omgevingskwaliteit. Er zijn daarbij drie soorten gebieden te onderscheiden:
- 1. Apeldoornse identiteitsdragers: dit zijn gebieden die typisch zijn voor de gemeente Apeldoorn. Het zijn vaak al gebieden met een hoge kwaliteit en dat willen we graag zo houden. Denk hierbij aan de cultuurhistorische beschermde gebieden, de beken en sprengen en natuurgebieden en parken.
- 2. Zichtbare locaties: dit zijn gebieden waar veel inwoners en bezoekers komen en die goed zichtbaar zijn. De kwaliteit kan op veel plekken beter. Denk hierbij aan de locaties zichtbaar langs de snelweg en langs de ring. Ook drukke voorzieningen, zoals het centrum en het theater, horen hierbij.
- 3. Dynamische gebieden: dit zijn de gebieden waar veel ontwikkelingen worden verwacht. Kwaliteit toevoegen kan het makkelijkste op het moment dat gebieden zich ontwikkelen. Denk hierbij aan het centrum en de kanaalzone.
De exacte locaties van deze gebieden staan op de website van de gemeente Apeldoorn, bij het onderwerp 'welstandsbeleid' onder het kopje 'prominente gebieden of gebouwen'.
De nota werkt vanuit een piramide:
Afbeelding 4: piramide welstand
- Vergunningvrije bouwwerken: geen welstandstoetsing
Onder deze categorie valt het grootste deel van de bouwwerken; - Veelvoorkomende bouwwerken:eenduidige criteria die voor de hele gemeente gelijk zijn.
Het grootste deel van de vergunningplichtige bouwwerken, zoals erkers en dakkapellen, valt onder deze categorie. In deze categorie is ook het reclamebeleid ondergebracht; - Specifieke bouwwerken: welstandstoetsing op basis van gebiedsgerichte doelstellingen
Onder deze categorie vallen de grotere bouwplannen. De gebiedsgerichte doelstellingen zijn per dorp, wijk, gebied of gebiedstype geformuleerd. Het werken met doelstellingen die de kernkwaliteiten van het gebied beschrijven in plaats van te werken met stringente criteria waaraan het bouwwerk moet voldoen, maakt verschillende ontwerpoplossingen mogelijk en biedt daarmee ruimte voor de initiatiefnemer.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
De toetsing aan het welstandsbeleid komt bij de vergunningverlening aan bod.
2.12 Beperking Realisatieduur Woningbouw Private Partijen
In juni 2014 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie 'Beperking realisatieduur woningbouw private partijen' vastgesteld. In het gemeentelijke woningbouwprogramma is nog maar beperkt ruimte voor nieuwe woningbouwinitiatieven, terwijl een deel van de beschikbare ruimte in het woningbouwprogramma is ingevuld met plannen waarvoor al meer dan een paar jaar een vastgesteld bestemmingsplan aanwezig is maar die niet tot uitvoering komen. Om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen en om alleen nog ruimte te bieden aan initiatieven die ook echt worden uitgevoerd, geldt op grond van de beleidsnotitie 'Beperking realisatieduur woningbouw private partijen' nu een realisatietermijn voor nieuwe woningbouwinitiatieven die in principe drie jaar bedraagt. Die termijn gaat lopen vanaf het moment dat het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Ter uitvoering van de beleidsnotitie wordt in ieder bestemmingsplan dat de bouw van nieuwe woningen mogelijk maakt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarmee kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen door de bouwmogelijkheden voor nieuwe woningen te verwijderen als na de termijn de betreffende woningen niet zijn gerealiseerd en ook nog niet in aanbouw zijn. De programmatische ruimte die daardoor vrij komt, kan vervolgens worden aangewend voor een andere woningbouwontwikkeling. Voordat een bestemmingsplan voor een woningbouwontwikkeling in procedure wordt gebracht, wordt deze termijn ook privaatrechtelijk overeengekomen tussen initiatiefnemer en gemeente.
Betekenis voor dit bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan ziet op de bouw van woningen, zodat het bovenstaande beleid van toepassing is. Het beleid is in dit bestemmingsplan geborgd in de regels, zie art. 11.
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Historie
3.1.1 Ugchelen
De oudste prehistorische sporen van bewoning, gevonden aan de zuidrand van het huidige dorp, dateren uit de tijd van de trechterbekercultuur, circa 2000 v. Chr. Een eerste schriftelijke vermelding van Ugchelen, toen 'Orela' genaamd, dateert van 792-793. De eerste vermelding van de naam Ugchelen dateert uit 1243. Het buurschap Ugchelen viel onder het kerspel Beekbergen.
In de zeventiende eeuw ontstond een papierindustrie die dankbaar gebruik maakte van de sprengen voor afwatering van de stuwwalrand richting de IJssel. T.b.v. deze industrie werd het stelsel van beken verder uitgebreid. In de Ugchelsebeek was het verval groot genoeg om ook watermolens voor de papierindustrie aan te drijven. De eerste molens werden in de vroege zeventiende eeuw gebouwd. Onder invloed van de papierindustrie verplaatste de bewoning zich meer naar de beken, waardoor verspreide groepjes agrarische bebouwing bij de enk naast een bebouwingslint langs de Ugchelsebeek.
Geleidelijk werd de middeleeuwse wegenstructuur uitgebreid met doorgaande wegen tussen Apeldoorn, Hoenderlo en Beekbergen die in het hart van Ugchelen samenkomen. Dit betreft de huidige Hoenderloseweg, Ugchelseweg en G.P. Duuringlaan. Vanaf 1817 behoort Ugchelen tot de gemeente Apeldoorn.
Met de opkomst van de stoommachine in de tweede helft van de negentiende eeuw werden de papiermolens vervangen door fabrieken met stoomaandrijving. De meeste papiermolens bleven nog geruime tijd in gebruik als wasserij.
In de loop van de twintigste eeuw nam de industriële betekenis geleidelijk af, maar nam het belang van Ugchelen als woongebied nam door de gunstige ligging nabij Apeldoorn sterk toe.
Hoewel de sterk groeiende gemeente Apeldoorn vanaf 1910 verschillende uitbreidingsplannen ontwikkelde bleef Ugchelen hierbij lange tijd grotendeels buiten beschouwing. Hoewel het dorp geleidelijk groeide was van grootschalige uitbreidingswijken geen sprake. Pas met de ontwikkeling van structuurplannen in 1950 en 1960 vonden belangrijke veranderingen rond Ugchelen plaats, onder meer door de aanleg van een nieuwe doorgaande uitvalsweg richting Hoenderloo, die daarmee de oude Hoenderloseweg als belangrijkste route richting Hoenderloo verving. Ook de aanleg van de rijksweg A1 van Hoevelaken naar Deventer had grote gevolgen omdat deze de dorpsstructuur doorsneed.
De eerste complexen met arbeiderswoningen verrezen aan de noord- en zuidrand van het dorp. Vanaf dat moment heeft het dorp zich in alle richtingen, maar het sterkst in oostelijke richting uitgebreid. De wijk De Bouwhof sluit daar inmiddels aan op het stedelijke gebied van Apeldoorn. Ondanks deze uitbreidingen behield de oude dorpskern in behoorlijke mate haar dorpse karakter, met hoofdzakelijk kleinschalige vrijstaande bebouwing. Een kerk verrees pas in 1924, nadat vanaf 1894 op bijna dezelfde plaats een gebouw was opgericht waar zondagsschool, jeugdwerk en later ook kerkdiensten werden gehouden.
3.1.2 De school
Rond het midden van de negentiende eeuw werd besloten tot de bouw van een school bij de centraal gelegen kruising van de belangrijkste doorgaande wegen, de Hoenderloseweg, de Ugchelseweg en de G.P. Duuringlaan. Deze school kwam in 1844 gereed. Deze school bevond zich ten oosten van de huidige school en betrof een klein zaalschooltje met een uitbouw ten oosten van de huidige school.
Het kleine schooltje werd al in 1885 vervangen door een nieuwe school met vier lokalen. De omvang kwam overeen met de huidige vier oostelijke lokalen. Aan de voorzijde werd langs de lokalen een gang gelegd. Hierin zullen toiletten en garderobes zijn ondergebracht. Deze gang was iets korter dan het hoofdvolume. Het betrof dan ook waarschijnlijk een afzonderlijk volume onder een platdak. De nieuwe school was van het type 'gangschool' dat in de tweede helft van de negentiende eeuw algemeen gebruikelijk werd. Het oude schooltje bleef bestaan, maar het is niet bekend wat de functie werd.
In 1909 werd de school met twee lokalen in westelijke richting uitgebreid. De bestaande gang werd verlengd en kreeg nu dezelfde lengte als het hoofdvolume. Aan de achterzijde van de school werden twee uitbouwen onder een platdak toegevoegd.
In 1950 was de school aan modernisering toe. Vermoedelijk zullen de niet voor alle lokalen optimale daglichttoetreding, het gebrek aan een directe toegang tot het aan de noordzijde gelegen schoolplein en het ontbreken van centrale verwarming belangrijke redenen voor de verbouwing geweest zijn, aangezien het aantal klaslokalen door de ingrijpende verbouwing niet wijzigde. Wel werd de oude gang gesloopt en kreeg de hier nieuw gebouwde zuidgevel voor alle lokalen grote vensters. De nieuwe gang langs de noordgevel kreeg twee portalen met toegang tot het schoolplein. Aan beide kopgevels van het hoofdvolume werden nieuwe aanbouwen gerealiseerd. Hierin werd aan de oostzijde een berging en toiletgroep ondergebracht. De westelijke aanbouw werd iets gedraaid ten opzichte van het hoofdvolume gebouwd. Deze aanbouw was aanzienlijk groter en deels onderkelderd. Hierin kwam aansluitend op de gang ook een toiletgroep. Verder hierin een berging, een ruime hal en een lerarenkamer. Binnen dit bouwdeel werd een poorttoegang vanaf de Hoenderloseweg tot het schoolplein aangelegd, met ten westen daarvan nog een buitenberging. Al deze delen werden onder één zadeldak gebracht.
Bij de verbouwing bleven delen van het oude casco behouden. Zowel delen van de gevels en binnenmuren als de volledige dakconstructie en vloeren bleven behouden. Dit is met name goed zichtbaar aan de dichtgemetselde vensters in de oost- en westgevel. Nieuwe vloeren werden uitgevoerd in stampbeton of gewapend beton (boven kelder).
Rond 1963 werd aan de oostzijde de school uitgebreid met een kleuterschool. Hoewel het een geheel vrijstaand gebouw betrof, kreeg de kleuterschool een verbinding met het bestaande gebouw middels een overdekte wandelgang.
Eindbeeld
Eind jaren tachtig vonden enkele verbouwingen plaats. De in 1963 aangebouwde kleuterschool werd vervangen door een nieuwbouw, die aan het oudere deel van de school werd gekoppeld. Hierna werd ook het oudere deel gemoderniseerd en vonden hier ook de nodige wijzigingen plaats. Het meest westelijke lokaal werd omgevormd tot een gemeenschappelijke ruimte. De bestaande gangstructuur kwam hier te vervallen en ter hoogte van dit lokaal werd een uitbouw aan de noordgevel gemaakt, met daarin een nieuwe entree, een toiletgroep en een berging. Binnen de westelijke aanbouw werd de vroegere toiletgroep tot een personeelskamer omgevormd. De uitbouw aan de oostelijke kopgevel werd in zuidelijke richting uitgebreid met een vanuit het oostelijke lokaal toegankelijke bergruimte. Hierdoor kreeg de uitbouw een asymmetrisch zadeldak.
Met deze verbouwing ontstond de school, zoals deze tot in 2021 heeft gefunctioneerd.
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Het plangebied ligt centraal in de historische kern van het dorp Ugchelen aan de Hoenderloseweg 4 en ligt tussen de Hoenderloseweg in het zuidwesten, de Schoolbeek in het noordoosten en de Batenburg met woningen in het noorden. Het plangebied betreft een onregelmatig gevormd perceel met aan de zuidzijde een gebogen verloop en heeft een omvang van 5.970 m2.
Het plangebied anno december 2022
De bebouwing is geconcentreerd aan de zuidzijde van het perceel en volgt globaal het gebogen verloop van de perceelsgrens. Hiermee omsluit de bebouwing het ten noorden van de gebouwen liggende schoolplein. Tussen de gebouwen en de openbare weg liggen een groenstrook en een schoolplein voor de onderbouw (naast Ugchelseweg). Aan de noordwestzijde grenst het perceel aan een reeks geschakelde enkellaags seniorenwoningen met platte daken aan de Batenburg. Aan de noordoostzijde sluit het bij de school behorende grasveld aan op een klein plantsoen.
Het schoolgebouw is opgetrokken uit metselwerk en voorzien van een zadeldak bedekt met dakpannen. Achter en deels naast het schoolgebouw is het plein verhard met betontegels. Het overige terrein is onverhard (gras en bosschage).
3.3 Groenstructuur
Het plangebied is deels bebouwd. Achter en deels naast het schoolgebouw bevindt zich het schoolplein dat is verhard met betontegels. Het overige terrein is onverhard (gras en bosschage). In het plangebied, met name aan de randen ervan, groeien bomen waaronder een aantal als zodanig aangewezen 'bijzondere bomen'. Aan de zuidzijde bevindt zich op het perceel een groenstrook. Aan de noordoostzijde sluit het bij de school behorende grasveld aan op een klein plantsoen.
Achter het plangebied loopt de Schoolbeek, onderdeel van de Groenstructuur: beken en sprengen. Deze beek valt buiten het plangebied. Naast de Schoolbeek bevindt zich de Beektuin, een stuk openbaar groen tussen de school en de beek. Ugchelse vrijwilligers van de Werkgroep Beektuin beheren de Beektuin, in overleg met de gemeente. Hoewel de Beektuin, het perceel met nummer 4367, tot de gronden van de school behoort is besloten de Beektuin buiten de ontwikkeling te laten.
3.4 Kabels En Leidingen
Aan de Hoenderloseweg op perceel 3605 staat een transformatorhuisje. Dit perceeltje blijft buiten de planontwikkeling. Bij de projectie van de woningen is rekening gehouden met de milieuzone van 10 meter rond dit transformatorhuisje.
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het plangebied.
4.1 Bebouwing
Het plan behelst herontwikkeling van de voormalige basisschool De Steenbeek inclusief schoolplein tot 17 woningen in de sociale sector, waaronder 10 seniorenwoningen.
Planopzet herontwikkeling De Steenbeek
De klaslokalen van het hoofdgebouw, aan de zuidkant van het perceel, worden omgevormd naar appartementen met ieder hun eigen voordeur aan de achterzijde. Zo ontstaan zes appartementen van circa 70 m2. Daarnaast biedt het poortgebouw dat aan de westkant op de school aansluit ruimte voor nog een kleine studio.
Tevens worden er aan de achterzijde tien seniorenwoningen toegevoegd, in twee blokjes van respectievelijk zes en vier woningen. Er ontstaat zo een ouderenhof dat via de achterzijde van de school ontsloten wordt. Het nieuwe woonhof kent een historisch karakter door behoud van het schoolgebouw en sluit goed aan op de bebouwing in de omgeving.
In het plan zijn 16 parkeerplaatsen voorzien, achter het schoolgebouw. Met inachtneming van het historisch tekort wordt daarmee voldaan aan de normen uit het parkeerbeleid. Zie daarvoor nader hierna onder 4.3.
4.2 Groenstructuur
Achter het plangebied loopt de Schoolbeek, onderdeel van de Groenstructuur: beken en sprengen. Deze beek valt echter buiten het plangebied. Naast de Schoolbeek bevindt zich de Beektuin, een stuk openbaar groen tussen de school en de beek. Ugchelse vrijwilligers in de vorm van de groep Werkgroep Beektuin beheren de Beektuin, in overleg met de gemeente. ook de Beektuin valt buiten het plangebied.
Bomen
In het plangebied, met name aan de randen ervan, groeien bomen waaronder een aantal als zodanig aangewezen 'bijzondere bomen', waarvoor in het bestemmingsplan beschermende regels zijn opgenomen. De ontwikkeling houdt rekening met deze bomen: de bijzondere bomen vallen ook in het nieuwe bestemmingsplan onder het beschermingsregime, en ook een groot deel van de niet als 'bijzondere boom' beschermde bomen blijven behouden, om het groene karakter van het perceel te behouden. Verder wordt het groene karakter van het perceel nog versterkt doordat deels de bestaande bestrating plaats maakt voor gras en tuin. Zie onderstaande impressie van de toekomstige inrichting.
Impressie toekomstige inrichting plangebied, met onder meer de te behouden bomen.
4.3 Verkeersontsluiting En Parkeren
De ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Hoenderloseweg, aan de zuidzijde van het plangebied. Deze ontsluiting, die onder de historische poort aan de westzijde van het schoolgebouw doorloopt, blijft gehandhaafd.
Parkeren
Voor de 17 toekomstige woningen zijn in het plan 16 parkeerplaatsen opgenomen, in het gebied achter het bestaande schoolgebouw. Volgens de normen uit de gemeentelijke BeleidsregelParkeren zijn er 20 parkeerplaatsen benodigd:
Norm | aantal | aantal parkeerplaatsen | |
Rijwoningen zonder eigen parkeerplaats | 1,5 | 6 | 9 |
Appartementen van circa 63 m2 | 1,0 | 10 | 10 |
Studio poortgebouw 40-60 m2 | 1,0 | 1 | 1 |
Totaal parkeerbehoefte | 20 |
Ten tijde van het gebruik als school waren er dagelijks parkeerplaatsen benodigd voor leerkrachten, welke parkeerplaatsen het plangebied niet bood. Ook was er aan het begin en het eind van de schooldag sprake van haal/breng-parkeerdruk in de ruimte om de school. Deze parkeerbehoefte werd dus volledig in het openbaar gebied opgevangen. Er is dus sprake van een historisch tekort, dat groter is dan 4 parkeerplaatsen. Dat historisch tekort mag meegenomen worden in de berekening van de parkeerbehoefte. Dat leidt tot de conclusie dat er geen sprake is van een tekort in de zin van de Beleidsregel Parkeren.
Hiermee voldoet het plan aan de gemeentelijke Beleidsregel Parkeren.
De Beleidsregel kent geen normen voor fietsparkeren bij woningen buiten het centrumgebied, omdat het Bouwbesluit bij woningen een fietsenberging vereist. In de beoogde nieuwe opzet worden fietsbergingen gerealiseerd in onder meer het meest oostelijke punt van het huidige schoolgebouw.
4.4 Duurzaam Bouwen
Het klimaat verandert en fossiele brandstoffen raken op. De overgang van fossiele naar duurzame energie is één van de grootste opgaven waar we voor staan. In Apeldoorn willen we de komende jaren doorwerken aan een klimaatbestendige gemeente en vol inzetten op duurzame energie. De gemeente Apeldoorn voelt de urgentie om een bijdrage te leveren aan een schone, betrouwbare en betaalbare energievoorziening en heeft een doelstelling vastgesteld die hoger ligt dan de landelijke energiedoelstellingen.
Per 1 juli 2018 is het niet meer mogelijk om een omgevingsvergunning te verlenen voor nieuwbouwwoningen die aangesloten willen worden op het aardgasnet. Bij de vergunningverlening zal met dit aspect dan ook rekening worden gehouden. Dit is een stap in de overgang van fossiele naar duurzame energie.
Verder moeten vanaf 1 januari 2021 alle nieuwe gebouwen in Nederland 'Bijna energieneutrale gebouwen' (BENG) zijn en moet rekening worden gehouden met overige duurzaamheidsnormen uit onder andere het Bouwbesluit. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat de benodigde energie voor het verwarmen van de woningen wordt beperkt door middel van extra isolatie van de schil en duurzame ventilatie.
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Milieuaspecten
5.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
5.1.2 Bodem
Een nieuwe of gewijzigde bestemming mag alleen in het bestemmingsplan worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Er moet dus onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
Onderzoeksresultaten bodem
In de rapportage Verkennend bodemonderzoek volgens NEN 5740 d.d. 20 april 2023, opgesteld door SAB en opgenomen in bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting, zijn de resultaten van het bodemonderzoek weergegeven. Hieruit blijkt dat ter plaatse van boring 8 (nabij de westelijke perceelsgrens) een matige verontreiniging met PAK (10 VROM) in de bovengrond is aangetroffen. Geadviseerd wordt om hiervoor een nader bodemonderzoek naar PAK te laten uitvoeren.
Uit het rapport 'Nader bodemonderzoek volgens NTA 5755' van SAB van 15 augustus 2023 bijlage 2 van de Bijlagen bij de toelichting, blijkt dat er maximaal licht verhoogde gehalten met PAK zijn aangetoond. Op basis van de aangetoonde matig verhoogde PAK-gehalte uit het verkennend bodemonderzoek en de verdere resultaten is er geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
De bodemkwaliteit is geschikt voor de nieuwe functie.
5.1.3 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer:
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen(hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebiedenmetfunctiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
De planlocatie ligt binnen de milieuzone van een transformatorhuisje. Deze zone bedraagt 10 m. De woningen vallen buiten deze zone.
Milieuzonering levert geen belemmering op.
5.1.4 Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.
Onderzoeksresultaten geluidhinder
Er zijn geen gezoneerde (spoor)wegen of industrieterreinen nabij de planlocatie aanwezig. Daarmee wordt voldaan aan de Wet geluidhinder (Wgh) en onderzoek i.h.k.v. Wgh is niet nodig.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een onderzoek/beschouwing nodig van de invloed van verkeer over de niet gezoneerde wegen (onder andere de Ugchelseweg) op het plan.
In de rapportage Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai d.d. 28 april 2023, opgesteld door SAB en opgenomen in bijlage 3 van de Bijlagen bij de toelichting, is de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai berekend. Hieruit blijkt dat de geluidsbelasting van de omliggende wegen onder voorkeursgrenswaarde blijft, behalve de geluidsbelasting vanwege de Hoenderloseweg. Op enkele toetspunten is de geluidsbelasting ten gevolge van de Hoenderloseweg voor gebouw 1, het hoofd-schoolgebouw, namelijk hoger dan de gehanteerde voorkeursgrenswaarde, maar lager dan de maximale ontheffingswaarde. De hoogste overschrijdingen vinden plaats voor de beoogde woningen direct grenzend aan de Hoenderloseweg. Er zijn echter ook gevel-geluidsbelastingen waarneembaar die significant lager zijn dan de gehanteerde voorkeursgrenswaarde van 48 dB en de maximale ontheffingswaarde wordt in totaliteit niet overschreden. De volledige achterzijde van gebouw 1 is geluidsluw (een geluidsbelasting die de voorkeursgrenswaarde niet overschrijdt).
Bron- en overdrachtsmaatregelen zijn onderzocht, maar stuiten op bezwaren van financiële, landschappelijke, civieltechnische en stedenbouwkundige aard. Maatregelen bij de ontvanger zijn beperkt mogelijk omdat het een bestaand gebouw betreft. Een hogere waarde procedure hoeft niet te worden doorlopen omdat de Hoenderloseweg een volgens de Wgh niet-gezoneerde weg betreft, waarvoor het aanvragen van hogere grenswaarden niet van toepassing is.
Bij de aanvraag van een ‘omgevingsvergunning bouwen’ kan door middel van een aanvullend bouwakoestisch onderzoek worden aangetoond dat de maximale binnenwaarde uit het Bouwbesluit 2012 wordt gewaarborgd voor de nieuwe woningen.
Er wordt daarmee voldaan aan een goede ruimtelijke ordening.
5.1.5 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- a. het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of;
- b. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of;
- c. het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of;
- d. de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Niet in betekenende mate bijdragen
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
- woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
- woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.
Toepasbaarheidsbeginsel
Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").
Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
Het bestemmingsplan beoogt toevoeging van 16 woningen. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling valt onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
5.1.6 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe worden in het beleid voor externe veiligheid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en per transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende Regeling basisnet. Er zijn geen wettelijke grenzen voor de aantallen transporten met gevaarlijke stoffen maar er worden wel grenzen gesteld aan de risico's, deze staan in het Basisnet. De vastgestelde risicogrenzen worden getoetst aan het plaatsgebonden risico met een wettelijk harde norm en het groepsrisico met de daarbij behorende oriëntatiewaarde als ijkpunt. Daarnaast geldt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen op een verantwoorde wijze plaatsvindt vanwege de strenge eisen die gelden voor dit vervoer als gevolg van internationale regelgeving.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud van de buisleidingen.
Nota Milieuveiligheid Apeldoorn
Uitgangspunt van de Nota Milieuveiligheid, die in december 2011 is vastgesteld, is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. De voorwaarde hierbij is dat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico zich niet buiten de inrichtingsgrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de Nota bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Onderzoeksresultaten
De volgende figuur geeft een overzicht van het plangebied in relatie tot de risicobronnen in en nabij het plangebied.
Uit de Quick Scan externe veiligheid d.d. 28 april 2023, opgesteld door SAB, bijlage 4 van de Bijlagen bij de toelichting, blijkt dat er voor externe veiligheid geen significante belemmeringen zijn. Wel is een beperkte verantwoording van het groepsrisico opgesteld gezien het mogelijke ongevalsscenario bij een gifwolk vanaf de snelweg A1. Uit de beperkte verantwoording van het groepsrisico volgt dat er vanuit extern veiligheidsoogpunt geen bezwaar bestaat tegen de gewenste ontwikkeling.
Advies VNOG
Ten behoeve van de verantwoording is de Veiligheidsregio VNOG gevraagd om te adviseren over rampbestrijding en zelfredzaamheid. De VNOG constateert dat het plan past binnen de normen van het Bevi, het Bevb en het Bevt. Hieronder bij de bespreking van risicobronnen spoorlijn en A1 komt het advies nader aan de orde.
Bevi
Op de signaleringskaart staat nog het LPG tankstation "De Witte" aan de Ugchelseweg. Dit tankstation is echter sinds maart 2022 gesloten. Een nadere beschouwing is niet noodzakelijk.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Op circa 1.000 meter van het plangebied ligt het spoortracé Amersfoort-Apeldoorn. Dit is een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Over dit spoor worden brandbare vloeistoffen en brandbaar gas vervoerd. Er is geen plasbrandaandachtsgebied. Er is geen sprake van een plaatsgebonden risico-contour (PR 10-6). Ondanks dat er conform het Basisnet Spoor geen toxische stoffen over dit spoortracé mag plaatsvinden, blijkt uit realisatiecijfers 2022 dat er binnen de risicoplafonds toxische vloeistoffen worden vervoerd.
Voor een gifwolk-aandachtsgebied wordt een beleidsmatige afkapgrens van 1.500 meter aangehouden, conform de Omgevingswet.
De planlocatie ligt binnen het toxische invloedsgebied van de A1 (880 meter) maar buiten de 200 meter zone. Wettelijk gezien is de ontwikkeling mogelijk, wel dient een beperkte verantwoording van het groepsrisico opgesteld te worden. Zie daarvoor hierboven de conclusies van de Quick Scan externe veiligheid d.d. 28 april 2023, bijlage 4 van de Bijlagen bij de.
De VNOG en de Geneeskundige HulpverleningsOrganisatie in de Regio (GHOR) hebben met het oog op het scenario van een toxische wolk (Spoorlijn en A1) risico-reducerende maatregelen geadviseerd. Zo adviseren zij een goede bereikbaarheid voor ambulances te creëren door voldoende toe- en uitgangswegen, en door het voorkomen van obstakels op de weg, de stoep en het terrein. De adviezen van de VNOG en de GHOR worden meegenomen in de planvorming.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In de nabijheid van de ontwikkellocatie bevinden zich weliswaar buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen, maar gezien de afstand tot de ontwikkellocatie vormen deze geen belemmering voor het plan. Zie p. 9 van bijlage 4 van de Bijlagen bij de toelichting. Een nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
Conclusie
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor het beoogde plan.
5.1.7 Elektromagnetische velden
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.
Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.
Gelet op het hiervoor genoemde VROM-advies heeft het gemeentebestuur op 6 november 2007 de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanningslijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Tot het zover is, zal voor nieuwe ontwikkelingen de lijn van het VROM-advies gevolgd worden.
Onderzoeksresultaten
In de nabijheid van de planlocatie bevinden zich geen hoogspanningsleidingen en/of zendmasten. Dit betekent dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot dit aspect.
5.1.8 Milieueffectrapportage
Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) is. De activiteiten zijn onderverdeeld in:
- 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
- 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).
Voor het merendeel van de activiteiten van de onderdelen C en D gelden drempelwaarden.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van die bijlage geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Als door de activiteit de drempelwaarde wordt overschreden is het verplicht een m.e.r.-beoordeling te maken. Wanneer de drempelwaarde niet wordt overschreden door de activiteit is het verplicht een m.e.r.-beoordeling te maken, maar is deze vormvrij. In beide gevallen gelden de volgende verplichtingen:
- de initiatiefnemer moet een aanmeldnotitie opstellen (deze verplichting geldt niet wanneer de gemeente initiatiefnemer is);
- het bevoegd gezag moet een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen; dit besluit moet zijn genomen voordat het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd;
- de initiatiefnemer moet het m.e.r.-beoordelingsbesluit bij de vergunningaanvraag voegen.
Wanneer ingevolge de Wet natuurbescherming voor een (bestemmings)plan een passende beoordeling moet worden gemaakt, moet op grond van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer ook een milieueffectrapport worden opgesteld.
Onderzoeksresultaten
Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De effecten op milieu en natuur zijn onderzocht in het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Op basis van de resultaten, beschreven in de paragrafen 5.1 en 5.3, kan worden uitgesloten dat het plan belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu en de natuur. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht of m.e.r.-beoordelingsplicht. Ook is het niet noodzakelijk een passende beoordeling en vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
5.2 Waterhuishouding
5.2.1 Algemeen
De herontwikkeling van Steenbeek in Ugchelen ligt in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa 0,5 hectare groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.
5.2.2 Grondwater
Het gebied ligt ten westen van het Apeldoorns Kanaal en daarmee in de grondwaterfluctuatiezone die (toelichtend) in de Omgevingsvisie Gelderland is vastgelegd. Uit gegevens van peilbuizen in de omgeving blijkt dat het grondwaterpeil in het plangebied enkele meters onder maaiveld ligt. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend.
Om grondwateroverlast te voorkomen dient bij de ontwikkeling van het plangebied rekening te worden gehouden met voldoende drooglegging en ontwateringsmogelijkheden. Grondwater mag hierbij niet structureel worden afgevoerd. Hierdoor zal het plan grondwaterneutraal worden ontwikkeld.
5.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur
Direct ten noorden van het plangebied stroomt de Schoolbeek: een opgeleide Sprengenbeek die door grondwater wordt gevoed. De opgeleide beek heeft een lage grondwal en een beleemde bodem en is daardoor in principe geïsoleerd van het plangebied; regenwater uit de omgeving zal niet of nauwelijks afstromen via de schoolbeek. Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Door op het terrein water op te vangen en te infiltreren heeft het plan geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft geen interactie met de Schoolbeek. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.
5.2.4 Afvoer van regenwater
In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en regenwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van regenwater niet op de riolering aan te sluiten. In het gemeentelijke beleid is opgenomen dat het regenwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.
Bij het bepalen van de hoeveelheid regenwater dat in het plan dient te worden geborgen, hanteert de gemeente de Beslisboom voor regenwater, welke gebaseerd is op het gecombineerde beleid van gemeente en waterschap.
Het waterschap vereist voor nieuwe ontwikkelingen een bergingscapaciteit van 60 mm in het plangebied, hier mag de infiltratiecapaciteit naar de bodem (gedurende 24 uur) van afgetrokken worden. Deze berging mag zowel in als buiten de infiltratievoorzieningen plaats vinden.
Bij ontwikkeling van gebieden die voorheen onbebouwd of onverhard waren, dient de infiltratievoorziening een berging van minimaal 36 mm ten opzichte van het aangesloten verhard oppervlak te hebben, bij hogere neerslagintensiteit kan het water binnen de stoepbanden blijven staan voordat het naar de Hoenderloseweg stroomt en geeft geen overlast te veroorzaken in de omgeving.
Bij het bepalen van de voorkeursvolgorde in het omgaan met hemelwater wordt de waterladder van Apeldoorn gehanteerd:
Bij het bepalen van de manier waarop het regenwater wordt afgevoerd, hanteert de gemeente de Beslisboom voor regenwater.
De materialen die in aanraking komen met het regenwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van regenwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het regenwater afgevoerde vervuilende stoffen.
In dit plangebied wordt het regenwater geborgen en geïnfiltreerd. Door middel van bodempassage wordt voorkomen dat het te infiltreren regenwater het grond- en/of oppervlaktewater verontreinigt.
5.2.5 Afvoer van afvalwater
De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en regenwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
5.2.6 Watertoets
Het plan omvat minder dan 1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.
Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het waterschap.
5.3 Natuurwaarden
5.3.1 Wettelijk kader en beleid
5.3.2 Onderzoeksresultaten
Stikstof
Op circa 650 meter van het plangebied ligt Natura 2000-gebied Veluwe. Conform de Wet natuurbescherming dient bij een bestemmingswijziging aangetoond te worden dat de wezenlijke kenmerken of waarden van dit gebied niet significant worden aangetast. Dit gebeurt middels een zogenaamde Voortoets.
Uit de rapportage 'Onderzoek stikstofdepositie' van 23 november 2023, uitgevoerd door onderzoeksbureau SAB, opgenomen in bijlage 5 van de Bijlagen bij de toelichting, blijk dat zowel voor de aanlegfase als de gebruiksfase geen sprake is van rekenresultaten hoger dan 0,00 mol stikstof/ha/j op de stikstof-gevoelige habitattypen in de omliggende Natura 2000-gebieden. Er zijn daardoor geen nadelige milieueffecten te verwachten op de omliggende Natura 2000-gebieden
Soortenbescherming
Onderdeel van het plan is de sloop van een deel van het bestaande schoolgebouw (vleugel). Omdat in deze vleugel mogelijk beschermde diersoorten aanwezig zijn, zoals vogels en vleermuizen, is onderzoek nodig.
Uit de rapportage 'Quickscan flora en fauna' van 7 maart 2023, opgesteld door SAB, bijlage 6 van de Bijlagen bij de toelichting, blijkt dat nader onderzoek nodig is naar gierzwaluw, huismus, boomvalk en gebouwbewonende vleermuizen. Daarnaast is een groot nest aangetroffen, dat mogelijk duidt op aanwezigheid van een ransuil. Bovendien blijkt het plangebied mogelijk geschikt voor vleermuizen die in boomholten wonen. Voor de genoemde gebouwbewonende soorten kan gebruik gemaakt worden van het Soortenmanagementplan (SMP) van gemeente Apeldoorn. Het SMP maakt het mogelijk vrijstelling te krijgen van de onderzoeksplicht, indien bepaalde maatregelen worden getroffen ten gunste van de natuur. Naar de niet-gebouwbewonende soorten moet nader onderzoek plaatsvinden.
In de rapportage 'Soortgericht onderzoek vleermuizen en boomvalk', van 23 augustus 2024, opgesteld door De Slijpkruik, bijlage 7 van de Bijlagen bij de toelichting, is verslag gedaan van de onderzoeken naar boomvalk en vleermuizen op de planlocatie. Er zijn geen jaarrond beschermde nesten van vogels of verblijfplaatsen van vleermuizen in de bomen aangetroffen. De holtes zijn ongeschikt als winterverblijfplaats voor vleermuizen. In de bebouwing is wel een verblijfplaats van gewone dwergvleermuis vastgesteld maar hiervoor is al een ecologisch werkprotocol vanuit het Apeldoornse SMP opgesteld.
Er is dus geen belemmering op het vlak van soortenbescherming.
Bomen
Er blijven bomen staan dicht op de te bouwen woningen. Er dient geborgd te worden dat de bomen (inclusief ondergrondse deel) niet geschaad worden tijdens de werkzaamheden.
Ook kent het plangebied meerdere bijzondere bomen. Op deze bomen is het regime van artikel 9 van toepassing. Dat betekent onder meer dat de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 meter dient te bedragen; onder voorwaarden kan het bevoegd gezag afwijken van de bouwregels voor het verkleinen van deze afstand tot 5 meter.
5.4 Duurzame Verstedelijking
5.4.1 Wettelijk kader
Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):
- Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen;
- Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.
5.4.2 Onderzoeksresultaten
Het plan betreft een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling', dit gelet op het bepaalde in artikel 5, lid 6 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en conform het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Aanvullend is in de rechtspraak uitgemaakt dat een woningbouwplan dat voorziet in de ontwikkeling van 12 of meer woningen een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' is. Daarom is Ladderonderzoek noodzakelijk.
Onderzoeksbureau SAB heeft ladderonderzoek uitgevoerd, neergelegd in de rapportage 'Toets Ladder voor duurzame verstedelijking', van 9 juni 2023, bijlage 8 van de Bijlagen bij de. Uit de rapportage blijkt het volgende. Gelet op de positieve huishoudensontwikkeling, de toename van het aantal senioren binnen de gemeente en het tekort aan woningen om aan deze vraag te kunnen voldoen, is sprake van een kwalitatieve en kwantitatieve behoefte. Dit maakt dat de ontwikkeling van het plangebied voorziet in een behoefte van het marktgebied. Daarbij is de ontwikkeling gesitueerd in bestaand stedelijk gebied.
Daarmee is de conclusie dat de Ladder voor duurzame verstedelijking positief is doorlopen: de ontwikkeling wordt haalbaar geacht voor wat betreft de Ladder voor duurzame verstedelijking.
5.5 Archeologie
5.5.1 Beleid
5.5.2 Onderzoeksresultaten
Onderzoeksbureau Bureau voor archeologie heeft archeologisch onderzoek naar het plangebied verricht, dat is vastgelegd in Rapport 1319. Deze rapportage, gedateerd 4 mei 2023, is opgenomen in bijlage 9 van de Bijlagen bij de toelichting.
Uit het archeologisch bureauonderzoek en het verkennend booronderzoek volgt dat op de planlocatie sprake is van verstoring van de bovenste grondlaag, zodat enkel nog diepe archeologische sporen verwacht worden. Dat betekent dat de kans op behoudenswaardige archeologische resten laag is. Daarom hoeft geen vervolgonderzoek gedaan te worden en kan het plangebied vrij worden gegeven voor de voorgenomen ontwikkeling.
In het onderhavige bestemmingsplan is daarom de lage archeologische verwachting als gebiedsaanduiding opgenomen.
5.6 Cultuurhistorie
5.6.1 Wettelijk kader en beleid
5.6.2 Onderzoeksresultaten
5.7 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
De aanvraag betreft een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 (aanhef en onder d) Bro, zodat de gemeenteraad in principe een exploitatieplan dient vast te stellen. Toch hoeft de gemeenteraad geen exploitatieplan op te stellen. De gemeente is namelijk zelf eigenaar van de grond. Na realisatie van de nieuwe bestemming zal de kavel aan de woningbouwvereniging worden overgedragen. Dat betekent dat het verhalen van kosten verloopt via de gronduitgifte/verkoop.
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
6.2 Karakter Bestemmingsplan
Bestemmingsplan Hoenderloseweg 4 Ugchelen is een ontwikkelingsplan, waarin de toekomstige situatie uitgangspunt is voor de wijze van bestemmen. Voor de regels en de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.
6.3 Bestemmingen
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Groen
Het structurele en structurerende groen in het plangebied is onder de bestemming Groen gebracht. Dit betreft de groenstroken met bestaande bomen die behouden moeten blijven, en het toekomstige groene middenterrein. Binnen de bestemming Groen zijn groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, nuts- en speelvoorzieningen toegestaan, en zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan het gebied waar de ontsluiting en de toekomstige parkeerplekken zich bevinden.
Wonen
De woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Dat betreft de bestaande school die verbouwd wordt tot woningen, almede twee blokjes met grondgebonden nieuwbouwwoningen.
Onder het wonen dat op grond van deze bestemming is toegestaan valt ook zelfstandig wonen met ambulante begeleiding.
Voor de woningen is op de plankaart een bouwvlak gegeven. Dit bouwvlak heeft de vorm van een bouwstrook waarin meerdere woningen zijn opgenomen. Het bouwvlak is strak om de gebouwen getrokken. Door middel van een bouwaanduiding is aangegeven welk type woningen is toegestaan, te weten: aaneengebouwd.
Geen (vergunningvrije) bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen
De planlocatie is sinds de ingebruikname gebruikt als school. Naast de schoolgebouwen wordt de locatie gekenmerkt door veel groen, met name in de vorm van bomen rondom het perceel, en door veel open ruimte in de vorm van het schoolplein.
In de beoogde nieuwe situatie zullen twee rijtjes met respectievelijk zes en vier woningen worden toegevoegd ter plaatse van het schoolplein, zodat een driehoek ontstaat met het bestaande schoolgebouw. In het midden van die bebouwing moet het open karakter van het plangebied gehandhaafd blijven en zal groen worden toegevoegd: voor een goed woon- en leefklimaat en vanwege duurzaamheidsdoelen zoals het tegengaan van hittestress. Om deze indeling te borgen, is het noodzakelijk spontane bouw van aan- of bijgebouwen te voorkomen.
Om een open, groene buitenruimte te kunnen waarborgen en de bestaande bomen die achter de toekomstige nieuwbouwwoningen staan te beschermen, verkrijgen de gronden om de (toekomstige) bebouwing de bestemming Groen. Deze bestemming brengt met zich mee dat er achter de nieuw te bouwen woningen geen sprake zal zijn van een achtererfgebied waar het bouwen van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen is toegestaan. Dat geldt evenzeer voor de gronden achter het oude schoolgebouw, nu deze gronden de bestemming Verkeer - verblijfsgebied verkrijgen. In het schoolgebouw worden gezamenlijke (fiets)bergingen gecreëerd.
Zo blijft de buitenruimte groen, open en eenvormig.
Een impressie van de toekomstige ruimte tussen de woningen, met gras, hagen en de 'bijzondere' zomereik.
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van een deel van de gebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld, waaronder aan de daarvoor te gebruiken oppervlakte, om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteitenaan huis. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
6.4.1 Algemene regels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 7 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 7.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
Lid 7.2 bevat de afdekbepaling. Hierin is bepaald dat gebouwen altijd van een kap moeten worden voorzien, uiteraard mits ze hoger worden gebouwd dan de ter plaatse aangegeven maximale goothoogte. Deze bepaling impliceert dat een -al dan niet gedeeltelijke- platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten goothoogte.
In artikel 8 staan de algemene gebruiksregels. In lid 8.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In lid 8.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling is noodzakelijk voor vormen van gebruik die onwenselijk zijn en waarvoor het bestemmingsplan dus niet de mogelijkheid biedt daarvoor een omgevingsvergunning te verlenen; de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is derhalve niet van toepassing.
In artikel 14 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 15 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
6.4.2 Parkeren
In dit bestemmingsplan is in de Algemene gebruiksregels van artikel 8 in lid 8.3 een gebruiksregel over parkeren opgenomen. Hierin is bepaald dat moet worden voorzien in voldoende parkeerruimte voor auto en fiets en voor laden en lossen bij het gebruiken van gebouwen en gronden en bij nieuwe ontwikkelingen waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Wat hieronder wordt verstaan wordt uitgelegd in de Beleidsregel Parkeren, zoals vastgesteld op 21 maart 2019. Deze beleidsregel is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
In de Algemene afwijkingsregels van artikel 12 is in lid 12.2 de bevoegdheid opgenomen om van de gebruiksregel parkeren af te wijken wanneer het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
6.4.3 Bepalingen over waarden, milieuzones en andere zones
In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de in het plangebied voorkomende waarden, belemmeringenzones en dergelijke opgenomen. Dit zijn regels voor waarden, belemmeringenzones en dergelijke die in meerdere bestemmingen voorkomen. Door middel van gebiedsaanduidingen is aangegeven waar deze zones voorkomen.
Bijzondere bomen
De bepalingen voor bijzondere bomen zijn opgenomen voor de bomen die door het bevoegd gezag als bijzondere boom zijn aangewezen. Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bijzondere bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen. De bijzondere bomen zijn met een (gebieds)aanduiding op de plankaart aangegeven. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding 'bijzondere boom' voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 meter dient te bedragen; onder voorwaarden kan het bevoegd gezag afwijken van de bouwregels voor het verkleinen van deze afstand tot 5 meter. Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van 5 meter uit het hart van de als monumentale boom aangeduide boom slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend.
Archeologie
De Archeologische beleidskaart 2015 kent zes categorieën gebieden met een verschillende archeologische verwachting. Voor twee van die categorieën bevat het bestemmingsplan geen regeling. De bescherming van terreinen met monumentale archeologische waarden, oftewel de archeologische monumenten, is geregeld in de Erfgoedwet, de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Van de zones met geen archeologische verwachting staat vast dat er geen archeologische waarden (meer) zijn. Voor de overige vier categorieën wordt in bestemmingsplannen een beschermende regeling opgenomen.
Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als Terrein met vastgestelde archeologische waarden hebben de aanduiding 'overige zone – vastgestelde archeologische waarden' gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als Terrein met archeologische waarden hebben de aanduiding 'overige zone – archeologische waarden' gekregen. Voor beiden geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan met een oppervlakte van meer dan 50 m2 (vastgestelde archeologische waarden) respectievelijk 100 m2 (specifieke archeologische waarden) en een diepte van 35 cm onder het vastgestelde maaiveld tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als Zone met (middel)hoge archeologische verwachting hebben de aanduiding 'overige zone – hoge archeologische verwachtingswaarde' gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als Zone met lage archeologische verwachting hebben de aanduiding 'overige zone – lage archeologische verwachtingswaarde' gekregen. Hiervoor geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan met een oppervlakte van meer dan 500 m2 (hoge archeologische verwachtingswaarde) respectievelijk 2.500 m2 (lage archeologische verwachtingswaarde) en een diepte van 35 cm onder het vastgestelde maaiveld tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend.
Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die mogelijke archeologische waarden in de bodem kunnen verstoren geldt voor alle vier de categorieën dat ze niet mogen worden uitgevoerd tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend. Daarbij gelden dezelfde oppervlakten en diepte als hiervoor genoemd. De vergunning kan alleen worden verleend als uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) in voldoende mate is vastgesteld, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren.
Als uit het archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk of door het uitvoeren van de werkzaamheden zullen worden verstoord kan het bevoegd gezag bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Deze voorschriften kunnen bestaan uit het treffen van technische maatregelen of uit het uitvoeren van nader onderzoek; van beide dient verslag aan het bevoegd gezag uitgebracht te worden.
Archeologisch onderzoek kent vele vormen en maten. Voor het archeologische onderzoeksrapport dat bij een vergunningaanvraag moet worden ingediend wordt meestal in eerste instantie een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd, eventueel aangevuld met een verkennend booronderzoek. Veelal is na deze fase bekend of vrijgave van het terrein mogelijk is of dat nader (of aanvullend) onderzoek noodzakelijk is. Het nader of aanvullend onderzoek, dat bij wijze van voorschrift aan de omgevingsvergunning verplicht kan worden gesteld, kan bijvoorbeeld bestaan uit een gedetailleerder booronderzoek of het graven van proefsleuven om een vindplaats op te sporen of uit te sluiten. Uiteindelijk kunnen deze vormen van onderzoek erin resulteren dat een behoudenswaardige archeologische vindplaats is aangetroffen. Afhankelijk van de ontwikkeling zal de vindplaats in dat geval ex situ (door een opgraving) of in situ (door inpassing in het plan) behouden moeten worden.
Bepalend voor het al dan niet bestaan van een onderzoeksverplichting zijn steeds de oppervlakte en de diepte van de bodemingreep. Bij de oppervlakte van de bodemingreep gaat het om de daadwerkelijk verstoorde oppervlakte. Als een gebouw op stroken gefundeerd wordt en er geen extra graafwerk plaatsvindt, dan geldt als bodemingreep alleen de oppervlakte van de strokenfundering. Wordt daarentegen ook de grond tussen de stroken dieper dan 35 cm vergraven, dan geldt als bodemingreep de volledige oppervlakte van het gebouw. Wanneer een gebouw wordt onderkelderd, wordt in de regel een flink grotere bouwput gegraven dan de oppervlakte van het gebouw. Daarom geldt als bodemingreep bij een onderkeldering de oppervlakte van de bouwput. Om dit zeker te stellen is in artikel 2 Wijze van meten bepaald hoe de oppervlakte van een bodemingreep moet worden gemeten.
In de regels is bepaald dat de diepte van de bodemingreep wordt bepaald vanaf de vastgestelde maaiveldhoogte van het Actueel Hoogtebestand Nederland 2 (AHN2). De AHN2 is een digitale hoogtekaart van Nederland, met voor heel Nederland gedetailleerde en precieze hoogtegegevens die de ligging van het maaiveld met grote nauwkeurigheid weergeeft. Door het hanteren van deze vastgestelde hoogteligging wordt bereikt dat niet alleen bij een eenmalige bodemingreep dieper dan 35 cm onder AHN2-maaiveld er een plicht tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek is, maar dat dat ook het geval is als er in de loop der jaren bij achtereenvolgende activiteiten meer dan 35 cm onder deze vastgestelde maaiveldhoogte gegraven wordt. In de begripsbepalingen is een definitie van het begrip AHN2-maaiveld opgenomen.
6.4.4 Wijzigingsbevoegdheid beperking realisatieduur woningbouw
Aan de bestemmingsvlakken Wonen in dit bestemmingsplan is de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied realisatietermijn woningbouw' toegekend. Hiermee wordt voorzien in een wijzigingsbevoegdheid. Conform het beleid dat in paragraaf 2.12 is beschreven, kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen om de bouwmogelijkheden voor de nieuwe woningen te verwijderen als die na een periode van 3 jaar niet gebouwd zijn en ook niet in aanbouw zijn. De periode begint na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan. Concreet houdt de bevoegdheid in dat het college de bestemming Wonen kan wijzigen in de bestemming Groen, respectievelijk Maatschappelijk, zodat geen woningen meer gebouwd kunnen worden. Voorwaarde voor het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid is, naast het verstreken zijn van de termijn van drie jaar, ook dat eventueel verleende omgevingsvergunningen voor het oprichten van woningen zijn ingetrokken.
6.4.5 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
7 Inspraak En Overleg
7.1 Participatie
Bewonersavond 14 november 2023
Door de gemeente is een inloopavond georganiseerd waar omwonenden over het plan zijn geïnformeerd, vragen konden stellen en input konden leveren. Deze avond vond plaats op dinsdag 14 november 2023 in de Bronkerk te Ugchelen. De opkomst was goed, met circa 100 personen.
Allereerst waren bezoekers zeer positief over het feit dat het (grootste deel van het) schoolgebouw behouden blijft. Daar waren op voorhand veel zorgen over. De toevoeging van 17 nieuwe (sociale huur)woningen in Ugchelen werd zeer gewaardeerd, vooral ook omdat 10 daarvan levensloopbestendig zijn. Maar ook de 7 woningen voor 1-2 persoonshuishoudens werden gewaardeerd. Het ontwerp van de woningen werd goed ontvangen. Ook werden er complimenten gegeven over het feit dat zo veel bomen behouden blijven. Zo was de algehele teneur zeer positief.
Verder werden er vragen gesteld over de verkeersveiligheid op de Hoenderloseweg ten gevolge van het plan, parkeren en de ontsluiting. Verder is gesproken over de privacy van de huizen tegenover het schoolgebouw in relatie tot de loggia's in de kap van het schoolgebouw. Ook de plaatsing van een afvalverzamelpunt / ondergrondse container, voorlopig gepland bij het poortgebouw, kwam aan bod, alsmede het voorstel om ter bescherming van de bomen die voor het schoolgebouw staan, een deel van de stoep te verwijderen voor groen.
Zie verder ook het eindverslag participatie dat is opgenomen als bijlage 11 van de BIJLAGENBIJ DE TOELICHTING.
7.2 Zienswijzen
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan Hoenderloseweg 4 heeft met ingang van 9 augustus 2024 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er zijn 3 ontvankelijke zienswijzen ingediend.
De zienswijzen hebben betrekking op: toenemende parkeerdruk en eventuele parkeeroverlast in de openbare ruimte, verkeersveiligheid op de Hoenderloseweg, de ontsluiting van het plangebied, privacy van en eventuele lichthinder in de tegenoverliggende woningen, de wijze waarop het aanbieden van afval door de nieuwe bewoners zal plaatsvinden. In de Nota zienswijzen zijn deze samengevat en beoordeeld. De kern daaruit is als volgt.
Parkeren
Volgens de normen uit het parkeerbeleid zijn er 4 parkeerplaatsen meer nodig dan in het plangebied worden gecreëerd. We kiezen ervoor niet te proberen extra parkeerplaatsen in het plangebied aan te leggen, omdat daarvoor groen en (beschermde) bomen moeten verdwijnen, wat onwenselijk is. Daarbij is essentieel dat uit het in maart 2024 uitgevoerde parkeerdrukonderzoek blijkt dat er in de openbare ruimte om het plangebied ruim voldoende restcapaciteit is om te voldoen aan de genoemde parkeervraag.
Ontsluiting
De ontsluiting is gesitueerd op de plek waar deze altijd heeft gezeten, aan de zuidwestzijde, relatief ver van de kruising met de Ugchelseweg. Een ontsluiting aan de oostzijde van het plangebied is onwenselijk omdat deze (te) dicht bij de kruising Ugchelseweg-Hoenderloseweg zou zitten, wat onveilig is. Bij deze kruising moet men nu al verkeer van drie kanten overzien; een extra uitrit maakt dit volkomen onoverzichtelijk. Ook het feit dat de Ugchelseweg drukker is dan de Hoenderloseweg, en de aanwezigheid van de verkeersaantrekkende ijssalon, maken een ontsluiting op deze plek ongewenst.
Verkeer
De zorg dat het plan voor onveiligheid op de Hoenderloseweg kan zorgen is, hoezeer gevoelsmatig ook valide, feitelijk ongegrond. Uit de verkeerstelling die in 2022 heeft plaatsgevonden blijkt dat de Hoenderloseweg en de omliggende wegen qua verkeersbewegingen ruim onder de landelijk richtlijn blijven voor vergelijkbare wegen. Ook betreft het een 30km-weg waarop volgens dezelfde telling uit 2022 ook snelheden worden gereden die daarbij passen.
Privacy vanwege loggia's en overlast inschijnende koplampen
In de kap van het schoolgebouw komen loggia's. De afstand tussen de loggia's en de tegenoverliggende woningen beloopt 23,5 m dus ruim meer dan 8m, de minimale afstand die wij als gemeente vanwege privacy hanteren. Daarbij houden ook de borstwering van de loggia's en de te handhave bomen zicht tegen. Bovendien is deze situatie met loggia's niet anders dan wanneer tegenoverliggende huizen via de ramen op de bovenverdieping zicht op elkaar hebben. Dat is zeker niet ongebruikelijk en ruimtelijk ook niet onacceptabel.
De gevreesde lichthinder door koplampen in de tegenoverliggende woningen zal naar verwachting meevallen omdat de uitrit ligt tegenover de ruimte tussen twee woningen en niet direct tegenover een van de woningen, en omdat auto's bij het uitrijden niet over een drempel hoeven; er is geen sprake van een onrustig beeld. In de afweging tegen het belang dat deze uitrit de bouw van 17 woningen mogelijk maakt, achten wij deze mogelijke hinder acceptabel.
Afval
Niet valt in te zien waarom het aanbieden van afval aan de Hoenderloseweg door nieuw bewoners tot verkeersonveilig zou leiden. Door de tegenoverliggende woningen wordt nu reeds aan deze weg afval aangeboden, zonder dat dit tot problemen leidt.
Zie verder ook het eindverslag participatie dat is opgenomen als bijlage 11 van de BIJLAGENBIJ DE TOELICHTING.
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | CATEGORIE | |
581 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 | |
1814A | Grafische afwerking | 1 | |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 | |
9524 | Meubelstoffeerderijen | 1 | |
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 | |
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 | |
50, 51 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 | |
5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 | |
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 | |
791 | Reisorganisaties | 1 | |
61 | Telecommunicatiebedrijven | 1 | |
64, 65 | Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor | 1 | |
41, 68 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 | |
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | 1 | |
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 | |
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 | |
9602 | Schoonheidsspecialist op afspraak | 1 | |
9602 | Kapper op afspraak | 1 | |
9609 | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
Bijlage 2 Beleidsregel Parkeren
Bijlage 2 Beleidsregel Parkeren
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 2 Nader Bodemonderzoek
Bijlage 2 Nader bodemonderzoek
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek
Bijlage 4 Quickscan Externe Veiligheid
Bijlage 4 QuickScan externe veiligheid
Bijlage 5 Onderzoek Stikstof
Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 6 Quickscan flora en fauna
Bijlage 7 Vervolgonderzoek Soorten
Bijlage 7 Vervolgonderzoek soorten
Bijlage 8 Toets Duurzame Verstedelijking
Bijlage 8 Toets duurzame verstedelijking
Bijlage 9 Archeologisch Rapport 1319
Bijlage 9 Archeologisch rapport 1319
Bijlage 10 Bouwhistorische Waardestelling
Bijlage 10 Bouwhistorische waardestelling
Bijlage 11 Eindverslag Participatie
Bijlage 11 Eindverslag participatie
Bijlage 12 Procedureschema
Ontwerpplan ter inzage | 14-12-2023 -24-01-2024 |
Vaststelling door gemeenteraad | 19-09-2024 |
Terinzagelegging vastgesteld plan | 03-10-2024 - 13-11-2024 |