KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 4 Water
Artikel 5 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 13 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 14 Slotregel
1 Inleiding
2 Beleidskader
2.1 Provinciaal Beleid
2.2 Gemeentelijk Beleid
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
4.1 Ruimtelijke En Functionele Opzet
4.2 Toetsing Uitwerkingsregels
4.3 Duurzame Verstedelijking
4.4 Afstemming Beleidskader
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Milieuaspecten
5.2 Waterhuishouding
5.3 Natuurwaarden
5.4 Archeologie
5.5 Cultuurhistorie
5.6 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Bestemmingen
6.3 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
7 Inspraak En Overleg
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 5 Procedureschema

Sprenkelaar en Anklaar uitwerking 1

Uitwerkingsplan - gemeente Apeldoorn

Vastgesteld op 12-10-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het uitwerkingsplan met identificatienummer NL.IMRO.0200.up1036-vas1 van de gemeente Apeldoorn, zijnde een uitwerking van het bestemmingsplan.

1.2 uitwerkingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1093-vas1 van de gemeente Apeldoorn.

1.4 aan- of uitbouw

Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan, gelegen:

  • ter plaatse van de aanduiding 'erf';
  • binnen het bouwvlak, op het gedeelte waar volgens deze regels de bouw van een woning niet is toegestaan.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.8 aaneengebouwde woning

Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.9 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.10 agrarisch bedrijf

Een bedrijf, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij en pensionstal, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.

1.11 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

1.12 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.13 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.14 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.16 begeleid wonen

Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

1.17 Beperkt kwetsbaar object

Object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen artikel 1 sub 1.

1.18 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.19 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.20 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.23 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.25 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.28 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.29 bijzondere boom

Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.

1.30 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.32 erkend archeoloog

Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.

1.33 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.34 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 gebruiksgerichte paardenhouderij

Een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone.

1.36 gestapelde woning

Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.

1.37 hoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten hoog is.

1.38 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.39 hoofdverblijf

  1. a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.40 intensieve veehouderij

Een inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen categorie behoort en is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren.

1.41 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.42 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.43 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.44 kwekerij

Een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.

1.45 Kwetsbaar object

Object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen artikel 1 sub 2.

1.46 middelhoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten middelhoog is.

1.47 nevenactiviteit

Een activiteit die uitsluitend naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en uitsluitend door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie uitgeoefend kan worden en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.

1.48 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.49 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.50 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.51 peil

Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.

1.52 permanente bewoning

Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf beschikt.

1.53 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.54 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.55 recreatiewoning

Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden.

1.56 risicovolle inrichting

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig met een contour voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

1.57 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.58 teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen, zoals tunnel- en boogkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen en regenkappen

1.59 twee-onder-een-kapwoningen

Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.60 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.61 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatiewoningen.

1.62 verkoopvloeroppervlakte

Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.63 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.64 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

1.65 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.66 woonwagen

Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.67 woonwagenstandplaats

Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.

1.68 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.69 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.70 zorgboerderij

Een voorziening in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren door personen die niet zelfstandig kunnen werken en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven.

1.71 zorgwoning

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied;
  2. b. in- en uitritten;
  3. c. markten en standplaatsen voor ambulante handel;
  4. d. watergangen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. tuin;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 7 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximum oppervlakte Maximum goothoogte Maximum bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
antenne-installatie
speel- en klimtoestellen: 4 m (3.3)
overig: 2,50 m

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. vijvers en sloten ten behoeve van de waterberging, waterafvoer en/of beheersing van de grondwaterstand;
  3. c. water- en oeverrecreatie;
  4. d. weg- en waterbouwkundige voorzieningen;
  5. e. groen;
  6. f. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen bruggen, taluds, overbeschoeiingen, onderhoudspaden en aanlegplaatsen.

4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 7 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximum oppervlakte Maximum goothoogte Maximum bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2,50 m van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen;
  2. b. beroepsuitoefening aan huis;
  3. c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. d. water- en oeverrecreatie;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. tuin en/of erf;

met de daarbij behorende bouwwerken.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Algemene regels

  1. a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  2. b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  3. c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  4. d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
  5. e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
  6. f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
  7. g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

7.2 Afdekking van gebouwen

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  4. d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  6. f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  7. g. het verstoren van archeologische waarden door het uitvoeren van grondwerkzaamheden in het kader van de natuurontwikkeling, het aanleggen van leidingen en het waterbeheer dieper dan 0,50 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens het bevoegd gezag op te stellen Programma van Eisen.
    Indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag op advies van de archeoloog besluiten zonodig een opgraving te laten plaatsvinden.
    Het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

8.2 Strafbepaling

Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  2. b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
  3. c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  4. d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  5. e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.

9.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk :

  1. a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.

9.3 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 9.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

9.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 9.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 12 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.

10.2 Voorwaarden voor wijziging

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 11 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht Bouwwerken

12.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

12.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

12.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 13 Overgangsrecht Gebruik

13.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het uitwerkingsplan Sprenkelaar en Anklaar uitwerking 1.

Vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn

d.d. 12 oktober 2018 nr. 2018-084516

Mij bekend,

De secretaris,

Namens haar:

Pieter Guis

Teammanager Omgevingsrecht en Advies

1 Inleiding

Voor Het Podium ís een ontwikkeling in gang gezet wat zich richt op een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Een groot deel van de bebouwing, waaronder zes flatgebouwen, is gesloopt. De vrijgekomen locaties zijn en worden ingevuld met grondgebonden woningen. Het Podium als geheel wordt begrensd door de Laan van Zevenhuizen, Tannhauserstraat, Parelvissersstraat en de Rigolettostraat.

Er is een stedenbouwkundig plan vormgegeven voor een deel van 't Podium. Het betreft een locatie aan de Don Carlosstraat met een oppervlak van ruim 0,6 hectare. Voornemen is er 28 woningen te bouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.up1036-vas1_0001.jpg"

De locatie maakt deel uit van het op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar. In dat plan heeft de locatie de bestemming Wonen - Uit te werken. Deze bestemming laat de woningbouw niet zondermeer toe. Met de bestemming heeft de raad het college van B&W de plicht opgelegd om met een zelfstandig pllan en onder de de in de bestemming opgenomen voorwaarden tot een uitwerking van die bestemming te komen. Dit in de vorm van een uitwerkingsplan. Met het plan Sprenkelaar en Anklaar uitwerking 1 wordt daar uitvoering aan gegeven. Op grond van dit uitwerkingsplan (artikel 3.9a Wet ruimtelijke ordening) kan de woningbouw gerealiseerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.up1036-vas1_0002.jpg"

uittreksel bestemmingsplankaart

Het uitwerkingsplan bestaat uit een plankaart en regels. De toelichting geeft een onderbouwing van de ruimtelijke aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid van het plan. Na een beschrijving van het meest relevante beleidskader en de bestaande ruimtelijke situatie in hoofdstuk 2 en 3 wordt in hoofdstuk 4 onderbouwd dat het plan ruimtelijk aanvaardbaar is. Hoofdstuk 5 geeft een motivering van de ruimtelijke uitvoerbaarheid. Ingegaan wordt onder andere op de relatie met relevante wetgeving op het gebied van milieu. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de juridische planopzet.

2 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het beleidskader behandeld. Aan de orde komt het meest relevant geachte integrale ruimtelijke beleid op provinciaal- en gemeentelijk nivo. Relevant sectoraal beleid en regelgeving komt aan de orde in de verdere hoofdstukken.

2.1 Provinciaal Beleid

2.1.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.

Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Daarbij richt de provincie zich met haar partners onder andere op het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's.

Het tweede doel is het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent onder andere het ontwikkelen met kwaliteit en het recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek.

De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.

Voor nieuwe ontwikkelingen wordt de Ladder voor duurzaam ruimtegebruik gebruikt als afwegingskader.

2.1.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 hebben provinciale staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. In tegenstelling tot de Omgevingsvisie heeft de verordening een rechtstreekse doorwerking voor bestemmingsplannen.

Relevante regel uit de verordening is dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan worden wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. Het gaat om alle nieuwe woningen die in een bestemmingsplan worden opgenomen.

2.2 Gemeentelijk Beleid

2.2.1 Structuurvisie Buitenstad

Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.

De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om daarop niet te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leveren aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.

De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken.

Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd die weergeven wat Apeldoorn grotendeels al is en waar Apeldoorn sterk in is: Apeldoorn is een comfortabele gezinsstad met een toeristisch toplandschap; heeft een veelzijdige economie en kent lokale duurzaamheid. Aan deze ambities wil Apeldoorn samen met andere partijen bouwen.

De structuurvisie is een uitnodiging aan de samenleving om Apeldoorn mooier te maken. 'Apeldoorn biedt ruimte' staat voor ruimte bieden aan ideeën en initiatieven die passen bij de Buitenstad. Daarbij zijn vijf principes voor de ontwikkeling van de Buitenstad geformuleerd:

  • Elk initiatief dat past bij de Buitenstad is welkom.
  • In de Buitenstad heeft elk gebouw een eigen of gemeenschappelijke tuin én is openbaar groen op loopafstand aanwezig. Dit is de Apeldoornse maat van bouwen.
  • Kleinschalige voorzieningen in de buurten en dorpen zijn belangrijk voor het wooncomfort van de Buitenstad.
  • In de Buitenstad gaat bereikbaarheid per auto of per fiets altijd samen met een goede leefkwaliteit voor omwonenden.
  • In de Buitenstad wordt zorgvuldig omgegaan met schaarse ruimte en eindige hulpbronnen.

2.2.2 Bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar

Dit in 2013 vastgestelde bestemmingsplan voor Sprenkelaar en Anklaar geeft ondermeer een ruimtelijke regeling voor de herontwikkeling van Het Podium.

3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving

Het Podium als geheel wordt begrensd door de Laan van Zevenhuizen, Tannhauserstraat, Parelvissersstraat en de Rigolettostraat. Dit gebied wordt omringd door vrij homogene woonbuurten. Tussen de Tannhauserstraat en de Laan van Zevenhuizen bevindt zich een typische buurt uit de jaren zestig van de vorige eeuw, gekenmerkt door een heldere open opzet met grondgebonden woonbebouwing. Ten oosten van Het Podium bevindt zich een buurt met naast woningen een aantal voorzieningen, waaronder het stadsdeelhart Anklaar. Ten noorden van de Parelvissersstraat ligt een buurt met laagbouw woningen. Ten westen van de vijver bevinden zich vier woonflats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.up1036-vas1_0003.jpg"

De Tannhauserstraat en de Parelvissersstraat functioneren als ontsluitingswegen voor Het Podium en sluiten aan op de wijkontsluiting van Zevenhuizen. Het groen in de omgeving is geconcentrerd langs de hoofdwegen, rondom flatgebouwen en openbare gebouwen. Veelal is water gecombineerd met groen. Direct aan de westelijke grens van de woningbouwlocatie ligt een grote vijver.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.up1036-vas1_0004.png"

De beoogde woningbouw vormt de laatste fase van de herontwikkeling van Het Podium ten noorden van de Tannhauserstraat.

De ontwikkeling van Het Podium is in volle gang. In het middenstuk is een laagbouw programma mogelijk gemaakt. Het betreft laagbouwwoningen met twee bouwlagen en een kap. Het parkeren voor deze woningen krijgt een centrale plek op maaiveldniveau. De woningen sluiten op deze wijze meer aan bij de traditionele 'Apeldoornse' woning en krijgen allen een eigen tuin. De inrit naar het centrale parkeergebied komt in de oorspronkelijke groene zone tussen de bouwvlakken te liggen en is te bereiken via de Parelvisserstraat en de Normastraat. De twee oorspronkelijke inritten vanuit de Parelvisserstraat naar de bouwblokken zijn komen te vervallen. De ontsluiting van de meest westelijk gelegen laagbouwwoningen blijft in stand (via de Don Carlosstraat en Normastraat). De 'groene as' ter hoogte van de Tannhauserstraat blijft ongewijzigd. Wel wordt de mogelijkheid toegevoegd om via verhard oppervlak tot aan de vijver te komen.

4 Ruimtelijke En Functionele Opzet

Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het woningbouwplan. De beoogde ontwikkeling wordt beschreven en onderbouwd. Onder andere wordt ingegaan wordt op de stedenbouwkundige opzet, verkeersaspecten en het groen.

4.1 Ruimtelijke En Functionele Opzet

De beoogde woningbouw van 28 grondgebonden woningen binnen het plangebied sluit aan op de eerder ingezette transformatie van het stedebouwkundige plan. De grondgebonden rijwoningen staan in eenzelfde structuur, ruimtelijk gekoppeld aan de positie van het appartementengebouw. Deze woningen krijgen ook een kap.

De ondergrondse infrastructuur voor deze woningen is al aangelegd. Het parkeren wordt op eenzelfde wijze opgelost als in het middendeel. De enige afwijking is dat tussen de rijwoningen en de tweekappers ook nog parkeerruimte is opgenomen die afwijkt van de structuur van de rest van het plan (middendeel) Dit hangt samen met de al eerder aangelegde ondergronds infrastructuur.

Aan de vijver staan een 6-tal twee-onder-éénkappers. Deze worden plat afgedekt waardoor een ruimtelijke samenhang wordt gecreert in het hele plangebied. De als eerste gerealiseerde woningen als ook de appartementengebouwen aan de Tannhauserstraat (en Normastraat) hebben ook een platte afdekking.

Tussen de woningen is het openbaar groen beperkt tot een paar blokhagen ter markering van de parkeerhavens en een paar bomen. Het meeste groen is geconcentreerd in de “verlengde Tannhauser”, de groenstrook die opgespannen is tussen winkelcentrum Anklaar en de vijver. Ook aan de noordzijde van het plangebied sluit het groen van het parkje rondom de vijver aan op de woningen. Hier is ook een speelvoorziening voor kinderen gepland.

De ontsluiting vindt plaats vanaf de Don Carlosstraat op de Normastraat en Parelvissersstraat. Het totale aantal parkeerplaatsen voldoet aan de norm uit de gemeentelijke Parkeernota. Deze normen worden in de regels van het uitwerkingsplan vastgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.up1036-vas1_0005.png"

4.2 Toetsing Uitwerkingsregels

Dit plan betreft een uitwerking van de in het bestemmingsplan Sprenkelaar en Anklaar opgenomen bestemming Wonen - Uit te werken. In die bestemming zijn voorwaarden opgenomen waaraan het uitwerkingsplan moet voldoen. Deze paragraaf gaat in op deze voorwaarden.

Binnen de bestemmingsvlakken Wonen - uit te werken ter plaatse van de Parelvissersstraat zijn grondgebonden woningen toegestaan met een hoogte van maximaal 9 m, waarbij elke bestemmingsvlak voor maximaal 70% mag worden bebouwd.

De beoogde woningbouw bestaat uit grondgebonden woningen. Er wordt ruim binnen de zeventig procent gebleven.

Dit uitwerkingsplan regelt een maximale bouwhoogte van 9 meter. Het stedenbouwkundig plan gaat uit van een hoogte van 9,9 meter. Binnen de regels van het uitwerkingsplan kan, met toepassing van de algemene afwijkingsregels, afgeweken worden van de maximale bouwhoogte met 10 procent. Dit past binnen het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld van de omgeving. De omringende woningbouw kent een maat van 11 meter. Verder wordt met een hoogte van 9,9 meter beter aangesloten op het Bouwbesluit.

De gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen, overkappingen en aan- en uitbouwen mag per kavel/woning maximaal 50 m² bedragen.

Deze bouwregel is als bouwregel binnen de bestemming Wonen van dit uitwerkingsplan opgenomen.

De hoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 3 m bedragen.

Deze bouwregel is als bouwregel binnen de bestemming Wonen van dit uitwerkingsplan opgenomen

Burgemeester en wethouders kunnen in de uitwerking een nadere eisenregeling opnemen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, een en ander met het oog op:

  • het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
  • het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.

Gelet op de stedenbouwkundige inrichting van de locatie en de vertaling daarvan op de plankaart en in de planregels is er geen aanleiding voor het opnemen van een nadere eisenregeling.

Conclusie is dat voldaan wordt aan de voorwaarden waaraan het uitwerkingsplan moet voldoen.

4.3 Duurzame Verstedelijking

Een duurzaam gebruik van de schaarse ruimte draagt bij aan een goede ruimtelijke ordening. Om dit te borgen kent het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de bepaling dat de toelichting bij een bestemmingsplan welke een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling moet bevatten, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. De provincie heeft in haar eigen beleid zoals verwoord in de Omgevingsvisie aansluiting gezocht bij deze wettelijke bepaling. Dit in de vorm van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.

Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is volgens het Bro een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, zeehaventerrein, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.


Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: ‘bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’.

Het nu aan de orde zijnde plan bevat 28 woningen en ligt in bestaand stedelijk gebied. In die omstandigheid wordt een beschrijving van de behoefte gevraagd.

Woonprogramma Stedendriehoek

In december 2016 hebben GS de Kwantitatieve Opgave Wonen 2015-2024 vastgestel. Doel is het woningaanbod voor de regio Stedendriehoek, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte aan woningen. Het beschrijft de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.


Woningbouwprogramma 2010 t/m 2029

In november 2012 heeft de gemeenteraad het Woningbouwprogramma 2010-2029 vastgesteld. Geconstateerd is toen dat er gezien actuele inzichten in de bevolkingsontwikkeling op termijn minder vraag naar woningen zal zijn dan eerder was voorzien. Daarom zijn alle woningbouwplannen bekeken en zijn keuzes gemaakt: welke projecten worden uitgevoerd, welke projecten vervallen, welke projecten worden later uitgevoerd en welke projecten krijgen een andere opzet. Wanneer zich nieuwe kansen aandienen moet eerst kwantitatieve en kwalitatieve ruimte in het woningbouwprogramma worden gecreëerd. Daardoor wordt de programmering steeds op basis van actuele marktontwikkelingen en op basis van wijzigende verwachtingen over de toekomst bijgestuurd: het adaptief programmeren. Kwantitatief vertrekpunt is uitbreiding van de woningvoorraad in de periode 2010-2019 met netto 3.900 woningen en in de periode 2020-2029 met netto 2.000 woningen. Dit raadskader voor de woningbouwprogrammering past binnen het regionale kader.


In maart 2015 heeft de gemeenteraad dit kader voor de woningbouwprogrammering geactualiseerd. Op basis van actuele behoeftegegevens is besloten het kwantitatieve uitgangspunt voor de periode tot 2019 te handhaven. Kwalitatief kwam de raad tot een vertrekpunt van een accent op de lagere prijssegmenten: goedkoop en middelduur.


De nu aan de orde zijnde woningbouw maakt deel uit van het gemeentelijk woningbouwprogramma. Het gemeentelijke programma sluit aan op het door Gedeputeerde Staten vastgestelde kader voor de regio Stedendriehoek.

4.4 Afstemming Beleidskader

In paragraaf 4.1 en 4.2 is onderbouwd dat er sprake is van een ruimtelijke aanvaardbare ontwikkeling. In het verlengde daarvan is relevant in hoeverre de ontwikkeling past binnen het geldende beleidskader, zoals geschetst in hoofdstuk 2.


Het provinciale beleidskader, bestaande uit de Omgevingsvisie en -verordening, volgt voor wat betreft nieuwe ontwikkelingen de ladder voor duurzame verstedelijking. Nieuwe woonlocaties zijn toegestaan wanneer dit past in het vigerende vastgestelde provinciale beleid. In paragraaf 4.3 is al aangetoond dat dit het geval is en dat de ladder is toegepast. Met de ontwikkeling wordt tevens bijgedragen aan het doel uit de visie om te ontwikkelen met kwaliteit en recht te doen aan de ruimtelijke kwaliteiten van de plek.


Met het woningbouwplan wordt bijgedragen aan de doelstellingen uit de structuurvisie Buitenstad. Met de invulling wordt de leefkwaliteit voor Apeldoorn in zijn geheel en Zevenhuizen in het bijzonder versterkt en wordt bijgedragen aan het concept van de Buitenstad en de ambitie 'comfortabele gezinsstad'. Dit conform de principes voor de ontwikkeling van de Buitenstad. Met de herinrichting wordt zorgvuldig gebruik gemaakt van de schaarse ruimte. De locatie is goed bereikbaar per auto en fiets door de directe aansluiting op de al aanwezige infrastructuur. Het plan voorziet in de bouw van grondgebonden woningen. Dit volgens het principe ‘huis met een tuin’. Openbaar groen ligt op loopafstand en voorzieningen zijn aanwezig in de omgeving.


Algehele conclusie is dat dit uitwerkingsplan past binnen het bestaande beleidskader.

5 Uitvoerbaarheid

5.1 Milieuaspecten

5.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het uitwerkingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.

5.1.2 Bodem

Een nieuwe of gewijzigde bestemming mag alleen in het uitwerkingsplan worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Er moet dus onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het uitwerkingssplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.

Onderzoeksresultaten bodem

Ter plaatse van het plangebied zijn in 2015 bodemonderzoek(en) uitgevoerd. Uit de resultaten van Verkennend bodemonderzoek 't Podium aan de Don Carlosstraat te Apeldoorn (kenmerk 150766/dh/lvh, datum 8 december 2015, zie bijlage), blijkt: dat de bovengrond licht is verontreinigd met PCB en minerale olie, de ondergrond niet is verontreinigd voor de onderzochte stoffen en het grondwater licht is verontreinigd met barium en nikkel.
De bodem is, op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken, geschikt voor de toekomstige functie.

5.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk
1 10 m
2 30 m
3.1 50 m
3.2 100 m
4.1 200 m
4.2 300 m
5.1 500 m
5.2 700 m
5.3 1.000 m
6 1.500 m

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.

Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.

Onderzoeksresultaten milieuzonering

De omgeving is te typeren als rustige woonomgeving. In de directe omgeving is een tijdelijk winkelcentrum 'de Ankaar' gelegen. Verder ligt in de directe omgeving een maatschappelijke voorziening 'de Geode'. De Geode is een begeleid wonen-project.

Het tijdelijke winkelcentrum is op 30 meter van de geprojecteerde woningen gelegen. Gezien de aard van de detailhandelsbedrijven (supermarken, groenteboer, drogisterijen, drankenwinkel, boekhandel) is een aan te houden milieuzonering van 30 meter voldoende. Dit tijdelijke winkelcentrum zal waarschijnlijk in 2019 worden opgeheven, vanwege de oplevering van het hergebouwde winkelcentrum aan de Anklaarseweg.

Bij het realiseren van nieuwe activiteiten op de locatie van het tijdelijke winkelcentrum moet rekening worden gehouden met de beoogde woningen op de planlocatie. De maatschappelijke voorziening 'de Geode' ligt op 43 meter van de beoogde woningbouwlocatie en vormt geen belemmering.

5.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van uitwerkingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Daarom wordt alleen verkeerslawaai beschouwd. Daarnaast moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook inzicht te worden gegeven in de akoestische indirecte gevolgen van het plan bij omliggende bestaande woningen, zoals de akoestische gevolgen van eventuele verkeersaantrekkende werking.

Wegverkeerslawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen

Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een uitwerkingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  • wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.

Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.

Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai

Het plangebied is gelegen in de zone van de Anklaarseweg. De etmaalwaarde van deze weg is lager dan de voorkeurswaarde. In en dicht rond het plangebied liggen een aantal wegen waar een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn deze wegen ook onderzocht. De etmaalwaarde van deze woningen is eveneens lager dan de voorkeurswaarde. Er zijn vanuit de Wet geluidhinder geen belemmeringen voor dit plan. Het akoestisch onderzoek is opgenomen in de bijlage (Econsultancy, 9 februari 2018, kenm. 5682.003).

5.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  1. a. het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  2. b. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  3. c. het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  4. d. de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Niet in betekenende mate bijdragen

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:

  • woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.

Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.

Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit

Het uitwerkingsplan beoogt de nieuwbouw van 28 woningen mogelijk te maken. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling valt onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.

5.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe worden in het beleid voor externe veiligheid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en per transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg

Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende Regeling basisnet. Er zijn geen wettelijke grenzen voor de aantallen transporten met gevaarlijke stoffen maar er worden wel grenzen gesteld aan de risico's, deze staan in het Basisnet. De vastgestelde risicogrenzen worden getoetst aan het plaatsgebonden risico met een wettelijk harde norm en het groepsrisico met de daarbij behorende oriëntatiewaarde als ijkpunt. Daarnaast geldt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen op een verantwoorde wijze plaatsvindt vanwege de strenge eisen die gelden voor dit vervoer als gevolg van internationale regelgeving.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud van de buisleidingen.

Nota Milieuveiligheid Apeldoorn

Uitgangspunt van de Nota Milieuveiligheid, die in december 2011 is vastgesteld, is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. De voorwaarde hierbij is dat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de Nota bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.

Onderzoeksresultaten

De beoogde functie in het plan is woningbouw. Dit wordt beschouwd als een kwetsbaar object.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.up1036-vas1_0006.png"

Figuur 1: Overzicht risicobronnen omgeving planlocatie (bron: www.risicokaart.nl)

Uit figuur 1 blijkt dat nabij het plangebied de volgende stationaire en mobiele risicobronnen zijn gelegen.

Stationaire bronnen: LPG tankstation Shell Kanaal Noord 360;

Mobiele bronnen: Oost-Veluweweg.

Stationaire risicobronnen

Plaatsgebonden risico

Op enige afstand van de planlocatie is de stationaire risicobron LPG tankstation Shell Kanaal Noord 360 gelegen. De planontwikkeling is niet gelegen binnen de plaatsgebonden risicocontour van dit bedrijf. Er is geen wettelijke belemmering vanuit externe veiligheid voor het realiseren van de planontwikkeling.

Tevens is de planontwikkeling (geplande bebouwing) niet gelegen binnen de effectafstand van de LPG circulaire die gehanteerd dient te worden voor kwetsbare objecten van 60 meter. Het plan maakt de ontwikkeling van zeer kwetsbare objecten niet mogelijk zodat het plan niet getoetst hoeft te worden aan de tweede effectafstand van 160 meter.

Groepsrisico

De grens van het plan ligt op ca. 460 meter afstand van het vulpunt van het LPG tankstation. Dit valt buiten het invloedsgebied van 150 meter. Het groepsrisico behoeft niet verantwoord te worden.

Mobiele risicobronnen

Plaatsgebonden risico

Nabij de planlocatie is een mobiele risicobrongelegen te weten; de Oost-Veluweweg. De Oost Veluweweg heeft geen plaatsgebonden risico contour. Er is geen wettelijke belemmering vanuit externe veiligheid voor het realiseren van de planontwikkeling.

Groepsrisico

De Oost Veluweweg heeft een invloedsgebied van 200 meter als gevolg van de vervoer van gevaarlijke stoffen, conform de beleidsvisie EV van de gemeente Apeldoorn. Het plangebied en de ontwikkeling 't Podium bevindt zich buiten de 200 meter van de Kanaal Noord/ Oost-Veluweweg. Een verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

Conclusie

Nabij de planlocatie zijn geen risicobronnen gelegen die enige belemmering kunnen vormen voor de ontwikkeling op de planlocatie. Dit betekent dat er geen nadere eisen aan het plan worden gesteld in het kader van het milieuaspect externe veiligheid.

5.1.7 Elektromagnetische velden

De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).

Onderzoeksresultaten

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.

5.1.8 Milieueffectrapportage

Algemeen

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  1. 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  2. 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.

Wanneer het plan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het plan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.

Gevolg van dat laatste is dat in een plan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Onderzoeksresultaten

Een kleinschalig woningbouwplan is niet genoemd in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Er geldt daarom geen m.e.r-plicht, geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook is het niet noodzakelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.

5.2 Waterhuishouding

Algemeen

Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa 0,6 hectare groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het streekplan heeft aangegeven.

Grondwater

Het gebied ligt niet in de in het streekplan vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. Uit gegevens van peilbuizen in de omgeving blijkt dat het grondwaterpeil in het plangebied tussen 50 en 150 centimeter onder maaiveld ligt. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Door de nieuwe ontwikkeling zal het grondwater in dit plangebied geen overlast ondervinden en niet structureel afgevoerd worden. Het plan zal grondwaterneutraal worden ontwikkeld.

Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

Direct grenzend aan het plangebied ligt een vijver, die onderdeel uitmaakt van het watersysteem van Zevenhuizen. De vijver fungeert als waterberging voor Zevenhuizen, heeft een ontwaterende functie voor de directe omgeving en ontvangt incidenteel verdund overstortwater van bovenliggende gebieden.

Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater, eventueel met uitzondering van afgekoppeld schoon hemelwater van de woningen. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving. In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.

Afvoer van regenwater

Het regenwater van daken en terreinverhardingen mag niet afgevoerd worden naar de riolering. Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten.

In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit (20 mm) op eigen terrein. In overleg met het waterschap kan hiervan eventueel afgeweken worden door het schone hemelwater rechtstreeks af te voeren naar de nabijgelegen vijver.

De materialen die in aanraking komen met het hemelwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van hemelwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het hemelwater afgevoerde vervuilende stoffen.

Afvoer van afvalwater

De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.

Watertoets

Het plan omvat minder dan 1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.

Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten.

5.3 Natuurwaarden

5.3.1 Wettelijk kader en beleid

Rijksregels over natuurbescherming staan in de Wet natuurbescherming (verder: Wnb). De wet kent een algemene zorgplicht voor iedereen in Nederland ten aanzien van Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en in het wild levende dieren en planten.

De Wnb bevat –voor zover voor bestemmingsplannen relevant- regels voor de bescherming van gebieden, voor de bescherming van soorten en over houtopstanden.

Gebiedsbescherming

De minister van Economische Zaken wijst Natura 2000-gebieden aan, de speciale beschermingszones als bedoeld in de Vogel- en de Habitatrichtlijn. Het aanwijzingsbesluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied. Op grond van de artikelen 2.7 en 2.8 Wnb stelt een bestuursorgaan een plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied uitsluitend vast indien uit een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, waarin rekening is gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied, de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.

Soortenbescherming

De Wnb kent drie verschillende beschermingsregimes voor soorten:

  1. a. een beschermingsregime voor Vogelrichtlijnsoorten;
    Op grond van dit regime is het verboden om opzettelijk in het wild levende vogels te doden of te vangen, om opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren te vernielen of te beschadigen, nesten van vogels weg te nemen en om vogels opzettelijk te storen.
  2. b. een beschermingsregime voor soorten van de Habitatrichtlijn en van de Verdragen van Bern en Bonn;
    Dit regime bevat de verboden om in het wild levende dieren van de bedoelde soorten in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen, opzettelijk te verstoren, hun eieren opzettelijk te vernielen of te rapen, hun voortplantingsplaatsen of rustplaatsen te beschadigen of te vernielen en om bedoelde plantensoorten opzettelijk te plukken en te vernielen.
  3. c. een beschermingsregime voor andere, vanuit nationaal oogpunt beschermde soorten
    Op grond van dit regime is het verboden om de soorten die zijn opgenomen in de bijlage bij de wet van de bijlagen opzettelijk te doden of te vangen, de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de in de bijlage genoemde dieren opzettelijk te beschadigen of te vernielen en om bepaalde vaatplanten opzettelijk te plukken en te vernielen.

Van deze verboden kan de provincie ontheffing (in individuele gevallen) respectievelijk (bij verordening) vrijstelling verlenen.

5.3.2 Onderzoeksresultaten

Econsultancy heeft een quickscan verricht met als doel om in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten, gebieden of houtopstanden aanwezig zijn die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk negatieve gevolgen kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Daartoe is een veldbezoek afgelegd op 21 december 2017. Het rapport is op 5 januari 2018 verschenen (zie bijlage).


Gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling is de verwachting dat het voorliggende uitwerkingsplan uitvoerbaar is.


Voor beschermde soorten zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht ten aanzien van algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Aanbevolen wordt daarom om de stenenstapels, snoeiafval, puin en andere (bouw)materialen naast de onderzoekslocatie, die mogelijk als overwinteringshabitat fungeren, buiten de gevoelige periode van winterrust te verwijderen.


Met betrekking tot beschermde gebieden en houtopstanden worden ook geen bezwaren voorzien ten aanzien van de uitvoering van de voorgenomen ingreep.

5.4 Archeologie

5.4.1 Beleid

De gemeenteraad heeft op 18 juni 2015 de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld, die de Archeologische beleidskaart uit 2006 vervangt. De archeologische beleidskaart kent drie categorieën terreinen met archeologische waarden. Er is vastgesteld dat op deze terreinen archeologische waarden aanwezig zijn of dat het zeer waarschijnlijk is dat deze aanwezig zijn. Daarnaast zijn er drie zones met een archeologische verwachting. Deze zones geven de dichtheid weer waarop een archeologische vindplaats wordt verwacht. De kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats is afhankelijk van de archeologische verwachting voor het gebied èn van de omvang van de graafwerkzaamheden. Daarom is aan de verschillende gebiedscategorieën specifiek beleid gekoppeld. Specifiek voor het plangebied geldt een overwegend lage archeologische verwachting (categorie 5) en een klein deel (middel)hoge verwachting in de noordoostelijke hoek (categorie 4). Met een omvang van circa 6.000 m2 en verwachte bodemingrepen beneden 35 cm -Mv geldt een archeologische onderzoeksplicht.

5.4.2 Onderzoeksresultaten

Om inzicht te verkrijgen in de archeologische verwachting van het plangebied en de aard en mate van intactheid van de bodemopbouw, is door Econsultancy in januari 2018 een archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd (zie bijlage). Uit het bureauonderzoek volgde een lage verwachting voor de periode Laat-Paleolithicum - Mesolithicum in het gehele plangebied, alsook een overwegend lage verwachting voor de periode Neolithicum - Nieuwe Tijd uitgezonderd het hoger gelegen noordoostelijke hoekje: hier gold een middelhoge verwachting voor laatstgenoemde periode. Uit de resultaten van het booronderzoek bleek echter dat in het gehele plangebied sprake is van ondiepe grondwaterstanden en ongunstige bodemcondities voor bewoning en agrarisch gebruik. Bovendien zijn er aanwijzingen aangetroffen voor grootschalige aftopping van het bodemprofiel tot in de C-horizont. Om die reden is er geen aanleiding tot archeologisch vervolgonderzoek. archeologische dubbelbestemming op te nemen in dit plan.

5.5 Cultuurhistorie

5.5.1 Wettelijk kader en beleid

Op de cultuurhistorische beleidskaart die hoort bij de gemeentelijke 'Nota I-cultuur', staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:

  • Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
  • Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
  • Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.

In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.

In 2012 heeft de gemeenteraad de Implementatienotitie modernisering monumentenzorg vastgesteld. In deze notitie is vastgelegd dat de iconen (monumenten, beeldbepalende panden en beschermde gezichten of gebieden) worden beschermd via sectorale regels, zoals de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Andere cultuurhistorische waardevolle kwaliteiten worden -waar nodig en mogelijk- door middel van het bestemmingsplan beschermd.

5.5.2 Onderzoeksresultaten

Het plangebied heeft een lage attentiewaarde.

5.6 Financieel-economische Uitvoerbaarheid

De gemeente Apeldoorn heeft in 2004 een overeenkomst gesloten met woningbouwcorporatie Ons Huis over de ontwikkeling van project 't Podium. Op basis van het stedenbouwkundige plan hebben zowel de gemeente als Ons Huis hun eigendommen ingebracht ten behoeve van de ontwikkeling. Ook zijn de gronden bouwrijp gemaakt op basis van de verkaveling uit het stedenbouwkundige plan. Ons Huis zou de woningbouw tot stand brengen. Voor een deel is dat succesvol gerealiseerd door Ons Huis. Door de crisis op de woningmarkt is de ontwikkeling getemporiseerd. Daarnaast heeft het rijk in 2015 bepaald dat corporaties in beginsel geen koopwoningen of huurwoningen in de vrije sector mogen ontwikkelen. De resterende ontwikkelvlekken zijn daarom verkocht door Ons Huis aan andere ontwikkelaars. In het contract uit 2004 is bepaalt dat Ons Huis de aanleg van de (toekomstige) openbare ruimte bekostigd. De gemeente ontwerpt de openbare ruimte. Met de verkoop van de ontwikkelvlekken aan Slokker en Reinbouw is de afspraak over de bekostiging van de openbare ruimte niet veranderd. Deze kosten blijven voor rekening van de corporatie. Wel is hiervoor een maximum budget afgesproken, wat taakstellend voor de ontwikkelingen is opgenomen.

De Gemeente heeft de exploitatie ontvangen waaruit blijkt dat de ontwikkeling economisch uitvoerbaar is.

Samenvatting Projectexploitatie: ( alle bedragen incl. Btw )

  1. 1. Grondkosten, incl. Bouw en Woonrijp maken € 1.250.000
  2. 2. Bouwkosten opstallen, 28 woningen € 4.125.000
  3. 3. Adviseurskosten, Architect, Constructeur en overig advies € 100.000
  4. 4. Bijkomende kosten, Aansluitkosten, Ontwikkelkosten, Leges € 500.000
  5. 5. Verkoopkosten, brochures, makelaar, notaris € 175.000
  6. 6. Totaal kosten € 6.150.000
  7. 7. Totaal opbrengsten € 6.200.000
  8. 8. Totaal Resultaat € 50.000

6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. Paragraaf 6.2 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.3 worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.

6.2 Bestemmingen

De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.


Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de gronden die een verblijfsfunctie hebben. Dit betreft de wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen in de woongebieden. Ook het niet-structurerende groen is in deze bestemming ondergebracht.


Wonen

De woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Voor de woningen is op de plankaart een bouwvlak gegeven in de vorm van een bouwstrook waarin meerdere woningen zijn opgenomen.

Door middel van bouwaanduidingen is onderscheid gemaakt tussen de verschillende bouwwijzen van de woningen: twee-onder-een-kap en aaneengebouwd. Ter plaatse van de aanduiding twee-aaneen zijn zowel twee-onder-een-kapwoningen als aaneengebouwde woningen toegestaan.

Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen worden gesitueerd in achtererfgebied. Hiermee is aansluiting gezocht met de regeling voor het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee het situeren van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen in voorerfgebied mogelijk kan worden gemaakt. Toetsingscriterium voor deze bevoegdheid is de stedenbouwkundige kwaliteit die met het bestemmignsplan is beoogd. De definities van de begrippen achtererfgebied, voorerfgebied en openbaar toegankelijk gebied zijn uit artikel 2 lid 3 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht overgenomen.

Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis

Bij recht is het gebruik van een deel van de gebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld, waaronder aan de daarvoor te gebruiken oppervlakte, om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.

Water

De woningbouwlocatie grenst direct aan een vijver welke de bestemming Water kent. Een deel van de uit te werken bestemming maakt deel uit van die vijver. Aan dat deel is dezelfde bestemming Water toegekend.

Bouwregels

Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.

Bevoegd gezag

Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.

6.3 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels

6.3.1 Algemene regels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 7 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 7.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.

Lid 7.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf de aangegeven goothoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een -al dan niet gedeeltelijke- platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.

In artikel 8 staan de algemene gebruiksregels. In lid 8.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In lid 8.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling is noodzakelijk voor vormen van gebruik die onwenselijk zijn en waarvoor het bestemmingsplan dus niet de mogelijkheid biedt daarvoor een omgevingsvergunning te verlenen; de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is derhalve niet van toepassing.

Artikel 11 geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

6.3.2 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

7 Inspraak En Overleg

Op 6 februari 2018 is het woningbouwplan gepresenteerd aan de wijkbewoners. Tijdens deze inloopbijeenkomst is het plan toegelicht en besproken met de wijkbewoners. Wijkraad Zevenhuizen-Zuidbroek was aanwezig bij deze bijeenkomst.

Het plan is positief ontvangen. Wel zijn er opmerkingen gemaakt over eventuele overlast door heien gedurende de bouw. Daarnaast zijn er opmerkingen gemaakt door bewoners over de overlast door parkeren aan de Rigolettestraat. De Rigolettestraat valt buiten dit uitwerkingplan. Toch zal met de Passerel gesproken worden over aanpassing van de parkeeroplossing aldaar.

Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

SBI-CODE OMSCHRIJVING CATEGORIE
581 Uitgeverijen (kantoren) 1
1814A Grafische afwerking 1
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
9524 Meubelstoffeerderijen 1
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
50, 51 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
791 Reisorganisaties 1
61 Telecommunicatiebedrijven 1
64, 65 Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor 1
41, 68 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
62 Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. 1
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
9602 Schoonheidsspecialist op afspraak 1
9602 Kapper op afspraak 1
9609 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd 1

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek

Bijlage 3 Natuurwaardenonderzoek

Bijlage 3 Natuurwaardenonderzoek

Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Bijlage 5 Procedureschema

Ontwerpplan ter inzage
12-04-2018 - 23-05-2018
Vaststelling door gemeenteraad
12-10-2018
Terinzagelegging vastgesteld plan
08-11-2018 - 19-12-2018