KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg
Artikel 4 Gemengd
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Groen-park
Artikel 7 Verkeer-verblijfsgebied
Artikel 8 Verkeer-wegverkeer
Artikel 9 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Antidubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene Ontheffingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Situering En Begrenzing Plangebied
1.2 Aanleiding En Doel
1.3 Opzet Bestemmingsplan
1.4 Geldende Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Ruimtelijke Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Historische Ontwikkeling
2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Woonbeleid
3.4 Cultuurhistorie- En Archeologisch Beleid
3.5 Welstandsbeleid
3.6 Verkeersbeleid
3.7 Milieubeleid
3.8 Groenbeleid
3.9 Waterbeleid
3.10 Sport-en Recreatiebeleid
3.11 Economisch Beleid
3.12 Horecabeleid
3.13 Coffeeshopbeleid
3.14 Prostitutiebeleid
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke- En Programmatische Aspecten
4.1 Inleiding
4.2 Ruimtelijke Inkadering En Hoofdopzet
4.3 Stedenbouwkundige - En Landschappelijke Randvoorwaarden
4.4 Voorlopig Ontwerp Stedenbouwkundig Plan "Groene Treden"
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Milieu
5.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En Verantwoording
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Van De Regels
6.3 Verantwoording Van De Regels
6.4 Handhaving
6.5 Exploitatie
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Aanleiding
7.2 Artikel 3.1.1. Bro Overleg
7.3 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)
Bijlage 1 Parkeernorm
Bijlage 1 Masterplan Saksen Weimar 2005
Bijlage 2 Randvoorwaarden Saksen Weimar 2005
Bijlage 3 "De Groene Treden"
Bijlage 4 Voorlopig Ontwerp Stedenbouwkundig Plan Groene Treden 19 Maart 2009
Bijlage 5 Milieu Aspecten Studie (Mas)

Saksen Weimar

Bestemmingsplan - gemeente Arnhem

Onherroepelijk op 21-01-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanSaksen Weimar van de gemeente Arnhem.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.727-0501.gml met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.9 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.10 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.11 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.12 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.15 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.16 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 aan-en uitbouw:

een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.18 overige bouwwerken:

bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.19 bouwlaag:

een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering c.q. kapruimte.

1.20 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.21 peil:

  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

1.22 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.23 wonen:

voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen: bijzondere woonvormen.

1.24 bijzondere woonvorm:

een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding)

1.25 woning:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.

1.26 mantelzorg:

het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn

1.27 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest

1.28 straatmeubilair:

onverminderd het bepaalde in het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.29 bedrijfswoning / dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.

1.30 beroep aan huis:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.

1.31 praktijkruimte:

een ruimte die wordt gebruikt voor de uitoefening van een beroep aan huis.

1.32 bedrijf:

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.

1.33 kantoor:

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.

1.34 administratief kantoor:

een in beginsel niet voor het publiek openstaand kantoor.

1.35 publiekgericht kantoor:

een kantoor ten behoeve van technische, administratieve of persoonlijke dienstverlening, (hieronder niet begrepen detailhandel of horeca-activiteiten), met een publiekaantrekkend karakter, dan wel met een baliefunctie.

1.36 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.

1.37 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.38 winkel:

een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.

1.39 maatschappelijk

Onder de bestemming “Maatschappelijk wordt voor de werking van dit bestemmingsplan verstaan:

  1. a. onderwijs;
  2. b. welzijn;
  3. c. religie;
  4. d. openbare dienstverlening;
  5. e. zorginstellingen;
  6. f. therapeutische functies;

1.40 dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijf, videotheek en andere verhuurbedrijven, een autorijschool en dergelijke, met uitzondering van garagebedrijven. Detailhandel wordt hieronder niet begrepen

1.41 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.

1.42 horeca - A:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.43 horeca - B:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.44 horeca - C:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, niet zijnde discotheken en nachtclubs.

1.45 nutsbedrijven:

bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op:

  1. a. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  2. b. de verzorging van telecommunicatie;
  3. c. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;

1.46 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.47 prostitué(e):

degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.48 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.49 raamprostitutie:

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.

1.50 thuisprostitutie:

vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostitué(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

1.51 werkplek:

een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.

1.52 wijk:

wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

1.53 vestigingsbeleid:

het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000).

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

  1. a. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  2. b. indien van toepassing, vanaf N.A.P. tot het hoogste, respectievelijk diepste punt van een bouwwerk.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg aangewezen gronden zijn bestemd voor het gebruik ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen, inclusief LPG, een en ander met bijbehorende bebouwing en onbebouwde terreinen, ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 1 van dit artikel genoemde gronden voorzover binnen de bouwzone gelegen, mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 1 genoemde doeleinden passende gebouwen en bouwwerken worden opgericht met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximum bouwhoogte.
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding ''overluifeling'' op de plankaart, mag een luifel worden gebouwd waarvan de maximale hoogte 9 meter bedraagt met dien verstande dat het afdekkende gedeelte maximaal 6 meter mag bedragen.
  3. c. De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen.

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming Bedrijf-verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG mits het gebruik van de gronden ten behoeve van de verkoop van LPG-brandstof daadwerkelijk is beëindigd.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, zoals bedoeld in artikel 9;
  2. b. buurtontsluitingswegen, woonstraten, verblijfsgebieden en fiets- en wandelpaden;
  3. c. groen- en speelvoorzieningen, kunstobjecten, parkeervoorzieningen voor gemotoriseerd en rijwielverkeer en straatmeubilair;
  4. d. keermuren en trappartijen;
  5. e. maatschappelijk;
  6. f. dienstverlenende bedrijven;
  7. g. horeca in de categorieën A, B en C.
  8. h. kantoren

4.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de plankaart aangegeven maximumbouwhoogte en, voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
  2. b. In afwijking van het bepaalde in lid 11.1 mogen buiten het bouwvlak parkeervoorzieningen worden gerealiseerd, mits deze volledig ondergronds zijn gelegen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding "verblijfsgebied" op de plankaart is parkeren niet toegestaan.
  2. b. Met betrekking tot de twee bouwvlakken gelegen in het zuidwestelijk en zuidelijk deel van het bestemmingsvlak zijn de in lid 4.1 genoemde functies onder e., f., g., en h. uitsluitend toegestaan in de begane grondbouwlaag, voor zover er sprake is van bij vaststelling van het bestemmingsplan nog niet gerealiseerde bebouwing.
  3. c. Het aantal te vestigen horecabedrijven bedraagt maximaal 3, waarbij meerdere bedrijven in dezelfde categorie niet zijn toegestaan.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. c. fiets- en wandelpaden, straatmeubilair en speelvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
  2. b. In afwijking van het bepaalde in dit lid onder a. en met inachtneming van het bepaalde in art. 13.1.2. mag ter plaatse van de functieaanduiding “wonen”, met inachtneming van de regels gesteld bij de bestemming “Wonen” inzake de maximaal toegelaten hoogte, over maximaal 60% van de breedte van de gronden met de aanduiding "(w)" bebouwing ten behoeve van de aangrenzende bestemming “Wonen” worden opgericht.
  3. c. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a. en met inachtneming van het bepaalde in art. 13.1.2. mogen ten behoeve van de aangrenzende bestemmingsvlakken "Wonen", voor zover deze niet met een specifieke bouwaanduiding zijn aangeduid, ondergrondse parkeervoorzieningen worden gerealiseerd.

5.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. In afwijking van het bepaalde in lid 5.1 mag ter plaatse van de functieaanduiding "os" een verkeersontsluiting ten behoeve van de aangrenzende bestemming "Wonen" worden gerealiseerd.
  2. b. In afwijking van het bepaalde in lid 5.1 mogen, voor zover dit noodzakelijk is ter voldoening aan de parkeernorm, ten behoeve van de bestemmingsvlakken "Wonen"met de figuuraanduidingen 1 tot en met 11, direct aangrenzend aan deze bestemmingsvlakken parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Artikel 6 Groen-park

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen-Park aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, ecologische- en natuurwaarden.
  2. b. park- en groenvoorzieningen, waaronder speelvoorzieningen;
  3. c. voet en rijwielpaden;
  4. d. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  5. e. ter plaatse van de functieaanduiding een horecabedrijf in de categorie A

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

6.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden in strijd met de bestemming, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden:
    1. 1. als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
    2. 2. voor het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
    3. 3. voor het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.
  2. b. De in dit lid onder a. genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waarvoor een aanlegvergunning is verleend

6.4 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.1 voor het aanleggen van geluidswerende voorzieningen, mits dit noodzakelijk is in verband met verbetering van de woon- en leefkwaliteit van de aangrenzende woonbestemmingen en het bestaande opgaande groen niet wordt aangetast.

6.5 Aanlegvergunning

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  2. b. het aanplanten van houtgewassen;
  3. c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of andere apparatuur;
  4. d. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  5. e. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  6. f. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  7. g. het ophogen van de gronden;
  8. h. het verlagen van het waterpeil;
  9. i. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden.
  10. j. het aanleggen van parkeervoorzieningen;
  11. k. het aanbrengen van recreatie- en speelvoorzieningen;

6.6 Uitzonderingen aanlegvergunningsplicht

Het in lid 6.5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  1. a. werken of werkzaamheden ter realisering van de bestemming, zoals aangegeven in lid 6.1;
  2. b. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  3. c. werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.

6.7 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.5 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
  2. b. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;

Artikel 7 Verkeer-verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De als Verkeer-verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op
    bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groen- en watervoorzieningen;
  4. d. wandelgebieden en speelgelegenheden;
  5. e. terrassen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van
    direct aangrenzende bestemmingen;
  8. h. straatmeubilair.

7.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd.
  2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer zoals, zoals entrees tot parkeergarages en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter bedragen

Artikel 8 Verkeer-wegverkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer-wegverkeer aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de aangegeven maximum aantal rijstroken, bestemd voor:

  1. a. wegen, fiets- en voetpaden, trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. groen- en watervoorzieningen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. straatmeubilair.

8.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken
    zoals bruggen, viaducten, straatmeubilair en bouwwerken ter geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer worden gebouwd.
  2. b. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals geluidwerende voorzieningen, mag ten hoogste 5 meter bedragen.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn met in achtneming van het bepaalde in art. 13.1.2. bestemd voor:

  1. a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
  2. b. groen- en speelvoorzieningen;
  3. c. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
  4. d. verblijfsgebieden.

9.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, voor zover binnen het bouwvlak gelegen, mogen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 13.2, en voorzover aangeduid het bebouwingspercentage, uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat deze bebouwing, waarbij gelet op de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van auto's, alleen is toegestaan indien uit de aanvraag om bouwvergunning blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm zoals genoemd in bijlage 1 van deze regels.
  2. b. Het aantal te bouwen woningen bedraagt maximaal 450 voor het gehele plangebied.
  3. c. De diepte van hoofdgebouwen in de bestemmingsvlakken met de specifieke bouwaanduidingen 1 tot en met 11 bedraagt maximaal 12 meter.
  4. d. De hoogte van bebouwing in de bestemmingsvlakken met de specifieke bouwaanduidingen 1 tot en met 11 bedraagt maximaal 13 meter, met dien verstande dat deze hoogte, voorzover gelegen aan de zuidzijde van een in de bestemming opgenomen woonstraat maximaal 14,5 meter mag bedragen, mits de breedte van het hoofdgebouw gelijk is aan of kleiner is dan 7,5 meter.
  5. e. In afwijking van het bepaalde in artikel 11.1 (bouwen binnen bouwvlak)mogen de zuidelijke begrenzingen van de bouwvlakken met de specifieke bouwaanduidingen 2, 4, 6, 8 en 10 tot een maximum van 60% van de lengte van het desbetreffende bouwvlak maximaal 5 meter in zuidelijke richting verschuiven, mits de afstand tussen de bouwvlakken, onverminderd de bouwmogelijkheden in de bestemming Groen, in noord-zuidrichting minimaal 28 meter blijft bedragen.
  6. f. In de bouwvlakken van de bestemmingsvlakken met de specifieke bouwaanduidingen 1, 2, 9 en 10 wordt in noord-zuidrichting per bouwvlak 1 doorgang van minimaal 3 en maximaal 6 meter gerealiseerd. In de bouwvlakken van de bestemmingsvlakken met de specifieke bouwaanduidingen 3 t/m 8 en 11 worden in noord-zuidrichting per bouwvlak ten minste 2 doorgangen van minimaal 3 en maximaal 6 meter gerealiseerd.
  7. g. De bebouwing in de bestemmingsvlakken met de specifieke bouwaanduidingen 1 tot en met 11 mag niet zijn voorzien van kappen.

9.3 ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van

  1. a. het bepaalde in artikel 12 onder a. van de regels ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte mits:
    1. 1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een onafhankelijk deskundige wordt ingewonnen;
    2. 2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
    3. 3. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening wordt gehouden met milieu-aspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
    4. 4. het bijgebouw, dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, is gelegen op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw (op hetzelfde bouwperceel);
    5. 5. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
    6. 6. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
    7. 7. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleren burgemeester en wethouders tweejaarlijks of nog aan de voorwaarden, waaronder ontheffing is verleend, wordt voldaan.
  2. b. het bepaalde in lid 9.2 onder a voorzover het betreft de parkeernorm zoals genoemd in de bijlage 1 ten behoeve van de verlaging van deze norm indien de aanvrager kan aantonen met een beperkter aantal parkeerplaatsen te kunnen volstaan dan volgens de norm verplicht zou zijn en dit niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.

9.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming bedoeld in art 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen:
    1. 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
    2. 2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  2. b. Het bepaalde in dit lid onder a.1. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik als praktijkruimte door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Bouwen binnen bouwvlak

  1. a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  2. b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.

11.2 Bebouwingspercentage

  1. a. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel bebouwd worden.
  2. b. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
  3. c. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven geldt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
  4. d. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan zoals bedoeld in het bepaalde in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. b. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 veiligheidszone - lpg

13.2 geluidzone - weg

Binnen de op de kaart aangegeven aanduiding 'geluidszone weg' mogen geen woningen worden gebouwd tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder.

13.3 wro-zone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de gebiedsaanduiding "veiligheidszone – LPG” van de kaart te verwijderen mits:

  1. a. de betreffende risicovolle inrichting, zoals bedoeld in Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen metlpg ter plaatse is beëindigd;
  2. b. de bestemming van de gronden met de bestemming Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen metlpg is gewijzigd in de bestemming Bedrijf-verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG.

Artikel 14 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. 1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte, het maximumvloeroppervlak en de maximuminhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
  2. 2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 11.1 mits:
    1. a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter, de bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons of galerijen;
    2. b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
      1. 1. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
      2. 2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
      3. 3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
      4. 4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  3. 3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
    1. a. kunstobjecten en nutsvoorzieningen, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voor zover met een inhoud groter dan 3 m3 , en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;
    2. b. centrale verwarmingsvoorzieningen tot een oppervlak van maximaal 150 m2 voor het hele plangebied.
    3. c. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
    4. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
      1. 1. voor zover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
      2. 2. voor zover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
      3. 3. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet geluidhinder.
  4. 4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
    1. a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
    2. b. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
  5. 5. het bepaalde in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat:
    1. a. het geen raamprostitutie betreft;
    2. b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
    3. c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het verlenen van ontheffing niet meer dan acht zal bedragen;
    4. d. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
    5. e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
    6. f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
    7. g. er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;
    8. h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
    9. i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

15.2 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

15.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

15.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:regels van het bestemmingsplanSaksen Weimar.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Situering En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt aan de noordrand van Arnhem en wordt begrensd door de Apeldoornseweg in het westen, de Monnikensteeg in het oosten en de Weg achter het bos in het zuiden. Het kaartje hieronder geeft de globale gebiedsaanduiding aan. De exacte begrenzing is op de plankaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.727-0501_0001.jpg"

Het plangebied Saksen Weimar kenmerkt zich door een heuvelachtige en bosrijke omgeving aan de noordrand van Arnhem, tussen de begraafplaats Moscowa en de woonwijk Monnikenhuizen. Het driehoekige gebied is ongeveer 19,5 hectare groot.

1.2 Aanleiding En Doel

Na vertrek van Defensie is dit gebied vrijgekomen voor nieuwe invulling. Er is gekozen voor woningbouw. De competitie voor de gebiedsontwikkeling van het voormalig kazerneterrein Saksen Weimar te Arnhem is in 2006 gewonnen door het stedenbouwkundig en landschaps-ontwerpbureau Lubbers, met het plan “De Groene Treden” (bijlage 3). Deelname aan deze ontwikkelingscompetitie vond plaats in de opdracht van de bouw- en vastgoedconcerns Westerbeek Vastgoed, Giesbers Groep en woningcorporatie Vivare.

Het project Saksen Weimar gaat voorzien in de huisvesting van een brede afspiegeling van de Arnhemse bevolking. Een diversiteit aan huishoudensamenstellingen, leeftijdscategorieën en inkomensgroepen zullen hier een passende woning en woonomgeving vinden. De omvang van het project (maximaal 450 woningen) maakt het mogelijk om een aantrekkelijke mix in het woningbouwprogramma te realiseren. Dit betekent variatie in woningtypen en prijsklassen, en een woonomgeving die zowel geschikt is voor gezinnen met opgroeiende kinderen als ouderen (levensloopbestendig). Naast woningbouw wordt in het project een aantal dienstverlenende functies opgenomen.

De woningbouwlocatie Saksen Weimar wordt fasegewijs gerealiseerd. Er zal gestart worden met de herontwikkeling van het bestaande kazernecomplex. Dit bestemmingsplan maakt deze en de verdere ontwikkeling van het gebied mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.727-0501_0002.png"

Luchtfoto

1.3 Opzet Bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit een kaart en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De kaart en de regels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

De indeling van de toelichting, planregels en kaartmateriaal zien er anders uit dan bij voorgaande bestemmingsplannen. Dit heeft te maken met landelijke afspraken/standaarden (IMRO 2008) die gemaakt zijn voor het uitwisselen van digitale ruimtelijke plannen in Nederland.

Dit bestemmingsplan is de basis voor de geplande ontwikkelingen en biedt mogelijkheden om binnen de gestelde grenzen te kiezen voor een optimale invulling. De bouwactiviteiten zullen over een aantal jaren verspreid worden. Daarom is enerzijds flexibiliteit in het plan aangebracht, anderzijds zijn grenzen gesteld om de kwaliteit van de ontwikkeling en van de aanwezige omgeving te verankeren.

Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Bouwverordening, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.

1.4 Geldende Plannen

Het bestemmingsplan Saksen Weimar is een algehele herziening van de geldende plannen, voor zover van toepassing op dit plangebied. Onderstaand overzicht geeft weer welke bestemmingsplannen (deels) komen te vervallen. De daarop van toepassing zijnde partiële herzieningen vervallen ook. Bij elk plan is de datum van vaststelling en goedkeuring weergegeven.

Nummer Bestemmingsplannen (vastgesteld,goedgekeurd)
178 "Monnikensteeg Saksen Weimar" (21-02-1972,15-11-1972)
190 "Moscowa" (05-06-1972,13-06-1973)
194 "Monnikensteeg Saksen Weimar I" (19-06-1973,03-09-1973)
310 "Monnikensteeg Saksen Weimar II" (09-02-1982,26-03-1982)
443 "Buitengebied Noord" (22-09-1986,28-04-1987)

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.727-0501_0003.jpg"

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Ruimtelijke Situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven.

2.2 Historische Ontwikkeling

Het plangebied ligt op de stuwwal van Arnhem, die tijdens de voorlaatste ijstijd is ontstaan, zo'n 200.000 jaar geleden. Gletschers stuwden de aanwezige zandbodem hoog op. In later tijd schuurde de wind- en watererosie diepe dalen uit. Dit heeft geresulteerd in een zeer reliëfrijk landschap. De afwisseling van bos en open ruimte leveren een aantrekkelijk en rustiek beeld op.In de 19e eeuw behoorde het plangebied tot de landgoederen Klarenbeek en Angerenstein en werd het gebruikt voor de landbouw.

De bouw van de kazerne eind jaren dertig van de 20e eeuw veranderde de functie van het zuidelijk deel. Het noordelijk deel veranderde rond 1950 toen de gemeentelijke sportvelden aangelegd werden. De oudere landschapspatronen, die dateerden uit de periode dat het gebied werd ontgonnen tot landbouwgrond, verdwenen toen; het terrein werd anders ingedeeld en terrasvormig geëgaliseerd, nieuwe boomsingels werden aangeplant en er kwamen enkele sportgebouwtjes. Het kazernecomplex bestaat uit diverse kazernegebouwen, een exercitieterrein, loodsen, een voertuigenparkeerterrein, een bunker en sportvelden.

Sinds 2002 heeft het complex geen militaire functie meer maar is het tijdelijk in gebruik door kunstenaars. De oorspronkelijke kazernebebouwing is gemeentelijk monument. Door het vele groen in de vorm van bossages en begroeide taluds langs de omsluitende wegen en de relatieve rust heeft het gebied tevens ecologische waarde.

2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur

2.3.1 inbedding in de omgeving

Het plangebied ligt aan de radiaal Apeldoornseweg, die vanaf de Schelmseweg richting stadscentrum loopt langs gevarieerde woongebieden in een zeer groene setting. De landschappelijke onderlegger heeft fraaie welvingen ten gevolge, zowel flauwe hellingen als bochten. Er zijn (behalve bij de Schelmseweg) weinig uitzichten. Vanaf de Apeldoornseweg zijn de woongebieden zelf slechts hier en daar even zichtbaar door het vele bosachtige groen. Pas bij park Sonsbeek staan de huizen tot aan de weg; vanaf daar is de stedelijke invloedssfeer steeds sterker aanwezig. Het plangebied past met zijn huidige besloten ligging duidelijk in deze opbouw.

Aan de zuidzijde van het plangebied heeft het landschap een nogal gesloten karakter door het bos van park Klarenbeek. Dit parkbos herbergt twee oude Arnhemse attractiepunten: de Steenen Tafel en de gelijknamige Watertoren. De fraaie, volgroeide eikenbomen langs de Weg achter het Bos geven deze laan een zeer bijzondere aanblik.

Aan de oostzijde biedt het stedelijk gebied van de wijk Monnikenhuizen een meer open beeld, door de ruimte tussen de appartementengebouwen en door het sportcentrum Valkenhuizen. Voorbij de noordzijde hiervan strekt zich het reliëfrijke, weidse landschap van landbouwgebied Valkenhuizen uit. Vanaf de Monnikensteeg biedt dit een voor ons land unieke, panoramische aanblik met boomgroepen en enkele boerderijen. Het wordt begrensd door de bosranden van de Veluwe en landgoed Rosendael. De autosnelweg A12 is hier ingegraven en daardoor volkomen onzichtbaar. Ook het sportcomplex Valkenhuizen is aan deze zijde vrijwel aan het zicht onttrokken door een coniferenbeplanting.

Aan de westkant domineert het hoge, parkachtige groen van begraafplaats Moscowa en de zware laanbeplanting langs de oude Apeldoornseweg.

Door de monumentale laanbomen en de ruige randbeplantingen manifesteren de wegen rondom zich als halfopen en besloten ruimte. Deze versterken de markante lijnen in het landschap. De contrasten tussen open en gesloten worden versterkt, door het reliëf in combinatie met beplanting langs zuid- en noordrand van de A12. De lengterichting van het dal maakt lange zicht-assen mogelijk; losstaande bomen en boomgroepen dienen als coulissen in het idyllische landschap.

De diversiteit van het landschap is slechts op enkele plaatsen vanaf de Apeldoornseweg en Monnikensteeg te ervaren; met name vanaf de Schelmseweg en de Beukenlaan is de weidsheid en het - in de verte - omsloten karakter van het dal goed waarneembaar.

2.3.2 Het plangebied

Aan de binnenzijde van de dicht beplante, veelal hoger gelegen randen langs Saksen Weimar is een visueel gesloten geheel ontstaan; het driehoekige plangebied is een landschappelijke eenheid, terrasvormig aflopend naar het noorden. De vergravingen vormen één van de hoofdkenmerken van het gebied. Het belangrijkste oost-westlopende talud tussen de terrassen is fraai bosachtig begroeid. Er wordt voor gekozen dit talud te behouden, bij de stedenbouwkundige uitwerking wordt hier rekening mee gehouden.

De in het terrein liggende bunker is als een begroeid bergje zichtbaar, dat waarde heeft als bijzonder element.

De voormalige Saksen Weimarkazerne vormt een duidelijke eenheid door opbouw en ruimtelijke afbakening. Het gebied heeft een zeer eigen, introvert karakter. De poort in het entreegebouw biedt een minimale toegang tot de besloten centrale ruimte. Het heeft wel wat van een fort (zie verder 2.3.4.).

De meer noordelijker delen van Saksen Weimar liggen lager dan de omgeving hetgeen daar de beslotenheid versterkt. Ook de groene randen dragen daaraan bij.

Deze indeling van het plangebied is een goed uitgangspunt voor stedenbouwkundige ontwikkeling.

2.3.3 Woonfunctie

Zoals ook het structuurplan al aangeeft is de ligging van Saksen Weimar aan de noordrand van de stad aantrekkelijk voor het vestigen van diverse vormen van woningbouw. Pluspunten zijn het fraaie landschap, de nabijheid van de uitvalswegen en van befaamd stedelijk en landelijk groen als recreatiemogelijkheden (resp. park Klarenbeek en Veluwe). De binnenstad ligt niet ver weg. De (buurt)winkelvoorziening is op ca. 1 km. afstand gelegen (Schuttersbergplein).

Door de ligging is het plangebied een locatie met een aantrekkelijke uitstraling en meerwaarde. Verder bieden de monumenten (de kazernebebouwing) en de combinatie van groene beslotenheid met fraaie vergezichten mogelijkheden voor het scheppen van bijzondere woonmilieus; de landschappelijke situatie van het plangebied is waardevol en bijzonder en geeft richting aan de stedenbouwkundige structuur.

Nadelen kunnen zijn, dat het naastgelegen sportcomplex Valkenhuizen wel wat onrust en (soms) parkeeroverlast veroorzaakt. Verder moet er rekening gehouden worden met het verkeerslawaai van de omringende wegen.

2.3.4 Kazernecomplex Saksen Weimar

De historische bebouwing van het kazernecomplex Saksen Weimar is het uitgangspunt voor ontwikkeling van een deel het plangebied. De bebouwing uit de late jaren '30 heeft de status van gemeentelijk monument. Het historisch onderzoek geeft het volgende aan:

  • het hoofdgebouw A (zie kaartje) heeft vanaf de bouw in 1938 een multifunctioneel karakter gehad. Een ontvangstruimte, een sportzaal, kantoren en medische opvang zijn enkele van de vele functies die het gebouw geherbergd heeft. Het multifunctionele karakter van het gebouw is bewaard gebleven.
  • De logiesgebouwen B, C, D en P zijn oorspronkelijk gerealiseerd om militairen te huisvesten. Bij de oorspronkelijke bouw is reeds rekening gehouden met ruimtelijke, constructieve en bouwfysische aspecten ten behoeve van huisvesting. Gebouw P dateert uit de jaren '50, maar het is in opzet en beeld gelijkwaardig aan de andere drie.
  • Gebouw E is oorspronkelijk gerealiseerd als keukengebouw en bevat daardoor specifiek voor die functie ontworpen ruimten. De verschillende ruimten zijn hoog en de vensteropeningen bevinden zich op grotere hoogte.
  • Ten noorden van het keukengebouw bevindt zich een voormalig wapengebouw (F), Het bestaat uit een begane grond laag met daarboven een kapruimte onder een schilddak. Dezelfde uiterlijke kenmerken heeft het ten westen van F staande voormalige garage- en magazijngebouw (M).
  • Ten noorden van de vier logiesgebouwen bevinden zich enkele kleine opstallen. Drie ervan (privaatgebouwen en trafohuisje) behoren bij het monumentale ensemble.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.727-0501_0004.png"

Kaartje kazernecomplex

2.3.5 Omgeving

In de omgeving van het plangebied zijn de volgende cultuurhistorische elementen aanwezig:

Landgoed Klarenbeek, met parkbos langs de weg achter het Bos. Daarbinnen zijn verschillende monumenten gelegen, naast de Watertoren (met een restaurant op de begane grond) ook de Steenen Tafel. Dit is een grafsteen die behoorde bij het middeleeuwse klooster dat ooit in het dal stond. Het is een bekende oude Arnhemse toeristische bezienswaardigheid.

Begraafplaats Moscowa; hier is de oude boerderij Moscowa, die ooit deel uitmaakte van het landgoed Sonsbeek, van belang. Dit geldt ook voor een deel van de oude monumentale aanleg.

Het voormalige Fina-benzinestation (thans makelaarskantoor) langs de Apeldoornseweg uit de jaren 50 is een monument.

Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de kaart en in de regels.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijks-, Provinciaal- en regionaal beleid

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.

Het ruimtelijk beleid van de provincie is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 “Kansen voor de regio”. Het Streekplan, dat wordt vastgesteld voor een periode van 10 jaar, is een schakel tussen rijks- en gemeentelijke plannen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak.

Het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen 'Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa' is de opvolger van het Regionaal structuurplan 2015 uit 1998. Het regionaal plan vormt het richtinggevend kader voor beleid en uitvoering van het regionaal beleid van de stadsregio op gebied van ruimte, mobiliteit, economie en wonen.

3.2.2 Gemeentelijk beleid

Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. Om plannen en initiatieven goed op elkaar af te stemmen, stelt de gemeente met enige regelmaat een structuurplan vast. Het nieuwe Structuurplan Arnhem 2010 (2000) is de opvolger van het tot nu toe geldende Structuurplan uit 1984. Het Structuurplan Arnhem 2010 beschrijft het ruimtelijk beleid voornamelijk in hoofdlijnen. Het plan is flexibel, zodat het kan inspelen op veranderende omstandigheden en inzichten. Formeel is het nieuwe Structuurplan Arnhem 2010 tien jaar van kracht: van 2000 tot 2010. Maar de inrichting van de ruimte werpt haar schaduw veel verder vooruit. Waar dat mogelijk is, richt het Structuurplan zijn blik daarom op het jaar 2030. Het nieuwe Structuurplan Arnhem 2010 is op 2 oktober 2000 door de raad vastgesteld.

In het Structuurplan is het terrein aangewezen als woningbouwlocatie. Woningbouw in dit gebied creëert extra draagvlak voor de voorzieningen in de buurt en vormt een goed alternatief voor de afgeblazen woningbouwplannen tussen de Beukenlaan en de Schelmseweg. Om een dergelijke functie op een landschappelijk waardevol gebied in te kunnen passen zijn in 2005 een Masterplan en Nota van Randvoorwaarden opgesteld. In het Masterplan zijn de kaders en koers voor de nieuwe invulling vastgesteld.

3.3 Woonbeleid

In de Woonvisie Gemeente Arnhem 2015 (vastgesteld in 2004) is de basis gelegd voor het gemeentelijk te voeren woonbeleid. De Provinciale kaders en ambities voor een kwalitatief woonprogramma maken deel uit van de Regionale Woonvisie van het KAN, deze zijn kaderscheppend geweest bij het opstellen van de Arnhemse Woonvisie. In de Arnhemse woonvisie staat het motto 'Arnhem aantrekkelijke woonstad in balans' centraal. Dit betekent dat Arnhem inzet op versnelling van de woningbouwproductie, het vergroten van de keuzevrijheid en zeggenschap van de woonconsument, het bevorderen van de doorstroming en het doorbreken en verbeteren van de eenzijdige grote goedkope woningvoorraad door datgene te bouwen waar vraag en een tekort aan is.

Op Regionaal niveau zijn voor de komende vijf jaar tot 2009 procentuele afspraken gemaakt voor sociale woningbouw. Voor Arnhem ligt er een inspanningsverplichting om gedurende deze periode op het totaal aan nieuwbouwplannen ten minste 35% betaalbare koop- en huurwoningen in de stad te realiseren. Door het accent te leggen op de bouw van middelduur en duurdere woningen ontstaat er een grotere differentiatie en een ruimer en gevarieerd aanbod van woningtypen en woon- en leefomgevingen. Ook ligt er een inspanningsverplichting om het eigen woningbezit in de stad te bevorderen om zo in 2015 meer evenwicht te bereiken in de eigendomsverhouding van huurwoningen en koopwoningen. In het te voeren woonbeleid spelen de behoefte en wensen van alle woonconsumenten een belangrijke rol evenals de diversiteit in de bevolkingsamenstelling en de kenmerken die verschillende wijken en buurten in het Arnhemse bezitten.

Bij de vaststelling van het masterplan Saksen-Weimar heeft de gemeente raad in afwijking van de algemene inspanningsverplichting voor Arnhem besloten om 40% betaalbare woningen in het plangebied mogelijk te maken.

De landelijke ontwikkelingen op de beleidsdriehoek wonen, welzijn en zorg zijn vertaald in de gemeentelijke kaderstellende nota's, o.a. de Arnhemse Woonvisie en Stad in Balans. Er ligt dan ook op het gebied van wonen, welzijn en zorg bij de gemeente een stevige opgave om de doelstellingen uit deze driehoek in fysieke en sociale zin te realiseren. Dit betekent dat er in woonwijken voor bijzondere doelgroepen en m.n. voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschaliger aanbod aan levensloopbestendige woningen, woonvormen of andere bijz. woonconcepten, gerealiseerd en gefaciliteerd moet worden, eventueel aangevuld met (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning, toezicht of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen in de directe of nabije woonomgeving.

Het woningbouwproject Saksen Weimar gaat voorzien in de huisvesting van een brede afspiegeling van de Arnhemse bevolking. Een diversiteit aan huishoudensamenstellingen, leeftijdscategorieën en inkomensgroepen zullen hier een passende woning en woonomgeving kunnen vinden. De omvang van het project (maximaal 450 woningen) maakt het mogelijk om een aantrekkelijke mix in het woningbouwprogramma te realiseren. Dit betekent variatie in woningtypen en prijsklassen, en een woonomgeving die zowel geschikt is voor gezinnen met opgroeiende kinderen als ouderen (levensloopbestendig).

3.4 Cultuurhistorie- En Archeologisch Beleid

Erfgoednota 'Panorama Arnhem'

In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling', zodat de cultuurhistorie op een vroeg moment een actieve rol kan gaan spelen inveranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie moet gebruikt worden als ontwikkelingskans en niet als beperking van de gewenste ontwikkeling.In de nota wordt aangegeven hoe wij het Arnhemse erfgoed in de context van een dynamische omgeving willen ontwikkelen en beschermen. Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed, overzichtelijk en eenvoudig toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt.

Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:

  • Behouden door ontwikkelen
  • Behouden door beschermen
  • adviseren, stimuleren en verleiden
  • Kennis verwerven en verspreiden

Archeologiebeleid

Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingskaart voor heel Arnhem. De verwachtingskaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.

Cultuurhistorie in het plangebied

De Saksen-Weimarkazerne bezit architectuur- en bouwhistorische waarde. Het is een grotendeels in goede en gave staat bewaard gebleven historisch kazernecomplex, dat omstreeks 1940 als onderdeel van een reeks grensbataljons is gerealiseerd. Het complex bezit een groot aantal interessante en waardevolle elementen en details. Voorts bezit het complex als vrij intact gebleven kazernecomplex van rond 1940 aanmerkelijke cultuurhistorische waarde. Ook is er door de situering op een perceel tussen een aantal (oude) verkeersassen, temidden van groenelementen, sprake van een situationele waarde voor de omgeving. De gebouwen vormen samen met andere historische elementen een waardevol totaalensemble. Ook is het complex speciaal in Arnhemse context van belang, als onderdeel van de militaire geschiedenis. Op grond van deze motivering heeft het complex de status van gemeentelijk monument. Het gaat hierbij in het bijzonder om de gebouwen:

  • A: hoofdgebouw met poortdoorgang en gymzaal;
  • B-D: logiesgebouw;
  • E: keukengebouw;
  • F: wapengebouw;
  • I-J: privaatgebouw;
  • L: trafohuis;
  • M: magazijn en garage;
  • P: logiesgebouw uit 1950.

(gebouwen G (voertuigenloods), H (functie onbekend) en K (idem) bestaan niet meer), maar ook om de wegen- en (open) groenstructuren en vooral de algehele samenhang van het complex, inclusief de landschappelijke situatie.

Archeologie in het plangebied

Het plangebied had op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) een onbekende trefkans. Het is daarom dat onlangs in het plangebied archeologisch onderzoek is uitgevoerd in de vorm van een booronderzoek. Hieruit blijkt dat niet alleen het zuidelijke deel van het plangebied verstoord is. Ook het noordelijke deel is door afgravingen aangetast. Voordat het booronderzoek plaatsvond, was er één vindplaats bekend: een mogelijk grafveld in het zuidoostelijke deel van het plangebied. Uit de onlangs geplaatste boringen blijkt dat ook hier sprake is van een verstoring.

3.5 Welstandsbeleid

Arnhem kiest er in haar welstandsnota (2004) voor om zoveel mogelijk recht te doen aan de reeds bestaande verschillen in de bebouwde omgeving. Hiervoor is een indeling gemaakt in een aantal logische eenheden in de stad. Elke ruimtelijke eenheid heeft een welstandsniveau, 'zwaar', 'normaal', of 'licht', dat aangeeft in welke mate welstand in dat gebied wordt ingezet.

Deze nota bevat geen welstandscriteria voor (her) ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Per project zullen daarom bijvoorbeeld in een masterplan of in een beeldkwaliteitsplan specifieke randvoorwaarden worden opgesteld, waaronder welstandscriteria. Het opstellen van welstandscriteria vormt een vast onderdeel van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De supervisor of stedenbouwkundige zal in overleg met de commissie voor welstand en monumenten, het voorstel voor de welstandscriteria opstellen. De welstandscriteria dienen bestuurlijk te zijn vastgesteld voordat planvorming van concrete bouwplannen start. Een indeling in het welstandsniveau "zwaar, normaal of licht" volgt pas na de oplevering van het bouwproject.

3.6 Verkeersbeleid

Rijksbeleid
De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling.

Provinciaal en regionaal beleid
De provincie Gelderland en het Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) kennen respectievelijk het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan-2 en het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan.
De provincie Gelderland kiest voor een duurzame mobiliteit, waarbij het verkeers- en vervoerssysteem een sterke economie ondersteunt, welvaart versterkt en de sociale integratie stimuleert. Om dat te bereiken kiest Gelderland voor de volgende aanpak:
voorkomen, beter benutten, bouwen en beprijzen.

De essentie van het KAN-verkeersbeleid is identiek aan dat van de provincie Gelderland. Voor Arnhem is het project RegioRail KAN in het bijzonder van belang. Het KAN kiest als ruggengraat van ontwikkeling en vervoer het spoor tussen Zutphen-Zevenaar via Arnhem en Nijmegen naar Boxmeer en Cuijk. Planontwikkeling en –realisatie vinden bij voorkeur in bebouwd gebied en in de omgeving van het spoor plaats.

Gemeentelijk beleid
Als resultaat van de wisselwerking tussen rijk, provincie/regio en gemeente, heeft de gemeente Arnhem haar actuele verkeersbeleid verwoord in het Structuurplan Arnhem 2010 en in het Stedelijk Verkeers- en Vervoersplan SVVP Arnhem 2010. De essentie ervan – overeenstemmend met die van rijk, provincie en regio – is het terugdringen van de verkeersonveiligheid en het geleiden van de mobiliteit. Daarbij geldt het principe van vrijheid van keuze voor de mobilist, die de gemeente probeert te beïnvloeden door “verleidelijke” alternatieven aan te bieden. Ook speelt het prijsmechanisme hierin een steeds grotere rol.

Voor de werkingsduur van voorliggend bestemmingsplan is de uitwerking van het SVVP in het Categoriseringsplan Arnhem 2000 richtinggevend. Het categoriseringsplan werkt uit hoe de verkeersruimte in Arnhem duurzaam veilig (her-)ingericht wordt. Arnhem kent twee typen wegen: 1) de verblijfsgebieden en 2) de verkeersaders. Deze laatste zijn de hoofd- en ontsluitingswegen en vormen het Arnhemse hoofdwegennet voor het autoverkeer. Deze wegen kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger. Alle andere wegen vallen onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten krijgen het karakter van de 30 km/uurzone. Ze hebben een verblijfsfunctie en ontsluiten percelen. Veelal zijn het woonstraten.

De Apeldoornseweg is een verkeersader. De Monnikensteeg en Weg achter het bos maken deel uit van het hoofdwegennet. De overige wegen en straten zijn typische woonstraten. De buurten worden ingericht als 30 km/uurzone.

Parkeernormen

Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening kunnen parkeernormen niet meer worden opgenomen in de bouwverordening. Dit betekent dat de gemeente bij nieuwbouwplannen niet meer een aantal parkeerplaatsen kan eisen. Indien bij de bouw van nieuwe woningen, kantoren of andere functies onvoldoende parkeerplaatsen worden aangelegd, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de omgeving. Om bij nieuw- en verbouw toch de mogelijkheid te hebben de aanvrager te verplichten een minimaal aantal parkeerplaatsen aan te laten leggen, kan hiervoor een parkeernorm worden opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan is gekozen om voor de bestemmingen 'Wonen' en "Gemengd" een verwijzing op te nemen naar de parkeernormen die opgenomen zijn in Bijlage 1 bij de regels.

De parkeernormen die zijn opgenomen in de bijlage komen voort uit de CROW-publicatie 182: parkeercijfers - basis voor parkeernormeringen. In de parkeernorm is voor de verschillende functies aangegeven hoeveel parkeerplaatsen er moeten worden aangelegd op eigen terrein en hoeveel plaatsen er bereikbaar moeten zijn voor de bezoekers. Per functie wordt verwezen naar de bestemmingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

3.7 Milieubeleid

In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale leefomgevingskwaliteit van de stad.

Op 26 mei 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn opgenomen. Hiermee differentiëren we milieuambities naar verschillende gebieden. Niet overal in de stad streven we immers dezelfde milieuambities na: in een dynamisch centrum accepteren we bijvoorbeeld meer geluid dan in een woonwijk. Wel wordt rekening gehouden met grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich ophoopt.

Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten we in het betreffende gebied willen handhaven of realiseren, wordt ook duidelijk of een bepaalde ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied.


Luchtbeleid
Europees en Rijksbeleid
De Europese Unie heeft de grondbeginselen van het Europese luchtkwaliteitsbeleid vastgelegd in de Europese Kaderrichtlijn luchtkwaliteit, officieel de 'Richtlijn 96/62/EG inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit' van 27 september 1996. Daarnaast zijn in Europees verband drie dochterrichtlijnen vastgesteld:

  • I. Eerste dochterrichtlijn luchtkwaliteit
    Officieel de 'Richtlijn 1999/30/EG betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht' van 22 april 1999. Hierin staan de grenswaarden en alarmdrempels voor deze stoffen.
  • II. Tweede dochterrichtlijn luchtkwaliteit
    Officieel de 'Richtlijn 2000/69/EG betreffende grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht' van 16 november 2000. Deze richtlijn vult de Europese Kaderrichtlijn luchtkwaliteit aan met specifieke grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide.
  • III. Derde dochterrichtlijn luchtkwaliteit
    Officieel de 'Richtlijn 2002/3/EG betreffende ozon in de lucht' van 12 februari 2002. Deze richtlijn geeft onder andere alarm- en informatiedrempel voor ozon en de doelstellingen voor de lange termijn.


In Nederland is de uitvoering van de EG-kaderrichtlijn luchtkwaliteit in Nederlandse wetgeving vastgelegd met het 'Besluit uitvoering EG-kaderrichtlijn luchtkwaliteit' van 24 april 1998. Met het van kracht worden van het Besluit luchtkwaliteit op 19 juli 2001 zijn in de Nederlandse regelgeving luchtkwaliteitsnormen voor een zevental stoffen vastgelegd . Tevens is bepaald dat gemeenten en provincies de lokale luchtkwaliteit in kaart brengen en daarover rapporteren en dat ruimtelijke ontwikkelingen (waaronder ook bestemmingsplannen) moeten worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Het gaat om luchtverontreiniging door zwaveldioxide, lood, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor deze stoffen dienen in acht te worden genomen.

Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:

  • I. PM10 (fijn stof)
  1. 1. - de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet worden overschreden;
    - de 24-uurgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
  • I. NO2 (stikstofdioxide)
    - de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden;
    - de uurgemiddelde concentratie van 50 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.


Provinciaal en regionaal beleid
Op provinciaal niveau is de visie op luchtkwaliteit vastgelegd in het Gelders Milieuplan 3 (GMP3) voor de periode 2003-2007. Met het nieuwe milieubeleid wordt beoogt om minimaal de basiskwaliteit te bereiken in 2010. Daar waar met geringe inspanning of meerkosten een hoger kwaliteitsniveau realiseerbaar is, dient dat te geschieden. Daar waar nu al sprake is van een betere kwaliteit dan basiskwaliteit, richt het beleid zich op behoud van deze betere kwaliteit. Voor luchtkwaliteit betekent dit dat minimaal aan de grenswaarden uit het Besluit luchtkwalteit dient te worden voldaan en voor daarin niet genoemde stoffen aan het maximaal toelaatbaar risico (MTR).

Beleid gemeente
De gemeente Arnhem heeft in februari 2005 de Beleidsnota lucht vastgesteld. Met deze Beleidsnota wordt het Besluit luchtkwaliteit geïmplementeerd in het gemeentelijke beleid. Van de vier doelen in het Arnhemse luchtbeleid is het eerste doel voor bestemmingsplannen het meest relevant:
- het voorkomen van nieuwe knelpunten in de luchtkwaliteit
De gemeente wil voorkomen dat door wijzigingen in de structuur en indeling van de stad, nieuwe knelpunten ontstaan op het gebied van luchtkwaliteit. Voornemens voor ruimtelijke ingrepen moeten daarvoor beoordeeld worden op hun effecten voor de luchtkwaliteit. Dit kan door deze ruimtelijke ingrepen door te rekenen met de Regionale Verkeers- Milieu Kaart (RVMK). Plannen die leiden tot een nieuwe overschrijding van de grenswaarden voor schadelijke stoffen vinden geen doorgang.

Duurzaam bouwen
De gemeenten in Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) hebben het Convenant Duurzaam Bouwen in het KAN (2000) opgesteld waarin de partijen uniformiteit beogen in aanpak en toepassing van het duurzaam bouwen. Met dit convenant leggen de partijen de tussen hen gemaakte afspraken vast met betrekking tot het minimumkwaliteitsniveau van het duurzaam bouwen in het KAN. Het Pakket Duurzame Stedenbouw in het KAN maakt hier onderdeel van uit (tevens een uitwerking van het regionale structuurplan). Het pakket bestaat uit een opsomming van uitgangspunten die gehanteerd kunnen worden om woon- en werklocaties duurzaam te ontwikkelen en te beheren. De in het pakket genoemde uitgangspunten zijn zoveel mogelijk gehanteerd bij de opstelling van dit bestemmingsplan en zullen zoveel mogelijk worden gehanteerd bij de uitvoering. Aanvullend hierop is de Nota duurzaam bouwen(1998) van de gemeente Arnhem. Aan duurzaamheidsaspecten is in zwel de randvoorwaarden als het "Masterplan Saksen Weimar" aandacht besteed. Bij de keuze voor het plan de "Groene Treden" hebben deze aspecten deel uitgemaakt van de beoordeling.

3.8 Groenbeleid

Het Groenplan Arnhem bevat een samenhangende visie op de ontwikkeling, inrichting en beheer van het groen in en om de stad Arnhem, voor de korte (2004-2007) en de middellange termijn (2015). Dit betekent dat het plan zowel een uitwerking van de 'groen'-ontwikkelingsvisie uit het structuurplan bevat als een kader voor het beheer van het groen in en om de stad. Het is een sectoraal plan, geschreven vanuit de wens om het groen in de stad te bewaren en te versterken. Visies op het gebied van ecologie, water, landschap en cultuurhistorie en gebruikswensen en beheer(on)mogelijkheden zijn daarbij input voor de geformuleerde streefbeelden en acties.

Integrale groenvisie
De gemeente Arnhem streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswensen moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.

Het Groenplan Arnhem bevat een samenhangende visie op ontwikkeling, inrichting en beheer van het groen in en om de stad Arnhem. Dit betekent dat:

  1. 1. het Groenplan een uitwerking geeft van het Structuurplan Arnhem 2010 voor wat betreft de daarin beschreven 'groene ambities';
  2. 2. het plan als toetsingskader dient voor het beoordelen van ruimtelijke plannen en projecten en tevens een goede basis vormt voor mogelijke toekomstige subsidies en voor koppeling aan projecten en programma's van andere partijen;
  3. 3. het plan de basis biedt voor de planologische bescherming van waardevolle gebieden en dat op basis van het plan randvoorwaarden kunnen worden meegegeven aan stedenbouwkundige projecten;
  4. 4. het plan helderheid biedt bij de prioritering en programmering van het groenbeheer door de gemeente;
  5. 5. het plan daarnaast de kaders biedt voor vergunningverlening en handhaving, voor de uitgifte van snippergroen en voor groencompensatie.

Uitgangspunten

Arnhem heeft veel waardevol groen. Dit is een groot goed voor de leefbaarheid van de stad.

Uitgangspunten van het groenplan zijn:

  1. 1. bewaren en versterken
  2. 2. zuinig omgaan met bestaande en potentiële kwaliteiten
  3. 3. groen blijft groen
  4. 4. kansen benutten
  5. 5. alles op zijn plaats
  6. 6. tegengaan van versnippering.
  7. 7. schoon en netjes
  8. 8. beheer afgestemd op streefbeeld


Het Groenplan bevat een beleidsvisie en een uitwerkingsdeel met concrete streefbeelden voor verschillende gebieden en wijkkaarten. In de streefbeelden is de visie uitgewerkt voor verschillende gebiedstypen in de stad.
Op de wijkkaarten wordt tevens het onderscheid aangegeven tussen structureel en flexibel wijkgroen. Dit is onder meer van belang in het kader van de uitgifte van snippergroen, het verlenen van kapvergunningen en toepassen van groencompensatie.

In de hoofdstukken 2.2, 2.3.1 en 2.3.2 komen de groenaspecten van zowel het bestaande als het nieuwe groen aan bod. Aan groenaspecten is in zwel de randvoorwaarden als het "Masterplan Saksen Weimar" aandacht besteed. Bij de keuze voor het plan de "Groene Treden" hebben deze aspecten deel uitgemaakt van de beoordeling.

3.9 Waterbeleid

Europees en rijksbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld die in 2009 definitief worden goedgekeurd en vastgesteld door “Den Haag” en “Brussel”. In deze (deel) stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota's vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, juli 2003). Het bestuursakkoord heeft tot doel “om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden”. Belangrijk onderdeel is om de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren' in alle overheidsplannen als verplicht afwegingsprincipe te hanteren. In het Nationaal Bestuursakkoord is vastgelegd dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures, waarbij een vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder in de planvorming wordt gewaarborgd. Verder is water in de Nota Ruimte een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de op 1 januari 2008 van kracht geworden Wet gemeentelijke watertaken. In deze nieuwe wet zijn de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht vastgelegd.

Provinciaal, regionaal, gemeentelijk en waterschapsbeleid

Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Streekplan (juni 2005), Waterhuishoudingsplan Gelderland (december 2004) en het Gelders Milieuplan (juni 2004).

De gemeenten in Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) hebben het Convenant Duurzaam Bouwen in het KAN (2000) opgesteld. Het 'pakket duurzaam bouwen' maakt hier onderdeel van uit. Hierin staan uitgangspunten voor duurzaam bouwen.

Aangezien het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Noord is overgedragen aan het waterschap Rijn & IJssel dient de gemeente Arnhem ook rekening te houden met het vigerende beleid van het waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het op 21 december 2006 vastgestelde Waterbeheerplan (2007-2010) en de Keur en legger van het waterschap.

Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in onder meer in het Gemeentelijk Rioleringsplan (2003-2007 verlengd tot en met 2008), het Structuurplan Arnhem 2010 en het Waterplan Arnhem.

Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

  • er grondwaterneutraal gebouwd moet worden.
  • er geen negatieve verstoring van de grondwaterstanden en -stromingen mag worden veroorzaakt om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen.
  • regenwater binnen het plangebied afgekoppeld moet worden van de riolering.
  • het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt.
  • er maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling.
  • het gebruik van uitloogbare materialen niet is toegestaan (bij monumentale panden kan daar zo nodig in overleg met de gemeente van afgeweken worden).

3.10 Sport-en Recreatiebeleid

In 2005 is de Sportnota "Sport over de breedte" vastgesteld. Het sportbeleid concentreert zich rond vijf thema's:

  1. 1. Samenhang tussen bewegingsonderwijs, sportbuurwerk en sportverenigingen met het doel meer mensen in beweging te krijgen;
  2. 2. Verbeteren van de kwaliteit van sportverenigingen, uitgaande van de cruciale rol van sterke sportverenigingen voor het sportaanbod in Arnhem;
  3. 3. Voldoende en kwalitatief goede sportaccommodaties: bestaande accomodaties aanpassen aan de huidige kwaliteitsnormen, goede spreiding van voorzieningen over de stad en nieuwe voorzieningen waar dat wenselijk is;
  4. 4. Topsport in de stad als het evenementen betreft;
  5. 5. Dienstverlening in de sport: ondersteuning van verenigingen, informatie en advies en belangenbehartiging.

In het plangebied krijgt zowel de bestaande bebouwing als de nieuwe gebouwen een meervoudige functie (wonen, parkeren,werken etc.) hierdoor wordt er minder beslag gelegd op de ruimte waardoor meer plek overblijft voor de toepassing van groen en andere recreatieve invullingen.

3.11 Economisch Beleid

In de Kadernota Economisch beleid 2003-2006 (2003) is het economisch beleid voor de komende jaren neergelegd. De nota bouwt voort op de ambities van de Stadsvisie Arnhem 2015 en kiest op economisch gebied voor: Arnhem Dienstenstad van Oost-Nederland. Annex hieraan dient de Arnhemse ruimte en het Arnhems potentieel beter benut te worden en neemt Arnhem de taak op om uit te bouwen tot attractieve stad. Dit wordt uitgewerkt via vier strategische sporen: verbetering dienstverlening, het bieden van ruimte, promotie en acquisitie en structuurversterkende maatregelen.
In de kadernota wordt, onder meer, gesteld dat Arnhem er voor kiest de belevingswaarde van de stad te vergroten. Arnhem is voor de wijde omgeving het regionaal centrum met de daarbij behorende voorzieningen op het gebied van detailhandel, horeca, kunst, cultuur, sport, recreatie en dergelijke. De gewenste schaalsprong van Arnhem kan niet zonder vergroting, aanpassing en modernisering van deze voorzieningen. Kwaliteit staat hierbij voorop.

3.11.1 Wijkeconomie

Het stimuleren van 'werken in de wijk' oftewel wijkeconomie, zoals vastgelegd in de gelijknamige Nota Wijkeconomie (2001) blijft een belangrijk thema. De ontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid en werkgelegenheid levert een bijdrage aan de verbetering van de leefbaarheid en sociale samenhang in de wijk. In dit verband is het werken aan huis, binnen duidelijk beperkte kaders, toegestaan. Concreet betekent dit dat de gemeente actief blijft bij het stimuleren van woon-werkeenheden en het ontwikkelen van kleinschalige bedrijfsverzamelgebouwen in wijken, bedoeld voor bedrijven in de ambachtelijke bedrijvigheid en de persoonlijke, zakelijke en overige dienstverlening.

Rond het voormalige exercitieterrein worden naast woningbouw een beperkt aantal overige functies opgenomen van ondersteunende/dienstverlenende aard.

3.12 Horecabeleid

De horecanota Gastvrij Arnhem (2005) geeft de uitgangspunten aan voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling ten aanzien van horeca. Hoofdlijn van de nota is de randvoorwaardenscheppende en faciliterende rol van de gemeente zodat een evenwichtig aanbod van horeca ontstaat. Horecaontwikkeling is afgestemd op de functie van het gebied. De ontwikkeling van de attractieve stad vraagt om horecaontwikkeling met name in de binnenstad en omgeving.

Het gemeentelijk beleid krijgt mede gestalte door vergunningverlening en handhaving. Dit gebeurt integraal; dat wil zeggen dat de verschillende beleidsterreinen op elkaar worden afgestemd (bijvoorbeeld openbare orde en veiligheid, voedsel- en brandveiligheid, milieu, gezondheid). Zo ontstaat duidelijkheid voor de horecaondernemers en andere belanghebbenden. Daarnaast wil de gemeente ook een goede gesprekspartner zijn voor ondernemers en ontwikkelingen stimuleren.

Rond het voormalige excercitieterrein worden naast woningbouw een beperkt aantal overige functies opgenomen van ondersteunende/dienstverlenende aard. Dit kan ook een horecavoorziening zijn.

3.13 Coffeeshopbeleid

De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (1998) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd. In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig of toegestaan.

3.14 Prostitutiebeleid

In de nota Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000) is het beleid neergelegd, dat gevoerd wordt in verband met de afschaffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000. Gemeenten krijgen hierdoor de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om de prostitutie te reguleren

Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de volgende elementen:

  1. 1. concentratie van de raamprostitutie op één plek;
  2. 2. het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken, waarbij het huidige aantal van 240 ramen verlaagd wordt naar 120;
  3. 3. het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast;
  4. 4. concentratie van de tippelprostitutie.

Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zelf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.

In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig en ook in het CBS-telgebied is geen seksinrichting aanwezig. In Arnhem mogen maximaal 8 seksinrichtingen zijn, waarbij er maximaal één seksinrichting per telgebied is toegestaan. In Arnhem zijn op dit moment 9 seksinrichtingen. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat een nieuwe aanvraag voor een seksinrichting zal worden gehonoreerd.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke- En Programmatische Aspecten

4.1 Inleiding

In het Structuurplan is het terrein aangewezen als woningbouwlocatie. Woningbouw in dit gebied creëert extra draagvlak voor de voorzieningen in de buurt en vormt een goed alternatief voor de afgeblazen woningbouwplannen tussen de Beukenlaan en de Schelmseweg. Om woningen en voorzieningen in een landschappelijk waardevol gebied te kunnen passen zijn in 2005 een Masterplan (bijlage 1) en een Nota van Randvoorwaarden (bijlage 2) opgesteld. In het Masterplan zijn de kaders en koers voor de nieuwe invulling vastgesteld.

Voor de ontwikkeling van het gebied is een competitie uitgeschreven. In 2006 heeft het stedenbouwkundig - en landschaps ontwerpbureau Lubbers met het plan de "Groene Treden" (bijlage 3) de competitie gewonnen. Met dit plan als uitgangspunt is verder gewerkt door de ontwikkelaar en de gemeente. Dit heeft geresulteerd in een "voorlopig-ontwerp stedenbouwkundig plan Groene Treden" 19 maart 2009 (bijlage 4). Deelname aan deze ontwikkelingscompetitie vond plaats in de opdracht van bouw- en vastgoedconcerns Westerbeek Vastgoed, Giesbers Groep en woningcorporatie Vivare. Het plan kwam tot stand in samenwerking met Braaksma en Roos Architectenbureau en Grontmij.

In dit hoofdstuk wordt nader toegelicht en beschreven het kader dat gevormd wordt door: het schetsplan "De Groene Treden" het "voorlopig-ontwerp stedenbouwkundig plan Groene Treden", en de daarin opgenomen beeldkwaliteits-uitgangspunten.

4.2 Ruimtelijke Inkadering En Hoofdopzet

4.2.1 De Groene Treden

Bureau Lubbers is binnen het project verantwoordelijk voor het landschappelijk en stedenbouwkundig plan, en de inrichting van de openbare ruimte. De verschillende woonstraten en woonbuurten zullen door diverse architecten ingevuld worden; daarbij is de supervisie op de architectuur hetzelfde bureau.

Planbeschrijving.

Saksen Weimar is een voorbeeld van de landschappelijke stedenbouw die Bureau Lubbers toepast. Bij de aanpak van een dergelijke opgave is het landschap het uitgangspunt, met de daarin gegroeide structuren. Daarna komt het analyseren van historische structuren en de ontwikkeling ervan in het onderliggende landschap, met het gebruik als aanleiding voor de ontwikkeling van nieuwe bouwstenen. Het doel is om woon-, werk en verblijfsmilieus te ontwikkelen, die specifiek aansluiten op de karakteristieken en kwaliteiten van de plek. Bebouwde structuren worden zo geconfronteerd met het landschap. Door deze interactie ontstaan bijzondere projecten met een juiste concentratie van bebouwing in het landschap, collectieve openbare ruimten en voorzieningen, zorgvuldige overgangen tussen privé en openbaar, bijzondere relaties tussen binnen en buiten, een uitgekiende (dubbele) oriëntatie van de woningen en meervoudig grondgebruik. Deze landschappelijke stedenbouw daagt de architectuur uit en leidt tot bijzondere woonvormen. Één en ander uiteraard in combinatie met de randvoorwaarden die de gemeente voor het plangebied heeft opgesteld.

De ligging van de locatie Saksen Weimar aan de heuvelrijke, bosachtige noordrand van Arnhem was zeer bepalend voor het landschappelijk en stedebouwkundig ontwerp. De ligging op de overgang van de stad naar de Veluwe, op een noordhelling met zicht op het dal van Valkenhuizen, geeft de locatie karakteristieken die in ons land maar weinig voorkomen. De grote niveauverschillen in het gebied en het feit dat de locatie wordt omringd door landschappelijk waardevolle eenheden zijn de belangrijkste uitgangspunten voor het ontwerp van "De Groene Treden" geweest. Waar ooit militairen gelegerd waren, en kunstenaars vervolgens enige jaren een 'broedplaats' creëerden, wordt vanaf nu een unieke woonwijk van 19,5 ha ontwikkeld.

Zoals gezegd ligt het voormalige kazernecomplex Saksen Weimar - een gemeentelijk monument - aan de heuvelachtige en bosrijke rand van Arnhem, en komt hier een omzetting naar een zeer bijzondere, haast on-Nederlandse woonwijk tot stand.

De oude kazerne met zijn centrale exercitieterrein zal veranderen in een stedelijk plein, omringd door bestaande en nieuwe bebouwing. Hier komen wonen en werken, kunst en cultuur samen, aangevuld met milieuvriendelijke bedrijfjes en kleinschalige horeca.

De rest van het plangebied, ten westen en ten noorden van de kazerne wordt omgevormd tot een geaccidenteerd bosachtig landschap, karakteristiek voor deze omgeving. De belangrijkste ingrepen in de landschappelijke onderlegger zijn het plooien van het terrein en het aansluiten op landschappelijke eenheden en routes in de omgeving. Het huidige plangebied bestaat uit zeven terrassen die aflopen naar het noorden. Een ogenschijnlijk eenvoudige ingreep zal hier leiden tot een "omkering van het reliëf": in de nieuwe situatie worden de terrassen aan de noordzijde opgehoogd, en aan de zuidzijde afgegraven. De noordhelling is daarmee gemodelleerd tot een opeenvolging van zuidhellingen. De zonnige zuidhellingen bieden een plaats aan bijzondere woningtypologieën die wat betreft oriëntatie, overgang privé-openbaar en parkeeroplossingen optimaal profiteren van de niveauverschillen. Het ontwerp voorziet in flexibele woonmodules, die reageren op het nieuw gecreëerde reliëf. Ze zijn opgebouwd uit grondgebonden woningen met een tuin of een architectonische buitenruimte op het zuiden. Ze liggen aan de buitenzijde in het landschap en met de binnenzijde aan de ontsluitingsweg. Deze zonnige zuidhellingen zorgen tevens voor veel variatie in het boslandschap doordat het hemelwater langer in de laagten in kleine poelen blijft staan, en ook vormen ze een geschikte bodem voor een bloemrijke kruidenvegetatie. De overige (noord-)hellingen met hun varens en mossen bieden op hun beurt ruimte aan een bos van gemengde, streekeigen bomen dat als een deken over de wijk wordt uitgespreid. Een uitgebreid netwerk van hellingen, trapjes en keermuren moet het bosachtige landschap op veel manieren beleefbaar maken.

Kortom, in het plan "de Groene Treden" is het landschap bepalend voor de manier waarop er gebouwd zal worden; een kader waarin geen standaardoplossingen mogelijk zijn. Het landschap met de typerende hoogteverschillen is zo het uitgangspunt voor het stedebouwkundig-landschappelijke ontwerp "de Groene Treden"; op deze manier zijn landschappelijke voorwaarden voor een bijzonder woon-, werk- en recreatiemilieu geformuleerd. Zie tekening plan "de Groene Treden". Het is duidelijk: Saksen Weimar heeft een grote kans een nieuwe betekenisvolle plek voor Arnhem te worden, waar velen kunnen wonen op een helling in een bosachtig landschap -ongeacht het marktsegment van hun woning.

4.2.2 Duurzaamheid

Ecologie

De ligging van het plangebied binnen Arnhems' stedelijke structuur is zodanig dat er een bijzonder accent op duurzaamheid gelegd wordt. De voorgenomen nieuwbouw goed integreren met de waarden van natuur en landschap zoals die beschreven staan in het Masterplan Saksen Weimar.

Het westelijke deel van het plangebied bestaat uit een ca. 80 m. brede natuurzone, ingericht als bos en kruidenrijk grasland, en struiken (mantel en zoomvegetaties) daartussen; ook het natuurbeheer zal afgestemd zijn op goede leefomstandigheden van planten en dieren en de mogelijkheden voor vestiging en verspreiding daarvan. Zo zijn de nu aanwezige “vleermuis-routes” - via lijnvormige begroeiingen - ingepast en versterkt in het plan. De bestaande bosaanplant zal aangevuld worden met de potentieel natuurlijke vegetatie (wintereiken-beukenbos); waar nodig zal het te éénzijdige bosbestand ook worden omgevormd naar dit type.

De groene inrichting zet zich voort tussen de bebouwingsstroken zodat er een groot aanrakingsvlak is met de nieuwbouwwoningen. Door de toepassing van wadi's - voor de opvang van regenwater - aan het einde van de aldus gevormde groenstroken ontstaan er ook ecologisch interessante overgangen van droog naar meer nat gebied. Qua inrichting zal het accent in deze groenstroken meer liggen op “stadsnatuur”. Dit betekent bijv. dat er vlinder-aantrekkende begroeiing wordt aangeplant en dat de er aan grenzende bebouwing nestelmogelijkheden voor vogels kan bieden.

Zo ontstaan er diverse groenzones met veel natuurlijke variatie en diversiteit

Extensieve recreatie is een belangrijke nevenfunctie van deze groenstroken; de natuurzone dient tevens ter vermindering van het verkeerslawaai en als fijnstoffilter.

In de ontwikkeling van de locatie is het aspect duurzaamheid integraal opgepakt met stedenbouw, architectuur, volkshuisvesting, beheer en milieu waardoor de duurzame kwaliteit in Saksen Weimar hoger is dan de som van deze onderdelen apart. Dit zorgt ervoor dat het niet alleen nu maar ook in de toekomst een prettige omgeving is om in te wonen, werken en recreëren. Uitgangspunt van het plan "De Groene Treden" voor herontwikkeling van de locatie Saksen Weimar is geweest de bestaande kwaliteiten te behouden en door toevoeging van met name groene en rode componenten waar mogelijk te versterken. Een voorwaarde daarbij is dat het nieuwe Saksen Weimar' aansluit bij haar omgeving.

Dit is in de planontwikkeling gewaarborgd doordat het plangebied op elk schaalniveau is geplaatst in de context van die omgeving. Gebouwen en openbaar terrein worden integraal vanuit de schaalniveaus planologie, stedenbouw en architectuur ontworpen, ontwikkeld en gerealiseerd.

Ruimte.

Bij keuzes in de planologische en stedenbouwkundige context bij de herontwikkeling van Saksen Weimar is voortdurend de afweging gemaakt hoe efficiënt gebruik van de beschikbare ruimte kan worden gemaakt.

Eén van de exponenten daarvan is dat door zowel bestaande als nieuwe gebouwen een meervoudige functie te geven (wonen, parkeren, werken en recreëren) minder beslag gelegd wordt op de ruimte waardoor meer plek overblijft voor de toepassing van groen en andere recreatieve invulling.

De aanwezige en nieuw te creëren hoogteverschillen vormen ook een mogelijkheid om efficiënt met ruimte om te gaan: door (half) onder de woningen te parkeren wordt compact gebouwd. Daarbij wordt het zicht op de openbare ruimte vergroot met positief effect op veiligheid en leefbaarheid.

Door de wijze waarop de wegenstructuur is ontworpen wordt de (auto-)mobiliteit beperkt en de mogelijkheden voor langzaam verkeer (te voet en per fiets) bevorderd. Hiertoe worden langzaam verkeerroutes losgekoppeld van snelverkeer en recreatieve wandel- en fietsroutes gelegd. Met de noord-zuid verbinding voor langzaam verkeer wordt tevens bevorderd dat bewoners / gebruikers per fiets naar het centrum gaan.Tenslotte wordt met de routes aangesloten op halteplaatsen van het openbaar vervoer.

De gecentraliseerde parkeerplaatsen voor bezoekersparkeren ondersteunen het beeld van compact bouwen en beperken de mate waarin de openbare ruimte moet worden verhard. Een invulling met wonen, een grote verscheidenheid aan bedrijven (o.a. kinderdagopvang, medische zorg en kunstateliers) en een vorm van gemeenschapsvoorziening (informatie / educatiecentrum in de toekomst eventueel ingevuld door horeca) zorgt voor een grote sociale en economische diversiteit. De grote variëteit in woningtype en prijsklasse binnen het plangebied draagt daaraan bij.

Energie.

Op dit moment wordt nog onderzoek gedaan naar de toepasbaarheid van alternatieve energie voorzieningen.

4.3 Stedenbouwkundige - En Landschappelijke Randvoorwaarden

Met het plan de "Groene Treden" (bijlage 3) als uitgangspunt is verder gewerkt door de ontwikkelaar en de gemeente. Dit heeft geresulteerd in een "voorlopig-ontwerp stedenbouwkundig plan "Groene Treden" van 19 maart 2009 (bijlage 4).

Genoemde stukken zijn als bijlagen bij dit bestemmingsplan gevoegd. Bij de planuitwerking die tot nu toe bekend is, is het mogelijk gebleken om in grote lijnen binnen de randvoorwaarden te blijven. Op ondergeschikte punten is in overleg tussen ontwikkelaar en gemeente gekozen voor geringe afwijkingen, die de essentie niet aantasten of waarvoor compensatie wordt gegeven. Gezien de kwetsbaarheid van het gebied zal de uitwerking van de bouwplannen door de gemeente op de voet gevolgd worden.

4.4 Voorlopig Ontwerp Stedenbouwkundig Plan "Groene Treden"

Het voorlopig ontwerp stedenbouwkundig plan van 19 maart 2009 is nog niet definitief gemaakt op het moment dat dit bestemmingsplan in ontwerp ter inzage wordt gelegd. Het bestemmingsplan geeft op de plankaart en in de regels aan waar de grenzen van de planvorming liggen.

4.4.1 Planbeschrijving

Het woningbouwproject Saksen Weimar gaat voorzien in de huisvesting van een brede afspiegeling van de Arnhemse bevolking. Een diversiteit aan huishoudensamenstellingen, leeftijdscategorieën en inkomensgroepen zullen hier een passende woning en woonomgeving kunnen vinden. De omvang van het project (maximaal 450 woningen) maakt het mogelijk om een aantrekkelijke mix in het woningbouwprogramma te realiseren. Dit betekent variatie in woningtypen en prijsklassen, en een woonomgeving die zowel geschikt is voor gezinnen met opgroeiende kinderen als ouderen (levensloopbestendig). Ingevolge het "Masterplan Wonen, Zorg en Welzijn Arnhem-Noord" wordt voor het plangebied voorshands rekening gehouden met de realisatie van een wijkservice-en ontmoetingspunt.

Voormalig kazerne complex

Van de voormalige kazerne wordt de monumentale bebouwing voor het grootste deel ingepast. Om historisch-functionele redenen behoren de open ruimten van de vroegere kazerne onlosmakelijk tot het monument. Het gaat hier om het exercitieterrein, het groene entreeterrein en enkele kleinschalige groenelementen binnen het complex; ze vormen een eenheid, die sfeer en karakter mede bepalen. Ook dient er zoveel mogelijk vrij zicht te blijven op de historische kazernebebouwing.
Als het poortgebouw zou moeten worden herbestemd tot wooneenheden, kan dat niet zonder de fysieke kenmerken van het gebouw drastisch te wijzigen. Het lijkt zich dan ook mede te lenen voor zorg- of ondersteunende functies. In de logiesgebouwen kunnen (atelier-)woningen gevestigd worden; grote aanpassingen zijn hiervoor niet nodig.
De meer noordelijk gelegen kazernegebouwen zijn uitstekend geschikt te maken voor een woon(-werk/atelier)-functie. Ook de kleinere behoren bij het monumentale ensemble; ze zijn te ontwikkelen als bergings- of stallingruimten.
Op het terrein bevinden zich nog diverse loodsen en het voormalige officiershotel, naast een aantal kleine sportgebouwtjes. Deze bebouwing heeft geen stedebouwkundige of landschappelijke waarde. Ook is de (her)bruikbaarheid gering en bovendien neemt deze veel plaats in die nodig is voor nieuwe woonfuncties. Daarom wordt uitgegaan van sloop van deze gebouwen (behalve de bunker).

Nieuwbouw voormalig kazerne complex

Om het exercitieterrein van een zuid- en westwand te voorzien komt er een langgerekt appartementengebouw langs de zuidelijke en een appartementengebouw langs de westelijke wand. De eerstgenoemde bestaan uit maximaal vijf bouwlagen. Omdat ze uit een langgerekte reeks appartementen bestaan, zorgen twee onderbrekingen voor doorzichten vanaf de Weg achter het Bos, zodat vanaf deze weg via deze doorgangen de oudbouw van de kazerne te ervaren blijft. De aansluiting van de nieuwbouw op het monumentale deel van de kazerne is een aandachtspunt.De appartementen hebben hun balkons aan de zuidzijde. Hoewel de monumentale eikenlaan langs de Weg achter het Bos weer ten zuiden daarvan gelegen is, mag een eventueel gebrek aan zon nooit een reden zijn om deze schitterende bomen aan te tasten. Aan de zijde van het exercitieterrein krijgen de gevels een meer strenge architectuur, in overeenstemming met de bouwstijl van de kazerne. Er komt een stallingsgarage onder deze bebouwing. Op de begane grond komt ruimte die door kleinschalige bedrijven, praktijkruimte e.d. ingevuld kan worden; als daaraan geen behoefte is, komt er wonen. Het appartementengebouw aan de westzijde ligt recht in de as van het kazernepoortgebouw, en vormt het “contrapunt” hiervan. Deze flat heeft uiteindelijk 7 lagen gekregen, met drie in plaats van vier appartementen per laag, om een zo slank mogelijke uitstraling te krijgen. Het gebouw krijgt geen kap; qua architectuur zal het afwijken van de oude kazernebebouwing en van de overige nieuwbouw, om de bijzondere positie van dit gebouw te benadrukken.

De "Bunker".

De bunker is in het plangebied een bijzonder relict uit vroeger tijd. Hij doet zich voor als een steilwandig bergje; deze bunker wordt in ieder geval behouden, maar er is nog geen functie voor bekend. Het streven is dit object een functie te geven, die recht doet aan de relictwaarde en de bijzondere plek, midden in het plangebied.

Nieuwbouw rest van het plangebied (de Groene Treden)

De woonclusters.

Deze bestaan uit woningen die gegroepeerd zijn langs woonstraten; zowel éénzijdig als tweezijdig. Omdat ze zoals de tanden van een kam in het (bos-)groen komen te liggen, grenzen deze woningen steeds met hun achterzijde hieraan. Er komen per cluster minimaal 2 smallere doorgangen, of één brede. Door de oost-west ligging van de clusters kunnen ze zo gunstig mogelijk georiënteerd worden ten opzichte van de zon. De afstand tussen de clusters moet zo groot mogelijk en zo breed mogelijk qua groen blijven; daarom ligt de maat tussen de clusters vast (zie hiervoor de bestemmingsplanregels). Als de architect met het ene cluster wil schuiven schuift het volgende cluster mee. De woonclusters moeten qua architectuur van elkaar verschillen. Het maximale aantal woningen per cluster ligt vast; minder bouwen mag altijd. De buitenruimte van de woningen, wordt mee-ontworpen; er komen dus geen aanleidingen om schuttingen e.d. te bouwen. Voor de (kleine) bergingen geldt hetzelfde.

De bouwhoogte varieert van 3-4 lagen. Per woning zal 1 parkeerplaats op eigen grond worden gerealiseerd, overig parkeren op maaiveld.

De appartementengebouwen.

Er zijn vier appartementengebouwen langs de Monnikensteeg. Deze zijn enerzijds zoveel mogelijk op de zonkant gericht en anderzijds op het uitzicht van Valkenhuizen; hetgeen aan hun vormgeving is af te lezen. Ze tellen van noord naar zuid resp. 5, 6, 6 en 7 bouwlagen. Ze worden als ranke eenheden ontworpen; de balkons maken onderdeel uit van het bouwvolume en de bijbehorende verticale plastiek. Ook deze appartementengebouwen hebben eigen parkeervoorzieningen (onder de bebouwing).

De woningen krijgen een hoogwaardige kwaliteit en worden vraaggericht ontwikkeld. De woningen die in het betaalbare segment gerealiseerd worden zijn niet als zodanig aan de architectuur te herkennen.

(Collectief) particulier opdrachtgeverschap

In de Nota van Randvoorwaarden heeft de gemeente aangegeven dat 30 % via particulier opdrachtgeverschap wordt gerealiseerd, waarvan 10 % pur sang, bestemd voor uitgifte van vrije kavels, maar waarschijnlijker voor collectieve invulling. De overige 20 % wordt door middel van optimale particuliere beïnvloeding/betrokkenheid bij alle categorieën. De ontwikkelaars stellen voor om voor het merendeel van de koopwoningen in het project consumentgerichte projectontwikkeling toe te passen. Bij consumentgerichte projectontwikkelingen wordt de basis van de woning door de projectontwikkelaar en architect bepaald, maar blijft er ruimte voor eigen invulling, vormgeving en indeling van de woning door de consument.

De toekomstige bewoner heeft een substantiële zeggenschap in het woningtype, de indeling van de woning aan binnen- en buitenkant (bij voorbeeld ramen, dakvorm), de materialisering van de gevels en daken, kleurgebruik etc.

Consumentgerichte projectontwikkeling vergt een nauwe samenwerking van gemeente, architect, ontwikkelaar en consument. Er zal ruimte moeten worden gecreëerd voor bedenktijd en invloed van de consument.

De gemeente Arnhem waardeert deze wijze van openstelling voor de consument en vindt hierin voldoende raakvlakken met de verwachtingen die leven rond het begrip particulier opdrachtgeverschap.

Als invulling van 10 % particulier opdrachtgeverschap pur sang is het in de gekozen stedenbouwkundige opzet mogelijk om, afhankelijk van de vraag, een plandeel te ontwikkelen in de vorm van collectief particulier opdrachtgeverschap. Collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) is een afgeleide van particulier opdrachtgeverschap. Particulieren verwerven in groepsverband een bouwkavel met woonbestemming. Hiervoor organiseren zij zich meestal in een stichting of vereniging zonder winstoogmerk en treden zo op als opdrachtgever naar architect en aannemer. Uiteindelijk worden de woningen in groepsverband (collectief) gerealiseerd.

De keuze voor de mogelijkheden vindt in overleg met de gemeente plaats.

Het CPO hoeft niet beperkt te worden tot alleen het topsegment. Binnen de principes voor hoogteligging van het stedenbouwkundig plan, is het eenvoudig om individueel verschillende woningen in te passen. Het stedenbouwkundig concept kan hierdoor juist versterkt worden.

Natuurlijk moeten er t.a.v. collectief particulier opdrachtgeverschap spelregels in acht genomen worden. Zonder gedetailleerd uit te weiden gaat het om: verantwoordelijkheid, rechtspersoonlijkheid, professionaliteit, haalbaarheid en de herkenbaarheid van duidelijke beslismomenten.

Ontsluiting

De ontsluiting van het autoverkeer zal plaats moeten vinden op de Weg achter het Bos en de Monnikensteeg. Ook om sluipverkeer te voorkomen en voor een evenwichtige spreiding van het verkeer is het plangebied opgedeeld in een aantal afzonderlijke woonbuurten met ieder een eigen ontsluiting. Er is gekozen voor een beperkt aantal verkeersontsluitingen, ten behoeve van “duurzaam veilig” en een vlotte doorstroming, en gezien het verwachte aantal te realiseren woningen. Voor de zuidelijke woonbuurten (behalve de kazerne) is één van de bestaande ontsluitingspunten aan de Weg achter het Bos aangewezen. De ontsluiting van het noordelijke deel van het plangebied via een daar geplande afrit van de Monnikensteeg.

Eisen ten aanzien van deze aspecten zijn in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen.

Uitgaande van de huidige aanwezige bushaltes direct rond het plangebied, bevinden alle toekomstige woningen zich op acceptabele afstand van een openbaar vervoerhalte.

Een tweetal langzaam verkeerroutes zorgt voor een attractieve en ontspannen beleving van het gebied en sluiten aan op routes in de omgeving, en op elkaar; op bushaltes e.d. - De landschappelijk belangrijke as van de Beukenlaan vormt een strak lijnvormig element met aan de zuidkant "het oude Saksen Weimar" en aan de noord-en westkant "het nieuwe Saksen Weimar". - Vanaf park Klarenbeek komt het verlengde van de Weg naar de Stenen Tafel, verder verlengd naar het noorden uit bij de Monnikensteeg; ter hoogte van een uitzichtspunt over het dal van Valkenhuizen. Deze ontsluiting van langzaam verkeersroutes maakt het mogelijk het gehele gebied te structureren en beleefbaar te maken; hiervandaan zijn zichtlijnen belangrijk. Plekken met meer en minder groen worden verbonden. Bovendien ontstaat er een goede aansluiting op recreatieve routes vanuit de stad naar buiten.

4.4.2 Beeldkwaliteits-uitgangspunten

De (algemene) beeldkwaliteitseisen en uitgangspunten voor de herontwikkeling van de voormalige Saksen Weimar kazerne de nieuwbouw op dit terrein, de grondgebonden woningen en de appartementen langs de monnikensteeg zijn opgenomen in het " voorlopig ontwerp stedenbouwkundig plan van 19 maart 2009" dat als separate bijlage bij deze toelichting gevoegd is.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen.

5.2 Milieu

Voor het onderhavige bestemmingsplan heeft de gemeente een milieuaspectenstudie opgesteld (mei 2009). Hieronder staan de voornaamste conclusies en aanbevelingen uit deze rapportage. De volledige milieuaspectenstudie (MAS) is als separate bijlage bij deze toelichting gevoegd (bijlage 5).

5.2.1 Geluid

Het adviesbureau Goudappel Coffeng heeft de gevolgen van de ruimtelijke ontwikkeling op het weg verkeerslawaai onderzocht en gerapporteerd in het onderzoek “Milieueffecten bestemmingsplan Saksen Weimar te Arnhem” met het kenmerk ARH200/Kmc/1273.

Uit het rapport volgt dat de voorkeursgrenswaarde in het plangebied wordt overschreden. Nergens wordt de maximaal te verkrijgen hogere grenswaarde, conform de Arnhemse geluidnota, overschreden. Om het oprichten van woningen mogelijk te maken is een hogere grenswaarde procedure noodzakelijk. In het verleden zijn er geluidreducerende maatregelen getroffen op de Apeldoornseweg. De Monnikensteeg zal in de toekomst uitgevoerd worden met SMA, wat ook een reductie in vergelijking met het referentie asfaltbeton betekent.

De te verkrijgen hogere grenswaarde per geluidklasse inclusief het aantal woningen is weergegeven in onderstaande tabel.

tabel

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.727-0501_0005.jpg"

De Wet geluidhinder en de Arnhemse geluidnota leggen, na vaststelling van hogere grenswaarden door Burgemeester en Wethouders, geen beperkingen op om het plan Saksen Weimar te realiseren.

5.2.2 Lucht

Het adviesbureau Goudappel Coffeng heeft de gevolgen van de ruimtelijke ontwikkeling op de luchtkwaliteit onderzocht en gerapporteerd in het onderzoek “Milieueffecten bestemmingsplan Saksen Weimar te Arnhem” met het kenmerk ARH200/Kmc/1273.

Uit het rapport volgt dat de luchtkwaliteitsnormen in 2009, 2010 en 2019 inclusief en exclusief ruimtelijke ontwikkelingen van Saksen Weimar voldoen aan de Wet luchtkwaliteit.

De Wet luchtkwaliteit legt geen beperkingen op om het plan Saksen Weimar te realiseren.

5.2.3 Hinder

Voor de planontwikkeling Saksen Weimar dient voor het thema hinder rekening te worden gehouden met de sportaccommodaties aan de oostzijde van het plangebied. Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering (2007) moet er rekening worden gehouden met een richtafstand van 50 meter ten opzichte van een rustige woonwijk. De woningen op het nieuw te ontwikkelen terrein bevinden zich op een afstand van 50 meter of meer van de sportaccommodaties. De sportaccommodaties vormen dan ook geen belemmering voor de bouw van woningen op het Saksen Weimarterrein.

5.2.4 Externe Veiligheid

LPG tankstation (Apeldoornseweg 300)

Binnen het plangebied Saksen Weimar ligt een LPG tankstation. Tot 2010 geldt voor dit tankstation dat er voor de 10-6 PR contour rekening moet worden gehouden met een afstand van 110 meter vanaf het vulpunt waarbinnen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen voorkomen. Daarnaast geldt er in het kader van het groepsrisico dat binnen een gebied van 150 meter rondom het vulpunt het aantal personen per hectare niet meer dan 19 mag bedragen. Na 2010 zal de 10-6 PR contour op 45 meter komen te liggen omdat de LPG tankauto's worden voorzien van een verbeterde vulslang. Het groepsrisicogebied van 150 meter zal hierdoor niet veranderen. Het groepsrisicogebied van 150 meter zal hierdoor niet veranderen. Indien er tijdens het lossen LPG vrijkomt dan kan er binnen een gebied van 150 meter een BLEVE ontstaan waardoor de kans op overleven binnen een straal van 150 meter nihil is (zowel binnen als buiten de gebouwen).

Een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) kan ontstaan doordat tijdens het lossen van LPG uit een tankauto LPG vrijkomt dat gaat branden. De LPG zit onder druk in deze tankauto. Door dit vuur wordt de tankauto verwarmd en door de drukopbouw explodeert de LPG-tankauto waarbij een enorme vuurwolk vrijkomt. Dit noemen we een BLEVE.

In verband met de ontwikkelingen bij Saksen Weimar zal het LPG tankstation met ingang van 1 januari 2012 stoppen met de verkoop van LPG. Het LPG-gedeelte wordt gesaneerd. Dit betekent dat er na 2011 alleen nog benzine/diesel zal worden verkocht. In dit geval hoeft er alleen maar rekening te worden gehouden met een afstand van 25 meter vanaf het benzine vulpunt waarbinnen geen objecten mogen voorkomen.

5.2.5 Groen en Ecologie

Er zijn geen belemmeringen.

Flora- en faunawet: De ontwikkeling kan worden uitgevoerd. Voor de ingreep is namelijk op 4 december 2008 is een ontheffing Flora- en faunawet verkregen, nummer FF/75C/2008/0470. De voorgestelde mitigerende en compenserende maatregelen zoals beschreven in de bij de aanvraag gevoegde projectomschrijving “Saksen Weimar” (29 september 2008) worden uitgevoerd.

Natuurbeschermingswet 1998; Natura 2000 gebied Veluwe

Het plangebied ligt binnen 2 km van toekomstig Natura 2000 gebied Veluwe. Op basis van het onderzoek uit 2005 (Natuurbalans) en het stedenbouwkundig plan is in te schatten of een vergunning conform de Natuurbeschermingswet nodig is.

De locatie Saksen Weimar ligt ongeveer 200 meter ten zuiden van het beoogde Natura 2000-gebied Veluwe.

  • Er komen ook geen habitattypen of soorten uit de EU-Habitatrichtlijn Veluwe voor in het plangebied. Er komen geen vogels voor die in EU-Vogelrichtlijngebied Veluwe zijn gekwalificeerd (wespendief, zwarte specht, boomleeuwerik, grauwe klauwier, nachtzwaluw, duinpieper, ijsvogel).
  • De versterking van de boszone parallel aan de Apeldoornseweg aansluiten aan het bos van park Klarenbeek en het buitengebied Arnhem Noord biedt kansen tot versterking van de beschermde habitattypen en soorten in de toekomst.
  • Emissies: In het plangebied komen alleen woningen, waardoor er geen sprake is van een merkbare toename van emissies van verzurende, vermestende dan wel verontreinigde stoffen. Er zijn geen effecten op de Veluwe te verwachten.
  • Geluids-, zicht- en lichtverstoring: Door het extensief wonen in het landschap en door het wegnemen van de activiteiten op de sportterrein is er geen toename van verstoring van geluid of zicht. Gedurende de bouwfase moet verlichting zo min mogelijk worden toegepast.
  • Grondwater: Het verder bebouwen van het plangebied zal geen effect hebben op de grondwaterstand. Er is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. Bij de nieuwbouw mogen de eventuele grondwaterstromen /-banen niet worden verstoord.

De ontwikkeling van woningen in het plangebied vormt dus geen bedreiging voor de beschermde habitattypen en soorten. Een vergunning conform artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 is dan ook niet nodig.

Groenplan Arnhem: Bij het stedenbouwkundig ontwerp wordt rekening gehouden met de oost-west lopende groene wal. Verder wordt het gebied ruim beplant met nieuwe bomen. Het gebied krijgt een bosrijk karakter met aan de westzijde een boszone.

5.2.6 Water

In deze paragraaf worden de ruimtelijke aspecten beschreven die randvoorwaardelijk zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied. De voorwaarden hebben vooral een mee-ordenende functie. Beperkingen aan het ruimtelijk gebruik vanuit het aspect water kunnen voortkomen uit de genoemde wet- en regelgeving c.q. beleidsvoornemens.

Oppervlaktewater

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Door de fysieke kenmerken van de gebied en met name van de ondergrond is dit ook niet te verwachten.

Grondwater

Bij ontwikkelingen is een duurzaam (grond)watersysteem het uitgangspunt. De belangrijkste duurzame uitgangspunten ten aanzien van de grondwaterhuishouding zijn:

  • voorkomen van verdroging en wateroverlast binnen en buiten het plangebied;
  • voorkomen afwenteling van vervuiling buiten het plangebied;
  • behouden, versterken of realiseren van natuurwaarden die samenhangen met gebiedsgebonden waterhuishouding.

Voor het plangebied is een geo-hydrologisch onderzoek uitgevoerd waarin de bodem in kaart is gebracht. Uit dit onderzoek volgt dat er in het ontwikkeldeel geen storende lagen aanwezig zijn waardoor een schijngrondwaterspiegel zou kunnen optreden. Daarnaast is er gekeken of het gebied zich leent voor infiltratie van regenwater. Ondanks de redelijk grote verschillen in doorlatendheid worden er geen problemen verwacht met ondergronds bouwen en het infiltreren van regenwater binnen het gebied.

Regen- en afvalwatersysteem

Uitgangspunt bij nieuwbouw is dat regenwater niet meer aangesloten mag worden op het gemengde rioolstelsel. In de huidige situatie is dit al het geval. Voor de ontwikkeling wordt een geïntegreerd stelsel voorgeschreven, wat betekent dat neerslag afkomstig van het openbaar gebied bovengronds naar infiltratievoorzieningen moet worden afgevoerd. Regenwater dat valt op particulier terrein moet op eigen terrein worden geïnfiltreerd. Als blijkt dat infiltratie op eigen terrein niet mogelijk is, dan is het onder voorwaarden mogelijk om dit regenwater af te voeren naar het openbaar gebied. Deze voorwaarden zijn:

  • dat minimaal 10 mm. neerslag op eigen terrein moet worden gebufferd;
  • de buffervoorziening binnen 24 uur weer beschikbaar is voor een volgende regenbui;
  • neerslag boven deze 10 mm. moet bovengronds op het openbaar gebied worden aangeboden.

Voor de vuilwaterafvoer is het de bedoeling dat het afvalwater op het riool in de Weg naar de Stenen Tafel wordt aangesloten.

Afspraken relevant voor het plan

Een openbare infiltratie-inrichting vergt een ruimteclaim waarvoor de mogelijkheid moet worden geboden, met inachtneming van een minimale verstoring van de beeldkwaliteit. Door aan infiltratievoorzieningen de bestemming “Groen” met subdoelstelling “waterberging” te geven is de werking gegarandeerd.

5.2.7 Bodem

Over het gehele plangebied heeft verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden. Met uitzondering van van enkele beperkte locale minerale olieverontreinigingen in de grond en lokaal aanwezig afval in de bodem is op basis van uitgevoerde bodemonderzoeken, het ontwikkelingsgebied milieuhygiënisch geschikt voor herontwikkeling. Het afval en de bodemverontreinigingen dienen verwijderd te worden. Hierna kan grondverzet binnen het plangebied plaatsvinden.

Enige aandacht behoeft de actualiteit van de betreffende onderzoeken; op die plaatsen waar thans nog potentieel bodembedreigende activiteiten plaatsvinden kan voorafgaande aan de bouwvergunningen een actualisatie noodzakelijk zijn.

Voor het project Saksen Weimar zijn de volgende extra randvoorwaarden geformuleerd, dit zijn wensen/ambities en aandachtspunten:

a. zo mogelijk werken met gesloten grondbalans;

b. zo mogelijk overtollige” grond of ander bouwstoffen proberen te hergebruiken in bouwwerken zoals infrastructurele werken of anders (geluidswallen o.i.d.);

c. het opstellen van een grondstromenplan met aandacht voor de interactie met de sanering van de verontreinigingsgevallen en ondergronds bouwen en andere bodem en landschappelijke aspecten.

NB; de ontwikkelaar heeft aangegeven een behoorlijke hoeveelheid grond over te houden. Dit heeft te maken met de aanleg van ondergrondse parkeervoorzieningen.

5.2.8 Cultuurhistorie en Archeologie

Het plangebied heeft een lage archeologische verwachting. Dit blijkt uit booronderzoek, waarbij geconstateerd is dat het plangebied afgegraven dan wel geëgaliseerd is. Met de kazerne bevat het plangebied een gemeentelijk monument en het heeft ook andere cultuurhistorische waarden. Voor het wijzigen van monumenten geldt een vergunningplicht; met de andere cultuurhistorische waarden dient in de planvorming rekening te worden gehouden (behouden, versterken, inspireren).

Vanwege de verstoring in het plangebied hoeft er geen nader onderzoek meer plaats te vinden. Archeologie hoeft niet in de regels en op de plankaart te worden opgenomen.

Het plangebied heeft cultuurhistorische waarde en bevat met de kazerne een gemeentelijk monument. Het aanbrengen van wijzigingen (waaronder ook restauratie) of sloop is vergunningplichtig. Aanbevolen wordt voorts:

  • om binnen de aanleg van het oudste deel van het kazernecomplex de open ruimte en het exercitieterrein zoveel mogelijk vrij te houden van bebouwing. Dit vanwege historisch functionele redenen als vanwege het vrij zicht houden op de kazerne;
  • een aantal groenelementen in onmiddelijke nabijheid van de kazerne te handhaven, zoals het groene entreeterrein met grasveld en plantsoen op de hoek van de Monnikensteeg en Weg achter het bos en enkele kleinschalige groenelementen binnen het complex, waaronder twee forse beuken;
  • restanten van laanbeplanting aan de Monnikensteeg en Weg achter het bos te handhaven dan wel aan te vullen om de lijnvormige structuren te versterken;
  • eventuele bebouwing binnen het kazerneterrein niet te dicht te plaatsen op waardevolle onderdelen;
  • rekening houden met bouwhoogten, hoofdvormen en materiaalgebruik van de historische bebouwing in dit als uitgangspunt meenemen in de nieuwbouw;
  • zo min mogelijk in te breiden in de bestaande historische complexstructuur.

5.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden

Buiten het plan gebied, aan de noordzijde van de Schelmseweg loopt een aardgastransportleiding. Op basis van het nieuwe externe veiligheidsbeleid dat naar verwachting in 2010 in werking zal treden is er geen sprake van een plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6). Het noordelijk deel van het plangebied heeft de bestemming "groen" dit betekent geen toename of afname van het aantal mensen. Er is dus geen toename of afname van het groepsrisico.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En Verantwoording

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid, de milieu- en omgevingsaspecten en op de voorlopige stedenbouwkundige uitwerkingen. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de plankaart en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de plankaart en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.

6.2 Opzet Van De Regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting is uitgesteld tot 1 januari 2010. Ook de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is pas op 1 januari 2010 verplicht. De gemeente Arnhem werkt vooruitlopend op deze wettelijke verplichting in dit bestemmingsplan al met deze standaard.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels (o.a. ontheffingen);
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

Begrippen, in dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.

Wijze van meten, dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentage aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen. Hierop bestaan enkele uitzonderingen, zie de beschrijving van de bestemming wonen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
  2. 2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  3. 3. Ontheffing van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels
  4. 4. Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

In paragraaf 6.3.3 ev. worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.

6.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit de:

Anti dubbeltelregel, de algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels, en de algemene ontheffingsregels.

.

6.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

6.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

6.3.1 Algemeen

Parkeernormen

Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening kunnen parkeernormen niet meer worden opgenomen in de bouwverordening. Dit betekent dat de gemeente bij nieuwbouwplannen niet meer een aantal parkeerplaatsen kan eisen. Indien bij de bouw van nieuwe woningen, kantoren of andere functies onvoldoende parkeerplaatsen worden aangelegd, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de omgeving. Om bij nieuw- en verbouw toch de mogelijkheid te hebben de aanvrager te verplichten een minimaal aantal parkeerplaatsen aan te laten leggen, kan hiervoor een parkeernorm worden opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan is gekozen om voor de bestemmingen ''gemengd" en 'Wonen' een verwijzing op te nemen naar de parkeernormen die opgenomen zijn in

Bijlage 1 bij de regels .

De parkeernormen die zijn opgenomen in de bijlage komen voort uit de CROW-publicatie 182: Parkeercijfers - basis voor parkeernormeringen. In de parkeernorm is voor de verschillende functies aangegeven hoeveel parkeerplaatsen er moeten worden aangelegd op eigen terrein en hoeveel plaatsen er bereikbaar moeten zijn voor de bezoekers. Per functie wordt verwezen naar de bestemmingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Bij de bestemming/functie wonen wordt voor een rijwoning een andere norm voorgeschreven als voor een halfvrijstaande of vrijstaande woning. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende woningtypes zoals studentenhuizen, kamerbewoning en aanleunwoningen/serviceflats terwijl bewoners van deze woningtypes normaal wel minder auto's bezitten. Daarvoor is binnen de bestemmingen een ontheffing opgenomen waarmee een lagere parkeernorm kan worden vastgesteld. Voorwaarde is wel dat deze lagere norm niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving

6.3.2 Afzonderlijke bestemmingen

In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken. Er kan worden gekozen om bepaalde bestemmingen in één subparagraaf te behandelen zoals Bedrijf en Bedrijf - Nutsvoorziening, Groen en Groen - Park en de Verkeerbestemmingen.

Per bestemming wordt ingegaan op:

  • de locatie(s) in het plangebied waar de bestemming van toepassing is;
  • de inhoud van de bestemming;
  • eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden;
  • de vergelijking met het vigerend bestemmingsplan zowel qua functie als qua bebouwing, indien nodig;

6.3.3 Bedrijf - verkooppunt motorbrandstoffen (met vulpunt LPG)

In het plangebied is één motorbrandstofverkooppunt met LPG aanwezig aan de Apeldoornseweg. Vanwege de verkoop van LPG is een risicicontour opgenomen. Deze is in de regels verwerkt in artikel 13.

6.3.4 Gemengd

De bestemming “Gemengd” is een samenstelling van de bestemmingen “Wonen”, “Maatschappelijk”, dienstverlenende bedrijven, kantoren en "Horeca". Binnen deze bestemming is een uitwisseling mogelijk gemaakt tussen woon- en werkfuncties.

Het betreft hier het plandeel met de voormalige Saksen Weimar kazerne. Naast de bestaande bebouwing waar bovenstaande functies toegestaan worden, wordt langs de Weg achter het Bos ook nieuwe woningbouw toegevoegd. In de begane grondbouwlaag van deze nieuwbouw worden eveneens bovenstaande functies toegestaan. De bestaande "bunker" is ook in deze bestemming opgenomen.

6.3.5 Groen

In het Groenplan (zie hoofdstuk 3 ) is voor de groenvoorzieningen een onderscheid gemaakt tussen structureel groen en snippergroen. De groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. In deze bestemming kunnen ook de belangrijkste waterlopen en waterpartijen opgenomen zijn. Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer zijn eveneens toegestaan. Wegen voor doorgaand autoverkeer en parkeren is niet toegestaan. Bij snippergroen wordt afhankelijk van de locatie gekozen voor de groenbestemming of de bestemming Verkeer-verblijfsgebied. Dit hangt af van de grootte van de groenzone en de ligging.

Bebouwing binnen de groenbestemming is uitsluitend toegestaan indien dit binnen de bestemming past zoals speeltoestellen etc.

Binnen deze bestemming is in een aantal zones grenzend aan de woonbestemming ook wonen toegestaan. Het zelfde geldt voor (ondergronds) parkeren, en de ontsluitingen ten behoeve van het wonen.

6.3.6 Groen-Park

De grotere groengebieden die een landschappelijke, ecologische of recreatieve functie hebben, zijn bestemd als 'Groen-park'. Dit is een zwaardere bestemming dan groen omdat hier een aanlegvergunningstelsel aan is gekoppeld. Dat betekent dat binnen de bestemming een vergunning noodzakelijk is om bepaalde werkzaamheden uit te voeren zoals het aanleggen van verharding en het kappen van bomen.

Binnen de bestemming 'Groen-Park' is in met uitzondering van het bestaande frites-verkooppunt in principe geen bebouwing toegestaan. Er is wel een ontheffing mogelijk indien kan worden aangetoond dat de bebouwing geen afbreuk doet aan het park. Het gaat dan om bebouwing die past binnen de bestemming zoals speeltoestellen.

Daarnaast is in de regels de mogelijkheid opgenomen om via ontheffing in verband met de aanwezigheid van de Apeldoornse weg geluidsafschermende voorzieningen (geluidswal) te realiseren, mits het bestaande opgaande groen niet wordt aangetast.

6.3.7 Verkeer

De bestemming verkeer is opgedeeld in een tweetal 'sub-bestemmingen' te weten:

  1. 1. Verkeer-Verblijfsgebied (artikel 7);
  2. 2. Verkeer-Wegverkeer (artikel 8);

Hieronder wordt ingegaan op deze twee sub-bestemmingen

Verkeer-Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.

Verkeer-Wegverkeer

De bestemming "Verkeer–Wegverkeer" is bedoeld voor wegen die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Onder andere wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming.

6.3.8 Wonen

Alle woningen in het plangebied zijn bestemd als 'Wonen". Binnen deze bestemming passen verscheidene woonvormen zoals gezinsbewoning, bejaardenhuizen, kamerbewoning (tot maximaal 4 personen), serviceflats, etc. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Bijzondere woonvormen, zonder therapeutische behandeling, passen ook binnen deze bestemming.

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen is hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).

In de bestemming "Wonen" zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld gevangenissen en asielzoekerscentra niet inbegrepen. Deze vormen van wonen zijn, indien van toepassing, in een specifieke vorm van de woonbestemming opgenomen.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen de bestemming 'wonen' zijn twee zones te onderscheiden: het gebied binnen het bouwvlak en het gebied buiten het bouwvlak.

Het gebied binnen het bouwvlak omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst, uitbreidingsmogelijkheden. Als geen bebouwingspercentage is vermeld, mag deze gehele zone worden bebouwd in de aangegeven bouwhoogte, mits aan andere vereisten (bijvoorbeeld welstand) is voldaan.

Het onbebouwbare gedeelte buiten het bouwvlak is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten, trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.

In het plangebied is de bestemming wonen opgedeeld in een aantal woonclusters op de plankaart genummerd (sba-1) t/m (sba-11).

Deze clusters zijn bedoeld voor grondgebonden woningen en kennen qua situering van de in de clusters te realiseren woningen een flexibele opzet. De bedoeling hierbij is dat, zonder dat dit leidt tot vergroting van het totale bebouwd oppervlak, in noord-zuid richting geschoven kan worden met situering van de woningen om zo in stedenbouwkundig opzicht de nodige flexibiliteit te bereiken. Hiertoe kan over maximaal 60 % van de totale lengte van een cluster de bouwgrens in zuidelijke richting met maximaal 5 meter overschreden worden. Hierbij geldt de beperking dat minimale afstand tussen de clusters altijd 28 meter moet bedragen. Overschrijding aan de noordgrens van een cluster wordt mogelijk gemaakt door in de aangrenzende 'Groen'-bestemming op de plankaart een zone aan te wijzen waarbinnen woningbouw mogelijk is.

Er zijn vier appartementengebouwen langs de Monnikensteeg. Deze zijn enerzijds zoveel mogelijk op de zonkant gericht en anderzijds op het uitzicht van Valkenhuizen; hetgeen aan hun vormgeving is af te lezen. Ze tellen van noord naar zuid resp. 5, 6, 6 en 7 bouwlagen. Ze worden als ranke eenheden ontworpen; de balkons maken onderdeel uit van het bouwvolume en de bijbehorende verticale plastiek. Ook deze appartementengebouwen hebben eigen parkeervoorzieningen (onder de bebouwing).

Bergingen/bijgebouwen zijn alleen inpandig of aangebouwd toegestaan en situeren zich dus binnen het bouwvlak.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

In de door burgemeester en wethouders vastgestelde nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

  1. i. stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  2. ii. géén stilzwijgend gedogen;
  3. iii. gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
  4. iv. gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Een actualisatie van de voorgenoemde nota handhaving is in voorbereiding. Er is echter geen aanleiding om de bovenstaande uitgangspunten te wijzigen. Het echter niet reëel is om te pretenderen alle strijdigheden op het vlak van bouwregelgeving binnen redelijke termijn op te sporen en daar ook actie op te ondernemen. Daarom zal in deze actualisatie een prioriteitsstelling worden opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht zal worden besteed.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende bouwvergunningen en gevolgde ontheffingsprocedures geregistreerd worden.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet

6.5 Exploitatie

Ten behoeve van de ontwikkeling Saksen Weimar geeft de gemeente Arnhem circa 19,5 hectare grond inclusief de opstal Saksen Weimar kazerne uit aan de ontwikkelcombinatie Giesbers Groep/ Vivare voor de bouw van maximaal 450 woningen. De ontwikkelcombinatie Giesbers Groep/ Vivare richt ook het openbaar gebied in binnen de plangrenzen van het schetsplan "Groene Treden" en het daarop volgende "voorlopig ontwerp stedenbouwkundig plan". De ontwikkelingsovereenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelcombinatie Giesbers Groep/ Vivare is in februari 2008 door partijen ondertekend. De opbrengsten uit de verkoop van de grond dekken de gemeentelijke kosten. De ontwikkeling is financieel haalbaar. De grenzen van het bestemmingsplangebied zijn iets ruimer dan het gebied van de Groene Teren en het voorlopig ontwerp.

Eventuele kosten voortvloeiend uit aanpassingen buiten het plangebied Groene Treden tbv de ontwikkeling worden eveneens gedekt uit de opbrengsten van de grondverkoop.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Aanleiding

De aanleiding voor dit bestemmingsplan is het woningbouwproject Saksen Weimar. De omvang van het project (maximaal 450 woningen) maakt het mogelijk om een aantrekkelijke mix in het woningbouwprogramma te realiseren. De woningbouwlocatie Saksen Weimar wordt fasegewijs gerealiseerd. Naar verwachting zal medio 2009 begonnen worden met de herontwikkeling van het bestaande kazernecomplex. Dit bestemmingsplan maakt deze en verdere ontwikkelingen mogelijk zonder uitwerkingsplan.

Eind mei 2008 heeft het plandeel Saksen Weimar ook al als ontwerp-bestemmingsplan ter inzage gelegen. Het is destijds in procedure gebracht onder de naam “Geitenkamp-Saksen Weimar”. Het plangebied betrof de ontwikkellocatie “Saksen Weimar” (woningbouw) en de bestaande wijk de Geitenkamp. Gebleken is dat het tempo van de locatie Saksen Weimar niet spoorde met het tempo van het plandeel Geitenkamp. Om deze reden is er is voor gekozen om het oorspronkelijke ontwerp-bestemmingsplan “Geitenkamp-Saksen Weimar” op te knippen in “Geitenkamp e.o” dat apart ter vaststelling aan de raad aangeboden zal worden en het nu voor liggende bestemmingsplan “Saksen Weimar” dat onder her regime van de nieuwe Wro opnieuw in procedure is gebracht.

7.2 Artikel 3.1.1. Bro Overleg

In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het ontwerp-bestemmingsplan opgestuurd naar de Provincie, het Waterschap en de inspectie VROM. Daarnaast is het bestemmingsplan ter informatie naar o.a. de Nuon, de Gasunie etc. maar ook naar de ontwikkelcombinatie Giesbers/Vivare en het wijkplatform Geitenkamp gestuurd. De opmerkingen hebben niet geleid tot wijzigingen in het bestemmingsplan. De indieners van opmerkingen zijn per brief op de hoogte gesteld van de wijze waarop met hun opmerkingen is omgegaan.

7.3 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)

Het ontwerp-bestemmingsplan “Saksen Weimar” heeft vanaf 2 juli tot en met 12 augustus 2009 op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening ter inzage gelegen. Dit leidde tot de indiening van één ontvankelijke zienswijze. De zienswijze heeft niet geleid tot wijziging van het bestemmingsplan. Wel hebben enkele ambtshalve wijzigingen plaats gevonden. Deze wijzigingen zijn terug te vinden in het raadsbesluit behorende bij de vaststelling van het bestemmingsplan.

Tijdens deze periode is op dinsdag 7 juli 2009 in de "Cultuurherberg" op het voormalige Kazerneterrein, Monnikensteeg 103 te Arnhem een inloopavond over het ontwerp-bestemmingsplan en het voorlopig stedenbouwkundige ontwerp voor het Saksen Weimar terrein gehouden.

Bijlage 1 Parkeernorm

In een aantal bestemmingen is een verwijzing naar de parkeernormen opgenomen. Bij nieuw- of verbouw moet aan deze parkeernormen worden getoetst. Voor de verschillende bestemmingen is een parkeernorm weergegeven. De parkeerplaatsen moeten in eerste instantie op eigen terrein worden opgelost.

Van het voor de bestemming noodzakelijke aantal parkeerplaatsen moet het aandeel ten behoeve van de bezoekers bestaan uit openbare parkeerplaatsen of parkeerplaatsen die voor bezoekers bereikbaar zijn. Parkeernormen mogen hier met bezoekersaandeel worden verlaagd.

Functie Norm Aandeel bezoekers
Wonen ( Artikel 9 Wonen)
Rijwoning < € 300.000,- 1,5/woning 0,3/woning
Rijwoning > € 300.000,- 1,7/woning 0,3/woning
Half vrijstaande, vrijstaande woning (vrije sector) 1,7/woning 0,3/woning
Appartement < € 175.000,- 1,2/appartement 0,3/appartement
Appartement > € 175.000,- 1,5/appartement 0,3/appartement
Horeca ( Artikel 4 Gemengd
Restaurant 13,0/100 m² b.v.o. 95%
Café, bar, cafetaria 6,0/100 m² b.v.o. 95%
Kantoren en bedrijven
(Artikel 4 Gemengd en Artikel 3Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen metlpg
In dit vestigingsmilieu mogen op eigen terrein onbeperkt parkeerplaatsen worden gerealiseerd mits in een gebouwde parkeervoorziening.
minimaal waarvan maximaal op maaiveld
Gemengd milieu (woonwijken) 1/100 m² b.v.o. 1/200 m² b.v.o. 10%
Maatschappelijk (Artikel 4 Gemengd )
Medisch
Arts, maatschap, kruisgebouw, therapeut 2,0/behandelkamer
(min. 3 parkeerplaatsen)
Ziekenhuis 1,6/bed
Onderwijs
Peuterspeelzaal, dagverblijf, crèche 1,0/100 m² b.v.o. excl. halen/brengen
Basisonderwijs 1,0/leslokaal excl. halen/brengen
Voortgezet onderwijs Vbo, HAVO, VWO) 1,0/leslokaal
Avondonderwijs 1,0/student
Beroepsonderwijs (MBO, ROC, WO, HBO) 6,0/lokaal + 20/collegezaal
Gymnastieklokaal 10,0/eenheid
Verpleeg-, verzorgingstehuis 0,6/wooneenheid 60%
Religie
Kerk, moskee, religiegebouw 0,15/zitplaats 95%
Begraafplaats, crematorium 30,0/eenheid (gelijktijdige begrafenis, crematie) 95%

Opmerkingen bij de tabel:

  1. 1. Van het voor de bestemming noodzakelijke aantal parkeerplaatsen moet het aandeel ten behoeve van de bezoekers bestaan uit openbare parkeerplaatsen of parkeerplaatsen die voor bezoekers bereikbaar zijn. Deze regel geldt niet voor de binnenstad (gebied tussen de Rijn, de buitensingels, Willemsplein, Nieuwe Plein). Hier kunnen bezoekers gebruik maken van de betaald parkeerplaatsen. Parkeernormen mogen hier met bezoekersaandeel worden verlaagd.
  2. 2. Voor woningen boven winkels in het kernwinkelgebied (zie bijlage 2) behoeven geen parkeerplaatsen gerealiseerd te worden.
  3. 3. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen in nieuwe woonbuurten (>15 woningen) moet voor de berekening worden uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
    - oprit zonder garage = 0,8 pp
    - garage met oprit = 1,0 pp
    - garage zonder oprit = 0,40 pp
    - carport = 0,85 pp
    - tuinparkeerplaats = 0,50 pp
    - parkeerplaats in het openbaar gebied = 1,0 pp
  4. 4. Wanneer twee of meer functies van dezelfde parkeervoorzieningen gebruik kunnen maken dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheidspercentages zoals opgenomen in CROW-publicatie 182: Parkeerkencijfers – basis voor parkeernormering.
  5. 5. Voor het aantal parkeerplaatsen voor halen en brengen met de auto bij kinderdagverblijf en basisscholen geldt de volgende rekenregel:

    Groep 1 t/m 3: Aantal leerlingen x % leerlingen met auto x 0,5 x 0,75.
    +
    Groep 4 t/m 8: Aantal leerlingen x % leerlingen met auto x 0,25 x 0,85.
    +
    Kinderdagverblijf: Aantal leerlingen x % leerlingen met auto x 0,25 x 075.
    =

    Totaal aantal parkeerplaatsen voor halen en brengen. Het percentage leerlingen dat met auto wordt gebracht en gehaald ligt tussen de 1% en 60%, dit is onder meer afhankelijk van stedelijkheidsgraad, stedelijke zone en de gemiddelde afstand naar school.

    Gemiddeld ligt het percentage op:
    - groepen 1 t/m 3: 30 – 60%
    - groepen 4 t/m 8: 5 – 40%
    - kinderdagverblijf: 30 – 60%

    Bij gescheiden aanvang -en eindtijd van de groepen 1 t/m 3 en 4 t/m 8 mag het aantal parkeerplaatsen met maximaal 40% worden gereduceerd.
  6. 6. Bij de berekeningen wordt uitgegaan van 25% parkeren op eigen terrein. Wanneer het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein 10% meer is, wordt de parkeernorm met 0,05 verhoogd en afgerond. Zo geldt, uitgaande van de norm voor rijwoning:
    - Parkeernorm 1,5 bij 25% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,6 bij 35% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,6 bij 45% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,7 bij 55% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,7 bij 65% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,8 bij 75% parkeren op eigen terrein

Bijlage 1 Masterplan Saksen Weimar 2005

Bijlage 1 Masterplan Saksen Weimar 2005

Bijlage 2 Randvoorwaarden Saksen Weimar 2005

Bijlage 2 Randvoorwaarden Saksen Weimar 2005

Bijlage 3 "De Groene Treden"

Bijlage 3 "De Groene Treden"

Bijlage 4 Voorlopig Ontwerp Stedenbouwkundig Plan Groene Treden 19 Maart 2009

Bijlage 4 Voorlopig ontwerp stedenbouwkundig plan Groene Treden 19 maart 2009

Bijlage 5 Milieu Aspecten Studie (Mas)

Bijlage 5 Milieu Aspecten Studie (MAS)