KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Kantoor
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Overige Zone - Lage Archeologische Verwachtingswaarde
Artikel 12 Wetgevingzone - Wijzigingsgebied Realisatietermijn Woningbouw
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 15 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 16 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
2 Ruimtelijke En Functionele Opzet
2.1 Historie
2.2 Stedenbouwkundigplan
2.3 Nieuwbouwplan
3 Beleidskader
3.1 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte
3.2 Omgevingsvisie Gelderland
3.3 Omgevingsverordening Gelderland
3.4 Woonagenda Cleantech Regio
3.5 Structuurvisie Apeldoorn Biedt Ruimte
3.6 Structuurschets Kanaalzone
3.7 Woonagenda Apeldoorn 2019-2021
3.8 De Groene Mal
3.9 Parkeren
3.10 Waterbeleid
3.11 Nota I-cultuur
3.12 Welstandsbeleid
3.13 Beperking Realisatieduur Woningbouw Private Partijen
4 Uitvoerbaarheid
4.1 Milieuaspecten
4.2 Verkeer
4.3 Waterhuishouding
4.4 Natuurwaarden
4.5 Duurzame Verstedelijking
4.6 Archeologie
4.7 Cultuurhistorie
4.8 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
5.2 Wro-zone - Wijzigingsgebied 1
5.3 Bestemmingen
6 Inspraak En Overleg
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Ontwerp Wijzigingsplan
Bijlage 1 Beleidsregel Parkeren
Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Quick Scan Flora- En Fauna
Bijlage 5 Aanmeldnotitie Mer
Bijlage 6 Aerius
Bijlage 7 Nota Zienswijzen
Bijlage 8 Procedureschema

Kanaalzone - De Vlijt wijziging 1

Wijzigingsplan - gemeente Apeldoorn

Vastgesteld op 26-05-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het wijzigingsplan Kanaalzone - De Vlijt wijziging 1 met identificatienummer NL.IMRO.0200.wp1021-vas1 van de gemeente Apeldoorn, zijnde een wijziging van het t bestemmingsplan.

1.2 wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen, met dien verstande dat de grijs gemarkeerde regels niet tot het wijzigingsplan behoren.

1.3 bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Kanaalzone - De Vlijt met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1039-onh1 van de gemeente Apeldoorn.

1.4 aan- of uitbouw

Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.

1.5 aaneengebouwde woning

Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.6 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.7 AHN2-maaiveld

De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.

1.8 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in een woning of bedrijfswoning(inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.10 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.13 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.16 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.19 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.20 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.21 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.22 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.23 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 gestapelde woning

Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.

1.25 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.26 kavel

De bij een bestaand of te realiseren hoofdgebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.27 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.28 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.29 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.30 permanente bewoning

Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente en/of
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.

1.31 peil

Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.

1.32 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.33 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting

1.34 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.35 twee-onder-een-kapwoningen

Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.36 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.37 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.38 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.39 woonadres

  1. a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.40 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. hondenuitlaatplaatsen;
  4. d. evenementen ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. vijvers, watergangen en overige voorzieningen voor de waterhuishouding;
  8. h. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk ALGEMENE REGELS;

met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 10 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximum oppervlakte Maximum goothoogte Maximum bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde speel- en klimtoestellen en ballenvangers: 4 m (3.4)
overig: 2,50 m
- van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 9 opgenomen procedureregels van toepassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen en ballenvangers tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.

Artikel 4 Kantoor

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
  2. b. congres- en vergaderruimten;
  3. c. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. tuin en/of erf;
  6. f. voor zover aangeduid gelden tevens de regels uit hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 10 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid Afwijken van de bouwregels genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximum goothoogte Maximum bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde alleen gebouwd mag worden binnen het bouwvlak
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

4.3 Specifieke gebruiksregels

De niet bebouwde grond mag uitsluitend als tuin, erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied;
  2. b. watergangen;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. tuin;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel Algemene bouwregels en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 5.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
antenne-installaties: 15 m
speel- en klimtoestellen: 4 m (5.3)
overig: 2,50 m

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, binnen het plangebied zijn maximaal 62 woningen toegestaan;
  2. b. beroepsuitoefening aan huis;
  3. c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. tuin en/of erf;
  6. f. voor zover aangeduid gelden tevens de regels uit hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:

  1. a. het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel Algemene procedureregels opgenomen procedureregels van toepassing.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 6.2 bepaalde:

  1. a. dat bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
  2. b. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting
  2. b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  4. d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  6. f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  7. g. het verstoren van archeologische waarden buiten vlakken met de bestemming Waarde - Archeologie hoog door het uitvoeren van grondwerkzaamheden in het kader van de natuurontwikkeling, het aanleggen van leidingen en het waterbeheer dieper dan 0,50 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens het bevoegd gezag op te stellen Programma van Eisen.
    Indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag op advies van de archeoloog besluiten zonodig een opgraving te laten plaatsvinden.
    Het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

7.2 Strafbepaling

Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.

7.3 Gebruiksregel parkeren

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwenvan zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  2. b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
  3. c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  4. d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  5. e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  6. f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer dan 20 m2en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.

8.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk :

  1. a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.

8.3 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 8.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

8.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 8.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 14van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 9 Algemene Procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Algemene regels

  1. a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  2. b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  3. c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  4. d. In afwijking van het in dit lid onder b en c bepaalde is ondergronds bouwen in het gehele plangebied, zowel binnen als buiten het bouwvlak, met uitzondering van de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - beken en sprengen', toegestaan voor het tot stand brengen van ruimten die een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
  5. e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
  6. f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
  7. g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

Artikel 11 Overige Zone - Lage Archeologische Verwachtingswaarde

11.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding ''overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting laag is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

11.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  1. a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
  3. c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    2. 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone- lage archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 12 Wetgevingzone - Wijzigingsgebied Realisatietermijn Woningbouw

12.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied realisatietermijn woningbouw', de bouwvlakken te verwijderen.

12.2 Voorwaarden voor wijziging

Van de in lid 12.1 bedoelde bevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt indien na drie jaar na het onherroepelijk worden van het plan binnen de betreffende bouwvlakken:

  1. a. geen woningen zijn opgericht; en
  2. b. het bevoegd gezag eventueel verleende omgevingsvergunningen voor het oprichten van woningen heeft ingetrokken.

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken

14.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplanaanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

14.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 15 Overgangsrecht Gebruik

15.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplanen hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplanstrijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan Kanaalzone - De Vlijt wijziging 1.

Vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn

d.d. 26 mei 2020 nr. 2020-040493

Mij bekend,

de secretaris,

namens hem:

Frans Mulderij

manager Team Omgevingsrecht & Advies

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Vlijtseweg 54 - 64 is de voormalige gemeentewerf, beter bekend als de zoutloods, gelegen. Op het terrein staan leegstaande kantoren en opslagloodsen. Met de komst van de nieuwe gemeentewerf aan de Sleutelbloemstraat, is deze locatie overbodig geworden en wordt deze locatie herontwikkeld naar wonen. Het vigerende bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid die deze herontwikkeling mogelijk maakt. Het onderhavige wijzigingsplan is het planologisch-juridisch kader voor de realisatie van woningbouw.

1.2 Ligging En Begrenzing

Het plangebied is gelegen tussen de Vlijtseweg en Apeldoorns Kanaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1021-vas1_0001.jpg"

Planlocatie De Vlijt 1B

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan Kanaalzone - De Vlijt. Dit plan is vastgesteld 28 december 2011. Tevens zijn de paraplubestemmingsplannen 'Parkeren' en 'Begeleid wonen digitaal' van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1021-vas1_0002.jpg"

Het plangebied heeft de bestemmingen 'Bedrijventerrein' en 'Verkeer-verblijfsgebied'. Deze bestemmingen laten woningbouw niet toe. Het bestemmingsplan kent voor deze locatie een gebiedsaanduiding 'wro zone-wijzigingsbevoegdheid'. Met gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid kan het bestemmingsplan gewijzigd worden naar de bestemmingen 'Kantoor', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen'.

1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting

De ruimtelijke invulling wordt beschreven in hoofdstuk 2. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving gegeven van het relevante beleidskader. In hoofdstuk 4 wordt aangetoond dat het plan uitvoerbaar is. In het daarop volgende hoofdstuk wordt de juridische planopzet nader toegelicht. Afsluitend wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op het overleg met de omgeving.

2 Ruimtelijke En Functionele Opzet

Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het plangebied.

2.1 Historie

De Vlijtsekade ligt aan het begin van het noordelijke deel van de kanaalzone. Hier was vroeger een kleine binnenhaven met laden en lossen van de schepen. Langs de hele noordelijke kanaalzone is het bedrijvige verleden nog sterk zichtbaar, al zijn de schepen met vrachtwagens verruild en de loodsen gemoderniseerd en vergroot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1021-vas1_0003.jpg"

Zoutloods


De planlocatie bestaat uit een ensemble van gebouwen en omliggende terreinen die door de gemeente Apeldoorn in gebruik zijn geweest als gemeentewerf. Deze locatie staat ook wel bekend als de Zoutloods. Op het terrein staan kantoorgebouwen en opslagloodsen. Aan het Kanaal staat een werkruimte van het Waterschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1021-vas1_0004.jpg"
Pand Waterschap

De huidige situatie bij De Vlijtsekade wordt gekenmerkt door de ontmoeting tussen de kleinschalige en historische lintbebouwing langs de Vlijtseweg, de nieuwe woongebouwen aan het kanaal waar nu nog aan de noordkant - naar de sluis toe - opslagloodsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1021-vas1_0005.jpg"

Streetview vanaf Vlijtsekade op de planlocatie (google maps)

Over de sluis loopt een belangrijke fietsroute naar het centrum van Apeldoorn. De fietsroute verbindt de oostkant met de westkant van het kanaal. Deze fietsroute is gesitueerd op de noordelijke plangrens van Fase 1b.

2.2 Stedenbouwkundigplan

Voor de herontwikkeling is een stedenboukundig plan en inrichtingplan gemaakt, deze is als bijlage 1 toegevoegd aan de toelichting.

De nieuwe bebouwingsstructuur sluit aan op de schaal van de bestaande omgeving en de reeds uitgevoerde eerste fase. Het woonprogramma bestaat uit grondgebonden woningen in verschillende typologieën. De woningen refereren aan de ene kant naar 19eeuwse loodsen (met repetitieve en eenvoudige bakstenen gevels) en aan de andere kant naar de statige villa’s langs de kade (bij wijze van spreken de villa’s van de ‘directeuren’ van vroeger). De twee typologieën lopen in elkaar over, zoals het in de vorige eeuw ook het geval was met bebouwing van het gebied. Hierdoor wordt de duidelijk herkenbaar en eigen karakter van de eerste fase versterkt en uitgebreid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1021-vas1_0006.jpg"

Impressie toekomstige locatie gezien vanaf het Apeldoorns kanaal

De bebouwing van Fase 1b is een voortzetting van de aaneengeschakelde bebouwingsstructuur, van fase 1. Een structuur die de ruimte vanuit de historische lintbebouwing aan de Vlijtseweg begeleidt en een nieuwe woonbuurt aan het kanaal vormt, met informele hofjes en kadewoningen aan het water. De hofjes liggen verbonden maar teruggetrokken van de kade langs het water en ieder hofje heeft een eigen karakter en groene invulling.

2.3 Nieuwbouwplan

Het programma voor De Vlijtsekade Fase 1b bestaat uit 62 grondgebonden woningen. Er worden 17 woningen gerealiseerd in het goedkope segment, 24 woningen in middensegment en 21 woningen in dure segment.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1021-vas1_0007.jpg"

Impressie plan gezien vanaf de Vlijtseweg


Het autoverkeer wordt via de Vlijtseweg ontsloten en eenmaal het gebied binnen wordt het zo snel mogelijk naar een parkeerhof geleid. Tussen de parkeerhoven en de achtertuinen van de Vlijtseweg komen begroeide erfafscheidingen en enkele bomen. De openbare ruimte is hierdoor grotendeels autovrij. Langs de kade loopt een doorgaande fiets- en voetgangersroute.


Het bestaande pand van het Waterschap, nabij de sluis, is in gebruik als kantoor en vergaderlocatie. In dit wijzigingsplan krijgt deze locatie de bestemming 'Kantoor'.

3 Beleidskader

3.1 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte

In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk werkt aan eenvoudiger regelgeving en verwacht dat medeoverheden zich ook inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving.

In de structuurvisie formuleert het kabinet zijn ambities voor 2040.

Concurrentiekracht: in 2040 behoort Nederland tot de top 10 van meest concurrerende economieën van de wereld met een kwalitatief hoogwaardig vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers door een goede ruimtelijk-economische structuur.

Bereikbaarheid: in 2040 beschikken gebruikers over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.

Leefbaarheid en veiligheid: in 2040 sluiten de woon- en werklocaties in steden en dorpen aan op de (kwalitatieve) vraag en locaties voor tranformatie en herstructurering worden zoveel mogelijk benut. In 2040 biedt Nederland zijn burgers een veilige en gezonde leefomgeving, met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als in landelijk gebied. Nederland is blijvend beschermd tegen extreme weersomstandigheden, mogelijke overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging en er is voldoende zoetwater in droge perioden; Nederland is een bepalende speler in de internationale transitie naar duurzame mobiliteit en Nederland heeft nog steeds de bestaande (inter)nationale unieke cultuurhistorische waarden en een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Nederland kent in 2040 een robuust internationaal energienetwerk en de transitie naar duurzame energiebronnen is ver gevorderd.

Dit plan voorziet in een stedelijke ontwikkeling van een woningbouwlocatie als bedoeld in het Bro. Toetsing aan de ladder voor duurzaamheid is beschreven in paragraaf 4.5 Duurzameverstedelijking.

3.2 Omgevingsvisie Gelderland

Op 19 december 2018 is de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat over ‘Gaaf Gelderland’. ‘Gaaf’ is een woord met twee betekenissen. ‘Gaaf’ betekent ‘mooi’ en gaat over wat – historisch en landschappelijk gezien - heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard. Maar ‘Gaaf’ verwijst ook naar dat wat ‘cool’ en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard. Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in de Gelderse Omgevingsvisie.


Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal.


Gezond en veilig is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.


Schoon en welvarend is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.


De visie geeft zeven ambities voor een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland, onder andere op het terrein van economisch vestigingsklimaat en het woon- en leefklimaat. Met vier spelregels of Doe-principes’ – DOEN, LATEN, ZELF en SAMEN – geeft de provincie hier werking aan. Tezamen vormen zij het kader waarbinnen de provincie werkt en afwegingen maakt.

Gestreefd wordt naar een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat. De provincie streeft naar ook naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Ambities vanuit dit streven zijn: Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. De provincie gaat, zo stelt de visie, in gesprek met de Gelderse regio’s en maken regionale afspraken over een goede balans tussen de vraag en het aanbod van woningen. Het omvormen van bestaande en leegstaande bebouwing heeft de voorkeur voor de aanleg van nieuwe woonlocaties.


Dit wijzigingsplan is in overeenstemming met de provinciale visie.

3.3 Omgevingsverordening Gelderland

Op 24 september 2014 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Op 19 december 2018 is het actualisatieplan 6 voor de Omgevingsverordening vastgesteld. Met het actualisatieplan 6 voor de Omgevingsverordening wordt onder andere geborgd dat elke regio een regionale woonagenda opstelt die door de provincie vastgesteld dient te worden en dat woningbouw slechts mogelijk is als dit past binnen de afspraken van die agenda. Ten behoeve van de flexibiliteit is het wel mogelijk om van een regionale woonagenda af te wijken, vooruitlopend op de actualisatie van een regionale woonagenda. Als er nog geen regionale woonagenda is vastgesteld of als de bestaande regionale woonagenda niet meer actueel is en niet geschikt meer is als beoordelingskader, zal de provincie totdat een nieuwe regionale woonagenda wordt vastgesteld bestemmingsplannen die nieuwe woningen mogelijk maken toetsen aan de volgende criteria: er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking, als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, het plan past binnen de meest recente provinciale visie op het woonbeleid, er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden en de provincie stemt in met de ontwikkeling.


Het provinciaal beleid voor detailhandel is onderdeel van het verstedelijkingsbeleid, zoals aangegeven in de Omgevingsvisie. Het doel van het beleid is het behoud van een evenwichtige en toekomstbestendige detailhandelstructuur in Gelderland die bijdraagt aan de vitaliteit van steden en dorpen. De positie van centra van steden, dorpen en wijken staat centraal. Het vernieuwen en aanpassen van bestaande centra en winkelgebieden aan een afnemende vraag naar winkels en nieuwe marktontwikkelingen heeft prioriteit. Met het toevoegen van nieuw winkeloppervlak wordt zeer terughoudend omgegaan. Nieuwe ontwikkelingen zijn slechts toegestaan als ze bijdragen aan een versterking van de bestaande detailhandelstructuur en de vitaliteit van binnensteden en dorpscentra. Dit vraagt om een goede onderbouwing op basis van de ladder voor duurzame verstedelijking.


Dit wijzigingsplan is in overeenstemming met de provinciale verordening.

3.4 Woonagenda Cleantech Regio

In de Woonagenda Cleantech Regio van de Regio Stedendriehoek is een uitwerking van de provinciale koers “Ruimte voor goed wonen”, waarbij voor de komende 10 jaar afspraken worden vastgelegd hoe om te gaan met sturing op de woningbouwprogrammering en welke thema's regionaal verdere aandacht vragen. Dit betreffen de thema's “sterke steden, dynamische kernen en vitaal platteland”. Ook wordt ingegaan op het verduurzamen en klimaatbestendig maken van de woningvoorraad alsmede op Wonen en zorg.

De Regio zet in op goede toevoegingen aan de woningvoorraad, waarbij de volgende speerpunten van toepassing zijn:

  1. 1. Woningbouw draagt bij aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de
    bestaande stad, wijk, dorp, kern en buitengebied;
  2. 2. Woningbouw is behoeftegericht, past bij de lokale vraag van een specifieke
    doelgroep en levert een strategische (toekomstgerichte) aanvulling op het
    bestaande woningaanbod;
  3. 3. De programmering is flexibel en kan aangepast worden om goed te blijven
    aansluiten op de speerpunten van ons beleid en actuele marktontwikkelingen.

Voor Apeldoorn wordt aangegeven dat mede door de hoge instroomde druk op de markt is toegenomen. De woningbouw in Apeldoorn heeft een hoge vlucht genomen. In dit tempo zijn in 2021/2022 alle huidige bouwplannen gerealiseerd en is er risico op een tekort en verder oplopende prijzen. Ook in de sociale huur is sprake van stijgende wachtlijsten. De groei in Apeldoorn bestaat voor een relatief groot deel uit gezinnen en sluit aan bij de inzet van Apeldoorn als gezinsstad. Apeldoorn zoekt naar nieuwe plekken voor woningbouw binnen de bestaande contouren van de stad. Het programma ligt de komende jaren (mede door de druk van buiten) tegen de bovenkant van de bandbreedte van de prognoses. In de sociale woningbouw is op korte termijn een toevoeging van 500 woningen aan de orde om de wachtlijsten te verkorten.

Naast inzet op het kwalitatief programmeren wordt er gekoerst op een kwantitatief realistisch woningbouwprogramma op basis van actuele Primos woningbehoefteprognoses Het is daarbij de bedoeling om deze regionale woonagenda om de twee jaar te herijken, waarbij wordt bekeken of het op basis van analyse van de woningmarkt en de genoemde woningbehoefteprognoses het wenselijk is om de woonvisie aan te passen.

De Woonagenda Cleantech Regio vervangt de “Kwantitatieve Opgave Wonen 2015-2014” en het “Afsprakenkader kwantitatieve woningbouwprogrammering 2015-2024” van de Regio Stedendriehoek. Nadat de gemeenteraden hiermee hebben ingestemd kan deze regionale woonagenda worden vastgesteld door het college van Gedeputeerde Staten. Na de vaststelling wordt er een uitvoeringsagenda opgesteld, waarbij gemeenten jaarlijks presenteren wat de lokale voortgang in de bestaande voorraad is aan de hand van de jaarlijkse monitoringsgegevens. Zie voor de uitvoeringsagenda paragraaf 3.7.

3.5 Structuurvisie Apeldoorn Biedt Ruimte

Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.

De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om daarop niet te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leveren aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.

De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken. Want alleen daardoor blijft de leefkwaliteit op peil en blijft Apeldoorn aantrekkelijk voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie. De gemeente stelt hoge kwaliteitseisen aan het fundament en wil er zelf in blijven investeren.

Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd die weergeven wat Apeldoorn grotendeels al is en waar Apeldoorn sterk in is: Apeldoorn is een comfortabele gezinsstad met een toeristisch toplandschap; heeft een veelzijdige economie en kent lokale duurzaamheid.. Aan deze ambities wil Apeldoorn samen met andere partijen bouwen.

De structuurvisie is een uitnodiging aan de samenleving om Apeldoorn mooier te maken. 'Apeldoorn biedt ruimte' staat voor ruimte bieden aan ideeën en initiatieven die passen bij de Buitenstad. De gemeente zal daarbij faciliteren en ondersteunen. Buiten het fundament van de Buitenstad biedt de gemeente hiervoor veel handelingsvrijheid, bijvoorbeeld door flexibel te bestemmen.

Niet alles gaat vanzelf. In sommige delen van Apeldoorn spelen ingewikkelde vernieuwingsopgaven. Opgaven die belangrijk zijn voor Apeldoorn als geheel, waarbij vaak hard gewerkt moet worden om iets van de grond te krijgen. In de structuurvisie worden die opgaven 'dynamo's' genoemd, elementen die eerst in beweging moeten komen voordat ze energie gaan opleveren. Het centrumgebied van Apeldoorn, de centrale delen van de Kanaalzone en kleinschalige herstructurering van wijken, buurten en dorpen zijn voorbeelden. De gemeente neemt in de dynamo's de regierol op zich. In de dynamo's ligt ook programmatisch de hoogste prioriteit. De verdere invulling ervan bepaalt de gemeente samen met initiatiefnemers.

Dit wijzigingsplan ziet op de herontwikkeling van een bedrijfslocatie naar woningbouw. Hierdoor wordt de ruimtelijke kwaliteit van de Kanaalzone verbeterd. Het wijzigingsplan is in overeenstemming met de structuurvisie.

3.6 Structuurschets Kanaalzone

Al langer denkt de gemeente na over hoe, met een blik op de toekomst gericht, om te gaan met het kanaal en de omliggende bedrijven- en industrieterreinen. In de Structuurschets Kanaalzone, vastgesteld op 1 december 2005, zijn een aantal principes nader uitgewerkt en geconcretiseerd. Belangrijke structurerende thema's zijn: structurering vanuit cultuurhistorie: groen en blauw; verkeer en verblijf langs het kanaal; wonen en werken: differentiatie en intensivering; duurzaamheid op alle schaalniveaus.

In de Kanaalzone blijft ruimte voor bedrijvigheid. Te denken valt aan clustering van bedrijfsactiviteiten maar ook aan het mengen van woon- en werkfuncties.

Daarnaast worden ingrepen voorzien die de verblijfskwaliteit vergroot en de barrièrewerking oplost. Voorbeelden daarvan zijn aanleg van nieuwe parkachtige ruimtes, fietsroutes en (fiets)bruggen.

Binnen verschillende kleine en grote projecten worden de bovenstaande ambities geconcretiseerd. Daarbij kan o.a. worden gedacht aan het vervolg van Vlijtsekade, de Zwitsal, de Schatkamer van Zuid en de ontwikkeling van de Kwekerij/Remehalocatie. Belangrijk daarbij zijn de bestaande (cultuurhistorische en landschappelijke) kwaliteiten die als inspiratiebron gelden voor vernieuwing en herbestemming.

Met dit wijzigingsplan wordt het project Vlijtsekade 1B uit de structuurschets kanaalzone verwezenlijkt.

3.7 Woonagenda Apeldoorn 2019-2021

De Woonagenda 2018-2021 dient meerdere doelen:

  • basis voor de prestatieafspraken met corporaties en huurdersbelangenorganisaties;
  • volkshuisvestelijk kader voor de nieuwbouwopgave;
  • ondersteuning voor de opgaven in het woon-zorgdomein en de verduurzaming;
  • onderlegger voor de op te stellen omgevingsvisie;
  • invulling van het programma Comfortabele Gezinsstad op het onderdeel wonen;
  • uitwerking van het bestuursakkoord op het onderdeel Wonen

De Apeldoornse Woonagenda 2018-2021 beschrijft, op basis van trends en ontwikkelingen, de gemeentelijke ambities en acties voor de komende jaren. De agenda is feitelijk een actieprogramma, waarin de uitvoering centraal staat. De lijn van de vorige Woonagenda is voortgezet en van nieuwe accenten voorzien. Die hangen samen met de actuele trends en ontwikkelingen en het bestuursakkoord.

Tot die actuele trends en ontwikkelingen behoren onder andere:

  • werken aan een CO2-arme energievoorziening: naar 100% energieneutrale woningen;
  • demografische trends: bevolkingsgroei, vergrijzing en meer kleine huishoudens;
  • druk op de woningmarkt: sterke behoefte aan woningen, vooral koopwoningen voor starters;
  • diversiteit in woonvoorkeuren, bijvoorbeeld: woningtypen voor kleinere huishoudens, levensloopbestendige woningen, grotere woningen voor thuiswerkers en gezinnen, enz.

De visie op de toekomst van het wonen in Apeldoorn bestaat uit drie speerpunten:

  1. 1. Een basis die op orde is: a) zorgen voor voldoende woningen voor iedereen, met in het bijzonder aandacht voor voldoende beschikbare en betaalbare woningen voor huishoudens met een laag inkomen (de primaire doelgroep) en b) de grote opgave om alle woningen te verduurzamen.
  2. 2. Wonen en zorg: ervoor zorgen dat we onze steeds ouder wordende bevolking een plek kunnen blijven geven in onze gemeente.
  3. 3. Aangevuld met de bestuurlijke ambities uit Comfortabele gezinsstad: de bouw van voldoende nieuwbouwwoningen om de trek naar de stad op te kunnen vangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1021-vas1_0008.png"

Figuur beleidsschema woonagenda

Woningbouwprogrammering

In de regionale woonagenda zijn afspraken gemaakt over het handelingsperspectief voor de regio Stedendriehoek en daarbij voor Apeldoorn. Met de wetenschap van nu wordt daarbij uitgegaan van het toevoegen van zo'n 5.500 woningen. De ontwikkelingen worden actief gevolgd en waar nodig zullen die worden bijgesteld. Dit betekent, dat als er ruimte gevraagd wordt voor een maatschappelijk belangrijk initiatief dit zal worden ondersteund. Circa vierduizend van deze 5.500 woningen worden nu gebouwd, opgeleverd of moeten nog gebouwd worden. Een groot deel van deze woningen bestaat uit gezinswoningen in projecten zoals Zuidbroek, Groot Zonnehoeve en de TNO-locatie. Per saldo betekent nog dat er nog voor 1.500 woningen een invulling moet worden gegeven samen met de betrokken partners in de stad. Het college van burgermeester en wethouders heeft daarnaast de ambitie om naast het Centraal Beheergebouw aan de andere kant van de binnenstad eveneens een iconisch gebouw te realiseren.


Hiervoor is het voorstel gemaakt met als belangrijkste pijlers:

  • vijfhonderd woningen voor de sociale voorraad;
  • reserveren van circa 250 woningen voor een nieuwe ontwikkeling van een iconisch gebouw;
  • vijfhonderd woningen voor gebiedsontwikkeling (focus op Comfortabele gezinsstad en gezinswoningen);
  • 250 woningen voor bijzondere initiatieven in niches (CPO, bijzondere projecten met levensloopbestendigheid, tiny houses en bijzondere transformaties in wijken).


Afwegingskader Woningbouw 2018 t/m 2028 (beleidsregel)

De gemeente Apeldoorn wil de juiste woningen op de juiste plek bouwen. Daarom is ervoor gekozen een prioritering aan te geven. Doel hiervan is om kansrijke initiatieven te bevorderen en te komen tot versnelling van de woningbouw. In de Structuurvisie, de Woonagenda en in de Regionale Woonagenda zijn kaders vastgesteld die de basis vormen voor het "Afwegingskader Woningbouw 2018 t/m 2028". Het afwegingskader is als beleidsregel vastgesteld in 2019.

Door het prioriteren van (en richting geven aan) de woningbouw kan er adaptief en flexibel worden ingespeeld op de woningbehoefte. Ook wordt er duidelijkheid geboden en richting gegeven aan initiatiefnemers over hoe de gemeente de programmatische ruimte voor initiatieven wil invullen. Voor circa 4.000 (waaronder die van woonlocatie De Wingerd) van de 5.500 woningen is die programmatische ruimte al ingevuld. Dit betreft woningen die reeds zijn opgeleverd, in aanbouw zijn, waarvoor een bestemminsplan is vastgesteld, wordt opgesteld of een anterieure overeenkomst is afgesloten. Bovengenoemd kader gaat over de resterende programmatische ruimte voor circa 1.500 woningen.

Met dit wijzigingsplan worden 62 gezinswoningen gerealiseerd. Het bouwplan voldoet aan de woonagenda en het afwegingskader woningbouw. Zie voor een nadere onderbouwing paragraaf 4.5.

3.8 De Groene Mal

Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.

Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1021-vas1_0009.png"

Kaart Groene Mal

Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.

Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.

Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.

Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.

De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.

Het kanaal is een belangrijke schakel in de vorming van de Groene Mal. Wat betreft de noordelijke Kanaalzone zijn de Groene Mal-projecten aan de oevers van het Kanaal van groot belang.


Apeldoorns Kanaal
Het Apeldoorns Kanaal vormt een groen-blauwe verbinding vanuit de stad naar het omringende landschap. Vooral in het zuidelijke deel van het kanaal staan op de oevers enkele waardevolle bomen, waarvan sommige nog uit de 19e eeuw.

Door de gemeenten waardoor het kanaal loopt, is gezamenlijk onderzoek gedaan naar landschappelijke herinrichting, herstel van cultuurhistorische waarden en naar de mogelijkheden om het kanaal weer bevaarbaar maken. Door herinrichting van de oevers en in de toekomst aanleg van enkele markante bomenstructuren op groene knooppunten wordt het Kanaal als verbindende lijn door de stad naar buitengebied geaccentueerd.
De oeverzone langs het kanaal behoort waar mogelijk tot de stedelijke groene hoofdstructuur. Het bevaarbaar maken van het kanaal kan een van de toekomstige projecten zijn.

De ontwikkeling vormt geen belemmering voor de projecten uit de Groene Mal.

3.9 Parkeren

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Parkeervisie fiets en auto (vastgesteld 21 maart 2019). De essentie van de parkeervisie is 'mogelijk maken waar het kan, reguleren waar het moet'.

Met de gestaag groeiende cijfers voor autobezit en -gebruik ontstaat een drietal gevolgen die om een beleidsmatige reactie vragen.
Het eerste gevolg is dat er tijden en plaatsen zijn waar meer vraag naar parkeerruimte is dan aanbod. Regulering richt zich dan op het optimaal verdelen van de beschikbare ruimte. Het invoeren van betaald parkeren is daarbij een goed instrument, met als effect dat plaatsen zo efficiënt mogelijk gebruikt worden.
Het tweede gevolg is dat er groepen autobezitters zijn die beschermd moet worden tegen overlast van parkeerders van 'buitenaf'. Meestal gaat het dan om het beschermen van bewoners in het centrum en de randen van de binnenstad of bij grote publiekstrekkers. Parkeervergunningen zijn daarbij het meest effectieve instrument, in combinatie met het stellen van parkeernormen, zodat de druk van geparkeerde auto's op de openbare ruimte per saldo niet toeneemt.
Het derde gevolg is de uitstoot van auto's en de ruimte en aanblik van geparkeerde auto's voor de omgeving. Zoekverkeer levert extra uitstoot op, reden om parkerend verkeer een goede voorziening te bieden. Om het aantrekkelijker te maken om met de fiets naar de binnenstad te komen, wordt in de parkeervisie sterk ingezet op het realiseren van extra mogelijkheden om fietsen bewaakt te kunnen stallen.

Daarnaast is parkeerbeleid van belang voor doorstroming van het verkeer (om bijvoorbeeld opstoppingen van auto's die willen parkeren op doorgaande wegen te voorkomen) en is er een economisch belang.

De parkeernormen zijn vastgelegd in de Beleidsregel Parkeren, die is vastgesteld op 21 maart 2019. Deze beleidsregel is een nadere uitwerking van de Parkeervisie fiets en auto. De beleidsregel legt vast wat wordt verstaan onder het realiseren van 'voldoende parkeerruimte voor auto en fiets en voor laden en lossen'. De beleidsregel geeft inzicht in het aantal, de kwaliteit en de plek van de te realiseren parkeerplaatsen. Het bepalen van 'voldoende parkeerruimte' gebeurt bijvoorbeeld door het hanteren van parkeernormen voor fietsen en auto's. De beleidsregel dient als toetsingskader bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen en bepaalt hoe de parkeerregel in bestemmingsplannen wordt toegepast. De Beleidsregel Parkeren vervangt de notitie Actualisatie Parkeernota (2004) en de daarin opgenomen parkeernormen. Voor aanvragen om een ruimtelijke ontwikkeling waarvoor het bestemmingsplan moet worden herzien en die zijn ingediend voor vaststelling van de Beleidsregel Parkeren is de Beleidsregel Parkeren niet van toepassing maar wordt getoetst aan de notitie Actualisatie Parkeernota (2004), tenzij de Beleidsregel Parkeren in het voordeel van de verzoeker uitpakt.

In het plangebied worden 102 parkeerplaatsen gerealiseerd. Het aantal parkeerplaatsen voldoet aan onze parkeernormen vastgelegd in de Beleidsregel Parkeren. Zie ook paragraaf 4.2 van de toelichting.

3.10 Waterbeleid

3.10.1 Nationaal beleid

3.10.2 Provinciaal beleid

Het provinciale waterbeleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland. Daarin is onder andere vastgelegd hoe het grondwater(winning) beschermd moet worden tegen negatieve effecten (kwaliteit en kwantiteit) en hoe moet worden gehandeld wanneer er toch een (dreigende) verontreiniging van het grondwater optreedt. Ook zijn verschillende zaken vastgelegd over het omgaan met natte landnatuur en oppervlaktewater. Op de kaarten zijn beschermingszones voor verschillende onderwerpen vastgelegd.

Uitgangspunt bestemmingsplan

Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten is onderdeel van ruimtelijke plannen. Verandering van (gebruik van) een gebied mag geen negatief effect op het (grond)water of de waterafhankelijke natuur hebben.

3.10.3 Waterschapsbeleid

In 2015 heeft Waterschap Vallei en Veluwe het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Hierin beschrijft het waterschap de ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van samenwerkings- en innovatiemogelijkheden. Op basis van nieuwe opgaven als klimaatverandering, zuivering van complexe stoffen en maatschappelijk ontwikkelingen zoals het streven naar een duurzaamheid en circulaire economie zijn zes ambities geformuleerd:

  1. 1. Beschermen tegen overstromingen
  2. 2. Zorgen voor de juiste hoeveelheid water
  3. 3. Zorgen voor de goede oppervlaktewaterkwaliteit
  4. 4. Schoon en vuil water worden zoveel mogelijk gescheiden
  5. 5. Afwalwaterketen en watersysteem samen met de partners als één geheel beheren

De ambities zijn voor de programma's waterveiligheid, watersysteem (voldoende en schoon) en waterketen vertaald in doelen en maatregelen voor 2021.

Uitgangspunt bestemmingsplan

Bij veranderingen op of rondom het oppervlaktewater en waterkeringen evenals bij de realisatie van voldoende waterberging voor nieuwe ontwikkelingen zijn de regels van de keur van het waterschap van toepassing. Het plangebied grenst aan de Keurzone van het Apeldoorns kanaal.

3.10.4 Gemeentelijk beleid

3.11 Nota I-cultuur

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart. Deze worden beschreven in de paragrafen 4.6.1.2 respectievelijk 4.7.1.3.

3.12 Welstandsbeleid

Artikel 12a van de Woningwet verplicht iedere gemeente om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing. Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juni 2017 de Welstandsnota 2017-2020 'Aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. De welstandsnota is het kader waaraan de onafhankelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit toetst of aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen voldoen aan redelijke eisen van welstand.

Doel van de welstandsnota is het zorgen voor een goede balans tussen het borgen van de basiskwaliteit van de ruimtelijke leefomgeving en het bieden van ruimte aan initiatiefnemers. Bij de welstandsnota hoort een website die het welstandsbeleid voor iedereen toegankelijk maakt.

De nota gaat uit van één welstandsniveau voor álle gebieden van de hele gemeente Apeldoorn en werkt vanuit een piramide:

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1021-vas1_0010.png"

  • Vergunningvrije bouwwerken: geen welstandstoetsing
    Onder deze categorie valt het grootste deel van de bouwwerken.
  • Veelvoorkomende bouwwerken:eenduidige criteria die voor de hele gemeente gelijk zijn.
    Het grootste deel van de vergunningplichtige bouwwerken, zoals erkers en dakkapellen, valt onder deze categorie. In deze categorie is ook het reclamebeleid ondergebracht.
  • Specifieke bouwwerken: welstandstoetsing op basis van gebiedsgerichte doelstellingen
    Onder deze categorie vallen de grotere bouwplannen. De gebiedsgerichte doelstellingen zijn per dorp, wijk, gebied of gebiedstype geformuleerd. Het werken met doelstellingen die de kernkwaliteiten van het gebied beschrijven in plaats van te werken met stringente criteria waaraan het bouwwerk moet voldoen, maakt verschillende ontwerpoplossingen mogelijk en biedt daarmee ruimte voor de initiatiefnemer.

Voor de ontwikkeling van woningbouw op deze locatie is gelijktijdig met dit wijzigingsplan een Beeldkwaliteitsplan (BKP) opgesteld.

3.13 Beperking Realisatieduur Woningbouw Private Partijen

In juni 2014 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie 'Beperking realisatieduur woningbouw private partijen' vastgesteld. In het gemeentelijke woningbouwprogramma is nog maar beperkt ruimte voor nieuwe woningbouwinitiatieven, terwijl een deel van de beschikbare ruimte in het woningbouwprogramma is ingevuld met plannen waarvoor al meer dan een paar jaar een vastgesteld bestemmingsplan aanwezig is maar die niet tot uitvoering komen. Om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen en om alleen nog ruimte te bieden aan initiatieven die ook echt worden uitgevoerd, geldt op grond van de beleidsnotitie 'Beperking realisatieduur woningbouw private partijen' nu een realisatietermijn voor nieuwe woningbouwinitiatieven die in principe drie jaar bedraagt. Die termijn gaat lopen vanaf het moment dat het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Ter uitvoering van de beleidsnotitie wordt in ieder bestemmingsplan dat de bouw van nieuwe woningen mogelijk maakt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarmee kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen door de bouwmogelijkheden voor nieuwe woningen te verwijderen als na de termijn de betreffende woningen niet zijn gerealiseerd en ook nog niet in aanbouw zijn. De programmatische ruimte die daardoor vrij komt, kan vervolgens worden aangewend voor een andere woningbouwontwikkeling. Voordat een bestemmingsplan voor een woningbouwontwikkeling in procedure wordt gebracht, wordt deze termijn ook privaatrechtelijk overeengekomen tussen initiatiefnemer en gemeente.

In het wijzigingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bouwvlakken te verwijderen, indien het plan niet tot realisatie komt.

4 Uitvoerbaarheid

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.

4.1.2 Bodem

Een nieuwe of gewijzigde bestemming mag alleen in het bestemmingsplan worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Er moet dus onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.

Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.

Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.

Onderzoeksresultaten bodem

In de rapportage d.d. 19 juli 2019, opgesteld door LiebenseCSO en opgenomen in bijlage 2 van de bijlagen bij de toelichting, zijn de resultaten van het bodemonderzoek weergegeven. Hieruit blijkt dat de gronden verontreinigd zijn met zware metalen, PAK, minerale olie, PCB's en asbest. Daarnaast zijn er verhoogde gehalten chloride aangetoond ter plaatse van de zoutloods.

Vanwege de bodemverontreiniging is de grond niet geschikt voor de beoogde functie en zal deze geschikt gemaakt moeten worden. Hiertoe wordt een nader onderzoek uitgevoerd en een saneringsplan opgesteld. Beiden moeten door het bevoegde gezag de provincie Gelderland goedgekeurd worden. Op basis van het beschikbare bodemonderzoek is voldoende inzicht in de bodemkwaliteit om te kunnen ramen wat de kosten zijn om de locaties geschikt te maken voor woningbouw. Op basis van deze geraamde kosten staat vast dat de sanering financieel uitvoerbaar is.

4.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.

De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen(hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebiedenmetfunctiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.

Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.

Onderzoeksresultaten milieuzonering

Het plangebied wordt aangemerkt als gemengd gebied gezien de ligging nabij doorgaande wegen en gemengde/bedrijfsmatige bestemmingen.

Bedrijven

Nabij het plangebied zijn een aantal bedrijven gevestigd. Deze bedrijven hebben de bestemmingen 'Bedrijf', 'Bedrijventerrein' of 'Gemengd'. Binnen deze bestemmingen zijn maximaal bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Deze categorieën hebben een voor gemengd gebied gecorrigeerde richtafstand van 10 meter. Het plangebied ligt hierbuiten en daarom vormen deze omliggende functies geen belemmering.

4.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Derhalve worden de wegen kanaal Noord en de Vlijtseweg beschouwd.

Wegverkeerslawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen

Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  • wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.

Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 63 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Apeldoorn.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.

Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai

In de rapportage d.d. mei 2019, opgesteld door Omgevingsdienst Veluwe IJssel en opgenomen in bijlage 3 van de bijlagen bij de toelichting, is de geluidsbelasting ten gevolge van Kanaal Noord en de Vlijtseweg berekend. Hieruit blijkt de geluidsbelasting op meerdere woningen binnen het plangebied hoger is dan de voorkeurswaarde, maar dat de maximaal toelaatbare waarde niet wordt overschreden.

Bronmaatregelen en/of overdrachtsmaatregelen om de geluidsbelasting te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde zijn niet doelmatig of mogelijk/haalbaar. De realisatie van woningen binnen het plangebied is derhalve alleen mogelijk na vaststelling van hogere waarden. Bij besluit van 27 januari 2020 is het besluit hogere waarden genomen. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de nieuwe geluidgevoelige bestemmingen.

4.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  1. a. het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  2. b. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  3. c. het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  4. d. de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Niet in betekenende mate bijdragen

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:

  • woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen.

Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.

Toepasbaarheidsbeginsel

Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").

Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.

Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit

Het wijzigingsplan beoogt de realisatie van 62 woningen. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling valt onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet belemmert. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe worden in het beleid voor externe veiligheid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en per transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg

Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende Regeling basisnet. Er zijn geen wettelijke grenzen voor de aantallen transporten met gevaarlijke stoffen maar er worden wel grenzen gesteld aan de risico's, deze staan in het Basisnet. De vastgestelde risicogrenzen worden getoetst aan het plaatsgebonden risico met een wettelijk harde norm en het groepsrisico met de daarbij behorende oriëntatiewaarde als ijkpunt. Daarnaast geldt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen op een verantwoorde wijze plaatsvindt vanwege de strenge eisen die gelden voor dit vervoer als gevolg van internationale regelgeving.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud van de buisleidingen.

Nota Milieuveiligheid Apeldoorn

Uitgangspunt van de Nota Milieuveiligheid, die in december 2011 is vastgesteld, is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. De voorwaarde hierbij is dat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de Nota bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.

Onderzoeksresultaten

In en/of nabij het plangebied bevinden zich geen transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg. In of nabij het plangebied liggen geen ondergrondse kabels of transportleidingen die een regekling in het wijzigingsplan behoeven. Er zijn ook geen risicovolle bedrijven in de nabijheid van het plangebied aanwezig.

4.1.7 Elektromagnetische velden

De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).

De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is. Op basis van het voorzorgsprincipe wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.

Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.

Gelet op het hiervoor genoemde VROM-advies heeft het gemeentebestuur op 6 november 2007 de intentie uitgesproken om op termijn alle bovengrondse hoogspanninglijnen in Apeldoorn ondergronds te brengen. Tot het zover is, zal voor nieuwe ontwikkelingen de lijn van het VROM-advies gevolgd worden.

Onderzoeksresultaten

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.

Nabij het plangebied is een zendmast aanwezig. Deze mast staat op de locatie Vlijtseweg nabij 141 (bosschage naast het fietspad). Deze mast wordt verwijderd en verplaatst naar het Zwitsalterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1021-vas1_0011.jpg"

Locaties zendmasten

De aan te houden veiligheidszone van de zendmasten bedraagt 3 meter recht voor de antennes en 0,5 meter onder de antenne. De afstand zendmast - planlocatie bedraagt meer dan 3 meter. Het aspect elektromagnetische straling vormt daarom geen belemmering voor de realisatie van woningen op de planlocatie.

4.1.8 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.1.9 Milieueffectrapportage

Algemeen

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:

  1. 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
  2. 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).

Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.

Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.

Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Onderzoeksresultaten

Aanmeldingsnotitie m.e.r.

In het plangebied worden 62 woningen gerealiseerd. Voorliggend plan valt in categorie D11.2 “Stedelijk ontwikkelingsproject. Het plan overschrijdt niet de getalsmatige grenzen van het Besluit m.e.r. (kolom C en D) niet. Deze grenzen zijn:

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1021-vas1_0012.jpg"

Categorie D11.2 (Besluit m.e.r.) met getalsmatige grenzen.

Dit betekent dat er sprake is van een vormvrije mer beoordeling (zie bijlage 5 van de toelichting). Gezien de omvang van het plan en het plan wordt vergeleken met de drempelwaarden uit onderdeel D van het Besluit m.e.r. kan worden geconcludeerd dat er, rekening houdend met:

1. de kenmerken van het project;

2. de plaats van het project; en

3. de kenmerken van het potentiële effect;

sprake is van een wezenlijk ander schaalniveau en een activiteit die vele malen kleinschaliger is. Bij elk plan is sprake van invloed op het milieu, maar deze is niet zodanig dat normen worden overschreden. De potentiële effecten van het plan, in relatie tot de kenmerken en de plaats van het plan, zijn dusdanig beperkt van aard en omvang dat dit geen belangrijk nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.

Artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het gebied 'Veluwe', is gelegen op een afstand van ca. 2 kilometer van het plangebied. Gezien de aard en omvang van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in relatie tot de ruime afstand tot Natura 2000-gebied wordt geconcludeerd dat geen sprake zal zijn van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura-2000 gebied. Een passende beoordeling op basis van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk. Derhalve is geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer. Zie ook paragraaf 4.4 Natuurwaarden van de toelichting.


Conclusie

Zoals beschreven in de voorafgaande alinea's kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Het is daarom niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.

4.1.10 Duurzaamheid

Bij het planvormingstraject van bouwplannen in de gemeente Apeldoorn speelt duurzaamheid een rol. Hieronder staat weergegeven op welke wijze duurzaamheid een plek heeft gekregen:

  • De woningen in het plangebied worden gasloos gerealiseerd.
  • De huizen worden gerealiseerd in een groene omgeving.

4.2 Verkeer

Verkeersgeneratie

In de huidige situatie is een gemeentewerf aanwezig. In de toekomstige situatie wordt op deze locatie woningbouw gerealiseerd. De verkeersgeneratie voor woningen wordt op basis van de CROW (Publicatie 381: Toekomstbestendig parkeren) berekend aan de hand van het aantal woningen. Voor dit gebied is de stedelijke zone 'Rest bebouwde kom', en de stedelijkheidsgraad 'Sterk stedelijk' uit dezelfde CROW publicatie 381 van toepassing.

De ontwikkeling voorziet in maximaal 62 woningen. In de planvorming wordt thans uitgegaan van 17 (sociale koop/huur), 24 (middeldure koop) en 21 (dure koop).

Voor de rijwoningen (sociale koop) is CROW functieaanduiding 'koop, tussen/hoek' van toepassing. De verkeersgeneratie bedraagt op basis van de in het toetsingskader genoemde uitgangspunten 7,5 mvt/weekdagetmaal per woning. De verkeersgeneratie bedraagt voor 17 van deze woningen 127,5 mvt/weekdagetmaal.


Voor de rijwoningen in het middeldure segment is CROW functieaanduiding 'koop, tussen/hoek' van toepassing. De verkeersgeneratie bedraagt op basis van de in het toetsingskader genoemde uitgangspunten 7,5 mvt/weekdagetmaal per woning. De verkeersgeneratie bedraagt voor 24 van deze woningen 180 mvt/weekdagetmaal.


Voor de woningen in het dure segment is CROW functieaanduiding 'koop, vrijstaand' van toepassing. De verkeersgeneratie bedraagt op basis van de in het toetsingskader genoemde uitgangspunten 8,6 mvt/weekdagetmaal per woning. De verkeersgeneratie bedraagt voor 21 van deze woningen 180,6 mvt/weekdagetmaal.


De totale verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling met woningbouw komt uit op 488,1 mvt/weekdagetmaal. Het omrekenen naar een maatgevende werkdag (drukste dag) geschiedt op basis van een omrekenfactor van 1,11. Dit leidt tot een verkeersgeneratie op een maatgevende werkdag van 541,79 mvt/weekdagetmaal.

Ten aanzien van de verkeersafwikkeling worden geen problemen verwacht op de Vlijtseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1021-vas1_0013.jpg"
Inrichtingsplan


Verkeersafwikkeling
Alle woningen worden via de Vlijtseweg ontsloten. Eenmaal het gebied binnen worden de auto's naar parkeerhoven geleid. Om doorgaand autoverkeer langs de kade te vermijden wordt deze aan de noord- en zuidkant gedeeltelijk fysiek afgesloten. Nood- en hulpdiensten kunnen wel langs het kanaal, net als de vuilniswagen en een incidentele verhuiswagen. Door de auto's snel in de parkeerhoven te leiden ontstaat er een grotendeels autovrije ruimte toegankelijk voor voetgangers en een belangrijke fietsroute langs het kanaal.

Gezien de capaciteit van de Vlijtseweg en de beperkte toename van het verkeer, is de verwachting dat het omliggende wegennetwerk geen problemen zal ondervinden door het onderhavige plan. Aandachtspunt is de doorgaande fietsroute richting het centrum die loopt via de Sluisoordlaan (het Sluisje), de Vlijt 1B, de Vlijtseweg en vervolgens de Johan Steenbergenstraat in. Deze 'bajonetaansluiting' zorgt voor meerdere conflictpunten met doorgaand verkeer op de Vlijtseweg.

Parkeren

Alle woningen in de Vlijt 1B zijn zonder eigen parkeergelegenheid. Dat betekent dat de parkeernorm voor alle woningen 1,5 parkeerplaats per woning is (1,25 parkeerplaatsen in de parkeerhoven en 0,25 parkeerplaatsen in de openbare ruimte). In totaal worden er 102 parkeerplaatsen gerealiseerd. De parkeerhoven zijn voornamelijk voor bewoners en hun bezoekers en heeft daardoor een semi-private sfeer. Het parkeerhof zorgt ook voor een afstandsbuffer tussen de achtertuinen van de bestaande woningen aan de Vlijtseweg en de nieuwbouwwoningen.

Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling van het plan niet in de weg.

4.3 Waterhuishouding

4.3.1 Algemeen

De Vlijt 1b ligt in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa 1,7 hectare groot. Het plangebied bevindt zich direct naast een Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.

4.3.2 Grondwater

Het gebied ligt ten westen van het Apeldoorns Kanaal en daarmee in de grondwaterfluctuatiezone die in het streekplan is vastgelegd. Er zijn geen gegevens van peilbuizen in de directe omgeving beschikbaar. Het naastgelegen kanaal heeft een waterpeil van NAP+13,20m en zal sterk van invloed zijn op de grondwaterstand. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend.


Om grondwateroverlast te voorkomen dient bij de ontwikkeling van het plangebied rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging en ontwateringsmogelijkheden. Grondwater mag hierbij niet structureel worden afgevoerd. Hierdoor zal het plan grondwaterneutraal worden ontwikkeld.

4.3.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

Het plangebied grenst aan het Apeldoorns kanaal. Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Hemelwater uit het plangebied mag middels buffering worden afgevoerd op het oppervlaktewater. Er geldt een vergunning-/meldplicht. Door water komend van wegen en parkeerterreinen via bodempassage of buffer af te laten stromen zal afstromende stoffen worden afgevangen. en heeft het plan geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.


In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Het plan heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterafhankelijke natuur.

4.3.4 Afvoer van regenwater

In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en regenwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.

Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van regenwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het regenwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.

Bij ontwikkeling van gebieden die voorheen onbebouwd of onverhard dient de infiltratievoorziening een berging van minimaal 36 mm ten opzichte van het aangesloten verhard oppervlak te hebben. Bij herontwikkeling van bestaand verhard en/of bebouwd gebied is dit 20 mm. Bij extreme situaties moet voorkomen worden dat afstromend water binnen of buiten het plangebied schade veroorzaakt.


Het waterschap vereist voor nieuwe ontwikkelingen een bergingscapaciteit van 60 mm in het plangebied, hier mag de infiltratiecapaciteit naar de bodem (gedurende 24 uur) van afgetrokken worden. Deze berging mag zowel in als buiten de infiltratievoorzieningen plaats vinden.


De materialen die in aanraking komen met het regenwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van regenwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het regenwater afgevoerde vervuilende stoffen.


In dit plangebied wordt het regenwater gebufferd en kan het infiltreren in de ondergrond dan wel zal het worden afgevoerd op het Apeldoorns kanaal.

4.3.5 Afvoer van afvalwater

De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en regenwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.

4.3.6 Watertoets

Het plan omvat minder dan 1.500 m² extra verhard oppervlak. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.

Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het waterschap.

4.4 Natuurwaarden

4.4.1 Wettelijk kader en beleid

4.4.2 Onderzoeksresultaten

Voor het plangebied is een verkennend onderzoek (quickscan) flora & fauna uitgevoerd, bijgevoegd als bijlage 4.

Soortenbescherming

Op de planlocatie zijn ondanks het sterk verharde karakter nog een groot aantal plantensoorten aangetroffen. In totaal zijn hier 80 verschillende soorten aanwezig. Het betreft allemaal soorten van pionier en sterk verstoorde milieus. Voor beschermde plantensoorten ontbreekt hier het geschikte habitat.

Op de planlocatie zijn sporen aangetroffen van volgende beschermde diersoorten aangetroffen: de huismus, gierzwaluw, kerkuil en vleermuizen. Nader aanleiding van de quick scan is er nader onderzoek uitgevoerd of deze diersoorten hun vaste rust- en verblijfplaats in het plangebied hebben. Door bureau Forest Green Consult zijn mitigerende oplossingen voorgesteld. Deze mitigerende oplossingen worden uitgevoerd.

De Wet natuurbescherming wordt voor de overige op de planlocatie aangetroffen fauna niet overtreden.

Natuurbescherming

De planlocatie ligt niet in de onmiddellijke nabijheid van een Natura 2000 gebied. Het Natura 2000 gebied Veluwe ligt op meer dan 2 kilometer afstand. Tussen dit gebied en de planlocatie ligt de bebouwde kom van Apeldoorn. Natura 2000 gebied Rijntakken ligt op ruim 11 kilometer afstand evenals Natura 2000 gebied Landgoederen Brummen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1021-vas1_0014.jpg"

Kaart N2000 De Veluwe - planlocatie

De planlocatie ligt niet in de GN en of GO zone van het Gelders Natuurnetwerk. Deze gebieden liggen aan de randen van Apeldoorn. De planlocatie grenst aan het centrum van Apeldoorn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1021-vas1_0015.jpg"

Kaart Gelders Natuurnetwerk - planlocatie

De huidige situatie van de projectlocatie bestaat uit een bedrijventerrein, waarbij gemiddeld 576 verkeersbewegingen per gemiddelde weekdag plaatsvinden, uitgaande van een arbeidsextensief bedrijventerrein met een oppervlakte van 1,5 hectare in de schil van het centrum van Apeldoorn. Hierbij moet worden gedacht aan verkeersbewegingen van personeel van en naar het werk toe, maar ook aan bevoorradingen.

Met behulp van de Crow-rekentool is de verkeersgeneratie van de nieuwe woningen onderzocht. Uit deze berekening blijkt dat de nieuwe woningen in totaal 450 verkeersbewegingen per gemiddelde weekdag zullen genereren. Bij deze berekening is uitgegaan van 62 koopwoningen in het schil centrum van Apeldoorn, waarvan er zowel tussen- als hoekwoningen gerealiseerd worden.

Met de planologische wijziging van de bestemming naar 'Wonen' worden er op basis van de kengetallen van het CROW, neemt het aantal te verwachtten verkeersbewegingen met 126 verkeersbewegingen per gemiddelde weekdag af, ten opzichte van de toegestane bedrijfsbestemming. De te realiseren woningen gasloos opgeleverd. Tezamen impliceert dit een afname van verkeersbewegingen en een afname van het energieverbruik. Er is derhalve geen sprake van een toename van de uitstoot van CO2 en NOx. Hierdoor is geen sprake van significante negatieve gevolgen van dit plan als gevolg van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Voor het plan is een Aerius berekening uitgevoerd (bijlage 6). Uit de berekening blijkt dat er geen significant effect is op het Natura 2000-gebied de Veluwe of de Rijntakken.

Geconcludeerd kan worden, dat er geen aanvraag van een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming gedaan zal hoeven te worden.

Houtopstanden

Binnen het plangebied zijn geen beschermde bomen aanwezig.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling zorgt niet voor een toename van de uitstoot van CO2 en NOx. De instandhoudingsdoelstellingen van N2000 gebied Veluwe worden door de beoogde ontwikkeling niet significant aangetast.

Het plangebied ligt buiten de GNN en GO zones. De kernkwaliteiten zijn niet van toepassing op dit gebied.

Uit het uitgevoerde flora en faunaonderzoek blijkt dat de Wet natuurbescherming niet wordt overtreden.

4.5 Duurzame Verstedelijking

4.5.1 Wettelijk kader

Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):

  • Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
  • Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.

4.5.2 Onderzoeksresultaten

Dit wijzigingsplan voorziet in de herstructurering van een bestaande bedrijfslocatie. De bestaande bebouwing van de voormalige gemeentewerf wordt gesloopt en op de vrijgekomen locatie worden 62 woningen gerealiseerd. Deze ontwikkeling moet beschouwd worden als een stedelijke ontwikkeling. Dit betekent dat voor dit wijzigingsplan de ladder moet worden doorlopen.

Beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling

De provincie Gelderland stuurt op een gezonde regionale woningbouwprogrammering. Er zijn afspraken gemaakt met onder andere de Regio stedendriehoek over de groei van de woningvoorraad (dus: aantallen nieuwbouw) en over de 'kwaliteiten', zoals het aandeel huur- en betaalbare woningen.

In de regionale woonagenda 2018 – 2027 zit voor Apeldoorn ruimte voor circa 5.500 woningen. Voor circa 4.000 van de 5.500 woningen is de programmatische ruimte al ingevuld. Dit betreft woningen die zijn opgeleverd, in aanbouw zijn, waarvoor een bestemminsplan is vastgesteld of een anterieure overeenkomst is afgesloten. Deze 4.000 woningen zijn grotendeels bedoeld voor gezinnen (rijwoningen en twee-onder-één-kapwoningen) en daarnaast voor een aantal hoog stedelijke projecten. In totaal is er nu ruimte voor nieuwe initiatieven voor circa 1.500 woningen.

De voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in de regionale woonagenda. In het plangebied worden 62 woningen voor gezinnen gerealiseerd. De woningen worden hoofdzakelijk in het goedkope en middeldure segment gerealiseerd. Met het realiseren van woningen binnen het plangebied wordt bijgedragen aan zowel de kwantitatieve als kwalitatieve behoefte naar woningen in Apeldoorn.


Binnen of buiten bestaand stedelijk gebied

Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied: de locatie wordt volledig omsloten door het bestaand bebouwd gebied, is gelegen nabij het centrumgebied van Apeldoorn, maakt onderdeel uit van een bestemmingsplan voor het stedelijk gebied en is planologisch bestemd ten behoeve van stedelijke functies. Een nadere locatiemotivering is gelet op het feit dat het plangebied onderdeel uitmaakt van een bestaand stedelijk gebied niet noodzakelijk.

Met dit wijzigingsplan worden 62 woningen gerealiseerd. Deze woningen zijn gereserveerd vanuit de regionale woonagenda. Het woningbouwprogramma voldoet aan de regionale woonagenda.

Conclusie
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.

4.6 Archeologie

4.6.1 Beleid

4.6.2 Onderzoeksresultaten

Het perceel is op de beleidskaart geduid als zone met lage archeologische verwachting. Gebieden die zijn aangemerkt als Zone met lage archeologische verwachting krijgen de aanduiding 'overige zone – lage archeologische verwachtingswaarde'. Hiervoor geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan met een oppervlakte van meer dan 500 m2 (hoge archeologische verwachtingswaarde) respectievelijk 2.500 m2 (lage archeologische verwachtingswaarde) en een diepte van 35 cm onder het vastgestelde maaiveld tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.wp1021-vas1_0016.jpg"Uitsnede archeologische waarden kaart

Het archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd in de fase van de aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouwen. De planlocatie krijgt een aanduiding 'zone met lage archeologische verwachting'.

4.7 Cultuurhistorie

4.7.1 Wettelijk kader en beleid

4.7.2 Onderzoeksresultaten

Er zijn geen cultuurhistorische waarden, monumenten of karakteristieke panden in het geding bij de sloop van de gemeentewerf en nieuwbouw van de woningen.

4.8 Financieel-economische Uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan is een particulier initiatief. De locatie waarop de ontwikkeling plaatsvindt is in eigendom van de initiatiefnemer. Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten omtrent het initiatief. Daarin is overeengekomen dat initiatiefnemer de kosten voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor het wijzigingsplan betaalt en ook de onderzoeken voor dit plan op zijn kosten laat uitvoeren. Eventuele planschade komt ook voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeente draagt niets bij in de kosten voor aansluiting van het perceel op het gas-, water- of elektriciteitsnet. Gelet hierop is geregeld dat initiatiefnemer de kosten die de gemeente maakt of kan maken voor zijn rekening neemt. Het plan heeft dus geen financiële gevolgen voor de gemeente.

Het wijzigingsplan betreft een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, zodat een exploitatieplan moet worden opgesteld. Met het afsluiten van een anterieure overeenkomst voor vaststelling zijn de te verhalen kosten echter anderszins verzekerd. Het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13 lid 1 Wro is niet noodzakelijk en het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13 lid 2 is eveneens niet noodzakelijk. Hierdoor is het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.

5 Juridische Planopzet

5.1 Inleiding

In hoofdstuk 2 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt.

Om een wijzigingsplan mogelijk te maken dient er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen te zijn in het “moederplan”. Met deze wijzigingsbevoegdheid krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid een besluit te nemen over het plan. In tegenstelling tot een regulier bestemmingsplan waar de gemeenteraad besluit.

Voor een wijzigingsplan geldt de uniforme voorbereidingsprocedure van de Awb. Burgemeester en wethouders dienen binnen 8 weken na de ter inzage legging een besluit te nemen. Daarna volgt beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak bij de Raad van State, waarna het wijzigingsplan deel gaat uitmaken van het moederplan en de onderliggende bestemming vervalt.

5.2 Wro-zone - Wijzigingsgebied 1

Het bestemmingsplan 'Kanaalzone - De Vlijt' kent in artikel 20 van de regels een wijzigingsbevoegdheid, wro-zone-wijzigingsgebied 1, voor de planlocatie. De regel luidt als volgt:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', en 'Verkeer - verblijfsgebied' indien de geldende milieucontouren van de omliggende bedrijvigheid gelegen de nieuwbouw van woningen niet uitsluit, waarbij de volgende regels gelden:

  1. 1. Het aantal woningen bedraagt maximaal 130 woningen.
  2. 2. Een compact woonmilieu met zowel grondgebonden en gestapelde woningen. Het aantal gestapelde woningen mag niet meer dan 20 % bedragen van het totaal aantal woningen.
  3. 3. Het toevoegen van werkfuncties en voorzieningen zijn toegestaan mits ze zich verhouden tot de woonfunctie.
  4. 4. Minimaal 20 % van het totale aantal woningen wordt gerealiseerd in de sociale huur- en/of koopsector.
  5. 5. De stedenbouwkundige opzet gaat uit van twee belangrijke ruimtelijke dragers: het Apeldoorns Kanaal en de Vlijtseweg. Daarbij wordt de bestaande bebouwing aan de Vlijtseweg ingepast en het bestaande kavelpatroon gerespecteerd. De bebouwing is voor een aanzienlijk deel visueel verbonden met het kanaal. De schaal van de bestaande loodsen worden als referentie gezien voor de korrelgrootte hierdoor wordt een schaalsprong voorzien in relatie tot de woonbebouwing aan de Vlijtseweg. De nieuwe verblijfskwaliteit is sterk gericht op het kanaal en de nieuwe binnengebieden. Een smal kadeprofiel tussen Deventerbrug tot het sluiscomplex waarna een omslagpunt ontstaat en er ruimte is voor een royaal landschappelijk profiel langs het kanaal tot aan de RING. De bebouwing is overwegend 3 lagen hoog (10 meter). In de nabijheid van het sluiscomplex is een hoogbouwelement tot maximaal 24 meter mogelijk.
  6. 6. De Kanaaloever fungeert als verblijfsgebied; primaat voor voetgangers en fietsverkeer.
  7. 7. Het snelheidsregime bedraagt 30 km per uur op de Vlijtseweg ter hoogte van het plangebied.
  8. 8. Ontsluiting voor autoverkeer vanaf de Vlijtseweg; er komt geen auto-ontsluiting over de kanaaloever;
  9. 9. Parkeren vindt geïntegreerd binnen de plangrenzen plaats op basis van normen uit het gemeentelijk parkeerbeleid.
  10. 10. In de openbare ruimte is ruimte voor een speelplek (0-6 jaar).
  11. 11. Uit onderzoek blijkt dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor woningbouw, onder andere op het gebied van geur, geluid en bodemkwaliteit.
  12. 12. Er wordt een ontwikkelingsgericht beeldkwaliteitsplan opgesteld.
  13. 13. Het wijzigen van de bestemming vindt plaats op basis van één integraal stedenbouwkundig plan.

Dit wijzigingsplan maakt de realisatie van maximaal 62 woningen mogelijk. Het terrein van het waterschap krijgt in dit plan de bestemming 'Kantoor'. De openbare ruimte heeft de bestemmingen 'Verkeer-verblijfsgebied' en 'Groen' gekregen. De nieuwe situatie is in overeenstemming gebracht met de voorwaarden zoals deze hierboven zijn beschreven.

5.3 Bestemmingen

Met dit plan wordt de verbeelding van het bestemmingsplan 'Kanaalzone - De Vlijt' gewijzigd in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd van bedrijventerrein naar 'Wonen', 'Kantoor', 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Naast het wijzigen van de bestemming worden ook de bouwvlakken gewijzigd.

Met dit wijzigingsplan wordt niet in nieuwe bestemmingsregels voorzien, met uitzondering van de artikelen 7.3 en 12. De geldende regels blijven onverkort gelden. Toch bevat dit plan regels. Dit, om te voldoen aan wettelijke eisen en om te zorgen voor een goed raadpleegbaar plan. In de aanhef van de regels is de beoogde wijziging doorgevoerd.

De integrale overname van delen van bestemmingsplan 'Kanaalzone - De Vlijt' neemt niet weg dat dit wijzigingsplan, juridisch gezien, alleen gaat om het wijzigen van de verbeelding, drie andere definitiebepalingen (artikel 1), de anti-dubbeltelregel (artikel 10), overgangsregels (artikel 12 en artikel 13) en de slotregel (artikel 14).


In de regels van het wijzigingsplan is een aantal algemene regels opgenomen. Er is een eigen antidubbeltelbepaling (artikel 13) opgenomen en eigen overgangsrecht (artikelen 14 en 15). Het op nemen van deze bepalingen is volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voor elk plan verplicht, dus ook voor een wijzigingsplan. Het wijzigingsplan is van later datum dan het bestemmingsplan, waardoor niet teruggevallen kan worden op de soortgelijke bepalingen uit dat plan.

Voor alle nieuwbouwplannen wordt een wijzigingingsbevoegdheid 'realisatietermijn woningbouw' opgenomen (artikel 12). Het moederplan kent deze regel niet. Om die reden wordt de wijzigingsbevoegdheid in dit plan opgenomen. Ook is de archeologische waarde van het gebied met een zone op de plankaart weergegeven, 'overige zone - lage archeologischeverwachtingswaarde'. Tevens is in dit plan een gebruiksregel over parkeren opgenomen. Zie artikel 7.3 van de regels. In dit artikel wordt het aantal te realiseren parkeerplaatsen geborgd. Tot slot is het pand van het waterschap als 'karakteristiek' aangeduid. In de regels is hiervoor in artikel 4.4 een aanlegvergunningstelsel opgenomen.


De citeertitel staat tenslotte in artikel 16.

6 Inspraak En Overleg

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Op 18 juni 2019 is er een informatiebijeenkomst gehouden voor omwonenden en andere belangstellenden. Naar aanleiding van de ingekomen reacties op het concept ontwerpplan is de ontsluiting van het plangebied gewijzigd.

De omgeving van het plangebied is door middel een informatiebrief op de hoogte gesteld van de tervisielegging van het ontwerpwijzigingsplan.

6.2 Ontwerp Wijzigingsplan

Het ontwerpwijzigingsplan wordt gepubliceerd in de Staatscourant en gemeenteblad en wordt gedurende zes weken ter visie gelegd. Het ontwerp wijzigingsplan heeft van 20 februari 2020 tot en met 1 april ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er vier zienswijzen ontvangen. De zienswijzen zijn opgenomen en van een reactie voorzien in de nota zienswijzen, zie bijlage 7.

Bijlage 1 Beleidsregel Parkeren

Bijlage 1 Beleidsregel parkeren

Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

SBI-CODE OMSCHRIJVING CATEGORIE
581 Uitgeverijen (kantoren) 1
1814A Grafische afwerking 1
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
9524 Meubelstoffeerderijen 1
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
50, 51 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
791 Reisorganisaties 1
61 Telecommunicatiebedrijven 1
64, 65 Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor 1
41, 68 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
62 Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. 1
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 Overige zakelijke dienstverlening; kantoren 1
9602 Schoonheidsspecialist op afspraak 1
9602 Kapper op afspraak 1
9609 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd 1

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek

Bijlage 4 Quick Scan Flora- En Fauna

Bijlage 4 Quick scan flora- en fauna

Bijlage 5 Aanmeldnotitie Mer

Bijlage 5 Aanmeldnotitie mer

Bijlage 6 Aerius

Bijlage 6 Aerius

Bijlage 7 Nota Zienswijzen

Bijlage 7 Nota zienswijzen

Bijlage 8 Procedureschema

ontwerpplan ter inzage 20-02-2020 - 01-04-2020
vaststelling door gemeenteraad 26-05-2020
vastgesteld plan ter inzage 04-06-2020 - 15-07-2020