Bestemmingsplan Elden 2012
Bestemmingsplan - gemeente Arnhem
Vastgesteld op 17-12-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het Bestemmingsplan Elden 2012 van de gemeente Arnhem.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.679-0301.gml met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aan-, uitbouw
een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 administratief kantoor
een in beginsel niet voor het publiek openstaand kantoor.
1.7 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.10 bed and breakfast
overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt in een woning, gedreven door de bewoner van die woning.
1.11 bedrijf
een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.
1.12 bedrijfswoning / dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.
1.13 beroep aan huis
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.
1.14 bestaand bouwwerk
een bouwwerk dat aanwezig was ten tijde van de terinzagelegging van dit bestemmingsplan als ontwerp.
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bijgebouw
een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw .
1.18 bijzondere woonvorm
een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch behandeld te worden.
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag
een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering casu quo kapruimte.
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceelgrens.
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 bruto vloeroppervlak (bvo)
het totale gebouwde vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor de in het plan aangegeven doeleinden, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.27 carport
staanplaats, stalling voor een auto onder een vrijstaand dak (zonder wanden) of afdak aan de woning.
1.28 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.
1.29 dienstverlenend bedrijf
een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon,kopieerservicebedrijf, videotheek en andere verhuurbedrijven, een autorijschool en dergelijke. Detailhandel en garagebedrijven worden hieronder niet begrepen
1.30 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.31 geluidgevoelige functies
bewoning of andere functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.32 gezondheids- en welzijnszorg
- geneeskundige verzorging en verpleging zoals ziekenhuizen;
- medische, tandheelkundige en paramedische praktijken;
- apotheken;
- verpleeg- en verzorgingshuizen;
- dag- en nachtvoorzieningen voor gehandicapten, psychiatrische patiënten, jongeren en maatschappelijke opvang met (therapeutische) behandeling inclusief overnachting;
- maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting: dienstverlening gericht op ouderen en gehandicapten, kinderopvang en buitenschoolse opvang, jeugdzorg, maatschappelijk werk en dergelijke.
1.33 horecabedrijf
een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.
1.34 horeca - a
een horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.
1.35 horeca - b
horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.
1.36 horeca - c
horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, niet zijnde discotheken en nachtclubs.
1.37 horeca - d
horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 0.6.00 uur, zoals nachtclubs.
1.38 horeca - e
horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels, pensions en bed en breakfast -bedrijven met meer dan vier slaapplaatsen.
1.39 hoofdgebouw
een gebouwdat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.40 kantoor
een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.
1.41 kiosk
een paviljoenachtig, meestal houten gebouwtje, in een publieke ruimte, waar informatie kan worden verkregen en waar lectuur, bloemen, frisdranken en versnaperingen worden verkocht.
1.42 mantelzorg
het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn.
1.43 nutsbedrijven
bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op
- a. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
- b. de verzorging van telecommunicatie;
- c. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;
1.44 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.
1.45 peil
- 1. voor een gebouw , waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
- 2. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 3. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
- 4. voor zover als zodanig aangegeven in de bestemmingsregels: Normaal Amsterdams Peil (N.A.P.)
1.46 onderwijs
georganiseerde communicatie van niet-incidentele aard met als doel overdracht van kennis, vermeerdering van inzicht en/of aanleren van vaardigheden zoals primair en speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar (beroeps)onderwijs en educatie, tertiair onderwijs en overig onderwijs en bij onderwijs behorende sportvoorzieningen.
1.47 openbare dienstverlening
- openbaar bestuur en overheidsdiensten zoals een politiebureau, gemeentehuis, gerechtsgebouw, brandweerkazerne, bibliotheek en penitentiaire inrichting;
- uitvaartverzorging, crematoria en begraafplaatsen.
1.48 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.49 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.50 prostitué(e)
degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.51 publiekgericht kantoor
een kantoor ten behoeve van technische, administratieve of persoonlijke dienstverlening, (hieronder niet begrepen detailhandel of horeca-activiteiten), met een publiekaantrekkend karakter, dan wel met een baliefunctie.
1.52 raamprostitutie
een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.
1.53 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.54 standplaats
een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.
1.55 straatmeubilair
onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.
1.56 thuisprostitutie
vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).
1.57 vestigingsbeleid
het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000).
1.58 werkplek
een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.
1.59 wijk
wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
1.60 winkel
een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.
1.61 wonen
voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen bijzondere woonvormen en bed and breakfast met ten hoogste vier slaapplaatsen;
1.62 woning
een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.
1.63 wooneenheid
onder het begrip wooneenheid wordt voor de werking van de bestemmingsplan verstaan een woning.
1.64 woonwagen
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten
2.1 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 de hoogte van een molen
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de molen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het gebruik als grasland en weide;
- b. groenvoorzieningen;
- c. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
- d. het behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen natuur-, cultuurhistorisch- en landschappelijke waarden.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2 mits:
- a. de bebouwing noodzakelijk is voor het functioneren van de onder 3.1 genoemde functies;
- b. de bebouwing voldoet aan de volgende eisen:
- de maximale goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
- de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 meter;
- het oppervlak aan bebouwing niet meer bedraagt dan 20 m2 per perceel.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:
- a. het aanbrengen van recreatievoorzieningen, dan wel als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
- b. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
- c. het opslaan, lozen c.q. storten, als dan niet ten verkoop van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines;
- d. het op grote schaal stallen van auto's en/of andere voertuigen;
- e. intensief agrarisch gebruik zoals akkerbouw of het grootschalig verbouwen van gewassen.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
- b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of het apparatuur; andere apparatuur;
- c. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
- d. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
- e. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- f. het ophogen van gronden;
- g. het ophogen van de gronden;
- h. het verlagen van het waterpeil;
- i. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden.
- j. het aanleggen van parkeervoorzieningen;
- k. het aanbrengen van recreatie- en speelvoorzieningen;
Artikel 4 Agrarisch - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. (moes)tuinen;
- c. het gebruik als grasland en weide;
- d. boomgaarden en fruitteelt;
- e. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
- f. het behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen cultuurhistorisch- en landschappelijke waarden.
en tevens voor:
- g. detailhandel in groente en fruit ter plaatse van de functieaanduiding 'fruitteelt';
- h. parkeren ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein'.
4.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximumbouwhoogte en voorzover aangegeven de maximum goothoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
- b. Op de overige gronden mag, in afwijking van het bepaalde in artikel 30.1, uitsluitend bebouwing worden opgericht ten dienste van deze bestemming met dien verstande dat:
- de maximale goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
- de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 meter;
- het oppervlak aan bebouwing niet meer bedraagt dan 20 m2 per bouwperceel.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van de situering van bouwwerken nadere eisen stellen ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het overschrijden van het maximum oppervlak aan bebouwing mits:
- a. de bebouwing die met deze afwijking mogelijk wordt gemaakt noodzakelijk is voor het functioneren van de onder 4.1 genoemde functies;
- b. de overschrijding niet meer bedraagt dan 25 m2 per bouwperceel.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven, die zijn genoemd in bijlage 1 bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst;
- b. horeca ten dienste van de onder a. genoemde bestemming, zoals een bedrijfskantine;
- c. parkeervoorzieningen ten behoeve van de bestemming;
- d. bedrijfswoning / dienstwoning;
en uitsluitend voor:
- e. opslag van materialen en parkeren ten behoeve van de aangrenzende bedrijven ter plaatse van de functieaanduiding 'specifiek vorm van bedrijf-1'.
- f. een molen met productiegebonden detailhandel ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1';
- g. opslag en een werkplaats ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag'.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud van een bedrijfswoning / dienstwoning maximaal 600 m3 per woning mag bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 5.2 ten behoeve van het bouwen in de onbebouwbare zone in het als zodanig aangegeven gebied, voor zover dit noodzakelijk is uit een bedrijfsvoeringsoogpunt.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor de vestiging van, dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf (of een gedeelte daarvan), dat niet in de bedrijvenlijst voorkomt, mits door vestiging van het desbetreffende bedrijf, in vergelijking met bedrijven die wel in de bedrijvenlijst zijn opgenomen, geen blijvend onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu zal plaatsvinden;
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsbedrijven of soortgelijke instellingen zoals een gasontvangststation;
- b. ondergrondse leidingen en toebehoren;
- c. voorzieningen ten behoeve van het verkeer zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, en straatmeubilairen erf- en terreinafscheidingen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
Artikel 7 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor een benzinestation zonder de verkoop van lpg.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend een luifel worden gebouwd.
Artikel 8 Centrum
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen zoals bedoeld in artikel 20;
- b. maatschappelijke functies, zoals bedoeld in artikel 13;
- c. bedrijven uitsluitend op de begane grond zoals bedoeld in artikel 5;
- d. detailhandel uitsluitend op de begane grond;
- e. horeca met uitzondering van horeca - d uitsluitend op de begane grond en tevens op de boven de begane grond gelegen bouwlagen ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca';
- f. kantoren uitsluitend op de begane grond zoals bedoeld in artikel 12;
- g. dienstverlenend bedrijf uitsluitend op de begane grond;
- h. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximum goot- en bouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
- b. Op de overige gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in artikel 30.1, uitsluitend andere bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 4 meter met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 3 meter.
Artikel 9 Gemengd
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, zoals bedoeld in artikel 20;
- b. maatschappelijke functies, zoals bedoeld in artikel 13;
en daaraan ondergeschikt voor:
- c. groen- en speelvoorzieningen;
- d. ondergeschikte horeca en detailhandel ten behoeve van de maatschappelijke functies;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. verblijfsgebieden zoals buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer en verblijf.
9.2 Bouwregels
- a. Op de in lid 9.1 van dit artikel bedoelde gronden mogen binnen het bouwvlak, met inachtneming van de aangegeven:
- maximumgoothoogten;
- maximumbouwhoogten;
en voorzover aangegeven:
- het bebouwingspercentage;
- het maximum aantal wooneenheden,
uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd. - b. Op de overige gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in artikel 30.1, uitsluitend andere bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1 meter.
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangegeven gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
- c. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
- d. fiets- en wandelpaden en opritten naar een garage, straatmeubilair en speelvoorzieningen;
en tevens voor:
- e. tuin zoals bedoeld in artikel 16 ter plaatse van de functieaanduiding 'tuin'.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken zoals speeltoestellen, voorzieningen ten behoeve van de fiets- en wandelpaden etc. worden gebouwd met een maximumbouwhoogte van 4 meter.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatste van de aanduiding "waardevolle boom" is het bepaalde in artikel 32.3 van toepassing.
Artikel 11 Groen - Landschap En Park
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen - Landschap en park aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. park- en groenvoorzieningen, waaronder recreatieve-, speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
- a. het gebruik als grasland, weide en boomgaard;
- b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
- c. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden;
en tevens voor:
- d. wegen ten behoeve van (bestemmings)verkeer ter plaatse van de functieaanduiding 'verkeer'.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd.
11.3 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2 voor het bouwen van binnen de bestemming passende bouwwerken met een maximbouwhoogte van 4 meter met dien verstande dat er geen onevenredige aantasting mag plaats vinden van de waarden genoemd in artikel 11.1 onder c.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatste van de aanduiding "waardevolle boom" is het bepaalde in artikel 32.3 van toepassing.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
- b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of het apparatuur; andere apparatuur;
- c. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
- d. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
- e. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- f. het ophogen van gronden;
- g. het ophogen van de gronden;
- h. het verlagen van het waterpeil;
- i. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden.
- j. het aanleggen van parkeervoorzieningen;
- k. het aanbrengen van recreatie- en speelvoorzieningen.
Artikel 12 Kantoor
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. horeca ten dienste van deze bestemming zoals een bedrijfskantine;
- c. de vestiging van maximaal één horeca - a inrichting;
- d. detailhandel uitsluitend in de vorm van maximaal één kiosk;
- e. maatschappelijke functies zoals bedoeld in artikel 13 met uitzondering van geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder met een maximum van 1.000 m2 bvo per pand.
- f. kinderopvang en buitenschoolse opvang;
- g. groenvoorzieningen;
- h. voorzieningen voor het verkeer zoals parkeren en straatmeubilair.
12.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen, met in achtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte en, voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
- b. In afwijking van het bepaalde in artikel 30.1 mag een kiosk zoals genoemd in artikel 12.1 sub d. buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat het brutovloeroppervlak (bvo) van de kiosk maximaal 20 m2 bedraagt.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
- a. artikel 12.2 voor wat betreft het aangegeven bebouwingspercentage voor de realisatie van een bouwwerk ten behoeve van een parkeervoorziening met een maximumbouwhoogte van 4 meter;
- b. artikel 30.1 voor wat betreft het bouwen buiten het bouwvlak van een bouwwerk ten behoeve van een parkeervoorziening met een maximumbouwhoogte van 4 meter.
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. onderwijs;
- b. gezondheids- en welzijnszorg;
- c. levensbeschouwelijke functies;
- d. politieke-, belangen- en ideële organisaties/verenigingen en hobbyclubs;
- e. openbare dienstverlening;
- f. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, groen- en speelvoorzieningen en straatmeubilair;
- g. functies vergelijkbaar met die genoemd onder a. tot en met e. van dit lid;
- h. bedrijfswoning / dienstwoning;
en ondergeschikt voor:
- i. horeca en detailhandel uitsluitend ten dienste van bovengenoemde bestemmingsomschrijvingen.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte en, voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud van een bedrijfswoning / dienstwoning maximaal 600 m3 per woning mag bedragen.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 30.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.
Artikel 14 Recreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen;
- b. groenvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op een volkstuin mag een broeikas (-bak) en/of gereedschapskist worden aangebracht. Een broeikas mag niet groter zijn dan 9 m² met een maximumbouwhoogte van 2,25 meter met dien verstande dat het totale oppervlak aan bebouwing per volkstuin maximaal 15 m2 mag bedragen.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik van gronden in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik als nachtverblijf voor personen.
Artikel 15 Sport
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport;
- b. kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang;
- c. groen- en speelvoorzieningen alsmede watergangen, waterpartijen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
- d. voorzieningen voor het verkeer en straatmeubilair.
alsmede ondergeschikte horeca ten behoeve van de bestemming.
15.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de plankaart aangegeven maximumbouwhoogte en, voorzover aangegeven, bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken zoals kleed- en clubgebouwen (met aanhorigheden) worden gebouwd
- b. In afwijking van het bepaalde in artikel 30.1 mogen lichtmasten buiten de bouwzone tot een hoogte van maximaal 15 meter worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de verticale verlichtingssterkte mag niet meer dan 10 lux bedragen;
- de armatuurlichtsterkte mag niet meer dan 10.000 candela bedragen.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de in 15.2 sub b. bedoelde lichtmasten, ten einde onevenredige schade aan de belangen van aan- en omwonenden te voorkomen.
15.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 30.1 onder a. ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen van kleine bouwwerken ten behoeve van de bestemming zoals fietsenstallingen, dugouts, hekwerken, ballenvangers etc. met een maximumbouwhoogte van 3 meter en voor het realiseren van ballenvangers met een maximumbouwhoogte van 5 meter.
Artikel 16 Tuin
16.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart als Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen die behoren bij een woning;
en tevens voor:
- b. terrassen en andere voorzieningen bij centrumfuncties zoals genoemd in artikel 8.1 ter plaatse van de functieaanduiding 'centrum'.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1 meter.
16.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
met de daarbij behorende:
- b. parkeervoorzieningen;
- c. groen- en watervoorzieningen;
- d. wandelgebieden en speelgelegenheden;
- e. terrassen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van direct aangrenzende bestemmingen.
en tevens voor:
- h. een geluidsscherm ter plaatse van de functieaanduiding 'geluidsscherm'.
17.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd.
- b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals entrees tot parkeergarages en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter bedragen.
- c. In afwijking van het bepaalde onder a. van dit lid mag een geluidscherm worden opgericht met een maximumbouwhoogte van 4 meter ter plaatse van de functieaanduiding 'geluidscherm' .
17.3 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatste van de aanduiding "waardevolle boom" is het bepaalde in artikel 32.3 van toepassing.
Artikel 18 Verkeer - Wegverkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Wegverkeer aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het op de plankaart aangegeven maximum aantal rijstroken, bestemd voor:
- a. wegen, fiets- en voetpaden, trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
met de daarbij behorende:
- b. groen- en watervoorzieningen;
- c. geluidwerende voorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen.
18.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken zoals bruggen en viaducten worden gebouwd.
- b. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals geluidwerende voorzieningen, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
Artikel 19 Water
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. watergangen en waterpartijen zoals sloten, kolken, wielen en vijvers met de daarbij behorende oevers;
- b. voorzieningen ten behoeve van waterberging zoals wadi's;
- c. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden;
19.2 Bouwregels
Op de in lid 19.1 genoemde gronden mogen bouwwerken worden opgericht welke passen in het normale beheer, gebruik en onderhoud van deze bestemming.
Artikel 20 Wonen
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
- b. groen- en speelvoorzieningen;
- c. verblijfsgebieden;
en tevens voor:
- d. een atelier ter plaatse van de functieaanduiding 'atelier';
- e. centrumfuncties op de begane grond zoals genoemd in artikel 8.1 ter plaatse van de functieaanduiding 'centrum';
- f. maatschappelijke functies zoals genoemd in artikel 13.1 ter plaatse van de functieaanduiding 'maatschappelijk';
- g. praktijkruimte ter plaatse van de functieaanduiding 'praktijkruimte';
- h. opslag ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag';
- i. een kantoor ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor';
- j. een installatiebedrijf ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf';
- k. een fietsenwinkel ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel';
- l. een bedrijf ten behoeve van de installatie en verkoop van schotelantennes ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-2'
- m. een skate- en schaatsshop ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-3';
- n. tankstation zonder verkoop van lpg ter plaatse van de functieaanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'.
- o. een geluidsscherm ter plaatse van de functieaanduiding 'geluidscherm'.
en uitsluitend voor:
- p. garages ten behoeve van autostalling of opslag van goederen ten behoeve van het wonen ter plaatse van de aanduiding 'garage'.
20.2 Bouwregels
- a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, voor zover binnen de bouwvlak gelegen, mogen, met inachtneming van de aangegeven
- maximumbouwhoogten;
- het maximum aantal wooneenheden;
en voorzover aangegeven:
- maximumgoothoogten;
uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd. - b. Op de in artikel 20.1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen:
- 1. aan- of uitbouwen aan de hoofdbebouwing en andere onderdelen van de hoofdbebouwing worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 30 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot.
- 2. bijgebouwen worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing.
- 3. bouwwerken geen gebouwen zijnde, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter worden gebouwd.
waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijdt.
oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel | maximale oppervlakte bouwwerken |
< 90 m2 | 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een minimum van 20 m2 |
90-150 m2 | 45 m2 |
150-300 m2 | 55 m2 |
300-500 m2 | 65 m2 |
500-1000 m2 | 75 m2 |
- c. In afwijking van het bepaalde onder b. van dit lid mogen de gronden volledig worden bebouwd ter plaatse van de functieaanduidingen ten behoeve van:
- 'atelier' tot een goothoogte van 3 meter en een maximumbouwhoogte van 6 meter;
- 'centrum' tot een maximumbouwhoogte van 3 meter;
- 'praktijkruimte' tot een goothoogte van 3 meter en een maximumbouwhoogte van 6 meter;
- 'opslag' tot een goothoogte van 3 meter en een maximumbouwhoogte van 6 meter;
- 'bedrijf' tot een maximumbouwhoogte van 4 meter;
- 'detailhandel' tot een maximumbouwhoogte van 3 meter;
- 'specifieke vorm van detailhandel-2' tot een maximumbouwhoogte van 3 meter;
- 'specifieke vorm van detailhandel-3' tot een goothoogte van 3 meter en een maximumbouwhoogte van 6 meter;
- 'specifieke vorm van bedrijf-2' tot een maximumbouwhoogte van 3 meter. - d. In aanvulling van het bepaalde onder b. van dit lid en in afwijking van het bepaalde in artikel 30.1 mag ter plaatse van de functieaanduiding 'geluidscherm' een geluidscherm worden opgericht met een maximumbouwhoogte van 4 meter.
- e. In afwijking van het bepaalde in artikel 30.1 mag buiten het bouwvlak, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1', per woning één bijgebouw van maximaal 10 m2 en één carport van maximaal 20 m2 worden opgericht met dien verstande dat de carport op de oprit naar de bestaande garage wordt gerealiseerd en is gekoppeld aan de woning of het bijgebouw.
- f. Een bestaand bouwwerk dat is gelegen binnen de zone 'bijgebouwen' en die afwijkt van de in dit artikel opgenomen maximale maten wordt als passend binnen deze regels aangemerkt.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
- a. in het in artikel 20.2 onder a. opgenomen maximum aantal woningen mits:
1. het een toename betreft van maximaal 1 woning,
2. dit vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt niet op bezwaren stuit en
3. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet worden geschaad. - b. in het in artikel 20.2 onder b.opgenomen schema ten behoeve van een verhoging van de maximale grootte van bouwwerken voor percelen waarbij de zone bijgebouwen groter is dan 1000 m2 met maximaal 25 m2 mits:
1. dit vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt niet op bezwaren stuit en
2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet worden geschaad. - c. het bepaalde in artikel 20.2 onder a en artikel 30.1 en toestaan dat bij de bouw van nieuwe woningen de bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 1 meter buiten het bouwvlak mits het totale oppervlak aan hoofdbebouwing niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het bouwvlak en voorzover de bouwgrens niet is voorzien van de figuur 'gevellijn'.
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31 onder a. van de regels ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte mits:
- 1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een onafhankelijk deskundige wordt ingewonnen
- 2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
- 3. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening wordt gehouden met milieu-aspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
- 4. het bijgebouw, dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, is gelegen op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw (op hetzelfde bouwperceel);
- 5. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
- 6. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
- 7. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleren burgemeester en wethouders tweejaarlijks of nog aan de voorwaarden wordt voldaan, waaronder met een omgevingsvergunning van de regels is afgeweken.
Artikel 21 Leiding - Gas
21.1 Bestemmingsomscrhijving
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor het transport van aardgas door een hoofdtransportleiding.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
- b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- f. het permanent opslaan van goederen.
Artikel 22 Leiding - Water
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Water" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van water door een beneden peil gelegen watergang.
22.2 Bouwregels
Op deze gronden mag, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 2 meter ten behoeve van in lid 22.1 genoemde bestemming.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere bestemming(en) mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoofdtransportleiding;
- b. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
- b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
- c. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
- d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
- e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
Artikel 23 Waarde - Archeologie (Archeologisch Waardevol Gebied)
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)" aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
23.2 Bouwregels
Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:
- a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
- b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
- 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 50 m2 bedraagt.
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
23.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 23.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
- b. Afwijken als bedoeld in artikel 23.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
- c. Afwijken als bedoeld in artikel 23.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden, of van werkzaamheden
23.5 Omgevinsgvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 50 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.
23.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde- archeologie (archeologisch waardevol gebied)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 24 Waarde - Archeologie (Hoge Verwachting)
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie (hoge verwachting)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
24.2 Bouwregels
Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:
- a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
- b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
- 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 200 m2 bedraagt.
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst
24.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 24.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
- b. Afwijken als bedoeld in lid 24.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
- c. Afwijken als bedoeld in lid 24.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden, of van werkzaamheden
24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (hoge archeologische verwachtingskans)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 200 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.
24.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (hoge archeologische verwachtingskans)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 25 Waarde - Archeologie (Lage Verwachting)
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
25.2 Bouwregels
Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:
- a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
- b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
- 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 2000 m2 bedraagt.
25.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 25.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
- b. Afwijken als bedoeld in artikel 25.3 sub a. is mogelijk, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
- c. Afwijken als bedoeld in artikel 25.3 sub a. is voorts mogelijk, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden, of van werkzaamheden
25.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 2000 m2 en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.
25.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 26 Waarde - Archeologie (Middelhoge Verwachting)
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
26.2 Bouwregels
Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:
- a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
- b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
- 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 500 m2 bedraagt.
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst
26.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 26.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
- b. Afwijken als bedoeld in lid 26.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
- c. Afwijken als bedoeld in lid 26.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden, of van werkzaamheden
26.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 500 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.
26.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (midddelhoge verwachting)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 27 Waarde - Landschap
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Landschap aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden.
27.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van de situering van bouwwerken die mogen worden gebouwd op grond van de andere bestemming(en) nadere eisen stellen ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden.
27.3 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:
- a. het aanbrengen van recreatievoorzieningen, dan wel als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
- b. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
- c. het opslaan, lozen c.q. storten, als dan niet ten verkoop van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
- b. het aanbrengen van leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
- c. het afgraven of verlagen van de bodem;
- d. het ophogen, egaliseren of ontginnen van de bodem, waaronder tevens wordt verstaan het het aanleggen van wegen t.b.v. bestemmingsverkeer;
- e. het gebruik van groeistoffen, stoorstoffen of kunstmest;
- f. het verbreden of verharden van voetpaden, rijwielpaden, ontsluitingswegen en parkeerplaatsen;
- g. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van sloten, greppels, beken en andere waterpartijen.
Artikel 28 Waterstaat - Waterkering
28.1 Bestemmingsomschrijving
De als Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden, zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering en de daarvoor benodigde voorzieningen.
28.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de waterkeringen ten dienste van de onderliggende bestemming mits de watekerende functie hierdoor niet wordt geschaad. Hiervoor wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
28.3 Specifieke gebruiksregels
Deze gronden mogen worden gebruikt voor de aanleg het gebruik en instandhouding van werken en werkzaamheden ten behoeve van de bestemming en de andere bestemmingen, mits de waterkerende functie hierdoor niet wordt belemmerd en hiervoor vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 29 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 30 Algemene Bouwregels
30.1 Bouwen binnen bouwvlak
- a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
- b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.
30.2 Bebouwingspercentage
- a. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel bebouwd worden.
- b. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
- c. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven geldt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
- d. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.
Artikel 31 Algemene Gebruiksregels
Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- b. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.
Artikel 32 Algemene Aanduidingsregels
32.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied zijn de gronden naast de overige aangegeven bestemmingen tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
32.2 Veiligheidszone - lpg
32.3 Waardevolle boom
Ter plaatse van de aanduiding 'Waardevolle boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van monumentale en waardevolle bomen.
Artikel 33 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte, het maximumoppervlak en de maximuminhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
- 2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 30.1 mits:
- a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter en het de bouw betreft van erkers, luifels, veranda's, balkons, keldergaten (koekoeken) of galerijen;
- b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
- 1. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
- 2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
- 3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
- 4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden.
- 3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
- a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3 , en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;
- b. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
- 1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
- 2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
- d. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de beplaingen van de Wet geluidhinder.
- 4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
- a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
- b. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
- 5. het bepaalde in artikel 31 voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat:
- a. het geen raamprostitutie betreft;
- b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
- c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het afwijken van de regels niet meer dan acht zal bedragen;
- d. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
- e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
- f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
- g. er geen onevenredige vergroting van de parkeerdruk ontstaat;
- h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
- i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 34 Overgangsrecht
34.1 Overgangsrecht bouwwerken
34.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 35 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Bestemmingsplan Elden 2012.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Situering En Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt in Arnhem-Zuid en wordt begrensd door de Nijmeegseweg, de Burgemeester Matsersingel, de Batavierenweg en de grens van het GelreDome-terrein. De exacte begrenzing is op de plankaart en de afbeelding "ligging plangebied" weergegeven. Het multifunctionele stadion GelreDome met het omliggende terrein maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan. Dit terrein valt binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'GelreDome - Nijmeegseweg - Rijnhal'.
Het plangebied Elden kenmerkt zich door de ligging van het oude dorp Elden met zijn karakteristieke stedenbouwkundige opzet omzoomd door groengebieden met in het zuiden de meer stedelijke functies zoals de Gelderse Poort en het OHRA-complex en de maatschappelijke functies zoals Eldenstaete en Elderhoeve (Altenova).
Afbeelding 1.1. Ligging plangebied
1.2 Aanleiding En Doel
Er zijn meerdere aanleidingen voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor Elden:
- 1. Voor een groot deel van Elden geldt het 'oude' bestemmingsplan Elden. Dat plan is op 23 augustus 1976 door de gemeenteraad van Arnhem vastgesteld. Dit bestemmingsplan bevat nog oude (achterhaalde) juridische regelingen. Daarnaast is het plan zodanig verouderd dat het lastig is om omgevingsvergunningen (vroeger bouwvergunningen) te toetsen aan dit bestemmingsplan.
- 2. Daarnaast is op 1 juli 2008 de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Deze wet verplicht gemeenten voor het hele grondgebied gedigitaliseerde en actuele bestemmingsplannen te hebben. In 2013 mogen er geen bestemmingsplan meer zijn die ouder zijn dan tien jaar. Indien bestemmingsplannen toch ouder zijn, vervalt het recht om leges te heffen. De bestaande bestemmingsplan in Elden zijn ouder dan tien jaar en moeten dus voor 1 juli 2013 zijn herzien.
- 3. In juni 2001 is voor Elden de 'Structuurvisie Elden' vastgesteld door de gemeenteraad. In de Structuurvisie zijn de ruimtelijke en landschappelijke karakteristieken van Elden beschreven en zijn mogelijke ontwikkelingsrichtingen aangeduid. De structuurvisie geeft dus een ruimtelijke visie voor Elden en de bedoeling is om deze visie juridisch te vertalen in een bestemmingsplan. Dit was vanwege verschillende oorzaken tot op heden niet gebeurd. Het doel van dit bestemmingsplan is dan ook om de ruimtelijke visie uit de Structuurvisie juridisch te vertalen in dit bestemmingsplan. In paragraaf 6.2 wordt ingegaan op de wijze waarop dit is gebeurd.
In de Structuurvisie Elden zijn dus mogelijke ontwikkellocaties aangewezen. Een aantal van deze ontwikkelingen zijn inmiddels gerealiseerd of in aanbouw/voorbereiding. Omdat een aanzienlijk deel van deze ontwikkelingen mogelijk gemaakt is door vrijstelling/ontheffing te verlenen van het geldende bestemmingsplan Elden, is voor het beheer een actueel bestemmingsplan noodzakelijk. - 4. De ontwikkeling van een dubbele woning en de functiewijziging van de schuur naar twee woningen bij het pand Rijksweg-West 10-12 en flexibelere bouwmogelijkheden voor het woningbouwproject De Zagerij aan Molenweg mogelijk maken.
Het nieuwe bestemmingsplan heeft als taak het juridisch en beleidsmatig uniformeren van het planinstrumentarium voor het totale plangebied binnen de huidige ruimtelijke structuur. Dit bestemmingsplan vormt dan ook een actueel planologisch kader voor de komende tien jaar waarbij de bestaande (juridische) situatie wordt bestemd.
1.3 Opzet Bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bestaat uit een kaart (verbeelding) en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen (welke functies zijn toegestaan) door middel van kleuren en tekens aangegeven. Tevens zijn doormiddel van lijnen en maatvoeringen de bebouwingsmogelijkheden zichtbaar. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en onderbouwing.
De bestemmingsomschrijvingen zijn ruim gekozen. Hierdoor zijn binnen één bestemming meerdere planologische aanvaardbare invullingen mogelijk. Te gedetailleerde plannen leiden tot de noodzaak om voor bijna ieder bouwplan een (partiële herziening van een) bestemmingsplan te maken. Dit komt de rechtszekerheid, de rechtsgelijkheid en de overzichtelijkheid niet ten goede.
Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.
1.4 Geldende Plannen
Het bestemmingsplan 'Elden 2012' is een algehele herziening van de geldende plannen, voorzover van toepassing op dit plangebied. Onderstaand overzicht geeft weer welke bestemmingsplannen en verordeningen (deels) komen te vervallen. De daarop van toepassing zijnde partiële herzieningen vervallen ook. Bij elk plan is de datum van vaststelling en goedkeuring weergegeven.
29 | Bestemmingsplan | "Elden, uitbreidingsplan in hoofdzaak" | (28-7-1955, 14-11-1956) |
30 | Bestemmingsplan | "Elden, uitbreidingsplan in onderdelen" | (28-7-1955, 14-11-1956) |
239 | Bestemmingsplan | “Verpleegtehuis Elderhofseweg” | (31-3-1976, 17-11-1976) |
303 | Bestemmingsplan | “Batavierenweg – Eldenseweg” | (27-4-1981, 19-11-1981) |
341 | Bestemmingsplan | "Elden" | (23-8-1976, 12-10-1977) |
374 | Bestemmingsplan | “Batavierenweg zuid” | (19-11-1984, 27-6-1985) |
390 | Bestemmingsplan | "Elden I" | (10-9-1985, 5-12-1985) |
424 | Bestemmingsplan | "Tappisstraat" | (19-1-1987, 4-9-1987) |
474 | Bestemmingsplan | "Elden II" | (13-9-1988, 28-10-1988) |
493 | Bestemmingsplan | “De Overmaat” | (20-5-1986, 23-6-1987) |
531 | Bestemmingsplan | "Kantoren Elden-zuid" | (2-11-1992, 2-3-1993) |
556 | Bestemmingsplan | "Ooyevaarsnest" | (9-1-1995, 23-2-1995) |
567 | Bestemmingsplan | “Huissensedijk – Eldensedijk” | (10-1-1994, 7-7-1994) |
587 | Bestemmingsplan | "Elderhofseweg -Noord" | (1-12-1997, 17-3-1998) |
604 | Bestemmingsplan | "Molenweg zuid-west" | (1-3-1999, 6-7-1999) |
761 | Bestemmingsplan | "Tuin van Elden" | (5-7-2011, nvt) |
Afbeelding 1.2. Geldende bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Zoals in paragraf 1.3 is aangegeven bevat de toelichting met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en een onderbouwing van de juridische keuzes die gemaakt zijn op de verbeelding (verder plankaart) en in de regels. De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie beschreven. Hier wordt ingegaan op de belangrijkste ruimtelijke structuren en kwaliteiten. Verder worden toekomstige ontwikkelingen beschreven die niet zijn meegenomen in dit bestemmingsplan.
In hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid beschreven en in hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten die belangrijk zijn in het plangebied. Het bestemmingsplan maakt één ontwikkeling mogelijk. Deze wordt beschreven in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 bevat de onderbouwing van de keuzes die zijn gemaakt op de plankaart en in de regels, wordt een uitleg gegeven van de regels en wordt een vergelijking gemaakt met de geldende bestemmingsplannen. De procedure van het bestemmingsplan wordt beschreven in hoofdstuk 7.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Ruimtelijke Situatie
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Omdat het een bestemmingsplan voor een bestaande wijk is, zal dit hoofdstuk voornamelijk ingaan op de huidige ruimtelijke structuur. Het doel van dit bestemmingsplan is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk kunnen worden getoetst. Uitgangspunt hierbij is dat de huidige ruimtelijke kwaliteiten worden gewaarborgd en zo mogelijk versterkt.
In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de ontwikkeling aan de Rijksweg-West 10-12 en Molenweg die dit bestemmingsplan mogelijk maakt en de toekomstige ontwikkelingen.
2.2 Historische Ontwikkeling
De bewoningsgeschiedenis van de oostelijke Betuwe begint rond 15 - 16 na Chr. met de bouw van het castellum Castra Herculis als onderdeel van de versterkingen langs de Romeinse rijksgrens (de Limes). In Meinerswijk zijn restanten hiervan aangetroffen.
In de 9de eeuw behoorde Elden e.o. tot de bezittingen van een klooster, Lorsch geheten; de naam Elden komt voor het eerst voor in een oorkonde uit 855 van het klooster Werden te Essen.
In 1342 wordt in een aflaatbrief, afgegeven in Avignon, melding gemaakt van een kerk op een kleine woerd bij de Huissensedijk, in 1491 voor het eerst als "St. Bonifatiuskerk" vermeld. Het is niet bekend of er hier in de Middeleeuwen sprake was van een grote bebouwingsconcentratie.
In de 17de eeuw werd De Grift als snelle scheepvaartverbinding gegraven tussen Arnhem en Nijmegen met daarlangs een begeleidende weg, de "Griftdijk", de latere Rijksweg en tegenwoordig Rijksweg-West. Al in de 18de eeuw begon deze Grift echter sterk te verzanden; hij werd gesloten voor de scheepvaart en rond 1900 voor een groot deel gedempt. Sporen ervan zijn nog in het landschap te herkennen.
Afbeelding 2.1. Historische kaart uit 1900
Elden kent in feite twee historische kernen. De eerste bevindt zich rondom de oude Bonifatiuskerk. Een tweede kern ontstond eind 19de eeuw ten noorden van de bestaande St. Lucaskerk; verder bestond de dorpsbebouwing toen uit boerderijen, woonhuizen en enkele bedrijfjes.
De omgeving van de Rijnbandijk heeft in de loop der tijd diverse veranderingen ondergaan. Bij grote dijkdoorbraken ontstonden de kolken bij het begin van de Drielsedijk (1711) en bij Westerveld (1740). Buitendijks bevinden zich daar dichtbij de restanten van fort Elden, ook "Het Hoefijzer" genoemd); aangelegd in 1866, al in 1874 gesloten en in 1908 verkocht en gesloopt.
In 1932 begon de bouw van de Rijnbrug ten oosten van het centrum van Arnhem ter vervanging van de oude schipbrug ten westen hiervan. Dit had ook gevolgen voor Elden, aangezien de verbinding tussen Arnhem en Nijmegen werd herzien. Elden had het zwaar te verduren in de Tweede Wereldoorlog. In de laatste oorlogsjaren werden Huis Westerveld, de omgeving van De Brink en de St. Lucaskerk verwoest. Bij de wederopbouw werd de oorspronkelijke ruimte, die toen Brink zou gaan heten, vergroot en verhard; aan de noordzijde daarvan werd de St. Lucaskerk gebouwd. Daarna verrees de overige bebouwing aan de Brink. Ten behoeve van een betere aansluiting op de Brink en de kruising Rijksweg-West/Klapstraat werd een ruime bocht in de Brinksestraat gelegd. De aansluiting op de Huissensedijk werd verlegd naar het noorden.
Bij de aanleg van de Rijn-IJssellinie medio vijftiger jaren van de vorige eeuw werd gebruik gemaakt van bestaande dijkenstructuur. Langs de rijksweg naar Nijmegen werd een dijk aangelegd (de Defensiedijk) om te voorkomen dat tijdens een eventuele inundatie van de rivierzone heel Arnhem-zuid onder water zou komen te staan.
Afbeelding 2.2. Historische kaart uit 1950
Elden beleefde ook zijn eerste dorpsuitbreiding ten zuiden van de Klapstraat; sociale woningbouw uit de jaren '50, '60 en '70 bepaalt hier het beeld. In de loop van de 20ste eeuw, maar vooral in de naoorlogse jaren verdichtte zich de bebouwing langs de oude hoofdstraten, de Rijksweg (in 1935 omgedoopt in Rijksweg-West) en Klapstraat.
Afbeelding 2.3: De dorpskern van Elden omstreeks 1972, op de achtergrond is begonnen met het bouwrijpmaken van de nieuwe wijk Elderveld
Inmiddels ontmoette Arnhem bij plannen voor stadsuitbreiding in de Veluwezoom grote weerstand van Rijk en provincie, zodat al in de jaren '30 de sprong over de Rijn werd gemaakt met de bouw van de wijk Malburgen. In de jaren '50 werden hier opnieuw de gemeentegrenzen bereikt, zodat in 1966 zo'n 1.000 hectare van de gemeenten Elst (waaronder Elden), Heteren en Huissen bij het grondgebied van Arnhem werd gevoegd. In 1974 volgde een nog zuidelijker uitbreiding van de gemeentegrenzen van Arnhem ten behoeve van De Laar en Rijkerswoerd en later nog voor Schuytgraaf.
In de jaren '70 wordt Elden langzaam maar zeker omringd met nieuwe Arnhemse woonwijken zoals Vredenburg en Elderveld. Om Elden werd een bufferzone aangelegd in de vorm van een ring van wegen met begeleidend groen, die het kleinschalige dorpsgebied van de moderne stadsuitbreidingen moest afschermen. Doel was Elden in een eigen tempo te ontwikkelen binnen de grootstedelijke ontwikkelingen van Arnhem-Zuid.
Afbeelding 2.4. Historische kaart uit 1975
Daarna werden in de jaren '80 en '90 de wijken De Laar, Kronenburg en Rijkerswoerd gebouwd en de Burgemeester Matsersingel aangelegd; Elden werd nu omringd door infrastructuur en bebouwing en ligt centraal in het nieuwe stadsdeel. Door de aanleg van deze stedelijke infrastructuur - als bufferzone tussen Elden en Arnhem-Zuid - ontstonden grootschalige stedelijke ontwikkelingen aan de rand, vanwege de goede bereikbaarheid.
De Batavierenweg, de naar De Laar doorgetrokken Burgemeester Matsersingel en de Nijmeegseweg vormden inmiddels de dragers van de ontwikkelingen in Arnhem-Zuid, zoals GelreDome, winkelcentrum Kronenburg, De Overmaat, Gelderse Poort en Ohra.
In Elden zelf werden in 1989 de eerste huizen opgeleverd aan de westzijde (Dokter H.J. Jagerstraat e.o.), gelegen bij het Sportpark Elden. Tot de jongste toevoegingen (jaren '90) aan de dorpsstructuur behoren de Tappisstraat / I.W.J. Vos de Waelstraat, een kleine woonbuurt ten noorden en oosten van de St.Lucaskerk; en de Willem Roodbeenhof, aan de zuidzijde van Elden.
2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur
2.3.1 Algemeen
Elden neemt in Arnhem een bijzondere positie in door zijn lange ontstaansgeschiedenis; deze is af te lezen aan de karakteristieke stedenbouwkundige opzet en de bebouwing. Gelegen op korte afstand van de stedelijke voorzieningen (binnenstad Arnhem en Kronenburg) en de recreatieve groene uitloopgebieden, biedt Elden een bijzonder woonmilieu dat afwijkt van de rest van Arnhem. Er bestaat een contrast tussen Elden en zijn omgeving: aan de buitenzijde de grootstedelijke dynamische economische ontwikkelingen, in tegenstelling tot de rust en de waarden van Elden zelf. Midden in Arnhem-Zuid is de sfeer van het oorspronkelijke Betuwse landschap bewaard gebleven. Binnen Elden zijn met name de noord- en zuidrand waardevol. Ze vormen een bufferzone met de stedelijke ontwikkelingen rondom Elden en ze zijn zeer wezenlijk voor de beleving van het dorpse karakter. De ouderdom van Elden is nog steeds af te lezen aan de karakteristieke stedenbouwkundige opzet en de bebouwing.
De woonbebouwing in Elden is te verdelen in drie typen: de lintbebouwing, de 2-onder-1-kap- en de rijwoningen. Het eerste type komt hoofdzakelijk voor langs de al van oudsher aanwezige wegen zoals Rijksweg-West en Klapstraat. De andere typen bevinden zich in latere uitbreidingen. De rijenwoning in de uitbreidingen uit de jaren '50 en '60 (Meester Merkxstraat e.o) en de 2-onder-1-kap-woningen in twee kleine uitbreidingen uit de jaren '80 en '90 (Dr. H.J. Jager- en Tappisstraat e.o.). De meest recente uitbreiding is het project “Le Jardin”, waar in 1999 circa 95 woningen (zowel rij- als 2-onder-1-kap-woningen) zijn gerealiseerd (Willem Roodbeenhof).
Inmiddels zijn er twee woningbouwprojecten in voorbereiding. Het gaat om de bouw van achttien woningen aan de Molenweg (de Zagerij). Deze ontwikkeling is mogelijk gemaakt met een vrijstelling van het geldende bestemmingsplan. De tweede ontwikkeling is de Tuin van Elden (ongeveer 250 woningen) op de locatie van het voormalig tuincentrum Intratuin. Voor deze grootschalige inbreiding is een apart bestemmingsplan (Tuin van Elden) opgesteld dat op 6 juli 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het bestemmingsplan Tuin van Elden wordt volledig in dit bestemmingsplan opgenomen.
Ten zuiden van Elden langs de Burgemeester Matsersingel is een grootschalige kantoorlocatie ontwikkeld. Deze bestaat uit het complex van de OHRA met de hoge opvallende kantoortoren en het kantorenpark Gelderse Poort. Hierachter, dichter naar het dorp, ligt het verpleeghuis Elderhoeve (thans Altenova). Dit verpleeghuis zal in de toekomst worden gesloopt maar is nu nog als zodanig in gebruik. Het verpleeghuis is inmiddels herbouwd op het naastgelegen perceel, nu met de naam Eldenstaete. De verpleegfunctie is uitgebreid met andere maatschappelijke functies (o.a. een dokterspost en kinderdagverblijf).
Rond het dorp Elden liggen diverse oudere en nieuwere woonwijken: Malburgen-West, Elderveld, De Laar en Kronenburg. Deze worden gekenmerkt door met name blokken rijwoningen met enkele accenten in de vorm van hoogbouw. In Malburgen komt ook etagebouw in vier lagen voor. Andere grootschalige functies in de omgeving zijn GelreDome, Rijnhal, Winkelcentrum Kronenburg, bedrijventerrein De Overmaat, kantorenpark Kroonpark en de meubelboulevard in De Laar West.
2.3.2 Historische dorpse elementen en bebouwing
Zoals in de vorige paragraaf is aangegeven is de historie van Elden af te lezen van de karakteristieke bebouwing en cultuurhistorische elementen. In deze paragraaf een overzicht van de belangrijkste elementen die de uitstraling van Elden voor een groot deel bepalen.
Klapstraat
Deze straat behoort tot de oudste wegen in Elden. De bebouwing bestaat uit vrijstaande woningen in 1 à 2 lagen met ruime tuinen. Tussen de naoorlogse bebouwing treft men ook tot woonhuis verbouwde boerderijen aan. In sommige tuinen staan forse groenelementen, die herinneren aan het oude boerenerf. Langs een deel van de straat staat een vrij jonge laanbeplanting met esdoorns. De afwezigheid van trottoirs op sommige plaatsen levert een typisch “dorps” beeld op.
Tussen de woningen bevinden zich diverse bedrijven, zoals een garagebedrijf met benzinepomp (de LPG-installatie zal hier binnen afzienbare tijd worden opgeheven) en een transportbedrijf. Nabij de aansluiting op de Rijksweg-West bevindt zich in de middenberm een monument uit 1954.
Afbeelding 2.5. Het tankstation aan de Klapstraat
Rijksweg-West (ten zuiden van de Brink)
Deze oude landweg doorsnijdt Elden in noord-zuidrichting. Aan de zuidoostzijde staan, deels langs een sloot, naoorlogse linden. Ook hier levert de afwezigheid van trottoirs een typisch “dorps” beeld op. Noordelijk van de Elderhofseweg geeft de straat een beeld te zien van grote en kleine woonhuizen met vrij grote tuinen, daterend van de late 19de eeuw tot vrij recent. De bebouwing is 1 à 2 bouwlagen hoog met kap. Aan de zuidoostzijde bevinden zich tussen de woningen ook bedrijfsgebouwen.
Zuidelijk van de Elderhofseweg is geen bebouwing aanwezig en bevinden zich aan weerszijden van de weg akker- en weidegronden. Aan de noordwestzijde staat een reeks oude bomen: acacia, linde, populier en esdoorn; aan de zuidoostzijde een lange reeks hoogstamfruitbomen in het weiland.
Rijksweg-West (ten noorden van de Brink)
Hier wordt het beeld met name bepaald door de lindenbeplanting uit 1954 aan de zuidoostzijde en de lager liggende parallelweg. In combinatie met de grotendeels op een talud liggende Rijksweg verleent dit een bijzonder eigen beeld aan deze omgeving; de afwezigheid van trottoirs maakt ook deze omgeving weer typisch “dorps”. De bebouwing is afwisselend (1 à 2 bouwlagen met kap) en gelegen in grote tuinen. Het einde van de weg wordt bepaald door enkele markante landschappelijke elementen zoals de kolk met aanpalende tuin, de bochtige dijk en een bos- en akkerperceel dat hierop aansluit.
De Brink
Na de verwoesting in de oorlog werd er in de jaren '50 ruimte gemaakt voor de Brink; deze werd omringd met nieuwe bebouwing. De R.K.-kerk lag oorspronkelijk ten noorden van de pastorie aan de Rijksweg, maar voor de nieuwe kerk werd de noordelijke zijde van het plein gekozen. Er werden winkel- en horecapanden in Delftse Schoolstijl (evenals de kerk) gebouwd. Deze bebouwing kent voornamelijk 2 bouwlagen en is veelal voorzien van zadeldaken. Het plein met zijn fraaie platanenbeplanting is een karakteristiek middelpunt van Elden, waar de sfeer van de wederopbouw goed bewaard is gebleven.
Afbeelding 2.6. De Brink: de ontmoetingsplek in Elden
Elderhofseweg
De Elderhofseweg ligt ter plaatse van de vroegere Middelweg, een oude ontsluitingsweg met aan weerszijden bomen en een beperkt aantal huizen en boomgaarden. Het gebied ten noorden van de weg werd in de jaren '50-'70 bebouwd, met uitzondering van een boomgaard en opstallen tussen Westerveldse- en Hennepstraat (hier kwam eind jaren '90 nieuwbouw). Thans wordt de weg van de bebouwde kom afgescheiden door een brede middenberm met gemengde beplanting (esdoorn, beuk e.d.) en een fietspad. Ten westen van de Westerveldsestraat staat aan de noordzijde een reeks forse populieren, waarschijnlijk een restant van de oude beplanting aan de Middelweg.
Molenweg
Deze weg dankt zijn huidige naam aan de korenmolen "De Hoop". Omliggende percelen zijn ten behoeve van de windvang onbebouwd en in gebruik als akkerland. De daaromheen liggende bebouwing bestaat uit woonhuizen van vrij recente datum in grote tuinen, merendeels éénlaags met kap, enige bedrijfsgebouwen en een karakteristiek transformatorhuisje.
Tegenover de Molen op de locatie van de voormalige 'parketfabriek' worden nieuwe woningen gerealiseerd.
Afbeelding 2.7. De molen De Hoop is een herkenningspunt in Elden
Het Kerkpad
Dit straatje is door de aanleg van de Brinksestraat in twee delen geknipt. Het westelijke deel eindigt bij de Brink en heeft geen oude bebouwing. Hier bevindt zich een karakteristieke beukenhaag met hierachter de begraafplaats. Het oostelijke deel loopt dood bij het talud van de A325. Hier staat een aantal aardige, maar sterk verbouwde vrijstaande huizen/boerderijen uit de periode 1900-1920. De tuinen zijn begroeid met hagen en vruchtbomen.
Bovenstaande gebieden behoren in de structuurvisie Elden tot de legenda-eenheden “Zone met historische bebouwing/inrichting” en “Karakteristieke open ruimte”.
Rijksweg-Oost
Deze voormalige defensiedijk ligt evenwijdig aan de A325 en is nu in gebruik als fietspad. Aan de oostzijde staat een jonge beplanting met Hollandse eik. Tegen de dijk eindigen de vroeger doorlopende wegen als Molenweg en Het Kerkpad, waar nog enkele vooroorlogse woningen staan in (moes)tuinen en weitjes. Opvallend is hier de afwisselende beplanting, waaronder veel fruitbomen. Vanaf de dijk heeft men een fraai zicht over Elden, met als oriëntatiepunten de beide kerken en de molen.
Huissensedijk
De Huissensedijk is het zuidelijke deel van de binnen Elden gelegen Rijnbandijk. Hier bevindt zich een historische bebouwingsconcentratie bij de in oorsprong middeleeuwse Bonifatiuskerk. Bij de bebouwing bevinden zich erven met hagen, moestuinen en fruitbomen. Een monumentale plataan, de dikste (en één van de oudste) in Nederland, geplant tussen 1700 en 1750, vormt een onmiskenbaar herkenningspunt in de tuin van de pastorie.
Zeer belangrijk voor dit karakteristieke, historische dorpsbeeld zijn de open ruimten tussen de bebouwing aan weerszijden van de dijk. Deze zijn in gebruik als weiden, akkergrond, moestuin of beplant met fruitbomen. Het landelijke, open karakter van het oude Elden wordt er in hoge mate door bepaald.
Afbeelding 2.8. Luchtfoto van het gebied rondom de Bonifatuiskerk aan de Huissensedijk
Bron: Bing-maps
Drielsedijk
De Drielsedijk is het noordelijke deel van de binnen Elden gelegen Rijnbandijk. De dijk heeft een vrij bochtig verloop, waardoor er fraaie en verrassende vergezichten zijn over Elden, het park Westerveld en het weidegebied noordelijk van de dijk; hierin bevinden zich de aarden restanten en gracht van fort Westerveld. Langs de dijk staat weinig bebouwing.
De restanten van het landgoed Westerveld bestaan uit een aantal bospercelen, open weidepercelen en de grote, onregelmatig gevormde Eldense Kolk omgeven door beplanting en een wandelpad. Hier staan veel oude paardekastanjes, lindebomen en platanen. Oostelijk van voormalig fort Westerveld bevindt zich in aansluiting op de Drielsedijk een klein bosperceel (veel populier, wilg), dat doorkruist wordt door het fietspad naar Arnhem met aan de westzijde linden.
Afbeelding 2.9. Zicht vanaf de Drielsedijk op de gracht rondom het voormalig fort Westerveld
Perenlaantje
Dit oude laantje volgt het tracé van de vroegere zuidelijke oprijlaan naar het in de 2de Wereldoorlog verwoeste Huis Westerveld. Enige jaren geleden is dit laantje weer in ere hersteld; de oude beplanting werd met perenbomen aangevuld. Over de watersingel werd een brug gelegd om het in tweeën gedeelde laantje weer te verbinden.
Overige groen- en waterstructuren
Behalve straten en gebouwen zijn er ook groen- en waterstructuren met cultuurhistorische waarden. Het betreft hier zowel historische waterpartijen (kolken, grachtrestanten en singels) als delen van het oorspronkelijke buitengebied en binnen de kom gelegen open gebieden (o.a. moestuinen en laanbeplantingen).
Bijzondere cultuurhistorische waarde wordt toegekend aan de open groene ruimten ten noorden en ten zuiden van de bebouwde kom. Deze zones vormen een belangrijke groene buffer tussen Elden en de nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Door deze op ruime afstand te houden van de kleinschalige structuur en een duidelijke overgang van stad naar dorpsachtige wijk te waarborgen, kan het bijzondere, landelijke karakter van Elden gehandhaafd worden. Elden zal zo zijn eigen identiteit kunnen bewaren en als historisch dorp herkenbaar blijven.
Binnen de bebouwde kom wordt grote waarde gehecht aan de openheid rondom de oude dorpskerk aan de Huissensedijk - de Bonifatiuskerk - met pastorietuin en ander groen rondom, Huis Oosterveld, het Perenlaantje, laan- en pleinbeplantingen aan de Rijksweg-West, Oosterveldsestraat, Elderhofseweg en De Brink. Voorts de (moes)tuinen en weitjes langs de Rijksweg-Oost (defensiedijk). Ook de oude boomgaarden die zich nog hier en daar bevinden zijn waardevol voor het dorpskarakter.
Het Park Westerveld is van groot historisch en landschappelijk belang. Het bevat in aanleg niet alleen restanten van het oude landgoed (lanen, beplanting), maar ook een fraaie historische kolk. Er is hier sprake van cultuurhistorische, landschappelijke, ecologische en recreatieve waarde.
De Grift is rond 1900 gedempt. Er liggen echter nog enige restanten langs de Rijksweg-West.
2.3.3 Overige dorpsbebouwing
Naast de historische dorpselementen en de woonbebouwing die in de jaren '60 is gebouwd, zijn er nog diverse andere inbreidingslocaties gerealiseerd.
Tapisstraat/I.W.J.Vos de Waelstraat
Dit is een inbreiding aan de noordzijde van de R.K. kerk aan De Brink. De woningen aan deze straten bestaan uit twee-onder-één-kap-woningen. Die van de Tappisstraat zijn uitgevoerd in lichtbruine baksteen met antracietkleurige kap en de woningen aan de I.W.J. Vos de Waelstraat met witte baksteengevels.
Afbeelding 2.10. De twee-onder-één-kap-woningen aan de I.W.J. Vos de Waelstraat
Dr. H.J.Jagerstraat
Dit is een woonbuurtje aan de westkant van het voormalige dorp gelegen voorbij de sportvelden. De gekozen kleurstelling van de gevels (bruin met rode dakpannen) past goed bij het dorpse karakter. De woningen bestaan uit twee-onder-één-kap-woningen en een aantal rijtjeswoningen. Het was oorspronkelijk de bedoeling om aan het uiteinde van deze straat een verbinding te maken (voor langzaamverkeer en/of hulpdiensten) naar de Westerveldsestraat. Dit is tot op heden niet gerealiseerd maar is bestemmingsplantechnisch altijd mogelijk geweest. Ook dit bestemmingsplan maakt een tweede (nood)ontsluiting mogelijk.
Le Jardin
Dit is een inbreidingslocatie in het zuiden van Elden tussen de Klaverstraat en de Elderhofseweg. Hier zijn de rijtjes en de twee-onder-één-kap woningen gebouwd. Er is door de opzet van de woningen sprake van een geleidelijke overgang tussen de bebouwde kom van Elden en het landelijke karakter van de Elderhofseweg. Bij de twee-onder-één-kapwoningen in deze wijk vervalt de mogelijkheid om op de bestaande schuur/garage een opbouw te realiseren vanwege stedenbouwkundige redenen (zie meer hierover in paragraaf 6.5.5 onder het kopje 'gewijzigde bouwmogelijkheden').
De Zagerij
Op de locatie van de voormalige Parketfabriek van Van Kesteren worden 18 woningen gerealiseerd. Het gaat om 10 twee-onder-één-kap-woningen en 8 vrijstaande woningen. De woningen zullen in verschillende typen worden uitgevoerd zodat er een wisselend (dorps) beeld ontstaat. De woningen zijn mogelijk gemaakt met een vrijstelling van het geldende bestemmingsplan en de bouw van deze woningen moet nog beginnen.
De toekomstige woningen grenzen aan de zone met bedrijven aan de Molenweg. Om de bedrijfsvoering van deze bedrijven niet te beperken, is in de vrijstelling opgenomen dat er een geluidscherm moet worden aangelegd tussen de bedrijven en de woningen. Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van dit geluidscherm mogelijk.
Tuin van Elden
De Tuin van Elden betreft de noordelijke uitbreiding van het dorp Elden op de gronden van de voormalige Intratuinlocatie en is ongeveer 11 hectare groot. Het gebied wordt in het noorden begrensd door het park Westerveld en in het oosten door de Rijksweg - West. De Klapstraat vormt de zuidelijke begrenzing en het Perenlaantje begrenst het plangebied in het westen.
Voor het gebied is een dorpsbouwkundig plan opgesteld dat voorziet in een nieuwe woonwijk met een dorpse uitstraling die past bij het karakter van het dorp Elden.
In het totale plangebied zijn circa 255 wooneenheden geprojecteerd. Door deze relatief lage dichtheid (± 24 woningen per hectare) blijft het plan dorps en groen. Het totaal is evenwichtig verdeeld in vier typen: rijwoningen, twee-onder-één-kap-woningen, vrijstaande woningen en (zorg)appartementen.
In het beeldkwaliteitsplan wordt het plan als volgt omschreven:
“De Tuin van Elden moet in zijn geheel een ontspannen dorpskarakter krijgen. In Elden is er alleen aan de noordzijde nog een relatie met het landschap van de rivier. Precies in dit noordelijk deel ligt de nieuwe dorpsuitbreiding. De opzet van deze uitbreiding is dus van groot belang voor het behouden van de relatie van Elden met zijn landelijke omgeving, de grote groene ruimte van de rivier.
Er is in het dorpsbouwkundig plan een ruimtelijke relatie gelegd met zowel het aangrenzende landschap van de rivier als het aanliggende centrumgebied, beiden vloeien via de nieuwe buurt in elkaar over. Een grote groene ruimte verbindt De Brink in het centrum van Elden met de grote groene ruimte van Westerveld.
In de nieuwe buurt is doorgebouwd in de structuur van de kleine rivierdorpen en met korrels die hiervoor typisch zijn. Voor de landelijke bouwvormen is gekeken naar de prachtige grote en complexe boerenerven aan de rivieren. Voor de meer dorpse bouwvormen is de oorspronkelijke bebouwing van Elden en andere kleine rivierdorpen als voorbeeld genomen, de gevarieerde dorpse panden aan de stenige straten en de landelijke huizen aan de tuinige laantjes en weggetjes.
Deze gebiedseigen korrels moeten net als in de opzet van de nieuwe structuur ook in de uitwerking vertaald worden naar de eisen van deze tijd ten aanzien van woningbouw en openbare ruimte. De essentiële kenmerken van de korrels en hun samenspel moeten behouden blijven, de rest is vrij om te vernieuwen.”
Deze ontwikkeling is met een apart bestemmingsplan (Tuin van Elden, onherroepelijk op 20 oktober 2011) mogelijk gemaakt. In dit bestemmingsplan 'Elden 2012' wordt het bestemmingsplan Tuin van Elden één-op-één overgenomen.
Afbeelding 2.11: Dorpsbouwkundig plan Tuin van Elden
Bron: landschapsarchitectenbureau La4sale
2.3.4 Stedelijke functies
Ten zuiden van Elden is de grote open groene ruimte van het voormalige agrarisch gebied begrensd door het kantorenpark Gelderse Poort; het zuidelijke deel hiervan is deels ingevuld met het nieuwe woon- en zorgcentrum Eldenstaete. Dit heeft een kamstructuur waardoor het contact met het groengebied ten noorden hiervan optimaal is.
Altenova is de oude locatie van Elderhoeve. Deze voorziening ligt aan het einde van de Elderhofseweg een beetje verscholen achter het groen en grenst ook aan het kantorenpark Gelderse poort. Het is één laagse bebouwing met een hoofdgebouw en daarachter een aantal woonvleugels. De ontsluiting vindt plaats via de Elderhofseweg.
Het kantorenpark Gelderse Poort is gebouwd op het terrein waar oorspronkelijk het nieuwe gemeenteziekenhuis zou komen. Toen dit niet doorging, is het terrein verkocht aan een ontwikkelaar, die hier het nieuwe kantorengebied opzette. Het kantorenpark wordt ontsloten vanaf de Batavierenweg via de Mr.D.U.Stikkerstraat. Het laatste stuk van deze weg is naar Elden toe alleen toegankelijk voor openbaar vervoer en langzaam verkeer.
Ten oosten van de Rijksweg-West ligt het OHRA-gebouw. Dit is een hoog, modern kantoorgebouw dat een baken is in Arnhem-Zuid.
Afbeelding 2.12. Luchtfoto van een deel van kantorenpark Geldersepoort en de OHRA
Bron: Bing-maps
2.3.5 Infrastructuur
Elden is omsloten door de stedelijke hoofdwegen Batavierenweg, Nijmeegseweg en Burgemeester Matsersingel. Er zijn drie ontsluitingen naar Elden: de Klapstraat in het noordwesten, de Brinksestraat in het oosten en de Rijksweg-West in het zuiden.
Deze oude landwegen; de Brinksestraat, Klapstraat en Rijksweg-West hebben een profiel dat bestaat uit rijbaan - berm met bomen - bermsloot - ruim voorerf - bebouwing. In de loop der tijd is dit karakteristieke beeld aangetast door het verdwijnen van delen van de bermsloot (de oude Grift!) met aanliggende bomenrij en het verharden van sommige voorerven.
De meeste overige wegen kennen een snelheidsregime van 30 km/u en op knelpunten zijn snelheidsremmende maatregelen van kracht. Deze wegen in het verblijfsgebied zijn gericht op het instandhouden van een duurzaam leefklimaat. De echte woonstraten (zoals Dr. H.J. Jagerstraat en Tappisstraat) hebben een profiel dat bestaat uit: woonstraat - voortuin - bebouwing; voor de overige wegen in het verblijfsgebied geldt: rijbaan - trottoir - voortuin - bebouwing.
De Drielse- en Huissensedijk zijn de twee rivierdijken in het gebied, verder is er de voormalige defensiedijk (Rijksweg-oost). Ze liggen hoog in het landschap met veraf liggende boerderijen en een enkele dijkwoning. De dijken vormen een belangrijke verbinding voor fietsverkeer. Ten zuidoosten van de Batavierenweg zijn deze dijken gesloten voor gemotoriseerd verkeer met uitzondering van bestemmingsverkeer.
Door de centrale ligging van Elden wordt het dorp omringd en doorkruist door 4 belangrijke fietsroutes:
- 1. Arnhem - Noord richting Elderveld over het Hoefijzerpad en de Drielsedijk;
- 2. Arnhem - Noord richting de De Laar Oost over het Hoefijzerpad / Kleidijkpad en de Rijksweg-West;
- 3. Arnhem - Noord richting Elst langs de A325 over de Rijksweg-Oost;
- 4. Elderveld richting Huissen over de Huissensedijk.
2.3.6 Groen
Tussen de bebouwde kom van Elden en de bebouwing in de omgeving is een groene zone aanwezig. De open ruimte maakt dat Elden nog als zelfstandige ruimtelijke eenheid te beleven is. In de groenstructuur van Elden is nog steeds de ontstaansgeschiedenis te herkennen van een dorp op de oeverwal van een rivier; in het noorden de uiterwaarden en in het zuiden de open komgronden. Eén en ander komt onder andere tot uiting in een kleinschalige percellering van weilanden en boomgaarden ten noorden van Elden en een meer grootschalige ten zuiden hiervan.
Kenmerkend voor het landschap ten noorden van Elden zijn voornamelijk de Drielse- en Huissensedijk. Van oorsprong zijn dit rivierdijken die behalve als waterkering, tevens als de belangrijkste verbindingen met andere nederzettingen op de oeverwal langs de Rijn functioneerden. Inmiddels hebben ze hun waterkerende functie voor een groot deel verloren en zijn ze nu vooral van belang als hoofdroutes voor langzaam verkeer met recreatieve betekenis. Ten zuiden van de Drielsedijk ligt het parkachtige terrein van het voormalige landgoed Westerveld; ten noorden hiervan de uiterwaard Meinerswijk, een belangrijk natuurgebied. Verspreid langs deze dijken komen nog enkele kleinschalige groengebieden voor met een agrarische functie zoals weiland of boomgaard. Ook zijn er wielen of kolken; deze hebben een hoge natuur- en cultuurhistorische waarde.
Dit noordelijke deel van de groengordel rond Elden loopt parallel aan het dijklichaam van de Drielse- en Huissensedijk. Het is het breedste en meest karakteristieke deel van de groengordel; het landschap bestaat uit een oude oeverwal. Deze zone heeft een duidelijk herkenbare identiteit en markeert op heldere wijze de overgang van Elden naar de uiterwaarden. De karakteristieke open structuur, de samenhang tussen Bonifatiuskerk, pastorie, tal van monumenten en beeldbepalende gebouwen met akkers, grasland, moestuinen, boomgaarden en hagen is hier nog grotendeels ongeschonden aanwezig waardoor de sfeer van een typisch Betuws dorp goed bewaard is gebleven. Het vroegere landgoed Westerveld met de oude oprijlaan, het Perenlaantje, maakt daar een wezenlijk onderdeel van uit. Deze interessante mengeling van kleinschalige functies en open ruimten heeft qua vormgeving geen aanpassing nodig. Het geheel dient dan ook behouden te blijven. De vroegere buitendijkse zone, waar GelreDome is verrezen, is met groen afgeschermd van Elden.
Afbeelding 2.13. Het gebied ten noorden van Elden heeft een karakteristieke open structuur
Ten oosten en ten westen van Elden liggen groene corridors langs de Nijmeegseweg en de Batavierenweg.
Het oostelijk deel ligt langs de Huissensedijk en de voormalige defensiedijk (Rijksweg-Oost), parallel aan de Nijmeegseweg . Het is smal en langgerekt. Ook dit is een karakteristiek gebied; vanaf de defensiedijk is dit goed te ervaren voor fietsers en voetgangers.
In het westen ligt de groengordel langs de Batavierenweg die gedeeltelijk op een dijklichaam is aangebracht. Er liggen nu een langzaam-verkeersroute, een watergang en begeleidend groen. Ook sportvelden, een tennisbanencomplex en een enkel weilandje maken er deel van uit. Door een meer samenhangende vormgeving en inrichting kan ook deze zone als een volwaardig onderdeel van de groengordel gaan fungeren, hoewel de geringe vrije ruimte de mogelijkheden beperkt.
Ten zuiden van Elden is de grote open groene ruimte van het voormalige agrarisch gebied begrensd door het kantorenpark Gelderse Poort; het zuidelijke deel hiervan is deels ingevuld met het nieuwe woon- en zorgcentrum Eldenstaete. Een recreatieve invulling is bij de drie overige, bovengenoemde zijden van de groengordel minder aan de orde, gezien de cultuurhistorische waarden en/of de geringe ruimte, maar in het zuiden bestond de groengordel tot voor kort uit een open gebied (weilanden) ten zuiden van de Elderhofseweg. Er resteerde hier nog een open gebied van circa 700 meter lang (van Nijmeegse- tot Batavierenweg) en circa 90 meter breed. De Elderhofseweg loopt hiermee parallel terwijl de Rijksweg-West de enige doorsnijding vormt.
Sinds kort is dit gebied ingericht als groengebied. Door de kamstructuur van het zorgcentrum is er ruimte voor een mooie overgang tussen het historische dorp en het zorgcentrum.
Zoals hierboven aangegeven moet de gehele landschappelijk zeer fraaie groengordel rond Elden als overgangszone worden gegarandeerd. Dit gebeurt door hem als zodanig te benoemen en te bestemmen; op de structuurvisiekaart wordt hij aangegeven als “Beeldbepalend groen, park- en randzone” - naast het “Beeldbepalend groen, binnen historische dorpsstructuur”. In dit bestemmingsplan worden deze gebieden zoveel mogelijk beschermd bestemd (zie ook paragraaf 6.2). Meer informatie over groen en ecologie is terug te vinden in paragraaf 4.6.
2.3.7 Water
Het dorp Elden is gelegen aan de oude rivierdijk van de Nederrijn. Deze oude dijk heeft tegenwoordig geen waterkerende functie meer, maar heeft wel met vroegere dijkdoorbraken zijn sporen nagelaten in het gebied. Het wiel in park Westerveld, het wiel ten westen van GelreDome (de Spijkerkolk) en het wiel bij de kruising van de Rijksweg-West met de Drielse Dijk zijn relicten van oude doorbraken van deze dijk. Deze wielen staan op zichzelf en hebben geen direct verbinding met het stedelijk watergangenstelsel van Arnhem-Zuid. Ze hebben echter een grote cultuurhistorische waarde.
Afbeelding 2.14. De kolk op de kruising Rijksweg-West en de Drielsedijk
Verder ligt er tussen de oude en de huidige dijk nog een waterplas: de Hoefijzerkolk. Het betreft een onregelmatig cirkelvormige plas in de vorm van een hoefijzer. Het binnenterrein is de plaats van het voormalige “Fort Elden” en geeft een lichte verhoging te zien in het landschap. Het fortterrein en het omliggend weiland vormen samen een belangwekkend element binnen het op de rijnbandijk grenzende uiterwaardenlandschap ten noorden van het dorpsgebied van Elden. Het terrein bezit historische waarde als herinnering aan de korte militaire geschiedenis van Elden aan het einde van de 19de eeuw. De Hoefijzerkolk is vastgesteld als gemeentelijk waterstaatkundig monument.
Meer informatie over het watersysteem in Elden is terug te vinden in paragraaf 4.7.
Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de kaart en in de regels.
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.2.1 Rijks-, Provinciaal- en regionaal beleid
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.
Het ruimtelijk beleid van de provincie is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 “Kansen voor de regio”. Het Streekplan, dat wordt vastgesteld voor een periode van 10 jaar, is een schakel tussen rijks- en gemeentelijke plannen op het gebied van de ruimtelijke ordening.
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak.
Het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen 'Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa' is de opvolger van het Regionaal structuurplan 2015 uit 1998. Het regionaal plan vormt het richtinggevend kader voor beleid en uitvoering van het regionaal beleid van de stadsregio op gebied van ruimte, mobiliteit, economie en wonen.
3.2.2 Gemeentelijk beleid
Structuurplan Arnhem 2010
Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. Om plannen en initiatieven goed op elkaar af te stemmen, stelt de gemeente met enige regelmaat een structuurplan vast. Het Structuurplan Arnhem 2010 dat op 2 oktober 2000 door de raad is vastgesteld beschrijft het ruimtelijk beleid voornamelijk in hoofdlijnen. Het plan is flexibel, zodat het kan inspelen op veranderende omstandigheden en inzichten. Formeel is het nieuwe Structuurplan Arnhem 2010 tien jaar van kracht: van 2000 tot 2010. Maar de inrichting van de ruimte werpt haar schaduw veel verder vooruit. Waar dat mogelijk is, richt het Structuurplan zijn blik daarom op het jaar 2030.
Het Structuurplan geeft aan dat in Arnhem-Zuid nu weinig terug te vinden is van het oorspronkelijke landschap van de Betuwe. Wanneer “blauwe” en ”groene” lijnen (water en beplanting) van het omliggende landschap in het stadsdeel doordringen, kan men er weer iets van de Betuwe ervaren. Daarbij moet het groen in Zuid beter toegankelijk en zichtbaar worden, en moeten ontbrekende schakels in ecologische verbindingen en recreatieve routes naar het omliggende landschap aangebracht worden. Door meer in het groen te investeren, komt er een beter evenwicht tussen economische ontwikkeling en ecologische waarden. Daarbij behoort ook een passend waterbeheer: vergroting van bergingscapaciteit door uitbreiding van het wateroppervlak in het stedelijk gebied kan worden benut om de stad aantrekkelijker te maken. In de structuurplankaart is de mogelijkheid aangegeven de watergang aan de noordkant van Elden door te trekken.
Arnhem ontwikkelt zich het sterkst langs bepaalde assen; in Arnhem-zuid zijn dat de Nijmeegseweg en de Burgemeester Matsersingel. Het Geldredomegebied kan na 2010 verder verstedelijkt worden. Naast andere functies kan hier het stedelijk wonen voor veel mensen een aantrekkelijke mogelijkheid zijn. Ook voor mensen die de voorkeur geven aan een ruime, groene omgeving worden tot 2010 woningen gebouwd. De groene rand rond Elden moet in stand blijven als bufferzone.
Het is de bedoeling dat alle Arnhemse wijken een uitwerking krijgen vanuit het Structuurplan 2010; voor Elden is dat de Structuurvisie Elden 2000. Als belangrijkste ontwikkelingen tot 2010 noemt het Structuurplan voor Elden en omgeving:
- 1. Woningbouw (uitwerking hiervan vindt globaal plaats in de structuurvisie).
- 2. Kantoren op de Gelderse Poort (hierop wordt in de structuurvisie slechts summier ingegaan).
- 3. Watersysteem verbeteren.
- 4. De mogelijkheden die aanwezige oorspronkelijke cultuurhistorische waarden bieden moeten actief worden meegenomen worden bij de ruimtelijke ontwikkelingen in dit stadsdeel.
Bij de belangrijke reserveringen voor de periode 2010-2030 staat er vermeld:
- 1. De Batavierenweg wordt met meer groen en water een van de “groen-blauwe” lijnen waarmee het Betuwelandschap doordringt in Arnhem-zuid. Enkele bebouwing elementen toevoegen, gericht op het groen).
- 2. Reservering ten zuiden van de Drielsedijk op het terrein van de Intratuin voor landschappelijk wonen.
Tussenrapportage 2006
In juni 2006 is de tussenrapportage van het Structuurplan Arnhem 2010 vastgesteld. Deze rapportage vormt een actuele bijstelling van onderdelen van het structuurplan. Naast een herijking van bestaand beleid door veranderde opvattingen wordt in de rapportage een uitwerking van het hoogbouwbeleid gepresenteerd. Het hoogbouwregime bestaat uit verschillende categorieen: de voorkeurslocaties, mogelijke locaties en ongewenste locaties. De Gelderse Poort en het Ohracomplex zijn aangemerkt als centrumstedelijke verdichtingszone. Deze zone wordt gezien als een mogelijke lokatie voor hoogbouw waar op projectniveau moet worden afgewogen of voor een vedere verdichting van hte gebied hoogbouw een geschikte oplossing is. Ten aanzien van het plangebied worden in de tussenrapportage verder geen relevante bijstellingen genoemd.
Structuurvisie Arnhem 2020 - 2040
De opvolger van het Structuurplan Arnhem 2010 is de Structuurvisie Arnhem 2020/doorkijk 2040 en deze is inmiddels in procedure. De ontwerp Structuurvisie Arnhem 2020/doorkijk 2040 heeft in februari en maart 2012 ter inzage gelegen. In deze periode kon een ieder op de Structuurvisie reageren. Naar aanleiding van de reacties is een zienswijzennota opgesteld. De volgende stap is dat de gemeenteraad de Structuurvisie vast stelt. De verwachting is dat dit net voor of na de zomer van 2012 gebeurt.
Elke gemeente in Nederland moet de plannen die zij heeft op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling van de stad vastleggen in een document: een structuurvisie. Het is hét richtinggevende document voor overheden, maatschappelijke organisaties, private partijen en burgers. De ontwerp-structuurvisie 'Arnhem 2020/ doorkijk 2040' ligt vanaf half februari tot half maart 2012 ter inzage. Na verwerking van de reacties zal de structuurvisie in het voorjaar 2012 worden vastgesteld door de gemeenteraad.
In de Structuurvisie is de bestaande stad gekarakteriseerd volgens een 'typologie van ruimtelijke milieus'. Daarop is een aantal 'koersgebieden' gemarkeerd waar zich ontwikkelingen aftekenen voor de korte of lange termijn. Elden valt buiten deze koersgebieden.
Elden is in de Structuurvisie getypologeerd als 'dorp in de stad'. Dit is als volgt beschreven:
“Het meest traditionele dorpse karakter heeft Elden. Losgeweekt van de gemeente Elst werd Elden in 1966 toegevoegd aan de groeiende gemeente Arnhem. Rondom het dorp werden de nieuwe stadsuitbreidingen van Arnhem-Zuid aangelegd. Het Betuwse ommeland van Elden met weilanden, boerderijen en boomgaarden verdween steeds meer. Maar ingesloten tussen infrastructuur en uiteindelijk zelfs een stadion bleef de kern van het oude dorp bestaan: het dorp in de stad.”
Figuur 3.1. Typologie van ruimtelijke milieus en koersgebieden.
Bron: Structuurvisie Arnhem 2020-2040
Structuurvisie Elden 2000
In de Structuurvisie Elden (door de gemeenteraad vastgesteld op 1 juli 2002) wordt het ruimtelijke beleid voor Elden in hoofdlijnen weergegeven.
De aanleidingen voor het opstellen van de structuurvisie ziin:
- 1. Het VINEX-convenant bracht voor het knooppunt Arnhem-Nijmegen de verplichting met zich mee 7.500 woningen te bouwen tot 2005. Deze opgave was zodanig groot dat een stadsuitbreiding als Schuytgraaf daarvoor onvoldoende capaciteit kan bieden. Zo is er ook in Elden gezocht naar aanvullende woningbouwlocaties.
- 2. De tweede aanleiding was de actualisering van het Structuurplan Arnhem 2010. Daarin wordt de positie en betekenis van Elden binnen de gemeente aangegeven, net als die van alle overige Arnhemse woonwijken. Het uitgangspunt om Elden een te onderscheiden gebied binnen het stadsdeel Arnhem-zuid te laten blijven is hierbij onderschreven en gehandhaafd. De realiteit is echter dat Elden inmiddels omringd is door stedelijke functies als Gelredome, Kronenburg en Kroonpark, Gelderse Poort, Ohra, meubelboulevard en de wijken De Laar en Elderveld. Van de oorspronkelijke, weidse agrarische open ruimte rond Elden is weinig meer over. Gezien deze ontwikkelingen bestond de behoefte om de cultuurhistorische waarden van Elden, die steeds meer onder druk zijn komen te staan, duidelijk in kaart te brengen en te waarderen.
De structuurvisie had als doel ten aanzien van de positie van Elden binnen Arnhem-Zuid een duidelijke keuze te maken en daarmee een ruimtelijk beleidskader te bieden. In Hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de vertaling van het structuurplan in dit bestemmingsplan.
Figuur 3.2. Kaart Structuurvisie Elden
3.3 Woonbeleid
Woonvisie 2015
In de Woonvisie Gemeente Arnhem 2015 (vastgesteld in 2004) is de basis gelegd voor het gemeentelijk te voeren woonbeleid. In deze Woonvisie staat het motto 'Arnhem aantrekkelijke woonstad in balans' centraal. Bij het opstellen van de Arnhemse Woonvisie is rekening gehouden met wet- en regelgeving en de beleidskaders van andere overheden zoals Brussel, het Rijk, de provincie en de Stadsregio.
Met instrumenten als het Woningbouwkompas (WK), de Gebiedsgerichte uitwerking van de 24 wijken en een uitvoeringsgericht woonprogramma (de woonagenda) stuurt de gemeente op een gedifferentieerde woningvoorraad in de stad en op o.a. de (fysiek en sociale) samenstelling en kwaliteit van de woningvoorraad en de woon en leefomgeving in wijken.
De hoofddoelen van de Woonvisie zijn:
- 1. het bouwen van voldoende nieuwe woningen, daarbij wordt niet alleen gestuurd op aantallen, maar gaat het vooral om de kwaliteit, toekomstwaarde en duurzaamheid van de nieuwe woningen.
- 2. het vergroten van de keuzevrijheid en zeggenschap van bewoners bij hun woning en woonomgeving
- 3. het bevorderen van de doorstroming en het doorbreken en verbeteren van de eenzijdige grote goedkope woningvoorraad door te bouwen waar in de woningvoorraad vraag en een tekort aan is.
- 4. het vraaggericht toevoegen van woningen met een gevarieerde mix aan woningtypen in verschillende prijsklassen waarbij naast het toevoegen van betaalbare koop, het accent ligt op toevoegen van woningen in de daarop aansluitende prijscategorieen middelduur en duur.
- 5. het bevorderen van het eigen woningbezit in de stad om zo in 2015 meer evenwicht te bereiken in de eigendomsverhouding van huurwoningen en koopwoningen.
- 6. het stimuleren van allerlei vormen van particulier opdrachtgeverschap of vormen van collectieve samenbouw voor mensen met een grote of kleine beurs, specifieke behoeften (creatieven, zelfstandig ondernemers, idealisten, senioren of mensen met een functiebeperking), die op deze manier hun woonwensen kunnen realiseren.
Het Arnhemse woonbeleid speelt hiermee in op de behoefte en wensen van alle woonconsumenten en draagt bij aan meer diversiteit in de bevolkingsamenstelling en de kenmerken die verschillende wijken en buurten bezitten.
Wonen, welzijn en zorg
Er ligt op het gebied van wonen, welzijn en zorg een stevige fysieke opgave.Dit betekent dat er in woonwijken voor bijzondere doelgroepen en m.n. voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschaliger aanbod aan levensloopbestendige woningen, woonvormen of andere bijz. woonconcepten, gerealiseerd en gefaciliteerd moet worden, eventueel aangevuld met (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning, toezicht of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen in de directe of nabije woonomgeving.
Kamerverhuur
Het beleid ten aanzien van kamerverhuur staat het kamersgewijs verschaffen van woonverblijf aan maximaal vier personen per (zelfstandige) woning toe, zonder dat daarvoor een gebruiksvergunning nodig is. De intensiteit van de bewoning en de mate van overlast bij een dergelijk gebruik zijn immers vergelijkbaar met die van een huishouden bestaande uit vier personen. Voor vijf of meer verschillende personen, die niet tot één huishouden zijn terug te voeren, is wel een vergunning vereist. In gebieden waar zich veel kamerverhuurbedrijven bevinden kan het noodzakelijk zijn om een maximum vast te leggen aan het aantal kamerverhuurbedrijven dan wel het aantal vergunningen te bevriezen of terug te dringen om de leefbaarheid in een gebied of wijk te waarborgen.
3.4 Welstandsbeleid
Arnhem kiest er in haar welstandsnota (2004) voor om zoveel mogelijk recht te doen aan de reeds bestaande verschillen in de bebouwde omgeving. Hiervoor is een indeling gemaakt in een aantal logische eenheden in de stad. Elke ruimtelijke eenheid heeft een welstandsniveau, 'zwaar', 'normaal', of 'licht', dat aangeeft in welke mate welstand in dat gebied wordt ingezet.
Op de welstandskaart is te zien dat voor het plangebied van Elden verschillende welstandniveaus gelden. In het gebied ten westen van de Huissensedijk rond de bonifaciuskerk is het welstandsniveau normaal van toepassing. Voor de rest van het dorp geldt het welstandsniveau licht. Voor het zuidelijk plangebied geldt het welstandsniveau utilitair normaal en voor de sportvelden van Eldenia het welstandsniveau utilitair licht.
Onder niveau 'normaal' vallen in het algemeen de karakteristieke vooroorlogse wijken. Voor de zichtbare gevels hebben de criteria een conserverend karakter waarmee de gebouwvorm, de dakvorm en de karakteristieke elementen worden gespaard. Aan de straatzijde mogen alleen ornamentele dakkapellen worden toegevoegd zoals die oorspronkelijk in die gebieden waren ontworpen. Serres mogen aan de achterzijde slechts in één laag vanaf de begane grondverdieping worden gerealiseerd. Kelderentrees (met keerwanden en trappen) die aangebracht worden in de straatgevels zijn niet aanvaardbaar. Er worden geen bijzondere eisen gesteld aan bijgebouwen in de achtertuin, niet zichtbaar vanaf het openbaar gebied.
In gebieden met het welstandsniveau 'licht' vindt de gemeente het voldoende om bouwplannen op hoofdlijnen op welstand te toetsen. De verantwoordelijkheid voor de invulling ligt vooral bij bewoners en eigenaren. Het gaat hier met name om de bestaande na-oorlogse delen van de stad. De criteria geven daar waar nodig de bescherming die noodzakelijk is om de kwaliteit van het publieke domein op redelijk niveau te houden.
Figuur 3.2. Welstandsniveaus uit Welstandsnota (2004)
Er is nieuwe welstandsbeleid in voorbereiding en de dit is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. De gemeenteraad moet het nog wel goedkeuren.
Waarom nieuw welstandsbeleid? Met de huidige Welstandsnota is ruim zeven jaar prettig gewerkt. Maar er komt steeds meer behoefte aan eenvoudigere en ruimere criteria. Daar speelt de gemeente met het nieuwe beleid op in. Minder regeldruk, meer vrijheid, vertrouwen en eigen verantwoordelijkheid. Dat zijn de kernwaarden uit de nieuwe Welstandsnota, die de gemeenteraad nog moet goedkeuren.
Een groot deel van alle bouwplannen gaat nu nog langs de welstandscommissie. Dat wordt straks aanzienlijk minder. Dit betekent dat de besluiten vaak sneller en efficiënter genomen kunnen worden. Er is een gebiedsindeling gemaakt en in sommige gebied is geen toetsing meer op welstand.
Dat geldt in wijken met veel variatie in bouwstijl en in type woningen. Daar hoeven bouwaanvragen straks niet meer op welstand getoetst te worden. Voorbeelden hiervan zijn gebieden met een dorps karakter (Elden), villawijken (Schaarsbergen) en wijken die gebouwd zijn tussen 1970 en 1985.
Als u voor de (ver)bouw een vergunning nodig heeft, dan gelden altijd de regels in het bestemmingsplan over grootte, bouwhoogte etc. Maar de keuze voor materiaal, vorm en kleur is helemaal vrij.
Sommige wijken hebben een samenhangend straatbeeld door bijvoorbeeld dezelfde daken, bouwstijl of materialen. In bijvoorbeeld een Malburgse straat, met doorlopende daken en rode dakpannen - kan één dakkapel het beeld van de hele straat teniet doen. Om het karakter te bewaken gelden hier beperkte welstandsregels en komt er een lichte toetsing. Deze gaan alleen over het gevelbeeld en de daken die vanaf de straat zichtbaar zijn. Voor de achterkanten gelden geen regels, die zijn dus welstandsvrij. De lichte toets geldt in Elden voor de Tuin van Elden en de kantorenpark De Gelderse Poort
Voor gebieden met een bijzondere kwaliteit, zoals de binnenstad, Geitenkamp of Gulden Bodem, blijven strengere regels voor de welstand gelden. Ze gelden voor alle gevels die zichtbaar zijn vanaf het openbaar gebied. Uitgangspunt is dat bij verbouwing de oorspronkelijke gevels, materialen en details in tact blijven. Dit geldt in Elden voor Park Westerveld dat is aangewezen als gemeentelijk beschermd dorpsgezicht.
Figuur 3.2. Welstandsniveaus uit het nieuwe in voorbereiding zijnde welstandsbeleid
3.5 Economisch Beleid
De gemeente heeft haar economische visie en koers voor de middellange termijn vastgelegd in de Economische Agenda Arnhem 2015. De agenda stelt dat in de eerste plaats de basis op orde moet zijn. De gemeente wil daarom zorgen voor een gunstig ondernemingsklimaat door adequate dienstverlening te bieden en geschikte, goed bereikbare vestigingsplaatsen in een stimulerende economische omgeving. In de tweede plaats kunnen de sterke sectoren verder worden uitgebouwd. Het gaat dan om de verdere versterking als zesde kantorenstad van ons land, en het behalen van winst in de sectoren zorg & welzijn en toerisme & vrije tijd. Tot slot gaat de gemeente Arnhem extra werk maken van haar kansrijke economische clusters: energie- & milieutechnologie en mode & design. Dit zijn bedrijvensectoren, waarin Arnhem bijzonder is en die een sterke basis bieden om een regionale en nationale positie op te bouwen.
De Economische Agenda levert een bijdrage aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad en het tegengaan van de maatschappelijke tweedeling. De agenda bepaalt de gemeentelijke koers en is opgesteld na stadsgesprekken met ondernemers en onderwijs- en kennisinstellingen. De gemeente stimuleert de economische ontwikkeling en is regisseur van het samenspel tussen overheid, ondernemers, onderwijs en onderzoek. In de stadsgesprekken hebben de partners duidelijk gemaakt, wat zij gezamenlijk kunnen en willen doen om het ondernemingsklimaat te versterken.
Arnhem heeft relatief gezien een groot aantal arbeidsplaatsen (rond de 100.000), dat voor een belangrijk deel (ongeveer 35.000) wordt vervuld door niet-Arnhemmers. Het aandeel Arnhemmers met een lage opleiding en met beperkte kansen op de arbeidsmarkt is groot. De aanpak uit de Economische Agenda levert naast banen voor hoog en middelbaar opgeleiden, vooral ook banen voor lager opgeleide inwoners op.
3.5.1 Evenementen
In de nota Regels voor evenementen in Arnhem (maart 2010) zijn de randvoorwaarden vastgelegd waaronder evenementen in Arnhem kunnen plaatsvinden. Arnhem verwelkomt aantrekkelijke en goed georganiseerde evenementen en ondersteunt deze. Tegelijkertijd wil de gemeente voorkomen dat de evenementen onnodige overlast aan omwonenden of schade aan de natuur veroorzaken. Daarom zijn door het college regels vastgesteld en zijn terreinen – ook in de parken – aangewezen waar evenementen kunnen worden georganiseerd. Dit betekent niet dat er op andere locaties geen evenementen kunnen plaatsvinden, maar de randvoorwaarden waaronder zijn dan wel stringenter en worden per evenement via de evenementenvergunning geregeld.
Gelet op het ontbreken van het permanente karakter hoeven evenementen en festivals niet als zodanige activiteiten in het bestemmingsplan bestemd. In het geval van Elden wordt De Brink standaard een aantal keer per jaar gebruikt voor evenementen. De afzonderlijke activiteiten moeten een evenementenvergunning aanvragen. Bij de beoordeling van de aanvraag zal worden getoetst aan de in bovengenoemde nota vastgelegde Regels voor Evenementen. Bij het houden van evenementen moet het type evenement per locatie worden beoordeeld naar draagkracht, geluidbelasting, aantal mensen, hinder en dergelijke.
3.5.2 Wijkeconomie
Het stimuleren van 'werken in de wijk' oftewel wijkeconomie, zoals vastgelegd in de gelijknamige Nota Wijkeconomie (2001), blijft een belangrijk thema. De ontwikkeling van (kleinschalige) bedrijvigheid en werkgelegenheid levert een bijdrage aan de verbetering van de leefbaarheid en sociale samenhang in de wijk. In dit verband is het werken aan huis, binnen duidelijk beperkte kaders, toegestaan. Concreet betekent dit dat de gemeente actief blijft bij het stimuleren van woon-werkeenheden en het ontwikkelen van kleinschalige bedrijfsverzamelgebouwen in wijken, bedoeld voor bedrijven in de ambachtelijke bedrijvigheid en de persoonlijke, zakelijke en overige dienstverlening. In dat kader past ook het faciliteren van de bedrijvendynamiek als het gaat om startende bedrijvigheid en zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers). Tot slot richt wijkeconomie zich in samenhang met het detailhandelsbeleid eveneens op het behoud en de versterking van de winkel- en eventuele horecavoorzieningen in de wijk.
3.5.3 Kantoren
In de Nota Herijking Kantorenbeleid Arnhem 2008 – 2020 staat het herstel van het evenwicht in de kantorenmarkt centraal. Hiertoe wordt ingezet op hergebruik van langdurig leegstaande kantorenpanden, alsmede het beperken en faseren van nieuwbouwplannen. Nieuw kantorenprogramma wordt beperkt tot een gelimiteerd aantal strategische locaties in de stad (onder andere Arnhem Centraal, Rijnboog, Arnhems Buiten en IJsseloord II). Ontwikkeling van kantoren buiten deze locaties is in principe ongewenst.
3.5.4 Detailhandel
Met de nota Detailhandelsbeleid Arnhem: herijking 2008 is het beleid voor detailhandel geactualiseerd. Centraal in de nota staat hoe het beste op ontwikkelingen kan worden ingespeeld om Arnhem haar positie als belangrijk koopcentrum te laten behouden en hoe de positie kan worden versterkt. Tevens hoe een evenwichtig detailhandelsaanbod voor de consument in de binnenstad, de stadsdeelcentra, de buurt- en wijkcentra en op de perifere locaties kan worden behouden en opgebouwd. De beleidsuitgangspunten in het detailhandelsbeleid uit 2001 zijn niet gewijzigd. De belangrijkste aanbevelingen en actiepunten in de nota zijn:
- stimuleren van gebiedsprofielen voor de binnenstad;
- ontwikkelen van het Woonwinkelcentrum in Centrum Zuid;
- planologisch vastleggen van het themacentrum Wonen in Centrum Zuid;
- plannen voor Kronenburg begeleiden;
- uitbreiding van supermarkten in Arnhem-Noord;
- stimuleren van de verplaatsing van detailhandel op bedrijventerreinen en solitaire locaties;
- stimuleren van de komst van gewenste detailhandel;
- onderzoek naar regionale en lokale koopstroomontwikkelingen;
- stimuleren en ontwikkelen van wijkeconomie.
Het is van belang – zeker in economisch mindere tijden en met continu veranderd consumentengedrag – dat er geïnvesteerd blijft worden in het up-to-date houden en waar nodig versterken van het bestaande winkelapparaat. Bovendien wordt het vestigen van ontbrekende en vernieuwende formules in de binnenstad gestimuleerd.
3.5.5 Toerisme en vrije tijd
In het stadsprogramma Arnhem Aantrekkelijke Centrumstad is de economische opgave 'meer (toeristische) bezoekers en bestedingen' opgenomen. Toerisme en Vrije Tijd is in de Economische Agenda 2015 benoemd als sterk segment, dat we verder willen uitbouwen.
Beleidsmatige afwegingen en het creëren van de juiste randvoorwaarden hiervoor vinden plaats binnen de verschillende reeds belegde deelterreinen zoals horecabeleid, hotelbeleid, cultuurbeleid, sportbeleid, evenementenbeleid, openluchtrecreatie, binnenstadsbeleid, toeristische marketing, citymarketing en erfgoedbeleid. Met uitzondering van 'openluchtrecreatie' gelden voor al deze deelterreinen vigerende beleidsplannen. Er is (nog) geen overkoepelend beleidsdocument 'Toerisme en Vrije Tijd'. Voor vormen van 'Leisure' die niet vallen onder de hiervoor genoemde terreinen – veelal commerciële functies als bioscopen, bowlingbanen, fitnesscentra en dergelijke – is geen vigerend beleidsdocument. Deze vallen in de bestemmingsplancategorie 'recreatie'.
Er wordt gewerkt aan een actieplan 'toerisme en vrije tijd', waarin onder andere aandacht is voor de onderlinge verbindingen tussen de hiervoor genoemde beleidsterreinen, samenhangende doelstellingen én een samenhangend actieplan.
3.5.6 Horeca
De horecanota Gastvrij Arnhem (2005) geeft de uitgangspunten aan voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling ten aanzien van horeca. Hoofdlijn van de nota is de randvoorwaardenscheppende en faciliterende rol van de gemeente, zodat een evenwichtig aanbod van horeca ontstaat. Horecaontwikkeling is afgestemd op de functie van het gebied. De ontwikkeling van de attractieve stad vraagt om horecaontwikkeling met name in de binnenstad en omgeving. In de detailhandelgebieden (Kronenburg, Presikhaaf) heeft horeca vooral een belangrijke ondersteunende functie voor de detailhandel. Ook in de toeristische centra van de stad heeft de horeca een ondersteunende functie. In woonwijken heeft horeca een verzorgende functie. En langs de radialen heeft het een bovenwijkse of stedelijke functie.
Het gemeentelijk beleid krijgt mede gestalte door vergunningverlening en handhaving. Dit gebeurt integraal; dat wil zeggen dat de verschillende beleidsterreinen op elkaar worden afgestemd (bijvoorbeeld openbare orde en veiligheid, voedsel- en brandveiligheid, milieu, gezondheid). Zo ontstaat duidelijkheid voor de horecaondernemers en andere belanghebbenden. Daarnaast wil de gemeente een goede gesprekspartner zijn voor ondernemers en ontwikkelingen stimuleren.
3.5.7 Hotels
De Gemeenteraad heeft in 2008 ruimte geboden voor de ontwikkeling van één of meer hotels in de binnenstad (gebied binnenstad, inclusief de singels en het Coehoorngebied). De gemeente werkt mee aan het bouwvergunning- en planologisch traject voor een hotelontwikkeling. Als criterium is gesteld dat het moet gaan om hotels:
- in het hogere segment, die zowel de zakelijke als de toeristische markt bedienen;
- die door hun uitstraling zich onderscheiden en het imago van Arnhem als innovatieve en creatieve stad versterken (bijv. een designhotel);
- die de parkeerbehoefte in of nabij het pand oplossen.
De marktruimte is bepalend voor de uitbreidingsruimte. Een hotelontwikkeling is ook mogelijk buiten de binnenstad. Bij deze ontwikkelingen wordt per geval bestuurlijk beoordeeld of de ontwikkeling een meerwaarde oplevert voor de toeristische ontwikkeling van Arnhem.
3.6 Verkeersbeleid
Rijksbeleid
Op rijksniveau geeft de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Nederland concurrerend, bereikbaar leefbaar en veilig (2012) de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Het Rijk streeft hiernaar met een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal verstigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Het mobiliteitssysteem moet robuust en samenhangend worden (waaronder knooppuntontwikkeling), meer keuzemogelijkheden bieden en voldoende capaciteit hebben om de groei van de mobiliteit op de middellange (2028) en lange (2040) termijn op te vangen. De ambitie is dat gebruikers in 2040 beschikken over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling. De stadsregio Arnhem Nijmegen is aangeduid als stedelijke regio met een concentratie van topsectoren.
Provinciaal en regionaal beleid
De wijze waarop de provincie Gelderland steden, bedrijventerreinen en voorzieningen bereikbaar wil houden staat in het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan (PVVP-2). Daarin staat ook dat het op een veilige manier wordt uitgevoerd, met zo min mogelijk nadelige effecten voor de leefomgeving. De provincie kiest voor een aanpak waarmee problemen op mobiliteitsgebied voorkomen worden door infrastructuur en economische ontwikkelingen beter op elkaar af te stemmen. Bestaande wegen, fietspaden en openbaar vervoerverbindingen worden beter benut. De provincie investeert daarom in fietsvoorzieningen, hoogwaardig openbaar vervoer (zoals Lightrail) en nieuwe stations. Daarbij hoort ook beter onderhoud en veiligheid. Hierin wordt zelfs een inhaalslag gemaakt.
De Stadsregio Arnhem Nijmegen heeft haar mobiliteitsbeleid voor de periode tot 2020 verwoord in de Regionale Nota Mobiliteit (2006). Deze nota is geactualiseerd onder de noemer Mobiliteitsaanpak, actualisering Regionale Nota Mobiliteit (2011). De mobiliteitsdoelstellingen (bundelen en verknopen) uit de Regionale Nota Mobiliteit zijn onverminderd van kracht: een betere regionale bereikbaarheid, aantrekkelijker openbaar vervoer en het beter op elkaar aansluiten van auto, trein, bus en fiets. De actualisatie richt zich nog meer op een robuust en samenhangend verkeers- en vervoerssysteem in 2020 door te streven naar:
- betrouwbare doorstroming
- voldoende capaciteit, ook bij verstoringen
- keuzemogelijkheden; door verbetering van de overstap
- sublieme reisinformatie; thuis en onderweg.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Arnhem heeft haar actuele verkeersbeleid verwoord in het Stedelijk Verkeers- en Vervoersplan Arnhem 2000-2010 (SVVP). De essentie ervan is het terugdringen van de verkeersonveiligheid en het geleiden van de mobiliteit. Daarbij geldt het principe van vrijheid van keuze voor de mobilist, die de gemeente probeert te beïnvloeden door “verleidelijke” alternatieven aan te bieden. Voor het onderdeel parkeren gelden beleidsregels voor toepassing van de bouwverordening.
Voor het bestemmingsplan is de uitwerking van het SVVP in het Categoriseringsplan Arnhem 2000 richtinggevend. Volgens het categoriseringsplan wordt de verkeersruimte in Arnhem duurzaam veilig (her-)ingericht. Arnhem kent twee typen wegen: de verblijfsgebieden en de verkeersaders. Deze laatste zijn de hoofd- en ontsluitingswegen en vormen het Arnhemse hoofdwegennet voor het autoverkeer. Deze wegen kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger.
Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan kent de volgende verkeersaders: Burgemeester Matsersingel, Rijksweg-west (ten zuiden van de Elderhofseweg), Elderhofseweg, Burgemeester Matsersingel, A325 en Brinksestraat.
Alle andere wegen vallen onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten krijgen het karakter van de 30 km/uur-zone. Ze hebben een verblijfsfunctie en ontsluiten percelen. Veelal zijn het woonstraten.
Voor het parkeren gelden Arnhemse parkeernormen. Deze zijn opgenomen in de 'Beleidsregels voor toepassing van artikel 2.5.30 van de Bouwverordening gemeente Arnhem 2003'.
3.7 Milieubeleid
3.7.1 Integraal milieubeleid
In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale leefomgevingskwaliteit van de stad.
Op 26 mei 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn opgenomen. Hiermee differentiëren we milieuambities naar verschillende gebieden. Niet overal in de stad streven we immers dezelfde milieuambities na: in een dynamisch centrum accepteren we bijvoorbeeld meer geluid dan in een woonwijk. Wel wordt rekening gehouden met grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich ophoopt.
Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten we in het betreffende gebied willen handhaven of realiseren, wordt ook duidelijk of een eventuele toekomstige ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied.
Bestemmingsplangebied
In het bestemmingsplangebied komen de volgende gebiedstypen voor:
- Stadswijk. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is goed en de toegestane milieubelasting overwegend laag. Er wordt in het algemeen voldaan aan de streefwaarden.
- Stedelijk groen en water. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is goed en de toegestane milieubelasting laag. Er wordt in het algemeen voldaan aan de streefwaarden.
Figuur 3.4. Kaart integrale milieuvisie
In dit hoofdstuk wordt per beleidsthema het beleidskader voor de beleidsinzet gegeven. Prioritering van de beleidsinzet bij toekomstige ontwikkelingen vindt plaats aan de hand van de methode beschreven in de Integrale Milieuvisie, deel 1 hoofdstuk 3.
3.7.2 Geluidsbeleid
Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals scholen en zorginstellingen.
In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.
De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde).
Voor het verlenen van een hogere grenswaarde is de nota “uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde” van de gemeente Arnhem van toepassing.
Beleidsplan Geluid
In augustus 2008 is het geactualiseerde beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naar mate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.
3.7.3 Luchtbeleid
Wet Luchtkwaliteit 2007
De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Het doel van deze wetgeving is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.
Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:
- PM10 (fijnstof)
- 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet worden overschreden;
- 2. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
- NO2 (stikstofdioxide)
- 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden;
- 2. de uurgemiddelde concentratie van 200 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.
Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.
In de wet zijn de grenswaarden ten opzichte van eerdere regelgeving zijn ongewijzigd gebleven, maar de wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is in 2009 van kracht geworden.
Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit
Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit het toenmalige Besluit Luchtkwaliteit 2005 te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen voor 2010 op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de Wet Milieubeheer is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2005-2010 van februari 2006.
3.7.4 Hinderbeleid
In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de
VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.
Geurhinder van industriële bedrijven
In 2010 is het beleidsplan geur vastgesteld. Dit beleidsplan gaat in op geur afkomstig van industriële bedrijven waarvoor de gemeente Arnhem het bevoegde gezag is. Milieubeleid kan een positieve bijdrage leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Geur is een milieuaspect dat een belangrijke bijdrage levert aan de leefbaarheid. Het geurbeleid van de gemeente Arnhem sluit, voor zover dat mogelijk is, aan op het geurbeleid van de provincie Gelderland. Het doel van het geurbeleid is dat inwoners van Arnhem nu en in de toekomst niet worden blootgesteld aan geuroverlast door industriële bedrijven.
3.7.5 Externe veiligheidsbeleid
Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).
Landelijk beleid
Voor bedrijven is in 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen (artikel 5.1 van de Wet milieubeheer) vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.
Voor de routes (weg, water, spoor en ondergrondse leidingen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, komt in 2012 een AMvB transport. In deze AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) worden ook milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.
Gemeentelijk beleid
In 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid 2005-2008 vastgesteld dat in 2009 met 2 jaar is verlengd. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.
Om het bereikte gebiedsgerichte externe veiligheidsniveau vast te houden, en omdat er op dit gebied na 2010 vanuit het Rijk niet veel nieuwe wet- en regelgeving te verwachten is, heeft gemeenteraad in 2011 besloten om het beleidsplan met nog eens 4 jaar te verlengen. Wel zijn de punten “risico's in stadswijken” en “objecten in de directe omgeving van risicovolle activiteiten” in het plan verhelderd en duidelijker omschreven.
3.7.6 Beleid Groen en Ecologie
Flora- en Faunawet 2002
De opdrachtgever / initiatiefnemer van ontwikkelingen is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet. De wet gaat uit van het “nee-tenzij” principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.
Eind januari 2005 is het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Er zijn 3 beschermingscategorieën:
- tabel 1. algemeen beschermde soorten
- tabel 2. beschermde soorten
- tabel 3. streng beschermde soorten
Provinciaal beleid: Richtlijn compensatie natuur en bos
De provincie heeft het compensatiebeleid "De Compensatierichtlijn natuur en bos" als uitwerking van provinciale structuurvisie en de Structuurschema Groene Ruimte opgesteld. De gemeente zal dat compensatiebeleid uitvoeren. Is de provinciale richtlijn van toepassing dan treedt de gemeentelijke regelgeving terug.
Uitgangspunt van het compensatiebeleid is dat natuur en bos alleen plaats kunnen maken voor een ander ruimtegebruik als er voor de specifieke locatiegebonden ontwikkeling geen alternatieve locaties aanwezig zijn (nee-tenzij-beleid). In principe dient natuur door natuur en bos door bos te worden gecompenseerd. De compensatierichtlijn is van toepassing op alle natuur die in de provinciale verordening of op de bestemmingsplankaart de bestemming natuur heeft of een vegetatiewaarde van 6 of hoger heeft; gebieden met de bestemming bos, zoals aangegeven in de provinciale verordening of op de bestemmingsplankaart; alle gebieden die conform de Boswet herplantplichtig zijn, zowel binnen als buiten de bebouwde kom Boswet.
De compensatierichtlijn kent een kwaliteitstoeslag, bij wijziging van functie dient dus meer bos of natuur te worden gerealiseerd dan verloren gaat.
Er kunnen zich situaties voordoen waarbij het acceptabel is dat bos door natuur vervangen wordt. Deze situaties worden beschreven in de nota inzake de toepassing van de Boswet bij herstel en ontwikkeling van bijzondere natuurwetenschappelijke waarden (de "Nota Open Bos") van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan de Tweede Kamer d.d. 26 november 1992.
Boswet
De Boswet is van toepassing op alle bossen en houtopstanden groter dan 10 are of - in geval van rijbeplantingen - meer dan twintig bomen, die gelegen zijn buiten de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'. De Boswet verplicht om de grond waarop het bos of de bomen hebben gestaan binnen drie jaar opnieuw in te planten. Als voor de uitvoering van een werk de bestemming moet worden gewijzigd treedt de provinciale richtlijn 'Bos- en natuurcompensatie' in werking. Deze richtlijn is een uitwerking van het Streekplan en geldt ook voor bos binnen de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'.
Groenplan Arnhem 2004 – 2007 / 2015
In 2004 is het groenplan 2004-2007/2015 vastgesteld. De gemeente Arnhem streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.
De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor herontwikkeling. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventariseerd worden. In het bestemmingsplan is een groenbalans opgenomen, waarin is aangegeven hoe de groencompensatieregels zijn toegepast.
Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortenbescherming het basisdoel.
Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn: Alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en gebruik op elkaar afgestemd zijn; Barrières van de stedelijke druk opheffen of zoneren.
Er worden 5 samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd: Natuurkernen, Natuurzones en Stapstenen, Natuurlijke groenzones, Overig groen en de Stenen stad. Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld.
3.7.7 Waterbeleid
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2009-2015 (2009). Het plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de planperiode tot 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water.
Daarnaast hebben Rijk, provincies, gemeente, waterschappen, en drinkwaterbedrijven afgesproken om gezamenlijk maatregelen te nemen voor een doelmatiger waterbeheer; het Bestuursakkoord Water (d.d. april 2011. De inzet ligt bij mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van watersysteem en waterketen. De kwaliteit moet omhoog tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
In de Nota Ruimte uit 2006 is water een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de Waterwet uit 2009. In de Waterwet zijn ondermeer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.
Provinciaal en regionaal beleid
Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015.
Het Waterplan gaat verder op de ingeslagen weg van het derde Waterhuishoudingsplan. Nieuw is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en de verplichtingen die voortvloeien uit de Waterwet. Een belangrijk aanpassing uit de Waterwet is dat de vergunningverlening voor het onttrekken van grondwater grotendeels is overgedragen aan de waterschappen. Slechts in drie gevallen is de provincie hiervoor nog aanspreekpunt;
- onttrekkingen voor drinkwaterwinning;
- onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals koude- en warmte opslag (KWO);
- industriële onttrekkingen meer dan 150.000 m³ per jaar.
Grondwaterbescherming
De gemeente Arnhem is verantwoordelijk voor bescherming van de 25 jaarszone van de stedelijke grondwaterbeschermingsgebieden. Deze bescherming wordt geregeld in de bestemmingsplannen via een aanlegvergunningenstelsel. Om zo objectief mogelijk te blijven, volgt de gemeente de provinciale richtlijnen. Dit houdt in dat het “stand still/step forward” principe gehanteerd wordt waardoor er geen veranderingen in het gebied mogen plaatsvinden die een negatief effect hebben op de kwaliteit van het grondwater. Dit stelt tevens beperkingen aan het (ongecontroleerd) afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater of van infiltratie naar het grondwater. Uitbreiding van al bestaande risicovolle situaties is slechts aanvaardbaar als door de gemeente wordt aangetoond dat daardoor de risico's van de winning van drinkwater niet worden vergroot.
Voor de lijst met verboden inrichtingen wordt verwezen naar de Provinciale Milieuverordening.
Beleid waterschap en gemeente
Het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Zuid is overgedragen aan het Waterschap Rivierenland waardoor de gemeente Arnhem rekening dient te houden met het vigerende beleid van het waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het Waterbeheerplan 2010-2015 en de keur en de legger van het waterschap. In Arnhem-Zuid is een gedeelte van het watersysteem vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water aangewezen als waterlichaam. Deze aanwijzing vraagt speciale aandacht voor ecologische kwaliteit van de waterlopen.
Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen:
Gemeentelijk RioleringsPlan (2009-2013) uit 2008
Dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.
Waterplan Arnhem (2009-2015)
Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit Tweede Waterplan Arnhem opgesteld. De gemeenteraad heeft het waterplan in 2009 vastgesteld. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen:
- 1. Arnhem aantrekkelijke waterstad;
- 2. Klimaatbestendig watersysteem en waterketen;
- 3. Goede kwaliteit water en waterbodem;
- 4. Bewustwording.
Samengevat
Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:
- negatieve verstoring van de grondwaterstanden en –stromingen niet toegestaan is om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen.
- maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling.
- voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie.
- verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt.
- het gebruik van uitloogbare materialen niet is toegestaan.
- geen ontwikkelingen mogen plaatsvinden die het functioneren van de waterkering beperken.
3.7.8 Bodembeleid
Voor dit gebied zonder ontwikkelingen is getoetst of de kwaliteit van de bodem (inclusief grondwaterkwaliteit) de aanwezige bestemmingen/functies toelaat.
Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:
- Wet bodembescherming;
- Beleidsnota bodem 2008, Gelderse wegwijzer in bodemland (Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen, 27 november 2007);
- Nota Bodembeheer van de gemeente Arnhem (26 september 2011);
- Handreiking grondverzet van de gemeente Arnhem (20 april 2011).
3.7.9 Cultuurhistorie en Archeologie
Rijksbeleid
Monumentenwet
Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.
Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg
De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:
- archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
- vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
- bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.
Inmiddels is het verdrag vertaald in de Monumentenwet 1988.
Provinciaal beleid
Nota Belvoir
Het Belvedere-uitgangspunt “behoud door ontwikkeling” is in 2000 overgenomen in de provinciale Nota Belvoir. Doel is dat cultuurhistorie voortaan prominent wordt meegewogen bij de ontwikkeling van alle ruimtelijke en economische plannen. Om nog meer in te kunnen spelen op de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving, kiest de Provincie met de nieuwe nota Belvoir 3 voor een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht beleid. In de nota worden 10 cultuurhistorisch waardevolle gebieden benoemd, waarnaar speciale aandacht zal uitgaan. Relevant voor Arnhem is de aandacht voor het Veluwemassief, de Veluwezoom en het Rivierengebied.
Gemeentelijk beleid
Erfgoednota 'Panorama Arnhem'
In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.
Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht van alle cultuurhistorische elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt.
Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.
Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:
- in archeologisch waardevolle gebieden (buiten monumenten) dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 50 m2;
- in gebieden met een hoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 200 m2;
- in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 500 m2;
- in gebieden met een lage archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 2000 m2.
Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten, geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.
Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:
- Behouden door ontwikkelen
- Behouden door beschermen
- Adviseren, stimuleren en verleiden
- Kennis verwerven en verspreiden
3.8 Sport- En Recreatiebeleid
Nota Visie Sport en Bewegen
Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad de Nota Visie Sport en Bewegen 2011-2021 vastgesteld. De nieuwe sportvisie is opgesteld om te spelen op belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen, zoals vergrijzing (meer aandacht voor bewegen en andere manier van sporten), ander type sporter, andere sportbehoefte, overgewicht jeugd, ander type vrijwilliger en de kandidatuur Olympische Spelen 2028 en Nederland Sportland 2016.
De ambitie van het nieuwe sportbeleid is: 75% van de Arnhemmers sport of beweegt in 2016. Hoewel bepaalde groepen in Arnhem intensief sporten, ligt de gemiddelde sportdeelname van de Arnhemse bevolking net iets onder het gemiddelde van andere grote steden. Ruim 35 % van de Arnhemmers sport/ beweegt niet of zeer weinig. Lagere percentages sporters/ bewegers vindt men vooral onder gehandicapten, jongeren van 12-18 jaar, 25-34 jarigen, 65-plussers en mensen met een lage sociaal economische status. Deze mensen moeten extra worden geactiveerd om te gaan bewegen en sporten.
De uitgangspunten van de sportvisie zijn:
- Meer samenwerking tussen onderwijs, welzijn, zorg, veiligheid, wijk, corporaties, commerciële sportaanbieders en verenigingen. Verenigingen die hierin een voortrekkersrol (willen) spelen, worden door het tarievenstelsel gefaciliteerd.
- Succes van 'Meedoen Alle Jeugd door Sport' (MAJdS) voortzetten en structureel inbedden bij verenigingen.
- Stimuleren van vernieuwende initiatieven en van het activeren van 'moeilijke' doelgroepen.
- Investeringen voor jeugd op het huidige niveau houden. Geen uitbreiding.
- Meer investeren in bewegen en sporten in de openbare ruimte: flexibel, passend bij verschillende doelgroepen.
- Inventarisatie van alle beweeg- en sportinitiatieven, projecten, acties in de wijken: betere afstemming, strakke regie, keuzes maken (ook iets niet doen).
- Samenwerking verstevigen tussen de gemeente, CTO Papendal Arnhem en het NOC*NSF.
- Keuze maken voor drie tot vijf Arnhemse kernsporten (incl. G-sport). De betreffende sportbonden uitnodigen om een meerjarig plan 'verbinding breedtesport- talentontwikkeling/topsport' (aangevuld met G-sport) op te stellen.
- Het financieren van een dienstenpakket voor ambitieuze sporters en verenigingen binnen de kernsporten.
- Topsportevenementen steviger verankeren in het beleid voor evenementen en citymarketing.
Een goede sportinfrastructuur is een harde voorwaarde om de beleidsdoelen voor sport en bewegen te realiseren. Hoewel er afgelopen jaren flink geïnvesteerd is in kunstgrasvelden voor buitensporten, in nieuwe sportaccommodaties en in multifunctionele centra, blijven er binnen de Arnhemse sport nog vele wensen over voor de sportaccommodaties. Om uiteindelijk te kunnen bepalen wat er wordt gedaan voor en met sportaccommodaties moet er een kader worden vastgesteld waarbinnen keuzes gemaakt kunnen worden. De sportvisie biedt dit kader. De gemeente Arnhem wil een nieuwe sportkoers gaan varen en met behulp van tarieven en subsidies sturen op gewenste ontwikkelingen. Ook zijn gebruikers niet meer tevreden over het huidige tarievensysteem. Reden genoeg om dit systeem tegen het licht te houden en aanpassingen voor te stellen.
Er wordt in de sportvisie niet ingegaan specifieke locaties zoals Elden.
Beleidsregels lichtmasten bij sportvelden
In 2002 zijn de Beleidsregels lichtmasten bij sportvelden vastgesteld. Het plangebied ligt volgens de Beleidsregels in zone 3, waarvoor geldt dat lichtmasten wel geplaatst kunnen worden, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De zonering is vooral gericht op het verhinderen van lichthinder in landschappelijke en parkachtige situaties in de randen van de stad. De beleidsnotitie geeft verder regels voor de toelaatbare lichtsterkte en de gebruikstijden:
- 1. de gebruikstijden van de verlichting vallen niet buiten de tijdstippen 7.00 uur – 23.00 uur;
- 2. de verticale verlichtingssterkte mag niet meer bedragen dan 10 lux en de armatuurlichtsterkte mag niet meer bedragen dan 10.000 cd. Dit betekent in de praktijk dat de verlichtingssterkte varieert van matig op de achtergrond (normale straatverlichting) tot goed verlichte (doorgaande) straten.
Deze regels zijn vertaald in de planregels van dit bestemmingsplan.
Verder moet bij de aanvraag van lichtmasten door de aanvrager worden aangetoond dat er geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de belangen van om- en aanwonenden. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de afscherming van het sportterrein.
Nota Ruimte voor de jeugd
De nota Ruimte voor de Jeugd uit 2009 geeft een overall visie op spelen en ontmoeten. De gemeente Arnhem onderstreept de noodzaak van speelruimte omdat spelen van groot belang is voor de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van kinderen. Kinderen spelen niet alleen op formele ruimtes met toestellen, maar ook op informele ruimtes als trottoirs, pleinen, tuinen en parken. Met name natuurlijke speelruimtes zijn plekken die vaak veel uitdagender zijn om te spelen. Verder is er aandacht voor voorzieningen die voldoen aan de wensen van jongeren vanaf 13 jaar. In deze leeftijdscategorie is er niet zozeer sprake van ‘spelen’, maar gaat het vooral om ontmoeting en sport.
3.9 Overige Beleidsuitgangspunten
Coffeeshopbeleid
De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (1998) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd. In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig of toegestaan.
Prostitutiebeleid
In de nota Integraal Prostitutiebeleid Arnhem (2000) is het beleid neergelegd, dat gevoerd wordt in verband met de afschaffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000. Gemeenten krijgen hierdoor de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om de prostitutie te reguleren. Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het element van het actief vestigingsbeleid dat voor het plangebied van belang is, is het volgende. Overige seksinrichtingen in heel Arnhem, is gemaximeerd tot 8, waarbij in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast.
Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.
In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig. Gezien de aanwezigheid van een seksinrichting binnen het betreffende CBS - telgebied is het niet waarschijnlijk, dat er een situatie zal ontstaan, dat een vergunningaanvraag gehonoreerd zal worden.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden per beleidsthema de milieu- en omgevingsaspecten van de bestaande bestemmingen in het bestemmingsplan Elden beschreven. De milieu- en omgevingsaspecten van deze bestemmingen zijn geactualiseerd naar de huidige maatstaven, kennis en inzichten. Ook worden de milieu- en omgevingsaspecten van veranderingen in het plangebied (ruimtelijk of juridisch) in de achterliggende periode beschreven.
Het is een beheerbestemmingsplan met één ontwikkeling aan de Rijksweg-West. De milieuaspecten met betrekking tot deze ontwikkeling worden in paragraaf 5.2 beschreven.
4.2 Geluid
Het dorp "Elden" wordt in dit bestemmingsplan conserverend bestemd. Binnen dit beheersbestemmingsplan vinden dus geen (planologische) wijzigingen plaats. Het plan is daarom ook niet getoetst aan de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid.
4.3 Luchtkwaliteit
Het gebied staat volgens de monitoringstool niet bekend als een luchtkwaliteitknelpunt. Doordat er verder geen (planologische) wijzigingen plaatsvinden, kan worden geconcludeerd dat luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de realisatie van het plan.
4.4 Hinder
Binnen het plangebied bevinden zich onder andere woningen, bedrijven, kantoren, kerkgebouwen en gebouwen bestemd voor maatschappelijke functies waaronder een verpleeghuis.
Op basis van de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten)-brochure bedrijven en milieuzonering geldt voor bedrijven/inrichtingen een richtafstand ten opzichte van woningen binnen woongebieden of gemengde gebieden (wonen naast werken). De richtafstand is de afstand waardoor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en een milieugevoelige functie als wonen anderzijds kan worden gecreëerd. Voor milieucategorie 1 bedrijven/inrichtingen geldt ten opzichte van woningen een minimal richtafstand van 10 meter. Voor milieucategorie 2 bedrijven geldt een minimale richtafstand van 30 meter.
De bedrijven rondom de Molenweg en op de percelen Rijksweg 92, Klapstraat 20, 30/32, 40, Rijksweg-West 92 zijn milieucategorie 2 bedrijven (VNG brochure bedrijven en milieuzonering 2009).
Rondom de mr. Kleffenstraat, Stikkerstraat en de mr. Telderstraat is de bestemming kantoren. Dit zijn milieucategorie 1 bedrijven. De kerkgebouwen aan de Rijksweg-West 52 en 92 en het verpleeghuis Elderhofseweg 51 / mr.D.U.Stikkerstraat zijn milieucategorie 2 inrichtingen.
De bedrijven/inrichtingen binnen het plangebied hebben een milieuvergunning waarbij getoetst is ten opzichte van de dichtstbijzijnde woningen. Deze afstand is in sommige gevallen kleiner dan de minimale voorgeschreven afstand. Dit zijn historisch gegroeide situaties en de milieuvergunningen zijn hierop aangepast. Dit levert dan ook geen knelpunten op.
Er zijn geen ontwikkelingen gepland in het plangebied. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen binnen de richtafstand kan er gemotiveerd van deze afstand worden afgeweken.
Conclusie
Vanuit hinder zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.5 Externe Veiligheid
Plaatsgebonden risicocontour (10-6 PR contour)
Het PR (Plaatsgebonden Risico) is het risico op een bepaalde plaats. Het PR is de kans dat een persoon, die zich permanent en onbeschermd op die plaats zou bevinden, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het PR is de 10-6/jr PR contour.
LPG-tankstation (Klapstraat 30/32)
Dit tankstation verkoopt nog / verkocht ook lpg. De aanwezigheid van een verkooppunt voor lpg binnen een woonomgeving is vanuit externe veiligheid niet wenselijk en daarnaast ligt het tankstation in de directe omgeving van de nieuwbouwlocatie Tuin van Elden. Om te kunnen voldoen aan de normen die zijn gesteld ten aanzien van het plaatsgebonden risico en groepsrisico zijn initiatiefnemer, de gemeente Arnhem en de eigenaar van het tankstation overeengekomen het LPG gedeelte van het tankstation te saneren. Dat betekent dat het tankstation alleen nog benzine en diesel verkoopt. Dit betekent dat er geen 10-6 PR contour is. Het LPG gedeelte van het tankstation is in dit bestemmingsplan dan ook niet bestemd.
Aangezien de afspraken juridisch zijn vastgelegd in een overeenkomst, kan afdoende aannemelijk gemaakt worden dat de LPG verkoop ten tijde van het van kracht worden van onderhavig bestemmingsplan is beëindigd.
LPG-tankstation (Eldenseweg 2)
Het LPG-tankstation op het perceel Eldenseweg 2 ligt niet binnen het plangebied. Op dit moment loopt de 10-6 PR contour (110 meter) over het plangebied. Binnen deze afstand bevinden zich geen kwetsbare/beperkt kwetsbare objecten. De bestemming is groen. Op termijn zal na aanpassing van wet-en regelgeving de 10-6 PR contour niet meer over het plangebied lopen.
Transport van gevaarlijke stoffen via de Nijmeegseweg A 325
Het plangebied ligt tegen de Nijmeegseweg A325 waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het aantal transporten met gevaarlijke stoffen is dusdanig hoog dat er een 10-6 PR contour is. Deze ligt op 12 meter vanuit het midden van de weg en valt net buiten het plangebied en/of binnen de bestemming groen. Met ingang van 2012 wordt de route voor gevaarlijke stoffen aangepast. De Nijmeegseweg A325 maakt dan geen onderdeel meer uit van de route waardoor er nagenoeg geen transport van gevaarlijke stoffen via de Nijmeegseweg plaatsvindt. De 10-6 PR contour wordt niet op de plankaart opgenomen.
Consumentenvuurwerk (Het Kerkpad 10)
Op de locatie Kerkpad 10 is opslag van maximaal 8.000 kg consumentenvuurwerk. Binnen 8 meter van de vuurwerkopslagplaats bevinden zich geen kwetsbare/beperkt kwetsbare objecten. Verkooppunten voor consumentenvuurwerk hebben geen 10-6 PR contour.
Ondergrondse aardgasleiding
Binnen het plangebied ligt een ondergrondse aardgasleiding met een maximale druk van 40 bar en een diameter van 12 inch. Deze ondergrondse aardgasleiding heeft geen 10-6 PR contour. Wel moet er rekening worden gehouden met een zakelijke rechtstrook van 4 meter vanuit het hart van de leiding. Deze zakelijke rechtstrook staat op de plankaart aangegeven.
GOS (Gasontvangstation) Molenweg 2c/d
Binnen het plangebied ligt een GOS. Dit is een type C GOS (Activiteitenbesluit) met een capaciteit van meer dan 40.000 m3/uur. Dit betekent dat er ten opzichte van kwetsbare objecten rekening moet worden gehouden met een afstand van 25 meter en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten 4 meter. Een GOS heeft geen 10-6 PR contour.
Op ongeveer 12 meter van het GOS staat een bedrijfswoning (Molenweg 28). In verband met de bouw van de woning is destijds (in 1999) door de Gasunie de aanwezige afblaasleiding op het dak van het GOS aangepast. Hierdoor kan er van de veiligheidsafstand van 25 meter worden afgeweken. Het GOS vormt nu geen potentieel risico meer voor de omgeving en geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Verantwoording groepsrisico
Het bestemmingsplan is uitsluitend gericht op het actualiseren van een verouderd bestemmingsplan, waarbij wordt uitgegaan van de bestaande situatie en de aanwezige rechten zoveel mogelijk worden gerespecteerd.
Voor LPG tankstations, transportroutes waaronder ondergrondse aardgasleidingen moet er bij een ontwikkeling binnen het invloedsgebied van het groepsrisico een verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden.
Binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico van het LPG-tankstation aan de Eldenseweg is de bestemming groen. In het kader van de verantwoording van het groepsrisico is deze bestemming niet relevant. De Nijmeegseweg maakt geen onderdeel meer uit van de route voor het transport van gevaarlijke stoffen. In het kader van externe veiligheid is de Nijmeegseweg niet meer relevant.
Het LPG-tankstation (Eldenseweg) en de Nijmeegseweg worden in het kader van de verantwoording groepsrisico niet meer meegenomen.
Voor de ondergrondse aardgasleiding zijn groepsrisicoberekeningen uitgevoerd (Save, Externe veiligheid buisleidingen MRA, november/december 2011). Uit deze berekeningen volgt dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. Het groepsrisico is zelfs kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde.
Conclusie
Het gaat hier om het actualiseren van een bestaand bestemmingsplan. Binnen de invloedsgebieden is in het geactualiseerde bestemmingplan geen nieuwe situatie voorzien. Dit betekent dat op basis van het nieuwe bestemmingsplan het aantal aanwezige mensen binnen het invloedsgebied niet zal wijzigen. Het groepsrisico ten opzichte van de oriënterende waarde voor het groepsrisico zal in dit geactualiseerde bestemmingplan niet wijzigen ten opzichte van het huidige bestemmingsplan.
4.6 Groen En Ecologie
De hoofdgroenstructuur van Elden bestaat uit de dijk met park Westerveld en fort Westerveld, de waterlopen in een groene zone, de Defensiedijk, de Elderhofseweg met een groene zone en het dorp Elden met een oude lintweg (Klapstraat) en de Rijksweg West, de voormalige Griftdijk met Grift. Deze groenstructuur is in het Groenplan (2004) onderverdeeld in Groen blauwe lijnen en Polderlinten (dijk en oude lintwegen).
Groen blauwe lijnen
In Elden zijn dit de Batavierenweg en de Defensiedijk (Nijmeegseweg). Deze groenblauwe lijnen begeleiden de (hoofd)infrastructuur op stads- en stadsdeelniveau. Het zijn structuurdragers en entrees van de stad, met een landschappelijk karakter. Noord-zuid gerichte lijnen in de stad van landschap naar landschap, van rivier naar kom.
Een groenblauwe lijn is een natuurzone + stapsteen. De soorten zijn gebonden aan water, oevervegetatie en struweelbeplantingen. In en via de natuurzones en de stapstenen komt veel van de natuur uit de natuurkernen tot in de stad. Konijn, haas en egel komen hier voor (1999 – 2005). In het struweel en bomen broeden houtduif, tjiftjaf, heggemus, staartmees, zwarte kraai, kneu, bosrietzanger, grauwe vliegenvanger en zanglijster (bron Vogelwerkgroep Arnhem 1997).
De brede wespenorchis is waargenomen in de berm langs het fietspad van de Nijmeegseweg (IVN 2009).
De taluds van de defensiedijk langs de Nijmeegseweg worden eenmaal per jaar in de vroege herfst gemaaid. Dat geldt ook voor het vlakke deel van de Nijmeegseweg noord. Daarentegen wordt het vlakke deel van de Nijmeegseweg zuid tweemaal per jaar gemaaid. De vegetaties zijn van het Fluitenkruid-Gewone berenklauwtype en van het Jakobskruiskruid-Peentype (bron KNNV 2008). Langs de Nijmeegseweg noord stonden vijf bijzondere soorten, te weten aardaker, bont kroonkruid, gewone agrimonie, grijskruid en klavervreter. Deze soorten komen op het vlakke deel voor of aan de rand van de berm en het talud. We vonden zes doelsoorten (Tabel 19).
De doelstelling voor het water is behoud en versterking van de kwaliteit en diversiteit aan verschijningsvormen van water, als voorwaarde voor behoud en ontwikkeling van natuurwaarden. In de waterlopen komen algemene amfibieën voor, zoals gewone pad, bruine kikker en kleine watersalamander (bron RAVON 1990). Over waterloop aan de Batavierenweg foerageert de watervleermuis (bron VZZ 1993 en VLEGEL 2001). De wilde eend, meerkoet broeden in de oevers van de waterlopen. In het riet broedt de kleine karekiet (bron Vogelwerkgroep Arnhem 1997).
De groenzones hebben een recreatieve functie doordat ze de verbinding vormen via doorgaande langzaam-verkeerroutes naar “buiten de stad”. Ze sluiten goed aan op de aangrenzende wijken. Hier kunnen mensen wandelen, fietsen, paardrijden en spelen met natuurlijke materialen (informele speelruimte). Ook kunnen ze genieten van het landschap.
Polderlinten – dijken
De Huissense- en Drielsedijk met brede landschappelijke groenzones vormen de belangrijkste dragers van de groenstructuur. De dijkzone heeft een markante landschappelijke verschijning en heeft een geleidende werking binnen de stedelijke structuur. Binnendijks ligt het dorp Elden. Het groen binnendijks heeft een semi-agrarisch karakter op veelal oude verkavelingpatronen weides, fruitakkers, agrarische bebouwing, bosjes, wielen en sloten.
Het park Westerveld is ontstaan rondom een kolk. Het fort Elden is een restant van de oude IJssellinie. Het park en het fort en omgeving liggen buiten de bebouwde kom Boswet. Het noordelijk gelegen Meinerswijk valt binnen de Ecologische Hoofdstructuur.
De dijk is een natuurkern van de gele deelstructuur waaruit planten en dieren zich verder over Arnhem kunnen verspreiden. Konijn, haas en egel komen hier voor (1999 – 2005). De sperwer en torenvalk broeden in de dijkzone (bron Vogelwerkgroep 1997).
De dijktaluds bevatten bloemrijke stroomdalgraslanden en glanshaverhooiland. Voor 2008 werd de dijk in de zomer en de nazomer gemaaid. In 2008 is gestart met beweiding door schapen.
Aan het Hoefijzerpad groeit goudhaver, aardaker, beemdkroon, groot streepzaad en kleine ratelaar (bron KNNV 2008). Het dijktalud heeft een vegetatie van het Jakobskruiskruid-Peentype, met soorten als beemdkroon en goudhaver (KNNV 2008). De zuidelijke helling van de dijk ter hoogte van het park Westerveld ligt vrijwel volledig in de schaduw van de bomen van het park. Het noordelijk deel grenst aan de Batavierenweg en wordt daarvan gescheiden door een struik- en boomlaag waarin grazige stukken voorkomen. De vegetatie is van het Fluitenkruid-Gewone berenklauwtype met dominantie van grote brandnetel. Er komen geen bijzondere soorten voor. Fluitekruid en grote brandnetel zijn dominant aanwezig.
Voor de van oorsprong steile oevers van de sloten en wielen is de cultuurhistorische identiteit het leidende principe. Voor de flauwere oevers van de waterlopen is een ecologisch profiel met gradiënten in de begroeiing het uitgangspunt. De fuut, wilde eend en meerkoet broeden in de waterlopen en kolken (bron Vogelwerkgroep 1997)
De dijken zijn belangrijke doorgaande fietsroutes. Ze zijn extra aantrekkelijk vanwege de uitzichten die de hoge ligging van de weg met zich mee brengt en de aanliggende groengebieden. Het groen binnendijks fungeert als wijkgroen. Door hun ligging vormen deze parken een groen netwerk dat een belangrijke verbinding vormt tussen de woonomgeving en het buitengebied. Een intensieve padenstructuur en voorzieningen geeft het groen veel gebruiksruimte. Hier is ruimte voor een informeel spelen en formeel spelen.
Park Westerveld
Park Westerveld, inclusief Perenlaantje is een gemeentelijk monument. De ouderdom van de bomen en de kolk maakt het park interessant voor verschillende dieren- en plantensoorten. Park Westerveld is daarom het meest onderzocht op flora en fauna.
In het park groeien planten als guichelheil, gele plomp, gele lis, beekpunge, moerasspirea, stijve waterranonkel, watermunt, heelblaadjes en moerasrolklaver (bron Stuurgroep Milieukartering 1989 en 1993). Ook tal van paddenstoelen, o.a. fluweelleemhoed, bedwelmende inktzwam en oranje inktzwam komen in het park voor door de ouderdom van de bomen (bron Paddenstoelenvereniging 2002).
Broedvogels in het park zijn geïnventariseerd in 1997 (bron Vogelwerkgroep Arnhem 1997). In de bomen en struweel broeden heggemus, houtduif, tjiftjaf, roodborst, zanglijster, grauwe vliegenvanger, boomklever en zwarte kraai. De buizerd heeft er een horstboom en de grote bonte specht broedt in holen van bomen. In de oever van de kolk broeden meerkoet en wilde eend. In 2000 is de koekoek waargenomen. In een boerderij broedt de huiszwaluw. De ijsvogel is foeragerend in de winter waargenomen van 1999 en 2004. In de kolk leven amfibieën, als gewone pad, bruine kikker en kleine watersalamander (bron RAVON 1990). De kolk is foerageergebied voor de watervleermuis (bron VZZ 1993 en VLEGEL 2001).
De grazige delen van Park Westerveld behoren ook tot het te inventariseren gebied (bron KNNV 2008). Dit gebied wordt extensief beheerd en tweemaal per jaar gemaaid. Een deel ervan bevat bagger in de ondergrond die uit de waterwegen van Arnhem-Zuid is gehaald en is afgedekt met de oorspronkelijke toplaag. De vegetatie behoort tot het Engels raaigras-Scherpe boterbloemtype. Als bijzonder soort komt alleen de brede wespenorchis voor, zowel in het grazige deel als in het bos. Aan de vegetatie in Westerveld is te zien dat het nog betrekkelijk jong is. Het bestaat voor een groot deel uit pleksgewijs groeiende soorten, in plaats van een goede menging van planten van verschillende soorten zoals dat het geval is bij een oudere vegetatie die onder gelijkblijvende omstandigheden zijn gegroeid.
Polderlinten – oude lintwegen
De Klapstraat, Elderhofseweg en Rijksweg-West (De Grift) zijn oude lintwegen. De Grift is de oude verbinding van Arnhem naar Nijmegen via de trekschuit. De linten zijn smalle verharde wegen met één- of tweezijdige bomen onregelmatig op een rij (met name knotwilgen en fruitbomen), bloemrijke bermen en smalle sloten met steile oevers. De Elderhofseweg is een doorgaande fietsroute. De oude wegen naar het voormalige dorp Elden hebben hun ontsluitingsfunctie voor het dorp.
De linten hebben een ecologische functie als corridor, omdat ze een natuurlijk beheer kennen met een inheemse vegetatie. In de bomen en struiken broeden roodborst en heggemus (bron Vogelwerkgroep 1997). Waternatuur is een kenmerkend onderdeel. In de sloten broedt de wilde eend. In de weilanden grenzend aan de Elderhofseweg broeden kieviet en scholekster. In het riet broedt de kleine karekiet.
Ten zuiden van de Elderhofseweg is een park aangelegd in combinatie met een nieuw verzorgingstehuis. De parkstructuur sluit aan op het polderlint en heeft een deels open karakter, met (speel)weides, bloemrijk grasland, moeraszone en een boomgaard.
Aan de linten in de boerderijen en woningen broeden huiszwaluw, boerenzwaluw, gierzwaluw, steenuil (2006). De laatvlieger is ook foeragerend waargenomen (bron VZZ 1993) en kan in de woningen een verblijfplek hebben. Er zijn 2 bekende locaties waar de gewone dwergvleermuis verblijft in de spouw van woningen (bron VLEGEL 2001). Omdat deze soort een netwerk van verblijven gebruikt, kan worden aangenomen dat er meer verblijven aanwezig zijn in Elden. De gewone vogelmelk en de grote kaardebol groeien op het kerkhof van Elden (bron Natuurbalans 2006).
Beschermde soorten van de Flora- en faunawet:
- Vaatplanten van tabel 1: aardaker, brede wespenorchis, grote kaardebol, zwanebloem en gewone vogelmelk.
- Zoogdieren van tabel 1: egel, haas en konijn.
- Zoogdieren van tabel 3: gewone dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis en watervleermuis.
- Vogels met vaste rust en verblijfplaats: buizerd, torenvalk, steenuil, sperwer en grote bonte specht. Boerenzwaluw, huiszwaluw en gierzwaluw.
- Vogels algemeen beschermd: in totaal 42 verschillende soorten, waaronder patrijs, ijsvogel en diverse holenbroeders.
Afbeelding 4.1 geeft een overzicht van de verschillende beschermde flora en faunasoorten, ingedeeld in beschermingsklasse. De waarnemingen zijn gedaan in de periode 1989 – 2009. De groene kleur geeft de algemeen beschermde soorten en algemene vogels weer. De overige kleuren vormen de streng beschermde soorten.
Afbeelding 4.1
Monumentale Bomen
Vanwege de ouderdom van park Westerveld en het dorp Elden staan er veel oude bomen. Daarvan zijn een aantal bomen monumentaal (Bomenstichting), te weten:
- Huisensedijk voor huisnummer 12. Platanus orientalis = Oosterse plataan. Plantjaar 1725 (dikste Oosterseplataan van Nederland).
- Park Westerveld, tegenover woonhuis, in bocht bij grote vijver. Aesculus hippocastanum = Witte paardenkastanje. Plantjaar 1855
- Rijksweg-West 65. Acer pseudoplatanus (5 stuks) = Gewone esdoorn, Bergesdoorn. Plantjaar 1905
- Rijksweg-West 65. Aesculus hippocastanum = Witte paardenkastanje. Plantjaar 1895
- Rijksweg-West 65. Fraxinus excelsior = Gewone es. Plantjaar 1895
- Rijksweg-West 65. Fagus sylvatica 'Atropunicea' = Bruine beuk. Plantjaar 1895
- Rijksweg-West 65. Platanus acerifolia = Gewone plataan. Plantjaar 1895.
Naast monumentale bomen zijn er in Elden ook waardevolle bomen. Zowel de monumentale als de waardevolle bomen moeten in het bestemmingsplan worden beschermd. De bomen die zijn gelegen in het park worden beschermd doordat deze zijn bestemd als 'Groen - Landschap en park'. In deze bestemming is het kappen van bomen beschermd door middel van een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De boom aan de Huissensedijk en een waardevolle boom aan de Meester Merkxstraat zijn beschermd met een algemene aanduiding 'Waardevolle boom' op de plankaart.
Speel- en ontmoetingsruimte
De groenstructuur rondom het dorp biedt veel informele speel- en ontmoetingsruimte voor 0 – 25 jaar. Daarnaast liggen in het dorp 3 formele speelruimtes voor kinderen van 0 – 12 jaar, te weten:
- De school de Troubadour, met speeltoestellen op schoolplein (à 1500m2) en een sportveld (à 1000 m2, gras).
- Het plantsoen aan 't Hofje (835 m2) , met speeltoestellen.
- Het plantsoen aan Willem Roodbeenhof (985 m2), met speeltoestellen.
Het streven is om voldoende formele speelruimte te hebben in een wijk, met een goede spreiding naar behoefte. Daarvoor kunnen de plantsoenen en (school)pleinen gebruikt worden.
4.7 Water
Oppervlaktewater
Het oppervlaktewater in Elden maakt deel uit van het watersysteem in Arnhem-Zuid en vormt de schakel tussen de Malburgen en Elderveld. Het water stroomt vanaf de Gelredome via een lange duiker naar de watergang ten westen van de Rijksweg-West. Ten noorden van deze duiker heeft een stuw die het peil in het gebied rond de Gelredome op 8,5 m. + N.A.P. houdt. In de duiker en ook in de watergang tot aan de stuw aan de Klapstraat wordt een peil gehanteerd van 8.00 m. + N.A.P. Stroomafwaarts van de Klapstraat wordt een peil van 7,5 m. + N.A.P. gehouden.
Het gebied van de Tuin van Elden kan beschouwd worden als een onafhankelijk peilgebied met een hoger peil dan de naastgelegen watergang. Het water wordt opgepompt naar een niveau van 8,5 m. + N.A.P. en stroomt vervolgens door het gebied richting de stuw bij de uitlaat. Deze uitlaat staat iets stroomafwaarts van het gemaaltje; door het pompen gaat het water door de Tuin circuleren en wordt voldoende doorstroming gecreëerd om een goede waterkwaliteit te realiseren
Via een aantal duikers onder de Batavierenweg en de Burgermeester Matsersingel stroomt het water Elden uit. Tot het stedelijk watersysteem behoort ook de waterpartij op het terrein de OHRA. Daarnaast liggen in het plangebied nog enkele cultuurhistorisch waardevolle waterpartijen en waterlopen. Meest opvallende zijn de drie kolken of wielen die in het noordelijke deel van het plangebied liggen: de Spiekerskolk, kolk Westerveld en de dubbelkolk Wiel bij het Zwaantje. Het zijn relicten van oude dijkdoorbraken. De Hoefijzerkolk is geen echte kolk, maar een oude vestinggracht. En dan liggen in park Westerveld nog een aantal kleine sloten die het park op een natuurlijke manier draineren. Hoge waterstanden op de rivier zijn goed te zien terug te zien aan deze oude waterpartijen en –lopen. Ze fluctueren mee met het rivierpeil. Aan de zuidzijde van het plangebied liggen nog enkele sloten ter ontwatering van de (voormalige) landbouwpercelen.
De hoofdwatergangen zijn in eigendom van het Waterschap Rivierenland. Het Waterschap heeft de watergangen aangegeven op de legger en worden beschermd door de Keur.
De kolken, de Hoefijzerkolk en de sloten zijn in beheer en eigendom van gemeente of van een particulier.
Een gedeelte van het watersysteem is aangemerkt als waterlichaam vanuit de Kader Richtlijn Water (zie waterattentiekaart). Hiervoor gelden extra eisen aan de waterkwaliteit waardoor aanvullende voorwaarden in het ruimtelijke gebruik kunnen optreden.
Grondwater
De grondwaterstroming is op grotere schaal globaal zuidwest gericht; dat wil zeggen van de Nederrijn richting de Linge.
Op plangebiedniveau zal de grondwaterstroming in grote lijnen hetzelfde zijn. De diepte van het freatisch grondwater ligt tussen de 8,0 en 9,0 meter boven N.A.P. Gecombineerd met een maaiveldhoogte die tussen de 8,50 en 10 meter boven N.A.P. ligt, betekent dit dat in Elden gesproken kan worden van redelijk ondiepe grondwaterstanden. Bij hoge rivierstanden stijgt, door de kwel, de waterstand in de kolken. In zo'n situatie staat een deel van het park Westerveld onder water.
Afvalwatersysteem
In de oude delen van dorp Elden ligt nog een gemengd stelsel. Dit stelsel heeft twee overstortlocaties op het oppervlaktewater. Al het afvalwater wordt via een transportriool onder de Rijksweg-West en de Elderhofseweg afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie Arnhem-Zuid. Op deze transportleiding zijn ook twee persleidingen aangesloten. Eén persleiding vanuit het gemaal Gelderse Rooslaan en één vanuit het gemaal Vredenburg.
Het woongebied langs de Elderhofseweg, de Molenweg en het kantorengebied De Gelderse Poort zijn voorzien van een verbeterd gescheiden rioolstelsel. De inbreidingslocaties Elderhoeve en Parketfabriek hebben een geïntegreerd rioolstelsel. Voor de afwatering van Elderhoeve is ten noorden van het tehuis berging gecreëerd voor water in de vorm van plas/drasvelden en de Parketfabriek loost overtollig hemelwater via naastgelegen sloten. Het over de weg afstromende water wordt eerst gereinigd voordat het in de sloten komt.
Waterkering
Binnen het plangebied ligt de beschermingszone van de bandijk. Deze zone begint bij de kruising Eldenseweg-Batavierenweg en volgt de Batavierenweg tot aan de afslag naar Driel. Voor de beschermingszone is de Keur van het waterschap van toepassing.
Afbeelding 4.2 Waterattentiekaart
Conclusie
De op de waterattentiekaart aangegeven voorzieningen mogen niet beperkt worden in hun functioneren. Relatief hoge grondwaterstanden in combinatie met hoge rivierstanden, kan de oorzaak zijn van een beperkte ontwateringsdiepte. Bij ontwikkelingen of herinrichting moeten duurzame maatregelen genomen worden om voldoende ontwatering te realiseren.
Als blijkt dat bij veranderingen het verhard oppervlak toeneemt, en het hemelwater kan niet op eigen terrein verwerkt worden, dan kan het Waterschap Rivierenland watercompensatie eisen.
4.8 Bodem
Voor het bestemmingsplan is met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied.
Uit de inventarisatie is gebleken dat in het bestemmingsplangebied de volgende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn:
Adres | BISnr. | Aangetoond of potentieel geval | Omschrijving |
Klapstraat 20 | 0710 | potentieel | Nader onderzoek op locatie noodzakelijk. |
Klapstraat 42 | 0375 | potentieel | onderzoek nog niet volledig uitgevoerd door bebouwing. |
Klapstraat 32 | 0722 | aangetoond | Restverontreiniging in de ondergrond na sanering, onder de schuur en ter plaatse van de openbare weg |
Het Kerkpad 5 | 3078 | potentieel | Ter plaatse van boomgaard verdacht op bestrijdingsmiddelen, puinlaag op locatie. Mogelijk asbest op dak berging. |
Rijksweg-west 32 | 0603 | aangetoond | Sanering uitgevoerd, geen restverontreiniging. |
Rijksweg-west 25 | 3628 | potentieel | Tank inwendig gereinigd, rondom zichtbare verontreinigingen |
Rijksweg-west 80 | 6064 | potentieel | Nader onderzoek op locatie noodzakelijk. |
Stort Eldensedijk | 0035 | aangetoond | Deel van de stort gesaneerd door middel van IBC-maatregelen (isolatie door middel van een folie met drainagesysteem). Het niet gesaneerde gedeelte betreft bos. Voor de stort gelden nazorgverplichtingen (monitoring grondwater en snoeiregime). |
Tappisstraat 2a-6 | 1778 | potentieel | onderzoek nog niet volledig uitgevoerd door bebouwing. |
Molenweg 2 | 2134 | aangetoond | Sterke verontreiniging. Voorafgaande aan de bouw van de woningen wordt de verontreiniging verwijderd. |
De conclusie is dat de geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens voldoende inzicht geven in de bodemkwaliteit van het plangebied. Voor het bestemmingsplan zijn op grond van de gegevens geen belemmeringen aanwezig. Omdat het een beheerbestemmingsplan betreft, is het onderzoek vooralsnog beperkt tot het uitvoeren van deze inventarisatie. Bij concrete bestemmingsplanwijziging en/of nieuwbouwplannen, waarbij nog onvoldoende inzicht bestaat in de bodemkwaliteit, kan een bodemonderzoek noodzakelijk zijn.
De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen gevaar voor de volksgezondheid bij de aanwezige bestemmingen/functies in het beheerbestemmingsplangebied.
4.9 Archeologie En Cultuurhistorie
4.9.1 Archeologie
Het noordelijke deel van het plangebied ligt ter hoogte van een stroomrug. In de prehistorie stroomde hier de voorloper van de huidige Rijn, met vertakkingen. De rivier verlegde zich na verloop van tijd, zodat oude vertakkingen en geulen niet meer van water werden voorzien en langzaam verlandden. Dat gebeurde ook met de stroomrug in het plangebied. De Rijn verplaatste zich meer oostelijk; ter hoogte van het Nijmeegseplein en in Malburgen-West bevindt zich in de ondergrond een strang die nog tot in de 10e eeuw bevaarbaar was.
Bij hoog water zet een rivier op haar oevers zand af. Lichtere kleideeltjes blijven langer in suspensie en worden verder weg van de bedding afgezet. Het zand op de oevers slibt op tot oeverwallen. Het gebied tussen de oeverwallen ligt lager en juist hier worden de kleideeltjes afgezet. Deze laagten worden als “komgebied” aangeduid. Dit zijn nattere gronden, waar zich ook veen kon ontwikkelen. Bij verlanding van rivieren slibt de geul dicht met sediment. Door deze opvulling en klink van aangrenzende gebieden, manifesteren de voormalige geul en oeverwallen zich als een hoger liggende 'stroomrug' die door het landschap slingert, verwijzend naar de oude rivierloop.
De rivierafzettingen in het plangebied hangen samen met het geologische tijdvak van het Holoceen, een tijdvak waarin we ons nog steeds bevinden (vanaf 10.000 jaar geleden). Na de ijstijd warmde het klimaat op. Neerslag nam toe en een diversiteit aan vegetatie kon zich ontwikkelen. Onder de holocene afzettingen bevinden zich afzettingen uit de ijstijd. Het handelt hier ook om rivierafzettingen, maar ook om windafzettingen ontstaan gedurende zeer koude perioden, toen een poolklimaat heerste en de wind vrij spel had. Zand werd afgezet als dekzand, of stoof uit drooggelegen beddingen op tot rivierduinen of donken. Dergelijke duinen zijn aangetoond in de Schuytgraaf, maar ook onder de Rijkerswoerdsestraat bevindt zich een duin. De specifieke kenmerken van de ijstijdondergrond ('pleistocene ondergrond') van het plangebied, maar feitelijk van heel Arnhem-Zuid, zijn in grote lijnen nog onbekend. Globaal gesteld kunnen de ijstijdafzettingen vanaf 1,5 m-maaiveld worden aangetroffen.
Oeverwallen en stroomruggen werden door de pre- en protohistorische maar ook de middeleeuwse mens als vestigingslocatie uitgekozen. Vers water (in restgeulen) was nabij, water bood ook transportmogelijkheden en de textuur van de hoger liggende oeverwalgrond leende zich goed voor akkerbouw. De grasrijke gronden in de komgebieden werden benut voor het weiden van vee. Op de stroomrug die door het plangebied loopt, zijn dientengevolge meerdere vindplaatsen bekend, daterend vanaf de Romeinse tijd. De limes wordt ook evenwijdig aan de stroomrug gereconstrueerd. De limes markeert de Romeinse rijksgrens vanaf 47 n. Chr. tot in de 4e eeuw, en bestond uit forten die onderling door een weg werden verbonden. Een dergelijk fort lag in Meinerswijk. Hier werden tot 500 soldaten ondergebracht, om aanvallen van de noordelijk wonende Germanen weestand te bieden. De vroege en late middeleeuwen zijn zeer manifest op de stroomrug. Hier ontstond in het midden van de 9e eeuw ook Elden. Rijnhem, dat in vroeg-laatmiddeleeuwse bronnen wordt genoemd, bevond zich hier naar verwachting ook, maar is in de loop der tijd verdwenen. Een potentieel waardevolle vindplaats in het plangebied bevindt zich aan de Molenweg, waar aanwijzingen zijn voor een Karolingische woonplaats (ca. 800-1000).
Ook voor donken geldt een hoge archeologische verwachtingskans. In de Schuytgraaf is hierop een jachtkamp uit 5000 v. Chr. bekend, een rijksmonument. Ook ter hoogte van de Rijkerswoerdsestraat zijn tal van vindplaatsen uit de prehistorie en daarna bekend.
Dwars door het plangebied, in de richting noord-zuid en evenwijdig aan de Rijksweg, bevinden zich in de ondergrond de resten van de Grift, een kanaal van Arnhem naar Nijmegen, aangelegd in de 17e eeuw. Resten hiervan manifesteren zich in de vorm van het kanaal zelf, maar ook kadewerken, beschoeiingen en (jaag)paden. Ter hoogte van fort Elden/de Hoefijzerplas, manifesteren zich resten van het fort (onderdeel van een 19e-eeuwse waterlinie) in de ondergrond.
In 2003 is door de gemeente in het projectgebied Tuin van Elden een booronderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn geen archeologische indicatoren gevonden. In het gebied hoeft derhalve geen vervolgonderzoek plaats te vinden. Op grond van nieuwe historische inzichten valt het echter niet uit te sluiten dat hier zich een klein kapelletje (in het “Westerveld”) bevindt, uit de late 13e eeuw. Resten hiervan werd bij de bouw van de Eldense kerk hergebruikt. Hoewel de ligging van de kapel 'diep' in het Westerveld (waar tijdens het onderzoek komgronden zijn aangetoond) niet plausibel is – dichter bij de oude nederzettingskern ligt meer voor de hand – kunnen in het reeds archeologisch vrijgegeven gebied tufstenen funderingen van dit kapelletje worden aangetroffen.
Afbeelding 4.3 Uitsnede archeologische verwachtingskaart
Conclusie
De oude kern van Elden grijpt terug tot in de vroege en late middeleeuwen. Als zodanig heeft deze op de archeologische maatregelenkaart de status van “archeologisch waardevol gebied”. De stroomrug betreft een gebied met een hoge archeologische verwachting. De komgronden hebben een lage archeologische verwachting. Hier geldt echter een middelhoge archeologische verwachting op archeologische waarden uit/gerelateerd aan de ijstijd. De op de archeologische maatregelenkaart afgebeelde zones met regiem (zie legenda) moeten op de plankaart van het bestemmingsplan worden overgenomen. Omgang hiermee dient in de regels van het bestemmingsplan te worden geborgd. Hiervoor zijn modelregels opgesteld. Informatie met betrekking tot de archeologische maatregelenkaart/het regiem is ook in het archeologische beleidskader van deze MAS opgenomen.
Projectgebied Tuin van Elden is op grond van een booronderzoek uit 2003 vrijgegeven. Er kunnen echter funderingsresten van een stenen kapelletje aanwezig zijn. Indien deze worden aangetroffen, geldt de meldingsplicht conform de Monumentenwet.
4.9.2 Cultuurhistorie
De meest waardevolle delen van het historische dorpsbeeld van Elden worden min of meer bepaald door Huissensedijk-Drielsedijk, het noordelijk deel van Rijksweg-West en de omgeving van de Bonifatiuskerk.
Er is sprake van een grote samenhang tussen de historische ruimtelijke structuren, de karakteristieke
historische bebouwing en de groenelementen. Dit samenspel vormt een geheel, dat van algemeen
belang is voor de gemeente Arnhem door zijn schoonheid, cultuurhistorische waarde en markante eigen karakter. Binnen dit dorpsbeeld zijn met name van belang een in gave staat verkerende historische nederzettingsstructuur, die bepaald wordt door het verloop van de rivierdijk, de diverse kolken of wielen, de ligging van de in oorsprong middeleeuwse dorpskerk en het landgoed Westerveld. De Rijksweg-West verwijst naar het tracé van de verdwenen Grift.
Hieronder volgt een overzicht van de waardevolle cultuurhistorische elementen en de wijze waarop deze worden beschermd in dit bestemmingsplan:
- De kolken en wielen en de zogenaamde hoefijzerplas (omgeving en gracht van het verdwenen Fort Elden).
Deze kolken en wielen zijn expliciet bestemd als 'Water' en hiermee is de ligging en functie beschermd. - Het tracé van de Limes (Romeinse rijksgrens) langs de noordzijde van de Huissensedijk.
Dit tracé valt grotendeels binnen de bestemming 'Groen - Landschap en park' en binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd en is een (omgevings)vergunning noodzakelijk voor werken en werkzaamheden. - De dijkstructuren en met name ook de dijken die in de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw deel uitmaakten van het inundatiestelsel van de Rijn-IJssellinie (de defensiedijk werd daarvoor speciaal aangelegd). Ook de dijkstructuren en de daarlangs gebouwde (dijk)woningen en boerderijtjes zijn cultuurhistorisch van belang.
De dijken vallen ook binnen de bestemming 'Groen - Landschap en park' en zijn dus ook beschermd. De bebouwingsregels voor de aan de dijk gebouwde woningen en boerderijtjes zijn gedetailleerd. Hiermee wordt de bestaande bebouwing vastgelegd en beschermd. - Historische verbindingsroutes als De Grift, de Klapstraat, de Elderhofseweg.
De historische verbindingsroutes zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De voortuinen van de woningen aan deze wegen zijn bestemd als 'Tuin en hiermee is de groene uitstraling gegarandeerd. De route van de voormalige Grift is zoveel mogelijk bestemd als 'Groen' zodat deze mogelijk in de toekomst zichtbaar(der) kan worden gemaakt. - Het dorpse karakter als gevolg van de karakteristieke bebouwing van verschillende typen, stijlen en ouderdom, op straat gerichte woningen en lintbebouwing met name aan de Rijksweg-West. Alsmede de gevarieerde bebouwing en de begraafplaats bij de Bonifatiuskerk.
De bebouwing is Elden is gedetailleerd bestemd door de goot- en maximumbouwhoogtes en het aantal toegestane woningen vast te leggen. Hiermee is gegarandeerd dat bebouwing een diverse uitstraling houdt. - De agrarische bebouwing met bijbehorende (moes)tuinen, boomgaarden en weidepercelen);
De gronden om de (voormalige) agrarische bebouwing is zoveel mogelijk bestemd als 'Agrarisch - 2'. Binnen deze bestemming zijn boomgaarden, moestuinen etc toegestaan. - De karakteristieke groene en blauwe elementen en structuren als park Westerveld, laanbeplantingen (Rijksweg-West, het Perenlaantje), moes- en siertuinen (tuin van Huize Oosterveld), boomgaarden en weiden, bospercelen (Westerveld, langs de Kleidijk), individuele groenelementen (bij Bonifatiuskerk), kolken en wielen, watergangen en zegen;
- open landschappelijke gebieden vanaf Huisensedijk en Drielsedijk.
Al deze elementen kennen een bestemming waaraan een omgevingsvergunningstelsel is gekoppeld. Hiermee is het niet mogelijk zonder vergunning werken en werkzaamheden uit te voeren en deze kunnen tegen worden gehouden indien deze in strijd zijn met bijvoorbeeld de daar geldende cultuurhistorische waarden.
Beschermde monumenten:
Afbeelding 4.4 Overzicht van de aanwezige monumenten
ADRES | LOCATIE | STATUS | SOORT | BOUWJAAR |
Drielsedijk 1 | Gemeentelijk monument | woonhuis | 1740 | |
Drielsedijk 3 | Gemeentelijk monument | hallehuisboerderij | 1836 | |
Drielsedijk 7 | ligt bij | Gemeentelijk monument | park | |
Huissensedijk 10 | ten westen van | Gemeentelijk monument | grafkelder | 1916 |
Huissensedijk 10 | ten zuiden van | Gemeentelijk monument | grafmonument | 1834 |
Huissensedijk 10 | Rijksmonument | kerk | 1866 | |
Huissensedijk 14 | Rijksmonument | herenhuis | 1850 | |
Huissensedijk 2 | Gemeentelijk monument | voorm. kerkgebouw | 1836 | |
Huissensedijk 2 A | Gemeentelijk monument | voorm. kerkgebouw | 1836 | |
Huissensedijk 2 B | Gemeentelijk monument | voorm. kerkgebouw | 1836 | |
Huissensedijk 4 | Gemeentelijk monument | voorm. kerkgebouw | 1836 | |
Klapstraat 72 B | Gemeentelijk monument | krukhuisboerderij | 1790 | |
Molenweg 1 C | Rijksmonument | molen | ||
Molenweg 2 | rechts naast | Gemeentelijk monument | transformatorhuisje | 1924 |
Rijksweg-West 33 | Gemeentelijk monument | villa | 1929 | |
Rijksweg-West 52 | bij | Gemeentelijk monument | grafmonument | 1885 |
Rijksweg-West 52 | bij | Gemeentelijk monument | grafmonument | 1906 |
Rijksweg-West 52 | bij | Gemeentelijk monument | grafmonument | |
Rijksweg-West 65 | Gemeentelijk monument | villa | 1886 |
Molenbiotoop
In het plangebied is de molen De Hoop gelegen. Deze molen is (zoals hierboven aangegeven) een rijksmonument en daarmee is de molen zelf beschermd. Voor hun werking is niet alleen het de molen zelf van belang maar ze stellen ook specifieke eisen aan hun omgeving. Deze eisen richten zich vooral om de toegestande hoogte van de omliggende bebouwing. Indien de bebouwing in de directe omgeving te hoog wordt, zal de windvang van de molen verminderen en daarmee de werking. De omgeving waarmee een molen in relatie staat noemen we de molenbiotoop.
Bij de molenbiotoop is de ruimte die vrij wordt gehouden voor een goede Windvang. Voor het functioneren van een molen is een goede windvang van cruciaal belang. Daarnaast staat met name de zichtbaarheid van de molen centraal. Deze is historisch zo gegroeid en maakt dat een molen vaak zo sfeerbepalend is.
De molenbiotoop is te berekenen met een biotoopformule. De biotoopformule is een eenvoudige manier om de maximaal aanvaardbare hoogte van obstakels rond een molen te berekenen, dusdanig dat de molen hier geen onoverkomelijke hinder van ondervindt. De biotoopformule wordt dus vooral toegepast om te kunnen bepalen of een obstakel op een bepaalde afstand van de molen al dan niet ‘te hoog’ is. De eerste 100 meter dient vrij te zijn van obstakels. Vanaf 100 meter geldt een oplopende lijn die met de biotoopformule te bepalen is.
Binnen de molenbiotoop van de molen in Elden is bestaande bebouwing. Deze bebouwing is grotendeels hoger dan de molenbiotoop toestaat en hiermee wordt niet aan de molenbiotoop voldaan. Binnen de 100 meter die is genoemd als vrije zone is bijvoorbeeld veel bebouwing aanwezig. In dit bestemmingsplan zijn voor de woningen de bestaande hoogtes toegestaan. Hogere bebouwing wordt niet mogelijk gemaakt. Er is gekozen om de molenbiotoop niet op de plankaart op te nemen. Belangrijkste reden is dat veel bebouwing al hoger is dan feitelijk toegestaan en dat hogere bebouwing dan nu aanwezig niet wordt toegestaan. Bij nieuwe ontwikkelingen in de toekomst zal rekening gehouden moeten worden met de molenbiotoop.
Hoofdstuk 5 Ontwikkelingen
5.1 Inleiding
In dit bestemmingsplan wordt in principe de bestaande situatie vastgelegd maar het bestemmingsplan maakt ook twee ontwikkelingen mogelijk. De eigenaren van het perceel Rijksweg-West 10-12 hebben plannen voor nieuwbouw. Deze ontwikkeling wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Daarnaast maakt dit bestemmingsplan ook een flexibilisatie mogelijk van het bouwplan voor De Zagerij aan de Molenweg. In de volgende paragraaf worden deze ontwikkelingen beschrven.
In paragraaf 5.4 wordt ook nog kort ingegaan op een toekomstige ontwikkeling die niet in dit bestemmingsplan is geregeld.
5.2 Rijksweg-west 10-12
Beschrijving van het project
Tussen Rijksweg-West 10/12 en 14 ligt een paardenweitje/grasveld. Er zijn in het verleden diverse verzoeken geweest om dit perceel te bebouwen. Vanwege de waardering van dit open groene gebied zijn deze verzoeken altijd tegengehouden. In juni 2011 is een vooroverleg (eerste fase van een omgevingsvergunning) ingediend met het verzoek om voor deze locatie:
- 1. in de bestaande schuur achter het landhuis twee woningen te mogen realiseren;
- 2. op het grasveld naast de boerderij een lage dubbele woning te bouwen. Deze dubbele woning is helemaal aan de achterzijde van het perceel geprojecteerd waardoor het voorste deel van het grasveld (ruim tweederde van het perceel) onbebouwbaar en groen blijft.
De beoordeling van dit vooroverleg was positief en de ontwikkeling wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
Afbeelding 5.1 Overzicht ontwikkeling
Vigerend bestemmingsplan
Het vigerende bestemmingsplan “Elden” is vastgesteld 23-8-1976, en goedgekeurd 12-10-1977 en de gronden zijn bestemd als 'Tuinbouw'. Bebouwing is alleen toegestaan binnen de bebouwingsgrens. De bestaande schuur valt binnen deze bebouwingsgrens en is qua bebouwing toegestaan. Wonen is echter qua functie in strijd met het geldende bestemmingsplan.
Het nieuwe dubbele woonhuis is gelegen buiten de bebouwingsgrens en is dus zowel qua functie als qua bebouwing in strijd met het geldende bestemmingsplan.
Beschrijving projectgebied
De oude kern van het voormalige dorp Elden bestaat grotendeels uit lintbebouwing (onregelmatige verkavelingen in meerdere rooilijnen; concentraties van bebouwing; bedrijfjes en woningen naast elkaar; kleinschalige opzet; een zekere ongeordendheid; en dergelijke). De woning aan de Rijksweg-West 10-12 maakt deel uit van de bestaande dorpsstructuur maar het weiland onderbreekt de lintbebouwing. Het woonhuis nr. 10/12 heeft een statige landhuisachtige opzet (oprijlaan, bomenrij omzoming) en maakt deel uit van de waardevolle groene ruimte rond Elden.
Het landhuis ligt aan de rand van Elden; er ligt een flinke groene ruimte rondom. Aan de rand heeft de dorpsbebouwing van oudsher een 'uiteenwaaierend' karakter; de kavels zijn ruimer; de afstanden tussen de woonbebouwing is groter.
De buurhuizen, vanaf de nummers 14/16, vormen het begin van de lintbebouwing aan deze zijde van de Rijksweg-West. Een duidelijke dorpsrand langs het weiland van het landhuis wordt zo gevormd met daarmee een ruimtelijk goede beëindiging c.q. entree van het vroegere dorp. Anderzijds krijgt het landhuis een stevige landschappelijke context.
Aan de achterzijde van de percelen aan de Rijksweg-West liggen de bedrijven die zijn gelegen aan de Molenweg. Deze bedrijven worden grotendeels door de bebouwing en het groen langs de Rijksweg-West vanaf deze weg aan het zicht onttrokken. Alleen ter plaatse van het weiland is er 'vrij zicht' op de achterkant van deze bedrijfsbebouwing en dat is minder fraai.
Afbeelding 5.2 Zicht op het weiland met aan de rechterkant Rijksweg-West 10-12
Milieuaspecten
Hieronder wordt ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten die van belang zijn bij deze ontwikkeling.
Wegverkeerslawaai
Door Econsultancy is een onderzoek ingesteld naar de geluidbelasting door wegverkeer op de vier nieuwe woningen (zowel de nieuw te bouwen dubbele woning als de woningen die in de bestaande schuur worden gerealiseerd) op de locatie Rijksweg West 10-12 (zie bijlage 2).
De woningbouwlocatie is gelegen in de bebouwde kom van Arnhem binnen de geluidzone van de A325 en de Rijksweg-West. De nieuw te realiseren woningen liggen op 150 meter uit de as van de A325 en op ten minste 52 meter uit de as van de Rijksweg West.
De geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer op de A325 op de nieuwe woningen bedraagt ten hoogste 48 dB na aftrek van 2 dB ex art 110-g Wet geluidhinder (Wgh). De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee niet overschreden. Voor de vier woningen hoeft geen hogere waarde te worden aangevraagd.
Bij het bepalen van de benodigde geluidwering mag geen aftrek plaatsvinden ex. art. 110-g Wgh. De hoogste geluidbelasting op de gevels van de woningen bedraagt 50 dB zonder aftrek. De benodigde karakteristieke geluidwering GA;k bedraagt dan de minimumwaarde van 20 dB. Er zijn voor de gevels van de woningen geen aanvullende geluidwerende voorzieningen nodig die de standaardeisen uit het Bouwbesluit te boven gaan.
Luchtkwaliteit
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)', zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin de uitoefening van een of meer bevoegdheden, of de toepassing van een of meer wettelijke voorschriften in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt.
Voor woningbouwlocaties zal pas bij het oprichten van 1500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg sprake zijn van een “in betekenende mate” verslechtering van de luchtkwaliteit.
Hinder
In de directe omgeving van het plangebied liggen een aantal bedrijven. Hierbij gaat het om een autobedrijf (Molenweg 52), aannemersbedrijf (Molenweg 48), kleine drukkerij (Molenweg 44) en een loonbedrijf (Molenweg 40).
Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering geldt voor bedrijven/inrichtingen een richtafstand (afstand waardoor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en een milieugevoelige functie als wonen anderzijds kan worden gecreëerd) ten opzichte van woningen binnen woongebieden of gemengde gebieden (wonen naast werken). Bovengenoemde bedrijven zijn milieucategorie 2 bedrijven binnen een gemengd gebied (wonen naast werken). Binnen een gemengd gebied geldt voor milieucategorie 2 bedrijven ten opzichte van woningen een richtafstand van 10 meter. Van deze afstand kan gemotiveerd worden afgeweken. In het kader van de ontwikkeling is er een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2). Uit dit onderzoek volgt dat de streef- en grenswaarden voor geluid bij de nieuw te bouwen woningen door bovengenoemde bedrijven niet worden overschreden. Dit betekent dat de bedrijven geen belemmering vormen voor de nieuw te bouwen huizen. Daarnaast worden de bedrijven door de bouw van de huizen niet beperkt in hun bedrijfsvoering.
Geur
Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen industriële bedrijven waarbij geur een rol speelt.
Externe veiligheid
Ondergrondse aardgasleiding
In de directe omgeving van de locatie ligt een ondergrondse aardgasleiding met een maximale druk van 40 bar en een diameter van 12 inch. Deze ondergrondse aardgasleiding heeft geen 10-6 PR contour. Wel moet er rekening worden gehouden met een zakelijke rechtstrook van 4 meter vanuit het hart van de leiding. De geplande woningen zijn niet binnen deze afstand geprojecteerd.
Voor de ondergrondse aardgasleiding is een groepsrisicoberekening uitgevoerd (Save, Externe veiligheid buisleidingen MRA, november/december 2011). Uit deze berekeningen volgt dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. Het groepsrisico is zelfs kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde. De geprojecteerde woningen liggen binnen het invloedsgebied van de ondergrondse aardgasleiding. Door de bouw van deze woningen zal het groepsrisico nagenoeg niet toenemen waardoor het groepsrisico onder 0,1 maal de oriënterende waarde van het groepsrisico blijft en er geen verantwoording van het groepsrisico hoeft plaats te vinden.
Groen en ecologie
In het kader van deze bestemmingsplanwijziging is door Econsultancy een quickscan flora en fauna uitgevoerd (zie bijlage 2). In dit onderzoek zijn gevolgen van de ontwikkeling op het gebied van flora en fauna in kaart gebracht.
Quickscan flora en fauna
Waarnemingen en te verwachten soorten
De beplanting op de onderzoekslocatie biedt onderkomen aan algemene broedvogels. Nestplaatsen van vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond zijn beschermd, zijn niet te verwachten. Incidenteel gebruik van de zolderruimte door een gewone grootoorvleermuis is niet uitgesloten. Aan de voorzijde van de boerderij is een aantal kieren onder de dakrand in de gevel aanwezig. Hiervan kan gewone dwergvleermuis of laatvlieger gebruik maken. De onderzoekslocatie is geschikt als foerageergebied voor vleermuizen door de aanwezigheid van bomen rond het weiland. De bomen blijven gehandhaafd.
Gelet op het ontbreken van sporen kan worden gesteld dat de onderzoekslocatie niet in gebruik is door steenmarter. Voor de overige soorten uit de verschillende soortgroepen vormt de onderzoekslocatie geen geschikt habitat of zijn deze op grond van bekende verspreidingsgegevens of het ontbreken van verblijfsindicaties niet te verwachten.
Maatregelen ter voorkoming van overtredingen van de Flora- en faunawet
Indien de beplanting buiten het broedseizoen wordt verwijderd, zullen geen overtredingen van de Flora- en faunawet plaatsvinden met betrekking tot broedvogels.
Algemene zorgplicht
Voor algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën geldt de algemene zorgplicht, die er ondermeer in voorziet dat al het redelijkerwijs mogelijke dient te worden gedaan om het doden van individuen te voorkomen. Er zijn in het kader van de algemene zorgplicht geen speciale maatregelen nodig.
Gebiedsbescherming
De EHS zal niet worden aangetast door de herbestemming van de onderzoekslocatie. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden (Natura 2000) is niet aan de orde.
Noodzaak tot nader onderzoek
Het kan niet op voorhand worden uitgesloten dat vleermuizen gebruik maken van de bebouwing op
de onderzoekslocatie. Door de uitvoering van nader onderzoek binnen het geschikte seizoen kan dit
vastgesteld worden.
Noodzaak aanvraag ontheffing Flora- en faunawet artikel 75c
Indien uit aanvullend onderzoek blijkt dat zich op de onderzoekslocatie een vaste rust- of verblijfplaats van vleermuizen bevindt, treden er door de voorgenomen herontwikkeling mogelijk overtredingen op ten aanzien van de Flora- en faunawet. Ontheffingen van verbodsbepalingen ten aanzien van vleermuizen worden alleen nog verleend op basis van een wettelijk belang uit de Habitatrichtlijn. Ruimtelijke ontwikkeling valt niet onder een dergelijk belang. Door het treffen van maatregelen zal de functionaliteit van een rust- of verblijfplaats behouden moeten blijven. De maatregelen, vastgelegd in een activiteitenplan kunnen vooraf bij Dienst Regelingen ter goedkeuring worden voorgelegd, middels een ontheffingsaanvraag.
Groenplan (Groencompensatie en groenbalans)
Het particuliere terrein is 6.510 m2 groot. Het aanwezige groen is structureel groen (Groenplan 2004). De regels groencompensatie geeft voor projecten op particulier terrein groter dan 1.500 m2 aan dat verdwijnend oppervlakte groen niet hoeft te worden gecompenseerd. Er geldt wel een herplantplicht voor bomen met een diameter groter dan 25 centimeter. Daarnaast geldt een landschappelijke inpassing van het terrein.
Er worden voor deze ontwikkeling geen bomen gekapt. De 18 bestaande bomen blijven behouden. In de bestaande weide van ongeveer 4.400 m2 groot komen 2 woonpercelen (woning en erf) van ongeveer 1.200 m2 in totaal. De te handhaven weide wordt landschappelijk ingepast met daarbij 14 nieuwe bomen om deze weide geplant. Hiermee wordt voldaan aan de regels van de groencompensatie.
Aandachtpunt zijn de nieuw te bouwen schuren bij de nieuwbouw. Deze zijn gesitueerd nabij de bestaande en nieuwe bomen. De schuur op zichzelf en de bouw van de schuur kan een negatief effect hebben op deze bomen. Uitgangspunt is dat de schuren gebouwd worden buiten de (minimaal 2 meter van) kroonprojecten van de bomen. Een boomeffectanalyse (BEA) moet bepalen waar de schuren kunnen worden gebouwd.
Bodem
Voor de ontwikkeling is als eerste met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied.
Daarnaast is voor de ontwikkeling een inventarisatie uitgevoerd naar alle beschikbare bodemkwaliteitgegevens en historische gegevens. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn bodemrapporten/-documenten geraadpleegd.
Uit de inventarisatie is gebleken dat in het plangebied geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn. Direct grenzend aan het plangebied liggen geen grondwaterverontreinigingen.
Voor de ontwikkellocatie (locatie benoemen) zijn, naast het gemeentelijk bodeminformatiesysteem, de volgende bodemrapporten/-documenten geraadpleegd:
Verkennend bodemonderzoek Rijksweg-west 10 te Arnhem, Econconsultancy, rapportnummer 12035421, 20 juni 2012
In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan lood , cadmium, kwik, nikkel, zink en PAK aangetroffen. In de ondergrond zijn licht verhoogde gehalten aan nikkel aangetroffen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium.
Conclusie en aanbevelingen
De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Direct grenzend aan het plangebied liggen geen grondwaterverontreinigingen.
De grond en het grondwater op de locatie is licht verontreinigd. Voor de ontwikkeling van het terrein zijn geen sanerende maatregelen nodig. De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen gevaar voor de volksgezondheid bij de aanwezige bestemmingen/functies in het beheerbestemmingsplangebied.
De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de planontwikkeling op de ontwikkellocatie en voor de financiële uitvoerbaarheid daarvan.
Water
Oppervlaktewater
Aan twee zijden van het perceel bevindt zich een waterloop. Evenwijdig aan Rijksweg-West ligt een waterloop die de weg begeleid. De weg en de waterloop zijn als cultuurhistorisch waardevol polderlint aangeduid. De weg is een voormalige kade langs de Grift, de oude trekvaart tussen Arnhem en Nijmegen. De waterloop is waarschijnlijk een relict van de Grift. Deze waterloop ligt op particulier terrein. Aan de achterzijde ligt ook een waterloop; een oude poldersloot. Deze is gedeeltelijk particulier eigendom en gedeeltelijk gemeentelijk eigendom. Beide waterlopen spelen nog steeds een rol in de ontwatering en afvoer van de aanliggende percelen. Het waterpeil in deze waterlopen komt overeen met het niveau van de hoofdwatergangen (A-watergangen) van het Waterschap Rivierenland: 7,5 meter boven NAP.
Grondwater
De grondwaterstroming is op grotere schaal globaal zuidwest gericht; dat wil zeggen van de Nederrijn richting de Linge. De hoogte van het maaiveld is niet bekend. De hoogte van de Rijksweg-West ligt op ca. 9,5 meter boven NAP. Echter omdat de weg een oude kade is, ligt deze hoger dan de natuurlijke aanliggende gebieden. Het niveau van het grondwater is niet bekend en daarmee is niet bekend of het gebied voldoende ontwatering heeft (hoogteverschil tussen het grondwater en het maaiveld). Van het grote grondwatersysteem ligt de gemiddelde stand rond de ± 8,0 meter boven NAP. In de praktijk lijkt het er op dat de drooglegging (de afstand tussen het waterniveau in de waterlopen en het maaiveld) minimaal is. Afhankelijk van het verloop van het maaiveld kan dit inhouden dat de ontwatering (zeer) minimaal is. De minimale ontwateringsdiepte bij kruipruimteloos bouwen bedraagt 30 cm. Met kruipruimtes is dit minimaal 70 cm.
Regen en afvalwatersysteem
De bestaande woning is aangesloten op een gemengd riool. Dit houdt in dat afvalwater van de bestaande en de nieuwe gebouwen naar het riool in de straat wordt afgevoerd. Of het hemelwater van de bestaande woning ook naar het riool wordt afgevoerd, of dat dit naar het oppervlaktewater stroomt, is niet bekend. Voor de nieuwbouw geldt dat hemelwater niet naar het riool mag worden afgevoerd, maar dat dit op eigen terrein moet worden verwerkt. Als dit niet kan, dan mag het afgevoerd worden naar het oppervlaktewater. In dat geval zal het waterschap compensatie eisen voor de toegenomen afvoer (aanleg van nieuw oppervlaktewater). Deze watercompensatie bedraagt ongeveer 10-15% van het toegenomen verhard oppervlak.
Onder de Rijksweg-West ligt een transportriool die water van een groot gedeelte van Arnhem-Zuid afvoert naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie Arnhem-Zuid aan de Drielse Dijk.
Conclusie en aanbevelingen
- Voor de nieuwbouw geldt dat het regenwater binnen het plangebied verwerkt moet worden, op eigen terrein. Als dit niet mogelijk is dan kan het water in overleg geloosd worden op het oppervlaktewater. Voor de toename van het verharde oppervlak geldt in dat geval een compensatieplicht. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor ingrepen die nodig zijn om het water op het oppervlaktewater te kunnen lozen.
- Door het ontbreken van een geo-hydrologisch onderzoek is de ontwatering van het perceel niet bekend. De nieuwbouw moet voldoen aan de normen zoals beschreven in de paragraaf grondwater.
- De waterloop langs de Rijksweg-West maakt onderdeel uit van een historisch polderlint en wordt beschermd doordat deze in de groenbestemming is gelegen.
Archeologie
De gronden rondom de Rijksweg-West 10-12 vallen binnen het gebied met een hoge archeologische verwachting. Uit het uitgevoerde bureauonderzoek bleek ook dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. Daarom is aansluitend een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase, zie bijlage 2).
De aangetroffen bodemopbouw binnen het plangebied is vrij uniform van aard en bestaat uit zwak zandige op sterk siltige klei, in de vorm van oeverwalafzettingen van de Nederrijn stroomgordel op oudere komkleiafzettingen. Afgezien van de huidige bouw is voor het merendeel van het plangebied sprake van een intact bodemprofiel en dient geclassificeerd te worden als een kalkhoudende poldervaaggrond. Diepere bodemverstoring hebben plaatsgevonden binnen terreindelen direct rondom de bebouwing binnen het woonerf (Rijksweg West 10), als gevolg van de aanleg van betonnen constructies, siertuin, etc.
Het aangetroffen antropogene (“bodemvreemd”) materiaal is alleen in de huidige bouwvoor aangetroffen en betreft alleen recent materiaal in de vorm van voornamelijk baksteen, stukken modern glas en resten plastic. Archeologisch relevante indicatoren zijn niet aangetroffen. Er zijn daarmee geen duidelijke aanwijzingen om de aanwezigheid van een archeologische vindplaats in het plangebied te vermoeden, waardoor geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen nieuwbouw geen bedreiging vormt voor het archeologisch erfgoed.
De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, wordt wat betreft landschappelijke ligging en bodemopbouw door het booronderzoek bevestigd, echter niet wat betreft archeologie.
Conclusie
Op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Arnhem staat het plangebied als 'archeologisch waardevol gebied' gekarteerd, deel uitmakend van de oude kern van Elden. Op grond van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat er zich in het plangebied echter geen archeologische waarden bevinden en is vervolgonderzoek niet noodzakelijk. Indien er toch archeologische vondsten worden gedaan, dan geldt de meldingsplicht ex artikel 53 Monumentenwet 1988.
Structuurvisie Elden
In de Structuurvisie Elden valt de locatie Rijksweg-West 10-12 binnen het gebied 'dorpsbebouwing Elden'. Voor dit gebied zijn geen expliciete uitspraken gedaan. Er is aangegeven dat:
"in Elden zelf de inrichting van wegen en straten en de te gebruiken bebouwingstypologieën van belang zijn. Het dorpse karakter staat hierbij voorop. Uitbreiding van de bebouwing moet kleinschalig, niet valla-achtig van aard zijn en passen binnen de dorpse sfeer van Elden; geen aanblik van "stadse" gesloten blokken. Eén en ander heeft betrekking op de gewenste kleur van gevels (donker-, roodbruin) en de schakeling (vrijstaand, korte rijtjes). De overwegend donkere tinten, zowel voor wegen als bebouwing dienen bij eventuele uitbreiding inspriratiebron te zijn; de nokhoogte aangepast aan het algemene beeld (bijvoorkeur niet hoger dan 7,50 meter)."
Dit bouwplan past hier binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie Elden. Het gaat om kleinschalige bebouwing met een landelijke uitstraling. De nieuwbouw bestaat uit een laag gebouw met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale nokhoogte van 6 meter. De andere twee woningen worden in de bestaande schuur gerealiseerd waarbij de uitstraling van de schuur zoveel mogelijk in stand blijft.
Stedenbouwkundige en landschappelijke aspecten
Voor deze locatie zijn in het verleden meerdere forse nieuwplannen ingediend. Deze plannen waren vanwege de afbreuk van het dorpse- en groene karakter niet wenselijk. Het idee om een dubbele lage woning te realiseren achterop het vrije perceel is wel acceptabel. Aan de ene kant zorgt het ervoor dat een groot deel van het weiland onbebouwbaar en groen blijft. Hierdoor behoudt de rand van het dorp het van oudsher “uiteenwaaierende” karakter, de kavels blijven ruimer en de afstanden tussen de woonbebouwing groot. Aan de andere kant zorgt de woning met het aan te planten groen ervoor dat het zicht op de achterzijde van de bedrijven aan de Molenweg verdwijnt. Dit zorgt voor een aanzienlijke verbetering van de beleving van de Rijksweg-West. Daarnaast krijgt het voorste deel van het weiland een betere uitstraling en meer betekenis door de bouw van het dubbele woonhuis.
Om het groene landelijke beeld te behouden gelden de volgende voorwaarden:
- 1. het groene weitje voor de nieuwbouw moet zo blijven;
- 2. er moet achter het nieuwbouwproject een opgaande groensingel worden aangelegd, zodat - vanaf de Rijksweg-West - het achterliggende industrieterrein aan het oog wordt onttrokken;
- 3. dit is het laatste nieuwbouwproject dat hier mogelijk is; verdergaande verdichting is stedebouwkundig ongewenst, omdat dat de heldere dorpsstructuur zou aantasten;
- 4. tussen de nieuwbouw en het groene weitje wordt een rij (knot)wilgen geplant, als lichte afscherming en landschappelijke inpassing.
Wijze van bestemmen
De bovenstaande voorwaarden zijn op de plankaart van het bestemmingsplan op de volgende wijze vertaald:
- het weiland voor de toekomstige woningen is bestemd als 'Agrarisch - 1'. Hiermee wordt qua bestemming aangesloten bij de gronden aan de zuidzijde van het landhuis en wordt gegarandeerd dat deze gronden onbebouwd en groen blijven;
- de nieuwe woningen worden qua bouwgrenzen, aantal woningen en bouwhoogten vastgelegd conform het ingediende en goedgekeurde plan (vooroverleg).
5.3 De Zagerij - Flexibelere Bouwmogelijkheden
Aanleiding
Op de locatie van de voormalige Parketfabriek van Van Kesteren wordt het woningbouwproject De Zagerij gerealiseerd. Er worden 18 woningen gebouwd waarvan 8 vrijstaande en 10 twee-onder-één kap woningen. De bouw van deze woningen is in 2008 mogelijk gemaakt door middel van het verlenen van een vrijstelling van het geldende bestemmingsplan. In het ontwerp-bestemmingsplan 'Elden 2012' was deze verleende vrijstelling vertaald.
Vanwege de economische crisis is nog niet de helft van de woningen verkocht. Het blijkt vooral lastig om de vrijstaande woningen te verkopen. Door de ontwikkelaar van De Zagerij was een zienswijze ingediend met het verzoek om in het bestemmingsplan flexibelere bouwmogelijkheden op te nemen om hiermee de verkoopbaarheid te vergroten.
Ontwikkeling
Er zijn drie blokken waar twee vrijstaande woningen nog niet zijn verkocht. Deze blokken zijn op afbeelding 5.3 weergegeven. De ontwikkeling houdt in dat op deze drie plekken de vrijstaande woningen worden vervangen door een rijtje van drie woningen. Dat betekent dat er in totaal drie woningen aan het programma worden toegevoegd.
Een belangrijk aandachtspunt hierbij is het parkeren omdat aan de parkeernorm voldaan moet worden. Door het mogelijk maken van drie rijtjes van drie blijft de mogelijkheid bestaan om bij de hoekwoningen op eigen terrein te parkeren. Dat betekent dat er voor drie woningen extra parkeerplaatsen gezocht moeten worden. Die mogelijkheid bestaat door één rijtje iets naar achter te plaatsen en aan de straat langs te parkeren. Hiermee is het parkeren goed geborgd.
De volgende ruimtelijke aspecten spelen bij deze ontwikkeling een rol:
- de wijzigingen zijn bescheiden van opzet en zorgen voor meer verscheidenheid in het programma;
- de rijtjes van drie woningen zorgen voor een verdichting van het gebied. Het blijft echter een kleine aanpassing. Er is ook geen sprake van een gesloten wand omdat het om kleine blokjes van drie woningen gaat en niet om één rijtje van bijvoorbeeld vijf woningen.
- de toevoeging van woningen is verspreid en de verwachting is dat dit nauwelijks gevolgen heeft voor de aangrenzende woningen/bewoners.
- het parkeren kan opgelost zonder dat het beeld van geparkeerde auto's te dominant wordt. Het aantal extra benodigde parkeerplaatsen blijft binnen de perken.
De conclusie van het mogelijk maken van de geschetste flexibiliteit is een plan dat goed inpasbaar is binnen het huidige plan zonder grote negatieve gevolgen.
![]() | ![]() |
Afbeelding 5.3. Vooroverleg met boven vergunde bouwplan en onder de verzochte wijziging
Bestemmingsplan
De bovenstaande flexibiliteit is in het bestemmingsplan opgenomen. Hiervoor is de plankaart gewijzigd (zie afbeelding 5.4). In plaats van drie keer drie vrijstaande woningen, zullen er drie keer drie rijtjes van drie woningen mogelijk gemaakt worden. Dit is zodanig bestemd dat zowel het vergunde bouwplan als het nieuwe idee gerealiseerd kan worden.
Het gaat om een toevoeging van drie woningen. Dit heeft geen gevolgen voor de milieu- en omgevingsaspecten. De woningbouw was met een vrijstelling al mogelijk gemaakt en in dat kader zijn alle milieu- en omgevingsaspecten onderzocht. Voor deze beperkte wijziging zijn nieuwe onderzoeken niet noodzakelijk.
![]() | ![]() |
Afbeelding 5.4. Uitsnede van de plankaart van het ontwerp-bestemmingsplan en het vastgestelde bestemmingsplan
5.4 Toekomstige Ontwikkelingen
Er is uitgegaan van de informatie zoals deze beschikbaar was voordat het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage is gelegd. Op dat moment was een aantal ontwikkelingen bekend maar nog niet zodanig uitgewerkt dat het mogelijk was om mee te nemen in dit bestemmingsplan. Deze ontwikkelingen zullen, als zij doorgang vinden, ter zijner tijd in een aparte juridische procedure worden geregeld.
Elderhoeve
Voor de bewoners van verzorgingshuis Elderhoeve is de naastgelegen nieuwbouwlokatie Eldenstaete in 2008 gereedgekomen. De oude locatie herbergt momenteel bewoners van verzorgingshuis Martinushof dat verbouwd zal worden. Omdat er nog geen nieuwe bestemming voor het complex gevonden is, blijft de bestaande bestemming (maatschappelijk) in principe gehandhaafd en blijven de bouwhoogte en het bebouwingspercentage ongewijzigd.
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En - Verantwoording
6.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de plankaart en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de plankaart en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.
6.2 Vertaling Structuurvisie In Het Bestemmingsplan
Zoals in het Structuurvisie Elden is aangegeven (zie paragraaf 3.2.2) neemt Elden in Arnhem een bijzondere positie in door zijn lange ontstaansgeschiedenis. Deze geschiedenis is af te lezen aan de karakteristieke stedenbouwkundige opzet, de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit en de bebouwing.
Gelegen op korte afstand van de stedelijke voorzieningen en de recreatieve groene uitloopgebieden biedt Elden een bijzonder woonmilieu dat afwijkt van de rest van Arnhem. De structuurvisie pleit voor een geleiding van de grootschalige ontwikkelingen buiten Elden en anderzijds het behoud en versterking van de bestaande landschappelijke, stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden.
De Structuurvisie geeft op een kaart het ruimtelijk beleid voor Elden weer. Op de kaart is met verschillende kleuren een typering van de gebieden aangegeven. Voor een groot deel van het bestaande dorp is dat 'dorpsbebouwing Elden'. Voor het overige gebied gelden de volgende functies:
- Zone met historische bebouwing / inrichting;
- Karakteristieke openbare ruimte;
- Woningbouwlocaties voor en na 2005;
- Bedrijvigheid
- Stedelijke functies (Gelderse Poort, OHRA en GelreDome);
- Beeldbepalend groen (binnen historische dorpsstructuur);
- Beeldbepalend groen (park- en randzone);
- Groen en/of water
- Sport.
Hieronder wordt per functie aangegeven hoe daar in het bestemmingsplan Elden 2012 mee om wordt gegaan.
Beeldbepalend groen en Groen en/of Water
In de Structuurvisie Elden is de groene gordel rondom Elden op twee manieren aangegeven:
1. Beeldbepalend groen - Park- en randzone en Groen en/of water
Eigenschappen:
- buitenste rand van Elden;
- vaak open en grootschalig(er);
- gronden grotendeels in eigendom van de gemeente;
- bestaat uit: park, grasland (extensief agrarisch gebruik), groenstroken met fiets- en wandelpaden en vijvers, kolken en wielen en sloten.
2. Beeldbepalend groen - Binnen historische dorpsstructuur
Eigenschappen:
- binnen het bestaande dorp;
- gronden zijn van wezenlijk belang voor de uitstraling van Elden als dorp(s);
- gronden grotendeels in particulier bezit;
- bestaat uit: boomgaard, (moes)tuin, (paarden)weitjes, begraafplaatsen etc.
In het bestemmingsplan 'Elden 2012' is voor het bestemmen van deze gebieden gekozen voor de volgende bestemmingen:
1. Groen
- voor kleinschalig groen;
- speelvoorzieningen en langzaam verkeer toegestaan;
- de gronden zijn meestal in eigendom van de gemeente;
- geen vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk (geen bouwwerk zijnde) en werkzaamheden;
- bebouwing passend binnen de bestemming, zoals speeltoestellen, is toegestaan.
2. Groen - Landschap en park
- voor grotere groengebieden die belangrijk zijn voor de structuur en uitstraling van het dorp;
- eventueel met een parkachtige uitstraling en extensief recreatief medegebruik;
- fiets- en wandelpaden toegestaan (bestemmingsverkeer alleen als dat alszodanig is aangegeven op de kaart);
- de gronden zijn meestal in eigendom van de gemeente;
- vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk (geen bouwwerk zijnde) en werkzaamheden om de aanwezige landschappelijke-, natuur- en cultuurhistorische waarden te beschermen;
- bebouwing is niet toegestaan uitgezonderd met een binnenplanse afwijking.
3. Agrarisch - 1
- voor grootschalig(er) agrarische gebieden met landschappelijke- en cultuurhistorische waarden;
- toegestane functies: extensieve agrarische gronden, gra(a)sland etc.
- gronden deels in eigendom van de gemeente en deels particulier;
- beperkt bouwen toegestaan met een binnenplanse afwijking;
- vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk (geen bouwwerk zijnde) en werkzaamheden om de aanwezige landschappelijke-, natuur- en cultuurhistorische waarden te beschermen.
4. Agrarisch - 2
- voor kleinschalig agrarische (hobby/recreatief) gebruik/gronden;
- toegestane functies: boomgaarden, (moes)tuinen, grasland en (paarden)weitjes;
- het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden;
- gronden voornamelijk in particulier bezit;
- bebouwing toegestaan passend binnen de bestemming (extra met binnenplanse afwijking) zoals: schuurtjes, bergingen, tuinhuisjes, hobbykassen etc met opgenomen maximum oppervlak en maximum goot- en bouwhoogte.
5. Waarde - Landschap (dubbelbestemming)
Dit is een dubbelbestemming en deze bestemming geldt naast een primaire bestemming (zie paragraaf 6.4.16). Dat betekent bijvoorbeeld dat het kerkhof bij de Bonifatiuskerk bestemd is als 'Maatschappelijk' met een dubbelbestemming 'Waarde - Landschap'. Het kerkhof ligt binnen het 'beeldbepalend groen - binnen historische dorpsstructuur' maar kan niet worden bestemd als 'Agrarisch - 2' zoals het omliggende gebied. Daardoor is het kerkhof minder goed beschermd. Door de dubbelbestemming hierop te leggen, wordt aansluiting gezocht bij de omgeving en worden de landschappelijke waarden van het kerkhof beschermd.
Keuzes: structuurvisie is leidend
Er is voor gekozen om afhankelijk van het gebruik en de functie van de afzonderlijke groene gebieden de meest passende bestemming te kiezen. Dat betekent dat de paardenweitjes zijn bestemd als 'Agrarisch' en de groenzones en het park als 'Groen - Landschap en park'. Hierdoor wordt de groene buffer rondom Elden zoals opgenomen in de Structuurvisie Elden en de dorpse sfeer/uitstraling beschermd. Dit past binnen de gemeentelijke uitgangspunten op het gebied van groen/ecologie (zie paragraaf 4.6) en cultuurhistorie (zie paragraaf 4.9.2).
Zone met historische bebouwing / inrichting en karakteristieke openbare ruimte;
Deze gebieden bestaan uit de historische linten zoals de Klapstraat, Westerveldsestraat, Rijksweg - West en De Brink met de aangrenzende bebouwing. Kenmerk van deze gebieden is de verschillende type bebouwing uit wisselende tijden. Dat zorgt voor de dorpse uitstraling. Hiermee onderscheidt Elden zich van andere wijken in Arnhem-Zuid. Deze verscheidenheid aan bebouwingsvormen en historische linten wordt beschermd door de bestaande bebouwing als zodanig te bestemmen. Het aantal woningen, de goot- en nokhoogten en de voorgevelrooilijn zijn vastgelegd. Hierdoor wordt de bestaande bebouwing strak bestemd en hiermee ook de bestaande (cultuurhistorische)waarden. De voor- en zijtuinen langs de historische linten zijn bestemd als 'Tuin' zodat bebouwing in welke vorm dan ook expliciet wordt uitgesloten en ook parkeren in de voortuin niet mogelijk is. Hiermee wordt het groene karakter van de historische linten beschermd.
Woningbouwlocaties voor en na 2005
De woningbouwlocaties die op de kaart van de Structuurvisie Elden zijn weergegeven zijn allemaal uitgevoerd of in voorbereiding. In dit bestemmingsplan zijn deze locaties positief bestemd.
Bedrijvigheid, Stedelijke functies (Gelderse Poort, OHRA en GelreDome) en Sport
Dit zijn de gebieden die andere functies kennen dat de woonfunctie en die als zodanig in gebruik zijn. In dit bestemmingsplan zijn deze functies positief bestemd waarbij is gekeken naar de gebruiks- en bouwmogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen.
6.3 Opzet Van De Regels
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is verplicht.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels (o.a. ontheffingen);
- 4. Overgangs- en slotregels.
6.3.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
- Begrippen (Artikel 1)
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen. - Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden. Op de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Deze wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke).
6.3.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.
Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:
- 1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
- 2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
- 3. Ontheffing van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels
- 4. Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.
In paragraaf 6.4 van de toelichting worden de verschillende bestemmingen toegelicht. Een verdere uitwerking van de keuze van de bestemmingen en een vergelijking met de geldende bestemmingsplannen is terug te vinden in paragraaf 6.5.
6.3.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
- Anti-dubbeltelregel (Artikel 29)
Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend - Algemene bouwregels (Artikel 30)
Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage. - Algemene gebruiksregelsArtikel 31)
In dit artikel zijn de algemene gebruiksregels opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan. - Algemene aanduidingsregels (Artikel 32)
In dit artikel worden de regels gesteld over gebiedsaanduidingen. Dit is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor naast de bestemmingen specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. In dit bestemmingsplan komen de volgende gebiedsaanduidingen voor:
1. Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Deze aanduiding beschermt het grondwaterbeschermingsgebied dat geldt voor het uiterste noordoost gelegen deel (strook langs de Huissensedijk) van het plangebied en is ingesteld voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening (zie voor meer informatie paragraaf 6.3.3). Voor werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die plaatsvinden in dit gebied is een omgevingsvergunning vereist.
2. Veiligheidszone - lpg
Aan de Eldensedijk ligt een tankstation met lpg. Rondom het lpg-vulpunt ligt een veiligheidszone waarbinnen specifieke regels gelden. Deze veiligheidszone valt in het noorden over een klein deel van het plangebied van dit bestemmingsplan. De specifieke regels zijn opgenomen in dit artikel.
3. Waardevolle boom
De waardevolle bomen die niet zijn gelegen binnen het park zijn apart bestemd. Dit geldt voor een boom aan de Huissensedijk en aan de Meester Merkxstraat. In deze regel worden beperkingen gesteld aan de bouwmogelijkheden in de directe zone rondom de boom.
- Algemene afwijkingsregels (Artikel 33)
In dit artikel worden de voorwaarden beschreven waaronder burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bestemmingsplan. Deze afwijkingen gelden voor het hele plangebied. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.
6.3.4 Overgangs- en slotbepalingen
In Overgangs- en slotregels staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
6.4 Uitleg Van De Bestemmingen
In deze paragraaf worden de bestemmingen die in dit bestemmingsplan voorkomen toegelicht. Er wordt voornamelijk aangegeven welke functies binnen de bestemming zijn toegestaan, welke bebouwingsregels er gelden en (eventueel) welke afwijkingsmogelijkheden er zijn. Er wordt ook kort aangegeven voor welke gebieden deze bestemmingen gelden.
6.4.1 Agrarisch
In dit bestemmingsplan komen twee bestemmingen 'Agrarisch' voor: Agrarisch - 1 en Agrarisch - 2. In dit geval moet bij de naam 'agrarisch' niet gedacht worden aan intensieve agrarische bedrijvigheid. Het gaat hier om delen van de beeldbepalende groengebieden die als zodanig zijn aangegeven op de kaart in de Structuurvisie Elden (zie paragraaf 6.2). Deze gronden zijn in gebruik als weide waarop paarden en schapen grazen, kleinschalige boomgaarden, tuinen etc. De agrarische bestemming doet het meeste recht aan het huidige en toekomstig wenselijke gebruik. Hieronder worden beide bestemmingen kort toegelicht.
Agrarisch - 1 (Artikel 3)
Een aantal van de gebieden die zijn gelegen buiten de grenzen van het dorp en binnen het beeldbepalende groen (park- en randzone) zijn als zodanig bestemd. Het gaat dan onder andere om het gebied rondom het Hoefijzer. Binnen deze bestemming zijn niet grondgebonden agrarische bedrijven, groengebieden en water. De op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen natuur- cultuurhistorisch- en landschappelijke waarden worden beschermd door een omgevingsvergunningstelsel. Dat betekent dat een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals het aanleggen van een watergang of het kappen van een boom. Bebouwing is binnen deze bestemming uitsluitend toegestaan met een binnenplanse afwijking.
Agrarisch - 2 (Artikel 4)
Een groot deel van de gebieden binnen de grenzen van het dorp kennen in de Structuurvisie Elden de functie 'beeldbepalend groen - binnen historische dorpstructuur. Deze gebieden kenmerken zich door wisselend gebruik en zijn essentieel voor de uitstraling van Elden als dorp. Deze gebieden zijn bestemd als 'Agrarisch - 2' en hierbinnen zijn groenvoorzieningen, (moes)tuinen, weiden, boomgaarden en watergangen toegestaan. Het gaat onder andere om het gebied rondom de Bonifatiuskerk aan de Huissensedijk en de gronden ten westen van de Rijksweg-Oost.
Bebouwing die past binnen de bestemming is onder voorwaarden (maximum oppervlak en maxmimum goot- en bouwhoogte) toegestaan. Het is mogelijk om met een binnenplanse afwijking af te wijken van deze voorwaarden. Voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is binnen deze bestemming geen omgevingsvergunning nodig.
Aan de Rijksweg-West 70 en de Klapstraat 50 staat bij de boomgaard een schuur die wordt gebruikt voor de verkoop van fruit. Deze schuur is voorzien van de functieaanduiding 'fruitteelt toegestaan'. Daarnaast is de parkeerplaats aan de Klapstraat (ten hoogte van huisnummer 72b) voorzien van een functieaanduiding 'parkeerterrein'.
6.4.2 Bedrijf
Binnen de bestemming 'Bedrijf' (Artikel 5) zijn bedrijven toegestaan zoals genoemd in de bedrijvenlijst die als bijlage bij de regels is opgenomen. De bedrijvenlijst is gebaseerd op de categorale bedrijfsindeling uit de herziene uitgave van de publicatie 'bedrijven en milieuzonering (Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009)'. Het betreft een selectie uit de volledige opsomming van bedrijven, die gebaseerd is op de SBI (Standaardbedrijfsindeling) van het centraal Bureau voor de Statistiek. Om tot de SBI te komen is elk bedrijfstype beoordeeld op basis van een aantal milieucriteria, die betrekking hebben op onder meer de aspecten geur, stof, geluid, gevaar en verkeer. Daarbij is per bedrijfstype voor elk milieucriterium een afstand bepaald, deze afstand is zodanig groot dat wanneer op die afstand van een gemiddeld modern bedrijf van dat type (in een rustige woonwijk) wordt gewoond, geen aanmerkelijke hinder meer wordt ondervonden van het betrokken soort milieubelasting.
Bedrijven op deze lijst zijn ingedeeld in categorieën op basis van de hinder die zij kunnen veroorzaken. Bedrijven die niet op de lijst voorkomen maar kunnen aantonen dat zij een vergelijkbare hinder (of minder) veroorzaken kunnen eveneens via een afwijking worden toegestaan. Binnen de bestemming zijn detailhandel, horeca-activiteiten, agrarische bedrijven, recreatiebedrijven, kantoren en seksinrichtingen niet toegestaan. Bedrijfs- / dienstwoningen zijn wel toegestaan mits de huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.
Deze bestemming geldt onder andere voor de bedrijven die zijn gelegen aan de achterzijde van de woningen aan de Klapstraat en voor de bedrijven aan de Molenweg. Voor twee percelen geldt een bedrijfbestemming met een functieaanduiding en dat zijn:
- de zone achter de bedrijven aan de Molenweg wordt deels gebruikt als opslag en parkeren voor de daaraan grenzende bedrijven. Met een functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1' is dit mogelijk gemaakt.
- de molen aan de Molenweg 1c. Hier is uitsluitend een molen met productiegebonden detailhandel toegestaan.
- de bebouwing (schuur) op het perceel achter de woningen Rijksweg-West 79 (a t/m c). Hier is uitsluitend opslag toegestaan.
6.4.3 Bedrijf - nutsvoorziening
De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' (Artikel 6) is bedoeld voor nutsbedrijven of soortgelijke instellingen waaronder een gasontvangststation. Dit zijn bedrijven, gericht op de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, de verzorging van telecommunicatie of de afvoer en verwerking van afvalstoffen. In het plangebied zijn de nutsvoorzieningen aan de Molenweg als zodanig bestemd.
Er is voor gekozen om deze voorzieningen/bedrijven specifiek als nutsvoorziening te bestemmen. Een algemene bedrijfsbestemming maakt naast nutsvoorzieningen op deze locatie ook andere bestemmingen mogelijk zoals een autobedrijf en dat is hier niet wenselijk.
Naast de nutsvoorzieningen/-bedrijven die expliciet zijn bestemd, zijn er nutsvoorzieningen van geringe omvang zoals transformatorstations en schakelhuisjes, die niet apart bestemd zijn. Voor dergelijke voorzieningen kunnen burgemeester en wethouders afwijking verlenen tot maximaal 75m3 binnen elke bestemming.
6.4.4 Bedrijf - verkoop motorbrandstoffen zonder lpg
Aan de Klapstraat ligt een tankstation. Dit tankstation is bestemd als 'Bedrijf - Verkooppuntmotorbrandstoffen zonder lpg' (Artikel 7). Aan de voorzijde van het tankstation is een luifel toegestaan. Het tankstation verkoopt ook lpg maar dat is onlangs c.q. wordt binnenkort beëindigd (zie ook paragraaf 4.5).
6.4.5 Centrum
De bebouwing rond De Brink is bestemd als 'Centrum' (Artikel 8). Dit is een verzamelingbestemming waarin stedelijke functies zoals detailhandel, horeca (met uitzondering van nachtclubs, discotheken en coffeeshops), kantoren maar ook de functies wonen en maatschappelijk zijn toegestaan. Dit betekent dat deze functies onderling uitwisselbaar zijn. Dit zorgt voor flexibiliteit bij de invulling van het centrum van het dorp. Zo kan een bakkerij worden vervangen door een kapper etc. De boven de begane gronden gelegen bouwlagen zijn uitsluitend bestemd voor wonen (behalve voor de gronden waarbij met een functieaanduiding 'horeca' boven de grond is toegestaan).
6.4.6 Gemengd
Binnen de bestemming 'Gemengd' (Artikel 9) zijn zowel woningen als maatschappelijke functies toegestaan. Deze bestemming geldt onder andere voor Huize Oosterveld aan de Rijksweg-West.
Binnen de woonfunctie passen verscheidene woonvormen zoals gezinsbewoning, bejaardenhuizen, kamerbewoning (tot maximaal 4 personen zonder vergunning), serviceflats, etc. Bijzondere woonvormen, zonder therapeutische behandeling, passen ook binnen deze bestemming evenals beroepsmatige activiteiten. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen is hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden, zie hiervoor paragraaf 6.4.15.
Onder maatschappelijke functies worden verstaan onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg, voor levensbeschouwelijke functies en voor politieke-, belangen- en ideële organisaties/verenigingen en hobbyclubs en openbare dienstverlening. Voorbeelden hiervan zijn scholen, ziekenhuizen en kerken. Ten behoeve van deze functie is tevens ondergeschikte horeca, zoals bijvoorbeeld een kantine, toegestaan.
Op de verbeelding zijn binnen de bestemming 'Gemengd' bouwvlakken weergegeven waarbinnen de hoofdbebouwing met, daar waar mogelijk en gewenst, uitbreidingsmogelijkheden opgericht kunnen worden. Het hele bouwvlak mag worden bebouwd in de aangegeven bouw- en goothoogte tenzij er een bebouwingspercentage is aangegeven. Verder is ook het aantal toegestane woningen/wooneenheden opgenomen. Buiten het bouwvlak kunnen andere bouwwerken worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 1 meter.
6.4.7 Groen
In dit bestemmingsplan komen twee groenbestemmingen voor:
- 1. Groen (Artikel 10);
- 2. Groen - Landschap en park (Artikel 11).
Groen
De bestemming 'Groen' is voornamelijk bedoeld voor het (openbaar) groen dat is gelegen binnen het dorp en dat waarde heeft voor de direct omwonenden. Binnen deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn de belangrijkste waterlopen en waterpartijen opgenomen in deze bestemming. Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer is eveneens toegestaan. Wegen voor doorgaand autoverkeer en parkeren zijn niet toegestaan. Bij snippergroen wordt afhankelijk van de locatie gekozen voor de groenbestemming of de bestemming Verkeer-verblijfsgebied. Dit hangt af van de grootte van de groenzone en de ligging.
Bebouwing binnen de groenbestemming is uitsluitend toegestaan indien dit binnen de bestemming past zoals speeltoestellen en verlichting met een maximumbouwhoogte van 4 meter.
Voor de gronden tussen de Dr. H.J. Jagerstraat (tussen huisnummer 48 en 50) en de Westerveldsestraat (tussen huisnummer 4 en 6) gelden twee functieaanduidingen (zie ook de toelichting in bijlage 1, bij deelgebied 15):
- voor een strook van ongeveer 3,5 meter langs Westerveldsestraat 6 en Dr H.J. Jagerstraat 48 geldt de functieaanduiding 'verkeer'. In de regels is opgenomen dat deze gronden tevens zijn bestemd voor een pad voor hulpdiensten en dat het gebruik van deze zone als fiets- en wandelpad is uitgesloten. Hiermee wordt een tweede (nood)ontsluiting voor de woningen aan de Dr. H.J. Jagerstraat mogelijk gemaakt. Er is in de bestaande situatie maar één ontsluiting en dat is in strijd met landelijke regels.
- voor de overige gronden geldt naast de groenbestemming een functieaanduiding 'tuin'. Hiermee kan dit stuk gemeentegrond ook worden gebruikt als tuin bijvoorbeeld ten behoeve van omliggende woningen.
Groen - Landschap en park
De bestemming 'Groen - Landschap en park' is gelegd op gronden die structuurbepalend zijn op wijkniveau. Dit is een zwaardere bestemming dan 'Groen' omdat hier een vergunningstelsel aan is gekoppeld. Dat betekent dat binnen de bestemming een omgevingsvergunning noodzakelijk is om bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren zoals het aanleggen van verharding en het kappen van bomen.
Binnen de bestemming 'Groen - Landschap en park' is geen bebouwing toegestaan. Er is wel een bevoegdheid voor het college opgenomen om af te wijken van het bestemmingsplan indien de bebouwing geen afbreuk doet aan de bestemming en de daarin voorkomende waarden. Het gaat dan om bebouwing die past binnen de bestemming waarbij een maximumbouwhoogte geldt van 4 meter.
Deze bestemming geldt voor een groot deel van de 'groene ring' om Elden zoals Park Westerveld, de dijken aan de noordkant van Elden, de groenstrook langs de Batavierenweg, het park tussen Eldenstaete en Elden en de Rijksweg-Oost.
De Drielsedijk en de Huissensedijk zijn ook bestemd als 'Groen - Landschap en park'. Op deze wegen is echter naast langzaamverkeer ook gemotoriseerd verkeer toegestaan. Met een Verkeersbesluit is geregeld dat deze dijken uitsluitend gebruikt mogen worden voor bestemmingsverkeer. Het autoverkeer is op de dijken mogelijk gemaakt met een functieaanduiding 'verkeer'.
6.4.8 Kantoor
De bestemming 'Kantoor' (Artikel 12) is bedoeld voor bedrijven die uitsluitend dienstverlenende- en geen productiewerkzaamheden verrichten. In het plangebied gaat het om de kantoren in de Gelderse Poort en het hoofdkantoor van de OHRA.
Op de plankaart is voor de kantoren een maximumbouwhoogte en een bebouwingspercentage opgenomen. Verder biedt het bestemmingsplan met een binnenplanse afwijking de volgende mogelijkheden:
- de bouw van een parkeerdek buiten de bouwvlakken om extra parkeerplaatsen te kunnen aanleggen.
- overschrijding van het bebouwingspercentage (dat geldt binnen het bouwvlak) voor de bouw van een parkeerdek;
- de realisatie van één lunchroom (horeca - a) binnen de kantoorbestemming.
- de realisatie van een kiosk buiten het bouwvlak onder bepaalde voorwaarden.
- naast kantoren zijn ook maatschappelijke functies (met uitzondering van geluidgevoelige functies) zoals gezondheids- en welzijnszorg mogelijk met een maximum van 1.000 m2 per bedrijfspand.
6.4.9 Maatschappelijk
De bestemming 'Maatschappelijk' (Artikel 13) is bedoeld voor functies ten behoeve van onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg, levensbeschouwelijke organisaties en politieke-, belangen- en ideële. Voorbeelden hiervan zijn scholen, ziekenhuizen en kerken. Dienstwoningen die horen bij de bestemming, zoals bijvoorbeeld een conciërgewoning of pastorie, zijn toegestaan. Aan de hoofdfunctie is ondergeschikte horeca (kantine) eveneens toegestaan.
Binnen het plangebied liggen twee basisscholen, kerken en andere maatschappelijke functies die als zodanig zijn bestemd.
Bij de beide kerken is het kerkhof met een functieaanduiding toegestaan. De uitbreiding van het kerkhof bij de Bonifatiuskerk is meegenomen. Deze uitbreiding is met een vrijstelling van het bestemmingsplan in 2008 al mogelijk gemaakt.
6.4.10 Recreatie
De volkstuinen langs het Perenlaantje en op het achterterrein in het bouwblok Rijksweg-West - Meester Merkxstraat - Hennepstraat zijn bestemd als 'Recreatie' (Artikel 14). Binnen deze bestemming is kleinschalige bebouwing toegestaan. Hierbij is aansluiting gezocht bij de bebouwing die in de huurovereenkomst tussen de gemeente en de volkstuinvereniging is opgenomen. Nachtverblijf wordt in deze bestemming expliciet uitgesloten.
6.4.11 Sport
De sportvoorzieningen aan de westkant van Elden ten oosten van de Batavierenweg zijn bestemd als 'Sport' (Artikel 15). Bebouwing mag alleen binnen het aangegeven bouwvlak. Bebouwing buiten het bouwvlak is alleen mogelijk met afwijking van het bestemmingsplan. Het betreft dan bebouwing passend binnen de bestemming zoals een fietsenstalling en hekwerken met een maximumbouwhoogte van 3 meter. Voor de bouw van tribunes kunnen burgemeester en wethouders een hogere maximumbouwhoogte vaststellen. Dit mag echter geen nadelige gevolgen hebben voor het woon- en leefklimaat in de omgeving.
Lichtmasten zijn buiten het bouwvlak als uitzondering wel toegestaan. Er zijn wel nadere eisen opgenomen waaraan deze lichtmasten moeten voldoen om mogelijke overlast voor aan- en omwonenden te voorkomen. Deze nadere eisen zijn gebaseerd op vastgestelde beleidsregels (zie paragraaf 3.8).
6.4.12 Tuin
In de Structuurvisie Elden zijn de historische linten zoals de Rijksweg - West, de Klapstraat, de Brinksestraat en de Molenweg aangeduid als zone met historische bebouwing / inrichting waarbij de openbare ruimte tevens is aangemerkt als karakteristiek. Om uitvoering te geven aan deze waardering hebben de voor- en zijerven van de woningen aan deze linten de bestemming 'Tuin' gekregen (zie ook paragraaf 6.2). Door deze bestemming wordt het groene dorpse karakter met grote voortuinen nog eens benadrukt. Dit is met name van belang omdat groene voortuinen een belangrijke bijdrage leveren aan de beleving van het openbaar gebied. Binnen de tuinbestemming zijn in principe geen bebouwing of bouwwerken toegestaan die het groene karakter kunnen aantasten.
De tuinbestemming reikt bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen tot 5 meter achter de naar de weg toegekeerde gevel. Dit zorgt ervoor dat de open ruimte tussen woningen gevrijwaard blijft van bebouwing.
6.4.13 Verkeer
De bestemming verkeer is opgedeeld in een tweetal 'sub-bestemmingen' te weten:
- 1. 'Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 17);
- 2. 'Verkeer - Wegverkeer' (Artikel 18);
Hieronder wordt ingegaan op deze twee sub-bestemmingen:
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.
Bij de nieuwbouwwoningen aan de Zagerij is een geluidscherm gepland. Dit geluidscherm met een maximumbouwhoogte van 4 meter is mogelijk gemaakt met een functieaanduiding 'geluidscherm'.
Verkeer - Wegverkeer
De bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' is bedoeld voor wegen die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Onder andere wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming.
6.4.14 Water
De bestemming 'Water' (Artikel 19) is gelegd op de waterpartijen (sloten, vijvers, kolken en wielen) voorzover deze in het beheer zijn bij het waterschap of die met een landschappelijke of cultuurhistorische waarde.
6.4.15 Wonen
Functie
Alle woningen in het plangebied zijn bestemd als 'Wonen' (artikel 20). Binnen deze bestemming passen verscheidene woonvormen zoals gezinsbewoning, bejaardenhuizen, kamerbewoning (tot maximaal 4 personen), serviceflats, etc. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Bijzondere woonvormen, niet specifiek gericht op therapeutische behandeling, passen ook binnen deze bestemming.
Binnen de bestemming 'Wonen' zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen is hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).
Garageboxen zijn op de plankaart aangeduid met "garage" binnen de bestemming wonen. Naast het stallen van auto's is een beperkte opslag toegestaan, mits gerelateerd aan de woonfunctie. Wonen in garageboxen is niet toegestaan evenmin als bijvoorbeeld detailhandel, prostitutie en bedrijfsmatige activiteiten.
In de bestemming "Wonen" zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld gevangenissen en asielzoekerscentra niet inbegrepen. Deze vormen van wonen zijn, indien van toepassing, in een specifieke vorm van de woonbestemming opgenomen.
Bebouwingsmogelijkheden
Binnen de bestemming 'wonen' zijn twee zones te onderscheiden: de bouwzone en de onbebouwbare zone.
De bouwzone omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst, uitbreidingsmogelijkheden. Als geen bebouwingspercentage is vermeld, mag deze gehele zone worden bebouwd in de aangegeven bouwhoogte, mits aan andere vereisten (bijvoorbeeld welstand) is voldaan.
Voor een deel van de bouwzone geldt een bouwaanduiding 'bijgebouwen'. De gronden met deze aanduiding zijn bedoeld voor garages, schuren en beperkte uitbreidingen aan het woonhuis, zoals serres. De maximale bouwhoogte van de bijgebouwen is 3 meter, exclusief kap. De maximale bouwhoogte voor uitbreidingen aan het woonhuis is gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag.
De onbebouwbare zone is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten, trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.
Bij de woningen aan de Tappisstraat en de I.W.J. Vos de Waelstraat mag in de onbebouwbare zone, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1', in de voortuin een bijgebouw en op de oprit naar de bestaande garage een carport worden gerealiseerd.
Functieaanduidingen
Een functieaanduiding wordt gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. In Elden zijn in de woonomgeving op verschillende plaatsen bedrijven gevestigd in of bij woningen. Dit zijn vooral historisch gegroeide ontwikkelingen. In dit bestemmingsplan worden deze functies deels met een functieaanduiding mogelijk gemaakt. Dat betekent dat naast de woonbestemming ook een andere functie is toegestaan. Binnen de woonbestemming zijn de volgende functies ter plaatse van de specifieke functieaanduidingen tevens toegestaan (zie ook de toelichting in paragraaf 6.5.5):
- een atelier ter plaatse van de functieaanduiding 'atelier'. Deze functieaanduiding geldt voor het pand aan de Rijksweg-West 71a die alszodanig in gebuik is;
- centrumfuncties zoals detailhandel, horeca en kantoren op de begane grond zoals genoemd in artikel 8.1 ter plaatse van de functieaanduiding 'centrum'. Deze aanduiding geldt voor een aantal panden rondom De Brink, voor twee panden langs de Rijksweg-West en voor de bijgebouwen bij het pand Westerveldsestraat 48. Het geldende bestemmingsplan maakt in deze woningen ook andere functies mogelijk en deze gebruiksmogelijkheid is in dit bestemmingsplan overgenomen;
- maatschappelijke functies ter plaatse van de functieaanduiding 'maatschappelijk'. Het pand Brinksestraat 1 is in het geldende bestemmingsplan bestemd als 'bijzondere bebouwing' Dat betekent dat hier maatschappelijk functies zijn toegestaan en dat is middels de functieaanduiding in dit bestemmingsplan ook mogelijk;
- praktijkruimten zoals een huisarts ter plaatse van de functieaanduiding 'praktijkruimte';
- opslag ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag'. Deze functieaanduiding geldt voor de schuur/loods achter het pand aan de Klapstraat 61;
- een kantoor ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor'. In het pand 1e Lourenskamp is een kantoor gevestigd. Dit kantoor is middels deze functieaanduiding, overeenkomstig de regeling in het geldende bestemmingsplan, positief bestemd;
- een installatiebedrijf ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf'. Deze functieaanduiding geldt voor het bedrijf dat al jaren is gevestigd achter het pand Klapstraat 57;
- een fietsenwinkel ter plaatse van de functieaanduiding 'detailhandel'. De fietsenwinkel aan de Klapstraat 45a is middels deze functieaanduiding positief bestemd. Andere functies of uitbreiding is niet mogelijk;
- een bedrijf in de vorm van de installatie en verkoop van schotelantennes ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-2'. Deze functieaanduiding geldt voor het bijgebouw bij de woning aan de Klapstraat 76. Het bedrijf dat daar al jaren is gevestigd is positief bestemd.
- een skate- en schaatsshop ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-3'. In de schuur bij het pand Klapstraat 51a is dit bedrijf gevestigd en het bedrijf is positief bestemd;
- tankstation ter plaatse van de functieaanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'. Deze aanduiding geldt voor het verkooppunt dat is gelegen in een woning. Het tankstation voor de woningen is bestemd als 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'.
- bij de nieuwbouwwoningen aan de Zagerij is een geluidscherm gepland. Dit geluidscherm met een maximumbouwhoogte van 4 meter is mogelijk gemaakt met een functieaanduiding 'geluidscherm'.
- uitsluitend voor autostalling of opslag van goederen ten behoeve van het wonen ter plaatse van de aanduiding 'autostalling'. Deze functieaanduiding geldt voor een aantal garageboxen in de nieuwbouwwijk Tuin van Elden en voor de garageboxen aan de Westerveldsestraat.
6.4.16 Dubbelbestemmingen
De SVBP 2008 geeft ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkelbestemmingen en daar iets over zeggen. In dit bestemmingsplan zijn zeven dubbelbestemmingen opgenomen:
- Leiding - Gas (Artikel 21);
- Leiding - Water (Artikel 22);
- Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied) (Artikel 23);
- Waarde - Archeologie (hoge verwachting) (Artikel 24);
- Waarde - Archeologie (lage verwachting) (Artikel 25);
- Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting) (Artikel 26);
- Waarde - Landschap (Artikel 27);
- Waterstaat - Waterkering (Artikel 28).
Hieronder worden deze kort toegelicht:
Leiding - Gas (Artikel 21)
De aardgasleiding ligt in het zuiden van het plangebied. De leiding komt vanuit De Laar Oost het plangebied in, ligt langs de OHRA, achter de bedrijven aan de Molenweg en komt uit in een Nutsgebouw aan de Molenweg. De gasleiding is primair bestemd als gasleiding. De onderliggende bestemmingen zijn hieraan ondergeschikt. Voor de zone van deze leiding, waarvan de maat in dit artikel is opgenomen, zijn beperkingen van de bouwmogelijkheden opgenomen. Bouwen ten behoeve van de secundaire bestemmingen is bij recht allen mogelijk als het vervanging of vernieuwing betreft. Verder is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen.
Daarnaast is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen, ten aanzien van werken en werkzaamheden in en aan de grond.
Leiding - Water (Artikel 22)
Door het plangebied stromen een aantal sloten/watergangen. Deze sloten zijn voor het grootste deel opgenomen in de bestemming 'Water'. Er ligt ook een belangrijke waterverbinding in een leiding onder de grond. Deze leiding verbindt een sloot aan de rand het GelreDome-terrein met de watergang die aan de noordzijde van de Tuin van Elden ligt. Om deze ondergrondse watergang te bestemmen, is de bestemming 'Leiding - Water' opgenomen. Deze bestemming bestemd de grond waar de ondergronds watergang is gelegen primair voor watergang. De onderliggende bestemmingen zijn hieraan ondergeschikt. Voor de zone boven en om de watergang zijn beperkingen voor de bouwmogelijkheden opgenomen om de leiding niet aan te tasten. Tevens is er een omgevingsvergunningsplicht opgenomen, ten aanzien van de werken en werkzaamheden in en aan de grond.
Waarde - Archeologie
- Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied) (Artikel 23);
- Waarde - Archeologie (hoge verwachting) (Artikel 24);
- Waarde - Archeologie (lage verwachting) (Artikel 25).
- Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting) (Artikel 26);
Deze dubbelbestemmingen gelden voor de gebieden waarvoor een verschillende archeologische verwachtingskans geldt. Dit artikel bevat een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen geldende beschermende bouwregels en nadere eisen. De zone waarbinnen sprake is van een archeologisch waardevol gebied, hoge archeologische verwachting, middelhoge verwachting en lage archeologische verwachting zijn op de plankaart nader aangeduid. Daarnaast is in de regels geregeld dat ter plaatse van de op de plankaart aangegeven zone een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden alleen mag worden afgegeven wanneer blijkt dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd. Daartoe geldt een onderzoeksplicht. De uitkomst van dit onderzoek is dat, voordat een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt afgegeven, het inzichtelijk moet zijn dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd.
In de vigerende bestemmingsplannen was deze bestemming niet opgenomen en zijn de archeologische waarden ook niet op een andere wijze beschermd.
Waarde - Landschap (Artikel 27)
De maatschappelijke- en sportbestemmingen die in de waardevolle groengebieden van dit plangebied liggen, zijn extra bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap'. Dit geldt voor de sportterreinen aan de oostkant van Elden en voor het kerkhof bij de Bonifatiuskerk aan de Huissensedijk.
Door deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunningstelsel van kracht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Dat betekent dat binnen de bestemming een omgevingsvergunning noodzakelijk is om bepaalde werkzaamheden uit te voeren zoals het aanleggen van verharding en het kappen van bomen. Aantasting van het gebied wordt op deze wijze zoveel mogelijk tegen gegaan.
Waterstaat - Waterkering (Artikel 28)
De Bandijk aan de noordzijde van de Batavierenweg (buiten het plangebied) heeft een beschermingszone. Deze beschermingszone valt binnen dit bestemmingsplan en begint bij de kruising Eldenseweg-Batavierenweg en volgt de Batavierenweg tot aan de afslag naar Driel. Voor de beschermingszone is de Keur van het waterschap van toepassing. De waterkering wordt in dit artikel primair bestemd, als 'Waterstaat - Waterkering'. Dit om de bescherming van de waterkering te garanderen.
6.5 Vergelijking Met De Geldende Bestemmingsplannen
6.5.1 Algemeen
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid. Het geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht en veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.
Dit bestemmingsplan heeft voor het overgrote deel een conserverend karakter. De bestaande bebouwing en functies worden conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Gaf het geldende bestemmingsplan ruimere mogelijkheden dan er gerealiseerd zijn en is realisatie stedenbouwkundig en planologisch nog aanvaardbaar, dan wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd.
In enkele gevallen vinden er wijzigingen plaats in de bestaande planologische situatie. Deze wijzigingen hebben over het algemeen een beheersmatig karakter of zijn doorgevoerd om binnen de bestaande ruimtelijke en functionele structuur meer flexibiliteit te bewerkstelligen. Daarnaast kunnen wijzigingen voortkomen als gevolg van legalisering van bestaand gebruik, mits dit planologisch wenselijk is.
In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op het geldende bestemmingsplan, de wijzigingen o.a. naar aanleiding van modernisering etc. en op verleende vrijstellingen. In bijlage 1 wordt per perceel een vergelijking gemaakt tussen het geldende bestemmingsplan en dit nieuwe bestemmingsplan 'Elden 2012'.
6.5.2 Geldend bestemmingsplan Elden
Voor een groot deel van Elden geldt het bestemmingsplan Elden (goedgekeurd door de Provincie in 1977). Dit was een globaal bestemmingsplan dat niet alle aanwezige functies en bebouwing positief bestemde. Sinds de inwerkingtreding van het geldende bestemmingsplan hebben diverse ontwikkelingen plaatsgevonden. Deze ontwikkelingen zijn grotendeels juridisch geregeld met een partiële herziening van het geldende bestemmingsplan, een nieuw bestemmingsplan of met een vrijstelling/ontheffing van het geldende bestemmingsplan. In dit nieuwe bestemmingsplan worden deze inmiddels gerealiseerde gebruiks- en bouwmogelijkheden zoveel mogelijk meegenomen. In de afgelopen 35 jaar zijn er ook situaties ontstaan of is er bebouwing gerealiseerd die niet past binnen het geldende bestemmingsplan. Van deze situaties of bebouwing is per geval bekeken of dit in dit bestemmingsplan gelegaliseerd kan worden.
In paragraaf 1.4 is aangegeven welke bestemmingsplannen waar geldend zijn. Zoals hierboven aangegeven geldt voor het grootste deel van Elden het bestemmingsplan Elden. Hieronder wordt aangegeven welke gebruiks- en bouwmogelijkheden dit bestemmingsplan geeft. Voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden die de overige bestemmingsplannen mogelijk maken, wordt verwezen naar bijlage 1.
Bestemmingen
In de onderstaande tabel worden de bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan 'Elden' weergegeven waarbij is aangegeven welke functies zijn toegestaan en of en hoe bebouwing is toegestaan.
Bestemming | Toegestane functies. Bestemd voor: | Bebouwingsmogelijkheden |
Openbaar groen | de aanleg en instandhouding van voor openbaar gebruik bestemde groenvoorzieningen met de daarin eventueel opgenomen paden, watergangen en dergelijke | Bebouwing is niet toegestaan |
Natuurgebied | de aanleg en instandhouding van bos, park, plantsoen, cultuurgrond, water en paden | Er mogen maximaal drie met de bestemming samenhangende bouwwerken worden opgericht met een maximumbouwhoogte van 3 meter en een maximumvloeroppervlak van 20 m2 elk. |
Parkgebied | de aanleg en instandhouding van park, plantsoen, cultuurgrond, water en paden | Er mag maximaal één met de bestemming samenhangend bouwwerk worden opgericht met een maximumbouwhoogte van 3 meter en een maximumvloeroppervlak van 20 m2 elk. Er is een vrijstellingsmogelijkheid voor één club- of verenigingsgebouw met een maximumbouwhoogte van 3,5 meter en een maximumvloeroppervlak van 75 m2. |
Kwekerij | het gebruik ten behoeve van een kwekerij en een tuincentrum | Binnen het bouwvlak zijn binnen de bestemming passende gebouwen en andere bouwwerken (waaronder een dienstwoning) toegestaan. |
Tuinbouw | het gebruik ten behoeve van tuinbouwdoeleinden | Binnen het bouwvlak mogen uitsluitend woon- en/of bedrijfsgebouwen ten dienste van de bestemming (dienstwoning) worden gebouwd. |
Tuinbouw, kassen ed toegestaan | het gebruik ten behoeve van tuinbouwdoeleinden | Binnen het bouwvlak mogen kassen e.d. worden gebouwd. |
Sportterrein | de aanleg en instandhouding van sportterreinen met de daarbij behorende parkeeraccommodatie | Binnen het bouwvlak mogen een manege en kleed- en clubgebouwtjes worden gebouwd. |
Speelterrein | de aanleg en instandhouding van speelterreinen | Er mogen bij een speelterrein behorende bouwwerken zoals terreinafscheidingen en keermuren met een maximumbouwhoogte van 1 meter worden gebouwd. |
Tuin | de aanleg en instandhouding van tuinen | Bebouwing is niet toegestaan |
Erf | de aanleg en instandhouding van erven | De toegestane bebouwing is afhankelijk van de klasse van de aangrenzende woonbestemming |
Eengezinshuizen | eengezinshuizen in verschillende klassen | De toegestane type bebouwing is afhankelijk van de klasse (vrijstaand, open bebouwing etc.), zie |
Gemengde bebouwing | winkels, kantoren, showrooms, horecabedrijven of soortgelijke bebouwing met - doch uitsluitend aan de achterzijde - de bijbehorende magazijnen, bergingen en stallingen | Bebouwing uitsluitend binnen het bouwvlak en bij gebouwen in twee lagen mag de tweede bouwlaag geheel of gedeeltelijk uit woningen bestaan. |
Bijzondere bebouwing | het gebruik ten behoeve van kerken, scholen, wijk-, verenigings- en openbare gebouwen, gast- en verpleeginrichtingen | Bebouwing uitsluitend binnen het bouwvlak met de daarbij behorende bijgebouwen waaronder één dienstwoning per complex. |
Handel en nijverheid | - het gebruik ten behoeve van handels- en industriële doeleinden, alsmede openbare diensten en bedrijven voor de gebieden gelegen ten zuiden van de Molenweg, ten noorden van de Klapstraat en direct ten oosten van de Rijksweg-West - het gebruik ten behoeve van een molen voor de gebieden gelegen ten noorden van de Molenweg - gebruik van detailhandel wordt geacht in strijd te zijn met de bestemming. | Bebouwing uitsluitend binnen het bouwvlak met de daarbij behorende bijgebouwen waaronder (uitsluitend voor het gebied ten zuiden van de Molenweg) één dienstwoning per complex. |
Vergelijking met het bestemmingsplan Elden 2012
Zoals in paragraaf 6.3 wordt aangegeven, zijn de bestemmingen die mogen worden gebruikt wettelijk vastgelegd. In de Standaard Vergelijkbaarheid Bestemmingsplannen (SVBP) staan de toegestane hoofdgroepen. Hieronder wordt ingegaan op de woonbestemming. Voor de overige bestemmingen kan de volgende algemene lijn aangehouden worden (in specifieke gevallen kan een andere keuze zijn gemaakt):
- openbaar groen wordt Groen of Groen - Landschap en park;
- parkgebied wordt Groen - Landschap en park;
- tuinbouw wordt Agrarisch - 1 of Agrarisch - 2;
- watergangen gelegen in het groen of park die belangrijk zijn voor de waterhuishouding zijn bestemd als Water;
- Sportterrein wordt Sport;
- Gemengde bebouwing wordt Centrum;
- Bijzondere bebouwing wordt Maatschappelijk;
- Handel en nijverheid wordt Bedrijf.
In paragraaf 6.4 wordt dieper ingegaan op de bestemmingen die voorkomen in dit bestemmingsplan en wat hier binnen wel en niet is toegestaan.
Verdeling van de klasse bestemmingen voor eengezinshuizen
In het geldende bestemmingsplan Elden zijn voor de woningen verschillende bestemmingen eengezinshuizen opgenomen en deze hebben per klasse verschillende bebouwingsmogelijkheden. Er wordt per klasse aangegeven welk type woningen (vrijstaand, half vrijstaand etc.) is toegestaan. Daarnaast wordt de minimale afstand van zijgevels tot perceelsgrenzen en de minimale afstand van zijgevels onderling per klasse weergegeven.
In het geldende bestemmingsplan zijn de woonbestemmingen onderverdeeld in de volgende klassen:
Klasse | Type woningen | Minimale afstand zijgevels tot perceelsgrenzen | Minimale afstand van zijgevels onderling |
II. Eengezinshuizen in vrijstaande bebouwing | Vrijstaande woningen | 5 | 10 |
III. eengezinshuizen in open bebouwing | Vrijstaande of dubbele woningen | 3 | 6 |
IV. Eengezinshuizen in half-open bebouwing | Vrijstaande dan wel maximaal 8 aangebouwde woningen | 3 | 6 |
V. Eengezinshuizen in gesloten bebouwing | Aaneengebouwde woningen | 3 | 6 |
Aan klasse IV is goedkeuring onthouden en dat betekent dat de opgenomen bebouwingsregels hier niet gelden.
Vergelijking met het bestemmingsplan Elden 2012
In het bestemmingsplan Elden 2012 is voor elk bouwvlak is aangegeven hoeveel wooneenheden hierbinnen zijn toegestaan. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden bijvoorbeeld een vrijstaande woning te splitsen of om een dubbele woning samen te voegen. Onder bepaalde voorwaarden is dit mogelijk.
Op de plankaart zijn de bouwmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan zoveel mogelijk overgenomen. De afstanden tussen de zijgevels en de perceelsgrens en de zijgevels onderling zijn zoveel mogelijk op de plankaart ingetekend (ook voor klasse IV). Voor woningen die in het vigerende bestemmingsplan niet bestemd waren of woningen die met een vrijstelling mogelijk zijn gemaakt, wordt zoveel mogelijk de bestaande bebouwing bestemd met afhankelijk van de locatie beperkte uitbreidingsmogelijkheden.
Tuin- en erfbestemming
In het bestemmingsplan Elden zijn de voor- en zijkanten grotendeels bestemd als 'tuin' en de achtertuinen grotendeels als 'erf'.
De gronden bestemd als 'tuin' zijn uitsluitend bedoeld voor de aanleg en instandhouding als tuin. De gronden bestemd als 'erf' zijn bedoeld voor de aanleg en instandhouding als erf en binnen deze bestemming zijn (onder bepaalde voorwaarden) bergingen en garages toegestaan. Verder is aangegeven dat alleen bouwwerken mogen worden gebouwd die passen in een erf zoals terreinafscheidingen, terrassen en pergola's met een maximumbouwhoogte van 2 meter.
Vergelijking met het bestemmingsplan Elden 2012
In de nieuwe bestemmingsplansystematiek van de gemeente Arnhem zijn woningen inclusief voor- en achtertuin bestemd als 'Wonen'. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de 'onbebouwbare zone' en het bouwvlak. Binnen het bouwvlak mag een deel volledig worden bebouwd in de aangegeven maximum goot- en nokhoogte en het aantal woningen. Dit geldt voor de bestaande hoofdbebouwing (woning). Het overige deel is de zone bijgebouwen en deze geldt voor achter- en (eventueel) zijkanten van woningen. Binnen de zone bijgebouwen zijn aan- en bijgebouwen toegestaan. Het aantal vierkante meters toegestane bebouwing is afhankelijk van de grootte van de zone bijgebouwen.
Voor de voortuinen geldt dat deze zijn bestemd als wonen-onbebouwbaar. Dat betekent dat hier niet gebouwd mag worden. Voor de woningen langs de historische linten (zie paragraaf 6.2) geldt dat de voortuinen hier bestemd zijn als 'Tuin'. Het doel hiervan is dat de relatief grotere groene voortuinen langs de historische linten bijdragen aan de (groene) uitstraling van deze linten en daarmee van belang zijn voor Elden. De bestemming 'Tuin' voorkomt de mogelijkheid om in de voortuin te parkeren (behalve op een inrit naar een garage). Dat is ook ongewenst langs de historische linten.
Beroep aan huis
De in het vigerend bestemmingsplan toegestane berging of garage mag ook worden gebruikt als tuinhuisje, atelier, praktijk- en/of hobbyruimte. Dat betekent dat praktijkruimtes binnen de hoofdbebouwing niet zijn/waren toegestaan.
Door de gemeenteraad zijn beleidsregels vastgelegd voor de uitoefening van beroep aan huis. De regeling is dat onder bepaalde voorwaarden maximaal één derde van de woning mag worden gebruikt als beroep aan huis. Dit is een gemeentebrede regeling die ook voor Elden geldt en wordt verwerkt in het nieuwe bestemmingsplan.
Bouwhoogtes
Geldend bestemmingsplan: Het bestemmingsplan “Elden” regelt alleen het aantal bouwlagen. Er kan, indien aangegeven, vrijstelling worden verleend van het aantal bouwlagen. Er is geen maximumbouwhoogte opgenomen voor de woningen. Voor bebouwing die een andere bestemming heeft dan een woonbestemming zoals 'bijzondere bebouwing' geldt wel een maximumbouwhoogte.
In het bestemmingsplan Elden 2012 is per woning de maximum goot- en de maximumbouwhoogte opgenomen.
6.5.3 Modernisering en nieuwe wetgeving
In 2008 is een landelijke standaard voor bestemmingsplannen ingevoerd. De vigerende bestemmingsplannen die worden herzien met dit bestemmingsplan zijn vóór 2008 opgesteld en in werking getreden. Hierdoor kan het voorkomen dat in dit bestemmingsplan noodzakelijkerwijs aanpassingen of wijzigingen zijn doorgevoerd ten opzichte van de huidige plannen. Deze wijzigingen hebben niet zozeer betrekking op de juridische (gebruiks- en bouw)mogelijkheden maar meer op de naamgeving en verbeelding van de bestemmingen. Naast de wijzigingen vanuit de standaardisering is in de loop der jaren ook de methodiek van bestemmen binnen de gemeente Arnhem op kleine onderdelen gewijzigd. Daarnaast is er ook nieuwe wet- en regelgeving vooral met betrekking tot milieu- en omgevingsaspecten die moeten worden verwerkt in bestemmingsplannen. Dit heeft geleid tot de volgende wijzigingen ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen:
Archeologische waarden
Binnen de gemeente Arnhem is nieuw beleid op het gebied van archeologie vastgesteld (zie paragraaf 3.7.9). Het beleid houdt o.a. in dat voor het gehele grondgebied in kaart is gebracht wat de archeologische verwachting is. In een deel van Elden is vanwege de historie (zie paragraaf 4.9) de kans op archeologische vondsten hoog. Deze gebieden zijn op de plankaart aangegeven. Voor deze gebieden is voor grote bodemingrepen een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden noodzakelijk. De feitelijke consequentie is dat bij grotere bodemingrepen een archeologisch onderzoek verplicht is. Dit was niet geregeld in de vigerende bestemmingsplannen.
A-watergangen
In dit bestemmingsplannen hebben alle watergangen met een functie voor de waterhuishouding van de wijk (A-watergangen) een bestemming 'Water'. Dit is een uitdrukkelijk verzoek van het Waterschap om op deze manier de aanwezige watergangen goed te beschermen. In de vigerende bestemmingsplannen vielen deze watergangen vaak nog binnen de bestemming 'Openbaar groen'.
Waterleiding
De watergangen in het plangebied die aan het oppervlak liggen zij bestemd als 'Water'. Deze watergangen zijn van belang voor de waterhuishouding. In het plangebied ligt ook een watergang ondergronds en deze is ook van belang voor de waterhuishouding. Het gaat om een lange duiker die de watergang achter de woningen aan de Huissensedijk aan de rand van het GelreDome-terrein verbindt met de watergang ten westen van de Rijksweg-West (ten noorden van de Tuin van Elden). Door deze watergang te bestemmen als 'Leiding - Water' wordt deze watergang ook bovengronds beschermd.
6.5.4 Vrijstelling, ontheffingen en afwijkingen
Sinds de inwerkingtreding van de geldende bestemmingsplannen in Elden zijn er in afwijking van deze bestemmingsplannen nog diverse ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er zijn altijd juridische mogelijkheden geweest om vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan. De afgelopen jaren is de naamgeving hiervan met nieuwe wetgeving gewijzigd van vrijstelling (in de oude Wet Ruimtelijke Ordening-WRO), ontheffing (in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening-Wro) en afwijking (in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht-Wabo).
In dit nieuwe bestemmingsplan 'Elden 2012' zijn deze vrijstellingen, ontheffingen en afwijkingen (verder vrijstellingen) meegenomen en positief bestemd. Hieronder een overzicht van (een deel van) deze vrijstellingen:
- Huissensedijk: In 2008 heeft de gemeente vrijstelling verleend om het kerkhof bij de Bonifatiuskerk naar het zuid-westen uit te breiden. Deze gronden waren bestemd als 'tuinbouw' en begraven was hierop niet toegestaan. Door de vrijstelling kon ook op deze gronden begraven worden. In dit bestemmingsplan is deze vrijstelling verwerkt.
- Rijksweg-West 63: De Basisschool de Troubadoer heeft 3 noodlokalen vervangen door permanente bebouwing. De hoogte van de nieuwbouw was hoger dan het geldende bestemmingsplan toestaat en voor dat onderdeel is vrijstelling verleend;
- Drielsedijk 1a: vrijstelling voor de bouw van één woning;
- Rijksweg-West 98: vrijstelling van het bestemmingsplan voor een deel van de nieuw te bouwen woning;
- Westerveldsestraat 4: vrijstelling voor de bouw van één woning;
- 1e Laurenskamp 17 en 19 en Molenweg 15: vrijstelling voor de bouw van drie vrijstaande woningen;
- Willem Roodbeenhof 10b en 10c en Elderhofseweg 22a: vrijstelling voor de bouw van drie vrijstaande woningen;
- Elderhofseweg 6: vrijstelling voor de bouw van één woning;
- Rijksweg-West 16: vrijstelling voor de bouw van één woning;
- Rijksweg-West 30, 30a, 32 en 32a: vrijstelling voor de bouw van twee vrijstaande woningen en één twee-onder-één-kap-woning;
- Molenweg (De Zagerij): vrijstelling voor de bouw van acht vrijstaande woningen en tien twee-onder-één-kap-woningen (zie voor wijzigingen paragraaf 5.3).
6.5.5 Retrospectieve toets
Een retrospectieve toets geeft aan welke situaties in bouw en gebruik bestaan die niet in overeenstemming zijn met de vigerende bestemmingsplannen en verleende vrijstellingen. In deze toets wordt aangegeven in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven, waarmee een strijdige situatie gelegaliseerd wordt. Ten behoeve van de retrospectieve toets zijn de bestemmingen zoals deze zijn opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan 'Elden 2012' vergeleken met de bestemmingsregelingen zoals die zijn opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen. Met het oog op toetsing en handhaving is een retrospectieve toets van groot belang.
Om een goed overzicht te geven van de gevolgen van dit bestemmingsplan voor de eigenaren, bewoners en ondernemers in Elden is per perceel een vergelijking gemaakt tussen het geldende en het nieuwe bestemmingsplan. Voor gebieden waar geen wijzigingen zijn doorgevoerd, wordt dit ook aangegeven. Het overzicht is terug te vinden in bijlage 1. Voor deze vergelijking is Elden verdeeld in een aantal deelgebieden. In de bijlage wordt per deelgebied aangegeven welk(e) bestemmingsplan(nen) hier geldt(en). Vervolgens wordt in de tabel per adres het volgende aangegeven:
- bestaand gebruik;
- geldende bestemming;
- nieuwe bestemming;
- toelichting
Hieronder volgen de belangrijkste wijzigingen die zijn doorgevoerd ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen (retrospectieve toets). Dit is feitelijk een samenvatting van hetgeen is opgenomen in bijlage 1.
Gelegaliseerde woningen (qua functie en deels ook qua bebouwing):
In Elden zijn staan veel oude boerderijen die niet meer als agrarisch bedrijf in gebruik zijn. Deze voormalige boerderijen zijn omgebouwd tot reguliere woningen en hebben geen agrarische functie meer. Vaak is dit al tientallen jaren het geval. Het geldende bestemmingsplan Elden bestemd veel van deze boerderijen als 'tuinbouw' of 'park' en dat is niet conform de bestaande situatie. Omdat deze woningen al zolang als zodanig in gebruik zijn en de woonfunctie prima past, is ervoor gekozen om deze woningen positief te bestemmen.
Het gaat om de volgende woningen:
- Drielsedijk 1, 3, 5 en 7;
- Huissensedijk 2, 2a, 2b, 4, 6, 8, 8a, 14, 16, 18, 18a;
- Rijksweg-West 10, 12, 27, 73, 75, 89;
- Klapstraat 12, 18,18a, 26, 26a, 49, 56 en 58;
- Het Kerkpad 3, 3a, 5, 12 en 14;
- 1e Laurenskamp 4;
- Molenweg 2 en 2a.
Gelegaliseerd overige functies:
Het geldende bestemmingsplan is in 1976 goedgekeurd door de Provincie en dit bestemmingsplan is dus ruim vijfendertig jaar oud. In deze vijfendertig jaar is veel gebeurd in Elden. Op sommige plaatsen zijn commerciële functie gevestigd of gegroeid die niet passen in het geldende bestemmingsplan. Er moet dan een afweging worden gemaakt of deze functies passend zijn. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan Elden 2012 kan worden gekozen om:
- 1. de functie niet te bestemmen (wegbestemmen) en het vigerende bestemmingsplan over te nemen. Dat betekent wel dat de gemeente dan aan moet tonen dat deze functie binnen de planperiode verdwijnt. Dat betekent dat - als de bebouwing/het gebruik niet vrijwillig wordt verwijderd c.q. wordt beëindigd - de gemeente het bestemmingsplan moet gaan handhaven. Dit kan volgens jurisprudentie niet in alle gevallen.
- 2. de functie positief bestemmen: legaliseren.
In dit bestemmingsplan is ervoor gekozen om de aanwezige functies positief te bestemmen. Het gaat om de volgende functies/bedrijven:
- Mr. Merkxstraat 1a: hier is een huisarts gevestigd. Van oorsprong was de huisarts toegestaan als 'beroep aan huis'. De huisarts woonde op dezelfde locatie. Inmiddels is functionele relatie tussen de praktijkruimte en de woning losgekoppeld. Dat betekent dat de huisarts niet past binnen de woonbestemming. Er is gekozen om de huisarts te legaliseren door een functieaanduiding 'praktijkruimte' op te nemen.
- Huissensedijk 12: pastorie;
- Klapstraat 76: verkoop en installatie van schotels;
- Klapstraat 72a: de muziekvereniging is gevestigd in een oude boerderij. De boerderij was bestemd als 'tuinbouw' in het geldende bestemmingsplan en hierbinnen is geen muziekvereniging toegestaan. De boerderij is bestemd als 'maatschappelijk'.
- Klapstraat 61: schuur aan de achterzijde is in de loop van de jaren voor verschillende functies gebruikt. De schuur is in het geldende bestemmingsplan bestemd als erf. In het nieuwe bestemmingsplan mag deze schuur gebruikt worden voor 'opslag'.
- Klapstraat 57: in de schuur op het achtererf zit al tientallen jaren een installatiebedrijf. Dit bedrijf is positief bestemd middels een functieaanduiding 'bedrijf'.
- Klapstraat 51b: in de schuur zit een schaats- en skateshop. Deze functie zit hier al jaren en is in strijd met het geldende bestemmingsplan (erf) en niet passend binnen de beroep-aan-huis regeling (detailhandel). Gezien de kleinschaligheid van deze functie en de jarenlange aanwezigheid is deze functie positief bestemd. Dit wordt wel beperkt tot de bestaande functie en bebouwing.
- Klapstraat 45: achter de woning is een fietsenhandel gelegen. De fietsenhandel is in strijd met het geldende bestemmingsplan (erf). De fietsenhandel is al jaren op deze locatie gevestigd en zal positief worden bestemd. Ook hier wordt de functie en bebouwing krap vastgelegd.
- Klapstraat 40: een deel van het bedrijf aan de achterzijde valt binnen de bestemming 'erf' en zal in dit bestemmingsplan als 'bedrijf' worden bestemd. De belangrijkste reden hiervoor is dat dit bedrijf in deze vorm hier al heel lang is gevestigd.
De belangrijkste argumenten die een rol spelen bij het positief bestemmen van deze functies zijn:
- Aan huis gebonden beroepen worden gestimuleerd. Hoewel dit soort winkels/bedrijven daar niet direct onder vallen, zijn ze waarschijnlijk wel op die manier ontstaan;
- Deze functies zijn grotendeels al jaren in Elden gevestigd en zijn passend in het dorp;
- De winkels/bedrijven mogen niet structuurverstorend of overlastgevend zijn. De aangegeven functies hebben een lokaal verzorgingsgebied zonder verkeersaantrekkende werking, vandaar dat van verstoring of overlast geen sprake is;
- Er moet voorkomen worden dat de winkels (substantieel) groter worden, en daarmee alsnog verstorend of overlast veroorzakend. Het mag bijvoorbeeld niet zo zijn dat het gehele huis een detailhandelsfunctie krijgt, mocht het huis door de huidige eigenaren worden verkocht. Bovendien zou het dan niet meer passen binnen de geest van de regeling 'beroep aan huis'. Daarom is ervoor gekozen om deze functies en bebouwing zo gedetailleerd mogelijk te bestemmen. Dat betekent dat de bestaande functies en bebouwing zo krap mogelijk zijn bestemd. Fysieke uitbreiding van de bebouwing is niet mogelijk gemaakt en door de aanwezige functie specifiek te bestemmen (zoals een fietsenhandel of schaats- en skateshop) wordt voorkomen dat een andere functie zich hier vestigt.
Gewijzigde functionele mogelijkheden:
Zoals hierboven al aangegeven is het vigerende bestemmingsplan Elden gedateerd en niet alle gebruiks- en bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt zijn gerealiseerd. In het nieuwe bestemmingsplan moet voor deze gronden een keuze worden gemaakt tussen wegbestemmen of positief bestemmen. Voor sommige percelen is gekozen om alleen het bestaande gebruik te bestemmen en de (overige) gebruiksmogelijkheden weg te bestemmen. Belangrijk argument is dat deze overige functies niet zijn gerealiseerd en inmiddels ook ongewenst zijn.
Het betreft de volgende percelen:
- De gronden tussen Rijksweg-West 68 en 72: de boomgaard heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'tuinbouw' met voor een groot deel 'kassen toegestaan'. Deze kassen zijn nooit gerealiseerd. De boomgaard maakt deel uit van het waardevolle groen aan de rand van het dorp zoals dit ook is vastgelegd in de Structuurvisie. Grote kassen passen niet binnen dit landelijke beeld en zijn daarom niet meer bestemd.
- Klapstraat 22: aan de achterzijde was een bouwmogelijkheid voor handel en nijverheid (bedrijf). De bestemming van deze gronden is gewijzigd naar 'wonen-zone bijgebouwen'. De bedrijfsfunctie is hier niet gerealiseerd. Gezien het bestaande gebruik en de ligging nabij bestaande en nieuwe woningen is het perceel niet meer als bedrijf bestemd.
- De gronden achter Klapstraat 53: De gronden zijn in het geldende bestemmingsplan bestemd als 'sportterrein' met bebouwingsmogelijkheden. De sportfunctie is nooit gerealiseerd. Het gebied is in de structuurvisie Elden weergegeven als beeldbepalend groen (park- en randzone). Met de agrarische bestemming wordt aangesloten bij het bestaande gebruik (paardenwei) en de structuurvisie.
Gewijzigde bouwmogelijkheden:
Voor de volgende panden/gebieden zijn de bouwmogelijkheden gewijzigd.
Opbouw garages twee-onder-één-kap woningen Willem Roodbeenhof, Westerveldsestraat en Hennepstraat
In 1999 is op locatie van een voormalige boomgaard het project “Le Jardin” gerealiseerd. Het project bestaat uit de bouw van circa 95 woningen (zowel rij- als 2-onder-1-kap-woningen). Om de locatie zorgvuldig in te bedden in de bestaande stedenbouwkundige structuur is gekozen voor een scala aan woningtypen; vrijstaande woningen langs de Elderhofseweg, twee-onder-één-kap-woningen aan de buitenste randen en korte blokjes rijtjeswoningen langs de Klaverstraat.
Om de bouw van deze woningen juridisch-planologisch mogelijk te maken is het bestemmingsplan “Elderhofseweg-Noord” opgesteld. Omdat ten tijde van het opstellen/vaststellen van dit bestemmingsplan de exacte ligging van de diverse type woningen nog niet duidelijk was, is gekozen voor een flexibel bestemmingsplan. Op de kaart zijn ruime doorlopende bouwvlakken opgenomen waarbinnen vrij- en halfvrijstaande woningen gebouwd mogen worden. Op basis van dit bestemmingsplan zijn de woningen uiteindelijk vergund en gerealiseerd.
Inmiddels is het ruim 10 jaar geleden dat de woningen gerealiseerd zijn. In die periode is bij vijf twee-onder-één-kap-woningen met vergunning een opbouw op de garage gebouwd. De bouwaanvragen voor deze opbouwen op de garages zijn getoetst aan het geldende bestemmingsplan 'Elderhofseweg-Noord'. Geconcludeerd moest worden dat deze opbouwen passen in het geldende bestemmingsplan “Elderhofsweg-Noord”.
Zoals hierboven aangegeven, is bij de stedenbouwkundige opzet van de nieuwe woningen uitgegaan van een geleidelijke overgang tussen de bebouwde kom van Elden en het landelijke karakter van de Elderhofseweg. Er is gekozen voor twee-onder-één-kap-woningen vanwege de ruimere opzet ten opzichte van traditionele rijtjeswoningen en de verspringende voorgevelrooilijn en hoogtes. De tendens waarbij steeds meer garages van een opbouw worden voorzien, past niet in het gewenste ruimtelijke en stedenbouwkundige beeld.
Zoals hierboven aangegeven, is de stedenbouwkundige opzet van deze woningen echter anders; er is hierbij uitgegaan van een geleidelijke overgang tussen de bebouwde kom van Elden en het landelijke karakter van de Elderhofseweg. Er is gekozen voor twee-onder-één-kapwoningen vanwege de ruimere opzet ten opzichte van traditionele rijtjeswoningen, in verband met het naar buiten toe 'ijler' worden van de bebouwing (transparantie, openheid, doorzichten tussen de bebouwing) en het meer landelijker worden van het beeld. Ook de keuze voor verspringende voorgevelrooilijnen en hoogten behoort daartoe.
De tendens waarbij steeds meer garages van een opbouw worden voorzien, past niet in het gewenste ruimtelijke en stedenbouwkundige beeld. Het aan-elkaar-groeien van de panden door het verhogen van de garages gaat daar tegen in, omdat de grotere, hogere en aaneengesloten bouwmassa die dan ontstaat niet “dorps” meer genoemd kan worden. Het prijsgeven van individualiteit van de woningen zou het gewenste dorpsachtige beeld teveel verstoren.
In onderhavig bestemmingsplan 'Elden 2012' is er voor gekozen om het gewenste ruimtelijk beeld te verankeren in het bestemmingsplan en daarmee de opbouw van de garages niet langer toe te staan. De reeds aanwezige opbouwen zullen positief worden bestemd (maximumbouwhoogte van 6 meter). De overige garages (zonder opbouw) worden opgenomen in de 'zone bijgebouwen'. In deze zone zijn aan- en uitbouwen aan de hoofdbebouwing toegestaan met een maximumbouwhoogte van 3 meter. Op deze garages kan derhalve geen opbouw meer worden gerealiseerd.
6.6 Handhaving
Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.
Door het College van Burgemeester en Wethouders is de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” vastgesteld. In deze nota zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
- 1. stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
- 2. géén stilzwijgend gedogen;
- 3. gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
- 4. gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.
Er is een actualisatie van dit beleid in voorbereiding. Er is op dit moment geen aanleiding om de bovenstaande uitgangspunten te wijzigen. Het is echter niet reëel om te pretenderen alle strijdigheden op het vlak van bouwregelgeving binnen redelijke termijn op te sporen en daar ook actie op te ondernemen. Daarom zal in de actualisatie een prioriteitsstelling worden opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht zal worden besteed.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg van deze inventarisatie zullen de verleende bouwvergunningen en gevolgde vrijstellingsprocedures geregistreerd worden.
Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.
6.7 Exploitatie
Het bestemmingsplan 'Elden 2012' is, afgezien van de ontwikkeling bij de Rijksweg-West 10-12 en Molenweg, beherend van aard en brengt derhalve geen kosten met zich mee.
Omdat in dit bestemmingsplan diverse aan diverse panden een woonbestemming is toegekend (waar dit tot nu toe niet mogelijk was op basis van het vigerende bestemmingsplan zie ook paragraaf 6.5.5) is er sprake van een aangewezen bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro. Dit geldt ook voor de ontwikkeling bij De Zagerij aan de Molenweg. Bij een aangewezen bouwplan stelt de gemeenteraad in principe een exploitatieplan op, tenzij het totaal van de exploitatiebijdragen dat kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000. Omdat in dit geval de bijdragen onder de €10.000 blijven is er sprake van een uitzondering als genoemd in artikel 6.2.1.a onder a Bro en wordt geen exploitatieplan opgesteld.
Met de eigenaars van de gronden naast Rijksweg-West is een anterieure overeenkomst gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over de betaling van de gemeentelijke kosten. De kosten van grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden zijn hiermee anderszins verzekerd. Het maken van een exploitatieplan is niet nodig.
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vooroverleg
Inleiding
Vroeger was inspraak bij bestemmingsplannen (van het voorontwerp-bestemmingsplan) verplicht. Door een wijziging van de Algemene wet bestuursrecht (van 1 juli 2005) werd de verplichte inspraak afgeschaft. Belangrijkste argument hiervoor was het samenvoegen van twee identieke procedures en hiermee het vereenvoudigen en versnellen van de bestemmingsplanprocedure. Gemeenten mochten vervolgens zelf bepalen of en wanneer er nog inspraak werd gehouden via de gemeentelijke inspraakverordening. Het college van b&w heeft ervoor gekozen in principe geen inspraak meer te doen behalve indien daar specifieke aanleiding voor is.
Voor het bestemmingsplan 'Elden 2012' is gekozen voor een vorm van inspraak, te weten 'vooroverleg'.
Vooroverleg
In afwijking van de 'vaste' procedure wordt het wettelijk vooroverleg uitgebreid. Normaal is het wettelijk vooroverleg uitsluitend met besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en diensten van provincie en rijk. Daarnaast wordt ook de wijkvereniging (in dit geval de Dorpsraad), de Gasunie etc meegenomen bij het vooroverleg.
Bij dit bestemmingsplan hebben alle bewoners van Elden (ongeveer 650 adressen) een brief gekregen waarin aandacht wordt gevraagd voor het concept-bestemmingsplan 'Elden 2012'. Verder wordt in de brief een korte uitleg gegeven over het bestemmingsplan en de procedure. In de brief wordt verwezen naar de website waar het concept-bestemmingsplan kan worden bekeken. Verder kan een exemplaar van het concept-bestemmingsplan bij het Loket BWL op het stadhuis en bij Loket Zuid in Winkelcentrum Kronenburg worden ingezien.
Een ieder kan reageren op het concept-bestemmingsplan 'Elden 2012' en degene die reageren zijn op de hoogte gebracht van de vervolgprocedure. Dit zal gebeuren door middel van een brief met daarin een overzicht van ingediende reacties en de wijze waarop de gemeente daarmee is omgegaan.
Naast het vooroverleg met de bewoners en bedrijven worden ook verschillende instanties en eigenaren per brief op de hoogte gebracht van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij dan om o.a. de Gasunie, OHRA, de Dorpsraad en de Kamer van Koophandel. Op basis van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is het concept-bestemmingsplan ook naar het Waterschap Rivierenland gestuurd.
Doel
Het doel van het vooroverleg is om de bewoners van Elden in een vroeg stadium en laagdrempelig kennis te laten nemen van het concept-bestemmingsplan 'Elden 2012'. Daarnaast kunnen bewoners van Elden nog voor de officiële procedure reageren op het bestemmingsplan.
Argumenten voor (breed) vooroverleg
Het bestemmingsplan 'Elden 2012' is geen standaard actualisatie-bestemmingsplan. Het geldende bestemmingsplan Elden – dat voor een groot deel van Elden geldt – is goedgekeurd door de Provincie in 1976. Dat is ruim 35 jaar geleden. Het bestemmingsplan is verouderd qua wijze van bestemmen maar is ook inhoudelijk op diverse punten achterhaald. Het nieuwe bestemmingsplan 'Elden 2012' is dus meer dan een simpele herziening. Het is feitelijk een volledig nieuw bestemmingsplan.
Verder is Elden het enige gebied in Arnhem waarvoor een afzonderlijke structuurvisie is vastgesteld (in 2001). Er rondom de procedure van deze structuurvisie gecommuniceerd dat de structuurvisie de basis zal zijn voor een nieuw bestemmingsplan. Over de Structuurvisie heeft inspraak met het dorp plaatsgevonden. Het ligt voor de hand de bewoners van het dorp nu ook mee te nemen bij dit bestemmingsplan waarin de structuurvisie is verwerkt.
Reacties
Tijdens het vooroverleg zijn door 11 reacties ingediend door bewoners en andere partijen. Deze reacties hebben geleid tot een enkele aanpassingen van het bestemmingsplan.
7.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)
Het ontwerp-bestemmingsplan 'Elden 2012' heeft vanaf 7 juni 2012 gedurende een periode van zes weken terinzage gelegen. Tijdens deze periode zijn 20 zienswijzen (waarvan 10 gelijkluidende) ingediend.
De samenvatting van de zienswijzen en de gemeentelijke reactie op deze zienswijze zijn in de bijlage bij het raadsvoorstel opgenomen. Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan op 17 december 2012 gewijzigd vastgesteld. In het raadsbesluit zijn de wijzigingen opgesomd (zie bijlage 3).
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
SBI-2008 | OMSCHRIJVING | ||
- | nummer | CATEGORIE | |
01 | - | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |
016 | 0 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |
016 | 2 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² | 2 |
016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 2 |
10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |
1071 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |
1071 | 1 | - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens | 2 |
14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 2 | |
58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 2 | |
1814 | A | Grafische afwerking | 1 |
1814 | B | Binderijen | 2 |
1813 | Grafische reproduktie en zetten | 2 | |
1814 | Overige grafische aktiviteiten | 2 | |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 | |
26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |
26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 2 |
26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |
26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 2 |
31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |
9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 1 |
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 2 | |
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 2 | |
41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | |
41, 42, 43 | 3 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 2 |
45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 2 | |
45204 | B | Autobeklederijen | 1 |
45205 | Autowasserijen | 2 | |
453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 2 | |
46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |
4622 | Grth in bloemen en planten | 2 | |
46217, 4631 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 3.1 | |
4634 | Grth in dranken | 2 | |
4635 | Grth in tabaksprodukten | 2 | |
4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 2 | |
4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 2 | |
4638, 4639 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 2 | |
464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | 2 | |
4673 | 0 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |
4673 | 2 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 2 |
46735 | 4 | zand en grind: | |
46735 | 6 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 2 |
4674 | 0 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |
4674 | 2 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 2 |
46752 | Grth in kunstmeststoffen | 2 | |
4676 | Grth in overige intermediaire goederen | 2 | |
52 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |
52109 | B | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 2 |
53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 2 | |
61 | B0 | zendinstallaties: | |
61 | B2 | - FM en TV | 1 |
61 | B3 | - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) | 1 |
77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 2 | |
62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |
58, 63 | B | Datacentra | 2 |
72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |
721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 2 | |
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 2 | |
82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 1 | |
96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 2 | |
96013 | A | Wasverzendinrichtingen | 2 |
Bijlage 1 Retrospectieve Toets
Bijlage 1 Retrospectieve toets
Bijlage 2 Milieuonderzoeken Rijksweg-west 10-12
Bijlage 2 Milieuonderzoeken Rijksweg-West 10-12
Bijlage 3 Raadsvoorstel En -Besluit Vaststelling Bestemmingsplan 'Elden 2012'
Bijlage 3 Raadsvoorstel en -besluit vaststelling bestemmingsplan 'Elden 2012'