KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
Artikel 2 Meet - En Rekenbepalingen
Artikel 3 Toepassingsbereikbepaling
Hoofdstuk 2 Functies En Activiteiten
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologie (Middel)hoog
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemeen Gebruiksverbod
Artikel 8 Aanwijzing Vergunningplichtige Gevallen
Artikel 9 Parkeervoorzieningen
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Maatwerkvoorschriften Bouwwerk, Geen Gebouw Zijnde
Artikel 12 Vergunningplicht Voor Afwijken
Hoofdstuk 4 Algemene Procedureregels
Artikel 13 Maatwerkvoorschriften
Hoofdstuk 5 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 15 Slotregel
1 Inleiding
2 Bestaande Situatie
3 Planopzet
4 Participatie
5 Relevant Beleid Van Rijk, Provincie En Gemeente
5.1 Rijk
5.2 Provincie
5.3 Gemeente
6 Omgevingskwaliteit
6.1 Stedenbouwkundige Kwaliteit
6.2 Cultuurhistorie En Archeologie
7 Omgevingsaspecten
7.1 Bodem
7.2 Overige Omgevingsaspecten
8 Uitvoerbaarheid
9 Juridische Aspecten
10 Conclusie Evenwichtige Toedeling Van Functies Aan Locaties
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 2 Beleidsregel Parkeren
Bijlage 3 Bodemonderzoek
Bijlage 4 Advies Omgevingsdienst Bodemonderzoek
Bijlage 5 Procedureschema

TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22i Nijbroekseweg 12

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Vastgesteld op 17-04-2025 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij de Omgevingswet, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij in de volgende leden van dit artikel daarvan is afgeweken.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende aanvullende begripsbepalingen:

1.1 plan

Het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22i Nijbroekseweg 12 met identificatienummer NL.IMRO.0200.tam0009-vas1 van de gemeente Apeldoorn.

1.2 omgevingsplan

Het omgevingsplan van de gemeente Apeldoorn

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.6 aaneengebouwde woning

Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.7 achtererfgebied

De begripsbepaling van achtererfgebied op grond van artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving is van overeenkomstige toepassing op dit omgevingsplan.

1.8 AHN2-maaiveld

De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.

1.9 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

1.10 antennedrager

De begripsbepaling van antennedrager op grond van artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving is van overeenkomstige toepassing op dit omgevingsplan.

1.11 antenne-installatie

De begripsbepaling van antenne-installatie op grond van artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving is van overeenkomstige toepassing op dit omgevingsplan.

1.12 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.14 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.15 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.16 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.20 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.22 bijzondere boom

Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.

1.23 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.24 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.25 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.26 folly

Een bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.

1.27 gebouw

Elk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 Gebouwerf

De begripsbepaling van gebouwerf op grond van artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, is van overeenkomstige toepassing op dit omgevingsplan.

1.29 gestapelde woning

Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd

1.30 hoofdgebouw

Een hoofdgebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.31 kamerverhuurbedrijf

Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.

1.32 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.33 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.34 openbaar toegankelijk gebied

De begripsbepaling van openbaar toegankelijk gebied op grond van artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving is van overeenkomstige toepassing op dit omgevingsplan.

1.35 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.36 peil

Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.

1.37 permanente bewoning

Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente, en/of;
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.

1.38 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.39 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.40 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.41 twee-onder-een-kapwoningen

Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.42 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.43 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.

1.44 voorerfgebied

De begripsbepaling van voorerfgebied op grond van artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving is van overeenkomstige toepassing op dit omgevingsplan.

1.45 windturbine

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.

1.46 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

1.47 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.48 woonadres

Het adres waar:

  1. a. betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.49 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.50 zonnecollector

Een ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.51 zorgwoning

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Meet - En Rekenbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.

2.7 de bodemingreep

De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.

2.8 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 de bouwhoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Artikel 3 Toepassingsbereikbepaling

3.1 Toepassingsbereik

De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid van dit artikel.

3.2 Relatie met hoofdstuk 22

De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en de regels in afdeling 22.3 zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit TAM-omgevingsplan.

3.3 Geometrische toepassingsbereik

De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie behorend bij dit TAM- omgevingsplan, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.tam0009- zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Hoofdstuk 2 Functies En Activiteiten

Artikel 4 Wonen

4.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Wonen.

4.2 Functieomschrijving

Een als wonen aangewezen locatie mag gebruikt worden voor de volgende functies:

  1. a. wonen in woningen;
  2. b. beroepsuitoefening aan huis, onder de voorwaarde dat voldaan wordt aan de specifieke functieregels zoals opgenomen in artikel 4.4:
  3. c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis, onder de voorwaarde dat voldaan wordt aan de specifieke functieregels zoals opgenomen in artikel 4.4.

4.3 Voorzieningen en inrichting

Tot de locatie bedoeld in artikel 4.1 worden in ieder geval ook gerekend de daarbij behorende:

  1. a. nutsvoorzieningen;
  2. b. tuininrichting en/of erfinrichting;
  3. c. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  4. d. parkeervoorzieningen.

4.4 Specifieke functieregels

4.5 Beoordelingsregels omgevingsvergunning bouwen hoofdgebouw

De omgevingsvergunning voor het bouwen van het hoofdgebouw wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. a. het aangevraagde hoofdgebouw is gelegen binnen het bouwvlak;
  2. b. de bouwhoogte niet hoger is dan de aangegeven waarde ter plaatse van de aanduiding maximum bouwhoogte;
  3. c. de goothoogte niet hoger is dan de aangegeven waarde ter plaatse van de aanduiding maximum goothoogte;
  4. d. het maximum aantal woningen niet meer is dan de waarde ter plaatse van de aanduiding maximum aantal woningen;
  5. e. er wordt voldaan aan de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 10

4.6 Beoordelingsregels omgevingsvergunning bijbehorende bouwwerken - specifiek uitbreiding hoofdgebouw

De omgevingsvergunning voor het uitbreiden van het hoofdgebouw wordt alleen verleend als:

  1. a. de aangevraagde uitbreiding van het hoofdgebouw is gelegen binnen het bouwvlak;
  2. b. de bouwhoogte niet hoger is dan de aangegeven waarde ter plaatse van de aanduiding maximum bouwhoogte;
  3. c. de goothoogte niet hoger is dan de aangegeven waarde ter plaatse van de aanduiding maximum goothoogte;
  4. d. er wordt voldaan aan de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel Artikel 10

Artikel 5 Waarde - Archeologie (Middel)hoog

5.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Waarde - Archeologie (middel)hoog.

5.2 Functieomschrijving

Een als waarde - archeologie (middel)hoog aangewezen locatie heeft de functie om archeologische waarden te beschermen die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting (middel)hoog is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

5.3 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de in dit artikel opgesomde werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden uit te voeren voor zover ze worden gedaan dieper dan 0,35 meter onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500m²:

  1. a. grondwerkzaamheden, zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
  2. b. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  3. c. aanleggen van leidingen.

5.4 uitzonderingen vergunningplichtige gevallen

Het verbod zoals opgenomen in artikel 5.3 geldt niet:

  1. a. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  3. c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  4. d. ingeval op grond van de Erfgoedwet een vergunning is vereist dan wel overige regels van de Erfgoedwet respectievelijk de Monumentenwet van toepassing zijn.

5.5 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

  1. a. De onder 5.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  2. b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.

5.6 Bijzondere aanvraagvereisten

  1. a. In aanvulling op de algemene wettelijke aanvraagvereisten, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  2. b. In afwijking van het onder a genoemde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.

5.7 Voorschriften aan omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 5.6 genoemde rapport dan wel de in dat lid bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld onder 5.3 zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  1. a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  2. b. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemeen Gebruiksverbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies en activiteiten.

Artikel 8 Aanwijzing Vergunningplichtige Gevallen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een hoofdgebouw te bouwen en het is verboden zonder omgevingsvergunning een bijbehorend bouwwerk te bouwen, als niet wordt voldaan aan artikel 22.27 en 22.36 van het omgevingsplan.

Artikel 9 Parkeervoorzieningen

9.1 gebruik

Als gebruik in strijd met de functie geldt het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is voor het parkeren van auto's en fietsen en het laden en lossen van goederen. Dit volgens de 'Beleidsregel Parkeren' zoals vastgesteld op 13 juni 2024, die is opgenomen in bijlage 2 van de Bijlagen.

9.2 bouwen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat in voldoende mate ruimte aanwezig is voor het parkeren van auto's en fietsen en het laden en lossen van goederen. Dit volgens de 'Beleidsregel Parkeren 2024' zoals vastgesteld op 13 juni 2024, die is opgenomen in bijlage 2 van de Bijlagen, dan wel haar rechtsopvolger.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Algemene regels

Voor bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
  2. b. ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, is overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 meter en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 meter bedraagt;
  3. c. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat indien het gebouwen betreft de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft, de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.

10.2 Afdekking van gebouwen

Artikel 11 Maatwerkvoorschriften Bouwwerk, Geen Gebouw Zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen maatwerkvoorschriften opnemen voor de situering en de omvang van bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor zover dit noodzakelijk is voor:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. het in het TAM-omgevingsplan beoogde straatbeeld;
  3. c. de bescherming van het openbaar groen.

Artikel 12 Vergunningplicht Voor Afwijken

12.1 Afwijkingsbepaling afdekbepaling

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels gesteld in artikel 10.2, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. a. de afwijking doet geen onevenredige afbreuk aan de stedenbouwkundige en/of landschappelijke kwaliteit zoals door het aangeven van een goothoogte en/of bouwhoogte is beoogd.

12.2 Afwijkingsbepaling diverse bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het TAM-omgevingsplan ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. a. het bouwwerk kan in redelijkheid niet worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing;
  2. b. indien het gebouwen betreft, is de inhoud maximaal 60m³ en de goothoogte maximaal 3 meter, van deze maximale inhoud zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen;
  3. c. in het bouwwerken geen gebouwen betreft, is de oppervlakte maximaal 10m² en de bouwhoogte maximaal 4 meter, van deze maximale bouwhoogte zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen en van deze maximale oppervlakte zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  4. d. de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd wordt niet onevenredig aangetast;
  5. e. er zijn geen dringende redenen die zich tegen de afwijking verzetten.

12.3 Afwijkingsbepaling antenne-installaties

Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van de regels van het plan ten behoeve van de bouwhoogte van antenne-installaties, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. a. de bouwhoogte is maximaal 40 meter;
  2. b. de aangevraagde bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik.
  3. c. de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd, wordt niet onevenredig aangetast;
  4. d. er zijn geen dringende redenen die zich tegen de afwijking verzetten.

12.4 Afwijkingsbepaling uitmeting terrein

Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van de regels van het plan ten behoeve van de functiegrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. a. afwijking is noodzakelijk ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  2. b. de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd wordt niet onevenredig aangetast;
  3. c. er zijn geen dringende redenen die zich tegen de afwijking verzetten.

12.5 Afwijkingsbepaling doelmatig gebruik

Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van de regels van het plan ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. a. afwijken is noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing;
  2. b. de afwijking bedraagt maximaal 10 meter ten opzichte van hetgeen is aangegeven in het plan;
  3. c. de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd wordt niet onevenredig aangetast;
  4. d. er zijn geen dringende redenen die zich tegen de afwijking verzetten.

12.6 Afwijkingsbepaling 10%

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het TAM-omgevingsplan ten behoeve van het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. a. de afwijkingen bedragen maximaal 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, en percentages;
  2. b. de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd wordt niet onevenredig aangetast;
  3. c. er zijn geen dringende redenen die zich tegen de afwijking verzetten.

Hoofdstuk 4 Algemene Procedureregels

Artikel 13 Maatwerkvoorschriften

Een beslissing omtrent het stellen van maatwerkvoorschriften zoals opgenomen in Artikel 11 wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van maatwerkvoorschriften en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen maatwerkvoorschriften bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Hoofdstuk 5 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken

14.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.

14.2 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22i Nijbroekseweg 12.

Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn

d.d.
16 april 2025 nr. 36-2025

Mij bekend,

De griffier,

Namens hem:

Piet Stoop

afdelingshoofd Omgevingsrecht en Vergunningen

1 Inleiding

Het gemeentebestuur van Apeldoorn is verzocht om medewerking te verlenen aan de wijziging van het omgevingsplan op de locatie Nijbroekseweg 12 te Apeldoorn. Het betreft een locatie van een voormalige kwekerij. De kwekerij activiteiten zijn hier reeds geruime tijd gestaakt en de bedrijfswoning heeft derhalve geen relatie meer met het bedrijf. Ook in het voormalige bedrijfsgebouw vinden geen bedrijfsactiviteiten plaats. Zowel de voormalige bedrijfswoning als het voormalige bedrijfsgebouw krijgen uitsluitend een functie ten behoeve van wonen overeenkomstig het huidige gebruik. In deze wijziging van het omgevingsplan worden de plannen nader toegelicht en ruimtelijk verantwoord vanuit een evenwichtige toedeling van functies.

2 Bestaande Situatie

De planlocatie ligt in de woonwijk 'Zevenhuizen' van Apeldoorn. Het perceel heeft volgens het tijdelijk deel van het Omgevingsplan de bestemming "Agrarisch-intensieve kwekerij", alsmede de dubbelbestemming ‘’Waarde – Archeologie middelhoog’’.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.tam0009-vas1_0001.png"

Uitsnede locatie uit het tijdelijke Omgevingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.tam0009-vas1_0002.png"

Luchtfoto betreffende locatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.tam0009-vas1_0003.png"

Nijbroekseweg 12 te Apeldoorn: aanzicht vanaf de weg

3 Planopzet

De initiatiefnemers zijn woonachtig in de bestaande bedrijfswoning. Deze zal worden omgezet naar de functie wonen overeenkomstig het huidige gebruik. Het omliggende erf zal worden gebruikt als erf en tuin behorende bij deze woning. Het bijgebouw zal eveneens worden gebruikt ten dienste van de functie wonen.

4 Participatie

De Omgevingswet stimuleert vroegtijdige participatie om tijdig belangen, meningen en creativiteit op tafel te krijgen. Onder de Omgevingswet wordt met participatie bedoeld: 'het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit'. Met belanghebbenden bedoelt de wet burgers, vertegenwoordigers van bedrijven, professionals van maatschappelijke organisaties en bestuurders van overheden. In de Omgevingswet en in het Omgevingsbesluit zijn daarom regels over participatie opgenomen bij de toepassing van de gemeentelijke kerninstrumenten. Daarnaast zijn gemeenten verplicht gesteld participatiebeleid op te stellen waarin wordt vastgelegd hoe participatie wordt vormgegeven en welke eisen daarbij gelden.

De gemeenteraad van Apeldoorn heeft op 23 november 2023 de 'Notitie Participatie en participatieregels onder de Omgevingswet' vastgesteld. In deze notitie zijn voorwaarden gesteld aan de participatie bij wijzigingen van het omgevingsplan.

Participatie bij wijziging Omgevingsplan

Vanuit de gemeente wordt verwacht dat de ontwikkelende partij investeert in draagvlak door in gesprek te gaan met omwonenden. Zo kan in een vroegtijdig stadium nog bijsturing plaatshebben. Aan de hand van de regels kan worden beoordeeld of de participatie voldoet en of de initiatiefnemer hiermee aan zijn verplichting tot participatie heeft voldaan. De kring van belanghebbenden/omwonenden en aanpak is onder meer afhankelijk van de grootte, complexiteit en ligging van het initiatief, plan of project. In de regels is opgenomen dat met belanghebbenden/omwonenden in het stedelijk gebied en een dorpskern in ieder geval binnen een straal van 150 meter dient te worden geparticipeerd. Voor het buitengebied geldt een straal van 500 meter. Voor initiatieven/projecten met een meer beperkte of grotere impact op de omgeving en op de kring van belanghebbenden/omwonenden wordt in overleg met de gemeente het participatiegebied bepaald. Eventuele criteria zijn dan bijvoorbeeld zicht hebben op of geluid.

Gelet op deze situatie waarbij de planologische regeling in overeenstemming wordt gebracht met de huidige reeds jarenlang bestaande situatie, heeft de participatie geen toegevoegde waarde. Wel is het van belang dat de omwonenden van de omliggende bebouwing van de voorgenomen wijziging van het omgevingsplan door de initiatiefnemer worden geïnformeerd.

Resultaten Participatie
De initiatiefnemer heeft de buren schriftelijk geïnformeerd over de voorgenomen wijziging van het omgevingsplan. Hierop zijn geen bezwaren ingekomen.

5 Relevant Beleid Van Rijk, Provincie En Gemeente

Voor zover van belang voor het initiatief wordt het relevante beleid hieronder in hoofdzaak weergegeven en afgesloten met een conclusie.

5.1 Rijk

Nationale Omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Deze Omgevingsvisie vervangt de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012. De NOVI is een nieuw instrument uit de Omgevingswet en loopt vooruit op de verwachte inwerkingtreding 1 juni 2022. Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving voor Nederland in 2050. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.

Uitgangspunt van de NOVI is dat Nederland staat voor grote en complexe opgaven die zowel lokaal als regionaal, nationaal als internationaal spelen. Deze opgaven als klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland flink veranderen. De NOVI biedt een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken. Daarbij is Omgevingskwaliteit het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit.

De NOVI stelt daartoe als aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Op die manier zullen de volgende vier prioriteiten worden aangepakt:

1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

2. Een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel

3. Sterke en gezonde steden en regio's

4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Voor de vier prioriteiten geldt dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn, die in de praktijk voortdurend op elkaar inspelen:

  1. 1. De NOVI heeft de ambitie dat Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust is en een duurzame energievoorziening kent. Daartoe moeten per direct functies die gebruik maken van de fysieke leefomgeving meer worden afgestemd op de eigenschappen van het bodem-watersysteem. Verder vraagt dit op lange termijn om ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen. Daarbij zijn aanpassingen aan de energie-infrastructuur voor opslag en transport van duurzame energie nodig.
  2. 2. De ambitie voor de lange termijn van de NOVI op het vlak van de 2e prioriteit is: het duurzaam en circulair maken van de economie en energievoorziening en het versterken van de kwaliteit van de leefomgeving. Locaties van nieuwe kantoren, bedrijventerreinen, grootschalige logistieke functies en datacentra moeten passen bij het verkeers- en vervoersnetwerk, goed afgestemd zijn op de vraag van bedrijven én de economische vitaliteit en de kwaliteit en aantrekkelijkheid van stad en land versterken. De uitdaging is om deze lange termijn-ambitie te bereiken, terwijl we op korte termijn proberen de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de economie zoveel als mogelijk te beperken.
  3. 3. Voor wat betreft prioriteit 3 zet de NOVI in op het bouwen aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden. De ambitie is om een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's te realiseren door te werken aan de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. De woningbouwontwikkeling moet plaatsvinden in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd.
  4. 4. De stikstofproblematiek raakt zowel het landelijk gebied als diverse economische sectoren zwaar. De waarde van natuur, landschap én de toekomst van de landbouw staan onder druk. Daarbij is verbetering van de biodiversiteit niet alleen een ecologische, maar nadrukkelijk ook een economische uitdaging, die op de korte termijn om een doortastende aanpak vraagt. Houdbare oplossingen vragen echter tijd. Voor de lange termijn neemt de NOVI zich daarom geleidelijke en zorgvuldige herindeling van het landelijk gebied voor, onder meer gericht op kringlooplandbouw in goed evenwicht met natuur en landschap. Dit draagt bij aan een landelijk gebied waar het prettig wonen, werken en recreëren is en waarin ruimte is en blijft voor economisch vitale landbouw als belangrijke drager van het platteland.

Al deze ambities vragen veel van de leefomgeving. Daarbij moeten onvermijdelijk keuzes worden gemaakt. In de NOVI geeft het Rijk kaders en richting voor deze keuzes. Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond: een 'omgevingsinclusieve benadering'. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:

1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;

2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; en

3. Afwentelen wordt voorkomen.

Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de omgevingsinclusieve benadering vorm krijgt en de afwegingsprincipes benut worden.

Conclusie: de functieverandering is niet strijdig met het rijksbeleid

5.2 Provincie

5.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

Op 19 december 2018 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat over 'Gaaf Gelderland'. 'Gaaf' is een woord met twee betekenissen. 'Gaaf' betekent 'mooi' en gaat over wat – historisch en landschappelijk gezien - heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard. Maar 'Gaaf' verwijst ook naar dat wat 'cool' en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard. Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in de Gelderse Omgevingsvisie.

Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal.

Gezond en veilig is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

Schoon en welvarend is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

De visie geeft zeven ambities voor een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland, onder andere op het terrein van economisch vestigingsklimaat en het woon- en leefklimaat. Met vier spelregels of Doe-principes' – DOEN, LATEN, ZELF en SAMEN – geeft de provincie hier werking aan. Tezamen vormen zij het kader waarbinnen de provincie werkt en afwegingen maakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.tam0009-vas1_0004.png"

Afbeelding 1: Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

ambitie klimaatadaptie

Gestreefd wordt naar een op de toekomst toegerust klimaatbeleid waarbij de provincie samen met partners zich goed voorbereidt en toerust op de gevolgen van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar.

ambitie biodiversiteit

Gestreefd wordt naar een stimulerend en beschermend beleid voor biodiversiteit met als ambitie dat het in 2050 goed gaat met de biodiversiteit in Gelderland. In Gelderland wordt natuurinclusief gewerkt. Biodiversiteit wordt overal waar mogelijk versterkt en ingepast, ook buiten de specifiek als natuur aangewezen gebieden. In 2030 is 75% van de Europese doelen van de vogel- en habitatrichtlijn behaald.]

woon- en leefklimaat

Gestreefd wordt naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Ambities vanuit dit streven zijn: Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. De provincie gaat, zo stelt de visie, in gesprek met de Gelderse regio's en maken regionale afspraken over een goede balans tussen de vraag en het aanbod van woningen. Het omvormen van bestaande en leegstaande bebouwing heeft de voorkeur voor de aanleg van nieuwe woonlocaties.

5.2.2 Omgevingsverordening

Provinciale staten van Gelderland hebben op 24 september 2014 de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Sindsdien is de Omgevingsverordening een aantal keren geactualiseerd en herzien. In deze Omgevingsverordening zijn de provinciale verordening (op grond van artikel 4.1 Wro), milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening samengevoegd. Voor zover het de provinciale verordening betreft bevat de omgevingsverordening alleen regels die tot de gemeentebesturen zijn gericht en geen rechtstreeks werkende, burgers bindende regels.

De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. In de verordening zijn regels opgenomen die nodig zijn om de provinciale ambities waar te maken, provinciale belangen veilig te stellen of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem opgenomen.

De provincie zet de verordening als juridisch instrument voor het afdwingen van de doorwerking van het provinciaal beleid alleen in voor die onderdelen van het beleid waarvoor algemene regels noodzakelijk zijn om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

In de Omgevingsverordening is de locatie (voor zover redelijkerwijs relevant) aangewezen als:

- Gelderse Streek IJsselvallei

- Intrekgebied

Gelderse Streek IJsselvallei

Voor zover een omgevingsplan van toepassing is op locaties binnen de Gelderse streek IJsselvallei wordt bij een nieuwe activiteit of ontwikkeling rekening gehouden met de voor die streek vastgestelde kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van het landschap als bedoeld in bijlage Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen landschap Gelderse streek IJsselvallei.

Kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van de Gelderse streken

Kernkwaliteiten zijn de essenties van het landschap van de Gelderse streken; de te behouden kenmerken waarmee de deelgebieden zich van elkaar onderscheiden. Deze kernkwaliteiten vormen de basis van de ruimtelijke kwaliteit en bepalen de identiteit van Gelderland. Ze zijn gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van het historisch gegroeide landschap met de karakteristieken van de bodem en het watersysteem, de ecologie, ontginningsgeschiedenis, cultuurhistorie en verstedelijking. De ontwikkeldoelen geven aan wat wordt beoogd met versterking van de kernkwaliteiten.

Uitgangspunt is dat alle ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan de versterking van de kernkwaliteiten van de Gelderse streken.

In deze bijlage van de provinciale omgevingsverordening worden de kernkwaliteiten van de Gelderse streken geduid en voorzien van ontwikkeldoelen, geformuleerd op het schaalniveau van de provincie. Vanuit een provinciale abstractie zijn deze kernkwaliteiten geformuleerd. Binnen de formuleringen is interpretatieruimte.

Voor de locatie Nijbroekseweg 12 Apeldoorn is de volgende (relevante) kernkwaliteit beschreven:

In het midden van de IJsselvallei – het groene hart van de stedendriehoek (Apeldoorn, Zutphen en Deventer (OV) – een parkachtig landschap: afwisseling van landgoederen, waterlopen, recreatiegebieden, natuurterreinen, landbouwgebieden, kleine dorpen en infrastructuur.

De omzetting van een agrarische functie naar een woonfunctie is hiermee niet in strijd.

Voor de locatie Nijbroekseweg 12 Apeldoorn is het volgende ontwikkeldoel relevant:

Voorkomen dat dit middengebied door mogelijk conflicterende, ruimtelijke ontwikkelingen verrommeld door te sturen op ruimtelijke kwaliteit en in te zetten op aantrekkelijke landschapsbeeld. Zorgvuldige ruimtelijke ordening en ruimtelijke kwaliteit van ontwikkelingen langs Rijksinfrastructuur en opheffen barrièrewerking.

De omzetting van een agrarische functie naar een woonfunctie is hiermee niet in strijd.

Intrekgebied

Er rust volgens artikel 4.16 van de Omgevingsverordening een zorgplicht op degene die een grondwaterbedreigende activiteit uitvoert. (=handeling of milieubelastende activiteit die nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het grondwater veroorzaakt of kan veroorzaken). Dit betekent voor diegene:

a.
alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;

b.
voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken; en

c.
als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.

In het kader van de omzetting van de agrarische kwekerij functie naar een woonfunctie wordt vermeld dat dit een positieve ontwikkeling is, gelet op de belangen die gepaard gaan met het intrekgebied. Het is aan initiatiefnemer om, op het moment dat relevant is, te voldoen aan artikel 4.16 van de Omgevingsverordening. Op voorhand worden hierbij echter geen problemen verwacht.

Het is volgens artikel 4.35 van de Omgevingsverordening verboden in een intrekgebied een mijnbouwwerk aan te leggen en te exploiteren, behalve voor het opsporen of winnen van aardwarmte. Van een mijnbouwwerk is geen sprake op de locatie Nijbroekseweg 12 te Apeldoorn.

Conclusie:
Het planinitiatief is in overeenstemming met het provinciale beleid.

5.3 Gemeente

5.3.1 Omgevingsvisie Woest en aantrekkelijk Apeldoorn

Op 24 februari 2022 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn de Omgevingsvisie 'Woest en aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. De Structuurvisie "Apeldoorn biedt ruimte" (vastgesteld op 30 mei 2013) is daarbij ingetrokken.

Een nieuwe Omgevingsvisie is belangrijk, omdat Apeldoorn voor een grote opgave en uitdaging staat: groeien naar een gemeente met meer dan 180.000 inwoners, het versterken van de veelzijdige economie, het ruimte bieden aan de energietransitie en het nog beter en mooier maken van het groen, het sociale leven en het gastheerschap. Met een vastgestelde Omgevingsvisie kan verder gewerkt worden aan de uitwerking van de visie. Dit gebeurt door middel van gebiedsgerichte plannen en het Omgevingsplan (de opvolger van de bestemmingsplannen). De Omgevingsvisie geeft duidelijkheid over de ruimtelijke koers van de gemeente.


De Omgevingsvisie rust op vier centrale ambities (hoofdopgaven), waarmee Apeldoorn de toekomst tegemoet wil gaan en nóg aantrekkelijker wil worden:

  1. 1. 'Stad maken' (het toevoegen van nieuwe woon- en werkmilieus in en aan de stad);
  2. 2. 'Vitale dorpen en buitengebied' (ruimte voor wonen en economische vernieuwing waaronder recreatie, grootschalige energieopwekking en transitie van de landbouw);
  3. 3. 'Fysiek fundament uitbouwen' (versterking van landschap en natuurwaarden, het groenblauwe casco en belevingswaarden zoals erfgoed) en
  4. 4. 'Sociaal fundament versterken' (gemengde woongebieden met gedifferentieerde en betaalbare woningbouw, aantrekkelijke buitenruimte en nabijheid van voorzieningen in wijken en dorpen).


Onderstaand een nadere toelichting op de beoogde invulling van de vier centrale hoofdopgaven.


Ambities 1 en 2: Stadmaken en Vitale dorpen en buitengebied


Met de invulling van de hoofdopgave Stadmaken gaat Apeldoorn flink ontwikkelen op het gebied van wonen, werken, mobiliteit en omgevingskwaliteit. Zo bouwt Apeldoorn voort op de traditie van groene woonstad en economisch centrum van deze regio en draagt ze stevig bij aan de nationale doelen op het gebied van wonen, werken en duurzame energie. Daarnaast gaat Apeldoorn middels de hoofdopgave Vitaal platteland investeren in het vitaal platteland, in de 12 dorpen en buurtschappen. Dit is als volgt opgebouwd:

Wonen

Voor wonen zijn zowel binnenstedelijke als buitenstedelijke locaties aangewezen. Dit om te voorzien in een groei naar ruim 180.000 inwoners. De gemeente volgt de Ladder voor Duurzame verstedelijking en vult zoveel mogelijk opgaven binnenstedelijk in. Daarbij ligt de focus op sterk verdichten in de bestaande stad, met name in de Binnenstad, de Spoorzone en Kanaalzone Centrum. Buitenstedelijk wordt voorzien in één grote uitbreidingslocatie aan zuidzijde (ten zuiden van de A1).


Uitgegaan wordt van de realisatie van 12.500 woningen, waarvan 8.500 nieuw toe te voegen programma in verschillende financieringscategorieën en woonmilieus (stedelijk, gemengd met werken, rand van de stad, dorpen). Voor de binnenstad wordt voorzien in een transformatie naar Stadspark waarbij veel winkelvastgoed wordt aangewend voor nieuwe woonfuncties. Verdere transformaties naar wonen zijn voorzien in de Kanaalzone Vlijtseweg (Zwitsal en omgeving), Kayersdijk-noord, Sleutelbloemstraat-oost (onderzoek), Jean Monnetpark en Christiaan Geurtsweg (onderzoek) en Brouwersmolen (onderzoek).


Omgevingskwaliteit

Ingezet wordt op het verbeteren van de omgevingskwaliteit, met name in de zogenaamde dynamische gebieden, maar ook langs zichtlocaties en infrastructuur.

Mobiliteit

De extra vraag naar mobiliteit in combinatie met de ruimtelijke ambities maakt een goede sturing noodzakelijk. Hiertoe wordt onder meer ingezet op de realisatie van nieuwe transferia aan de toegangswegen van de stad in parkeerhubs aan de centrumrand. De binnenstad wordt autoluw, en veiliger voor langzaam verkeer. Verplaatsing van het busstation naar de zuidzijde van het spoor wordt onderzocht, in combinatie met een stedelijke hub. Dit biedt mogelijk ruimte voor andere ambities van de binnenstad (vergroening, woningbouw). Er wordt voorzien in maatregelen ter verbetering van de doorstroming van verkeer, zowel wat betreft de snelwegen als ook de stadsring en aantakkingen. Er wordt ingezet op een sterk fietsnetwerk en goede wandelroutes.


Economie en recreatie

Er is voorzien in een uitbreiding van 77 hectare aan bedrijventerrein, waarmee tegemoet wordt gekomen aan de aangetoonde behoefte hieraan. De nieuwe bedrijfslocaties bevinden zich ten noorden en oosten van de stad. Aanvullend wordt onderzocht om enkele bedrijfslocaties in de binnenstad de komende 20 jaar te transformeren naar woon-werklocaties ten behoeve van goede binnenstedelijke woningbouwlocaties, eventueel met een gemengd karakter. De bedrijven die daar vertrekken hebben ergens anders ruimte nodig. De uitplaatsingsruimte bedraagt circa 30 hectare en komt boven op de 77 ha uitbreiding waar de behoefte van aangetoond is en wat de gemeente als doel heeft gesteld. De te onderzoeken transformatie betreft de locaties Sleutelbloemstraat en Vlijtseweg, beide gelegen aan het kanaal in noord. In zuid gaat het om de locaties Jean Monnetpark, de Christiaan Geurtsweg en de Brouwersmolen, eerste fase. Een stip op de horizon is de mogelijkheid van een nieuwe voorhalte van het spoor bij Brouwersmolen, onderdeel van een sprinterlijn vanuit Amersfoort, om vooral de Veluwe met openbaar vervoer te ontsluiten. Op wijkniveau wordt ingezet op de transformatie van gedeeltes van het winkelvastgoed naar wijkservicecentra, woon- en werkmilieus gericht op maatschappelijke functies. Verder wordt in Uddel ingezet op het toevoegen van nieuwe bedrijfslocaties voor nieuwe economische functies


De agrarische sector staat voor grote opgaves. Voorzien wordt in de transformatie van de intensieve veehouderijsector met name in Uddel naar duurzame vormen van bedrijvigheid en de geleidelijke transformatie van de overige agrarische sector naar natuur inclusieve landbouw.


Voor het versterken van recreatie wordt het programma Vitale vakantieparken ingezet. Ook wordt bijgedragen aan de Veluweagenda, waaronder de Recreatiezonering Veluwe en wordt ingezet op het versterken van het fiets- en wandelknooppuntennetwerk.


Energie en circulariteit

Voor energie geldt een uiteindelijke doelstelling van energieneutraliteit in 2050. Voor 2030 geldt een tussentijdse doelstelling van 39% energieneutraal. Dit moet mede bereikt worden door de inzet van zonne-energie en windenergie. Uitgegaan wordt van clustering. De concentratie voor zon en wind is voorzien op een drietal zoeklocaties. Allereerst een concentratie van windturbines bij het knooppunt A1 en A50 (ten oosten van de A50), in combinatie met een nieuw aan te leggen park voor zonne-energie. Gedeeltelijk wordt hiermee aangesloten op bestaande initiatieven. Hierdoor ontstaat een concentratie en koppeling tussen zon en wind. De tweede cluster van windturbines is gesitueerd op de Veluwe, eveneens aan de A1, maar meer westelijk gelegen. Voor de zonnevelden is sprake van drie zoeklocaties, waarvan twee alleen voor zon en een gecombineerd met wind. Aan de noordzijde van de stad, bij Beemte Broekland ten oosten van de A50, en ten zuiden van Vaassen zijn zoeklocaties voor zonnevelden voorzien.


Verder wordt bij nieuwe ontwikkelingen energieopwekking gestimuleerd. Vanaf 2025 geldt daarbij voor woningen en bedrijfspanden 'nul op de meter'.


Hiernaast geldt nog dat hergebruik wordt gestimuleerd om de omvang van restafval per persoon/per jaar te verminderen.


Ambities 3 en 4: Uitbouwen fysiek fundament en versterken sociaal fundament


De veelzijdige groei van stad en dorpen vindt plaats via de bodem en het landschap op de overgang van Veluwe en IJsselvallei. De Veluwe biedt - met al z'n groen en water - enorme kansen, die flink worden gemarkeerd. Zo is het uitbouwen van het fysiek fundament de derde hoofdopgave geworden. De fysieke stad is weer de voorwaarde voor een sociaal sterke stad. Daarom is de vierde hoofdopgave: het sociaal fundament versterken. Zo bouwt Apeldoorn aan een inclusieve gemeente.


Dit is als volgt opgebouwd:


Natuur en landschap

De groene mal/ het groen-blauwe casco (groen en water) worden verder versterkt. Groen en uitloopgebieden worden vergroot. Er is voorzien in de aanleg van nieuwe (natte) natuur in combinatie met waterberging rond de beekdalen. Er wordt minimaal 175 hectare aan bos toegevoegd. Rond de beekdalen wordt nieuwe (natte) natuur aangelegd in combinatie met waterberging rond de beekdalen.


Natuurinclusief bouwen wordt bevorderd en bij bestaande bouw wordt ingezet op vergroening. Het centrum van Apeldoorn wordt verder vergroend en omgevormd naar stadspark. Ingezet wordt op de bevordering van de biodiversiteit.


Klimaatadaptatie

Voorziene maatregelen gericht op klimaatadaptatie zijn het vasthouden van oppervlaktewater in retentieplassen, als waterreservoir in tijden van droogte en als eerste stap naar een circulair watersysteem, vernatting op de Veluwe ten behoeve van infiltratie van drinkwater en het zo veel mogelijk afkoppelen verhard oppervlak in stedelijk gebied.


In bestaande situaties wordt vergroenen bevorderd en in nieuwe situaties is er de doelstelling van natuurinclusief bouwen. Verdere vergroening van de binnenstad zal bijdragen aan het voorkomen van hittestress.

Milieu en gezondheid

Bij het maken van plannen zal rekening moeten worden gehouden met de aspecten milieu en veiligheid. Geluidbeleid op maat zal hieraan gaan bijdragen.


Daarnaast wordt ingezet op het faciliteren van verblijven in de buitenlucht door voldoende aanbod van groen in nabije leefomgeving en het uitdagen tot meer bewegen, onder meer in een aantrekkelijke buitenruimte.


Inclusiviteit

Op diverse vlakken wordt ingezet op het bevorderen van een inclusieve samenleving. Er zal sprake zijn van variatie in woonmilieus zowel in de verdichtingsopgaven als in de nieuwe uitleg, in verschillende prijsklassen. Ook wordt sporten voor iedereen gestimuleerd, mede door een uitnodigende buitenruimte, en ingezet wordt op het herstructureren/verduurzamen van schoolgebouwen. Op wijkniveau wordt gedacht aan de ontwikkeling van woonzorgzones (gecombineerd met de transformatie van winkelvastgoed).


Op onderstaande afbeelding is weergegeven waar de verschillende ambities hun uitwerking krijgen in de gemeente Apeldoorn:

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.tam0009-vas1_0005.png"


Uitvoering Omgevingsvisie

Gebiedsprofielen

De hoofdopgaven zijn voor een zestal focusgebieden nader beschouwd. Dit betreft de gebieden Binnenstad, Kanaalzone Centrum, Spoorzone centrum, Stadsrand Zuid, Stadsrand noord en Uddel. Aangegeven wordt wat de gewenste ontwikkelrichting is voor deze gebieden en welke vaste waarden hier gelden bij de beoordeling van beoogde ontwikkelingen. De gebiedsprofielen bieden daarmee een verdiepte basis voor de verdere uitwerkingen uitvoering van de Omgevingsvisie.

Afwegingsmatrix

Er is veel nodig om te komen tot planvorming die invulling gaat geven aan de ambities uit de Omgevingsvisie, ook buiten de gebiedsprofielen. Om bij initiatieven duidelijk richting te kunnen geven, is in de Omgevingsvisie een afwegingsmatrix opgenomen. Daarin zijn de globale contouren weergegeven waarbinnen wordt beoordeeld of initiatieven bij de ambities passen. De afwegingsmatrix wordt verder uitgewerkt zodat deze meetbaar en concreet kan worden toegepast.


Onderzoeken

Om te komen tot uitvoering van de ambities uit de Omgevingsvisie is uiteraard nog veel nadere uitwerking noodzakelijk. Ook zal er op verschillende gebieden nog nader onderzoek worden verricht. Ten behoeve van de Omgevingsvisie is een Omgevingseffectrapportage (inclusief een aanvulling daarop) opgesteld. Onder meer de daarin genoemde onderdelen zullen als leidraad dienen voor de te verrichten onderzoeken ten behoeve van de verdere uitwerking van de Omgevingsvisie.

Conclusie:
Het planinitiatief is in overeenstemming met de omgevingsvisie.

5.3.2 Groenbeleid

Het groenbeleid is vastgelegd in de Groene Mal, de Groenstructuurkaart, de Verordening Groene Balans en het Groenplan. Die worden in de navolgende paragrafen besproken.

Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.

Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.tam0009-vas1_0006.png"

Afbeelding 2: de Groene Mal

Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.

Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.

Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.

Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.

De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.

Groenstructuurkaart

In april 2017 heeft de gemeenteraad de Groenstructuurkaart vastgesteld. De kaart geeft de belangrijkste groenstructuren van Apeldoorn weer. Apeldoorn koestert haar groene kwaliteit en wil deze beschermen en versterken. De kaart geeft een gebiedsdekkend toetsingskader en uitgangspunt voor onder andere een consequente beoordeling van ruimtelijke plannen op landschappelijke en groene kwaliteit.

De Groenstructuurkaart bestaat uit verschillende elementen:

  • Groenstructuur: Groene Mal;
  • Groenstructuur: Beken & sprengen, weteringen en kanaal;
  • Groenstructuur: doorgaande wegen buitengebied;
  • Groenstructuur: snelwegcorridors en spoorwegen;
  • Wijkgroenstructuur;
  • Boomrijke gebieden.

Op de kaart zijn die gebieden vastgelegd waar behoud van bestaand groen en ontwikkeling van nieuw groen prioriteit heeft. Het groenstructuurplan werkt door in het kapvergunningenbeleid en het uitgiftebeleid voor snippergroen.

Groenplan

In september 2018 heeft de gemeenteraad het Groenplan vastgesteld. Het Groenplan geeft aan welke groene doelen en opgaven belangrijk zijn voor het behoud en versterking van het groene karakter van de hele gemeente. De groene opgaven bestaan uit versterken van het groen-water netwerk in en om de stad, meer groen in de binnenstad, meer en beter groen in wijken en dorpen en versterken van karakteristieke landschappen. Binnen deze opgaven ligt de focus op het inzetten van groen om de gevolgen van klimaatverandering te beperken, biodiversiteit te versterken en bewoners uit te nodigen tot bewegen en ontmoeten. Dit met een veerkrachtig natuurlijk systeem als basis. Duurzaam groenbeheer, samenwerking en participatie vormen belangrijke pijlers die vorm krijgen in het Uitvoeringsprogramma Groen en biodiversiteit.

Verordening Groene Balans

In maart 2018 heeft de gemeenteraad de verordening 'Groene Balans: compensatie en verevening van groene waarden' vastgesteld. De verordening is met name van toepassing op een ruimtelijke ontwikkeling in de Groene Ontwikkelingszone als vastgesteld in de Omgevingsverordening Gelderland, waarbij geldt dat deze alleen is toegestaan mits tevens een bijdrage aan het landschap wordt geleverd waarbij de kernkwaliteit van het betreffende gebied (substantieel) wordt versterkt. De gemeente verleent alleen medewerking aan zo'n ruimtelijke ontwikkeling, die leidt tot ruimtebeslag dat weliswaar vanuit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening inpasbaar is maar ten koste gaat van de groene buitenruimte, indien:

  • er naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende landschappelijke inpassing ter plaatse plaatsvindt;
  • én er naar het oordeel van burgemeester en wethouders sprake is van een goede stedenbouwkundige c.q. landschapsarchitectonische kwaliteit van de ruimtelijke ingreep; én
  • een bijdrage wordt geleverd aan de (substantiële) versterking van de kernkwaliteit van het landelijke gebied. De versterking van de kernkwaliteit vindt plaats ter plekke dan wel elders binnen de Groene Ontwikkelingszone.

Conclusie
Het initiatief is niet strijdig met het groenbeleid.

5.3.3 Water

Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.

Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek gaan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:

  1. 1. de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de planvorming te betrekken, en
  2. 2. de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.

Verordening afvoer hemelwater en grondwater 2023 Apeldoorn

De gemeenteraad van Apeldoorn heeft op 21 december 2023 de Verordening afvoer hemelwater en grondwater 2023 Apeldoorn vastgesteld. De inwerkingtreding van de verordening is bepaald op 31 december 2023. Dit is gedaan omdat op deze manier de verordening op correcte wijze kan overgaan in het tijdelijke deel van het omgevingsplan onder de Omgevingswet. Gemeenten hadden tot en met 2023 op grond van artikel 10.32a van de Wet milieubeheer (Wm) een zorgplicht voor de inzameling van stedelijk afvalwater en op grond van de Waterwet een zorgplicht voor hemelwater en grondwater. De wijze waarop een gemeente invulling geeft aan de zorgplichten werd weergegeven in het Water- en rioleringsplan. Met de inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke watertaken (2009) en de daarmee verband houdende wijziging van de Wm hadden de gemeenten een extra instrument gekregen ter realisatie van de zorgplichten met betrekking tot hemelwater en grondwater in de vorm van een gemeentelijke verordening. In artikel 10.32a van de Wm was opgenomen dat gemeenteraden in het belang van de bescherming van het milieu bij verordening regels kunnen stellen aan het lozen van afvloeiend afvalwater en grondwater op de riolering.

Het lozen van hemelwater en grondwater op de riolering werd tot en met 2023 geregeld in het Besluit lozing afvalwater huishoudens, het Besluit lozen buiten inrichtingen en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Deze besluiten worden thans vervangen door de Omgevingswet. Over de riolering en de aansluiting van bouwwerken op de openbare riolering zijn bepalingen opgenomen in het Bouwbesluit 2012 (BB). De Verordening op de afvoer van hemelwater en grondwater is aanvullend en niet in strijd met plichten die elders zijn vastgelegd. Mocht er desondanks strijdigheid zijn met een hogere regeling (nu nog “lozingsbesluiten” en/of het Bouwbesluit, vanaf 1 januari 2024 vervangen door de Omgevingswet) dan prevaleert die hogere regeling.

Bij het besluit tot vaststelling van de verordening heeft de raad het wenselijk geacht gebruik te maken van de mogelijkheid het afvloeiend hemelwater en het grondwater in bepaalde gebieden en bij bepaalde riooltypen dan wel van nieuw gebouwde of grootschalig verbouwde panden, niet te laten afvloeien in een openbaar vuilwaterriool of openbaar gemengd riool.

Tevens wenst de raad gebruik te maken van de mogelijkheid het afvloeiend hemelwater en het grondwater niet te laten afvloeien in het gemeentelijke drukrioolstelsel.

Kaart en lozingsverboden

Kern van de verordening betreft de bij de verordening vastgestelde kaart. Binnen de op de kaart aangegeven gekleurde gebieden (blauw) zijn de volgende lozingsverboden (plicht tot afkoppelen) van kracht:

Het is verboden afvloeiend hemelwater en grondwater te lozen op het openbaar gemengd riool of het openbaar vuilwaterriool. Het is daarnaast verboden hemelwaterafvoerleidingen en leidingen ten behoeve van de afvoer van vrijkomend grondwater bij drainage, pompen of andere vormen van onttrekkingen, aan te sluiten of aangesloten te houden en daardoor te lozen op het drukriool.

Deze verboden biedt de gemeente de mogelijkheid om een eigenaar van een bouwwerk en/of erf te verplichten de hemel- en grondwaterafvoer niet aan te sluiten op, dan wel af te koppelen van het openbare gemengde of vuilwaterriool. Een dergelijke verplichting voor bestaande bouwwerken en/of erven wordt enkel opgelegd als het afvoeren of verwerken (bergen en infiltreren) van hemelwater op eigen erf, via een hemelwaterriool en/of oppervlakte water, redelijk wordt geacht.

Om te kunnen bepalen of afkoppeling van het openbare gemengde, vuilwaterriool of drukriolering redelijk dan wel onredelijk is wordt afkoppelen redelijk geacht:

  • als het bouwwerk en/of erf is aangelegd in een wijk waarbij van oorsprong een openbaar hemelwaterrioolsysteem en/of openbaar ontwateringsstelsel aanwezig was;
  • als het bouwwerk en/of erf gelegen is in een gebied met drukriolering;
  • bij nieuwbouw of grootschalige verbouw van een bouwwerk en/of het verharden van een perceel of ontwikkellocatie en bij nieuwe lozingen vanaf verhard oppervlak op oppervlaktewater.

In alle gevallen geldt dat de hoeveelheid te lozen water geen nadelig effect mag hebben op het ontvangende watersysteem. Een en ander zoals beschreven in artikel 4.5.12 van de Beleidsregels Keur Waterschap Vallei en Veluwe 2013 (of diens rechtsopvolger per 1 januari 2024). Aanvullend op de regels van het waterschap Vallei en Veluwe is in het meeste actuele beleid van de gemeente Apeldoorn beschreven welke gebied specifieke uitgangspunten er zijn voor het bergen en infiltreren van regenwater: gegeven de omvang van een aanpassing of ontwikkeling heeft de gemeente Apeldoorn een onderverdeling gemaakt tussen bergen en infiltreren op particulier terrein versus openbaar terrein.

Blijkt er geen mogelijkheid te bestaan of kan niet in redelijkheid van een perceeleigenaar worden verlangd dat hij of zij afkoppelt dan kan een ontheffing worden aangevraagd. Aan de hand van de bij de aanvraag om een ontheffing te overleggen gegevens beslist het college van burgemeester en wethouders over de daadwerkelijke verlening van een ontheffing.

Voor nieuwbouw of grootschalig verbouw met een verhard oppervlak groter dan 200m2 geldt een bergingsplicht van 60 mm over het te realiseren verhard oppervlak, alvorens er geloosd mag worden op oppervlaktewater. Voor de voorkeursvolgorde van de afvoer van regenwater en de bijbehorende bergingseis met verdeling over particulier oppervlak en openbaar terrein hanteert de gemeente de Beslisboom voor regenwater.

Afkoop verbod

Indien het afkoppelen en bergen van hemelwater niet op het eigen perceel mogelijk is, kan ontheffing worden verleend van de bergingsplicht op eigen terrein, onder voorwaarde van vergoeding van de kosten van realisatie van de berging door of namens de gemeente en het op maaiveld aanbieden van het hemelwater op de erfgrens.

Daarvoor wordt gebruik gemaakt van marktconforme bedragen. Wel geldt het vereiste dat hemelwater de waterstromen op de erfgrens op maaiveld niveau worden aangeboden. De gemeente gebruikt deze afkoopsom voor afkoppelprojecten. Op het moment dat afkoppelen op openbaar terrein mogelijk wordt, wordt dit door de gemeente voor dit pand gerealiseerd zonder aanvullende kosten.

Conclusie:
Op de locatie Nijbroekseweg 12 te Apeldoorn is enkel sprake van een bestaande (voormalige bedrijfs-) woning. Derhalve zijn er geen directe gevolgen voor onderhavig plan vanuit de vastgestelde Verordening afvoer hemelwater en grondwater 2023. Bij deze herontwikkeling kan in de toekomst, waar mogelijk, het regenwater worden afgekoppeld en geïnfiltreerd in de ondergrond.

Waterschap

In november 2021 heeft Waterschap Vallei en Veluwe het Blauw Omgevingsprogramma (BOP) 2022-2027 vastgesteld. In het BOP beschrijft het waterschap de ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, wonen en zuiveren, circulair econome en energietransitie. Het waterschap wil een waardevolle leefomgeving waarborgen. Daarom wordt er ingezet op vijf maatschappelijke thema's:

1. Waardevolle leefomgeving

2. Klimaatverandering

  1. 3. Energietransitie
  2. 4. Circulaire economie
  3. 5. Biodiversiteit

Het beheergebied van het waterschap is opgedeeld in vier deelgebieden. De gemeente Apeldoorn valt onder het deelgebied IJsselvallei. De vijf thema's zijn specifiek gemaakt voor de vier deelgebieden in gebiedsdoelen. De gebiedsdoelen zijn onderverdeeld in drie categorieën: Watersysteem, Waterveiligheid en Wonen en zuiveren.

Uitgangspunt plan

Bij veranderingen op of rondom het oppervlaktewater en waterkeringen evenals bij de realisatie van voldoende waterberging voor nieuwe ontwikkelingen zijn de regels van de keur van het waterschap van toepassing.

5.3.4 Parkeren

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Beleidsregels Parkeren 2024 (vastgesteld op 13 juni 2024). Met dit beleid wordt beoogt te sturen op leefbaarheid en bereikbaarheid. Het beleid is een sturingselement bij de ontwikkelingen die Apeldoorn de komende jaren te wachten staat. De insteek bij het parkeren is dat parkeeroverlast - zo veel mogelijk - te voorkomen. Uitgangspunt is dat de parkeervraag bij ontwikkelingen niet mag worden afgewenteld naar de openbare weg. Het onderwerp parkeren wordt daarnaast benut in de strategie om Apeldoorn duurzaam en autoluw te ontwikkelen. De nieuw vastgestelde beleidsregels voor parkeren richten zich enerzijds op het geven van een uitleg over hoe de parkeerregeling in het omgevingsplan zal worden toegepast. In de parkeerregeling die is opgenomen in het omgevingsplan (van rechtswege) wordt naar de ‘Beleidsregel Parkeren’ verwezen. Anderzijds dient deze beleidsregel als een toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen waarvoor een wijziging van het omgevingsplan wordt opgesteld. De parkeernormen voor zowel fietsen als auto's zijn vastgelegd in de Beleidsregel Parkeren 2024. De beleidsregel legt vast wat wordt verstaan onder het realiseren van 'voldoende parkeerruimte voor auto en fiets en voor laden en lossen'. Daarnaast wordt in de beleidsregel ingegaan op deelmobiliteit en hoe deelmobiliteit een rol kan spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen. De beleidsregel geeft inzicht in het aantal, de kwaliteit en de plek van de te realiseren parkeerplaatsen. Het bepalen van 'voldoende parkeerruimte' gebeurt bijvoorbeeld door het hanteren van parkeernormen voor fietsen en auto's.

Toets
Voorliggend plan voorziet in de omzetting van een bestaande bedrijfswoning naar een reguliere woning. Het plangebied is voldoende groot om op eigen terrein te kunnen voorzien in de benodigde parkeerplaatsen.
Hiermee is het plan in overeenstemming met de beleidsregel.

6 Omgevingskwaliteit

6.1 Stedenbouwkundige Kwaliteit

De locatie is gelegen aan de rand van de Apeldoornse wijk 'Zevenhuizen'. De ruimtelijke opbouw van Zevenhuizen betreft een heldere hoofdstructuur gemarkeerd door hoogbouw. Buurten zijn opgebouwd uit een herhaling van ‘stempels’ met rijwoningen.

Beeldbepalende elementen van deze woonwijk:

- Schakelen en stapelen met blokjes zorgt voor buurten vol variatie en contrast;

- Het oorspronkelijke groenontwerp als een spel van horizontaal en verticaal;

- De functionele en ingetogen openbare ruimte oogt vanzelfsprekend;

- Herontwikkeling als verrijking van de wijk.

Verder grenst de locatie aan de uitbreidingswijk 'Zuidbroek' (deelgebied 'Het Mozaïek'). Dit gebied wordt onder andere gekenmerkt door vrijstaande woningen, met variatie in materiaalgebruik en detaillering van de gevels.

De voormalige kwekerij aan de Nijbroekseweg 12 te Apeldoorn bevindt zich in een gebied dat zich in overheersende mate manifesteert als een woongebied met de hiervoor genoemde stedenbouwkundige kwaliteit, en vormde daarmee een contrast. Door de transformatie naar een woonfunctie voegt deze woning zich naar deze stedenbouwkundige kwaliteit.

6.2 Cultuurhistorie En Archeologie

Cultuur- en Erfgoednota 2021-2024: 'Apeldoorns Karakter!'

De Cultuur- en Erfgoednota Apeldoorns Karakter! is door de gemeenteraad vastgesteld op 25 juni 2020. Kern van de nota is dat cultuur en erfgoed van essentieel belang zijn voor de identiteit en herkenbaarheid van Apeldoorn. Erfgoed wordt ingezet om de kwaliteit van de leefomgeving en de herkenbaarheid van deelgebieden in stad, dorpen en buitengebied te vergroten. Daarnaast is het een wettelijke taak van de gemeente om zorg te dragen voor het ruimtelijk erfgoed. Het is daarom belangrijk om erfgoed zo vroeg mogelijk in het planproces mee te nemen. Niet alleen om het aanwezige erfgoed te beschermen en te behouden, maar ook om dit te benutten als uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. Daartoe dient tijdig goed archeologisch onderzoek te worden gedaan, waarmee inzicht ontstaat in de aanwezige archeologische waarden. De archeologische beleidskaart vormt hierbij een belangrijk instrument.

De nota bevat een kaart die attentiewaarden toekent aan verschillende gebieden. De attentiewaarde in het gebied waarin de locatie Nijbroekseweg 12 zich bevindt is als 'laag' aangeduid. Het perceel bevat geen gebouwen welke als monument, beeldbepalend of karakteristiek zijn aangeduid.

Archeologische beleidskaart

De archeologische beleidskaart (vastgesteld door de gemeenteraad op 18 juni 2015) kent drie categorieën terreinen met archeologische waarden. Er is vastgesteld dat op deze terreinen archeologische waarden aanwezig zijn of dat het zeer waarschijnlijk is dat deze aanwezig zijn. Daarnaast zijn er drie zones met archeologische verwachtingen. Deze zones geven de dichtheid weer waarop een archeologische vindplaats wordt verwacht. De kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats is afhankelijk van de archeologische verwachting voor het gebied én van de omvang van de graafwerkzaamheden. Daarom is aan de verschillende gebiedscategorieën specifiek beleid gekoppeld. Daarbij gaat het om:

Categorie 1: Terrein met monumentale archeologische waarden.
Het gaat hier om wettelijk beschermde monumenten en door de gemeente op basis van de Monumentenverordening aangewezen gemeentelijke monumenten. Op deze terreinen is het vrijwel zeker dat bij grondwerkzaamheden schade aan de archeologische vindplaats toegebracht wordt. De bescherming van deze terreinen is geregeld in de Erfgoedwet, de Monumentenwet en de Monumentenverordening.

Categorie 2: Terrein met vastgestelde archeologische waarden
Terreinen met vastgestelde archeologische waarden zijn die gebieden waarvan in het verleden is vastgesteld dat er zich een behoudenswaardige archeologische vindplaats bevindt. Bij verstoringen van de bodem groter dan 50 m2 is het verplicht archeologisch onderzoek uit te voeren.

Categorie 3: Terrein met archeologische waarden

Tot de terreinen met archeologische waarden behoren de enken, dorpskernen en historische locaties. In deze gebieden zijn archeologische waarden aanwezig, maar waar deze precies liggen is niet altijd bekend. Bij bodemingrepen is de kans dan ook zeer aannemelijk dat archeologische waarden worden aangetroffen. In deze gebieden moet bij verstoringen van de bodem groter dan 100 m2 archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.

Categorie 4: Zone met (middel-)hoge archeologische verwachting

In deze categorie vallen de terreinen die op de archeologische kenniskaart een middelhoge en hoge archeologische verwachting bezitten. In deze gebieden wordt verspreide begraving, bewoning en landgebruik voorafgaande aan de dorpsvorming in de Late Middeleeuwen verwacht. Pas bij grotere bodemingrepen wordt de kans groot dat zo'n vindplaats wordt aangetroffen. Daarom hoeft bij verstoringen van de bodem kleiner dan 500 m2 geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

Categorie 5: Zone met lage archeologische verwachting

In gebieden met een lage archeologische verwachting is de dichtheid van archeologische vindplaatsen naar verwachting laag. Daarom hoeft er in deze gebieden alleen archeologisch onderzoek te worden gedaan als er meer dan 2.500 m2 van de bodem verstoord gaat worden.

Categorie 6: Zone met geen archeologische verwachting

In gebieden waar het bodemarchief door menselijk of natuurlijk toedoen is verdwenen of waar zeker is dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het gaat hier om grote verstoringen van de bodem: wegvlak A1, de spoorlijn ter hoogte van de stuwwal en niet-historisch water. Deze categorie zal in de loop van de tijd groter worden naarmate meer archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Een actueel overzicht van overige gebieden in deze categorie wordt door middel van de archeologische kenniskaart bijgehouden.

Verstoringsdiepte waarvoor onderzoeksplicht geldt

De verplichting om archeologisch onderzoek uit te voeren geldt voor ieder van de genoemde gebiedscategorieën wanneer de totale oppervlakte aan geplande bodemingrepen de betreffende oppervlaktemaat overschrijdt en bij een verstoring dieper dan 35 cm onder het vastgestelde maaiveld. Een uitzondering op deze diepte wordt gemaakt voor natuurgebieden. Ervaring leert dat archeologische waarden in natuurgebieden relatief dicht aan het oppervlak kunnen liggen. Daarom is in natuurgebieden bij verstoringen van de bodem groter dan 10.000 m2 altijd een archeologisch onderzoek nodig, ongeacht de diepte van de verstoring.

Onderzoeksresultaten

Het plangebied ligt op basis van de Archeologische Beleidskaart 2015 in een categorie met (middel-) hoge archeologische verwachting. Omdat er geen grondingrepen plaatsvinden is er geen archeologisch onderzoek verricht. Verder geldt er wel een beschermingsregime voor toekomstige ingrepen, op basis van artikel Waarde - Archeologie (middel)hoog

7 Omgevingsaspecten

7.1 Bodem

Ten behoeve van dit plan is bodemonderzoek verricht. Uit de conclusies van het onderzoek blijkt het volgende:

Binnen de onderzoekslocatie is een sterk met PAK verontreinigde spot aanwezig. Deze bevindt zich ten noordoosten van de woning, direct onder de klinkerverharding. De omvang van deze spot bedraagt circa 12 m3. De sterk verontreinigde grond bevat geen gehaltes PFAS boven de achtergrondwaarde. Daarnaast is er circa 21 m3 matig met PAK verontreinigde grond aanwezig. Deze spot is eveneens aanwezig direct onder de klinkerverharding, en bevind zich ten oosten van de schuur. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Met het bevoegd gezag (Omgevingsdienst) zal besproken moeten worden of sanerende maatregelen noodzakelijk zijn voor het wijzigen van de bestemming van de locatie. Het is niet toegestaan graafwerkzaamheden uit te voeren in de sterk verontreinigde grond zonder toestemming van de Omgevingsdienst. Verder wordt verwezen naar de bijlage Bodemonderzoek.

Advies Omgevingsdienst

Het bodemonderzoek wordt door de Omgevingsdienst akkoord bevonden, zie bijlage AdviesOmgevingsdienst Bodemonderzoek. Op basis hiervan blijkt dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie.

De Omgevingsdienst merkt wel op dat er een verontreiniging met PAK op de locatie aanwezig is. Deze verontreiniging is niet ernstig omdat het een omvang heeft van minder dan 25m3. Bij het maken van eventuele bouwplannen, het aanvragen van een omgevingsvergunning, het plegen van grondverzet of afvoer van grond op dit gedeelte van de locatie, moet hier in de toekomst wel rekening mee worden gehouden.

Conclusie: de functiewijziging van agrarisch naar wonen is vanuit het aspect bodem toelaatbaar. Voor toekomstige concrete bouwplannen voor het gedeelte van het perceel dat sterk vervuild is met PAK, moet bij het aanvragen van een omgevingsvergunning, of het verrichten van grondverzet, daarmee rekening worden gehouden.

7.2 Overige Omgevingsaspecten

Tabel toetsing overige omgevingsaspecten

Geluid Toetsing instructieregels
Bkl
De ontwikkeling betreft de omzetting van een bedrijfswoning naar een
reguliere woning. Er is geen sprake van een nieuwe geluidsgevoelige
bestemming. Er is geen onderzoek nodig.
Luchtkwaliteit Toetsing aan instructieregels
Bkl
De ontwikkeling betreft de omzetting van een bedrijfswoning naar een
reguliere woning. Daarnaast ligt de locatie niet in het aandachtsgebied
voor lucht. Er is geen onderzoek nodig.
Milieuzonering Toetsing van het belang van het
beschermen vande gezondheid
De ontwikkeling betreft het verwijderen van een kwekerij functie en het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere woning. Het stoppen van de kwekerij activiteiten verbetert de woonomgeving voor de
omliggende woningen. Relevant is hierbij wel dat er een stopmelding
voor de bedrijfsactiviteiten is ingediend.
Externe veiligheid Wordt voldaan
aan normen
plaatsgebonden
risico en groepsrisico?
De ontwikkeling betreft de
omzetting van een bedrijfswoning naar een reguliere woning. In de buurt van het plangebied liggen geen risicobronnen die een belemmering
vormen voor de ontwikkeling van het plangebied. Het plangebied ligt niet
in een plaatsgebonden risicocontour, een aandachtsgebied of een
voorschriftengebied. Externe veiligheid vormt hierdoor geen belemmering voor de ontwikkeling.
Elektromagnetische straling Toetsing van het
belang van het
beschermen van
de gezondheid
Er ziijn geen hoogspanningsleidingen of zendmasten in de buurt van de planlocatie waardoor dit aspect geen belemmering vormt.
Milieueffectrapportage Toetsing Omgevingsbesluit Er is geen sprake van een activiteit als bedoeld in bijlage V van het omgevingsbesluit. Een effectrapportage is daarom niet aan de orde.
Natuurwaarden Toetsing of
sprake is van negatieve effecten
op beschermde gebieden
Uit het planvoornemen blijkt dat er
geen bouw- of sloopwerkzaamheden plaats zullen vinden. Het stoppen van de planologisch legale bedrijfsmatige
(intensieve kwekerij) activiteiten zal naar verwachting wel leiden tot een afname van stikstofemissie. Er zal dus geen effect van stikstofdepositie optreden.

Soortenbescherming Ow
Het huidige gebruik blijft gelijk. Naar
verwachting zal er dus geen effect op beschermde soorten optreden.

Houtopstanden Ow
Er worden geen bomen gekapt.
Water Heeft de ontwikkeling
effect op de waterhuishouding?
Er is geen toename van verharding, Er is ook geen sprake van een toename van afwatering. De huidige situatie wordt geregeld en daarom is er geen effect op de waterhuishouding.

8 Uitvoerbaarheid

Er is een anterieure overeenkomst gesloten met initiatiefnemer waarbij de kosten van de wijziging van het omgevingsplan op hem zijn verhaald.

9 Juridische Aspecten

Een TAM-omgevingsplan biedt een alternatieve mogelijkheid om via de IMRO2012-standaard (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) en de bestaande voorziening Ruimtelijke Plannen het omgevingsplan te wijzigen, wanneer gemeenten het omgevingsplan nog niet via de nieuwe standaarden kunnen bekendmaken en beschikbaar stellen. Dit voorkomt dat planvorming onaanvaardbare vertraging oploopt bij de invoering van de Omgevingswet.
Dit TAM-omgevingsplan, Hoofdstuk 22i Nijbroekseweg 12 , vormt een wijziging van

het omgevingsplan. Woningbouw op deze locatie is in strijd met bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar, onderdeel uitmakende van het omgevingsplan van rechtswege, waardoor het omgevingsplan gewijzigd moet worden.

Het TAM-omgevingsplan is juridisch een integraal onderdeel van het omgevingsplan. Dit TAM-omgevingsplan dient dus ook als dusdanig gelezen te worden, in samenhang met de al

geldende regels in hoofdstuk 22 van het omgevingsplan, de zogenaamde bruidsschat. Daarom is er in de regels van onderhavig TAM-omgevingsplan een pre-ambule opgenomen, waarin staat dat het plan vigeert als hoofdstuk 22i van het omgevingsplan.

Hoofdstuk 1 - Inleidende regels

Dit TAM-omgevingsplan maakt onderdeel uit van het omgevingsplan van de gemeente Apeldoorn. Dat betekent dat alle regels uit het omgevingsplan ook van toepassing zijn op onderhavige ontwikkeling aan de Nijbroekseweg 12 te Apeldoorn (tenzij ze daarmee strijdig zijn). Daarom worden in de regels alleen maar bepalingen opgenomen welke specifiek relevant zijn voor onderhavige ontwikkeling. Zo is er voor dit plan ook gekozen om niet de specifieke bepaling over het afwijken van bepalingen uit de bruidsschat op te nemen, aangezien er bij dit TAM-omgevingsplan nauwelijks wordt afgeweken van de bruidsschat.

Hoofdstuk 2 - functies en activiteiten

Conform de Omgevingswet worden in dit hoofdstuk de toegestane functies en activiteiten beschreven binnen het besluitgebied. Beoogd is zoveel mogelijk aansluiting te vinden bij de regels en bepalingen voor vergelijkbare functies en activiteiten uit het tijdelijk deel omgevingsplan Apeldoorn. Deze zijn wel dusdanig omgevormd dat deze voldoen aan de regels van de Omgevingswet. Daar waar mogelijk is voorgesorteerd op het nog op te stellen nieuwe, permanente omgevingsplan voor de gemeente Apeldoorn dat op dit moment nog in ontwikkeling is. Hieronder is - indien noodzakelijk - een aanvullende toelichting per functie opgenomen.

Wonen

De bestaande bedrijfswoning heeft de functie Wonen gekregen. Het bouwvlak is om de bestaande woning gelegd. De goot- en bouwhoogte is als 'maatvoering' op de plankaart opgenomen. Bijbehorende bouwwerken mogen in principe enkel worden gesitueerd in het achtererfgebied. Er is aansluiting gezocht bij hoofdstuk 22 (Bruidsschat) uit het omgevingsplan voor de regeling voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken. Gelet op de huidige oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is er geen uitbreiding meer mogelijk.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

Voor dit hoofdstuk zijn er algemene bepalingen opgenomen die alleen betrekking hebben op de artikelen uit dit TAM-omgevingsplan. Hier zitten bijvoorbeeld algemene bouw- en functieregels in die gelden voor het gehele grondgebied van de locatie.

In dit hoofdstuk is een artikel opgenomen waarin de vergunningplichtige gevallen zijn genoemd. De verwijzing naar artikel 22.27 en 22.36 van het omgevingsplan heeft betrekking op de zogenaamde bruidsschat.

Verbeelding

De verbeelding die is opgesteld voor het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22i Nijbroekseweg 12 is opgesteld conform de technische eisen voor bekendmaken en beschikbaar stellen van IMRO2012. Dat betekent dat de functies in het besluitgebied op de verbeelding als 'enkelbestemming', dan wel 'dubbelbestemming', zijn opgenomen. Maatvoeringsaanduidingen zijn ook als zodanig op de verbeelding opgenomen.

10 Conclusie Evenwichtige Toedeling Van Functies Aan Locaties

Op grond van artikel 4.2 Omgevingswet moet het omgevingsplan voldoen aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Verder gelden de beleidskaders en instructieregels. In Hoofdstuk 5 Relevant beleid van Rijk, Provincie en Gemeente en de Hoofdstukken 6 Omgevingskwaliteit en 7 Omgevingsaspecten is aangegeven dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan de planlocatie. In dit hoofdstuk worden de conclusies uit de genoemde hoofdstukken beschreven.

Eindconclusies

1. Beleid
De voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op functieverandering. De nieuwe functie is in overeenstemming met het beleid.

2. Omgevingskwaliteit
Door de transformatie naar een woonfunctie voegt deze woning zich naar deze stedenbouwkundige kwaliteit.

3. Omgevingsaspecten
De effecten van de beoogde ontwikkeling op de omgeving is positief en er treden geen nadelige gevolgen voor het milieu op.

Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

SBI-CODE OMSCHRIJVING CATEGORIE
581 Uitgeverijen (kantoren) 1
1814A Grafische afwerking 1
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
9524 Meubelstoffeerderijen 1
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
50, 51 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
791 Reisorganisaties 1
61 Telecommunicatiebedrijven 1
64, 65 Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor 1
41, 68 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
62 Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. 1
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
9602 Schoonheidsspecialist op afspraak 1
9602 Kapper op afspraak 1
9609 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd 1

Bijlage 2 Beleidsregel Parkeren

Bijlage 2 Beleidsregel parkeren

Bijlage 3 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Bodemonderzoek

Bijlage 4 Advies Omgevingsdienst Bodemonderzoek

Bijlage 4 Advies Omgevingsdienst Bodemonderzoek

Bijlage 5 Procedureschema

Ontwerpplan ter inzage
23-01-2025 - 05-03-2025
Vaststelling door gemeenteraad
16-04-2025
Terinzagelegging vastgesteld plan
01-05-2025 - 11-06-2025