Geitenkamp en omgeving
Bestemmingsplan - gemeente Arnhem
Onherroepelijk op 09-12-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Bepalingen
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Geitenkamp en omgeving van de gemeente Arnhem.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.710 met de bijbehorende voorschriften en bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de voorschriften worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.7 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.8 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.9 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.10 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de voorschriften een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.11 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.12 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de voorschriften bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.13 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.14 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.15 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.16 bijgebouw:
een gebouw dat in bouwkundig en fucntioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.17 aan-, uitbouw:
een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.
1.18 overige bouwwerken:
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.19 bouwlaag:
een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering c.q. kapruimte.
1.20 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.
1.21 peil:
- voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
- voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
1.22 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de voorschriften aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.23 wonen
voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen: bijzondere woonvormen.
1.24 bijzondere woonvorm
een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding)
1.25 woning:
een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.
1.26 mantelzorg
het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn
1.27 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest
1.28 woonwagen:
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.29 standplaats:
een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.
1.30 straatmeubilair:
onverminderd het bepaalde in het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.
1.31 bedrijfswoning / dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.
1.32 beroep aan huis:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.
1.33 bedrijf:
een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.
1.34 kantoor:
een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.
1.35 administratief kantoor:
een in beginsel niet voor het publiek openstaand kantoor.
1.36 publiekgericht kantoor:
een kantoor ten behoeve van technische, administratieve of persoonlijke dienstverlening, (hieronder niet begrepen detailhandel of horeca-activiteiten), met een publiekaantrekkend karakter, dan wel met een baliefunctie.
1.37 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.
1.38 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.39 winkel:
een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.
1.40 dienstverlenend bedrijf:
een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijf, videotheek en andere verhuurbedrijven, een autorijschool en dergelijke, met uitzondering van garagebedrijven. Detailhandel wordt hieronder niet begrepen
1.41 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.
1.42 horeca - A:
horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.
1.43 horeca - B:
horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.
1.44 horeca - C:
horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, niet zijnde discotheken en nachtclubs.
1.45 horeca - D:
horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 0.6.00 uur, zoals nachtclubs.
1.46 horeca - E:
horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels, pensions en bed and breakfast -bedrijven met meer dan 4 slaapplaatsen.
1.47 nutsbedrijven:
bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op:
- I. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
- II. de verzorging van telecommunicatie;
- III. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;
1.48 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.49 prostitué(e):
degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.50 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.51 raamprostitutie:
een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.
1.52 thuisprostitutie:
vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).
1.53 werkplek:
een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.
1.54 wijk:
wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
1.55 vestigingsbeleid:
het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000).
1.56 Agrarisch bedrijf
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden danwel fokken van dieren;
1.57 Glastuinbouw bedrijf
een bedrijf gericht op de teelt van tuinbouwgewassen geheel of nagenoeg geheel met behulp van kassen;
1.58 kas:
een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend en transparant materiaal, dienend tot het kweken of trekken van vruchten, bloemen of planten, een voor mensen toegankelijke tunnel daaronder begrepen.
1.59 tuinbouw:
een agrarisch bedrijf dat is gericht op het bedrijfmatig kweken van bloembollen, bloemen, boomkwekerijproducten en aanverwante planten;
1.60 beschermd stadsgezicht
groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde
1.61 waarde archeologie:
waarde die wordt toegekend aan stoffelijke overblijfselen, produkten van kunst en nijverheid uit het verleden.
1.62 waarde cultuurhistorie
waarde die wordt toegekend aan een ruimtelijk relevant element, dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de tijd van een gebied heeft gemaakt.
1.63 waarde landschappelijk
waarde die wordt toegekend aan gronden die een zodanige landschappelijke waarde hebben dat deze beschermd dienen te worden. Deze dubbelbestemming geldt voor het gebied tussen de Schelmseweg en de Beukenlaan
1.64 cultuurhistorische waardenkaart
kaart die is opgenomen als bijlage(1) bij en onderdeel uitmakend van de voorschriften waarop de cultuurhistorische waarden voor het deel van de Geitenkamp, dat aangewezen is als beschermd stadsgezicht, zijn aangegeven.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
1. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftoipbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2. indien van toepassing, vanaf N.A.P. tot het hoogste, respectievelijk diepste punt van een bouwwerk.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 overbouwing
voor zover op de plankaart de aanduiding "overbouwing" is aangegeven, mag op de begane grond tot een hoogte van minimaal 3 m niet worden gebouwd, tenzij dit ondersteunende constructies betreft.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsvoorschriften
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 bestemd voor:
- a. grondgebonden agrarische bedrijven;
- b. bedrijfswoningen;
- c. wegen ten behoeve van bestemmingsverkeer;
- d. ter plaatse van de "aanduiding glastuinbouw" een glastuinbouwbedrijf met verkooppunt voor bloemen en planten en aanverwante producten.
3.2 Bouwvoorschriften
Op de in lid 1 genoemde gronden mogen, met inachtneming van het bebouwingspercentage en de maximumbouwhoogte welke op de plankaart zijn aangegeven, uitsluitend in de gegeven bestemming passende gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, zoals schuren, stallen, mesttanks en silo's, met dien verstande dat:
- a. maximaal één bedrijfswoning met een maximuminhoud van 500 m3 per bedrijf mag worden opgericht;
- b. het bouwen ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten niet is toegestaan;
- c. het oprichten van lichtmasten niet is toegestaan.
De gronden aangeduid met "glastuinbouw" mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van het glastuinbouwbedrijf met een maximum verkoopvloeroppervlak van 200 m2.
3.3 Verboden gebruik
Onder gebruik van gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden:
- a. als standplaats voor stacaravans en soortgelijke onderkomens; Deze gebruikvorm is niet verboden indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden is met werken of werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning is verleend;
- b. voor de uitoefening van enige tak van handel of bedrijf, niet zijnde een krachtens deze bestemming toegelaten bedrijf;
- c. voor recreatieve doeleinden;
- d. voor permanente bewoning (met uitzondering van bedrijfswoningen).
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 16 en 17, bestemd voor:
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 1 en voorzover die zijn genoemd in de als bijlage bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst (bijlage 2);
4.2 Bouwvoorschriften
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, en voorzover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
4.3 Vrijstelling
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1, voor de vestiging van bedrijven die in vergelijking met bedrijven voorkomende op de bedrijvenlijst evenveel of minder milieuhinder veroorzaken, mits geen blijvende onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu plaatsvindt.
Artikel 5 Bedrijf Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart als "Bedrijf - nutsvoorziening" aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 en 17, bestemd voor:
a. nutsbedrijven of soortgelijke instellingen;
b. voorzieningen ten behoeve van het verkeer en straatmeubilair.
c. detailhandel voorzover aangeduid op de plankaart
5.2 Bouwvoorschriften
Bouwwerken als bedoeld in dit artikel mogen geen strijdigheid opleveren met de op de cultuurhistorische waardenkaart aangeven waarden.
Artikel 6 Centrum
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Centrum" aangewezen gronden zijn met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 en 17 bestemd voor:
- a. het wonen zoals bedoeld in artikel 14;
- b. maatschappelijk zoals bedoeld in artikel 9;
- c. publieksgerichte kantoren;
- d. detailhandel;
- e. horeca - A, B en C;
- f. dienstverlenende bedrijven;
met dien verstande dat de boven de begane grond gelegen bouwlagen uitsluitend bestemd zijn voor wonen zoals bedoeld in artikel 14.
6.2 Bouwvoorschriften
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximum bouw- en goothoogten uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 16, 17, en 18, bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
- c. fiets- en wandelpaden, straatmeubilair en speelvoorzieningen;
- d. keermuren en trappartijen;
- e. geluidsschermen;
7.2 Bouwvoorschriften
Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
Artikel 8 Kantoor
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Kantoor" aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 en 17 bestemd voor;
- a. kantoren (zoals bedoeld in artikel 1);
- b. groenvoorzieningen;
- c. voorzieningen voor het verkeer en straatmeubilair;
alsmede ondergeschikte horeca ten dienste van deze bestemming:
8.2 Bouwvoorschriften
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximum bouw- en goothoogten uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 en 17 bestemd voor:
- a. onderwijs;
- b. welzijn en zorg;
- c. cultuur;
- d. levensbeschouwelijke doeleinden;
- e. (voorzieningen voor) het openbaar bestuur;
- f. sport;
- g. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, groen- en speelvoorzieningen en straatmeubilair;
- h. dienstwoningen zoals bedoeld in artikel 1;
- i. en voorzover aangeduid op de plankaart tevens voor wonen als bedoeld in art 14;
alsmede voor ondergeschikte horeca en detailhandel, uitsluitend ten dienste van bovengenoemde doeleinden.
9.2 Bouwvoorschriften
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximum bouw- en goothoogten en voor zover aangegeven het maximum bebouwingspercentage, uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud van dienstwoningen maximaal 600 m3 per woning mag bedragen.
Artikel 10 Recreatie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Recreatie" aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 en 17, bestemd voor:
- a. dagrecreatie, voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder dagrecreatie verstaan de activiteiten op de (Richard Krajicek) Playground 'De Rommelkist' ;
- b. sport en spel;
- c. groen- en speelvoorzieningen;
- d. voorzieningen voor het verkeer en straatmeubilair;
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Bouwvoorschriften
Op deze gronden mogen, met in achtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Sport" aangewezen gronden zijn met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 bestemd voor:
- a. sport;
- b. groen- en speelvoorzieningen;
- c. voorzieningen voor het verkeer en straatmeubilair;
- d. dienstwoningen;
- e. sportonderwijs;
alsmede voor ondergeschikte horeca en kantoorfuncties ten behoeve van de bestemming.
11.2 Bouwvoorschriften
- a. Op deze gronden mogen, met in achtneming aangegeven maximumbouwhoogte en, voorzover aangegeven, het bebouwingspercentage uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken waaronder ook schoolgebouwen,kleed- en club- en materiaalgebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud van dienstwoningen maximaal 600 m3 per woning mag bedragen;
- b. b. In afwijking van het bepaalde in artikel 11.2 lid a mogen lichtmasten tot een hoogte van maximaal 15 meter buiten de bouwzone worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de verticale verlichtingssterkte mag niet meer dan 10 lux bedragen;
- de armatuurlichtsterkte mag niet meer dan 10.000 candela bedragen.
- de gebruikstijden mogen niet buiten de tijdstippen 7.00 uur - 23.00 uur vallen
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de
afmetingen van de in 11.2, lid b bedoelde lichtmasten, ten einde onevenredige schade aan de belangen van aan- en omwonenden te voorkomen.
11.4 Vrijstelling
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van:
- a. van het bepaalde in lid 11.1 voor het gebruik ten behoeve van maatschappelijke functies als bedoeld in artikel 9;
- b. het bepaalde in artikel 11.2, lid a, ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken ten behoeve van de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken, zitbanken, dug outs etc. met een maximumbouwhoogte van 3 meter;
- c. het bepaalde in artikel 11.2, lid a, ten behoeve van veiligheidsvoorzieningen zoals ballenvangers en veiligheidskooien met een maximumbouwhoogte van 10 meter;
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer-Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn zijn met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 en 17, bestemd voor:
- a. woonstraten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. groen- en watervoorzieningen;
- d. wandelgebieden en speelgelegenheden;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van direct aangrenzende bestemmingen.
- g. kiosken;
12.2 Bouwvoorschriften
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd;
- b. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, trolleymasten en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter bedragen.
Artikel 13 Verkeer - Wegverkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer-Wegverkeer" aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 en 17 bestemd voor:
- a. wegen, fiets- en voetpaden, trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- b. groen- en watervoorzieningen;
- c. geluidwerende voorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
13.2 Bouwvoorschriften
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken zoals bruggen, viaducten, straatmeubilair, en bouwwerken ter geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer worden gebouwd.
- b. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, trolleymasten en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter bedragen.
- c. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals geluidwerende voorzieningen, mag ten hoogste 8 meter bedragen.
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 en 17 bestemd voor:
- a. het wonen, waaronder begrepen bijzondere woonvormen; hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
en voorzover aangeduid op de plankaart en gevestigd op de begane grondbouwlaag tevens voor;
- b. (dh) detailhandel;
- c. (h=a, h=b, h=c) horeca A, B en C;
- d. (m) maatschappelijk;
- e. (b) bedrijf;
- f. (k) kantoor.
- g. en voorzover op de plankaart aangeduid met garage (ga) uitsluitend voor autostalling.
14.2 Bouwvoorschriften
Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, voor zover binnen het bouwvlak gelegen, mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten en maximumgoothoogten uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing (vrijstaande woningen, dan wel vrijstaande of halfvrijstaande woningen), aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bg"' mogen:
aan- of uitbouwen aan de hoofdbebouwing worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 30 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot.
bijgebouwen worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothooge van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing.
overige bouwwerken, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter worden gebouwd.
waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijdt.
oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel | maximale oppervlakte bouwwerken |
< 90 m2 | 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' met een minimum van 20 m2 |
90-150 m2 | 45 m2 |
150-300 m2 | 55 m2 |
300-500 m2 | 65 m2 |
500-1000 m2 | 75 m2 |
14.3 Vrijstelling
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van;
het bepaalde in het in lid 2 opgenomen schema ten behoeve van een verhoging van de maximale grootte van bouwwerken voor percelen waarbij de bebouwbare zone groter is dan 1000 m2 met maximaal 25 m2mits:
- 5. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet worden geschaad.
het bepaalde in artikel 20 lid 1 van de voorschriften ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte mits:
1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een onafhankelijk deskundige wordt ingewonnen;
2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
3. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening wordt gehouden met milieu-aspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
4. het bijgebouw, dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, is gelegen op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw (op hetzelfde bouwperceel);
5. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
6. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
7. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleren burgemeester en wethouders tweejaarlijks of nog aan de voorwaarden, waaronder vrijstelling is verleend, wordt voldaan.
14.4 verboden gebruik
Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming bedoeld in art 20 van deze voorschriften wordt, in elk geval begrepen;
- a. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte met uitzondering van het bepaalde in lid 2.14.1 onder b;
- b. gebruik van de onbebouwbare zone ten behoeve van parkeerdoeleinden, voorzover het betreft de zone gelegen tussen de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens en de openbare weg zelf, tenzij deze zone gebruikt wordt als oprit naar een carport of garage met een maximale breedte van 3,5 meter.
14.5 Beroep aan huis
Het bepaalde in lid 14.4 lid a. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik als praktijkruimte door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.
Artikel 15 Leiding – Gas (Dubbelbestemming)
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding – Gas (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van vloeibare brandstoffen aardgas door een hoofdtransportleiding.
Secundair zijn de in het eerste lid genoemde gronden bestemd voor de op de plankaart aangegeven bestemmingen.
15.2 Bouwvoorschriften
Uitsluitend mogen worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de transportleiding, waarbij de bouwhoogte van de overige bouwwerken, maximaal 3 meter bedraagt.
15.3 Vrijstelling
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 15.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere bestemming(en) mits:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoofdtransportleiding;
- vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.
15.4 Aanlegvergunning
Het is verboden binnen een strook van 7 meter ter weerszijden van de as van de aardgasleiding zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van een gesloten oppervlakteverharding;
- het wijzigen van het maaiveldniveau door afgraving en/of ophoging;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan ten behoeve van de in lid 5. genoemde werken en werkzaamheden;
- het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
- het indrijven van voorwerpen in de grond.
15.5 Uitzonderingen aanlegvergunningsplicht
Het in lid 15.4 vervatte verbod geldt niet voor de volgende werken en werkzaamheden:
- werken en werkzaamheden die nodig zijn voor het aanleggen en onderhoud van de gastransportleiding;
- werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan.
15.6 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 15.4 zijn slechts toelaatbaar, indien door de
uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:
geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Artikel 16 Waarde – Archelologie (Dubbelbestemming)
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
16.2 Aanlegvergunning
Het is verboden behoudens het bepaalde onder b. zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de in lid bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 100 m² of meer:
a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen gronden dieper dan 0,5 m onder peil, waaronder inbegrepen het aanleggen van drainage;
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
c. het ophogen en egaliseren van gronden;
d. het verlagen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
De aanlegvergunning kan slechts worden verleend indien:
a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast en
b. vooraf door de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld:
1. de archeologische waarden in voldoende mate zeker zijn gesteld; of
2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Het verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
a. in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een erkende partij;
b. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
Alvorens een aanlegvergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen of gewezen ter zake deskundige.
16.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het bestemmingsplan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak van de bestemming als bedoeld artikel 16 lid 1 :
a. naar ligging wordt verschoven;
b. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel
c. wordt verwijderd
voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 17 Waarde – Cultuurhistorie (Dubbelbestemming)
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde-Cultuurhistorie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende architectonische, stedenbouwkundige en groene kwaliteiten, zoals aangegeven op de als bijlage 1 bij deze voorschriften opgenomen Cultuurhistorische waardenkaart.
17.2 Bouwvoorschriften
op de in lid 1 bedoelde gronden gelden voor het bouwen van bouwwerken, en het inrichten van de openbare ruimte naast de daarvoor in deze voorschriften genoemde andere regels, de volgende bepalingen:
- 1. Indien ingetekend op de cultuurhistorische waardenkaart mogen kappen slechts gebouwd worden volgens de aangegeven kapvorm en kaprichting;
- 2. voorzover gelegen binnen een symmetriegebied zoals aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart zijn bouwwerken slechts toegestaan indien de symmetrie in hoofdlijnen in stand blijft;
- 3. voor gebouwen geldt een voorgeschreven aantal bouwlagen zoals weergegeven op de cultuurhistorische waardenkaart.
Bij strijdigheid tussen deze bepalingen en de in de aanhef van dit lid genoemde bouwwerken hebben de bepalingen onder 1 en 2 voorrang.
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de instandhouding en versterking van de stedenbouwkundige kwaliteit en cultuurhistorische waarden nadere eisen stellen aan:
- a. de situering, de afmetingen, de vormgeving, de kaprichting, de kaphelling en de kapvorm van hoofd- en bijgebouwen;
- b. de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen;
- c. de gevelindeling van hoofdgebouwen;
17.4 Aanlegvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- a. Het rooien van hagen voorzover deze zijn aangeduid op de cultuurhistorische waardenkaart;
- b. Het kappen van bomen voorzover deze zijn gelegen binnen een laanstructuur en aangeduid op de cultuurhistorische waardenkaart;
- c. Het verharden van de onbebouwbare zone, voorzover gelegen tussen de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens en de openbare weg zelf, tenzij deze zone in verharde staat deel uitmaakt van het architectonisch concept en/of gebruikt wordt als oprit naar een carport of garage met dien verstande dat de oprit een maximumbreedte heeft van 3,5 meter;
- d. Het aanbrengen van veranderingen in de oppervlaktestructuur, zoals het egaliseren, ophogen of afgraven van gronden binnen de onbebouwbare zone, voorzover gelegen tussen de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens en de openbare weg zelf.
17.5 Uitzonderingen aanlegvergunningsplicht
De in lid 17.4 vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:
die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
17.6 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken of werkzaamheden als bedoeld in dit lid 17.4 zijn slechts toegestaan indien door de uitvoering geen nevenredig afbreuk wordt gedaan aan de volgende waarden:
- bestaande eenheid in beplanting van wegen
- bestaande eenheid in groene erfafscheiding
- bestaande terrasgewijze af taludvormige opbouw van tuinen
Artikel 18 Waarde – Landschappelijk (Dubbelbestemming)
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde-landschappelijk" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke waarden.
18.2 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van de situering van bouwwerken die mogen worden gebouwd op grond van de andere bestemming(en) nadere eisen stellen ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden.
18.3 Verboden gebruik
Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:
- a. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
- b. het aanbrengen van recreatievoorzieningen, dan wel als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
- c. het opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines;
- d. gebruik van de gronden ten behoeve van parkeerdoeleinden;
- e. voor het racen en crossen met motorvoertuigen en bromfietsen.
De in dit lid onder a. genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voor zover deze onlosmakelijk zijn verbonden met werken of werkzaamheden, waarvoor een aanlegvergunning is verleend.
18.4 Aanlegvergunning
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
- b. het aanbrengen beplantingen;
- c. het aanbrengen van leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
- d. het afgraven of verlagen van de bodem;
- e. het ophogen, egaliseren of ontginnen van de bodem, waaronder tevens wordt verstaan het het aanleggen van wegen t.b.v. bestemmingsverkeer;
- f. het gebruik van groeistoffen, stoorstoffen of kunstmest;
- g. het verbreden of verharden van voetpaden, rijwielpaden, ontsluitingswegen en parkeerplaatsen;
- h. het aanbrengen van recreatievoorzieningen;
- i. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van sloten, greppels, beken en andere waterpartijen;
- j. aanleggen van reservoirs;
- k. grootschalig verwijderen van bosstrooisel of mos;
- l. aanbrengen van rasters
18.5 Uitzonderingen aanlegvergunningplicht
De in art. 18.4 vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:
die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
18.6 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken of werkzaamheden als bedoeld in art 18.4 zijn slechts toelaatbaar, indien:
deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemmingen zijn toegekend en
hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden en kwaliteiten van de gronden onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Hoofdstuk 3 Algemene Bepalingen
Artikel 19 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
- b. invloed van de omgeving op een bouwwerk;
- c. de bereikbaarheid gebouwen voor wegverkeer;
- d. de bereikbaarheid gebouwen voor gehandicapten;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken;
- g. erf- en terreinafscheidingen.
Artikel 20 Algemene Gebruiksbepaling
- a. Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken of delen daarvan te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.
- b. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in het eerste lid indien strikte toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.
- c. Het in het eerste lid van dit artikel gesteld verbod geldt niet voor een gebruik van gronden en opstallen of delen daarvan, voorzover op dit gebruik een bijzondere wettelijke regeling van toepassing is.
- d. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het eerste lid voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat:
a. het geen raamprostitutie betreft;
b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het verlenen van vrijstelling niet meer dan acht zal bedragen;
d. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
g. er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;
h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.
Artikel 21 Algemene Vrijstellingsbepalingen
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:
- a. de in deze voorschriften opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte, het maximumvloeroppervlak en de maximuminhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de voorschriften vastgelegde maten;
- b. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, mits:
1. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter, de bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons of galerijen;
2. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
- een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
- het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
- geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
- de bestemmingsgrens niet wordt overschreden; - c. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
- kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3 , en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3 ;
- sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de op de plankaart aangegeven maximumbouwhoogte;
- geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet. geluidhinder.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotbepalingen
Artikel 22 Overgangsbepalingen
22.1 Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken
- a. Bouwwerken, die reeds bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet, en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen twee jaar na het tenietgaan. - b. Het bepaalde sub a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd in strijd met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
22.2 vrijstelling
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1, sub a., dat de bestaande afwijkingen van de omvang niet mogen worden vergroot, ten behoeve van een éénmalige vergroting van de inhoud van de in lid 1 toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10%.
22.3 Overgangsbepalingen tenaanzien van het gebruik
- a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot.
- b. Het bepaalde sub a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en dat gebruik gewraakt is;
Artikel 23 Algemene Strafbepaling
Overtreding van het in artikel 20 gestelde verbod, alsmede van het gestelde bij artikel 3, 7, 15, 16, 17 en 18 (artikelen waarbij een aanlegvergunningvoorschrift van toepassing is), wordt aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten.
Artikel 24 Slotbepaling
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald als " Voorschriften van het bestemmingsplan Geitenkamp en omgeving" .
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Situering En Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gelegen in het noordoosten van Arnhem. Het wordt aan de noordzijde begrensd door de Schelmseweg. Aan de westzijde door de Monnikensteeg (gedeeltelijk), de Dr. Schaepmanlaan, en de Goeijenlaan (gedeeltelijk). Aan de zuidzijde door de Beukenlaan (gedeeltelijk), de Kloosterstraat en de Rosendaalseweg. Aan de oostzijde wordt het begrensd door het oostelijk talud van de A12. De exacte begrenzing is op de plankaart weergegeven.
Met zijn circa 1600 woningen behoort de Geitenkamp tot Nederlands grootste gemeentelijke woningbouwprojecten uit de jaren twintig van de vorige eeuw. De Geitenkamp is een bijzondere wijk en behoort tot de zeldzame voorbeelden van pittoreske stedenbouw in Nederland. De wijk is in december 2007 aangewezen als Rijksbeschermd stadsgezicht. De exacte begrenzing van het beschermd stadsgezicht is op de plankaart weergegeven.
Naast de wijk Geitenkamp, omvat het plangebied tevens woningbouw uit de jaren zeventig en jaren tachtig (Arnhemse Allee en Breeberg). Daarnaast behoren tot het plangebied het open gebied aan de noordzijde van de Beukenlaan en aansluitend het sportpark Valkenhuizen.
Kaartje ligging plangebied
1.2 Aanleiding En Doel
Op 5 december 2007 is de wijk Geitenkamp en een zuidelijke strook tussen de Rosendaalseweg en de Kloosterstraat door de minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen aangewezen als Rijksbeschermd stadsgezicht. Volgens artikel 36 van de Monumentenwet vinden stadsgezichten hun bescherming in het bestemmingsplan. Aangezien deze bescherming in het vigerend bestemmingsplan onvoldoende aanwezig is, is herziening nodig. Het doel van dit bestemmingsplan is om de cultuurhistorische waarden in het gebied te beschermen.
Naast bescherming van de cultuurhistorische waarden heeft dit bestemmingsplan als doel het juridisch en beleidsmatig uniformeren van het planinstrumentarium voor het totale plangebied binnen de huidige ruimtelijke structuur. Het gaat er daarbij vooral om het gebied tegen ongewenste ontwikkelingen te beschermen en gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.
Tenslotte is het doel van dit bestemmingsplan om na 10 jaar tot actualisering te komen, zoals de Wet op de Ruimtelijke Ordening voorschrijft.
1.3 Opzet Bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bestaat uit een kaart en voorschriften en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De voorschriften bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
De indeling van de toelichting, voorschriften en kaartmateriaal zien er anders uit dan bij voorgaande bestemmingsplannen. Dit heeft te maken met landelijke afspraken/standaarden (IMRO 2008) die gemaakt zijn voor het uitwisselen van digitale ruimtelijke plannen in Nederland.
In dit bestemmingsplan is voor eenzelfde aanpak gekozen als bij andere bestemmingsplannen waarbinnen een Rijksbeschermd stadsgezicht is gelegen.
Om de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht te behouden is voor dit gebied gekozen voor een meer gedetailleerde wijze van bestemmen. Dit betekent onder andere het opnemen van een aparte bestemming "Cultuurhistorische waarden" in het bestemmingsplan. Tevens wordt als bijlage bij de voorschriften een cultuurhistorische waardenkaart toegevoegd waarop de in het plangebied aanwezige waarden zijn aangegeven. Dit betekent dat bouwplannen naast de plankaart ook zullen worden getoetst aan de cultuurhistorische waardenkaart. Ook de archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan gewaarborgd.
Het gebied tussen Beukenlaan en Schelmseweg was belegd met verouderde bestemmingsplannen. Daarom is dit gebied meegenomen in dit plan en bestemd volgens huidig gebruik.
De bestemmingsomschrijvingen zijn ruim gekozen. Hierdoor zijn binnen één bestemming meerdere planologische aanvaardbare invullingen mogelijk. Te gedetailleerde plannen leiden tot de noodzaak om voor bijna ieder bouwplan een (partiële herziening van een) bestemmingsplan te maken. Dit komt de rechtszekerheid, de rechtsgelijkheid en de overzichtelijkheid niet ten goede.
Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Bouwverordening, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.
1.4 Geldende Plannen
Het bestemmingsplan Geitenkamp en omgeving is een algehele herziening van de geldende plannen, voor zover van toepassing op dit plangebied. Onderstaand overzicht geeft weer welke bestemmingsplannen en verordeningen (gedeeltelijk) komen te vervallen. De daarop van toepassing zijnde partiële herzieningen vervallen ook. Bij elk plan is de datum van vaststelling en goedkeuring weergegeven.
nummer | bestemmingsplan | vastgesteld | goedgekeurd |
41 | "Noordelijk gedeelte gemeente Arnhem" | 23-06-1958 | 24-06-1959 |
124 | “Valkenhuizen” | 12-08-1968 | 15-09-1969 |
157 | "Arnhemse Allee" | 29-03-1971 | 10-01-1972 |
405 | "Sportcomplex Beukenlaan" | 06-05-1985 | 29-04-1986 |
443 | "Buitengebied Noord" | 22-09-1986 | 28-04-1987 |
614 | "Geitenkamp" | 02-10-2000 | 12-01-2001 |
648 | "Paasberg e.o." | 16-01-2003 | 31-07-2003 |
Kaartje geldende plannen.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Het plangebied vormt geen zelfstandige, ruimtelijk homogene eenheid maar omvat naast woongebieden tevens agrarische gronden, groengebieden en een deel van de Rijksweg A12. Daarom wordt na de behandeling van algemene zaken overgestapt naar de relevante onderverdeling van het gebied, waarbij de onderscheiden deelgebieden als redelijk zelfstandig functionerende eenheden kunnen worden gezien en overeenkomstig beschreven kunnen worden. De volgende gebieden worden onderscheiden: "de Geitenkamp", "Arnhemse Allee en Breeberg" en "Valkenhuizen e/o".
2.2 Historische Ontwikkeling
2.2.1 Archeologie
Plangebied Geitenkamp ligt op de noordflank van de in de voorlaatste ijstijd gevormde Zuidoost-Veluwe stuwwal. Stuwwallen ontstonden in het Saalien (circa 250.000-130.000 jaar geleden) doordat een dik pakket landijs vanuit het noorden de bodem opstuwde. De Rijn en Maas werden hierdoor gedwongen hun loop naar het westen te verleggen. Door een permanent bevroren ondergrond kon het smeltwater alleen over het oppervlak afstromen, daarbij diepe dalen uitslijtend. Dit zijn nu de 'droge dalen'. Tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien (circa 110.000-13.000 jaar geleden), bereikte het landijs Nederland niet. Door het droge en koude klimaat traden grote zandverstuivingen op. Op de stuwwallen werd op veel plekken dekzand en löss afgezet.
Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) heeft het plangebied Geitenkamp een onbekende archeologische verwachtingskans. Dit komt door de ligging in een stedelijk gebied, waardoor er geen kartering plaats heeft gevonden. De paleogeografische situatie maakt dat ook voor Geitenkamp met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingskans rekening moet worden gehouden. Dit komt door de ligging op de stuwwal die voor de mens voordelen bood. De gemakkelijk te bewerken zandgronden leenden zich voor bouwland terwijl het vee in de lager gelegen gebieden kon worden geweid. De 'woeste gronden' op de stuwwal leverden bouwhout en weidegrond voor schapen en varkens. Drinkwater was aanwezig in de verschillende beken. Nabij de nederzettingen begroef men overledenen in rechthoekige kuilen, afgedekt met stammen. Over sommige van deze graven werd een heuvel geworpen. Nabij de grafheuvels stichtte men de nederzettingen. In Arnhem zijn op de stuwwal meerdere grafheuvels gelegen; ook zijn er (zij het tot nu toe spaarzaam) prehistorische nederzettingssporen gevonden. In de 9e eeuw, toen de schriftelijke berichtgeving meer toenam in vergelijking met de periode daarvoor, worden voor het eerst plaatsen genoemd die op de flank van de stuwwal zijn ontstaan: Velp, Oosterbeek, Elden, Monnikenhuizen en Arnhem.
Voor het plangebied geldt een grotendeels middelhoge tot hoge archeologische verwachtingskans. Bij grondroerende werkzaamheden zal archeologisch onderzoek plaats moeten vinden, te beginnen bij een bureauonderzoek. Hieruit moet blijken of en welke vervolgstappen noodzakelijk zijn. Vervolgstappen kunnen bestaan uit booronderzoek, gevolgd door proefsleuvenonderzoek en uiteindelijk een opgraving. In sommige gevallen kan ook een archeologische begeleiding van werkzaamheden aan de orde zijn. Het uiterst noordelijke deel van de wijk (ten noorden van de Beukenlaan en buiten Sportcentrum Valkenhuizen) is reeds onderzocht. Hier bevinden zich blijkens onderzoek geen archeologische waarden; voor dit deel van Geitenkamp geldt geen archeologisch regiem. Dit met uitzondering van vindplaats waarnemingsnummer 137660. Hiervoor geldt meer specifiek het regiem dat bij vervolgingrepen een proefsleuvenonderzoek plaats moet vinden.
2.2.2 Historische ontwikkeling Geitenkamp
De gemeente kocht de benodigde grond in 1918 voor woningbouw. Bij de ontwerpopgave waren destijds in belangrijke mate bepalend:
- de toenmalige grensweg met de gemeente Rozendaal en het gelijknamige landgoed, de Ring-allee, nu Dennenweg-Grensweg-Larikshof geheten.
- De hoofdstructuur van het reeds bestaande wegen- en padenstelsel, in het bijzonder de Rosendaalse weg; verder de Beukenlaan en Dr. Schaepmanlaan
- De terreingesteldheid, in het bijzonder de relatief grote hoogteverschillen.
- De wens van de gemeente om vanwege de afgezonderde ligging een min of meer zelfstandig stadsdeel aan te leggen met eigen voorzieningen, waarbij gedacht werd aan een tuinwijk-achtige opzet met een open bebouwing (ca. 1200 woningen) en veel ruime voortuinen en openbaar groen.
De grond werd behoudens enkele voor openbare gebouwen bestemde terreinen in erfpacht uitgegeven aan een negental woningbouwverenigingen en -stichtingen. Deze trokken ervaren architecten aan voor de ontwerpen van de te bouwen complexen. Sommige van hen hebben ook landelijk een stempel gedrukt op de volkswoningbouw tijdens het interbellum, zoals Cuijpers, Gratama, Versteeg, De Roos & Overeijnder. De verkaveling binnen de bouwblokken en de precieze situering van de woningblokken kwam voor rekening van de architecten in nauw overleg met de directeur Gemeentewerken Schaap en diens opvolger Brinkman Visser als verantwoordelijken voor de stedebouwkundige opzet. Zo ontstond vanaf 1918 een woonwijk die nu nog altijd wordt gewaardeerd.
De charme van de wijk ligt voor een belangrijk deel in de kenmerkende hoogteverschillen, die samenhangen met het stuwwallandschap - dat hier oorspronkelijk een vrij open, met heide begroeid terrein vormde. Ongetwijfeld is die aantrekkelijkheid verder mede een verdienste van de verantwoordelijke ontwerpers, die de gunstige aspecten wisten uit te buiten en verschillende plekken in de wijk tot schilderachtige ensembles wisten te maken, één en ander ondanks de bezuinigingen die tijdens de ontwikkeling herhaalde malen nodig waren. Tengevolge daarvan is de dichtheid van de woningen vergroot; ook werd gestapelde bouw geïntroduceerd (beneden- en bovenwoningen). Verder moesten bijv. de binnenterreinen van enkele grote bouwblokken bebouwd worden. Op enkele plaatsen kon de oorspronkelijk bedoelde ruime opzet worden gehandhaafd, bijv. de blokken aan Dr.Schaepmanlaan ter weerszijden van de Zaslaan.
2.3 Ruimtelijke Structuur
2.3.1 Ruimtelijke structuur Geitenkamp
De wijk Geitenkamp is gelegen op de hellende terreinen in het noordoosten van de stad. Aan de westzijde ligt de wijk Monnikenhuizen, met de flatgebouwen langs de Dr.Schaepmanlaan. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan het Paasbergdal een fraaie groene ruimte met vnl. een sportfunctie. Het gebied omvat ongeveer 1600 arbeiders- en middenstandswoningen.
De wijk heeft een eigen, karakteristiek silhouet als van een afzonderlijke nederzetting. Het grootste deel van de bebouwing bestaat uit complexmatige woningbouw. Door de verschillen in architectuur zijn deze complexen als afzonderlijke eenheden herkenbaar. Toch vertoont de wijk mede als gevolg van de relatief korte bouwperiode van ruim 10 jaar een grote ruimtelijke samenhang.
De boven aangegeven uitgangspunten leidden tot een ontwerp met een gevarieerd wegenpatroon, waarvan de - zowel korte rechte als lange gebogen - straten veelal de oude hoogtelijnen volgen.
Het stratenpatroon vertoont een zekere hiërarchie; wijkontsluitingswegen hebben een breder profiel dan woonstraten. Het bochtig of hoekig verloop heeft veelal korte zichtlijnen ten gevolge. Er zijn meerdere tot pleinachtige ruimten verbrede straatdelen en kruispunten. De straatwanden zijn min of meer gesloten, al dan niet onderbroken door poortjes. Veel straten hebben nog de oorspronkelijke klinkerbestrating. De hoofdroutes voor het autoverkeer zijn geasfalteerd.
Het grote plein in het zuidelijke deel, Geitenkamp geheten, dient als marktplein met winkels. De Middenweg is de hoofdtoegang tot dit plein en daarmee tot de wijk. De weg loopt verder met ruime bochten naar het tweede grote plein, het Schuttersbergplein, opgezet als een ruimte met een duidelijk karakter, in het noordelijke deel van de wijk.
De vroegere route van de tram is met name in het centrum van de wijk nog te herkennen.
De Rosendaalseweg is een oude verbindingsweg van Arnhem met Rozendaal. Binnen het beschermde stadsgezicht heeft hij een karakteristiek, breed profiel met een met eiken beplante middenberm.
2.3.2 Bebouwing
Het dakenpatroon van Geitenkamp is levendig dankzij het reliëf en de boven de overige bebouwing uitstekende kerk en een tweetal torengebouwen op het marktplein. Verder is de levendigheid ook te danken aan de toepassing van poortgebouwen, torens, verschillende geveltypen en kapvormen, variatie in nokhoogte en -richting, en het verspringen van rooilijnen.
Ook binnen de complexen is de variatie in woningtypen groot, vooral bij de projecten uit de eerste helft van de jaren '20. De in baksteen opgetrokken woningen zijn traditioneel van opzet en hebben één of twee woonlagen met pannendak. De meeste bouwblokken zijn half open, maar op veel plaatsen staan de lange rijen woningen zó dicht opeen dat ze bijna gesloten blokken vormen; meestal wisselen delen van één en twee bouwlagen elkaar af. In het zuidelijke deel (Geitenkamp) is hogere bebouwing vooral te vinden aan straten met een breed profiel. In het noordelijke deel (Schuttersberg) is het aantal woningblokken van twee bouwlagen aanmerkelijk groter.
Het al genoemde marktplein neemt met de eromheen gelegen markant vormgegeven woon-winkel-panden een centrale plaats in de wijk in. De hoogst gestapelde woningen staan hier; de hellende open ruimte wordt er gedefinieerd door twee torengebouwen (vier lagen met kap). Dit met enkele bomen beplante stedelijke plein dient vooral als parkeerplaats.
De hooggelegen St.Jozefkerk aan de Rosendaalseweg is met de daaromheen gelegen bebouwing een bijzonder deel van de wijk. Een eindje verder ligt de ruïne van de in 2005 afgebrande Witte School, dit fraai gesitueerde monument is onlangs herbouwd.
Opmerkelijk in de wijk zijn twee hellende diagonale assen; de H. van Kolstraat verloopt spectaculair vanaf de poort in één van de bovengenoemde torengebouwen door tot in het fraaie wijkpark Larikshof, waar vroeger de uitspanning Geitenkamp stond. In het noordelijke deel vertoont de Fokke Noordhofstraat een strak symmetrisch profiel, met bovenaan als focus een schoolgebouw.
Dit gebouw en nog enige andere openbare gebouwen vormen architectonische accenten; behalve door hun ligging vallen zij ook op door hun grotere bouwmassa en de meer bijzondere, vaak rijker gedetailleerde architectuur.
Een andere bijzondere plek is het Te Brakeplein, waar gemetselde trappen en keerwanden het hoogteverschil opvangen. Ook elders in de wijk zijn dergelijke trappen, balustrades, bordessen, en keermuren toegepast.
Op verschillende plaatsen zijn er markante doorkijkjes naar lager gelegen wijkdelen, bijv. vanuit de St. Jozefstraat naar het marktplein. Waar de belangrijkere wegen elkaar kruisen verbreedt de ruimte zich en daar zijn op de hoeken winkels te vinden. Ze vormen de begane grond van gestapelde bebouwing.
In het begin van de jaren '30 was de wijk geheel volgebouwd. Bijzonder is dat sindsdien geen ingrijpende wijzigingen hebben plaatsgevonden in de plattegrond en de opbouw van de wijk. Alleen in de zuidoostelijke hoek van de Rosendaalseweg werden later bejaardenwoningen gebouwd (Larikshof), op de plaats waar de uitspanning Geitenkamp in de oorlog verwoest was. Aan de Dr.A.Kuiperstraat is de daargelegen school na brand gesloopt en vervangen door een complex gestapelde woningen. Verder is het merendeel van de woningbouwcomplexen gerenoveerd; bouwkundige details zijn hierbij helaas vaak verdwenen. Met name de winkelpuien aan het marktplein zijn gemoderniseerd.
2.3.3 Openbaar groen
Door de hoge woningdichtheid en de merendeels smalle straten was er weinig ruimte voor openbaar groen. De straatbomen zijn dan ook kleinere soorten. In de zuidoostelijke hoek van de wijk ligt het parkje Larikshof met fraaie oude bomen aan de Rosendaalseweg, met een vijver. Verder zijn er kleinere plantsoenen zoals dat op het Schuttersbergplein waar de beeldbepalende beuken werden ingepast; daarnaast de groene driehoek in de splitsing tussen Fazantenweg en Dennenweg, die zeer fraai doorloopt aan de andere zijde daarvan (buiten het beschermd stadsgezicht). De boven de driehoek gelegen school aan de Bonte Wetering heeft een monumentale positie in dit geheel.
De Beukenlaan grenst aan het open gebied van Valkenhuizen; dit bijzondere stukje Veluwe vormt in feite de achtertuin van Geitenkamp.
De eengezinshuizen hebben een achtertuin. Vaak is er ook een voortuin; dan is er meestal een asymmetrisch straatprofiel; de woningen aan de hoge zijde hebben een voortuin (waar een muurtje het hoogteverschil opvangt); de andere zijde van de straat niet. Bij de parallel lopende straten in de zuid-westhoek is dit bijv. het geval.
2.4 Functionele Structuur
Vanwege de oorspronkelijk afgezonderde ligging is de wijk ontworpen als een zelfstandig stadsdeel met een groot aantal eigen voorzieningen - zoals een marktplein, winkels, scholen en kerken. De grote afstand tot het centrum van de stad en de fabrieken werd overbrugd door middel van een tramlijn. Aanvankelijk was het de bedoeling ook overheidsgebouwen te vestigen op het centrale plein zoals bijv. een dependance van het gemeentehuis (hulpsecretarie), politie, brandweer en een gemeenschapshuis. Deze plannen zijn niet doorgegaan.
De detailhandel op de Geitenkamp is geconcentreerd rond het Marktplein. Het plein heeft een gezellig, intiem karakter, dat wordt versterkt door drie grote Platanen. Trekker in het gebied is een kleine supermarkt. Het overig aanbod bestaat onder andere uit een drogist, fietsenhandel,woninginrichting, electrozaak en enige versspeciaalzaken.
Overige detailhandel bevindt zich op de hoek van de Zaslaan en de Schuttersbergweg, en op de hoek Schuttersbergweg en -plein.
Nast detailhandel bevinden zich tevens een aantal maatschappelijke voorzieningen in de wijk. De zuidwestelijke punt van het beschermde stadsgezicht werd in de jaren twintig geheel volgebouwd met bouwwerken van rooms-katholieke signatuur: de St.Jozefkerk met pastorie, een klooster met kapel. Bijzonder is dat vanwege het sterk hellende terrein aan de achterzijde van de kerk onder het transept en het koor ruimte was voor een schooltje in twee bouwlagen. Verder staan in dit blok nog twee andere scholen en een parochiehuis.
De openbare lagere scholen aan de Bonte Wetering, en aan de Reigerstraat bovenaan de Fokke Noordhofstraat zijn al genoemd.
Een katholieke lagere school en een kleuterschool liggen op een binnenterrein aan de Sperwerstraat. Het Schuttersbergplein was tevens keerpunt van de tram, die de verbinding tussen de wijk en het Stadscentrum verzorgde. Op het plein staat een voormalig wachthuisje, nu als kapperszaak in gebruik.
2.5 Arnhemse Allee En Breeberg
Op het sterk hellende gebied ingeklemd tussen de Geitenkamp en de Rijksweg A12 liggen de de woonbuurten Arnhemse Allee en Breeberg. Deze woonwijken zijn gebouwd in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw en bestaan over het algemeen uit eengezinswoningen.
De Arnhemse Allee ligt direct ten oosten van de Geitenkamp en herbergt rijtjes woningen van twee bouwlagen met een kap. De ontsluiting van deze wijk verloopt via de Grensweg / Denneweg aan de oostzijde en de Moslaan / Esdoornweg aan de westzijde. Deze wegen lopen haaks op de hoogtelijnen en zijn daardoor relatief steil.
De woningen en woonstraten zijn evenwijdig aan de hoogtelijnen gesitueerd met uitzondering van de woningen aan de Acaciastraat. De buurt wordt gekenmerkt door een relatief open bebouwing met een lage dichtheid. De voorraad bestaat uit zowel koop- als huurwoningen.
De Breeberg is gebouwd in de jaren tachtig en loopt parallel aan de A12. De wijk bestaat uit geschakelde eengezinswoningen. De meeste woningen tellen twee bouwlagen maar er zijn ook woningen van een bouwlaag. Kenmerkend voor de wijk zijn de platte daken. De ontsluiting vindt plaats via de Moslaan en de Vogelkersweg. Net als in de Arnhemse Allee lopen de woningen evenwijdig aan de hoogtelijnen. De woningen zijn gelegen aan woonerven. Parkeren gebeurt veel op eigen terrein, de meeste woningen zijn voorzien van een carport of garage.
Het zuidelijk deel bestaat uit woningen uit de jaren vijftig en behoort meer tot de Geitenkamp. In dit gebied bevond zich tevens de Larikshof, een complex van naoorlogse noodwoningen. De woningen zijn inmiddels gesloopt. De herontwikkeling Larikshof is niet opgenomen in dit plan. De planvoorbereiding en gesprekken hierover zijn medio 2009 gestaakt. Vivare beraad zich op dit moment op verdere planontwikkeling.
In de gebouwen in het noordelijk deel van het gebied zijn enkele (maatschappelijke) voorzieningen gehuisvest. Het gebouw aan de Dennenweg 106 is o.a. in gebruik ten behoeve van activiteiten van de plaatselijke caranavalsvereniging. Op de Vogelkersweg 52 is een fitnesscentrum gevestigd. Het gebouw aan de Vogelkersweg 50 biedt plaats aan kindercentrum De Beukenborg.
De Moslaan vormt de ontsluitingsweg van beide buurten
2.6 Valkenhuizen E/o
Dit gebied wordt begrensd door de Monnikensteeg, de Schelmseweg de Dennenweg en de Beukenlaan en herbergt het sportpark Valkenhuizen. Het glooiende open terrein daaromheen dat biedt plaats aan enkele agrarische bedrijven en een kwekerij.
Sportcentrum Valkenhuizen is een onderdeel van Sportbedrijf Arnhem/gemeente Arnhem. Het is een groot multifunctioneel sportcentrum met binnen- en buitensportaccommodaties en een zwembad, dat de thuisbasis is van verschillende Arnhemse sportverenigingen, maar ook van CIOS Arnhem (onderdeel van ROC Rijn IJssel). Een deel van dit sportcentrum ligt nu nog op het Saksen Weimarterrein. De verenigingen die hier gehuisvest zijn, krijgen een andere locatie op het sportcentrum zelf of elders in de stad.
Het omliggende gebied heeft de landschappelijke karakteristiek van landbouwenclave met verspreid voorkomende bebouwing en solitaire boomgroepen. De openheid wordt begrensd door enerzijds de stedelijke bebouwing van de Geitenkamp, en anderzijds door de Veluwse bossen. Het golvend reliëf, waarbij de Schelmseweg in het dal van het landschap ligt, zorgt voor waardevolle zichtlijnen over de enclave en het dal, en geeft tevens een bijzondere coulisse- en dieptewerking.
Langs de Schelmseweg en aan de oostzijde staan enkele monumentale beuken (80 tot 100 jaar) De oude boerderij (annex woonhuis) aan de Schelmseweg vormt met een opgaande erfbeplanting en de rij fruitbomen langs het toegangspad een enclave in het open gebied.
Het gebied wordt gebruikt voor wandelen, fietsen e.d. door omwonenden, de recreatieve waarden liggen met name ook in de belevingswaarden van het landschap. De ontsluiting is beperkt.
De huidige Beukenlaan met de dubbele rij (relatief jonge) beuken vormt een markante begrenzing van het open landschap.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de plankaart en in de voorschriften.
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.2.1 Rijks-, provinciaal- en regionaal beleid
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.
Het ruimtelijk beleid van de provincie is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 “Kansen voor de regio”. Het Streekplan, dat wordt vastgesteld voor een periode van 10 jaar, is een schakel tussen rijks- en gemeentelijke plannen op het gebied van de ruimtelijke ordening.
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak.
Het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen 'Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa' is de opvolger van het Regionaal structuurplan 2015 uit 1998. Het regionaal plan vormt het richtinggevend kader voor beleid en uitvoering van het regionaal beleid van de stadsregio op gebied van ruimte, mobiliteit, economie en wonen.
3.2.2 Gemeentelijk beleid
Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. Om plannen en initiatieven goed op elkaar af te stemmen, stelt de gemeente met enige regelmaat een structuurplan vast. Het Structuurplan Arnhem 2010 (2000) is de opvolger van het Structuurplan uit 1984. Het Structuurplan Arnhem 2010 beschrijft het ruimtelijk beleid voornamelijk in hoofdlijnen. Het plan is flexibel, zodat het kan inspelen op veranderende omstandigheden en inzichten. Formeel is het structuurplan tien jaar van kracht: van 2000 tot 2010. Maar de inrichting van de ruimte werpt haar schaduw veel verder vooruit. Waar dat mogelijk is, richt het Structuurplan zijn blik daarom op het jaar 2030. Het Structuurplan Arnhem 2010 is op 2 oktober 2000 door de raad vastgesteld.
De stad en het landschap zijn in het structuurplan opgedeeld in 15 stadsdelen. De Geitenkamp behoort samen met de wijken Monnikenhuizen, Paasberg, Angerenstein - noord en Wellenberg tot het stadsdeel Noord Oost. Deze wijken worden getypeerd als over het algemeen hoogwaardige woongebieden met een architectuur en stedenbouw van hoge kwaliteit. Bij eventuele ontwikkelingen in dit stadsdeel moeten de mogelijkheden die de aanwezige oorspronkelijke cultuurhistorische waarden bieden actief meegenomen worden. De Saksen Weimar kazerne is in het plan als woningbouwlocatie opgenomen. Voor de Geitenkamp voorziet het plan in een herstructurering waarbij woningen samengevoegd worden.
In 2006 is de Tussenrapportage Structuurvisie Arnhem 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Tussenrapportage wordt de bestaande Structuurvisie op een aantal punten herzien. De Structuurvisie is vastgesteld in 2000 en heeft aanpassingen nodig. De Tussenrapportage bevat deze herijking van het ruimtelijk beleid.
Naast de herijking van het bestaande beleid wordt ook een uitwerking gepresenteerd voor het beleid met betrekking tot hoogbouw. Dit is gedaan aan de hand van 10 principes voor hoogbouw in Arnhem welke zijn vertaald op een kaart van Arnhem.
Ten aanzien van het plangebied worden in de tussenrapportage geen relevante bijstellingen genoemd. Wel wordt melding gemaakt van de aanwijzing van 7 beschermde stadsgezichten waaronder de Geitenkamp.
3.3 Woonbeleid
In de Woonvisie Gemeente Arnhem 2015 (vastgesteld in 2004) is de basis gelegd voor het gemeentelijk te voeren woonbeleid. De Provinciale kaders en ambities voor een kwalitatief woonprogramma maken deel uit van de Regionale Woonvisie van het KAN, deze zijn kaderscheppend geweest bij het opstellen van de Arnhemse Woonvisie. In de Arnhemse woonvisie staat het motto 'Arnhem aantrekkelijke woonstad in balans' centraal. Dit betekent dat Arnhem inzet op versnelling van de woningbouwproductie, het vergroten van de keuzevrijheid en zeggenschap van de woonconsument, het bevorderen van de doorstroming en het doorbreken en verbeteren van de eenzijdige grote goedkope woningvoorraad door datgene te bouwen waar vraag en een tekort aan is.
Op Regionaal niveau zijn voor de komende vijf jaar tot 2009 procentuele afspraken gemaakt voor sociale woningbouw. Voor Arnhem ligt er een inspanningsverplichting om gedurende deze periode op het totaal aan nieuwbouwplannen ten minste 35% betaalbare koop- en huurwoningen in de stad te realiseren. Door het accent te leggen op de bouw van middelduur en duurdere woningen ontstaat er een grotere differentiatie en een ruimer en gevarieerd aanbod van woningtypen en woon- en leefomgevingen. Ook ligt er een inspanningsverplichting om het eigen woningbezit in de stad te bevorderen om zo in 2015 meer evenwicht te bereiken in de eigendomsverhouding van huurwoningen en koopwoningen. In het te voeren woonbeleid spelen de behoefte en wensen van alle woonconsument een belangrijke rol evenals de diversiteit in de bevolkingsamenstelling en de kenmerken die verschillende wijken en buurten in het Arnhemse bezitten.
De landelijke ontwikkelingen op de beleidsdriehoek wonen, welzijn en zorg zijn vertaald in de gemeentelijke kaderstellende nota's, o.a. de Arnhemse Woonvisie en Stad in Balans. Er ligt dan ook op het gebied van wonen, welzijn en zorg bij de gemeente een stevige opgave om de doelstellingen uit deze driehoek in fysieke en sociale zin te realiseren. Dit betekent dat er in woonwijken voor bijzondere doelgroepen en m.n. voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschaliger aanbod aan levensloopbestendige woningen, woonvormen of andere bijz. woonconcepten, gerealiseerd en gefaciliteerd moet worden, eventueel aangevuld met (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning, toezicht of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen in de directe of nabije woonomgeving.
Ook in gebieden die door hun karakteristieke bebouwing cq. leefomgeving zijn aangewezen als beschermde stads- of dorpsgezichten kunnen zich transformatie behoeften voordoen met name als de kwaliteit en de gebruikswaarde van de gebouwen niet meer aansluit of niet meer doeltreffend voldoet aan de vraag en behoefte van de gebruikers. Vanuit monumentenzorg zal hier met respect voor het aanwezige historische erfgoed op geanticipeerd moeten worden met een integrale beleid- en belangenafweging. Op basis van het principe van “wikken en wegen”, zal dan een zorgvuldige keuze gemaakt moeten worden tussen het behoud en de instandhouding van de materie of het behoud van betekenis.
3.4 Cultuurhistorisch- En Archeologisch Beleid
3.4.1 Rijksbeleid
Monumentenwet en Wet op de ruimtelijke ordening
Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.
Op dit moment wordt het monumentenstelsel herzien. De hoofdlijnen hiervan staan verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo, 2009). De belangrijke pijlers van MoMo zijn: 1) Cultuurhistorische belangen moeten worden meegewogen in de ruimtelijke ordening; 2) Regelgeving moet krachtiger en eenvoudiger en 3) Herbestemming moet worden bevorderd. Het rijksbeleidskader wordt juridisch verder uitgewerkt. Aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond, maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.
Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg
De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:
- archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
- vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
- bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.
Inmiddels is het verdrag vertaald in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007).
3.4.2 Provinciaal beleid
Nota Belvoir
Het Belvedere-uitgangspunt “behoud door ontwikkeling” is in 2000 overgenomen in de provinciale Nota Belvoir. Doel is dat cultuurhistorie voortaan prominent wordt meegewogen bij de ontwikkeling van alle ruimtelijke en economische plannen. Om nog meer in te kunnen spelen op de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving, kiest de Provincie met de nieuwe nota Belvoir 3 voor een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht beleid. In de nota worden 10 cultuurhistorisch waardevolle gebieden benoemd, waarnaar speciale aandacht zal uitgaan. Relevant voor Arnhem is de aandacht voor het Veluwemassief, de Veluwezoom en het Rivierengebied.
3.4.3 Gemeentelijk beleid
Erfgoednota 'Panorama Arnhem'
In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.
Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt.
Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:
• Behouden door ontwikkelen
• Behouden door beschermen
• Adviseren, stimuleren en verleiden
• Kennis verwerven en verspreiden
Archeologiebeleid
Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.
3.5 Welstandsbeleid
Arnhem kiest er in haar welstandsnota (2004) voor om zoveel mogelijk recht te doen aan de reeds bestaande verschillen in de bebouwde omgeving. Hiervoor is een indeling gemaakt in een aantal logische eenheden in de stad. Elke ruimtelijke eenheid heeft een welstandsniveau, 'zwaar', 'normaal', of 'licht', dat aangeeft in welke mate welstand in dat gebied wordt ingezet.
Voor het beschermde stadsgezicht de Geitenkamp geldt welstandsniveau zwaar. Dit gebied is van cruciale betekenis voor het totaalbeeld van de stad. In het algemeen hebben de criteria een sterk conserverend karakter voor de direct zichtbare gevels. In de nota is een koppeling met erfgoed gemaakt. Dit betekent dat bij welstandtoetsing bouwplannen mede worden beoordeeld op het behoud en/of versterking van de cultuurhistorische waarden.
Voor het overige bebouwde gebied geldt welstandsniveau normaal. Voor de zichtbare gevels hebben de criteria een conserverend karakter waarmee de gebouwvorm, de dakvorm en de karakteristieke elementen worden gespaard. Aan de straatzijde is het onder voorwaarden mogelijk om zonder vergunning collectoren en zonnepanelen te plaatsen. Aan de straatzijde mogen alleen ornamentele dakkapellen worden toegevoegd zoals die oorspronkelijk in die gebieden waren ontworpen. Serres mogen aan de achterzijde slechts in één laag vanaf de begane grondverdieping worden gerealiseerd. Kelderentrees (met keerwanden en trappen) die aangebracht worden in de straatgevels zijn niet aanvaardbaar. Er worden geen bijzondere eisen gesteld aan bijgebouwen in de achtertuin die niet zichtbaar zijn vanaf het openbaar gebied.
3.6 Verkeersbeleid
Rijksbeleid
De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling.
Provinciaal en regionaal beleid
De provincie Gelderland en de Stadsregio Arnhem-Nijmegen kennen respectievelijk het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan-2 en het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan.
De provincie Gelderland kiest voor een duurzame mobiliteit, waarbij het verkeers- en vervoerssysteem een sterke economie ondersteunt, welvaart versterkt en de sociale integratie stimuleert. Om dat te bereiken kiest Gelderland voor de volgende aanpak:
voorkomen, beter benutten, bouwen en beprijzen.
De essentie van het Stadsregio-verkeersbeleid is identiek aan dat van de provincie Gelderland. Voor Arnhem is het project RegioRail Stadsregio in het bijzonder van belang. De Stadsregio kiest als ruggengraat van ontwikkeling en vervoer het spoor tussen Zutphen-Zevenaar via Arnhem en Nijmegen naar Boxmeer en Cuijk. Planontwikkeling en –realisatie vinden bij voorkeur in bebouwd gebied en in de omgeving van het spoor plaats.
Gemeentelijk beleid
Als resultaat van de wisselwerking tussen rijk, provincie/regio en gemeente, heeft de gemeente Arnhem haar actuele verkeersbeleid verwoord in het Structuurplan Arnhem 2010 en in het Stedelijk Verkeers- en Vervoersplan SVVP Arnhem 2010. De essentie ervan – overeenstemmend met die van rijk, provincie en regio – is het terugdringen van de verkeersonveiligheid en het geleiden van de mobiliteit. Daarbij geldt het principe van vrijheid van keuze voor de mobilist, die de gemeente probeert te beïnvloeden door “verleidelijke” alternatieven aan te bieden. Ook speelt het prijsmechanisme hierin een steeds grotere rol.
Voor de werkingsduur van voorliggend bestemmingsplan is de uitwerking van het SVVP in het Categoriseringsplan Arnhem 2000 richtinggevend. Het categoriseringsplan werkt uit hoe de verkeersruimte in Arnhem duurzaam veilig (her-)ingericht wordt. Arnhem kent twee typen wegen: 1) de verblijfsgebieden en 2) de verkeersaders. Deze laatste zijn de hoofd- en ontsluitingswegen en vormen het Arnhemse hoofdwegennet voor het autoverkeer. Deze wegen kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger. Alle andere wegen vallen onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten krijgen het karakter van de 30 km/uurzone. Ze hebben een verblijfsfunctie en ontsluiten percelen. Veelal zijn het woonstraten.
De Rosendaalseweg, de Monnikensteeg en de Weg achter het bos maken deel uit van het hoofdwegennet van de gemeente Arnhem en vormen de hoofontsluiting van het plangebied. De overige straten en pleinen zijn veelal ingericht als verblijfsgebied.
Als uitwerking van het SVVP Arnhem is voor het onderdeel parkeren een Parkeernota Arnhem 2003-2010 vastgesteld. Voor het grootste deel van het plangebied zijn geen parkeeronderwerpen relevant. Het plangebied kent vooral openbare parkeergelegenheid en er is geen sprake van betaald parkeren of vergunninghoudersparkeren.
Het parkeren in de voortuin is voor het gehele plangebied verboden, daarnaast mag het aanleggen van een uitrit niet ten koste gaan van een openbare parkeerplaats.
A12
In het oosten van het deelgebied ligt het wegvak van de A12 dat gelegen is tussen de knooppunten Waterberg en Velperbroek. Dit wegvak vormt de verbindende schakel tussen de A50 en de A12 ten westen van knooppunt Waterberg en tussen de N348 én de A18 en A12 ten oosten van knooppunt Velperbroek. Het is daarmee de belangrijkste (inter)nationale verbinding tussen oost en west. Dit wegvak verbindt niet alleen de Achterhoek, de Liemers en Duitsland met de Randstad, maar vormt ook een belangrijke schakel tussen Noord-Oost Nederland en Zuid-Oost Nederland.
Het wegvak vormt een bottleneck in de verkeersdoorstroming van en naar de genoemde regio's. Tijdens de ochtendspits voldoet het wegvak momenteel niet meer aan de verkeersvraag. Het gevolg is dat er in de ochtendspits in beide richtingen filevorming ontstaat.
Momenteel bereidt Rijkswaterstaat de verbreding van de A12 tussen Waterberg en Velperbroek voor. Dit wegvak zal na verbreding bestaan uit 2x3-rijstroken plus vluchtstrook. De verbreding is onderdeel van de Spoedaanpak Wegen en valt onder het Benuttingsprogramma ZSM-2. (ZSM staat voor Zichtbaar, Slim en Meetbaar.) De voorbereiding vindt plaats via de Tracéwetprocedure. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat brengt voor 1 januari 2010 het Tracébesluit uit. De start bouw is voorzien in 2011 en oplevering in 2014.De voorziene verbreding past binnen de bestemming voor verkeersdoeleinden.
3.7 Milieubeleid
In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale leefomgevingskwaliteit van de stad.
Op 26 mei 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn opgenomen. Hiermee differentiëren we milieuambities naar verschillende gebieden. Niet overal in de stad streven we immers dezelfde milieuambities na: in een dynamisch centrum accepteren we bijvoorbeeld meer geluid dan in een woonwijk. Wel wordt rekening gehouden met grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich ophoopt.
Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten we in het betreffende gebied willen handhaven of realiseren, wordt ook duidelijk of een bepaalde ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied.
Luchtbeleid
Europees en Rijksbeleid
De Europese Unie heeft de grondbeginstelen van het Europese luchtkwaliteitsbeleid vastgelegd in de Europese Kaderrichtlijn luchtkwaliteit, officieel de 'Richtlijn 96/62/EG inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit' van 27 september 1996. Daarnaast zijn in Europees verband drie dochterrichtlijnen vastgesteld:
- I. Eerste dochterrichtlijn luchtkwaliteit
Officieel de 'Richtlijn 1999/30/EG betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht' van 22 april 1999. Hierin staan de grenswaarden en alarmdrempels voor deze stoffen. - II. Tweede dochterrichtlijn luchtkwaliteit
Officieel de 'Richtlijn 2000/69/EG betreffende grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht' van 16 november 2000. Deze richtlijn vult de Europese Kaderrichtlijn luchtkwaliteit aan met specifieke grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide. - III. Derde dochterrichtlijn luchtkwaliteit
Officieel de 'Richtlijn 2002/3/EG betreffende ozon in de lucht' van 12 februari 2002. Deze richtlijn geeft onder andere alarm- en informatiedrempel voor ozon en de doelstellingen voor de lange termijn.
In Nederland is de uitvoering van de EG-kaderrichtlijn luchtkwaliteit in Nederlandse wetgeving vastgelegd met het 'Besluit uitvoering EG-kaderrichtlijn luchtkwaliteit' van 24 april 1998. Met het van kracht worden van het Besluit luchtkwaliteit op 19 juli 2001 zijn in de Nederlandse regelgeving luchtkwaliteitsnormen voor een zevental stoffen vastgelegd . Tevens is bepaald dat gemeenten en provincies de lokale luchtkwaliteit in kaart brengen en daarover rapporteren en dat ruimtelijke ontwikkelingen (waaronder ook bestemmingsplannen) moeten worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Het gaat om luchtverontreiniging door zwaveldioxide, lood, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor deze stoffen dienen in acht te worden genomen.
Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:
PM10 (fijn stof)
- de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet worden overschreden;
- de 24-uurgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
NO2 (stikstofdioxide)
- de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden;
- de uurgemiddelde concentratie van 50 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.
Provinciaal en regionaal beleid
Op provinciaal niveau is de visie op luchtkwaliteit vastgelegd in het Gelders Milieuplan 3 (GMP3) voor de periode 2003-2007. Met het nieuwe milieubeleid wordt beoogt om minimaal de basiskwaliteit te bereiken in 2010. Daar waar met geringe inspanning of meerkosten een hoger kwaliteitsniveau realiseerbaar is, dient dat te geschieden. Daar waar nu al sprake is van een betere kwaliteit dan basiskwaliteit, richt het beleid zich op behoud van deze betere kwaliteit. Voor luchtkwaliteit betekent dit dat minimaal aan de grenswaarden uit het Besluit luchtkwalteit dient te worden voldaan en voor daarin niet genoemde stoffen aan het maximaal toelaatbaar risico (MTR).
Beleid gemeente
De gemeente Arnhem heeft in februari 2005 de Beleidsnota lucht vastgesteld. Met deze Beleidsnota wordt het Besluit luchtkwaliteit geïmplementeerd in het gemeentelijke beleid. Van de vier doelen in het Arnhemse luchtbeleid is het eerste doel voor bestemmingsplannen het meest relevant:
- het voorkomen van nieuwe knelpunten in de luchtkwaliteit
De gemeente wil voorkomen dat door wijzigingen in de structuur en indeling van de stad, nieuwe knelpunten ontstaan op het gebied van luchtkwaliteit. Voornemens voor ruimtelijke ingrepen moeten daarvoor beoordeeld worden op hun effecten voor de luchtkwaliteit. Dit kan door deze ruimtelijke ingrepen door te rekenen met de Regionale Verkeers- Milieu Kaart (RVMK). Plannen die leiden tot een nieuwe overschrijding van de grenswaarden voor schadelijke stoffen vinden geen doorgang.
Duurzaam bouwen
De gemeenten in Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) hebben het Convenant Duurzaam Bouwen in het KAN (2000) opgesteld waarin de partijen uniformiteit beogen in aanpak en toepassing van het duurzaam bouwen. Met dit convenant leggen de partijen de tussen hen gemaakte afspraken vast met betrekking tot het minimumkwaliteitsniveau van het duurzaam bouwen in het KAN. Het Pakket Duurzame Stedenbouw in het KAN maakt hier onderdeel van uit (tevens een uitwerking van het regionale structuurplan). Het pakket bestaat uit een opsomming van uitgangspunten die gehanteerd kunnen worden om woon- en werklocaties duurzaam te ontwikkelen en te beheren. De in het pakket genoemde uitgangspunten zijn zoveel mogelijk gehanteerd bij de opstelling van dit bestemmingsplan en zullen zoveel mogelijk worden gehanteerd bij de uitvoering. Aanvullend hierop is de Nota duurzaam bouwen (1998) van de gemeente Arnhem. Inbreiden in bestaand stedelijk gebied voorkomt uitbreiding in landschappelijk waardevolle buitengebieden. De gemeente wil daarom aan dit soort projecten voorrang en extra aandacht geven.
3.8 Groenbeleid En Ecologie
Het Groenplan Arnhem bevat een samenhangende visie op de ontwikkeling, inrichting en beheer van het groen in en om de stad Arnhem, voor de korte (2004-2007) en de middellange termijn (2015). Dit betekent dat het plan zowel een uitwerking van de 'groen'-ontwikkelingsvisie uit het structuurplan bevat als een kader voor het beheer van het groen in en om de stad. Het is een sectoraal plan, geschreven vanuit de wens om het groen in de stad te bewaren en te versterken. Visies op het gebied van ecologie, water, landschap en cultuurhistorie en gebruikswensen en beheer(on)mogelijkheden zijn daarbij input voor de geformuleerde streefbeelden en acties.
Integrale groenvisie
De gemeente Arnhem streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswensen moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.
Het Groenplan Arnhem bevat een samenhangende visie op ontwikkeling, inrichting en beheer van het groen in en om de stad Arnhem. Dit betekent dat:
- 1. het Groenplan een uitwerking geeft van het Structuurplan Arnhem 2010 voor wat betreft de daarin beschreven 'groene ambities';
- 2. het plan als toetsingskader dient voor het beoordelen van ruimtelijke plannen en projecten en tevens een goede basis vormt voor mogelijke toekomstige subsidies en voor koppeling aan projecten en programma's van andere partijen;
- 3. het plan de basis biedt voor de planologische bescherming van waardevolle gebieden en dat op basis van het plan randvoorwaarden kunnen worden meegegeven aan stedenbouwkundige projecten;
- 4. het plan helderheid biedt bij de prioritering en programmering van het groenbeheer door de gemeente;
- 5. het plan daarnaast de kaders biedt voor vergunningverlening en handhaving, voor de uitgifte van snippergroen en voor groencompensatie.
Uitgangspunten
Arnhem heeft veel waardevol groen. Dit is een groot goed voor de leefbaarheid van de stad.
Uitgangspunten van het groenplan zijn:
- bewaren en versterken
- zuinig omgaan met bestaande en potentiële kwaliteiten
- groen blijft groen
- kansen benutten
- alles op zijn plaats
- tegengaan van versnippering.
- schoon en netjes
- beheer afgestemd op streefbeeld
Het Groenplan bevat een beleidsvisie en een uitwerkingsdeel met concrete streefbeelden voor verschillende gebieden en wijkkaarten. In de streefbeelden is de visie uitgewerkt voor erschillende gebiedstypen in de stad.
Op de wijkkaarten wordt tevens het onderscheid aangegeven tussen structureel en flexibel wijkgroen. Dit is onder meer van belang in het kader van de uitgifte van snippergroen, het verlenen van kapvergunningen en toepassen van groencompensatie.
De typering van het groen in de wijk Geitenkamp is sterk gerelateerd aan de stedenbouwkundige opzet. In veel gevallen bestaat het groen uit straatbomen en in enkele gevallen is het beelddrager in de symmetrie van de bebouwing (zoals bijv. Schuttersbergplein, Fokke Noordhoffstraat). De monumentale en waardevolle bomen staan aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart.
De Rosendaalseweg vormt een belangrijke groene begrenzing en opmaat naar de wijk.
De waarde van het groen in het aangrenzende gebied genaamd Arnhemse Allee, zit vooral vervat in een groene dooradering in noord-zuid en oost-westrichting. De zone langs de A12 vormt een groene afscherming met ecologische en landschappelijke waarde.
De Beukenlaan heeft een eigen positie als oude nog herkenbare landschapslijn, beplant met een dubbele rij beuken. Deze vormt de noordelijke begrenzing van de bebouwing van de stad en vindt in de toekomst weer voortgang in het nieuw te ontwikkelen gebied Saksen Weimar.
Het open gebied tussen de Beukenlaan en de Schelmseweg heeft een hoge landschappelijke waarde en vormt een eenheid met het gebied ten noorden van de Schelmseweg. De glooiing in het terrein met mooie vergezichten bepalen de waarde, samen met markante monumentale boomgroepen. De kleinschalige erven vormen aantrekkelijke elementen in het gebied.
Aandachtspunt is de inpassing van het sportcomplex Valkenhuizen. Het omvormen van de huidige rand van donkere dennen in een wat zachtere rand met een gevarieerde inheemse beplanting kan de landschappelijke waarde van het open gebied verhogen.
3.9 Waterbeleid
Europees en rijksbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld die in 2009 definitief worden goedgekeurd en vastgesteld door “Den Haag” en “Brussel”. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota's vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, juli 2003). Het bestuursakkoord heeft tot doel “om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden”. Belangrijk onderdeel is om de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren' in alle overheidsplannen als verplicht afwegingsprincipe te hanteren. In het Nationaal Bestuursakkoord is vastgelegd dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures, waarbij een vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder in de planvorming wordt gewaarborgd. Verder is water in de Nota Ruimte een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de op 1 januari 2008 van kracht geworden Wet gemeentelijke watertaken. In deze nieuwe wet zijn de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht vastgelegd.
Provinciaal, regionaal, gemeentelijk en waterschapsbeleid
Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Streekplan (juni 2005), Waterhuishoudingsplan Gelderland (december 2004) en het Gelders Milieuplan (juni 2004).
De gemeenten in Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) hebben het Convenant Duurzaam Bouwen in het KAN (2000) opgesteld. Het 'pakket duurzaam bouwen' maakt hier onderdeel van uit. Hierin staan uitgangspunten voor duurzaam bouwen.
Aangezien het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Noord is overgedragen aan het waterschap Rijn & IJssel dient de gemeente Arnhem ook rekening te houden met het vigerende beleid van het waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het op 21 december 2006 vastgestelde Waterbeheerplan (2007-2010) en de Keur en legger van het waterschap.
Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in onder meer in het Gemeentelijk RioleringsPlan (2003-2007 verlengd tot en met 2008), het Structuurplan Arnhem 2010 en het Waterplan Arnhem.
Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:
- er grondwaterneutraal gebouwd moet worden.
- er geen negatieve verstoring van de grondwaterstanden en -stromingen mag worden veroorzaakt om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen.
- regenwater binnen het plangebied afgekoppeld moet worden van de riolering.
- het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt.
- er maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling.
- het gebruik van uitloogbare materialen niet is toegestaan.
3.10 Sport- En Recreatiebeleid
3.10.1 Rijks- en provinciaalbeleid
Vanuit het rijk is besloten een extra impuls te geven op het gebied van sport en bewegen. Dit gebeurt onder meer in de vorm van de aanstelling van 2500 combinatiefunctionarissen, maar ook vanuit de nota 'Tijd voor Sport' wordt invulling gezocht om meer allochtone (jongeren) actief aan het sporten te krijgen. Vanuit het armoedebeleid zijn gelden gereserveerd om de participatie aan sport voor kinderen uit 'arme' gezinnen mogelijk te maken. Het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB) heeft tot doel: minder bewegingsarmoede, terugdringing van overgewicht en een gezonder leefgedrag. Ook bij de 'krachtwijken' wordt sport ingezet om de leefbaarheid te vergroten. Daarnaast heeft NOC*NSF de ambitie om de Olympische Spelen van 2028 naar Nederland te halen.
Sport staat als een belangrijk maatschappelijk fenomeen inmiddels duidelijk op de kaart. Het is duidelijk dat het niet alleen om sport als doel, maar vooral ook als middel draait!
Door middel van samenwerking in de BOS-driehoek (Buurt-Onderwijs-Sport) wordt het beste resultaat verwacht.
De provincie Gelderland heeft in het 'Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid (GSO-3) speciaal aandacht voor een integrale aanpak van kwetsbare wijken. Hiervoor is in de bestuursperiode (2007-2011) € 40 miljoen beschikbaar. Vanuit de provincie is in Arnhem o.a. de wijk Geitenkamp aangewezen als GSO-3 wijk. Sportbedrijf Arnhem ontwikkelt voor de aangewezen wijken een speciaal aanbod. Hierbij wordt uitgegaan van het BOS-concept (samenwerking tussen Buurt-Onderwijs-Sport).
3.10.2 Gemeentelijk beleid
In 2005 is de Sportnota 'Sport over de Breedte' vastgesteld. Het sportbeleid concentreert zich rond vijf thema's:
- 1. Samenhang tussen bewegingsonderwijs, sportbuurtwerk en sportverenigingen met het doel meer mensen in beweging te krijgen;
- 2. Verbeteren van de kwaliteit van sportverenigingen, uitgaande van de cruciale rol van sterke sportverenigingen voor het sportaanbod in Arnhem. Dit heeft een relatie met de in te zetten combinatiefunctionarissen. Teven wordt ingezet op verenigingsadvies en –ondersteuning;
- 3. Voldoende en kwalitatief goede sportaccommodaties: bestaande accommodaties aanpassen aan de huidige kwaliteitsnormen, goede spreiding van voorzieningen over de stad en nieuwe voorzieningen waar dat wenselijk is;
- 4. Topsport in de stad als het evenementen betreft. Inmiddels begint het beeld hierover te keren. Een topsportnotitie is in voorbereiding;
- 5. Dienstverlening in de sport: ondersteuning van verenigingen, informatie en advies en belangenbehartiging.
Sportcentrum Valkenhuizen
Valkenhuizen is een onderdeel van Sportbedrijf Arnhem/gemeente Arnhem. Het is een groot multifunctioneel sportcentrum met binnen- en buitensportaccommodaties een zwembad en horecavoorzieningen, dat de thuisbasis is van verschillende Arnhemse sportverenigingen, maar ook van CIOS Arnhem (onderdeel van ROC Rijn IJssel). Een deel van dit sportcentrum ligt nu nog op het Saksen Weimarterrein. De verenigingen die hier gehuisvest zijn, krijgen een andere locatie op het sportcentrum zelf of elders in de stad.
Onderzoek toekomst Valkenhuizen
Sportcentrum Valkenhuizen is een van Arnhems grootste sportaccommodaties. Het centrum is ruim twintig jaar oud en sommige onderdelen zijn toe aan renovatie of vervanging. Daarnaast zijn er recente ontwikkelingen die andere eisen stellen aan een dergelijke accommodatie dan het sportcentrum op dit moment biedt.
Sportbedrijf Arnhem heeft in 2008 daarom Adviesgroep Synarchis opdracht gegeven tot het uitvoeren van een oriënterend onderzoek. Het onderzoek richt zich vooral op de behoeften, wensen en knelpunten van de gebruikers van Sportcentrum Valkenhuizen.
Daarnaast heeft bouwkundig adviesbureau ABT in april 2009 in opdracht van de Facilitaire Dienst een casco-scan uitgevoerd naar de bouwkundige en installatietechnische staat van de gemeentelijke panden van het sportcentrum. Inmiddels zijn beide rapporten gepresenteerd. In de accommodatienotitie (m.b.t. gemeentelijke sportaccommodaties) komt het sportcentrum uitgebreid aan bod. Gezien de staat van het pand en de ambities van de gemeente is een renovatie of mogelijk zelfs nieuwbouw (van onderdelen) gewenst. Het traject rond de accommodatienotitie loopt nog op moment van schrijven. De uitkomst hiervan is nu nog onduidelijk.
3.11 Economisch Beleid
In de Kadernota Economisch beleid 2003-2006 (2003) is het economisch beleid voor de komende jaren neergelegd. De nota bouwt voort op de ambities van de Stadsvisie Arnhem 2015 en kiest op economisch gebied voor: Arnhem Dienstenstad van Oost-Nederland. Annex hieraan dient de Arnhemse ruimte en het Arnhems potentieel beter benut te worden en neemt Arnhem de taak op om uit te bouwen tot attractieve stad. Dit wordt uitgewerkt via vier strategische sporen: verbetering dienstverlening, het bieden van ruimte, promotie en acquisitie en structuurversterkende maatregelen.
In de Kadernota wordt, onder meer, gesteld dat Arnhem er voor kiest de belevingswaarde van de stad te vergroten. Arnhem is voor de wijde omgeving het regionaal centrum met de daarbij behorende voorzieningen op het gebied van detailhandel, horeca, kunst, cultuur, sport, recreatie en dergelijke. De gewenste schaalsprong van Arnhem kan niet zonder vergroting, aanpassing en modernisering van deze voorzieningen. Kwaliteit staat hierbij voorop.
3.11.1 Wijkeconomie
Het stimuleren van 'werken in de wijk' oftewel wijkeconomie, zoals vastgelegd in de gelijknamige Nota Wijkeconomie (2001) blijft een belangrijk thema. De ontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid en werkgelegenheid levert een bijdrage aan de verbetering van de leefbaarheid en sociale samenhang in de wijk. In dit verband is het werken aan huis, binnen duidelijk beperkte kaders, toegestaan. Concreet betekent dit dat de gemeente actief blijft bij het stimuleren van woon-werkeenheden en het ontwikkelen van kleinschalige bedrijfsverzamelgebouwen in wijken, bedoeld voor bedrijven in de ambachtelijke bedrijvigheid en de persoonlijke, zakelijke en overige dienstverlening.
In 2008 wordt de nota wijkeconomie uit 2001 herzien en vastgesteld
3.11.2 Detailhandel
In september 2001 heeft de gemeenteraad een nieuwe Beleidsnota Detailhandel Arnhem vastgesteld. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat detailhandel wordt geconcentreerd in winkelcentra, met supermarkten als centrale trekker. Dit betekent dat detailhandel buiten de in bestemmingsplannen aangegeven locaties niet tot de mogelijkheden behoort.
In 2008 wordt de herijking van de Beleidsnota Detailhandel Arnhem vastgesteld. Uitgangspunt hierin blijft het concentratiebeleid. In de herijking is opgenomen dat er een onderzoek plaatsvindt naar de marktruimte en spreiding van supermarkten in Arnhem Noord.
3.12 Horecabeleid
De horecanota Gastvrij Arnhem (2005) geeft de uitgangspunten aan voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling ten aanzien van horeca. Hoofdlijn van de nota is de randvoorwaardenscheppende en faciliterende rol van de gemeente zodat een evenwichtig aanbod van horeca ontstaat. Horecaontwikkeling is afgestemd op de functie van het gebied. De ontwikkeling van de attractieve stad vraagt om horecaontwikkeling met name in de binnenstad en omgeving.
In de detailhandelgebieden (Kronenburg, Presikhaaf) heeft horeca vooral een belangrijke ondersteunende functie voor de detailhandel. Ook in de toeristische centra van de stad heeft de horeca een ondersteunende functie. In woonwijken heeft horeca een verzorgende functie. En langs de radialen heeft het een bovenwijkse of stedelijke functie.
Het gemeentelijk beleid krijgt mede gestalte door vergunningverlening en handhaving. Dit gebeurt integraal; dat wil zeggen dat de verschillende beleidsterreinen op elkaar worden afgestemd (bijvoorbeeld openbare orde en veiligheid, voedsel- en brandveiligheid, milieu, gezondheid). Zo ontstaat duidelijkheid voor de horecaondernemers en andere belanghebbenden. Daarnaast wil de gemeente ook een goede gesprekspartner zijn voor ondernemers en ontwikkelingen stimuleren.
3.13 Coffeeshopbeleid
De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (1998) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd. In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig of toegestaan.
3.14 Prostitutiebeleid
In de nota Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000) is het beleid neergelegd, dat gevoerd wordt in verband met de afschaffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000. Gemeenten krijgen hierdoor de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om de prostitutie te reguleren
Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de volgende elementen:
- 1. concentratie van de raamprostitutie op één plek;
- 2. het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken, waarbij het aantal ramen verlaagd wordt naar 120;
- 3. het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast;
- 4. concentratie van de tippelprostitutie.
Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.
In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig en ook in het CBS-telgebied is geen seksinrichting aanwezig. In Arnhem mogen maximaal 8 seksinrichtingen zijn, waarbij er maximaal één seksinrichting per telgebied is toegestaan. In Arnhem zijn op dit moment 9 seksinrichtingen. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat een nieuwe aanvraag voor een seksinrichting zal worden gehonoreerd.
Hoofdstuk 4 Milieu-en Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
Voor dit bestemmingsplan is in april 2010 een Milieu Aspecten Studie (MAS) uitgevoerd. De conclusies zijn opgenomen in dit hoofdstuk. De Mas is als separate bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd (bijlage 2 bij de toelichting van dit bestemminngsplan). Hieronder staan de voornaamste conclusies en aanbevelingen uit deze rapportage.
4.2 Milieu
4.2.1 Geluid
Het plangebied is aangewezen als beheergebied. Er zijn geen nieuwe geluidgevoelige objecten geprojecteerd. Het gebied Geitenkamp hoeft daarom ook niet getoetst te worden aan de Wet geluidhinder. De geluidbelastingen binnen het gebied zijn conform het gemeentelijke geluidbeleid.
Railverkeer en industrielawaai zijn op dit bestemmingsplan niet van toepassing.
4.2.2 Lucht
In het plangebied bevinden zich géén ontwikkelingen. Derhalve is geen onderzoek nodig i.h.k.v. de Wet Luchtkwaliteit. Het besluit Luchtkwaliteit legt voor het bestemmingsplan geen beperkingen op.
4.2.3 Hinder
Voor het plangebied zijn er geen nieuwe ontwikkelingen. Een toetsing aan de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' is hiermee niet aan de orde.
4.2.4 Externe veiligheid
Binnen het plangebied loopt de A12 met een in acht te nemen veiligheidszone van 30 meter en een ondergrondse aardgasleiding. Voor de ondergrondse aardgasleiding (diameter 8 inch, maximale druk van 40 bar) geldt op basis van de circulaire voor ondergrondse aardgasleidingen dat er ten opzichte van gebouwen rekening moet worden gehouden met een afstand van 7 meter vanuit het hart van de leiding.
4.2.5 Groen en Ecologie
Groenplan 2004 – 2007 / 2015
In het plangebied liggen enkele structurele groenzones, bomenrijen en groengebieden. Het Groenplan geeft aan dat deze gebieden beschermd moeten worden in de voorschriften en de plankaart van het bestemmingsplan. In de conclusie van de MAS is te lezen om welke exacte locaties het hier gaat.
4.2.6 Water
Overleg met het Waterschap Rijn & IJssel heeft niet plaatsgevonden, omdat in het gebied geen oppervlaktewater aanwezig is dat in beheer is bij het waterschap. Eerder in het proces is de waterparagraaf voor een pré-advies naar het waterschap verstuurd. Het waterschap heeft indertijd aangegeven geen aanvullingen op de tekst hebben.
De gemeente Arnhem is beheerder van het afvalwatersysteem en kwantitatief beheerder van het ondiepe grondwater in de openbare ruimte. Bij de gemeente is intern overeenstemming over de beheersaspecten zoals in bovenstaande tekst vermeld.
Op de beperkingenkaart (bijlage 3 bij de MAS) zijn het transportriool, de persleiding, het oppervlaktewater, de infiltratievijvers en het beschermingsgebied van de beek aangegeven. Voorts is op de kaart een bijzondere rioolleiding aangegeven; deze begint in de J.P. Troelstralaan en loopt zigzaggend, onder verschillende woningen door naar de Rosendaalseweg.
Het beheer en onderhoud van bovenstaande werken mag als gevolg van toekomstige ontwikkelingen in het gebied niet worden bemoeilijkt.
Tot slot moet er een vergunningenstelsel gaan gelden voor het bovenstroomse beïnvloedingsgebied van de Beek op de Paasberg. Gezien de grote variatie in grondwaterstanden is het noodzakelijk om bij aanleg van ondergrondse constructies dieper dan 2 m. - mv. of bij toepassing van heipalen, een geo-hydrologisch onderzoek te laten uitvoeren naar de (on)mogelijkheden.
4.2.7 Bodem
Omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft, is de bodemparagraaf vooralsnog beperkt tot het uitvoeren van een inventarisatie. Bij concrete bestemmingsplanwijziging en/of nieuwbouw plannen, waarbij nog onvoldoende inzicht bestaat in de bodemkwaliteit, kan een bodemonderzoek noodzakelijk zijn.
Beperkingenkaart PM.
4.3 Cultuurhistorie En Archeologie
4.3.1 Cultuurhistorie
Rijks beschermd stadsgezicht
Een gedeelte van het beheergebied Geitenkamp is in december 2007 aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht. Daarnaast zijn er een groot aantal rijks- of gemeentelijk beschermde monumenten aanwezig. Het aanbrengen van wijzigingen is vergunningplichtig.
De begrenzing van het door het Rijk aangewezen gebied waarvoor nu dit bestemmingsplan wordt opgesteld, is op een kaart op de volgende pagina weergegeven. De procedure tot aanwijzing is in het eerste trimester van 2004 gestart. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (voorheen RACM, Rijksdienst voor de Monumentenzorg) heeft bij de aanwijzing aangegeven dat het nu nog geldende bestemmingsplan voor het gebied niet kan worden aangemerkt als een beschermend bestemmingsplan. De verwachting is dat het bestemmingsplan "Geitenkamp e.o.” de gewenste bescherming wel biedt en zodoende als beschermend bestemmingsplan kan worden aangemerkt.
Voor de nadere toelichting (redengevende beschrijving) omtrent de aanwijzing wordt verwezen naar het rapport van het Gelders Genootschap van januari 1998. Het rapport (de toelichting op het besluit) is als separate bijlage (bijlage 1.) bij de toelichting van dit bestemmingsplan) bij dit bestemmingsplan gevoegd.
De redengevende beschrijving kan als volgt worden samengevat (zie verder ook de toelichting bij het besluit tot aanwijzing van het beschermd stadsgezicht Geitenkamp gemeente Arnhem (Gelderland), ex artikel 35 Monumentenwet 1988, RDMZ, november 2004): essentieel is dat Geitenkamp herkenbaar is als een zelfstandige woonwijk met eigen voorzieningen. Beschermenswaardig is de gehele stedenbouwkundige opzet van de wijk, waarin tevens de concepten die aan de uitbreidingsplannen ten grondslag hebben gelegen nog duidelijk te herkennen zijn.
Met betrekking tot de stedenbouwkundige hoofdstructuur zijn van belang:
- het stratenpatroon, met zowel korte, rechte als langere, lichtgebogen straten, de beide grote pleinen (Geitenkamp en Schuttersbergplein) en voorts de kleinere pleinen (waaronder het Te Braakeplein) en tot pleinachtige ruimten verbrede straatdelen en kruisingen;
- de karakteristieke wijze waarop diverse, min of meer in elkaars verlengde gelegen straten enigszins ten opzichte van elkaar zijn verschoven;
- de hiërarchie in het stratenpatroon (brede en smalle straten);
- de diagonale assen (zichtlijnen) H. van Kolstraat en Fokke Noordhoffstraat;
- het profiel van de Rosendaalseweg;
- de situering van de bebouwing, in het bijzonder de situering op markante plekken van kerk, winkels en scholen.
Tevens is van belang: de hoogteverschillen met de daarbij horende (ter overbrugging van de hoogteverschillen) gemetselde trappen, balustrades/bordessen en keermuren.
Verder zijn met betrekking tot het bebouwingsbeeld van belang:
het type bebouwing overwegend in blokken van verschillende lengte aaneengebouwde woningen van één of twee bouwlagen met kap;
de eenheid in vormgeving, detaillering en materiaalgebruik binnen de afzonderlijke (woningbouw)complexen;
de variatie in de architectuur van de bijzondere bebouwing;
het bebouwingsbeeld van het marktplein.
Met betrekking tot tuinen en groenvoorzieningen zijn van belang:
de eenheid in en de wijze waarop voortuinen van de trottoirs zijn gescheiden (gemetselde muren en/of hagen);
de hoofdlijnen van de aanleg en de inrichting van plantsoen aan de Rosendaalseweg;
de beplanting van de Beukenlaan met een dubbele rij beuken;
de oude bomen op diverse plekken binnen het gebied (onder andere Schuttersbergplein, Patrijzenplein, Korhoenplein, hoek Bonte Wetering-Dennenweg, linden in enkele zijstraten van Dr. Schaepmanlaan).
In het plangebieddeel zijn verder een groot aantal rijks- en gemeentelijk beschermde monumenten aangewezen. De adressenlijst is als bijlage (6) bij de MAS gevoegd.
Kaartje begrenzing beschermd stadsgezicht
Omgaan met cultuurhistorie houdt niet het bevriezen van ontwikkelingen in maar juist het omgaan met ontwikkelingen zodanig dat de cultuurhistorische gegevenheden worden ingepast, waarbij ze beleefbaar blijven of juist worden.
Onder een Rijksbeschermd stadsgezicht worden groepen van onroerende zaken verstaan die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden. Rijksbeschermde stadsgezichten zijn door de minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen als zodanig aangewezen en vinden hun bescherming in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bevat daarom beschermende maatregelen om de cultuurhistorische waarden binnen het stadsgezicht te borgen.
Onder Rijksmonumenten worden alle voor tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken verstaan welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden en welke door de minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen als zodanig zijn aangewezen. Gemeentelijke monumenten hebben geen leeftijdscriterium, worden aangewezen door het college van B&W en vinden hun bescherming in de monumentenverordening.
Eigenaren van rijks- en gemeentelijk beschermde monumenten zijn bij voorgenomen wijzigingen van hun eigendom vergunningplichtig op grond van de Monumentenwet of de gemeentelijke monumentenverordening. Een monumentenvergunning dient te worden aangevraagd bij het college van B&W. Geitenkamp is aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht.
Bescherming via stadsgezichten en monumenten zijn verschillende instrumenten die elkaar aanvullen maar niet vervangen. Terwijl de Rijks- en gemeentelijke monumenten bedoeld zijn om het architectonische beeld veilig te stellen en de authenticiteit van het materiaal te behouden is de gezichtsbescherming gericht op de stedenbouwkundige en landschappelijke karakteristiek en het toekomstig functioneren daarvan.
Ontwikkelingen in de beschermde stadgezichten worden getoetst aan onderstaande criteria:
- In stand houden van de stedenbouwkundige hoofdstructuur van het gebied;
- Veranderingen aan gebouwen of ruimtelijke inrichting worden getoetst aan de historische karakteristieken zoals beschreven in de aanwijzing tot rijksbeschermd stadsgezicht.
Naast het beschermde stadsgezicht bevinden zich in het plangebied ook (Rijks) monumenten en beeldbepalende panden. De beeldbepalende status biedt geen bescherming maar heeft zuiver een kennisgevende functie.
4.3.2 Archeologie
Voor het plangebied geldt een grotendeels middelhoge tot hoge archeologische verwachtingskans. Bij grondroerende werkzaamheden zal archeologisch onderzoek plaats moeten vinden, te beginnen bij een bureauonderzoek. Hieruit moet blijken of en welke vervolgstappen noodzakelijk zijn. Vervolgstappen kunnen bestaan uit booronderzoek, gevolgd door proefsleuvenonderzoek en uiteindelijk een opgraving. In sommige gevallen kan ook een archeologische begeleiding van werkzaamheden aan de orde zijn. In de voorschriften van dit bestemmingsplan is archeologie geborgd; op de plankaart is een zone archeologie (gekoppeld aan de voorschriften) opgenomen. Het uiterst noordelijke deel van de wijk (ten noorden van de Beukenlaan en buiten Sportcentrum Valkenhuizen) is reeds onderzocht. Hier bevinden zich blijkens onderzoek geen archeologische waarden; voor dit deel van Geitenkamp geldt geen archeologisch regiem. Dit met uitzondering van vindplaats waarnemingsnummer 137660. Deze vindplaats is op de plankaart opgenomen. Hiervoor geldt meer specifiek het regiem dat bij vervolgingrepen een proefsleuvenonderzoek plaats moet vinden.
In bijlage 7 van de MAS is de archeologische verwachtingskaart opgenomen
4.4 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Binnen het plangebied ligt een ondergrondse aardgasleiding met een diameter van 20 cm (8 inch) en een maximale druk van 40 bar.
Op de beperkingenkaart (bijlage 3 bij MAS) worden de overige beperkingen aangegeven. Het betreft het transportriool, de persleiding, het oppervlaktewater, de infiltratievijvers en het beschermingsgebied van de beek. Voorts is op de kaart een bijzondere rioolleiding aangegeven; deze begint in de J.P. Troelstralaan en loopt zigzaggend, onder verschillende woningen door naar de Rosendaalseweg. Het beheer en onderhoud van bovenstaande werken mag als gevolg van eventuele toekomstige ontwikkelingen in het gebied niet worden bemoeilijkt.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
Deze planbeschrijving geeft een uiteenzetting over de gewenste situatie van het gebied. De deelgebieden Geitenkamp, Arnhemse Allee en Breeberg en Valkenhuizen e/o zijn bestaande gebieden waar geen ontwikkelingen gepland zijn. Om die reden is op deze gebieden een beherend bestemmingsregime van toepassing. Voor het Rijksbeschermd stadsgezicht (deelgebied Geitenkamp) gelden voor verschillende cultuurhistorische waarden specifieke bepalingen. Deze bepalingen voorzien de waarden van de nodige bescherming. Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn deze waarden weergegeven.
Kaartje deelgebieden
Beeldkwaliteitsplan
Samen met een aantal adviesbureaus op het gebied van cultuurhistorie, ruimtelijke analyse, stedenbouw,architectuur buitenruimte en landschap is door de gemeente(2009) een (concept) beeldkwaliteitsplan samengesteld. In dit document zijn de kwaliteiten van de wijk Geitenkamp op alle schaalniveau's geanalyseerd en op thema geordend en gewaardeerd. Door intensieve samenwerking is er een rijk pallet van informatie in dit document terecht gekomen.
5.2 Beheergebieden
5.2.1 Geitenkamp
Uitgangspunt voor voor het Rijksbeschermd stadsgezicht "De Geitenkamp" is de karakteristieke en historische samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij eventuele ontwikkelingen.
In deze paragraaf worden de waarden van de Geitenkamp beschreven en wordt een uiteenzetting gegeven van de manier waarop deze waarden in dit bestemmingsplan beschermd zijn. Deze inventarisatie is gebaseerd op de toelichting bij het besluit tot aanwijzing opgesteld door het Gelders Genootschap:
De wijk Geitenkamp is van bijzondere stedenbouwkundige waarde op grond van de grote ruimtelijke en esthetische kwaliteit, die mede tot stand gekomen is op basis van herkenbare stedenbouwkundige concepten en de afstemming daarvan op de relatief grote hoogteverschillen.
De manier waarop de ontwerpers dit reliëf hebben benut om straten, pleinen en overige markante plekken te situeren, met daarop - voor een deel - kwalitatief hoogwaardige bebouwing geeft Geitenkamp ook een situationele waarde.
Bijzonder voor die tijd, zeker buiten het westen van Nederland, is de grote omvang van de wijk. Ook bijzonder is de - vanwege de grote afstand tot het stadscentrum - gekozen opzet als zelfstandige woonwijk met arbeiders - en middenstandswoningen. Verder heeft de wijk diverse eigen voorzieningen, waaronder een marktplein en diverse scholen. Als vroeg voorbeeld van een dergelijke woonwijk is Geitenkamp ook van cultuurhistorische waarde. Het prominent gesitueerde complex van kerkgebouw, pastorie, en stadsklooster geeft een ruimtelijke uitdrukking van de maatschappelijke verhoudingen ten tijde van de opbouw van de wijk.
De wijk is tenslotte ook van belang vanwege de uitzonderlijke gaafheid van de stedenbouwkundige structuur, mede gezien de schaal ervan. Naderhand is op slechts beperkte schaal bebouwing verdwenen, vervangen of toegevoegd. Wel zijn veel winkels en woningen gerenoveerd en gemoderniseerd, met als gevolg gevelwijzigingen, vervanging van ramen en deuren en verdwenen details. Ook de inrichting van de openbare ruimte is in een aantal gevallen gewijzigd.
Beschermd is de gehele stedebouwkundige opzet van de wijk, waarin tevens de concepten die aan de uitbreidingsplannen ten grondslag liggen nog duidelijk te herkennen zijn:
Met betrekking tot de stedenbouwkundige hoofdstructuur zijn beschermd:
Het stratenpatroon, met zowel korte, rechte als langere, licht gebogen straten;
De beide grote pleinen, (Geitenkamp, Schuttersbergplein) en voorts kleinere pleinen (o.a. Te Brakeplein), en tot pleinachtige ruimten verbrede straatdelen en kruisingen;
De karakteristieke wijze waarop diverse, min of meer in elkaars verlengde gelegen straten enigszins ten opzichte van elkaar zijn verschoven;
De hiërarchie in het stratenpatroon (brede en smalle straten);
De diagonale assen (zichtlijnen) H.van Kolstraat en de Fokke Noordhofstraat;
Het profiel van de Rosendaalseweg;
De situering van de bebouwing, in het bijzonder de situering op markante plekken van kerk, winkels en scholen;
De hoogteverschillen met de daarbij behorende gemetselde trappen, balustrades, bordessen, en keermuren;
De bestaande symmetrieën in het bebouwingsbeeld en de openbare ruimte.
Voorbeeld symmetrie
Met betrekking tot het bebouwingsbeeld zijn beschermd:
Het type bebouwing: overwegend in blokken van verschillende lengte aaneengebouwde woningen van één of twee bouwlagen met kap;
De eenheid in vormgeving, detaillering en materiaalgebruik binnen de afzonderlijke (woningbouw-) complexen;
De variatie in de architectuur van de bijzondere bebouwing;
Het bebouwingsbeeld van het marktplein;
Met betrekking tot tuinen en groenvoorzieningen zijn de volgende zaken beschermd:
De eenheid in, en de wijze waarop voortuinen van de trottoirs zijn gescheiden (gemetselde muren of hagen);
De hoofdlijnen van de aanleg en de inrichting van het plantsoen aan de Rosendaalseweg;
De beplanting van de Beukenlaan met een dubbele rij beuken;
De oude bomen op diverse plekken binnen het gebied, o.a. Schuttersbergplein, Patrijzenplein, Korhoenplein, hoek Bonte Wetering, Dennenweg, park Larikshof en de linden in enkele zijstraten van de Dr.Schaepmanlaan;
Om bovenstaande waarden te beschermen zijn in dit bestemmingsplan diverse beschermende bepalingen opgenomen. Zo geldt voor het gehele deelgebied de dubbelbestemming Cultuurhistorische waarden. Dit betekent dat de gronden naast de overige bestemmingen tevens bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de versterking van de voorkomende architectonische, stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteiten.
Voorzover deze kwaliteiten niet op de plankaart opgenomen kunnen worden zijn deze weergegeven op de cultuurhistorische waardenkaart.
Ter bescherming van de stedenbouwkundige hoofdstructuur zijn de bestaande bouwgrenzen, bouwvlakken en pleinvormen vastgelegd op de plankaart. Het groene karakter van de pleinen wordt gewaarborgd middels een groenbestemming.
Samen met de reeds genoemde bouwgrenzen waarin gebouwd moet worden zijn ter bescherming van het bebouwingsbeeld op de plankaart de bestaande goot- en nokhoogten evenals het aantal bouwlagen vastgelegd. Daarnaast geldt voor de niet-monumentale woningbouwcomplexen een voorgeschreven kap zoals ingetekend op de cultuurhistorische waardenkaart.
De waardevolle groenelementen zoals voortuinen met hagen en laan- en boombeplantingen zijn weergegeven op de cultuurhistorische waardenkaart, op deze elementen geldt een aanlegvergunningenstelsel. Hierdoor is de eenheid in beplanting en erfafscheiding alsmede het groene karakter van de pleinen, voor- en zijtuinen geborgd.
In de stedenbouwkundige opzet van de Geitenkamp is op verschillende plaatsen gebruik gemaakt van symmetrie. Deze symmetrie beperkt zich niet alleen tot de bebouwing maar is ook terug te vinden in het openbaar gebied. Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn deze symmetriegebieden weergegeven. Binnen deze gebieden zijn veranderingen aan gebouwen of in de openbare ruimte slechts toegestaan indien de symmetrie in hoofdlijnen in stand blijft.
voorbeeld symmetrie
Daarnaast geldt ter bescherming van het straatbeeld en het groene karakter van de naar de openbare weg gerichte tuinen in de gehele wijk een verbod op het parkeren in voor- en zijtuinen tenzij er geparkeerd wordt op een oprit naar een carport of garage.
5.2.2 Arnhemse Allee en Breeberg
De bestaande bebouwing en de bestaande groenstructuren zijn in dit deelgebied, zoals dat ook het geval was in het geldende bestemmingsplan, conserverend bestemd. In de voormalige school aan de Vogelkersweg 52 is een sportschool gevestigd. Deze zal in dit bestemmingsplan positief worden bestemd waarbij in de bestemming "maatschappelijk" sport toegestaan is.
In het oosten van het deelgebied ligt het wegvak van de A12 dat gelegen is tussen de knooppunten Waterberg en Velperbroek. Dit wegvak vormt de verbindende schakel tussen de A50 en de A12 ten westen van knooppunt Waterberg en tussen de N348 én de A18 en A12 ten oosten van knooppunt Velperbroek. Het is daarmee de belangrijkste (inter)nationale verbinding tussen oost en west. Dit wegvak verbindt niet alleen de Achterhoek, de Liemers en Duitsland met de Randstad, maar vormt ook een belangrijke schakel tussen Noord-Oost Nederland en Zuid-Oost Nederland.
Het wegvak vormt een bottleneck in de verkeersdoorstroming van en naar de genoemde regio's. Tijdens de ochtendspits voldoet het wegvak momenteel niet meer aan de verkeersvraag. Het gevolg is dat er in de ochtendspits in beide richtingen filevorming ontstaat.
Momenteel bereidt Rijkswaterstaat de verbreding van de A12 tussen Waterberg en Velperbroek voor. Dit wegvak zal na verbreding bestaan uit 2x3-rijstroken plus vluchtstrook. De verbreding is onderdeel van de Spoedaanpak Wegen en valt onder het Benuttingsprogramma ZSM-2. (ZSM staat voor Zichtbaar, Slim en Meetbaar.) De voorbereiding vindt plaats via de Tracéwetprocedure. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat brengt voor 1 januari 2010 het Tracébesluit uit. De start bouw is voorzien in 2011 en oplevering in 2014.De voorziene verbreding past binnen de bestemming voor verkeersdoeleinden.
5.2.3 Valkenhuizen en het opengebied ten noorden van de Beukenlaan
Voor het sportcentrum Valkenhuizen geldt de bestemming "sport", maatschappelijke functies zoals onderwijs (CIOS) zijn ook toegestaan. De bestaande bebouwing vastgelegd is met een beperkte uitbreidingsmogelijkheid.
Het landschappelijk fraaie gebied tussen de Beukenlaan en de Schelmseweg is in het structuurplan nog aangewezen als woningbouwlocatie. Besloten is echter dat deze plannen geen doorgang zullen vinden. Om die reden is het gebied bestemd voor agrarische doeleinden met de dubbelbestemming landschappelijke waarden. De agrarische bedrijven hebben beperkte bouwmogelijkheden. De kwekerij met dienstwoning is als zodanig bestemd waarbij tevens verkoop van bloemen en planten en verwante producten mogelijk is gemaakt.
5.2.4 Archeologie
Plangebied Geitenkamp ligt op de noordflank van de in de voorlaatste ijstijd gevormde Zuidoost-Veluwe stuwwal. Stuwwallen ontstonden in het Saalien (circa 250.000-130.000 jaar geleden) doordat een dik pakket landijs vanuit het noorden de bodem opstuwde. De Rijn en Maas werden hierdoor gedwongen hun loop naar het westen te verleggen. Door een permanent bevroren ondergrond kon het smeltwater alleen over het oppervlak afstromen, daarbij diepe dalen uitslijtend. Dit zijn nu de 'droge dalen'. Tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien (circa 110.000-13.000 jaar geleden), bereikte het landijs Nederland niet. Door het droge en koude klimaat traden grote zandverstuivingen op. Op de stuwwallen werd op veel plekken dekzand en löss afgezet.
Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) heeft het plangebied Geitenkamp een onbekende archeologische verwachtingskans. Dit komt door de ligging in een stedelijk gebied, waardoor er geen kartering plaats heeft gevonden. De paleogeografische situatie maakt dat ook voor Geitenkamp met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingskans rekening moet worden gehouden. Dit komt door de ligging op de stuwwal die voor de mens voordelen bood. De gemakkelijk te bewerken zandgronden leenden zich voor bouwland terwijl het vee in de lager gelegen gebieden kon worden geweid. De 'woeste gronden' op de stuwwal leverden bouwhout en weidegrond voor schapen en varkens. Drinkwater was aanwezig in de verschillende beken. Nabij de nederzettingen begroef men overledenen in rechthoekige kuilen, afgedekt met stammen. Over sommige van deze graven werd een heuvel geworpen. Nabij de grafheuvels stichtte men de nederzettingen. In Arnhem zijn op de stuwwal meerdere grafheuvels gelegen; ook zijn er (zij het tot nu toe spaarzaam) prehistorische nederzettingssporen gevonden. In de 9e eeuw, toen de schriftelijke berichtgeving meer toenam in vergelijking met de periode daarvoor, worden voor het eerst plaatsen genoemd die op de flank van de stuwwal zijn ontstaan: Velp, Oosterbeek, Elden, Monnikenhuizen en Arnhem.
Voor het plangebied geldt een grotendeels middelhoge tot hoge archeologische verwachtingskans. Bij grondroerende werkzaamheden zal archeologisch onderzoek plaats moeten vinden, te beginnen bij een bureauonderzoek. Hieruit moet blijken of en welke vervolgstappen noodzakelijk zijn. Vervolgstappen kunnen bestaan uit booronderzoek, gevolgd door proefsleuvenonderzoek en uiteindelijk een opgraving. In sommige gevallen kan ook een archeologische begeleiding van werkzaamheden aan de orde zijn. Het uiterst noordelijke deel van de wijk (ten noorden van de Beukenlaan en buiten Sportcentrum Valkenhuizen) is reeds onderzocht. Hier bevinden zich blijkens onderzoek geen archeologische waarden; voor dit deel van Geitenkamp geldt geen archeologisch regiem. Dit met uitzondering van vindplaats waarnemingsnummer 137660. Hiervoor geldt meer specifiek het regiem dat bij vervolgingrepen een proefsleuvenonderzoek plaats moet vinden.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Financiële Aspecten
6.1 Toelichting Op De Voorschriften
6.1.1 Inleiding
In de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichtig opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten te digitaliseren. De digitaliseringsverplichting is uitgesteld tot 1 januari 2010. Ook de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is sinds 1 januari 2010 verplicht. De gemeente Arnhem heeft vooruitlopend op deze wettelijke verplichting in dit bestemmingsplan al zo veel mogelijk met de standaard verwerkt.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit voorschriften en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De kaart en de voorschriften dienen in samenhang te worden bekeken.
De voorschriften zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende bepalingen;
- 2. Bestemmingsbepalingen;
- 3. Algemene bepalingen;
- 4. Overgangs- en slotbepalingen
In het navolgende worden de voorschriften per hoofdstuk toegelicht.
Dit bestemmingsplan is voor 1 juli 2008 als ontwerp-bestemmingsplan tervisie gelegd en doorloopt om deze reden de procedure van de oude WRO. Dat betekent dat voor dit plan nog goedkeuring van GS vereist is.
6.1.2 Inleidende bepalingen
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende bepalingen. Deze voorschriften gelden voor het gehele plangebied.
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel zijn definities van de in de voorschriften gebruikte begrippen opgenomen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.
Artikel 2 Wijze van Meten
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.
6.1.3 Bestemmingsbepalingen
Hoofdstuk 2 van de voorschriften bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.
Deze bepalingen zijn in de voorschriften onderverdeeld in o.a.:
- Bestemmingsbepalingen: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
- Bouwvoorschriften: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
- Overige specifieke bepalingen zoals bv. nadere eisen, vrijstellingen etc.:
Hieronder worden de verschillende bestemmingen in alfabetische volgorde toegelicht.
Artikel 3 Agrarisch
Deze bestemming is toegekend aan gebieden waarop het feitelijk ruimtegebruik agrarisch is. Binnen deze bestemming vallen die gebieden waarop de agrarische bebouwing, zoals schuren en stallen is geconcentreerd. Deze bestemming is bedoeld voor grondgebonden agrarische bedrijven met hun productiegebied. De bouw van kassen is niet toegestaan. Voorts mag per bedrijf een dienstwoning worden gebouwd met een inhoud van maximaal 500 m3 per bedrijf.
De gronden in deze bestemming hebben een zodanige landschappelijke waarde hebben dat deze beschermd dienen te worden. De landschappelijke waarde is daarom naast de bestemming "agrarisch" een even belangrijke functie waartussen een gelijkwaardige afweging plaats vindt. Deze afweging vindt plaats door bepaalde activiteiten vergunningsplichtig te stellen. De belangrijkste zijn het kappen van bomen en het aanbrengen van verhardingen. Beide hebben gevolgen voor het landschappelijke karakter van het gebied en dienen zorgvuldig te worden uitgevoerd. Om deze reden is d.m.v. artikel 18 “waarde landschappelijk" een dubbelbestemming van toepassing
Artikel 4 Bedrijf
Binnen de bestemming "Bedrijf " zijn categorie I bedrijven toegestaan zoals genoemd in de bedrijvenlijst die als bijlage bij de voorschriften is opgenomen. Deze bedrijvenlijst is gebaseerd op de categorale bedrijfsindeling uit de herziene uitgave van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (Vereniging van Nederlandse Gemeenten editie 2009).
Het betreft een selectie uit de volledige opsomming van bedrijven, die is gebaseerd op de SBI (Standaardbedrijfsindeling) van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Om tot de SBI te komen is elk bedrijfstype beoordeeld op basis van een aantal milieucritera, die betrekking hebben op onder meer de aspecten geur, stof, geluid, gevaar en verkeer. Daarbij is per bedrijfstype voor elk milieucriterium een afstand bepaald; deze afstand is zodanig groot dat wanneer op die afstand van een gemiddeld modern bedrijf van dat type (in een rustige woonwijk) wordt gewoond, geen aanmerkelijke hinder meer wordt ondervonden van het betrokken soort milieubelasting.
De in de bedrijvenlijst genoemde afstanden dienen als indicaties te worden gehanteerd. Dit betekent dat de bedrijvenlijst wel het middel is om te toetsen of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van het bestemmingsplan toelaatbaar is, maar dat de werkelijk optredende hinder van een bepaald bedrijf sterk kan worden beïnvloed door de ruimtelijke opzet en de feitelijke bedrijfsvoering; dit dient te worden bezien in het kader van de verlening van de benodigde vergunningen.
De volgende bedrijven hebben een aparte bestemming en zijn binnen de bestemming "Bedrijf" niet toegestaan; detailhandel, horeca-activiteiten, agrarische bedrijven, recreatiebedrijven, kantoren en seksinrichtingen. Parkeergelegenheid moet zoveel mogelijk binnen deze bestemming gerealiseerd worden.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Deze bestemming is bedoeld voor nutsbedrijven of soortgelijke instellingen. Dit zijn bedrijven, gericht op de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, de verzorging van telecommunicatie of de afvoer en verwerking van afvalstoffen.
Daarnaast zijn er nutsvoorzieningen van geringe omvang zoals transformatorstations en schakelhuisjes, die niet apart bestemd zijn. Voor dergelijke voorzieningen kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen tot maximaal 75m3 binnen elke bestemming.
Artikel 6 Centrum
Het centrumgebied van deelgebied de Geitenkamp is bestemd als 'Centrum'. Dit is een verzamelingbestemming waarin stedelijke functies zoals detailhandel, horeca (met uitzondering van nachtclubs, discotheken en coffeeshops), kantoren maar ook de functies wonen en maatschappelijk zijn toegestaan. Dit betekent dat deze functies onderling uitwisselbaar zijn. Dit zorgt voor flexibiliteit bij de invulling van het winkelcentrum. Zo kan een bakkerij worden vervangen door een kapper etc. De boven de begane gronden gelegen bouwlagen zijn uitsluitend bestemd voor wonen.
Artikel 7 Groen
De groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn de belangrijkste waterlopen en waterpartijen opgenomen in deze bestemming. Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer zijn eveneens toegestaan. Wegen voor doorgaand autoverkeer zijn niet toegestaan.
De groene zones langs de A12 hebben een zodanige landschappelijke waarde hebben dat deze beschermd dienen te worden. De landschappelijke waarde is daarom naast de bestemming "groen" een even belangrijke functie waartussen een gelijkwaardige afweging plaats vindt. Deze afweging vindt plaats door bepaalde activiteiten vergunningsplichtig te stellen. De belangrijkste zijn het kappen van bomen en het aanbrengen van verhardingen. Beide hebben gevolgen voor het landschappelijke karakter van het gebied en dienen zorgvuldig te worden uitgevoerd. Om deze reden is d.m.v. artikel 18 “waarde landschappelijk" een dubbelbestemming van toepassing
Artikel 8 Kantoor
De bestemming "Kantoor" is bedoeld voor bedrijven die uitsluitend dienstverlenende- en geen productiewerkzaamheden verrichten. Daarbij is soms onderscheid gemaakt tussen publiekgerichte kantoren die een baliefunctie hebben (zoals een bank, een makelaarskantoor, e.d.) en administratieve kantoren, die in principe niet op het ontvangen van publiek gericht zijn (bijvoorbeeld een adviesbureau, een ontwerpbureau of een accountantskantoor). Als geen nadere aanduiding publieksgericht of administratief is gegeven, zijn beide typen kantoren toegestaan binnen de bestemming.
Artikel 9 Maatschappelijk
De bestemming "Maatschappelijk" is bedoeld voor functies ten behoeve van onderwijs en ontwikkeling, welzijn, zorg, cultuur, sport, openbaar bestuur en levensbeschouwelijke doeleinden. Voorbeelden hiervan zijn scholen, ziekenhuizen en kerken. Dienstwoningen die horen bij de bestemming, zoals bijvoorbeeld een conciërgewoning of pastorie, zijn indien noodzakelijk toegestaan. Aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca (kantine) is eveneens toegestaan. Parkeergelegenheid moet zoveel mogelijk binnen deze bestemming gerealiseerd worden. In de herbouwde “Witte school” zijn twee woningen(appartementen) toegestaan.l
Artikel 10 Recreatie
De bestemming 'Recreatie' is bedoeld voor bestemmingen waar vormen van dagrecreatie en buitenschoolse opvang plaatsvinden zoals sport en in dit geval de activiteiten op de (Richard Krajicek) Playground 'De Rommelkist' aan de Fazantenweg.
Vormen van verblijfsrecreatie zoals vakantiehuisjes en een camping, zijn hier niet toegestaan.
Playgrounds zijn specifieke wijk(sport en speel)voorzieningen, die als primair doel hebben een veilige sport- en speelplek aan te bieden dichtbij de kinderen en jongeren in de wijk. Dit om buiten sporten, spelen en bewegen te stimuleren.
Artikel 11 Sport
De bestemming "Sport" is uitsluitend bedoeld voor sport en hier aan gerelateerde activiteiten. Binnen deze bestemming is ook de functie onderwijs toegestaan. D.m.v een vrijstelling zijn maatschappelijke functies als bedoeld in artikel 9 “maatschappelijk” toegestaan.
De bestemming "sport" is bedoeld voor het sportcentrum Valkenhuizen. Valkenhuizen is een onderdeel van Sportbedrijf Arnhem/gemeente Arnhem. Het is een groot multifunctioneel sportcentrum met binnen- en buitensportaccommodaties en een zwembad, dat de thuisbasis is van verschillende Arnhemse sportverenigingen, maar ook van CIOS Arnhem (onderdeel van ROC Rijn IJssel). Een deel van dit sportcentrum ligt nu nog op het Saksen Weimarterrein. De verenigingen die hier gehuisvest zijn, krijgen een andere locatie op het sportcentrum zelf of elders in de stad.
Voor het oprichten van lichtmasten kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen onder de in de voorschriften genoemde voorwaarde.
Artikel.12 Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" is bedoeld voor woonstraten met een 30 km karakter.
Artikel 13 Verkeer - Wegverkeer
De bestemming "Verkeer – Wegverkeer" is bedoeld voor verkeerszones die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden, of wegen die onderdeel uitmaken van een doorgaande busroute. Onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming.
Artikel 14 Wonen
Verscheidene woonvormen passen binnen deze bestemming zoals gezinsbewoning, bejaardenhuizen, kamerbewoning, serviceflats, etc. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen.
Binnen de bestemming wonen zijn twee zones te onderscheiden: de bouwzone, de en de onbebouwbare zone.
De bouwzone omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst, uitbreidingsmogelijkheden. Als geen bebouwingspercentage is vermeld, mag deze gehele zone worden bebouwd in de aangegeven bouwhoogte, mits aan andere vereisten (bijvoorbeeld welstand) is voldaan.
De onbebouwbare zone is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten, trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.
Voor een groot deel van de onbebouwbare zone geldt een bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Dit betekent dat hier in afwijking van het bepaalde in artikel 19.1 hier buiten het bouwvlak mag worden gebouwd. Deze gronden met deze aanduiding zijn bedoeld voor garages, schuren en beperkte uitbreidingen aan het woonhuis, zoals serres. De maximale bouwhoogte van de bijgebouwen is 3 meter, exclusief kap. De maximale bouwhoogte voor uitbreidingen aan het woonhuis is gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag.
Het deelgebied Geitenkamp is aangewezen tot Rijks beschermd stadsgezicht. Uit oogpunt van (straat)beeldkwaliteit en aantasting van het karakter van de wijken is het parkeren van auto's in de voortuinzone zeer verstorend. Gebruik van de onbebouwbare zone ten behoeve van parkeerdoeleinden, voorzover het betreft de zone gelegen tussen de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens en de openbare weg zelf is daarom niet toegestaan.
Binnen de bestemming "Wonen" zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen zijn hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan.
Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).
Garageboxen zijn op de plankaart aangeduid met "ga" = garage binnen de bestemming wonen. Naast het stallen van auto's is een beperkte opslag toegestaan, mits gerelateerd aan de woonfunctie. Wonen in garageboxen is niet toegestaan evenmin als bijvoorbeeld detailhandel, prostitutie en bedrijfsmatige activiteiten.
In de bestemming "Wonen" zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld zorgtehuizen, gevangenissen en asielzoekerscentra niet inbegrepen. Deze vormen van wonen zijn, indien van toepassing, in een aparte bestemming opgenomen.
Op de plankaart zijn de maximale bouw- en goothoogten weergegeven. Bij binnenplanse vrijstelling kan tot 10 % van deze hoogten worden afgeweken.
Binnen de bestemming wonen zijn ook nog andere functies mogelijk, deze worden met de volgende aanduidingen weergegeven:
tevens bestemd voor detailhandel:
de aanduiding 'tevens bestemd voor detailhandel' is bedoeld voor bedrijven die zijn gericht op het verkopen van goederen aan particuliere consumenten. Groothandel is dus niet toegestaan. Een deel van de bebouwing mag worden gebruikt voor de opslag van goederen (magazijn) mits die opslag deel uitmaakt van de detailhandelsfunctie. Aan de detailhandelsfunctie ondergeschikte horeca is toegestaan (bijvoorbeeld een kantine, een koffiehoekje in een winkel of een restaurant in een warenhuis).
tevens bestemd voor horeca - A:
deze aanduiding 'tevens bestemd voor horeca - A' is gegeven aan horecabedrijven die gericht zijn op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.
tevens bestemd voor horeca - B:
horecabedrijven die gericht zijn op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven krijgen de aanduiding 'tevens bestemd voor horeca - B'.
tevens bestemd voor horeca - C:
de aanduiding 'tevens bestemd voor horeca - C' is voor horecabedrijven die gericht zijn op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs.
tevens bestemd voor maatschappelijke voorzieningen:
maatschappelijke functies zoals bedoeld in artikel 2.8 van de voorschriften.
tevens bestemd voor bedrijven:
deze aanduiding is bedoeld voor bedrijven.
tevens bestemd voor kantoor:de aanduiding 'tevens bestemd voor kantoor' is bedoeld voor dienstverlenende bedrijven. Daarbij is soms onderscheid gemaakt tussen publiekgerichte kantoren die een baliefunctie hebben (zoals een bank, een makelaarskantoor, e.d.) en administratieve kantoren, die in principe niet op het ontvangen van publiek gericht zijn (bijvoorbeeld een adviesbureau, een ontwerpbureau of een accountantskantoor). Als geen nadere aanduiding publieksgericht of administratief is gegeven, zijn beide typen kantoren toegestaan binnen deze aanduiding.
detailhandel;
Artikel 15 Leiding - Gas (dubbelbestemming)
Binnen het plangebied ligt een ondergrondse aardgasleiding met een diameter van 20 cm (8 inch) en een maximale druk van 40 bar. Op basis van de circulaire “Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen” van VROM, 26 november 1984 moet er ten opzichte van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten rekening worden gehouden met een afstand van 7 meter vanuit het hart van de leiding tot een gebouw.
Bovengenoemde circulaire zal binnenkort worden vervangen. Op basis van recent onderzoek gaat men er vanuit dat de veiligheidsafstanden bij ondergrondse aardgasleidingen zelfs groter worden.
Bij ontwikkelingen binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico van de A12 en de ondergrondse aardgasleiding moet er worden gekeken naar de invloed van deze ontwikkeling op het groepsrisico.
Artikel 16 Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)
Deze dubbelbestemming geldt voor de zone in het gebied van de wijk de Geitenkamp (incl Breeberg en Arnhemse Allee, alsook voor het gebied van het sportcentrum Valkenhuizen waarvoor een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingskans geldt. Dit artikel fungeert als een bestemming, geldend naast de overige in het te beschermen gebied aangewezen andere bestemmingen. Voorts bevat dit artikel een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen geldende beschermende bouwvoorschriften en nadere eisen.
Artikel 17 Waarde - Cultuurhistorie (dubbelbestemming)
Deze bestemming geldt voor het gebied dat aangewezen is als rijksbeschermd stadsgezicht “de Geitenkamp”. Deze bestemming fungeert als een bestemming, geldend naast de overige in het te beschermen gebied aangewezen andere bestemmingen. Voorts bevat het artikel bij deze bestemming een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen geldende beschermende bouwvoorschriften en nadere eisen.
Artikel 18 Waarde - Landschappelijk (dubbelbestemming) De gronden in deze bestemming hebben een zodanige landschappelijke waarde dat deze beschermd dienen te worden. Deze dubbelbestemming geldt voor het gebied tussen de Schelmseweg en de Beukenlaan.
6.1.4 Algemene bepalingen
Hoofdstuk 3 bevat de algemene bepalingen. Dit zijn de artikelen 19, 20 en 21. Deze voorschriften gelden voor het gehele plangebied.
Hoofdtstuk 4 bevat de overgangs- en slot bepalingen. Dit zijn de artikelen 22, 23 en 24 Deze voorschriften gelden voor het gehele plangebied.
6.2 Vergelijking Met Het Vigerende Bestemmingsplan
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt aangegeven welke nieuwe bestemmingen zijn toegevoegd.
Cultuurhistorische en archeologische waarden
Als gevolg van de binnen het plangebied aangewezen en aan te wijzen (Rijks)beschermde stadsgezichten geldt voor deze buurten naast de normale bestemming de dubbelbestemmingen waarde cultuurhistorie en waarde archeologie. Aan deze bestemmingen zijn voorschriften gekoppeld die als doel hebben de cultuurhistorische en archeologische waarden die ten grondslag liggen aan de aanwijzing,te beschermen.
Verruiming of wijziging gebruiksmogelijkheden
Op een aantal adressen zijn de gebruiksmogelijkheden verruimd of gewijzigd omdat in de afgelopen planperiode vrijstelling van het bestemmingsplan is verleend.
Daarnaast vindt in het kader van de actualisering van het bestemmingsplan een inventarisatie plaats van het feitelijk gebruik van opstallen. Indien het feitelijk gebruik strijdig was met het vigerend bestemmingsplan is per geval beoordeeld of een positieve bestemming mogelijk was. Hierbij is gekeken naar stedenbouwkundige, economische, verkeerskundige en milieutechnische aspecten. Zodra deze inventarisatie is afgerond en de adressen bekend zijn zullen deze op deze plaats in de toelichting worden opgenomen.
Beperking gebruiksmogelijkheden
Daarnaast zijn in de afgelopen planperiode verschillende functies beëindigd die in het vigerend bestemmingsplan planologisch mogelijk waren. De wenselijkheid en noodzakelijkheid van een voortzetting van de planologische mogelijkheden is per geval onderzocht. Voor een aantal adressen is besloten enkel het feitelijk gebruik toe te staan waarbij de voorheen toegestane functies komen te vervallen.
Aanpassing bouwvoorschriften
Het vigerende bestemmingsplan “Geitenkamp” is een bestemmingsplan uit de inhaalslag. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan was het gebruikelijk woonblokken zodanig te bestemmen dat de hoeken “dicht' gebouwd konden worden. Deze aanpak heeft in een aantal gevallen geleid tot ongewenste ruimtelijke situaties zowel op stedenbouwkundig gebied als op het gebied van privacy en/of bezonning.Om die reden wordt bij bestemmingsplanherzieningen tegenwoordig kritisch naar de verleende bouwmogelijkheden gekeken. Indien vigerende bouwmogelijkheden tot een mogelijk ongewenste ruimtelijke situatie kunnen leiden worden deze aangepast.
In het bestemmingsplan “Geitenkamp e.o” heeft dit ertoe geleid dat de bouwmogelijkheden ten opzichte van het vigerende plan verkleind zijn. Daarnaast is dit het gevolg van de gevolg van de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht.
Om de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten van het plangebied te beschermen is de maximale bouwhoogte voor een groot deel van de bebouwing vervangen door een voorgeschreven goot- en nokhoogte en een voorgeschreven aantal bouwlagen.
Een andere aanpassing van de voorschriften betreft de regeling beroep aan huis. Binnen de woonbestemming is in beperkte omvang beroepen aan huis toegestaan. Deze regeling is nu enigszins verruimd in de zin dat de relatie tussen eigenaar van de woning en de beoefenaar van het beroep aan huis is losgelaten.
6.3 Handhaving
Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan. In de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
- stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
- géén stilzwijgend gedogen;
- gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
- gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.
Thans is een actualisatie van de voorgenoemde nota handhaving in voorbereiding. Er is echter geen aanleiding om de bovenstaande uitgangspunten te wijzigen. Het echter niet reëel is om te pretenderen alle strijdigheden op het vlak van bouwregelgeving binnen redelijke termijn op te sporen en daar ook actie op te ondernemen. Daarom zal in deze actualisatie een prioriteitsstelling worden opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht zal worden besteed.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende bouwvergunningen en gevolgde vrijstellingsprocedures geregistreerd worden.
Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de voorschriften is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de voorschriften worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.
6.4 Exploitatie
Het bestemmingsplan "Geitenkamp e.o." is beheermatig van aard. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt derhalve geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan achterwege gelaten worden.
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Artikel 10 Overleg
Ongeveer gelijktijdig met de terinzagelegging van het ontwerp op grond van artikel 23 WRO is het bestemmingsplan in het kader van het z.g. artikel 10 BRO-overleg toegezonden aan een aantal instanties.
Het artikel 10 BRO-overleg en overleg met overige instanties leidde tot de indiening van twaalf reacties. De Kamer van Koophandel, Stadsregio Arnhem-Nijmegen (voorheen KAN) en Tennet hebben laten weten geen opmerkingen te hebben. De instanties/diensten die opmerkingen hebben geplaatst zijn; De provincie Gelderland, Woningbouwcorporatie Vivare, de Gasunie, Vitens, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Hulpverlening Gelderland Midden, Waterschap Rijn en IJssel, VROM/RACM en Stadsbeheer/afd. erfgoed.
Enkele reacties hebben geleid tot aanpassingen van het plan.De hierna volgende paragraaf bevat een overzicht van alle aanpassingen die zijn aangebracht ten opzichte van het ontwerp dat ter inzage heeft gelegen.
7.2 Ter Inzagelegging Ex. Artikel 23 Wro
Ongeveer gelijktijdig met de inzending van het bestemmingsplan in het kader van het z.g. artikel 10 BRO-overleg, is het plan op grond van artikel 23 WRO als ontwerp ingaande 29 mei 2008 gedurende zes weken, voor iedereen ter inzage gelegd. De terinzagelegging heeft geleid tot de indiening van één zienswijze. In de bijlage bij het raadsvoorstel tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan is aangegeven wie de indiener van de zienswijze is en hoe deze zienswijze is behandeld.
Hieronder volgt een overzicht van alle aanpassingen die zijn aangebracht naar aanleiding van de behandeling van de zienswijze, maar ook de aanpassingen als gevolg van het artikel 10 BRO-overleg en de aanpassingen die ambtelijk zijn aangebracht
NB: de ambtelijke aanpassingen betreffen met name aanpassing aan de uiterlijke verschijningsvorm (IMRO 2008 en SVBP) van het bestemmingsplan. Er heeft voorzover mogelijk een omzetting plaatsgevonden op basis van een nieuwe methodiek van bestemmen (IMRO 2008) en nieuwe regels: voor de standaardvoorschriften van een bestemmingsplan (SVBP).
Deze omzetting is niet gepaard gegaan met inhoudelijke veranderingen. Dit betekent dat op dit onderdeel geen wijzigingen van het bestemmingsplan plaats gevonden hebben.
Ten aanzien van de plankaart;
- de ontwikkellocatie(woningbouw) “Saksen Weimar is van de plankaart gehaald, en is inmiddels (november 2009) als nieuw afzonderlijk bestemmingsplan door de raad vastgesteld;
- de legenda is op bovengenoemde wijziging aangepast;
- de plankaart is aangepast op de nieuwe IMRO-SVBP-systematiek en heeft hierdoor een nieuw nummer. Dit is NL.IMRO.0202.710;
- ivm de leesbaarheid is de analoge plankaart gesplitst in twee kaart delen;
- het gebied met “ middelhoge tot hoge archeologische verwachting = WR-A” is aangeduid;
- ten noorden van het sportcentrum Valkenhuizen is d.m.v. een cirkel (WR-A) een archeologische vindplaats aangeduid;
- de aanduiding “WR-L” waarde landschap is eveneens aangebracht op de groenzone aan de rechterzijde van de A12;
- De dubbelbestemming “Leiding-Gas” is alleen op de plankaart aangegeven daar waar deze binnen de grenzen van het plangebied ligt;
- bij het perceel Paddestoelstraat 8, is de eigendomsgrens gecorrigeerd;
- Sportcentrum Valkenhuizen is de functie onderwijs nu op de hele locatie toegestaan;
- Kwekerij Beukenlaan, de bestemmingsgrens is aangepast aan de feitelijke situatie;
- Bij de “Witte School” is de aanduiding wonen toegestaan toegevoegd;
- De bestemming “centrum” bij de nutsvoorziening op Schuttersbergplein is komen te vervallen hiervoor in de plaats is de aanduiding “dh” =detailhandel toegestaan aangebracht;
Ten aanzien van de cultuurhistorische waardenkaart
- op de kaart zijn monumentale en bomen met waarde toegevoegd;
- de legenda is op bovengenoemde wijziging aangepast;
- de kapaanduiding bij Witte school, Marktplein-Middenweg en aansluitend poortgebouw zijn aangebracht;
Ten aanzien van de voorschriften;
- alle voorschriften inzake de ontwikkellocatie “Saksen Weimar” zijn uit de voorschriften verwijderd,
- Alle voorschriften zijn op de nieuwe IMRO-SVBP-systematiek aangepast. Dit heeft o.a. geleid tot doornummering van alle voorschriften. Daarnaast is de lay-out van sommige voorschriften gewijzigd. Alle inhoudelijke wijzigingen worden hieronder opgesomd;
- Artikel 1 (voorheen 1.1.) “begrippen, toegevoegd zijn lid 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.710 met de bijbehorende voorschriften en bijlagen; lid 1.56 Agrarisch bedrijf : een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden danwel fokken van dieren en lid 1.57 Glastuinbouw bedrijf :een bedrijf gericht op de teelt van tuinbouwgewassen geheel of nagenoeg geheel met behulp van kassen;
- Artikel 3 (voorheen 2.1) “Agrarisch, lid 2.1.4 is verwijderd;
- Artikel 6 (voorheen 2.4) “Centrum” lid 2.4.2 bouwvoorschriften is in zijn totaliteit vervangen door lid 6.2 bouwvoorschriften; Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximum bouw- en goothoogten uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
- Artikel 7 (voorheen 2.7) “Groen” , lid 2.7.3 is verwijderd;
- Artikel 8 (voorheen 2.8) “kantoor”, lid 2.8.1 bestemmingsomschrijving is in zijn totaliteit vervangen door lid 8.1 bestemmingsomschrijving; De voor kantoor aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 en 17 bestemd voor; a. kantoren (zoals bedoeld in artikel 1); b. groenvoorzieningen; c. voorzieningen voor het verkeer en straatmeubilair; alsmede ondergeschikte horeca ten dienste van deze bestemming:
- Artikel 9 (voorheen 2.9) “Maatschappelijk”, toegevoegd is i. en voor zover aangeduid op de plankaart tevens voor wonen als bedoeld in art 14;
- Artikel 9 (voorheen 2.9) “Maatschappelijk” lid 2.9.2 bouwvoorschriften is in totaliteit vervangen door lid 9.2 “Bouwvoorschriften; op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximum bouw- en goothoogten en voor zover aangegeven het maximum bebouwingspercentage, uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud van dienstwoningen maximaal 600 m3 per woning mag bedragen.
- Artikel 10 (voorheen 2.11) “Recreatie” en Artikel 11 (voorheen 2.10) “Sport” zijn vernummerd en gewijzigd in volgorde;
- Artikel 10 (voorheen 2.11) “Recreatie” lid 2.11.1 bestemmingsomschrijving is gewijzigd en luidt nu als volgt; 10.1 Bestemmingsomschrijving, de voor "Recreatie" aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 en 17, bestemd voor: a. dagrecreatie, voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder dagrecreatie verstaan de activiteiten op de (Richard Krajicek) Playground 'De Rommelkist' ; b. sport en spel; c. groen- en speelvoorzieningen; d. voorzieningen voor het verkeer en straatmeubilair;
- Artikel 11 (voorheen 2.10) “Sport”, lid 2.10.1 bestemmingsomschrijving thans art 11 lid 1 bestemmingsomschrijving, toegevoegd zijn “d. dienstwoningen als bedoeld in art 1” en e. “sportonderwijs” ;
- Artikel 11(voorheen 2.10) lid 2.10.2 bouwvoorschriften onder a. worden in totaliteit vervangen door 11.2 bouwvoorschriften a. Op deze gronden mogen, met in achtneming aangegeven maximumbouwhoogte en, voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken waaronder ook schoolgebouwen,kleed- en club- en materiaalgebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud van dienstwoningen maximaal 600 m3 per woning mag bedragen;
- Artikel 11(voorheen 2.10) lid 2.10.4 vrijstelling is komen te vervallen en vervangen door thans art. 11 lid 4 vrijstelling; Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van: a. van het bepaalde in lid 11.1 voor het gebruik ten behoeve van maatschappelijke functies als bedoeld in artikel 9; b. het bepaalde in artikel 11.2, lid a, ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken ten behoeve van de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken, zitbanken, dug outs etc. met een maximumbouwhoogte van 3 meter; c. het bepaalde in artikel 11.2, lid a, ten behoeve van veiligheidsvoorzieningen zoals ballenvangers en veiligheidskooien met een maximumbouwhoogte van 10 meter;
- Artikel 12 (voorheen 2.12) “Verkeer-Verblijfsgebied”, lid 2.12 .2 Bestemmingsomschrijving de eerste alinea van thans artikel 12.1 is vervangen door “ De als verkeer-verblijfsgebied aangewezen gronden zijn met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 en 17, bestemd voor”;
- Artikel 12 (voorheen 2.12) “Verkeer-Verblijfsgebied”, lid 2.12.1 Bouwvoorschriften is vervangen door lid 12.2 bouwvoorschriften: op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd; De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, trolleymasten en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter bedragen.
- Artikel 13 (voorheen 2.13) “Verkeer-Wegverkeer”, lid 2.13.2 bouwvoorschriften thans lid 13.2 bouwvoorschriften sub b is vervangen door “ De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, trolleymasten en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter bedragen”. Toegevoegd is sub c “ De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals geluidwerende voorzieningen, mag ten hoogste 8 meter bedragen”.
- Artikel 14 (voorheen 2.14) “wonen” lid 2.14.2 bouwvoorschriften is in totaliteit vervangen door; 14.2 bouwvoorschriften; op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, voor zover binnen het bouwvlak gelegen, mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten en maximumgoothoogten uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing (vrijstaande woningen, dan wel vrijstaande of halfvrijstaande woningen), aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bg"' mogen:
aan- of uitbouwen aan de hoofdbebouwing worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 30 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot.
bijgebouwen worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing.
overige bouwwerken, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter worden gebouwd.
waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijdt.
oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel | maximale oppervlakte bouwwerken |
< 90 m2 | 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' met een minimum van 20 m2 |
90-150 m2 | 45 m2 |
150-300 m2 | 55 m2 |
300-500 m2 | 65 m2 |
500-1000 m2 | 75 m2 |
- Artikel 16 “Waarde Archeologie” is in totaliteit toegevoegd.
- Artikel 23 (voorheen 4.2) Algemene strafbepaling komt als volgt te luiden; overtreding van het in artikel 20 gestelde verbod, alsmede van het gestelde bij artikel 3, 7, 15, 16, 17 en 18 (artikelen waarbij een aanlegvergunningvoorschrift van toepassing is), wordt aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten.