KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 4 Centrum - 1
Artikel 5 Centrum - 2
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Groen - Park
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Sport
Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 11 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 15 Waarde - Archeologie
Artikel 16 Waterstaat - Waterkering
Artikel 17 Waterstaat - Waterstaatkundige Functies
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Antidubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
Artikel 24 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Situering En Begrenzing Plangebied
1.2 Aanleiding En Doel
1.3 Opzet Bestemmingsplan
1.4 Geldende Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Ruimtelijke Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Historische Ontwikkeling
2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur
2.4 Deelgebieden
Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Woonbeleid
3.4 Welstandsbeleid
3.5 Verkeersbeleid
3.6 Milieubeleid
3.7 Sport- En Recreatiebeleid
3.8 Economisch Beleid
3.9 Coffeeshopbeleid
3.10 Prostitutiebeleid
3.11 Overige Beleidsuitgangspunten
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke- En Programmatische Aspecten
4.1 Inleiding
4.2 Ruimtelijke Structuur Beheergebieden
4.3 Ruimtelijke Structuur Nieuwe Deelgebieden
4.4 Dijkzone
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Milieu
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Van De Regels
6.3 Verantwoording Van De Regels
6.4 Handhaving
6.5 Exploitatie
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vooroverleg
7.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)
Bijlage 1 Parkeernorm
Bijlage 2 Bedrijvenlijst
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Luchtonderzoek

Bestemmingsplan Malburgen - West 2010

Bestemmingsplan - gemeente Arnhem

Vastgesteld op 31-01-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanMalburgen - West 2010 van de gemeente Arnhem.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.741-0301gml met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.9 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.10 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.11 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.15 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.16 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig en fucntioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 aan-, uitbouw:

een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.18 overige bouwwerken:

bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.19 bouwlaag:

een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering c.q. kapruimte.

1.20 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.21 peil:

  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

1.22 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.23 wonen

voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen: bijzondere woonvormen.

1.24 bijzondere woonvorm

een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding)

1.25 woning:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.

1.26 mantelzorg

het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn

1.27 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest

1.28 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.29 standplaats:

een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.

1.30 straatmeubilair:

onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.31 bedrijfswoning / dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.

1.32 beroep aan huis:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.

1.33 bedrijf:

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.

1.34 kantoor:

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.

1.35 administratief kantoor:

een in beginsel niet voor het publiek openstaand kantoor.

1.36 publiekgericht kantoor:

een kantoor ten behoeve van technische, administratieve of persoonlijke dienstverlening, (hieronder niet begrepen detailhandel of horeca-activiteiten), met een publiekaantrekkend karakter, dan wel met een baliefunctie.

1.37 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.

1.38 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.39 winkel:

een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.

1.40 dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijf, videotheek en andere verhuurbedrijven, een autorijschool en dergelijke, met uitzondering van garagebedrijven. Detailhandel wordt hieronder niet begrepen

1.41 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.

1.42 horeca - a:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.43 horeca - b:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.44 horeca - c:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, niet zijnde discotheken en nachtclubs.

1.45 horeca - d:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 0.6.00 uur, zoals nachtclubs.

1.46 horeca - e:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels, pensions en bed and breakfast -bedrijven met meer dan 4 slaapplaatsen.

1.47 nutsbedrijven:

bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op:

  1. a. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  2. b. de verzorging van telecommunicatie;
  3. c. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;

1.48 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.49 prostitué(e):

degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.50 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.51 raamprostitutie:

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.

1.52 thuisprostitutie:

vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

1.53 werkplek:

een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.

1.54 wijk:

wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

1.55 vestigingsbeleid:

het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000).

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

  1. 1. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftoipbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  2. 2. indien van toepassing, vanaf N.A.P. tot het hoogste, respectievelijk diepste punt van een bouwwerk.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 15 bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen en nutsbedrijven of soortgelijke instellingen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van het verkeer en straatmeubilair.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 4 Centrum - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum - 1 aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 15bestemd voor:

  1. a. wonen zoals bedoeld in artikel 13;
  2. b. maatschappelijke functies, zoals bedoeld in artikel 8;
  3. c. detailhandel;
  4. d. horeca A, B en C;
  5. e. kantoren;
  6. f. buurt-en ontsluitingswegen en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
  7. g. verkeer verblijfsgebied;

met dien verstande dat de boven de begane grond gelegen bouwlagen uitsluitend bestemd zijn voor wonen zoals bedoeld in artikel 13.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven bouwhoogte en, voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 5 Centrum - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum - 2 aangewezen gronden zijn, met in achtname van het bepaalde in artikel 15 bestemd voor:

  1. a. wonen zoals bedoeld in artikel 13;
  2. b. maatschappelijke functies, zoals bedoeld in artikel 8;
  3. c. horeca A, B en C;
  4. d. kantoren
  5. e. bedrijven zoals genoemd in de bijlage 2 bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst;
  6. f. buurt-en ontsluitingswegen en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
  7. g. verkeer-verblijfsgebied;

met dien verstande dat de boven de begane grond gelegen bouwlagen uitsluitend bestemd zijn voor wonen zoals bedoeld in artikel 13.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven bouwhoogte en, voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn, met in achtname van het bepaalde in artikel 15 bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. c. fiets- en wandelpaden, straatmeubilair en speelvoorzieningen.
  4. d. buurtontsluitingswegen voor (langzaam) verkeer, met dien verstande dat (buurt)ontsluitingswegen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van waar de “figuur - relatie” is weergegeven en met dien verstande dat de buurtontsluitingswegen uitsluitend mogen worden gerealiseerd binnen een afstand van maximaal 50 m van de “figuur -relatie”

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 7 Groen - Park

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - Park aangewezen gronden zijn, met in achtname van het bepaalde in artikel15 bestemd voor:

  1. a. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, ecologische- en natuurwaarden.
  2. b. park- en groenvoorzieningen, waaronder speelvoorzieningen;
  3. c. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  4. d. buurtontsluitingswegen voor (langzaam) verkeer, met dien verstande dat (buurt)ontsluitingswegen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van waar de “figuur - relatie” is weergegeven en met dien verstande dat de buurtontsluitingswegen uitsluitend mogen worden gerealiseerd binnen een afstand van maximaal 50 m van de “figuur -relatie”

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2:

  1. a. voor het realiseren van uitbouwen, zoals balkons, aan de bebouwing in de twee noordelijke bestemmingsvlakken met de bestemming "Wonen" vanaf een hoogte van minimaal 2 meter boven het maaiveld, met dien verstande dat dit uitsluitend geldt voor de noordelijke zijde van deze bouwvlakken en tot een breedte van maximaal 2 meter loodrecht op de desbetreffende gevel;
  2. b. voor het bouwen ten behoeve van de aangrenzende bestemming wonen tot een afstand van maximaal 1 meter vanaf de grens met de bestemming wonen met dien verstande dat:
    1. 1. dit uitsluitend geldt voor het bouwen ten behoeve van de noordelijk van de gronden met de bestemming “Water”gelegen bestemmingsvlakken met de bestemming “Wonen”;
    2. 2. bebouwing aansluitend aan de noordelijke grens van de onder 1. genoemde vlakken niet is toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in dit lid onder a.
  3. c. In aanvulling op het bepaalde onder b1. van dit lid mag bij toepassing hiervan eveneens het bepaalde onder a. van dit lid worden toegepast, voorzover betrekking hebbend op de bouw van balkons met dien verstande dat dit uitsluitend geldt voor de naar binnen gerichte gevels van de bouwvlakken met de bestemming “Wonen””

7.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden in strijd met de bestemming, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden:
    1. 1. als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
    2. 2. voor het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
    3. 3. voor het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.
  2. b. De in dit lid onder a. genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waarvoor een aanlegvergunning is verleend

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  2. b. het aanplanten van houtgewassen;
  3. c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of andere apparatuur;
  4. d. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  5. e. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  6. f. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  7. g. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden.
  8. h. het aanleggen van parkeervoorzieningen;
  9. i. het aanbrengen van recreatie- en speelvoorzieningen;

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn, met in achtname van het bepaalde in artikel 15bestemd voor:

  1. a. onderwijs;
  2. b. welzijn;
  3. c. religie;
  4. d. openbare dienstverlening;
  5. e. zorginstellingen;
  6. f. therapeutische functies;
  7. g. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, groen- en speelvoorzieningen en straatmeubilair;
  8. h. dienstwoningen.
  9. i. ondergeschikte horeca en detailhandel, uitsluitend ten dienste van bovengenoemde bestemmingsomschrijvingen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte en, voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud van dienstwoningen maximaal 600 m3 per woning mag bedragen.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.

Artikel 9 Sport

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn, met in achtname van het bepaalde in artikel 15 bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen;
  2. b. groen- en speelvoorzieningen;
  3. c. voorzieningen voor het verkeer en straatmeubilair.
  4. d. ondergeschikte horeca ten behoeve van de bestemming.
  5. e. recreatie.voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder recreatie verstaan o.a. de activiteiten op de (Richard Krajicek) Playground;

9.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen, met in achtneming aangegeven maximumbouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken zoals kleed- en club- en materiaalgebouwen en hekwerken worden gebouwd.
  2. b. In afwijking van het bepaalde in lid 19.1 mogen lichtmasten tot een hoogte van maximaal 15 meterbuiten de bouwzone worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de verticale verlichtingssterkte mag niet meer dan 10 lux bedragen;
    2. 2. de armatuurlichtsterkte mag niet meer dan 10.000 candela bedragen.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de
afmetingen van de in 9.2, sub b. bedoelde lichtmasten, ten einde onevenredige schade aan
de belangen van aan- en omwonenden te voorkomen.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De als Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn, met in achtname van het bepaalde in artikel 15 bestemd voor:

  1. a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op
    bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groen- en watervoorzieningen;
  4. d. watergangen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  5. e. wandelgebieden en speelgelegenheden;
  6. f. terrassen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van
    direct aangrenzende bestemmingen.
  9. i. buurtontsluitingswegen voor (langzaam) verkeer, met dien verstande dat (buurt)ontsluitingswegen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van waar de “figuur - relatie” is weergegeven en met dien verstande dat de buurtontsluitingswegen uitsluitend mogen worden gerealiseerd binnen een afstand van maximaal 50 m van de “figuur -relatie”

10.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd
  2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, trolleymasten, entrees tot parkeergarages en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter bedragen.

Artikel 11 Verkeer - Wegverkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Wegverkeer aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de aangegeven maximum aantal rijstroken en met in achtname van het bepaalde in artikel 15, bestemd voor:

  1. a. wegen, fiets- en voetpaden, trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. groen- en watervoorzieningen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen.

11.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken
    zoals bruggen, viaducten, straatmeubilair, kunstwerken en bouwwerken ter geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer worden gebouwd.
  2. b. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals geluidwerende voorzieningen, mag niet meer dan 4meter bedragen.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn, met in achtname van het bepaalde in artikel 15 bestemd voor:

  1. a. waterlopen en waterpartijen;
  2. b. waterberging;
  3. c. bermen en beplanting;
  4. d. oevers;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. groenvoorzieningen;
  2. f. nutsvoorzieningen;

12.2 Bouwregels

Op de in lid 12.1 genoemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, zoals bruggen, vlonders, dammen en duikers;

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn, met in achtname van het bepaalde in artikel 15 bestemd voor:

  1. a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
    en daaraan ondergeschikt voor:
    1. 1. groen- en speelvoorzieningen;
    2. 2. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
    3. 3. buurtontsluitingswegen voor (langzaam) verkeer, met dien verstande dat (buurt)ontsluitingswegen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van waar de “figuur - relatie” is weergegeven en met dien verstande dat de buurtontsluitingswegen uitsluitend mogen worden gerealiseerd binnen een afstand van maximaal 50 m van de “figuur -relatie”
    4. 4. verblijfsgebieden;
    5. 5. al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen;
  2. b. en tevens dan wel uitsluitend, indien dit als zodanig is aangegeven voor:
    1. 1. garage of opslag van goederen ten behoeve van het wonen ter plaatse van de aanduiding "garage".
    2. 2. maatschappelijk ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk".
    3. 3. een autoreparatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - 1

13.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, voor zover binnen het bouwvlak gelegen, mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten en maximumgoothoogten uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing (vrijstaande woningen, dan wel vrijstaande of halfvrijstaande woningen), aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a. wordt ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 1" wordt de bouwhoogte gemeten ten opzichte van N.A.P.;
  3. c. In afwijking van het bepaalde onder a. wordt ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 2" een luifel toegestaan;
  4. d. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bg"' mogen:
    1. 1. aan- of uitbouwen aan de hoofdbebouwing worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 30 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot.
    2. 2. bijgebouwen worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothooge van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 30 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot. .
    3. 3. overige bouwwerken, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter worden gebouwd.

waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijdt.

oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel maximale oppervlakte bouwwerken
< 90 m2 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een minimum van 20 m2
90-150 m2 45 m2
150-300 m2 55 m2
300-500 m2 65 m2
500-1000 m2 75 m2

13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van

  1. a. het bepaalde in het in lid 13.2 onder b. opgenomen schema ten behoeve van een verhoging van de maximale grootte van bouwwerken voor percelen waarbij de bebouwbare zone groter is dan 1000 m2met maximaal 25 m2 mits:
    1. dit vanuit stedenbouwkudig en landschappelijk oogpunt niet op bezwaren stuit en
    2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet worden geschaad
  2. b. het bepaalde in artikel 13.4 lid 1 onder a.2 van de regels ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte mits:
    1. 1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een onafhankelijk deskundige wordt ingewonnen;
    2. 2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
    3. 3. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening wordt gehouden met milieu-aspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
    4. 4. het bijgebouw, dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, is gelegen op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw (op hetzelfde bouwperceel);
    5. 5. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
    6. 6. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
    7. 7. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleren burgemeester en wethouders tweejaarlijks of nog aan de voorwaarden, waaronder ontheffing is verleend, wordt voldaan.

13.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming bedoeld in art 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen:
    1. 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
    2. 2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  2. b. Het bepaalde in lid 13.4 onder a.1. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik ten behoeve van beroep aan huis door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.

Artikel 14 Wonen - Woonwagenstandplaats

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Woonwagenstandplaats aangewezen gronden zijn, met in achtname van het bepaalde in artikel 15 bestemd voor:

het wonen, in de vorm van bewoning van woonwagens, met de daarbij behorende standplaatsen en overige voorzieningen ;
en daaraan ondergeschikt voor:

    1. 1. groen- en speelvoorzieningen;
    2. 2. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
    3. 3. verblijfsgebieden.

14.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden, voor zover binnen de bouwzone gelegen, mogen, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximumbouwhoogte, maximaal 5 woonwagens in één bouwlaag worden geplaatst.
  2. b. Op deze gronden, voorzover binnen de bebouwbare zone gelegen, mogen met inachtneming van een maximumbouwhoogte van drie meter en een gezamenlijke inhoud van 50 m3 per woonwagen, bijgebouwen worden gebouwd.

14.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming bedoeld in art 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen:
    1. 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
    2. 2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  2. b. Het bepaalde in dit lid onder a.1. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik ten behoeve van beroep aan huis door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.

Artikel 15 Waarde - Archeologie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

15.2 Bouwregels

Voor zover er sprake is van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m2 en met een diepte van meer dan 40 cm,mogen deze uitsluitend worden gebouwd indien bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning vooraf een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld dan wel dat de archeologische waarden in voldoende mate zeker zijn gesteld, of uit het rapport blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden behoudens het bepaalde in lid 15.3.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op in lid 15.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 100 m² of meer:

  1. a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 30 cm;
  2. b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 30 cm;
  3. c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 30 cm;
  4. d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van objecten in de bodem dieper dan 30 cm;
  5. e. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  6. f. het ophogen en egaliseren van gronden.

Artikel 16 Waterstaat - Waterkering

16.1 Bestemmingsomschrijving

De als Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden, zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering en de daarvoor benodigde voorzieningen.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de waterkering of ten behoeve van de bestemming wonen, mits de waterkerende functie niet wordt geschaad.

16.3 Specifieke gebruiksregels

Deze gronden mogen worden gebruikt voor de aanleg, het gebruik en instandhouding van werken en werkzaamheden ten behoeve van de daarvoor aangewezen bestemmingen, mits de waterkerende functie hierdoor niet wordt geschaad.

Artikel 17 Waterstaat - Waterstaatkundige Functies

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterstaatkundige functies aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. waterberging en de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs ten behoeve van de rivier;
  2. b. waterstaatkundige doeleinden.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken in verband met normale onderhoud- en beheerwerkzaamheden ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde functies worden gebouwd.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 voor:

    1. 1. vervangende herbouw/vernieuwing van een bouwwerk ten behoeve van de andere bestemming(en) , mits de oppervlakte van het bouwwerk niet vergroot wordt ten opzichte van het ten tijde van het ter visie liggen van dit bestemmingsplan, aanwezige bouwoppervlakte;
    2. 2. het vergroten van de oppervlakte van een bouwwerk ten behoeveve van de andere bestemming(en), mits de vergroting niet meer bedraagt dan 10% ten opzichte van het huidige aanwezige oppervlak;

Voorafgaand aan beslissing omtrent ontheffing dient een positief advies te zijn uitgebracht door de rivierbeheerder met betrekking tot de toepassing van de beleidslijn Grote Rivieren.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

19.1 Bouwen binnen bouwvlak

  1. a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  2. b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.

19.2 Bebouwingspercentage

  1. a. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel bebouwd worden.
  2. b. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
  3. c. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven gedlt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
  4. d. Indien in een bestemmingsvlak resepectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak rescpectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.

Artikel 20 Algemene Gebruiksregels

Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. b. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.

Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels

21.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied zijn de gronden naast de overige aangegeven bestemmingen tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

21.2 veiligheidszone - lpg

21.3 geluidzone - weg

Binnen de op de kaart aangegeven aanduiding 'geluidszone weg' mogen geen woningen worden gebouwd tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder.

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. 1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte, het maximumvloeroppervlak en de maximuminhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
  2. 2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 19.1 mits:
    1. a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter, de bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons of galerijen;
    2. b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
      1. 1. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
      2. 2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
      3. 3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
      4. 4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  3. 3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
    1. a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3 , en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;
    2. b. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
    3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
      1. 1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
      2. 2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
      3. 3. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet. geluidhinder.
  4. 4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
    1. a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
    2. b. de belangen van omwonenden met betrekking tot ptivacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
  5. 5. het bepaalde in artikel 20 van deze regels voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat:
    1. a. het geen raamprostitutie betreft;
    2. b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
    3. c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het verlenen van ontheffing niet meer dan acht zal bedragen;
    4. d. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
    5. e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
    6. f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
    7. g. er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;
    8. h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
    9. i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

23.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

23.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

23.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

23.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 23.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

23.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 23.4 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

23.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

23.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanMalburgen - West 2010.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Situering En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt in Arnhem Zuid en wordt begrensd door de Eldenseweg in het Westen, de Malburgse Bandijk in het Noorden, de Sleedoornlaan, Annemoonstraat, Elzenlaan Paardebloemstraat, Nijmeegseweg-West in het Oosten en de Batavierenweg in het Zuiden. De exacte begrenzing is op de plankaart en het kaartje hieronder weergegeven.

Het plangebied Malburgen West kenmerkt zich door woningbouw uit de jaren 60 (deels gerenoveerd) en recentelijke nieuwbouw in het kader van de herontwikkeling Malburgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.741-0301_0001.png"

Kaartje ligging plangebied

1.2 Aanleiding En Doel

De gemeente Arnhem, bewoners en Volkshuisvesting Arnhem maken zich al jaren sterk voor een ambitieuze vernieuwing van de wijk Malburgen en zullen dat de komende jaren blijven doen. Ten grondslag daaraan ligt het in samenspraak met gemeente, Volkshuisvesting en bewoners tot stand gekomen Ontwikkelingsplan Malburgen. In dit plan is een groot aantal maatregelen vastgelegd en wordt ingegaan op ruimtelijke, functionele, sociale en economische aspecten voor de wijk.

Binnen het Ontwikkelingsplan zijn ook zogeheten Sociale Bouwstenen ontwikkeld, om de sociale component binnen het plan te waarborgen. Van groot belang in bedoelde herontwikkeling is de betrokkenheid van de bewoners. In dat verband hebben partijen in overleg met de bewoners een communicatieplan opgesteld, waarin onder meer de overlegstructuur en de participatiemogelijkheden van de bewoners zijn opgenomen.

De uitvoering van het complete Ontwikkelingsplan neemt zo'n vijftien jaar in beslag. Een lange periode die niemand volledig kan overzien. Daarom is in het Ontwikkelingsplan de ontwikkeling van de wijk alleen op hoofdlijnen vastgelegd. De uitvoering vindt via deelprojecten plaats, bestaande uit woningbouw en de herinrichting van openbaar gebied. De uitwerking vindt in overleg met bewoners plaats.

De herstructurering van Malburgen-West was en is nog één van de meest ingrijpende projecten in Malburgen. De hoofdfunctie van deze woonwijk is onveranderd gebleven, maar door het verplaatsen van een sportcomplex en het park kon het woningaanbod uitgebreid en verbeterd worden. Bestaande woningbouw is gehandhaafd, maar er heeft ook nieuwbouw en nieuwbouw na sloop plaatsgevonden. In hoofdlijnen bleef het deel ten noorden van de Meldestraat/Speenkruidstraat gehandhaafd. De nieuwbouw na sloop bevindt zich hoofdzakelijk ten zuiden van de Meldestraat. Het westelijke deel kwam geheel beschikbaar voor nieuwe woningbouw.

De herstructurering van Malburgen is ongeveer tien jaar in uitvoering. Het aanzien van de wijk is behoorlijk veranderd door de realisatie van diverse projecten. De realisatie van nieuwbouw, renovatie en inrichting van de openbare ruimte heeft plaatsgevonden met de ambities van de Nota Bouwstenen Malburgen. De afronding van van deze herstructurering is de belangrijkste aanleiding voor dit nieuwe bestemmingsplan. In de afgelopen jaren zijn al een aantal plannen uitgevoerd, enkele zijn nog in voorbereiding. Daarnaast is in dit bestemmingsplan in tegenstelling tot het vigerende bestemmingsplan een gedeelte van de ontwikkeling voor de Dijkzone opgenomen. Het betreft het gedeelte in Malburgen-West tussen de John Frostbrug en de Nelson Mandelabrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.741-0301_0002.png"

Kaartje Ontwikkelingsplan

Een andere aanleiding voor het maken van dit bestemmingsplan is de ouderdom van de geldende regelingen. De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat bestemmingsplannen niet ouder dan 10 jaar mogen zijn. Het geldende bestemmingsplan "Malburgen-West" is van 15 februari 2002.

Het doel is om de geldende regelingen te actualiseren en digitaal beschikbaar te stellen aan eigenaars en gebruikers van het gebied. Doel van dit bestemmingsplan is dan ook om eenheid aan te brengen.

In dit bestemmingsplan wordt de bestaande en nieuwe situatie bestemd. Dit betekent dat de bestaande en nieuwe functies en bebouwing(smogelijkheden) worden opgenomen in het bestemmingsplan.

1.3 Opzet Bestemmingsplan

De verbeelding van een bestemmingsplan bestaat uit een kaart en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

De bestemmingsomschrijvingen zijn ruim gekozen. Hierdoor zijn binnen één bestemming meerdere planologische aanvaardbare invullingen mogelijk. Te gedetailleerde plannen leiden tot de noodzaak om voor bijna ieder bouwplan een (partiële herziening van een) bestemmingsplan te maken. Dit komt de rechtszekerheid, de rechtsgelijkheid en de overzichtelijkheid niet ten goede.

Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Bouwverordening, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.

1.4 Geldende Plannen

Het bestemmingsplan Malburgen West 2010 is een algehele herziening van de geldende plannen, voor zover van toepassing op dit plangebied. Onderstaand overzicht geeft weer welke bestemmingsplannen en verordeningen (deels) komen te vervallen. De daarop van toepassing zijnde partiële herzieningen vervallen ook. Bij elk plan is de datum van vaststelling en goedkeuring weergegeven.

66 Bestemmingsplan "Meinerswijkseweg" (24 - 04 - 1962, 01 - 10 - 1962)
635 Bestemmingsplan "Malburgen-West" (02 - 07 - 2001, 04 - 12 - 2001)

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.741-0301_0003.jpg"

Kaartje geldende plannen

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Ruimtelijke Situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Naast een bestemmingsplan voor een bestaande wijk, is het ook een bestemmingplan in het kader van de herstructurering van Malburgen-West. In dit hoofdstuk zal voornamelijk ingaan op de huidige en nieuwe ruimtelijke structuur. Het doel van dit bestemmingsplan is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk kunnen worden getoetst. Uitgangspunt hierbij is dat de huidige ruimtelijke kwaliteiten worden gewaarborgd en zo mogelijk versterkt.

2.2 Historische Ontwikkeling

De wijk Malburgen is voor de oorlog ontworpen als een tuinstadwijk door de stedenbouwkundige Verhagen. Malburgen zou de eerste, maar ook de enige uitbreidingswijk van Arnhem zijn aan de overkant van de Rijn, omringd door groen. Het moest een tuinstadwijk worden met veel groen en kleinschalige ééngezinshuizen. Een patroon van waaiervormige straten en singels moest het groen van buiten tot diep in de wijk brengen. Op belangrijke plekken waren kerken en pleinen gedacht. De verkavelingen bestonden vooral uit lange rijtjes met eenvoudige woningen met zadeldak. De herhaling in gebouwontwerp met o.a. rode steenkleur en rode dakpan zorgde voor veel eenheid in het architectonische beeld.

De oorlog bracht grote veranderingen in de planopzet. Door de grote woningnood moesten er ineens snel veel goedkope woningen worden gebouwd. De technische mogelijkheden en opvattingen over stedenbouw veranderden bovendien. Behalve eengezinshuizen kwamen er in die periode veel flats bij. Zo'n 60% van de woningen in Malburgen is gerealiseerd in middelhoogbouw, voornamelijk portiek-etageflats. Deze zijn vooral in het centrale deel van Malburgen gebouwd langs onder andere de Huissensestraat en Nijmeegseweg. In Malburgen verrezen tot begin jaren negentig circa 7000 woningen, waarvan zo'n 80% in de sociale sector. Bedrijven en voorzieningen kwamen na de oorlog vaak op overgebleven locaties aan de rand van de wijk. De ruimtelijke structuur van de wijk werd daardoor ingrijpend gewijzigd. Groene assen werden bebouwd. De nieuwbouw, die in de jaren '60 en '70 aan de randen van de wijk verrees, blokkeerde de open verbindingen van het waaiervormige stratenpatroon met het buitengebied. Het gevolg was versnipperd groen in de woonbuurten, achterkanten van woningen georiënteerd op openbaar gebied en woonbuurten die door bebouwing afgesloten zijn van het groen dat om de wijk ligt. Van de eens bedoelde samenhang in de wijk en van de openheid naar het omringende landschap bleef weinig over.

Maar er veranderde meer. Malburgen bleef niet de enige wijk aan de overkant van de Rijn. De wijk werd omgeven door nieuwe uitbreidingswijken in Arnhem-Zuid: Het Duifje, Vredenburg, Kronenburg, Elderveld, De Laar en Rijkerswoerd; daarvan overigens gescheiden door grote doorvoerwegen.

Ook in de afgelopen decennia zijn er in Arnhem en de regio veel woningen bijgebouwd. Die nieuwe woongebieden boden veel keus aan aantrekkelijke, ruime woningen die voor veel mensen betaalbaar waren. De belangstelling voor een woning in Malburgen werd daardoor steeds minder. De woningvoorraad in Malburgen was erg eenzijdig en bestond voornamelijk uit kleine en goedkope huurwoningen. Dat maakte de wijk aantrekkelijk voor starters op de woningmarkt en mensen met een laag inkomen, maar voor wie een ruimere woning wil of een koopwoning, waren er binnen de wijk nauwelijks mogelijkheden om door te stromen. Het percentage koopwoningen in Malburgen bedroeg circa 12%, tegenover 28% in heel Arnhem. Het gevolg was dat de huishoudens met een wat hoger inkomen naar andere wijken verhuisden. Dit heeft in de loop der jaren geleid tot een eenzijdige bevolkingssamenstelling in Malburgen. Begin jaren negentig is een ontwikkelingsplan voor Malburgen gemaakt, waarin een aantal nieuwe projectgebieden werd aangewezen. Grote delen van dit plan zijn inmiddels uitgevoerd. Zo zijn er nieuwe wijkdelen aan de flanken van Malburgen gemaakt. Ook het landschap aan deze flanken is toegankelijk gemaakt in de vorm van fraaie parken. Bovendien werd de zogenaamde Zeegsingel toegevoegd, een verbindende groene singel tussen het park de Wheme en het park in Malburgen-West. Er zijn als gevolg van het ontwikkelingsplan veel grotere woningen en koopwoningen toegevoegd. Dit heeft tot meer spreiding in de bevolklingssamenstelling geleid.

Malburgen-West werd gezien als een van de minst aantrekkelijke buurten van Arnhem met bovendien grote leefbaarheidsproblemen en terugloop in voorzieningen. Malburgen-West is inmiddels veel aantrekkelijker geworden.

2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Algemeen

De herstructurering van Malburgen-West is één van de meest ingrijpende projecten in Malburgen. De hoofdfunctie van deze woonwijk is onveranderd gebleven, maar door het verplaatsen van een sportcomplex en het park kon het woningaanbod uitgebreid en verbeterd worden. Er is sprake van te handhaven woningbouw, nieuwbouw en nieuwbouw na sloop. In hoofdlijnen bleef het deel ten noorden van de Meldestraat/Speenkruidstraat gehandhaafd en werd bestemd als beheergebied. De nieuwbouw na sloop vindt veelal plaats ten zuiden van de Meldestraat. Het westelijke deel kwam geheel beschikbaar voor nieuwe woningbouw.

De huidige ruimtelijke opzet van Malburgen-West bestaat uit een aantal ruimtelijke dragers. In de oost-west richting zijn dat de centrale groene singel en het park. In de noord-zuid richting zijn dat de Dovenetellaan en de groene profielen haaks op het park.

De hoofdverkeersstructuur valt grotendeels samen met de ruimtelijke hoofdstructuur. Vanaf de Nijmeegseweg vormt de verkeersontsluiting een lus (Gelderse Rooslaan, Dovenetellaan en Meldestraat). Aan de noordzijde van het park wordt de bebouwing ontsloten vanaf de Gelderse Rooslaan. De nieuwbouw aan de zuidzijde van het park wordt ontsloten via de zuidelijke tak van de Dovenetellaan.

Voor het langzaamverkeer geldt dat de hoofdroutes eveneens samenvallen met de ruimtelijke hoofdstructuur. Langs de parkranden zijn twee belangrijke looproutes geprojecteerd, namelijk aan de zuidkant naar de Eldenseweg en aan de noordkant vanaf het centrale park naar het buurtcentrum aan de Dovenetellaan. In noordelijke richting is een langzaamverkeerontsluiting geprojecteerd vanaf het park naar Meinerswijk, in aansluiting op het bestaande viaduct. Eén hoofdfietsroute tenslotte loopt vanaf de dijk aan de noordkant van Malburgen, via de Wilgenlaan, Dovenetellaan, langs de sportvelden naar de bestaande 'blauwe brug' over de Batavierenweg richting Elden.

De hoofdgroenstructuur bestaat uit het park, de groenzone aan de Meldestraat/Speenkruidstraat, de verschillende uitlopers vanuit het park en de groene rand langs de Eldenseweg en Batavierenweg. Deze elementen vormen een functionele, ruimtelijke en natuurlijke verbinding. Voor de lijn Meldestraat/Speenkruidstraat/zuidkant park en Zeegsingel is in het kader van 'Kunst in de wijk' verbijzondering gedacht.

Binnen het ruimtelijke raamwerk van de hoofdstructuur zijn verschillende deelgebieden gelegen, zowel bestaand als nog nieuw te bouwen. In de meeste deelgebieden overheerst de woonfunctie. Hier is een hoge verblijfskwaliteit gewenst en dus wordt het doorgaande autoverkeer zoveel mogelijk beperkt. Binnen de woonbebouwing is bedrijvigheid aan huis mogelijk volgens de regels voor het uitoefenen van een beroep-aan-huis, zoals die in Arnhem gelden.

Niet-woonbestemmingen liggen bij voorkeur aan de hoofdstructuur. Het te verplaatsen sportcomplex is langs de Batavierenweg en Nijmeegseweg aangelegd en ligt aan de hoofdfietsroute. Het schoolzorgcluster aan de Lupinestraat ligt in het park (hoofdgroenstructuur) en aan een hoofdroute voor langzaamverkeer door het park. Aan de hoofdroute voor autoverkeer en langzaamverkeer is het winkelsteunpunt Dovenetellaan/Hoefbladlaan (winkels en bedrijven in combinatie met wonen) gesitueerd. Het bestaande gemaal ligt aan de Gelderse Rooslaan.

2.4 Deelgebieden

Het gebied kan onderverdeeld worden in het bestaande zogenaamde beheergebied, reeds gerealiseerde delen en nog te bouwen delen. Daarnaast kan het gebied verdeeld worden in 5 van oost naar west gelegen zones. Deze liggen telkens tussen: de dijkzoom, de Gelderse Rooslaan, de Zeegsingel, Brunelsingel en de Batavierenweg. Tussen deze van oost naar west gelegen lijnen liggen de diverse buurten en enkele meer opzichzelf staande gebouwen die een eigen positie innemen. De oudere buurten liggen vooral aan de oostkant van het bestemmingsplangebied, terwijl de nieuwere buurten en nog te bouwen buurten voornamelijk aan de westzijde van het gebied liggen.

De oudste buurt is ontworpen als tuinstadwijk met lange van noord naar zuid gelegen straten met rijtjeswoningen. Die buurt ligt ten noorden van de Gelderse Rooslaan.

De diverse buurten zijn herkenbaar aan het feit dat zij elk een eigen verkavelingsopzet kennen, waarin in de buurten zelf veel repetitie van verkaveling en bouwtype te vinden is. Laagbouwrijen is de meest voorkomende typologie. Tussen de Gelderse Rooslaan en Ereprijslaan is veel portieketagebouw uit de naoorlogse periode te vinden. In de nieuwere woonbuurten 'de Plantage' en de wijk ten noorden van park West is ook losgeschakelde laagbouw te vinden. De dijkzone heeft een afwijkende opzet. Hier is niet sprake van een buurtopzet, maar enkele hogere volumes die een plek innemen in het parkachtige landschap van de dijkzoom.

De 3 meest westelijk gelegen buurten zijn bovendien herkenbaar aan een stevige rand langs de Eldenseweg met hier hogere bebouwing die het contact maakt met de omgeving.

Naast de woonbuurten is het winkelsteunpunt Dovenetellaan/Hoefbladlaan gelegen in de zone ten zuiden van de Gelderse Rooslaan. In hoofdstuk 4 worden de diverse buurten nader omschreven.

Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de kaart en in de regels.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijks-, Provinciaal- en regionaal beleid

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.

Het ruimtelijk beleid van de provincie is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 “Kansen voor de regio”. Het Streekplan, dat wordt vastgesteld voor een periode van 10 jaar, is een schakel tussen rijks- en gemeentelijke plannen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak.

Het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen 'Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa' is de opvolger van het Regionaal structuurplan 2015 uit 1998. Het regionaal plan vormt het richtinggevend kader voor beleid en uitvoering van het regionaal beleid van de stadsregio op gebied van ruimte, mobiliteit, economie en wonen.

3.2.2 Gemeentelijk beleid

Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. Om plannen en initiatieven goed op elkaar af te stemmen, stelt de gemeente met enige regelmaat een structuurplan vast. Het nieuwe Structuurplan Arnhem 2010 (2000) is de opvolger van het tot nu toe geldende Structuurplan uit 1984. Het Structuurplan Arnhem 2010 beschrijft het ruimtelijk beleid voornamelijk in hoofdlijnen. Het plan is flexibel, zodat het kan inspelen op veranderende omstandigheden en inzichten. Formeel is het nieuwe Structuurplan Arnhem 2010 tien jaar van kracht: van 2000 tot 2010. Maar de inrichting van de ruimte werpt haar schaduw veel verder vooruit. Waar dat mogelijk is, richt het Structuurplan zijn blik daarom op het jaar 2030.

In 2006 is de Tussenrapportage Structuurvisie Arnhem 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Tussenrapportage wordt de bestaande Structuurvisie op een aantal punten herzien. De Structuurvisie is vastgesteld in 2000 en heeft aanpassingen nodig. De Tussenrapportage bevat deze herijking van het ruimtelijk beleid.Naast de herijking van het bestaande beleid wordt ook een uitwerking gepresenteerd voor het beleid met betrekking tot hoogbouw. Dit is gedaan aan de hand van 10 principes voor hoogbouw in Arnhem welke zijn vertaald op een kaart van Arnhem.

Bij de invoering van de Wro (2008) is het structuurplan opgewaardeerd tot structuurvisie. Een nieuwe structuurvisie is in voorbereiding. De agenda voor de structuurvisie 2020 met doorkijk naar 2040 is gereed. In dit bestemmingsplan is al rekening gehouden met de nieuwe inzichten.

De ontwikkelingen die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn aangegeven voor Malburgen zijn gebaseerd op het Ontwikkelingsplan Malburgen. Dit in 1998 vastgestelde ontwikkelingsplan geeft de toekomstvisie weer voor de wijk Malburgen tot 2015.
Hoofddoelstelling is de zorg dat Malburgen een leefbare en aantrekkelijke wijk wordt, waar het voor mensen prettig is te wonen en werken, en waarin bewoners, ondernemers, eigenaren en anderen weer vertrouwen hebben. In het plan worden voorstellen gedaan op het gebied van wonen, verkeer, groen, voorzieningen en werkgelegenheid.

Het Ontwikkelingsplan biedt het kader waarbinnen de concrete projecten zullen worden uitgevoerd en is een herziening van het Masterplan Malburgen (1996). Daarbij is gelet op reacties uit de wijk en de maatregelen zijn getoetst op haalbaarheid en uitvoerbaarheid.

De structuurvisie Malburgen-West verwoordt op hoofdlijnen het ruimtelijk ambitieniveau van de gemeente voor het plangebied. Op basis van de structuurvisie is de nota van randvoorwaarden opgesteld.
In de randvoorwaardennota zijn onder meer de civiel- en milieutechnische richtlijnen beschreven waaraan de uitwerking moet voldoen. De randvoorwaarden vormen samen met de structuurvisie de basis voor dit bestemmingsplan. Concrete uitwerking van de structuurvisie en de randvoorwaarden vindt plaats in het door de Stichting Volkshuisvesting Arnhem opgestelde stedenbouwkundige plan.

In het Ontwikkelingsplan Malburgen is de dijkzone benoemd als exploitatiegebied (deelproject) van Volkhuisvesting. Op 26 februari 2007 is het "Aangepast plan dijkzone" in de raad vastgesteld als herziening van de Structuurvisie dijkzone uit 2002. Dit plan is samen met de in het besluit genoemde aanvullingen en ontwerpuitgangspunten en de door de raad vastgestelde nota Bouwstenen, d.d.
4 december 2000, verwerkt in een nota van randvoorwaarden Dijkzone. Deze nota is in nauw overleg met de ontwikkelende partij en de bewoners tot stand gekomen en heeft voor de ontwerpers en bewoners vooral gediend als samenvatting van de meegegeven uitgangspunten en gediend als leidraad bij het ontwerpproces. Aan de hand van deze nota heeft Volkshuisvesting in een intensief traject met gemeente en bewoners het in december 2009 vastgestelde stedenbouwkundig plan Dijkzone opgesteld.

Het vastgestelde Voorlopig Ontwerp Stedenbouwkundig Plan Dijkzone Malburgen biedt het kader voor de verdere ontwikkeling van de Dijkzone Malburgen met ca. 300 appartementen en een integrale (her)inrichting van de Dijkzone. Het is de basis voor het opstellen van het bestemmingsplannen Malburgen West 2010 en Malburgen Dijkzone 2010.

3.3 Woonbeleid

Woonvisie 2015

In de Woonvisie Gemeente Arnhem 2015 (vastgesteld in 2004) is de basis gelegd voor het gemeentelijk te voeren woonbeleid. De Provinciale kaders en ambities voor een kwalitatief woonprogramma maken deel uit van de Regionale Woonvisie van het KAN, deze zijn kaderscheppend geweest bij het opstellen van de Arnhemse Woonvisie. In de Arnhemse woonvisie staat het motto 'Arnhem aantrekkelijke woonstad in balans' centraal. Dit betekent dat Arnhem inzet op het op peil brengen en houden van de woningbouwproductie, het vergroten van de keuzevrijheid en zeggenschap van de woonconsument, het bevorderen van de doorstroming en het doorbreken en verbeteren van de eenzijdige grote goedkope woningvoorraad door datgene te bouwen waar vraag en een tekort aan is.

Door bij nieuwe ontwikkelingen het accent te leggen op de bouw van middelduur en duurdere woningen en in de betaalbare prijsklassen het accent te leggen op betaalbare koop ontstaat er in de stad een grotere differentiatie en een ruimer gevarieerd aanbod van woningtypen en woon- en leefomgevingen. Er ligt een inspanningsverplichting om het eigen woningbezit in de stad te bevorderen om zo in 2015 meer evenwicht te bereiken in de eigendomsverhouding van huurwoningen en koopwoningen.

Ook wordt er ruimte geboden voor particulieren om alleen of samen te bouwen. Arnhem stimuleert dat allerlei vormen van particulier opdrachtgeverschap mogelijk zijn. Voor mensen met een grote of kleine beurs, specifieke behoeften (creatieven, zelfstandig ondernemers, idealisten, senioren of mensen met een functiebeperking) of een multifunctioneel plan, kan samenbouw dé manier zijn om hun wensen te realiseren.

Het Arnhemse woonbeleid speelt hiermee in op de behoefte en wensen van alle woonconsumenten en draagt bij aan meer diversiteit in de bevolkingsamenstelling en de kenmerken die verschillende wijken en buurten bezitten.

Woonagenda

De Arnhemse woonagenda 2010-2015 wordt naar verwachting in de loop van 2010 vastgesteld.

De streefbeelden uit deze agenda omvatten een tweetal thema's, dat zich richt op de kwaliteit van de woningen en de positie van de bewoners.

Met instrumenten als het Woningbouwkompas (WK) stuurt de gemeente op de woningvoorraad van de stad en met de Gebiedsgerichte uitwerking (GGU) stuurt de gemeente binnen een wijk op o.a. de samenstelling en kwaliteit van de woningvoorraad. Voor iedere wijk is een gebiedsuitwerking gemaakt.

Op basis van het ontwikkelingsplan “Malburgen Vernieuwt” wordt de herstructurering uitgevoerd. Door sloop, nieuwbouw en renovatie van woningen onstaat er een vitale wijk met levensloopbestendige woningen en woonomgeving.

Doelstellingen voor de wijk op het gebied van wonen zijn ondermeer:

  • Meer differentiatie realiseren in de woningvoorraad en bevolkingssamenstelling (aantrekken en behouden van midden- en hogere inkomens)
  • Bevorderen van het eigen woningbezit
  • Vergroten van het economisch draagvlak
  • De mogelijkheden tot wooncarrière verruimen
  • Ruimte bieden voor (collectief) particulier opdrachtgeverschap
  • Invulling geven aan het masterplan WWZ – Arnhem Zuid

Wonen, welzijn en zorg

De landelijke ontwikkelingen op de beleidsdriehoek wonen, welzijn en zorg zijn vertaald in de gemeentelijke kaderstellende nota's, o.a. de Arnhemse Woonvisie en Stad in Balans. Er ligt dan ook op het gebied van wonen, welzijn en zorg bij de gemeente een stevige opgave om de doelstellingen uit deze driehoek in fysieke en sociale zin te realiseren. Dit betekent dat er in woonwijken voor bijzondere doelgroepen en m.n. voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschaliger aanbod aan levensloopbestendige woningen, woonvormen of andere bijz. woonconcepten, gerealiseerd en gefaciliteerd moet worden, eventueel aangevuld met (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning, toezicht of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen in de directe of nabije woonomgeving.

3.4 Welstandsbeleid

Arnhem kiest er in haar welstandsnota (2004) voor om zoveel mogelijk recht te doen aan de reeds bestaande verschillen in de bebouwde omgeving. Hiervoor is een indeling gemaakt in een aantal logische eenheden in de stad. Elke ruimtelijke eenheid heeft een welstandsniveau, 'zwaar', 'normaal', of 'licht', dat aangeeft in welke mate welstand in dat gebied wordt ingezet.

Voor de bestaande bebouwing in het plangebeid is niveau licht aan de orde.

In gebieden met het welstandsniveau 'licht' vindt de gemeente het voldoende om bouwplannen op hoofdlijnen op welstand te toetsen. De verantwoordelijkheid voor de invulling ligt vooral bij bewoners en eigenaren. Het gaat hier met name om de bestaande na-oorlogse delen van de stad. De criteria geven daar waar nodig de bescherming die noodzakelijk is om de kwaliteit van het publieke domein op redelijk niveau te houden.

Deze welstandsnota bevat geen welstandscriteria voor (her) ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Per project zullen daarom bijvoorbeeld in een masterplan of in een beeldkwaliteitsplan specifieke randvoorwaarden worden opgesteld, waaronder welstandscriteria. Het opstellen van welstandscriteria vormt een vast onderdeel van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De supervisor of stedenbouwkundige zal in overleg met de commissie voor welstand en monumenten, het voorstel voor de welstandscriteria opstellen. Voor ontwikkeling van de dijkzone is daarvoor een beeldkwaliteitsplan opgesteld. De welstandscriteria dienen door de gemeenteraad te zijn vastgesteld voordat planvorming van concrete bouwplannen start. Een indeling in het welstandsniveau "zwaar, normaal of licht" volgt pas na de oplevering van het bouwproject.

3.5 Verkeersbeleid

Rijksbeleid
De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling.

Provinciaal en regionaal beleid
De provincie Gelderland en het Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) kennen respectievelijk het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan-2 en het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan.
De provincie Gelderland kiest voor een duurzame mobiliteit, waarbij het verkeers- en vervoerssysteem een sterke economie ondersteunt, welvaart versterkt en de sociale integratie stimuleert. Om dat te bereiken kiest Gelderland voor de volgende aanpak:
voorkomen, beter benutten, bouwen en beprijzen.

De essentie van het KAN-verkeersbeleid is identiek aan dat van de provincie Gelderland. Voor Arnhem is het project RegioRail KAN in het bijzonder van belang. Het KAN kiest als ruggengraat van ontwikkeling en vervoer het spoor tussen Zutphen-Zevenaar via Arnhem en Nijmegen naar Boxmeer en Cuijk. Planontwikkeling en –realisatie vinden bij voorkeur in bebouwd gebied en in de omgeving van het spoor plaats.

Gemeentelijk beleid
Als resultaat van de wisselwerking tussen rijk, provincie/regio en gemeente, heeft de gemeente Arnhem haar actuele verkeersbeleid verwoord in het Structuurplan Arnhem 2010 en in het Stedelijk Verkeers- en Vervoersplan SVVP Arnhem 2010. De essentie ervan – overeenstemmend met die van rijk, provincie en regio – is het terugdringen van de verkeersonveiligheid en het geleiden van de mobiliteit. Daarbij geldt het principe van vrijheid van keuze voor de mobilist, die de gemeente probeert te beïnvloeden door “verleidelijke” alternatieven aan te bieden. Ook speelt het prijsmechanisme hierin een steeds grotere rol.

Voor de werkingsduur van voorliggend bestemmingsplan is de uitwerking van het SVVP in het Categoriseringsplan Arnhem 2000 richtinggevend. Het categoriseringsplan werkt uit hoe de verkeersruimte in Arnhem duurzaam veilig (her-)ingericht wordt. Arnhem kent twee typen wegen: 1) de verblijfsgebieden en 2) de verkeersaders. Deze laatste zijn de hoofd- en ontsluitingswegen en vormen het Arnhemse hoofdwegennet voor het autoverkeer. Deze wegen kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger. Alle andere wegen vallen onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten krijgen het karakter van de 30 km/uurzone. Ze hebben een verblijfsfunctie en ontsluiten percelen. Veelal zijn het woonstraten.

Het plangebied kent de volgende verkeersaders:

Eldenseweg,Batavierenweg,Gelderserooslaan en de Dovenetellaan De overige wegen en straten zijn typische woonstraten. De buurten zijn ingericht als 30 km/uurzone.

Het SVVP Arnhem 2000-2010 is voor het onderdeel parkeren nader vormgegeven in de Parkeernota Arnhem 2003-2010 en in uitwerkingen van deze nota. Er is een nieuwe visie 'Arnhem... aantrekkelijk bereikbaar' in de aanloop naar een nieuwe mobiliteitsagenda gemaakt. Onder de vlag van de nieuwe structuurvisie wordt een uitwerking voor de langere termijn gemaakt (2020-2030).

Parkeernormen

Als uitwerking van het SVVP Arnhem 2010 is voor het onderdeel parkeren een Parkeernota Arnhem 2003-2010 vastgesteld. In de Parkeernota zijn voor verschillende functies (afhankelijke van type en grootte) de parkeernormen opgenomen.

Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening kunnen parkeernormen niet meer worden opgenomen in de bouwverordening. Dit betekent dat de gemeente bij nieuwbouwplannen niet meer een aantal parkeerplaatsen kan eisen. Indien bij de bouw van nieuwe woningen, kantoren of andere functies onvoldoende parkeerplaatsen worden aangelegd, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de omgeving. Om bij nieuw- en verbouw toch de mogelijkheid te hebben de aanvrager te verplichten een minimaal aantal parkeerplaatsen aan te laten leggen, kan hiervoor een parkeernorm worden opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan is gekozen om voor de bestemmingen 'Wonen' en "Gemengd" een verwijzing op te nemen naar de parkeernormen die opgenomen zijn in Bijlage 1 Parkeernorm bij de regels.

De parkeernormen die zijn opgenomen in de bijlage 1 bij de regels komen voort uit de CROW-publicatie 182: parkeercijfers - basis voor parkeernormeringen. In de parkeernorm is voor de verschillende functies aangegeven hoeveel parkeerplaatsen er moeten worden aangelegd op eigen terrein en hoeveel plaatsen er bereikbaar moeten zijn voor de bezoekers. Per functie wordt verwezen naar de bestemmingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

3.6 Milieubeleid

In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale leefomgevingskwaliteit van de stad.

Op 26 mei 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn opgenomen. Hiermee differentiëren we milieuambities naar verschillende gebieden. Niet overal in de stad streven we immers dezelfde milieuambities na: in een dynamisch centrum accepteren we bijvoorbeeld meer geluid dan in een woonwijk. Wel wordt rekening gehouden met grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich ophoopt.

Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten we in het betreffende gebied willen handhaven of realiseren, wordt ook duidelijk of een bepaalde ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied.

3.6.1 Geluid

Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan deze wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals bijvoorbeeld scholen en zorginstellingen.

In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.

De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde).

Voor het verlenen van een hogere grenswaarde is de nota uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde van de gemeente Arnhem van toepassing.

Beleidsplan Geluid

Op 5 augustus 2008 is het geactualiseerde beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naar mate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.

3.6.2 Luchtkwaliteit

Europees en Rijksbeleid

  • I. Eerste dochterrichtlijn luchtkwaliteit
    Officieel de 'Richtlijn 1999/30/EG betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht' van 22 april 1999. Hierin staan de grenswaarden en alarmdrempels voor deze stoffen.
  • II. Tweede dochterrichtlijn luchtkwaliteit
    Officieel de 'Richtlijn 2000/69/EG betreffende grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht' van 16 november 2000. Deze richtlijn vult de Europese Kaderrichtlijn luchtkwaliteit aan met specifieke grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide.
  • III. Derde dochterrichtlijn luchtkwaliteit
    Officieel de 'Richtlijn 2002/3/EG betreffende ozon in de lucht' van 12 februari 2002. Deze richtlijn geeft onder andere alarm- en informatiedrempel voor ozon en de doelstellingen voor de lange termijn.

De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Wet Luchtkwaliteit. Het doel van de Wet Luchtkwaliteit 2007 is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.De nieuwe wet is nodig bevonden omdat de aanleg van een groot aantal bouwprojecten en bestemmingsplannen stilgelegd zijn door uitspraken van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De grenswaarden zijn ongewijzigd gebleven, maar de nieuwe wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is 1augustus 2009 van kracht geworden.

Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:

  • PM10 (fijnstof)
    1. 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet worden overschreden;
    2. 2. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
  • NO2 (stikstofdioxide)
    1. 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden;
    2. 2. de uurgemiddelde concentratie van 200 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.

Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.

Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit

De gemeente Arnhem heeft in februari 2005 de Beleidsnota lucht vastgesteld. Met deze Beleidsnota wordt het Besluit luchtkwaliteit geïmplementeerd in het gemeentelijke beleid. Van de vier doelen in het Arnhemse luchtbeleid is het eerste doel voor bestemmingsplannen het meest relevant:
- het voorkomen van nieuwe knelpunten in de luchtkwaliteit
De gemeente wil voorkomen dat door wijzigingen in de structuur en indeling van de stad, nieuwe knelpunten ontstaan op het gebied van luchtkwaliteit. Voornemens voor ruimtelijke ingrepen moeten daarvoor beoordeeld worden op hun effecten voor de luchtkwaliteit. Dit kan door deze ruimtelijke ingrepen door te rekenen met de Regionale Verkeers- Milieu Kaart (RVMK). Plannen die leiden tot een nieuwe overschrijding van de grenswaarden voor schadelijke stoffen vinden geen doorgang.

3.6.3 Hinder

In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de

VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.

3.6.4 Externe Veiligheid

Externe Veiligheid

Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR(Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).

Landelijk beleid

Voor bedrijven is op 28 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen (artikel 5.1 van de Wet milieubeheer) vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.

Voor de routes (weg, water, spoor en ondergrondse leidingen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt komt in 2009/2010 een AMvB transport. In deze AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) worden ook milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.

Gemeentelijk beleid

Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid 2006-2009 vastgesteld. Op 16 februari 2009 heeft de gemeenteraad besloten om het beleidsplan met 2 jaar (tot en met 2010) te verlengen. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.

3.6.5 Groen en Ecologie

Natura 2000
Het tot stand brengen van een samenhangende Europese ecologische hoofdstructuur, genaamd Natura 2000, is per 1 oktober 2005 door de nieuwe Natuurbeschermingswet overgenomen. De Natura 2000 gebieden in Arnhem zijn: Veluwe, Gelderse Poort en IJssel. Voor elk van deze gebieden zijn habitattypen en soorten benoemd die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet 1998. De bescherming van de Natura 2000 gebieden is vergelijkbaar met de bescherming volgens artikel 6 van de Habitatrichtlijn, die de afgelopen jaren in Nederland is toegepast. Nederland past hiervoor een vergunningenstelsel toe. Er geldt dat er door projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van habitats of een verstorend effect op de soorten, waarvoor het gebied is aangewezen, mogen optreden.

Om de effecten van de ruimtelijke ingrepen van het bestemmingsplan op het Natura 2000-gebied te toetsen, moet de Habitattoets worden uitgevoerd, bestaande uit een voortoets. De voortoets verkent of door de ontwikkelingen waarin het plan voorziet mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het leveren van de informatie (zorgplicht, artikel 19l). Het bevoegd gezag toetst de gegevens. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een natuurbeschermingswetvergunning is Gedeputeerde Staten van de provincie waarbinnen het beschermingsgebied ligt.

In de strategische milieubeoordeling van de Stadsregio Arnhem Nijmegen ten behoeve van het Regionaal Plan 2005-2010 zijn effecten op de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) ten gevolge van woningbouw onderzocht. In dat kader is aangegeven dat de toetsing van plannen in de nabijheid van een beschermd gebied betrekking heeft op gebieden binnen een afstand van 2 kilometer.

Flora- en Faunawet 2002

De opdrachtgever / initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet. De wet gaat uit van het “nee-tenzij” principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

Eind januari 2005 is het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Er zijn 3 beschermingscategorieën:

  • tabel 1. algemeen beschermde soorten
  • tabel 2. beschermde soorten
  • tabel 3. streng beschermde soorten

Groenplan Arnhem 2004 – 2007 / 2015

Op 28 juni 2004 is het groenplan 2004-2007/2015 vastgesteld. De gemeente Arnhem streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.

De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor de herontwikkeling te worden meegegeven. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventariseerd worden. Voor het bestemmingsplan is een groenbalans noodzakelijk, waarin is aangegeven hoe de groencompensatieregels van de gemeente zijn toegepast.

Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel.

Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn:

  • Alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en gebruik op elkaar afgestemd zijn;
  • Barrières van de stedelijke druk opheffen of zoneren.

Er worden 5 samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd: Natuurkernen, Natuurzones en stapstenen, Natuurlijke groenzones, Overig groen en De Stenen stad. Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld.

De woonwijk Malburgen West ligt ingebed in een zeer groene en overwegend landschappelijke omgeving. De wijk zelf heeft ook een behoorlijk groen karakter.

De ondergrond bestaat uit opgespoten land gelegen op het originele polderlandschap. De oude kavelstructuren zijn niet rechtstreeks vertaald in de stedenbouwkundige structuur en de groenstructuur, maar deze hebben een geheel eigen opbouw, waarin de oost-west gerichtheid overheerst; lange oost-west verlopende lijnen, verbonden door kortere noord-zuid verlopende lijnen. Wanneer we Malburgen in z'n geheel bezien en kijken naar de groenstructuur, dan is er sprake van een systeem van drie wijkparken, die zijn gelegen aan de randen van de wijk. Eén park is gelegen in Malburgen West, één in Malburgen Oost Noord en één in Malburgen Oost Zuid. Dit geheel is aan elkaar verbonden door twee stevige groene assen, die het tot één groen-blauw netwerk maken. Een aantal wat dunnere assen completeren dit geheel. De parken staan in contact met het omringende landschap.

3.6.6 Water

Europees beleid

Vanaf 2000 is ter verbetering van de chemische en ecologische waterkwaliteit van alle Europese wateren de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De kaderrichtlijn omvat regelgeving voor zowel het oppervlaktewater als het grondwater. De streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, maar eventueel kan, mits goed onderbouwd, uitstel worden verleend tot uiterlijk 2027 (derogatie). De plannen voor de (deel)stroomgebied zijn door de verschillende partijen in 2009 vastgesteld en bevatten doelen, ambities en maatregelen.

Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota's vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het vernieuwde Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel 2008). Het bestuursakkoord heeft tot doel “om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden en te anticiperen op de klimaatsverandering”. Verder is de watertoets ook in het NBW-actueel een belangrijk instrument om water verantwoord in te passen in ruimtelijke ontwikkelingen.

In de Nota Ruimte is water een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de op 1 januari 2008 van kracht geworden Wet gemeentelijke watertaken. In deze nieuwe wet zijn de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht vastgelegd.

Beleidslijn ruimte voor de rivieren

De beleidslijn heeft ten doel meer ruimte voor de rivier te creëren, een duurzame bescherming van mens en dier tegen overstroming bij hoogwater te bieden en het beperken van materiele schade. Deze doelstelling wordt op hoofdlijnen bereikt door:

  1. 1. Handhaven van de beschikbare ruimte in het winterbed. Dit betekent dat deze ruimte beschikbaar blijft voor het opvangen van hoogwater en dat er enkel activiteiten mogen plaatsvinden die onlosmakelijk verbonden zijn met de rivier.
  2. 2. Creëren van ruimte: een vergroting van de afvoercapaciteit door verbreding en verlaging van het winterbed, in combinatie met natuurontwikkeling. Er worden geen ontwikkelingen toegestaan die een verbreding of verlaging van het winterbed onmogelijk maken.
  3. 3. Een minimaal beschermingsniveau van 1:1250 jaar voor nieuwe activiteiten die in het winterbed kunnen worden toegestaan en die bij hoge waterstanden schade kunnen oplopen.

Beleidslijn grote rivieren

In 2005 is de Beleidslijn “ruimte voor de rivier” (1997) geëvalueerd. De evaluatie van de beleidslijn was noodzakelijk om aan te kunnen geven of, en zo ja hoe de beleidslijn kon worden aangepast. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat het toetsingskader van de beleidslijn ruimte voor de rivier in het algemeen helder en duidelijk is ten aanzien van de toelaatbaarheid van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. De bestaande ruimte die de rivier nodig heeft is mede dankzij dit toetsingskader behouden.

Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Tevens geldt dat het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, binnen de randvoorwaarden die de veiligheid stelt, van belang is voor het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. Voor de Beleidslijn grote rivieren gelden twee concrete doelstellingen:

- de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden;

- ontwikkelingen tegen gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en

verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.

Deze doelstellingen zijn bij de herziening van de beleidslijn niet gewijzigd.

Provinciaal en regionaal beleid

Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015.

Het Waterplan gaat verder op de ingeslagen weg van het derde Waterhuishoudingsplan. Nieuw is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en de verplichtingen die voortvloeien uit de waterwet. Een belangrijk aanpassing uit de Waterwet is dat de vergunningverlening voor het onttrekken van grondwater grotendeels is overgedragen aan de waterschappen. Slechts in drie gevallen is de provincie hiervoor nog aanspreekpunt;

  • onttrekkingen voor drinkwaterwinning:
  • onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals Koude- en Warmte Opslag (KWO);
  • onttrekkingen van meer dan 150.000 m³. per jaar.

De gemeenten in Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) hebben het Convenant Duurzaam Bouwen in het KAN (2000) opgesteld. Het 'pakket duurzaam bouwen' maakt hier onderdeel van uit. Voor water is het volgende streefbeeld opgesteld: natuurlijke waterhuishouding (vermindering verdroging) en schoon water in de wijk, waardoor natuurontwikkeling mogelijk is.

Grondwaterbescherming

De gemeente Arnhem is verantwoordelijk voor bescherming van de 25 jaarsintrekzone van de stedelijke grondwaterbeschermingsgebieden. Deze bescherming wordt geregeld in de bestemmingsplannen via een aanlegvergunningenstelsel. Om zo objectief mogelijk te blijven, volgt de gemeente de provinciale richtlijnen. Dit houdt in dat het “stand still/step forward” principe gehanteerd wordt waardoor er geen veranderingen in het gebied mogen plaatsvinden die een negatief effect hebben op de kwaliteit van het grondwater. Dit stelt tevens beperkingen aan het (ongecontroleerd) afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater of van infiltratie naar het grondwater. Uitbreiding van al bestaande risicovolle situaties is slechts aanvaardbaar als door de gemeente wordt aangetoond dat daardoor de risico's van de winning van drinkwater niet worden vergroot.

Voor de lijst met verboden inrichtingen wordt verwezen naar de Provinciale Milieuverordening.

Beleid waterschap en gemeente

Het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Zuid is overgedragen aan het Waterschap Rivierenland waardoor de gemeente Arnhem rekening moet houden met het vigerende beleid van het waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het vastgestelde Waterbeheerplan (2010-2015) en de Keur en legger van het waterschap.

Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen.

  • Gemeentelijk RioleringsPlan (2009-2013), vastgesteld op 26 mei 2008; dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.
  • Waterplan Arnhem (2009-2015). Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit Tweede Waterplan Arnhem opgesteld. De gemeenteraad heeft op 19 oktober 2009 het waterplan vastgesteld. Op 26 februari 2010 hebben beide waterschappen de intentieovereenkomst ondertekend. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen:
  1. 1. Arnhem aantrekkelijke waterstad;
  2. 2. Klimaatbestendig watersysteem en waterketen;
  3. 3. Goede kwaliteit water en waterbodem;
  4. 4. Bewustwording.

Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

  • er grondwaterneutraal gebouwd moet worden;
  • er geen negatieve verstoring van de grondwaterstanden en -stromingen mag worden veroorzaakt om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen;
  • er maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling;
  • regenwater binnen het plangebied (m.u.v. bestaande woningen) niet aangekoppeld mag zijn op de riolering;
  • er voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie;
  • het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt;
  • het gebruik van uitloogbare materialen niet is toegestaan;
  • binnen 25-jaars intrekzone het “stand still/step forward” principe wordt gehanteerd;
  • de functie van de waterkering gewaarborgd moet blijven.

3.6.7 Bodem

Voor een beheerbestemmingsplangebied moet worden getoetst of de kwaliteit van de bodem (inclusief grondwaterkwaliteit) de aanwezige bestemmingen/functies toelaat. Voor een ontwikkellocatie moet worden getoetst of de bodemkwaliteit (inclusief grondwater) de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen toelaat. Daarnaast moet worden getoetst of een eventuele bodemverontreiniging gevolgen heeft voor de financiële uitvoerbaarheid van het ontwikkelplan.

Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:

  • Wet bodembescherming (Wbb, 1 januari 2006, gewijzigd 1 oktober 2008 en
    1 april 2009),
  • Beleidsnota bodem 2008 (Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen, 27 november 2007),
    Beleidsnota 'Hergebruik van licht verontreinigde grond in Arnhem' (november 1999, met aanvullingen in 2001 en 2002).
  • Besluit bodemkwaliteit

3.6.8 Cultuurhistorie en archeologie

Rijksbeleid

Monumentenwet

Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorische erfgoed in Nederland

Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg

De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:

  • archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
  • bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

Inmiddels is het verdrag vertaald in de Monumentenwet (1988).

Provinciaal beleid

Nota Belvoir

Het Belvedere-uitgangspunt “behoud door ontwikkeling” is in 2000 overgenomen in de provinciale Nota Belvoir. Doel is dat cultuurhistorie voortaan prominent wordt meegewogen bij de ontwikkeling van alle ruimtelijke en economische plannen. Om nog meer in te kunnen spelen op de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving, kiest de Provincie met de nieuwe nota Belvoir 3 voor een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht beleid. In de nota worden 10 cultuurhistorisch waardevolle gebieden benoemd, waarnaar speciale aandacht zal uitgaan. Relevant voor Arnhem is de aandacht voor het Veluwemassief, de Veluwezoom en het Rivierengebied.

Gemeentelijk beleid: cultuurhistorie & archeologie

Erfgoednota 'Panorama Arnhem'

In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.

Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht van alle cultuurhistorische elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt.

Archeologiebeleid

Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.

Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:

  • in archeologisch waardevolle gebieden (buiten monumenten) dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 30 m2;
  • in gebieden met een hoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 200 m2;
  • in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 500 m2;
  • in gebieden met een lage archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 2000 m2.

Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten, geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.

Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:

• Behouden door ontwikkelen

• Behouden door beschermen

• Adviseren, stimuleren en verleiden

• Kennis verwerven en verspreiden

Duurzaam bouwen
De gemeenten in de Stadsregio Arnhem-Nijmegen (voorheen KAN) hebben het Convenant Duurzaam Bouwen (2000) opgesteld waarin de partijen uniformiteit beogen in aanpak en toepassing van het duurzaam bouwen. Met dit convenant leggen de partijen de tussen hen gemaakte afspraken vast met betrekking tot het minimumkwaliteitsniveau van het duurzaam bouwen in de Stadsregio. Het Pakket Duurzame Stedenbouw in de Stadsregio maakt hier onderdeel van uit (tevens een uitwerking van het regionale structuurplan). Het pakket bestaat uit een opsomming van uitgangspunten die gehanteerd kunnen worden om woon- en werklocaties duurzaam te ontwikkelen en te beheren. De in het pakket genoemde uitgangspunten zijn zoveel mogelijk gehanteerd bij de opstelling van dit bestemmingsplan en zullen zoveel mogelijk worden gehanteerd bij de uitvoering. Aanvullend hierop is de Nota duurzaam bouwen (1998) van de gemeente Arnhem. Inbreiden in bestaand stedelijk gebied voorkomt uitbreiding in landschappelijk waardevolle buitengebieden. De gemeente wil daarom aan dit soort projecten voorrang en extra aandacht geven.

3.7 Sport- En Recreatiebeleid

In 2005 is de Sportnota "Sport over de breedte" vastgesteld. Het sportbeleid concentreert zich rond vijf thema's:

  1. 1. Samenhang tussen bewegingsonderwijs, sportbuurwerk en sportverenigingen met het doel meer mensen in beweging te krijgen;
  2. 2. Verbeteren van de kwaliteit van sportverenigingen, uitgaande van de cruciale rol van sterke sportverenigingen voor het sportaanbod in Arnhem;
  3. 3. Voldoende en kwalitatief goede sportaccommodaties: bestaande accomodaties aanpassen aan de huidige kwaliteitsnormen, goede spreiding van voorzieningen over de stad en nieuwe voorzieningen waar dat wenselijk is;
  4. 4. Topsport in de stad als het evenementen betreft;
  5. 5. Dienstverlening in de sport: ondersteuning van verenigingen, informatie en advies en belangenbehartiging.

In 2009 is de "Nota Ruimte voor de Jeugd (Spelennota) 2010-2020" vastgesteld. In vervolg daarop worden uitvoeringsplannen per wijk gemaakt.

In het zuiden van dit gebied ligt Sportpark Malburgen-West (vooral in gebruik bij voetbalvereniging MASV met clubgebouw en kunstgrasveld). Er zijn plannen om dit sportpark uit te breiden met een gras(voetbal)veld met vooralsnog een wijkfunctie aan de noordwestzijde en een Richard Krajicek Playground (ook voor de wijk) aan de zuidoostzijde(Nijmeegseweg).

3.8 Economisch Beleid

De gemeente heeft haar economische visie en koers voor de middellange termijn vastgelegd in de Economische Agenda Arnhem 2015. De agenda stelt dat in de eerste plaats de basis op orde moet zijn. De gemeente wil daarom zorgen voor een gunstig ondernemingsklimaat door adequate dienstverlening te bieden en geschikte, goed bereikbare vestigingsplaatsen in een stimulerende economische omgeving. In de tweede plaats kunnen de sterke sectoren verder uitgebouwd. Het gaat dan om de verdere versterking als zesde kantorenstad van ons land, en het behalen van winst in de sectoren zorg & welzijn en toerisme & vrije tijd. Tot slot gaat de gemeente Arnhem extra werk maken van haar kansrijke economische clusters: energie- & milieutechnologie en mode & design. Dit zijn bedrijvensectoren, waarin Arnhem bijzonder is en die een sterke basis bieden om een regionale en nationale positie op te bouwen.

De Economische Agenda levert een bijdrage aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad en het tegengaan van de maatschappelijke tweedeling. De agenda bepaalt de gemeentelijke koers en is opgesteld na stadsgesprekken met ondernemers en onderwijs- en kennisinstellingen. De gemeente stimuleert de economische ontwikkeling en is regisseur van het samenspel tussen overheid, ondernemers, onderwijs en onderzoek. In de stadsgesprekken hebben de partners duidelijk gemaakt, wat zij gezamenlijk kunnen en willen doen om het ondernemingsklimaat te versterken.

Arnhem heeft relatief gezien een groot aantal arbeidsplaatsen (rond de 100.000), dat voor een belangrijk deel (ongeveer 35.000) wordt vervuld door niet-Arnhemmers. Het aandeel Arnhemmers met een lage opleiding en met beperkte kansen op de arbeidsmarkt is groot. De aanpak uit de Economische Agenda levert naast banen voor hoog en middelbaar opgeleiden, vooral ook banen voor lager opgeleide inwoners op.

3.8.1 Wijkeconomie

Het stimuleren van 'werken in de wijk' oftewel wijkeconomie, zoals vastgelegd in de gelijknamige Nota Wijkeconomie (2001) blijft een belangrijk thema. De ontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid en werkgelegenheid levert een bijdrage aan de verbetering van de leefbaarheid en sociale samenhang in de wijk. In dit verband is het werken aan huis, binnen duidelijk beperkte kaders, toegestaan. Concreet betekent dit dat de gemeente actief blijft bij het stimuleren van woon-werkeenheden en het ontwikkelen van kleinschalige bedrijfsverzamelgebouwen in wijken, bedoeld voor bedrijven in de ambachtelijke bedrijvigheid en de persoonlijke, zakelijke en overige dienstverlening.

3.8.2 Detailhandel

Met de nota Detailhandelsbeleid Arnhem: herijking 2008 is het beleid voor detailhandel geactualiseerd. Centraal in de nota staat hoe het beste op ontwikkelingen kan worden ingespeeld om Arnhem haar positie als belangrijk koopcentrum te laten behouden en hoe de positie kan worden versterkt. Tevens hoe een evenwichtig detailhandelsaanbod voor de consument in de binnenstad, de stadsdeelcentra, de buurt- en wijkcentra en op de perifere locaties kan worden behouden en opgebouwd. De beleidsuitgangspunten in het detailhandelsbeleid uit 2001 zijn niet gewijzigd. De belangrijkste aanbevelingen en actiepunten in de nota zijn:

  • stimuleren van gebiedsprofielen voor de binnenstad;
  • ontwikkelen van het Woonwinkelcentrum in Centrum Zuid;
  • planologisch vastleggen van het themacentrum Wonen in Centrum Zuid;
  • plannen voor Kronenburg begeleiden;
  • uitbreiding van supermarkten in Arnhem Noord;
  • stimuleren van de verplaatsing van detailhandel op bedrijventerreinen en solitaire locaties;
  • stimuleren van de komst van gewenste detailhandel;
  • onderzoek naar regionale en lokale koopstroomontwikkelingen;
  • stimuleren en ontwikkelen van wijkeconomie.

3.8.3 Horeca

De horecanota Gastvrij Arnhem (2005) geeft de uitgangspunten aan voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling ten aanzien van horeca. Hoofdlijn van de nota is de randvoorwaardenscheppende en faciliterende rol van de gemeente, zodat een evenwichtig aanbod van horeca ontstaat. Horecaontwikkeling is afgestemd op de functie van het gebied. De ontwikkeling van de attractieve stad vraagt om horecaontwikkeling met name in de binnenstad en omgeving. In de detailhandelgebieden (Kronenburg, Presikhaaf) heeft horeca vooral een belangrijke ondersteunende functie voor de detailhandel. Ook in de toeristische centra van de stad heeft de horeca een ondersteunende functie. In woonwijken heeft horeca een verzorgende functie. En langs de radialen heeft het een bovenwijkse of stedelijke functie.

Het gemeentelijk beleid krijgt mede gestalte door vergunningverlening en handhaving. Dit gebeurt integraal; dat wil zeggen dat de verschillende beleidsterreinen op elkaar worden afgestemd (bijvoorbeeld openbare orde en veiligheid, voedsel- en brandveiligheid, milieu, gezondheid). Zo ontstaat duidelijkheid voor de horecaondernemers en andere belanghebbenden. Daarnaast wil de gemeente een goede gesprekspartner zijn voor ondernemers en ontwikkelingen stimuleren.

3.9 Coffeeshopbeleid

De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (1998) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd. In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig of toegestaan.

3.10 Prostitutiebeleid

In de nota Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000) is het beleid neergelegd, dat gevoerd wordt in verband met de afschaffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000. Gemeenten krijgen hierdoor de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om de prostitutie te reguleren

Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de volgende elementen:

  1. 1. concentratie van de raamprostitutie op één plek;
  2. 2. het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken, waarbij het aantal in 2000 van 240 ramen verlaagd wordt naar 120;
  3. 3. het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast;
  4. 4. concentratie van de tippelprostitutie.

Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.

In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig en ook in het CBS-telgebied is geen seksinrichting aanwezig. In Arnhem mogen maximaal 8 seksinrichtingen zijn, waarbij er maximaal één seksinrichting per telgebied is toegestaan. In Arnhem zijn op dit moment 9 seksinrichtingen. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat een nieuwe aanvraag voor een seksinrichting zal worden gehonoreerd.

3.11 Overige Beleidsuitgangspunten

Projectmatige nieuwbouwplannen in bestaand stedelijk gebied moeten voldoen aan de specificaties die het "Politiekeurmerk Veilig Wonen" stelt aan woningen en woongebouwen.

Voor het bestemmingsplan is vooral van belang dat indien de omgevingssituatie dit mogelijk maakt ook de woonomgeving aan de eisen van het keurmerk dient te voldoen.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke- En Programmatische Aspecten

4.1 Inleiding

In Hoofdstuk 2.3 is de ruimtelijke en funktionele struktuur van Malburgen-West op hoofdllijnen beschreven. In dit hoofdstuk 4 worden de ontwikkelingen binnen deze struktuur beschreven. Gestart wordt met de struktuur en ontwikkelingen die mogelijk zijn in de oudere wijkdelen, de zogenaamde beheergebieden. Daarna volgt een beschrijving van struktuur en mogelijke ontwikkelingen in de nieuwere plandelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.741-0301_0004.jpg"

4.2 Ruimtelijke Structuur Beheergebieden

De zogenaamde beheergebieden (oudere wijkdelen) bestaan vooral uit woonstraten en bevinden zich grotendeels ten noorden van de Meldestraat. De woonstraatjes in deze gebieden zijn karakteristiek voor het oorspronkelijke tuindorpplan, dat grotendeels in de dertiger jaren is ontworpen door het bureau Grandpré Molière en Verhagen. Kenmerkend voor het ontwerp zijn de over het algemeen lange straten, lange doorzichten en een sterke groenstructuur in de vorm van beplantingen, groenzones en asymmetrische profielen in het openbaar gebied. Hoewel in de wijk de sterke groenstructuur ontbreekt is het tuindorpprincipe in bijvoorbeeld de Malvastraat, maar ook in de Dovenetellaan, herkenbaar. De bebouwing doet mee in de versterking van de asymmetrie: hoge fronten aan de ene zijde en lage dakgoten aan de andere kant (Dovenetellaan). Ook de maat van de voortuinen is verschillend.

In deze gebieden blijven maatregelen in het kader van het Ontwikkelingsplan beperkt tot het verbeteren van de bestaande woonsituatie door complexgewijze verbeteringen, woningontsplitsing, en verkoop van huurwoningen. Tevens zijn grote delen van de openbare ruimte voor herinrichting in aanmerking gekomen met een versterking van de boomstructuur.

Naast de kenmerkende tuindorpstraatjes en woningen bleef een ander, nieuwer deel tussen de Gelderse Rooslaan en de Ereprijslaan behouden, de zogenaamde flats aan de Gelderse Rooslaan. Deze bouw is van na de oorlog en kent een meer open verkaveling van portiekflats met daar tussen eengezinshuizen, gesitueerd langs een centraal gelegen watergang. Deze flats voldoen op dit moment nog aan een belangrijke vraag naar kleinere (studenten-)woningen.

In de beheergebieden bevinden zich naast de woonfunctie ook andere functies zoals een buurtcentrum en enkele kleine bedrijfjes aan huis. Het behoud van de bedrijvigheid wordt nagestreefd, omdat deze menging van functies in belangrijke mate bijdraagt aan de levendigheid van de wijk. Dit bestemmingsplan biedt hiertoe de ruimte.

Winkelsteunpunt Dovenetellaan/Hoefbladlaan

In Malburgen West is een winkelconcentratie aanwezig aan de Hoefbladlaan/Dovenetellaan. Om een buurtsteunpunt in de vorm van een supermarkt veilig te stellen is beperking van het winkelaanbod noodzakelijk. Detailhandel buiten de aangewezen winkelcentra in Malburgen is in ieder geval uitgesloten. Vrijkomende ruimtes kunnen benut worden voor dienstverlenende bedrijvigheid (zowel commercieel als niet-commercieel) en sociaal-culturele voorzieningen.

4.3 Ruimtelijke Structuur Nieuwe Deelgebieden

In de afgelopen jaren zijn al een aantal plannen uitgevoerd enkele zijn nog in voorbereiding:

4.3.1 Reeds uitgevoerde plannen

Wonen-aan-het-park zuid

Ten zuiden van het park is een woongebied gemaakt, dat naar het park gericht een duidelijke rand vormt. Door de beeldbepalende ligging is statige bebouwing met duidelijke wandvorming gecreerd. De gestapelde bebouwing langs de Eldenseweg is geluidafschermend en heeft een hoogte-accent in de kop aan het park. Deze is zichtbaar vanuit de as Fonteinkruidstraat. De bebouwing langs de Brunelsingel aan de zuidkant van het woongebied heeft 3 lagen en platte daken en is met haar verspringing in de gevellijn (zaagtand) losser van karakter.

Langs de parkrand vindt de ontsluiting plaats via een smalle straat en is parkeren alleen op eigen terrein mogelijk. In het verlengde van het zuidelijk deel van de Madelievenstraat is ruimte voor een breed profiel, waarin naast langsparkeren aan de andere zijde ook geclusterd haaks parkeren afgewisseld kan worden met brede trottoirs bedoeld als verblijfsruimten met bomen. De woonstraatjes tussen het verlengde van het zuidelijk deel van de Madelievenstraat en de zuidelijke singel hebben een asymmetrisch profiel met zeer korte of iets diepere voortuinen overeenkomstig de karakteristiek van bestaande straten in Malburgen.

Woonhof en Heermoesstraat

De integratie tussen deels bestaande en nieuwe bebouwing is een belangrijk thema in dit woongebied. De nieuwbouw aan de Madelievenstraat sluit aan op de bestaande bebouwing. Woningen in het midden van het gebied vormen een besloten hof, gesitueerd rond een openbare buitenruimte. Het hof wordt ontsloten vanaf de zuidelijke singel. Een langzaamverkeer route is gecreëerd tussen het hof en het verlengde van de Lupinestraat. De noordzuid gelegen route loopt centraal in Malburgen west langs onder andere het park. De hoogte van de bebouwing langs de singel neemt in oostelijke richting toe naar uiteindelijk vier lagen in gestapelde bouw aan de Heermoesstraat. Het nieuwe buurtje in het verlengde van de Madelievenstraat is van de bestaande Madelievenstraat gescheiden door een groenstrook. Door deze groenstrook is wel een verbinding voor langzaam verkeer mogelijk, maar niet voor de auto.

Bastion

Het Bastion ligt in de zuid-west hoek van Malburgen-West en onderscheidt zich van andere deelgebieden door het autoluwe karakter. Om dit karakter te bereiken zijn parkeerplaatsen voor bezoekers aangelegd aan de randen. De buurt is groen van opzet en de openbare ruimte is ingericht ten behoeve van het langzamere karakter met groene bermen.

De langzaamverkeerroute in noord-zuid richting sluit aan op de brug over de Batavierenweg, evenals de hoofdfietsroute Wilgenlaan/Dovenetellaan. Aan de rand is sprake van geluidafschermende gestapelde bebouwing in verschillende bouwhoogten. Op deze wijze maakt Malburgen bovendien visueel contact met haar omgeving. Het binnengebied biedt ruimte aan woningbouw met een grote diversiteit.

Sportvelden

Langs de Batavierenweg is een nieuwe sportvoorziening aangelegd ter vervanging van het bestaande sportcomplex. Er is ruimte voor twee sportvelden, een clubgebouw, tribunes en parkeergelegenheid.

Park

Het park ligt tussen verschillende buurten. Deze centrale ligging komt niet alleen de toegankelijkheid maar ook de veiligheid ten goede. Het park krijgt een stedelijke begrenzing en wordt door statige bebouwing omgeven. Lange lijnen in de vorm van langzaamverkeersroutes in een bijzondere vormgeving, bijvoorbeeld lage dijkjes. Het park kent een sterke afwisseling van open grasvelden met losse boombeplanting en dicht beplante bomenstroken.

De parkzone wordt begeleid door de continuïteit van het water. Dit begint bij de aansluiting van de Meldestraat aan de Nijmeegseweg. De nieuwe singel loopt vanaf dit punt, in het verlengde van de reeds bestaande Zeegsingel, naar het westen en wordt verbreed in het centrale parkgedeelte. In deze verbreding van water is een vlonder gesitueerd en even verderop een uitkijkpunt (kunstwerk) dat uitkijkt over de dijk van de Eldenseweg naar de uiterwaarden toe. In het park zelf ligt een hoge schuin geplaatste heuvel. In de waterpartij is er plaats voor varen in de zomer en schaatsen in de winter. Het park is ruimtelijk zo ingedeeld dat de meer vaste functies ten noorden en oosten van de grote open weide als multifunctionele plek zijn gesitueerd. De functies bestaan uit een grotere speelplaats, een ontmoetingsplek en een schoolzorgcluster.

Er zijn hoge eisen gesteld aan de uitwerking van dit complex, zowel qua architectuur als ligging en begrenzing gezien de ligging in het park.

Er is uitwisseling van gebruik tussen speelpleinen van de school en speelplaatsen in het park (ook na schooltijd).

De randen van het park bestaan uit continue langzaamverkeerpaden en krijgen in de inrichting extra aandacht. Deze zijn aan de zuidkant parallel aan het water gesitueerd en aan de noordkant parallel aan de nieuwe woonbebouwing. De paden zijn herkenbaar door een laanbeplanting.

Het park is sterk verweven met de buurten door diverse uitlopers:

  • een route begeleid met water in noordelijke richting naar de uiterwaarden en Meiners wijk.
  • een schakel tussen bestaande en nieuwe bebouwing in noordoostelijke richting naar de Gelderse Rooslaan.
  • een verbinding langs de Ereprijslaan naar het winkelcentrum aan de Dovenetellaan.
  • de groenzone aan de Meldestraat/Speenkruidstraat als onderdeel van de hoofdgroen structuur voor heel Malburgen.
  • een uitloper die aansluit op de brug over de Batavierenweg in zuidwestelijke richting.

Groenzone Meldestraat/Speenkruidstraat

De groenzone aan de Meldestraat/Speenkruidstraat maakt, samen met de in het verlengde gelegen Zeegsingel, onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur. Het staat in directe verbinding met het park in West en vormt een functionele, ruimtelijke en natuurlijke verbinding tussen Meinerswijk, het nieuwe park en de Immerlooplas. Voor de omgeving vervult de groenzone een speel- en recreatiefunctie. Twee wegen doorkruisen de groenzone: de Dovenetellaan als onderdeel van de hoofdontsluiting en het verlengde van de Lupinestraat voor langzaam verkeer.

Aan de groenzone grenzen drie nieuwbouwlocaties (reeds in aanbouw):

  • hoek Lupinestraat Speenkruidpad: bebouwing op deze beeldbepalende locatie aan de groenzone vormt de afronding van bestaande bebouwing en ligt als beeldbepalend gebouw aan het eind van de landschappelijke as van de singel die zich ter hoogte van dit gebouw vernauwd;
  • hoek Dovenetellaan/Meldestraat (Dovenetelplein): gestapelde bebouwing met een statige gevel aan de Meldestraat tot 4 bouwlagen, bebouwing aan Dovenetellaan in 3 lagen aansluitend op bestaande bebouwing Dovenetellaan;
  • Sterremuurpad: lage statige wand aan de singel met zicht op deze groenzone, aansluitend bij bestaande bebouwing.

4.3.2 Nog uit te voeren plannen

Wooneiland (WW3)

In de noordwest hoek van Malburgen-West, voorheen sportvelden, is een wooneiland geprojecteerd. Voor dit deelgebied, dat geheel omgeven is door water, wordt een besloten karakter met een kleinschalig openbaar terrein nagestreefd. Parkeren op eigen terrein heeft de voorkeur. Naast de ontsluiting voor autoverkeer vanaf de Gelderse Rooslaan via Wonen-aan-het-park noord, krijgt het wooneiland aan de zuidzijde twee langzaamverkeerbruggen, waarvan de oostelijke tevens door noodverkeer gebruikt moet kunnen worden. Aan de noordzijde ligt tenslottte een verkeersbrug naar het terrein van een torenvolume in de dijkzone. De bebouwing langs de Eldenseweg zal een geluidafschermend karakter hebben en zal bestaan uit rijbebouwing in maximaal vier bouwlagen. De zuidelijke en oostelijke randen bieden ruimte aan een bijzonder woningtype, fraai gesitueerd aan het water. Belangrijk is de beperkte buitenruimte, terras aan het water in plaats van tuinen. De open plekken aan het water zijn fraai vormgegeven ten behoeve van verblijf. De meest in het oogspringende open plek ligt op de zuidoostpunt van het eiland.

Wonen-aan-het-park noord (WW4)

Ten noorden van het park is eveneens een woonbuurt gepland. De zuidkant hiervan is door de ligging aan het park beeldbepalend; hier wordt statige bebouwing met duidelijke wandvorming voorgesteld. De noordkant vraagt eveneens om een duidelijke wand als afronding van de wijk. De binnenkant van het woongebied is groener, opener en informeler vormgegeven. De gestapelde bebouwing aan de noordoostzijde van de buurt is beeldbepalend vanaf de Gelderse Rooslaan. Het gebouw ligt bovendien in de zichtas van de waterpartij in het verlengde van de Hoefbladlaan.

De ontsluiting vindt plaats via een verkeerslus die op twee plaatsen aan de Gelderse Rooslaan haakt. Eén daarvan is de bestaande Kamperfoeliestraat, die aan westelijke zijde begeleid zal worden door een groene wig tussen de bestaande (portiek-)woningen en de nieuwbouw. In het midden van het woongebied vindt de ontsluiting plaats via een aftakking van deze verkeerslus.

Aan de Violierlaan (achterzijde winkelcentrum) is ruimte voor woningbouw als afronding van het bouwblok. Daarbij moet aansluiting worden gezocht bij de bestaande bebouwing aan de Violierlaan.

4.4 Dijkzone

De strook langs de dijk van de Nelson Mandelabrug tot de Bakenhof is over de volle breedte zeer betekenisvol als stadsrand van Arnhem – Zuid die zich manifesteert naar Noord. Momenteel is dat een groene zoom met zwaar geboomte, veelal populieren met plaatselijk open ruimte.

De strook maakt onderdeel uit van de omranding van Malburgen aan de noordzijde en vormt de schakel naar het gebied rondom de rivier.

Het oostelijk en het westelijk deel wordt gescheiden door de John Frostbrug en zijn opritten. De beide delen zijn vergelijkbaar landschappelijk ingevuld.

Ruimtelijk gezien wordt de hoofdrichting van deze zone bepaald door de sterke lineaire elementen: de dijk, de rivier en het ritme van de populieren.

Beschermingszone

De bandijk en de noordelijk daarvan liggende beschermingszone in de uiterwaarden.. Bouwen ten behoeve van secundaire bestemmingen is slechts middels een vrijstelling mogelijk. Daarnaast is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen, ten aanzien van werken en werkzaamheden in en aan de grond.

4.4.1 Ontwikkeling van Dijkzone

De ontwikkeling van de dijkzone heeft de volgende doelstellingen:

  • Het toevoegen van nieuw woningaanbod dat bijdraagt aan de differentiatie binnen de wijk en binnen de stad;
  • Het directer verbinden van de structuur van Malburgen met de rivier en dijk;
  • Het zichtbaar maken van Arnhem-Zuid aan de rivier;
  • Het verbeteren van de groene zones tot een hoogwaardig park.

Deze doelstellingen worden bereikt door enerzijds het toevoegen van bebouwing in meerdere verschijningsvormen. Daarnaast wordt geïnvesteerd in de groenstructuur.

In Malburgen volgen de straten en zichtlijnen grotendeels de richting van de rivier of lopen haaks op de rivier, ter plaatse van een aantal noord-zuid gelegen belangrijke assen (Groene Weide, Visserslaan). Juist ter hoogte van deze assen, haaks op de rivier, wordt de relatie met de rivier versterkt. Huidige dichtbegroeide beplanting verdwijnt, er komt zicht op de dijk. Toegankelijkheid naar de dijkzone wordt verbeterd rond de nieuwe bebouwing.

Het landschappelijke beeld zal veranderen van een gesloten wand naar meer openheid, gekoppeld aan de visuele relaties met de wijk en de rivier. De lineaire structuur van de dijk zal worden geaccentueerd door de bestaande en nieuwe beplantingsgroepen van bos en struweel in de lengterichting van de dijk. Voor het recreatief gebruik zal de bestaande fietsroute over de dijk worden verbeterd. Door de parkzone loopt een wandelroute, die afwisselend tussen de bomen, het groen en langs de bebouwing loopt. Op een aantal plaatsen in het park is er ruimte en aanleiding voor spel.

In het Ontwikkelingsplan Malburgen is de Dijkzone benoemd als exploitatiegebied (deelproject) van Volkhuisvesting. Op 26 februari 2007 is het "Aangepast plan Dijkzone" in de raad vastgesteld als herziening van de Structuurvisie dijkzone uit 2002. Dit plan is samen met de in het besluit genoemde aanvullingen en ontwerpuitgangspunten en de door de raad vastgestelde nota Bouwstenen, d.d.
4 december 2000, verwerkt in een nota van randvoorwaarden. Deze nota is in nauw overleg met de ontwikkelende partij en de bewoners tot stand gekomen en heeft voor de ontwerpers en bewoners vooral gediend als samenvatting van de meegegeven uitgangspunten en gediend als leidraad bij het ontwerpproces. Aan de hand van deze nota heeft Volkshuisvesting in een intensief traject met gemeente en bewoners het vastgestelde stedenbouwkundig plan opgesteld.

Het vastgestelde Voorlopig Ontwerp Stedenbouwkundig Plan Dijkzone Malburgen biedt het kader voor de verdere ontwikkeling van de dijkzone Malburgen met ca. 300 appartementen en een integrale (her)inrichting van de Dijkzone. Het is de basis voor het opstellen van de bestemmingsplannen Malburgen West 2010 en Malburgen Dijkzone 2010.

De dijkzone in Malburgen zal zich manifesteren als een park. Het te maken park van de dijkzone begeleidt de gehele dijkzone. Het park komt als een eenheid over en de nieuwe bebouwing toont zich als woonblokken omringd door groen. Voldoende bomenmassa waarborgt de herkenbaarheid op afstand en het verblijfsklimaat ter plekke. De sfeer van het park is natuurlijk en wordt bepaald door het aangrenzende dijklandschap De dijkzone wordt aan de zuidzijde omzoomd door een watergang. Om deze over te kunnen steken naar de dijk zijn bruggen wenselijk

4.4.2 Deelgebied Malburgen west

Dit gebied dat onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan bestaat uit de zone tussen de Nelson Mandelabrug en de John Frostbrug. Bij de Nelson Mandelabrug komt een torenvolume dat onderdeel uitmaakt van de ontwikkellocatie WW3. Dit torenvolume wordt ook via deze locatie via een verkeersbrug ontsloten. Aan noordzijde van de Gelderse Rooslaan (ter hoogte van de kerk) komt een samengesteld volume van twee torens op een basement. In dit basement is het parkeren opgelost. Het basement wordt bekleed met vegetatie, zodat het zich voegt in het dijk- en parklandschap. Het begroeide basement staat in de beeindiging van een groene as, zoals dat ook bij de andere samengestelde volumes in de dijkzone het geval is. Beide torens op het basement staan aan weerszijden van de as. Eén verkeersaantakking op de Gelderse Rooslaan legt vervolgens de verbinding naar beide torens.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

Om conflictsituaties te voorkomen, dient in het bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan de

diverse omgevingsaspecten. Weliswaar is voor het merendeel van deze aspecten specifiek beleid en

regelgeving opgesteld, toch is er sprake van een aanvullende werking ten opzichte van de ruimtelijke

ordening. Zo kan het bestemmingsplan via de bestemmingsplankeuzen aanwijzingen geven richting het

milieubeleid. Andersom kan het milieubeleid richting geven aan de functietoedeling in het

bestemmingsplan.

5.2 Milieu

In juli 2010 is een milieuaspectenstudie (MAS) opgesteld voor het bestemmingsplan Malburgen West (en het deel van de Dijkzone dat is gelegen in dit bestemmingsplan). In het onderstaande worden de conclusies uit deze milieuaspectenstudie weergegeven.

In de MAS wordt steeds onderscheid gemaakt tussen de bestaande woningen (beheergedeelte) en het ontwikkelgedeelte WW3, WW4 en Dijkzone Malburgen West (één woontoren, locatie nelson Mandelabrug en twee woontorens Gelderse Rooslaan)

5.2.1 Geluid

In deze paragraaf wordt alleen aandacht geschonken aan geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai. Geluidhinder als gevolg van spoorwegverkeer,indusstrielawaai en bedrijven is niet van toepassing.

5.2.1.1. Wegverkeer

Het stedenbouwkundig ontwerp voor Dijkzone Malburgen West voorziet in de ontwikkeling van geluidgevoelige bebouwing in de vorm van woningen en appartementen. Het betreft de locaties WW3 en WW4 (grond)gebonden woningen), de locatie Nelson Mandela (woontoren) en de locatie Gelderse Rooslaaan (woontorens).

Het adviesbureau DGMR heeft de gevolgen van het wegverkeerslawaai op de ruimtelijke ontwikkelingen onderzocht en gerapporteerd in het onderzoek “Verkeers- en industrielawaai Malburgen Dijkzone en gebieden WW3 en WW4” met het kenmerk V.2010.0173.01.R001 dd. 18 augustus 2010. Het akoestisch onderzoek is als bijlage 1 Akoestisch onderzoek bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd.

De op te richten geluidgevoelige bebouwing valt binnen de onderzoekszone van de Eldenseweg en Eldensedijk-Gelderse Rooslaan. De aangrenzende 30 km/uur wegen zoals de Kamperfoeliestraat zijn, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, meegenomen in het akoestisch onderzoek.

De gebiedstypering volgens het Arnhemse Beleidsplan Geluid is “Stadswijk”. Binnen dit gebied wordt gestreefd naar een overwegend rustig karakter. In bijzondere gevallen wordt een geluidklasse tot “zeer onrustig” toegestaan. Denk hierbij aan afschermende 1e lijnsbebouwing.

5.2.1.2 Conclusie

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van Eldenseweg en de Eldensedijk-Gelderse Rooslaan wordt overschreden op de locaties WW3 en Nelson Mandela. Om het oprichten van woningbouw mogelijk te maken is het verkrijgen van hogere grenswaarde noodzakelijk.

De gevelbelastingen blijven, conform het Arnhemse beleidsplan geluid beneden de toegestane maximale geluidbelasting van 58 dB voor een stadswijk. Het Arnhemse beleidsplan geluid staat hiermee, in principe, een aanvraag hogere grenswaarde toe.

Voordat een hogere grenswaarde procedure gestart kan worden dient onderzocht te zijn of maatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting terug te brengen beneden de voorjeursgrenswaarde van 48 dB.

Om hieraan te voldoen zijn er voor deze situatie een drietal oplossingen mogelijk:

  • Maatregelen aan de bron;
  • Maatregelen aan de overdracht door middel van een geluidsscherm;
  • Maatregelen aan de ontvanger (gevelmaatregelen).

Door het treffen van bronmaatregelen kan in deze situatie de geluidsbelasting onvoldoende worden gereduceerd om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Toch moeten bronmaatregelen genomen worden om een zo goed mogelijk woon- en leefklimaat te waarborgen, om kosten te besparen op gevelisolatie en/of om een geluidsluwe gevel/buitenruimte te creëren.

In het hogere grenswaarde beleid van de gemeente Arnhem is opgenomen dat vanaf een geluidklasse van 53dB "zeer onrustig" alleen een hogere grenswaarde kan worden verleend indien wordt voldaan aan o.a. de volgende criteria:

  • er wordt minimaal één verblijfsruimte aan de geluidluwe zijde gerealiseerd
  • bij woningen/appartementen wordt minimaal één geluidluwe buitenruimte gerecreëerd (tuin of balkon).

Naast maatregelen aan de bron, overdracht en ontvanger zijn er een aantal maatregelen die het woongenot kunnen verhogen. Deze compenserende maatregelen kunnen bestaan uit:

  • binnenwaarde van 33 dB aanscherpen tot 31 dB;
  • aanscherpen van isolatie-index luchtgeluid en contactgeluid tussen woningen + 5 dB;
  • isolatie-index luchtgeluid en contactgeluid tussen verblijfsruimten in de woning -10dB.

Een hogere grenswaarde zal alleen worden vastgesteld indien alle maatregelen om de geluidsbelasting te verminderen onderzocht zijn en voldaan wordt aan eisen zoals gesteld in het hogere grenswaarde beleid van de gemeente Arnhem. Stuiten de maatregelen op bezwaren van financiële, stedenbouwkundige, verkeerskundige of landschappelijke aard dient dit aangetoond te worden in een gedegen onderbouwing.

5.2.2 Lucht

De locaties WW3 en WW4 (woningen), de locatie Nelson Mandela (woontoren) en de locatie Gelderse Rooslaan (woontoren) worden ontsloten door de Eldenseweg, Eldensedijk – Gelderse Rooslaan en Kamperfoeliestraat

5.2.2.1 Luchtkwaliteit in het plangebied

Door DGMR een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd: V.2010.0812.00.R001 van 6 juli 2010 (bijlage 2 Luchtonderzoek bij de toelichting van dit bestemmingsplan).

De conclusie uit dit rapport luidt, dat dit project in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit (meer dan 3 %). Deze bijdrage leid echter niet tot een overschrijding van de grenswaarden op de nabij gelegen ontsluitingswegen.

Deze locaties horen bij de herstructurering van Malburgen, die als geheel opgenomen is in het NSL. Dat wil zeggen dat de bijdrage van de projecten in Malburgen, dus ook WW3 en WW4, wordt gecompenseerd door de maatregelen die in Arnhem uitgevoerd worden in het kader van het NSL.

5.2.2.2 Conclusie

Het project draagt in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, maar overschrijdt niet de grenswaarden. De bijdrage van de projecten in Malburgen, dus ook WW3 en WW4, wordt gecompenseerd door de maatregelen die in Arnhem uitgevoerd worden in het kader van het NSL. Het effect van dit project op de luchtkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de realisatie van dit plan

5.2.3 Hinder

Het plangebied bestaat uit een beheergedeelte en een ontwikkelgedeelte (WW3 , WW4 en Dijkzone MalburgenWest).

5.2.3.1. Ontwikkelgedeelte

De ontwikkeling betreft woningbouw (appartementen). Woningen vallen niet onder de werking van de Wet milieubeheer. Hinder is hierbij dus geen aspect. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven waar in het kader van deze planontwikkeling rekening mee moet worden gehouden. In verband met de aanwezige installaties is op een aantal flatgebouwen de Wet milieubeheer van toepassing. Dit soort installaties wordt in het kader van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering gezien als een milieucategorie 1 bedrijf waarbij rekening moet worden gehouden met een richtafstand van 10 meter. Deze richtafstand vormt geen belemmering voor de woningbouw binnen het plangebied.

5.2.3.2.Beheergedeelte

In het kader van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering wordt het beheergedeelte vooral getypeerd als rustige woonwijk. Het gebied rondom de Dovenetellaan en Hoefbladlaan wordt getypeerd als gemengd gebied. Dit omgevingstype wordt gekenmerkt door een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen stedelijke functies voor zoals detailhandel, dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke functies, publiekgerichte kantoren en parkeervoorzieningen.

In de omgeving van de Lupinestraat is de bestemming maatschappelijke doeleinden (school).

De omgeving van de Dovenetellaan, Hoefbladlaan en Lupinestraat bestaat naast wonen hoofdzakelijk uit milieucategorie 1 en 2 bedrijven. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt in categorie A en categorie B bedrijven. Categorie A bedrijven zijn toelaatbaar aanpandig aan woningen. Categorie B bedrijven zijn toelaatbaar aanpandig aan woningen indien bouwkundig afgescheiden.

Voorbeelden van categorie A bedrijven binnen het plangebied:

  • Detailhandel
  • Horeca, cafetaria

Voorbeelden van categorie B bedrijven binnen het plangebied:

  • Supermarkten,
  • Kinderopvang, scholen

5.2.3.3. Conclusie

Voorwaarden voor het bestemmingsplan zijn:

  • Voor het ontwikkelgedeelte zijn er vanuit hinder geen voorwaarden omdat er binnen dit gedeelte geen nieuwe bedrijven zijn voorzien. Daarnaast ligt de ontwikkeling niet binnen de richtafstand van bedrijven in de directe omgeving van het plangebied.
  • Voor het beheergedeelte geldt dat categorie A bedrijven toelaatbaar aanpandig zijn aan woningen. Categorie B bedrijven zijn toelaatbaar aanpandig aan woningen indien bouwkundig afgescheiden.

5.2.4 Externe veiligheid

5.2.4.1 Externe veiligheid in het plangebied

Binnen het plangebied (beheergedeelte) bevinden zich geen risicovolle activiteiten of zijn nieuwe (ontwikkelgedeelte) risicovolle activiteiten voorzien. In de omgeving van het plangebied (beheergedeelte) bevindt zich een LPG tankstation (Eldenseweg 2).

In de milieuvergunning van dit LPG tankstation is de gemiddelde LPG doorzet vastgelegd op maximaal 1500 m3 per jaar. Dit betekent dat met ingang van 2010 de afstand tot de 10-6 PR contour ligt op 40 meter van het LPG vulpunt (x-coördinaat 189523, y-coördinaat 442125). De 10-6 PR contour loopt voor een klein gedeelte door het plangebied. Binnen deze 10-6 PR contour bevinden zich geen kwetsbare/beperkt kwetsbare objecten. De bestemming is wegen en groen.

Verantwoording groepsrisico

Het gebied waarbinnen het groepsrisico moet worden verantwoord ligt op 150 meter van het LPG vulpunt. In 2008 is er voor het tankstation een groepsrisicoberekening (rapport AVIV, LPG tankstation Eldenseweg 2, 16 januari 2008, 071228) uitgevoerd. Uit deze groepsrisicoberekening volgt dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. Binnen 150 meter van het LPG vulpunt ligt het beheergedeelte waarbinnen geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien. Dit betekent dat het aantal mensen binnen dit gebied niet zal toenemen maar gelijk blijft en er verder geen verantwoording van het groepsrisico zal plaatsvinden.

Het plangebied (ontwikkelgedeelte) ligt gedeeltelijk binnen 200 meter van de Neder-Rijn waarover enig transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Per 1 januari 2010 is het Basisnet Water in de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen opgenomen. In het Basisnet Water wordt de Neder-Rijn – in verband met het beperkte aantal transporten – gezien als een groen traject dat wil zeggen geen beperkingen voor bebouwing en geen verantwoording van het groepsrisico.

5.2.4.2. Conclusie

Voorwaarden voor het bestemmingsplan zijn:

  • Vanuit externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit plangebied.
  • 10-6 PR contour voor het LPG tankstation aan de Eldenseweg 2 ligt op 40 meter van het LPG vulpunt (x-coördinaat 189523, y-coördinaat 442125).

5.2.5 Groen en ecologie

5.2.5.1 Beschrijving bestaande situatie

Ecologische gebiedsbeschrijving en bekende natuurwaarden

Natura 2000

Nieuwe plannen of projecten in en in de nabijheid van speciale beschermingszones dienen getoetst of ze direct of indirect (zgn. externe werking) effect hebben op de beschermde gebieden. In de strategische milieubeoordeling van de Stadsregio Arnhem Nijmegen ten behoeve van het Regionaal Plan 2005-2010 is geconstateerd dat de effecten op de Vogel en Habitatrichtlijn (VHR) ten gevolge van woningbouw, binnen de aangegeven contouren de VHR gebieden niet beïnvloeden door ze op bestaande bebouwing aan te sluiten. In dat kader is wel aangegeven dat de toetsing van plannen in de nabijheid van een beschermd gebied betrekking heeft op gebieden binnen een afstand van 2 kilometer. Dit project ligt daar binnen.

Flora en faunawet

In het kader van de monitoring Malburgen zijn in de periode 2005-2007 de waarnemingen van vogels, vleermuizen, amfibieën en planten geactualiseerd. Deze montering loopt ook door in de periode tot 2012. Samenvattend komen er in Malburgen 89 verschillende soorten voor, beschermd conform de Flora- en faunawet. Daarvan zijn er 57 broedvogels, die tevens beschermd zijn conform de soortbescherming van de EU Vogelrichtlijn.

De soorten van tabel 3 Flora- en faunawet die voorkomen in het plangebied zijn de gewone dwergvleermuis, de rosse dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis, de watervleermuis, de laatvlieger en de rugstreeppad waargenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.741-0301_0005.jpg"

Gemeentelijke groencompensatie en Groenbalans

Malburgen heeft een vastgestelde Grondexploitatie van voor 2 oktober 2006. De gemeentelijke groencompensatie is dus niet van toepassing.

Om grip te krijgen op de groenbalans, moet deze wel in beeld worden gebracht.

Groenplan – gebiedstypen

De Dijkzone heeft het Groenplan het gebiedstype 'polderlint' en kent een parkachtige inrichting. Hoewel het park een afwisseling van open en dichte ruimtes kent met water, oeverzone, bomen, bosplantsoen en ruigte, is de kwaliteit niet optimaal.

In het Groenplan – Visie Ecologie staat het plangebied benoemd als 'Natuurkern'. Het streven is een dijktalud met bloemrijk stroomdalgrasland en glanshaverhooiland.

De dichte boombeplanting zorgt voor schaduw op de dijk, waardoor de stroomdalflora op de dijk vrijwel niet tot ontwikkeling komt.

Beschrijving van de groenstructuur

De dijkzone presenteert zich vooral als een beboste wal aan de uiterwaarden. Door dit grote contrast van de het open rivierenlandschap en de dichte beplanting van de dijkzone wordt deze presentatie extra gedramatiseerd. Het park markeert ook een overgang in de stad, tussen noord en zuid; de beplanting maakt in dit geval de stad leesbaar. Het dijkpark wordt op dit moment gedomineerd door een dominante boomstructuur, vooral ten westen van de locatie Visserslaan. Grote populieren bepalen het beeld vanaf de stad en vanuit de wijk. Deze bomen hebben niet het eeuwige leven maar zijn ook niet in een zodanige staat dat ze op korte termijn al zouden verdwijnen.

Daarom zal de bebouwing in de dijkzone zich zoveel mogelijk voegen in de hoogte van deze boomstructuur.

Het park kent een aantal bijzondere natuurwaarden. Dat dankt zij vooral aan de oude bomen en aan de ligging direct aan de uiterwaarden. Het park kent echter ook een aantal verwaarloosde delen: slecht onderhouden beplanting en paden, sociaal onveilige situaties en zwerfafval..

5.2.5.2. beschrijving ontwikkelingen

Activiteiten die effecten hebben op de (potentiële) natuurwaarden.

Natura 2000

De herinrichting van het gebied is gericht op het ontwikkelen van een woon en recreatief verblijfsgebied in een parkzone. Daarbij is met bestaande natuurwaarden zoveel mogelijk rekening gehouden. Tijdens de uitvoering en na realisatie van het project worden geen verstoringen verwacht op het Natura 2000 gebied Gelderse Poort, omdat er:

  • geen sprake is van areaal vermindering binnen Natura 2000 gebied.
  • geen structurele verandering plaats vinden aan de grondwaterstand en er dus geen sprake is van verdroging ten gevolge van deze bebouwing.
  • geen sprake is van vernatting of verdroging met negatief effect op bepaalde vegetaties.
  • de geluidsbelasting niet direct, nog indirect toeneemt.
  • verlichting vanuit dit gebied geen effect geeft op de gebiedsbescherming; daarnaast is binnen het plan uitgangspunt dat de lichtuitstraling naar de grote groen eenheid, gezien de bestaande waarden voor o.a. vleermuizen tot een minimum wordt beperkt.
  • geen sprake is van mechanische effecten op de omgeving.
  • geen sprake is van versnippering dat effect kan hebben op het Natura 2000 gebied; de wijze van inrichting van het gebied maak het mogelijk dat het gebied als langgerekt ecologisch zone blijft functioneren.
  • geen wijziging van invloed door menselijk (recreatief) gebruik, de recreatieve opvang wordt binnen Malburgen geoptimaliseerd.

In het kader van het vraagstuk versnippering dient te worden opgemerkt dat de herontwikkeling van Malburgen het mogelijk heeft gemaakt de bestaande dijk van de Neder-Rijn bij de Bakenhof te verleggen, waardoor ca 11 ha oorspronkelijk binnendijks gebied buitendijks is komen te liggen. Natuurontwikkeling is daar inmiddels in gang gezet.

Gezien het plan, waarbij de realisatie van woningbouw in nauwe samenhang met een landschappelijke en natuurlijke inrichting plaats vind, waarbij bestaande natuurwaarden zoveel mogelijk worden gerespecteerd; gezien de ligging ten opzichte van Natura 2000 gebied en het ontbreken van een directe verbinding tussen dit plan en het Natura 2000 gebied, is er voldoende zekerheid dat er geen sprake is van negatieve effecten op de doelen van de gebiedsbescherming. Er vind geen beïnvloeding plaats.

Flora- en faunawet

Door de werkzaamheden kunnen schadelijk effecten optreden ten aanzien van beschermde soorten binnen het plangebied. Door de bouw van de torens zal een aantal grote bomen en een aantal struiken van de dijkzone verdwijnen. De ecologische waarden zal op den duur worden vergroot door:

  • Het aanplanten van inheemse bomen (o.a. els, es en wilg) en struiken (o.a. sleedoorn, Hazelaar en meidoorn).
  • Het intensieve maaibeheer van het grasland om te vormen naar extensief beheerd hooiland. Hiervoor zal mogelijk wel een verschraling van de toplaag van het maaiveld noodzakelijk zijn.
  • Het maken van zoomvegetaties.
  • Op de daken van 1 van de 2 parkeervoorzieningen een vegetatiedak aan te leggen waarop in ieder geval de ontwikkeling van een hooilandvegetatie mogelijk wordt gemaakt. De grasdaken hebben een afmeting van ca. 30 x 50 meter en zijn dus groot genoeg om in de grootschalige groenstructuur van het park een rol te spelen.
  • Het aanleggen van een beplante grondkorf of een groenscherm met struweelvegetatie aan de zuidranden van de parkeervoorziening. Door (zoveel mogelijk) streekeigen plantmateriaal te gebruiken voor de opbouw van deze groene wand kan een rijke toevoeging aan de natuurwaarden van het park worden geleverd. Tevens is het mogelijk om openingen in deze wanden te maken die als nestgelegenheid gebruikt kunnen gaan worden. Dat geldt ook voor de groene wand tussen de a-watergang en het park. Deze wand sluit direct aan op het open water van de a-watergang en biedt daarmee weer andere kansen voor flora en fauna.

Voor de ontwikkeling in Malburgen is een ontheffing Flora- en faunawet verkregen (FF/75C/2007/0325A). De ontheffing geldt voor 1 plantensoort, 4 vleermuissoorten en 2 amfibiesoorten.

In de ontheffing zijn voorwaarden gesteld. Voor de dijkzone geldt vooral het toepassen van verlichting met aangepaste armaturen in de vliegroute van vleermuizen.

In Malburgen en ook in het plangebied zijn vogels met vaste rust en verblijfplaats aangetroffen, waaronder grote bonte specht en buizerd. Voor het verstoren is ontheffing aangevraagd. Deze is echter niet verkregen, omdat de planuitwerking nog niet gedetailleerd genoeg is in deze fase van het plan. Het bevoegd gezag geeft aan dat gedurende de verdere detaillering van het plan moet blijken of daadwerkelijke verstoring of vernieling plaatsvindt van de nesten. Wanneer dit het geval is, moet er een ontheffing Flora- en faunawet worden aangevraagd.

Activiteiten die effect hebben op de groenstructuren en het gebruik.

De ontwikkeling van de woningbouw zal nieuwe kansen geven voor de ontwikkeling van het park. De inpassing van de woningen gebeurt zorgvuldig, waardoor het park niet gefragmenteerd wordt of geïsoleerd raakt. Het aanwezige groen en de aanwezige paden worden opgeknapt en er wordt hoogwaardig groen teruggebracht. Door de woningbouw wordt de sociale veiligheid verbeterd en zal er een betere relatie worden gelegd tussen de woningbouw van Arnhem-Zuid, het park en de uiterwaarden. Dit zal zowel in ruimtelijke zin (doorzichten) als in functionele zin (paden) worden bewerkstelligd.

Gemeentelijke groencompensatie en Groenbalans

Door te gaan bouwen in het park van de dijkzone gaat er groen in de wijk verloren. Door de toepassing van groene daken en groene wanden (verticale tuinen) wordt dat verlies voor een groot deel gecompenseerd.

Voor het gehele plangebied en per locatie zijn de volgende oppervlaktes te onderscheiden:

  • Oppervlakte woontorens: De woontorens zijn harde oppervlaktes die aan het groenareaal worden onttrokken.
  • Oppervlakte parkeervoorziening: De parkeervoorzieningen worden verharde ruimtes die, met uitzondering van de locatie bij de Nelson Mandela brug, worden voorzien van vegetatiedaken. Hierdoor wordt er niet alleen maar groenareaal onttrokken maar wordt er ook weer groen toegevoegd. De dakconstructie wordt zodanig vormgegeven dat er op het dak een hooi- en schraal grasland vegetatie mogelijk is, wat vergelijkbaar is aan de inrichting van het maaiveld in het park in de volle grond. Deze ingreep is cruciaal in beleving van het park vanaf de dijk: het park loopt schijnbaar door tussen de torens, de auto's worden in zijn geheel aan het zicht onttrokken.

Van het gehele bomenbestand in de dijkzone is door Cobra boomadviseurs een boomwaardebepaling uitgevoerd. De aantallen in deze kolom zijn afkomstig uit het rapport ''492 bomen Dijkpark Malburgen Arnhem”, dossier 20261, d.d. 12 januari 2009. Er is per locatie aangegeven welke bomen ten behoeve van de bouw (tijdens de bouw) verwijderd dienen te worden om de bouw van de torens mogelijk te maken. Dit areaal is groter dan de werkelijke voetprint van de bebouwing omdat tevens rekening is gehouden met de te verwachten bouwplaatsinrichting.

Ten gevolge van de bebouwing en infrastructuur die in de dijkzone wordt ontwikkeld, gaat er dus groen verloren. Een gedeelte van dit te verdwijnen groen wordt gecompenseerd in nieuw vergelijkbaar groen. Daarnaast worden er vegetatiedaken ingericht als compenserende maatregel.

5.2.5.3 Conclusie

Natura 2000

Aangezien negatieve effecten (verstoring- en verslechtering) op de doelen kunnen worden uitgesloten, is geen vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet vereist.

Flora- en faunawet

Voor Malburgen is in 2002 een ontheffing conform artikel 75C van de Flora en faunwet verkregen. Deze is in 2008 geactualiseerd (FF75C/2007/0325A).

De gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de aan de ontheffing verbonden voorwaarden. Onder andere:

  • dat de compenserende maatregelen dienen uitgevoerd te worden, zoals aangegeven in het “Projectplan Herstructurering wijk Malburgen” d.d. 26 juli 2007.
  • dat er monitoring van flora en fauna plaatsvindt. Bij de monitoring worden de effecten van de stedelijke herontwikkeling op de natuur nagegaan. De soortgroepen vogels, zoogdieren, vlinders, vaatplanten en amfibieën zijn en worden in beeld gebracht in de periode 2007-2012.
  • dat gedurende de verdere detaillering van het plan moet blijken of daadwerkelijke verstoring of vernieling plaatsvindt van vaste rust- en verblijfplaats van vogels. Wanneer dit het geval is, moet er een ontheffing Flora- en faunawet worden aangevraagd.

Groencompensatie, Groenbalans en Groenplan

  • De totale groenbalans voor de ontwikkeling in Malburgen blijft gelijk. Daarnaast vindt er een kwalitatieve verbetering van het groen in Malburgen Dijkzone-West plaats met inheemse bomen en struiken, vegetatie daken en vertikaal groen.
  • De parkzone krijgt de bestemming 'park, met behoud van natuur en landschapswaarden'.

5.2.6 Water

5.2.6.1 Beschrijving van de watersystemen in het plangebied

Oppervlaktewater

In het plangebied is oppervlaktewater aanwezig in de vorm van meerdere watergangen waaronder de kwelsloot die evenwijdig en aan de zuidkant van de bandijk loopt. Ten noorden van het plangebied stroomt de rivier de Neder-Rijn welke een grote indirecte invloed heeft op de waterstand in de watergangen. Bij hoge rivierwaterstanden stroomt water via de ondergrond als kwel de wijk binnen; bij lage rivierstanden zakt het water vanuit de wijk via de bodem weg richting de rivier.

Het watersysteem van de wijk Malburgen West heeft een streefpeil van 9 m. + N.A.P. en watert onder vrij verval af richting het poldersysteem in de Betuwe. Ten tijden van grote afvoeren, wordt het gemaal Drielse Dijk in werking gesteld.

De kwelsloot aan de bandijk is door middel van stuwen afgesloten van de rest van het watersysteem. Zo wordt voorkomen dat in perioden met lage waterstand op de Neder-Rijn door de infiltrerende werking van de kwelsloot de rest van het watersysteem droog komt te staan.

De watergangen, waaronder de kwelsloot, zijn eigendom van Waterschap Rivierenland. Het Waterschap is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud.

Grondwater

De grondwaterstroming is zuidwest gericht. De gemiddelde grondwaterstand van het plangebied is 8,5 tot 9 m. + N.A.P. De waterstand van de Neder-Rijn heeft invloed op het grondwaterpeil waardoor het peil kan fluctueren. De maaiveldhoogte varieert tussen de 10 en 11 m. + N.A.P. De dijk vormt hier een uitzondering op.

Het zuidoosten van het plangebied valt onder de 25 jaars intrekzone van drinkwaterwinningstation Ir. H. Sijmons. Voor dit grondwaterbeschermingsgbied geldt dat alleen bestemmingen worden toegestaan die geen hoger bodem- en/of grondwaterrisico veroorzaken dan de vigerende bestemming (stand-still-principe) dan wel bestemmingen die een verbetering ten opzichte van de bestaande bestemming betekenen (step forward-principe). Bij de beoordeling of aan het stand still/step forward-principe wordt voldaan, wordt uitsluitend een ruimtelijke afweging gemaakt. Of een risico kan afnemen door het treffen van milieuhygiënische maatregelen wordt niet in de afweging meegenomen.

Afvalwatersysteem

De wijk Malburgen heeft een deels gescheiden en een deels geïntegreerd rioolstelsel. Het vuilwater komt bij het gemaal Gelderse Rooslaan terecht waarna het verder wordt getransporteerd. Bij het geïntegreerd rioolstelsels wordt het hemelwater oppervlakkig afgevoerd en komt via eventuele bodempassages, in de omliggende watergangen terecht .

Waterkering

Onderdeel van het plangebied is de bandijk langs de Neder-Rijn. Deze dijk heeft een waterkerende functie en is eigendom van en in beheer bij Waterschap Rivierenland. De waterkering bestaat uit de dijk (de kernzone) en de aan beide zijden grenzende beschermingszones waarbinnen de steunberm en de kwelwatergang vallen.

Het geheel van kernzone en beschermingszones is beschermd door de Keur en Legger van Waterschap Rivierenland.

5.2.6.2. Watersystemen in het ontwikkelings gedeelte

Oppervlakte water

Toename van verhard oppervlak moet gecompenseerd worden. Deze compensatie kan op meerdere manieren gerealiseerd worden. Als gekozen wordt voor het aanleggen van open water, dan is de vuistregel dat het oppervlak aan open water ongeveer 10% van de toename aan verharding bedraagt. De exacte toename wordt door het Waterschap bepaald.

Grondwater

In de beheerdelen vindt geen verandering van de situatie plaats. In de ontwikkeldelen mogen geen negatieve effecten op het grondwater plaats vinden. Een (geo-) hydrologisch onderzoek kan noodzakelijk zijn om de effecten van en op het grondwater, zoals bij ondergronds bouwen, inzichtelijk te maken. In de beheerdelen vindt geen verandering van de situatie plaats.

Afvalwatersysteem

In de ontwikkeldelen moet een geïntegreerd rioolstelsel worden aangelegd. Dit betekent dat alleen het afvalwater nog via een riool mag worden afgevoerd. Hemelwater afkomstig van verontreinigde oppervlakten zoals parkeerplaatsen en wegen moeten gereinigd worden voordat het op het oppervlaktewater geloosd wordt. In de beheerdelen vindt geen verandering van de situatie plaats.

Waterkering

Ontwikkelingen binnen de kernzone en de beschermingszones van de dijk zijn keurplichtig bij het Waterschap.

Overleg gemeente en waterbeheerders

De waterparagraaf is ook verstuurd naar waterschap Rivierenland en naar Rijkswaterstaat. Eventuele reactie volgt nog.

5.2.6.3. Conclusie

Voorwaarden voor het bestemmingsplan zijn:

  • Aandacht voor de op de waterattentiekaart aangegeven voorzieningen. Deze mogen niet beperkt worden in hun functioneren
  • Dijkzone valt onder de Legger en Keur van Waterschap Rivierenland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.741-0301_0006.jpg"

Waterattentiekaart

5.2.7 Bodem

5.2.7.1. Beschrijving bodemkwaliteit in het plangebied

Beheerbestemmingsplan
Voor het beheerbestemmingsplan is met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd van de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied.

Uit de inventarisatie is gebleken dat in het beheerbestemmingsplangebied de volgende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn:

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.741-0301_0007.jpg"

kaartje plangebied met locatienummers.

Locatienaam locatienummer op kaartje

Vlierstraat 5, ondergrondse HBO tank, 1
Gelderse Rooslaan 20, sterk verontreinigde grond bij voormalig tank 2

Arnhem Zuid Lnr 52 (demping) 3

Arnhem Zuid Lnr 51 (demping) 4

Stadswaarden Lnr 30 (demping) 5

Stadswaarden Lnr 33 (demping) 6
Stadswaarden Lnr 92 (demping) 7

Stadswaarden Lnr 32 (demping) 8

Ontwikkellokatie (WW3, WW4 en Dijkzone Malburgen West)

Voor de ontwikkellocatie is een inventarisatie uitgevoerd van alle beschikbare bodemkwaliteitsgegevens en historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn bodemrapporten/-documenten geraadpleegd.

Voor de ontwikkellocatie Dijkzone West zijn, naast het gemeentelijk bodeminformatiesysteem, de volgende bodemrapporten/-documenten geraadpleegd:

  • Actualisatie historisch onderzoek, afdeling water&bodem gemeente Arnhem, projectnummer 5035.2429.59537, 2005.
  • Bodemonderzoek Dijkzone, Tauw, projectnummer 4541443, 21 november 2007.

Ter plaatse van het plangebied zijn geen bekende gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend.

Wel zijn er op of in de directe omgeving bodembedreigende activiteiten geregistreerd.

Locatienaam locatienummer op kaartje

Stadswaarden Lnr 30 (demping) 5

Stadswaarden Lnr 33 (demping) 6

Stadswaarden Lnr 32 (demping) 8

Deze verdachte locaties zijn in bovenstaand bodemonderzoek onderzocht en de onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouw. In de grond zijn slechts lichte verontreinigingen aangetroffen, in het grondwater is sprake van plaatselijk sterk verhoogde gehalten arseen, deze zijn vaker voorkomend in de omgeving en hebben een natuurlijke oorzaak.

Overige bodeminformatie

In het plangebied is op basis van de bodemkwaliteitskaart/zoneringskaart van de gemeente Arnhem licht verontreinigde grond te verwachten.

  • Ten noorden en ten westen van het plangebied liggen voormalige cstortplaatsen;
  • De Monchyplein, lokatienummer 0314, verontreiniging met minerale olie en aromaten. (zie kaartje nr 10) in grond en grondwater ten gevolge van voormalig tankstation activiteiten.

5.2.7.2. Conclusie

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. In de nabijheid van het plangebied liggen wel grondwaterverontreinigingen.

Beheerbestemmingsplan

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de aanwezige bestemmingen/functies in het beheerbestemmingsplangebied.

Ontwikkellokatie (WW3, WW4 en Dijkzone Malburgen West)

Voor de ontwikkeling van het terrein zijn geen sanerende maatregelen nodig. Mochten er ontwikkelingen plaats vinden dat moet deze uitgevoerd worden conform de richtlijnen uit de “gele bundel”.

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de planontwikkeling op de ontwikkellocatie en voor de financiële uitvoerbaarheid daarvan, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. 1. Tijdens de werkzaamheden, moet indien er wordt bemalen rekening gehouden worden met in de nabijheid liggende grondwaterverontreinigingen.
  2. 2. Bij de bouwaanvraag moet een recent (niet ouder dan 5 jaar) verkennend onderzoek worden bijgevoegd. Met als aanvullende voorwaarde dat het gebruik van de locatie ongewijzigd is en zich in tussentijd geen bodembedreigende situaties hebben voorgedaan.
  3. 3. Als de bouwaanvraag na 2012 wordt ingediend moet een verkennend onderzoek worden uitgevoerd.
  4. 4. Voor afvoer en hergebruik van grond gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit en/of Actief Bodembeheer.

5.2.8 Cultuurhistorie en archeologie

5.2.8.1. Beschrijving van het plangebied

Archeologie

Het plangebied ligt in het Oost-Nederlandse rivierengebied. Volgens de archeolandschappelijke eenhedenkaart van Arnhem-Zuid bevinden zich in het plangebied (recente) stroomruggronden. Een stroomrug is een oude riviertak met oeverwallen. Afzettingen bestaan uit zand en zandige klei. Verder weg van de rivier werden de fijnere kleideeltjes afgezet, in komvormige laagten. Dit zijn de komgebieden. Door de natte omstandigheden kon hier ook veenvorming plaatsvinden. Uitgestrekte komgebieden komen voor ten zuiden van het plangebied. In het plangebied zijn op een dieper niveau behalve stroomrugafzettingen ook pleistocene (i.e. ijstijd-) grindige rivierafzettingen te verwachten. In Malburgen zijn diverse oude riviertakken bekend. Naar verwachting kan het afzettingsmilieu als energetisch worden bestempeld, een omgeving waar rivieren veel en regelmatig sedimenteerden. Hierbij zullen ook oudere afzettingen geërodeerd zijn geraakt.

In de directe omgeving liggen meerdere vindplaatsen. Deze clusteren vooral in de Polder Meinerswijk, waar door diverse partijen onderzoek is gedaan zoals de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Laatstgenoemde instantie heeft in Meinerswijk het Romeinse castellum onderzocht. De AWN heeft ter hoogte van De Praats en Huis Meinerswijk onderzoek gedaan. De geschiedenis van De Praats blijkt terug te gaan tot de 14e eeuw; ter hoogte van Huis Meinerswijk (al op 16e-eeuws kaartmateriaal te zien) zijn 13e-eeuwse vondsten gedaan. Oostelijk van het plangebied, in Malburgen-Oost bevindt zich de oude nederzettingskern Malburgen. In de 14e eeuw werd hier een (reeds verdwenen) kerk gebouwd; eromheen ontstond een kleine nederzetting. Nabij stond een kasteel: de Malenberg. Mogelijkerwijs gaat de geschiedenis van Malburgen terug tot de vroege middeleeuwen.

In het plangebied ligt vindplaats hp2 (nummering: volgens rapport archeologische verwachtingskaart Arnhem-Zuid), “De Sluis”. Dit betreft een onverhoogde huisplaats uit de late middeleeuwen-nieuwe tijd. Een andere archeologische waarde betreft in een 1930 verdwenen sluis/stuw. Beide sites liggen vlakbij elkaar aan de noordoostzijde van de Eldenseweg.

In het plangebied hebben twee onderzoeken plaatsgevonden. Onderzoeksmelding 19532 betreft een booronderzoek net ten noorden van de Batavierenweg. Hier zijn kronkelwaardafzettingen aangetoond, een bevestiging van het energetische milieu van het plangebied. Aanwijzingen voor een vindplaats zijn niet gevonden. Onderzoeksmelding 10408 betreft een groot booronderzoek in het westelijke deel van het plangebied. Hierbij is vindplaats hp2 aangetroffen. Aanbevolen is om ter hoogte van hp2, bij verstorende werkzaamheden, een proefsleuvenonderzoek uit te voeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.741-0301_0008.jpg"

kaartje onderzoeksmeldingen

Cultuurhistorie

De cultuurhistorische betekenis van Malburgen-west is vooral verbonden met de ontwikkelingsgeschiedenis van een stad die zich herstelt van een verwoestende oorlog en oplossingen zoekt voor een woningnoodprobleem. Daartoe wordt de “sprong over de rivier” die in de dertiger jaren van de 20 ste eeuw is ingezet, weer opgepakt.

Op objectniveau zijn er slechts 2 gebouwen van cultuurhistorische waarde. De Helige Geestkerk aan de Gelderse Rooslaan (1955, P. en J. Starmans) heeft enige cultuurhistorische waarde maar is niet aangewezen als rijks of gemeentelijk beschermd monument. Het Brinkman Visser-gemaal aan de Gelderse Rooslaan is nauw verbonden met de ontwikkeling van Malburgen-west en is beschermd als gemeentelijk monument.

Brinkman Visser-gemaal, Gelderse Rooslaan

Het "Ir. M.A. Brinkman Visser Gemaal", een historisch poldergemaal uit 1934, gebouwd in functionele zakelijke trant, is gelegen aan de zuidzijde van de Gelderse Rooslaan, nabij de verbindingsweg tussen Elden en het Arnhemse Centrum in een nog open gebied van de wijk Malburgen-west. Dit westelijke deel van de Gelderse Rooslaan is gelegen op de Bandijk en het gemaal is deels in het dijktalud ingebouwd.

Nadat door de "Brug-commissie" de plaats voor de te bouwen vaste brug over de Rijn was vastgesteld (men koos voor de reeds in 1913 voorgestelde en ook in Schaaps uitbreidingsplan van 1917 opgenomen "Lauwersgracht-variant") en begonnen werd met de bouw ervan in 1932, kwamen de stadswaarden (het latere Malburgen) in beeld als plaats waar de stad zich met name middels arbeiders- en middenstandswoonwijken fors zou kunnen uitbreiden. Op dat moment was een algeheel uitbreidingsplan van bureau Granpré Molière, Verhagen & Kok in voorbereiding, en dit bureau werd verzocht om snel een nader plan te ontwikkelen voor Arnhem-Zuid.

Deze stadswaarden omvatten een uitgestrekt uiterwaardengebied dat tijdens hoge waterstanden van de Rijn geheel of gedeeltelijk onderliep. Om hier te kunnen bouwen en om te vermijden dat de Rijksweg die moest aansluiten op de nieuwe Rijnbrug over een grote lengte op een dijk moest worden aangelegd (een zeer kostbare optie), werd door de gemeente Arnhem aan het Rijk voorgesteld om het gebied te bedijken en in te polderen. Met voortvarendheid ging men aan de slag om de plannen voor de totstandkoming van de polder Malburgen op te zetten en uit te werken. Het plan omvatte diverse onderdelen, waaronder de bedijkingen, doorlaatbruggen voor de weg die naar de nog altijd bestaande schipbrug leidde, de realisatie van de "Groene rivier" (een met grasland bedekte droge rivierbedding waar zich in het voorjaar het smeltwater in kon verzamelen) en natuurlijk ook de bouw van een gemaal dat de polder Malburgen moest gaan bemalen.

Het gemaal werd genoemd naar ir. M.A. Brinkman Visser, die sedert het vertrek van W.F.C. Schaap in 1920 de directeur van Gemeentewerken was. Met de bouw van de brug, de aanleg van de dijken en dit gemaal (dat samen met het kleine gemaal in Molenbeke het enige vooroorlogse voorbeeld is van alle nog in werking zijnde gemalen in Arnhem) werd de aanzet gegeven voor de bouw van Arnhem-Zuid, de sprong van de Arnhemmers over de Rijn, die aanvankelijk met de nodige weerzin werd genomen. De eerste woningen, gebouwd vlak voor de Tweede Wereldoorlog in het oostelijk deel van de polder langs en om de Huissensestraat, werden met de grootste moeite verhuurd, maar uiteindelijk zouden zich na de Tweede Wereldoorlog vele Arnhemmers en nieuwkomers massaal ten zuiden van de Rijn vestigen, waardoor Arnhem-Zuid in meerdere sprongen zou uitgroeien tot een omvangrijk stadsgedeelte. Het historische Brinkman Visser-Gemaal is in dit kader één van de weinige tastbare overblijfselen die herinneren aan de ontwikkeling van de polder Malburgen, waar het huidige Arnhem-Zuid haar oorsprong in vindt. De zakelijke architectuur is vrij gaaf bewaard gebleven, terwijl ook nog de pompen met motoren volledig voorhanden zijn, waardoor het kan worden beschouwd als een belangwekkend monument van bedrijf en techniek.

Op structuurniveau kenmerkt Malburgen-west zich als een rationeel en functioneel opgezette arbeiderswijk. De portiekflats en woningrijen staan strak in het gelid en verwijzen naar de architectonische en stedenbouwkundige opvattingen van de “moderne stroming”, die zich afzet tegen de Delftse School van het bureau van Granpré Molière, Verhagen en Kok dat verantwoordelijk was voor de eerste opzet van Malburgen (oost) in de dertiger jaren.

Samenvatting

De cultuurhistorische waarde van de wijk Malburgen-west is bescheiden en vooral verbonden met de ontwikkeling van een uitdijende stad die de “sprong over de rivier” heeft gemaakt. Met name de rationele stedenbouwkundige structuur van deze naoorlogse woonwijk is erg gevoelig voor aantastingen.

Het Brinkman Vissergemaal is nauw verbonden met de ontstaansgeschiedenis van Malburgen-west. Het gebouw is beschermd (incl. interieur) en wordt beschouwd als een voor de Arnhemse geschiedenis belangrijk monument van bedrijf en techniek. Voor wijzigingen geldt een vergunningplicht conform de Arnhemse erfgoedverordening. De H. Geestkerk is niet beschermd, maar heeft wel enige cultuurhistorische waarde in de context van de Malburgense woongemeenschap. De typisch naoorlogse rationele stedenbouwkundige opzet van de wijk is erg gevoelig voor aantastingen. De oorspronkelijke rooilijnen moeten zoveel mogelijk worden gerespecteerd.

5.2.8.2 Conclusie

Vanwege de aanwezigheid van stroomruggen – de hoger liggende oeverwallen gelden als goede woonlocaties voor de mens in het verleden – geldt in eerste instantie een hoge archeologische verwachtingskans. Vanwege het energetische milieu moet er echter rekening mee worden gehouden dat omstandigheden te nat voor bewoning waren en eventuele archeologische waarden aanzienlijk geërodeerd zijn geraakt. Vanwege deze situatie wordt de verwachtingskans bijgesteld tot middelhoog.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.741-0301_0009.jpg"

Verwachtingskaart archeologie

Conform de erfgoedverordening geldt dat bij bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 40 cm een archeologisch onderzoekstraject moet worden gestart, te beginnen met een bureauonderzoek waaruit moet blijken of en welke vervolstappen noodzakelijk zijn.

Ter hoogte van vindplaats hp2/de verdwenen sluis/stuw geldt een zeer hoge archeologische verwachtingskans. Hier geldt het archeologische onderzoekstraject vanaf ingrepen groter dan 30 m2 en dieper dan 40 cm. Rondom de vindplaatsen (puntlocatie hp2: 189800/442700 en sluis/stuw: 189843/442664) dient een beschermingszone/buffer met een diameter van 100 m te worden opgenomen.

De gebieden met onderzoeksmelding 10408 (exclusief de hierin gelegen vindplaats hp2) en 19532 bevatten geen archeologische vindplaatsen/waarden. Hiervoor geldt geen verder archeologisch regiem.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording

Het plangebied heeft een middelhoge archeologische verwachtingskans. In twee gebieden is reeds onderzoek verricht. Hierbij is één vindplaats aangetroffen, nabij een sluis die in de jaren '30 van de vorige eeuw is verdwenen. Het bestemmingsplan moet voorzien in bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebieddeel buiten de reeds onderzochte zones en de bescherming van vindplaats/sluis. Voor de reeds onderzochte gebieden waar geen archeologische waarden zijn aangetroffen, geldt geen verder archeologisch regiem.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving en -verantwoording

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de plankaart en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de plankaart en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.

6.2 Opzet Van De Regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting is op 1 januari 2010 van kracht geworden. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is sinds 1 juli 2009 verplicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  1. 1. Artikel 1 Begrippen
    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
  2. 2. Artikel 2 Wijze van meten
    Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
  2. 2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  3. 3. Afwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels
  4. 4. Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

In paragraaf 6.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.

6.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  1. 1. Artikel 18 Antidubbeltelregel
    Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend
  2. 2. Artikel 19 Algemene bouwregels
    Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage.
  3. 3. Artikel 20 Algemene gebruiksregels
    In dit artikel zijn de algemene bouwregels opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan.
  4. 4. Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen.

  1. 5. Artikel 22 Algemene afwijkingsregels
    In dit artikel worden de voorwaarden beschreven waaronder kan worden afgeweken van een bestemmingsregel. Deze afwijkingen kunnen worden toegepast op alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De afwijkingen dei uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.

6.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

6.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

6.3.1 Algemeen

Parkeernormen

Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening kunnen parkeernormen niet meer worden opgenomen in de bouwverordening. Dit betekent dat de gemeente bij nieuwbouwplannen niet meer een aantal parkeerplaatsen kan eisen. Indien bij de bouw van nieuwe woningen, kantoren of andere functies onvoldoende parkeerplaatsen worden aangelegd, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de omgeving. Om bij nieuw- en verbouw toch de mogelijkheid te hebben de aanvrager te verplichten een minimaal aantal parkeerplaatsen aan te laten leggen, kan hiervoor een parkeernorm worden opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan is gekozen om voor de bestemmingen , ' 'Centrum', "maatschappelijk", sport" en 'Wonen' een verwijzing op te nemen naar de parkeernormen die opgenomen zijn in bijlage 1. bij de regels

De parkeernormen die zijn opgenomen in de bijlage komen voort uit de CROW-publicatie 182: Parkeercijfers - basis voor parkeernormeringen. In de parkeernorm is voor de verschillende functies aangegeven hoeveel parkeerplaatsen er moeten worden aangelegd op eigen terrein en hoeveel plaatsen er bereikbaar moeten zijn voor de bezoekers. Per functie wordt verwezen naar de bestemmingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Bij de bestemming/functie wonen wordt voor een rijwoning een andere norm voorgeschreven als voor een halfvrijstaande of vrijstaande woning. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende woningtypes zoals studentenhuizen, kamer bewoning en aanleunwoningen/serviceflats terwijl bewoners van deze woningtypes normaal wel minder auto's bezitten. Daarvoor is binnen de bestemmingen een ontheffing opgenomen waarmee een lagere parkeernorm kan worden vastgesteld. Voorwaarde is wel dat deze lagere norm niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.

6.3.2 Afzonderlijke bestemmingen

In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken. Er kan worden gekozen om bepaalde bestemmingen in één subparagraaf te behandelen zoals Bedrijf en Bedrijf - Nutsvoorziening, Groen en Groen - Park en de Verkeerbestemmingen.

Per bestemming wordt ingegaan op:

  • welke gronden zijn zo bestemd;
  • wat houdt de bestemming in;
  • eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden;
  • vergelijking vigerend bestemmingsplan zowel qua functie als qua bebouwing;

6.3.3 Bedrijf-Nutsvoorziening

Deze bestemming (artikel 3) is bedoeld voor nutsbedrijven of soortgelijke instellingen. Dit zijn bedrijven, gericht op de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, de verzorging van telecommunicatie of de afvoer en verwerking van afvalstoffen.

Er is gekozen om deze voorzieningen/bedrijven specifiek als nutsvoorziening te bestemmen. Een algemene bedrijfsbestemming maakt naast nutsvoorzieningen op deze locatie ook andere bestemmingen mogelijk zoals een autobedrijf en dat is hier niet wenselijk.

Naast de nutsvoorzieningen/-bedrijven die expliciet zijn bestemd, zijn er nutsvoorzieningen van geringe omvang zoals transformatorstations en schakelhuisjes, die niet apart bestemd zijn. Voor dergelijke voorzieningen kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen tot maximaal 75m3 binnen elke bestemming.

In dit geval betreft het het Brinkman Visser-gemaal en twee andere nutsvoorzieningen alleen aan de Gelderse Rooslaan.

Vergelijking vigerend bestemmingsplan

In het vigerende bestemmingsplan was het Brinkman Visser-gemaal al opgenomen. De twee nutsvoorzieningen elders langs de Gelderse Rooslaan zijn door een wijziging van de plangrens (o.a Dijkzone) nu ook in dit plan opgenomen. Verder hebben er geen wijzigingen plaats gevonden.

6.3.4 Centrum

Centrum 1 en 2

De winkel-en dienstverlenende functies aan de Hoefbladlaan en Dovenetellaan zijn bestemd als 'Centrum1 en 2' (artikel 4 en 5) Dit is een verzamelingbestemming waarin stedelijke functies zoals detailhandel, horeca (met uitzondering van nachtclubs, discotheken en coffeeshops), kantoren maar ook de functies wonen en maatschappelijk zijn toegestaan. Dit betekent dat deze functies onderling uitwisselbaar zijn. Dit zorgt voor flexibiliteit bij de invulling van het winkelcentrum. Zo kan een bakkerij worden vervangen door een kapper etc. De boven de begane gronden gelegen bouwlagen zijn uitsluitend bestemd voor wonen.

Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan

Deze bestemming is niet gewijzigd behalve dat in het vigerende bestemmingsplan Centrum 1 "Centrumdoeleinden-A" genoemd werd en dat Centrum 2 Centrumdoeleinden-E" genoemd werd.

6.3.5 Groen

In het plangebied is veel groen aanwezig en dat is bestemd als 'Groen' (artikel 6) en 'Groen-Park' (artikel 7).

In het Groenplan is voor groenvoorzieningen een onderscheid gemaakt tussen structureel groen en snippergroen. De groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn de belangrijkste waterlopen en waterpartijen opgenomen in deze bestemming. Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer zijn eveneens toegestaan. Wegen voor doorgaand autoverkeer en parkeren is niet toegestaan. Bij snippergroen wordt afhankelijk van de locatie gekozen voor de groenbestemming of de bestemming Verkeer-verblijfsgebied. Dit hangt af van de grootte van de groenzone en de ligging.

Bebouwing binnen de groenbestemming is uitsluitend toegestaan indien dit binnen de bestemming past zoals speeltoestellen en verlichting met een maximumbouwhoogte van 4 meter.

De grotere groengebieden die een landschappelijke, ecologische of recreatieve functie hebben, zijn bestemd als 'Groen-park'. Dit is een zwaardere bestemming dan groen omdat hier een aanlegvergunningstelsel aan is gekoppeld. Dat betekent dat binnen de bestemming een vergunning noodzakelijk is om bepaalde werkzaamheden uit te voeren zoals het aanleggen van verharding en het kappen van bomen.

Binnen de bestemming 'Groen-Park' is alleen binnen de bestemmings passende bebouwing toegestaan, zoals sppeltoestellen en dergelijke. Daarnaast is er voor het het bestemmingsvlak met de bestemming wonen ten noorden van de Gelderse Rooslaan een ontheffingsmogelijkheid opgenomen om balkons en dergelijke boven de bestemming "Park" te bouwen en om woonbebouwing tot maximaal 1 meter in de bestemming Park toe laten. Dit laatste vooral uit flexibiliteitsoogpunt.

De Dijkzone ligt voornamelijk in deze bestemming.

Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan

Deze bestemming is niet gewijzigd tov het geldende bestemmingsplan, met uizondering van de aangegeven bouwmogelijkheden voor wonen.

6.3.6 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' (artikel 8) is bedoeld voor functies ten behoeve van onderwijs, welzijn, zorginstellingen, cultuur, religie, openbare dienstverlening en therapeutische functies. Voorbeelden hiervan zijn scholen, ziekenhuizen en kerken. Dienstwoningen die horen bij de bestemming, zoals bijvoorbeeld een conciërgewoning of pastorie, zijn indien noodzakelijk toegestaan. Aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca (kantine) is eveneens toegestaan.

Binnen het plangebied zijn verschillende scholen en andere maatschappelijke functies die als zodanig zijn bestemd.

Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan

Deze bestemming is niet gewijzigd tov het geldende bestemmingsplan.

6.3.7 Sport

Deze sportvoorzieningen zijn bestemd als 'Sport' (artikel 9). Bebouwing mag alleen binnen de aangegeven bouwvlakken. Bebouwing buiten de bouwvlakken kan alleen met ontheffing. Het betreft dan bebouwing passend binnen de bestemming zoals fietsenstalling en hekwerken met een maximumbouwhoogte van 3 meter. Voor de bouw van tribunes kunnen Burgemeester en wethouders een hogere maximumbouwhoogte vaststellen. Dit mag geen nadelige gevolgen hebben voor het woon- en leefklimaat in de omgeving.

Lichtmasten zijn buiten het bouwvlak als uitzondering wel toegestaan. Er zijn wel nadere eisen opgenomen waaraan deze lichtmasten moeten voldoen om mogelijke overlast voor aan- en omwonenden te voorkomen.

In het zuiden van het plangebied ligt Sportpark Malburgen-West (vooral in gebruik bij voetbalvereniging MASV met clubgebouw en kunstgrasveld). Er zijn plannen om op termijn dit sportpark uit te breiden met een gras(voetbal)veld met vooralsnog een wijkfunctie aan de noordwestzijde en een Richard Krajicek Playground (ook voor de wijk) aan de zuidoostzijde(Nijmeegseweg).Deze voorgenomen uitbreidingen passen in de bestemming zoals deze nu opgenomen is. Parkeergelegenheid kan binnen deze bestemming gerealiseerd worden.

Vergelijking met het vigerende bestemmingsplan

De bestemming "Recreatieve doeleinden" is gewijzigd in sport. Verder hebben er geen wezenlijke wijzigingen plaats gevonden.

6.3.8 Verkeer

De bestemming verkeer is opgedeeld in een tweetal 'sub-bestemmingen' te weten:

  1. 1. Verkeer-Verblijfsgebied (artikel 10);
  2. 2. Verkeer-Wegverkeer (artikel 11).

Hieronder wordt ingegaan op deze twee sub-bestemmingen.

Verkeer-Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.

Verkeer-Wegverkeer

De bestemming "Verkeer–Wegverkeer" is bedoeld voor wegen die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Onder andere wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming.

De Eldenseweg en Batavierenweg zijn hoofdontsluitingswegen. De Gelderse Rooslaan, Dovenetellaan en Meldestraat ontsluiten Malburgen-West op wijk- en buurtniveau. Wegen, paden, parkeergelegenheid, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming.Op de plankaart is het aantal rijstroken per weg aangegeven.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

Geen wijzigingen t.o.v. het geldende bestemmingsplan.

6.3.9 Water

Artikel 12. In het plangebied ligt een hoofdwatergang, ook wel A-watergang genoemd.

Vanwege zijn belang voor de waterhuishouding is deze in overleg met het Waterschap Rivierenland specifiek als Water bestemd.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

In het geldende bestemmingsplan was deze watergang al wel opgenomen op de plankaart en makte deel uit van de bestemming "groenvoorzieningen" o.a. water en waterlopen.

6.3.10 Wonen

Functie

Alle woningen in het plangebied zijn bestemd als 'Wonen' (artikel 13). Binnen deze bestemming passen verscheidene woonvormen zoals gezinsbewoning, bejaardenhuizen, kamerbewoning (tot maximaal 4 personen), serviceflats, etc. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Bijzondere woonvormen, zonder therapeutische behandeling, passen ook binnen deze bestemming.

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen is hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).

Garageboxen zijn op de plankaart aangeduid met "garage" binnen de bestemming wonen. Naast het stallen van auto's is een beperkte opslag toegestaan, mits gerelateerd aan de woonfunctie. Wonen in garageboxen is niet toegestaan evenmin als bijvoorbeeld detailhandel, prostitutie en bedrijfsmatige activiteiten.

In de bestemming "Wonen" zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld gevangenissen en asielzoekerscentra niet inbegrepen. Deze vormen van wonen zijn, indien van toepassing, in een specifieke vorm van de woonbestemming opgenomen.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen de bestemming 'wonen' zijn twee zones te onderscheiden: de bouwzone en de onbebouwbare zone.

De bouwzone omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst, uitbreidingsmogelijkheden. Als geen bebouwingspercentage is vermeld, mag deze gehele zone worden bebouwd in de aangegeven bouwhoogte, mits aan andere vereisten (bijvoorbeeld welstand) is voldaan.

De onbebouwbare zone is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten, trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.

Voor een groot deel van de onbebouwbare zone geldt een bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Dit betekent dat hier in afwijking van het bepaalde in artikel 19.1 hier buiten het bouwvlak mag worden gebouwd. Deze gronden met deze aanduiding zijn bedoeld voor garages, schuren en beperkte uitbreidingen aan het woonhuis, zoals serres. De maximale bouwhoogte van de bijgebouwen is 3 meter, exclusief kap. De maximale bouwhoogte voor uitbreidingen aan het woonhuis is gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag.

Hoogte van woningen

In het plangebied komen verschillende type woningen voor.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

Het vigerende plan was een globaal eindplan. In dit bestemmingsplan zijn alle reeds gebouwde en nog te bouwen locaties zoals (WW3 en WW4 en Dijkzone) als eindbestemming opgenomen.

6.3.11 Wonen - Woonwagen standplaats

De woonwagens aan de Gelderse Rooslaan zijn bestemd als "Wonen-Woonwagen standplaats" (artikel 14). Het betreft vijf woonwagenstandplaatsen met bergingen en parkeerplaatsen. De zone bijgebouwen is bedoeld voor de ontsluiting en parkeergelegenheid ten behoeve van de woonfunctie. De maximum bouwhoogte voor de woonwagens is 4 meter in één bouwlaag. Bijgebouwen mogen maximaal 3 meter hoog zijn

Vergelijking met het vigerende bestemmingsplan.

Deze bestemming is niet gewijzigd.

6.3.12 Dubbelbestemmingen

De SVBP 2008 geeft ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkel bestemmingen en daar iets over zeggen. In dit bestemmingsplan zijn twee dubbelbestemmingen opgenomen:

Waarde - Archeologie

Deze dubbelbestemming artikel 15 geldt voor de zone in het gebied waarvoor een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingskans geldt. Dit artikel bevat een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen geldende beschermende bouwvoorschriften en nadere eisen. De zone waarbinnen sprake is van een hoge archeologische verwachtingskans is op de plankaart nader aangeduid. Daarnaast is in de regels geregeld dat ter plaatse van de op de plankaart aangegeven zone aanlegvergunningen alleen mogen worden afgegeven wanneer blijkt dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd. Daartoe geldt een onderzoeksplicht. De uitkomst van dit onderzoek is dat, voordat aanlegvergunningen worden afgegeven, het inzichtelijk moet zijn dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd.

Vergelijking met het vigerende bestemmingsplan

In de vigerende bestemmingsplannen is deze bestemming niet opgenomen en worden de archeologische waarden ook niet op een andere wijze beschermd.

Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming artikel16 ligt op en langs de dijk aan de west en noordzijde van dit bestemmingsplan. Uitvoering van werken ten behoeve van de verbetering van de waterkering is toegestaan. Binnen deze bestemming is bebouwing toegestaan mits ondergeschikt aan de waterkerende functie van de dijk. De onderliggende bestemmingen blijven geldig maar mogen de waterkerende functie niet schaden. Ook is geregeld dat alleen werken mogen worden aangelegd als dit is overlegd met de beheerder.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplan

In de vigerende bestemmingsplan is deze bestemming al opgenomen, er hebben geen wijzigingen plaats gevonden

Waterstaat - Waterstaatkundige functies

Artikel 17. Het binnentalud van de waterkering behoort tot het binndendijks gebied van de Rijn, dat mede is bedoeld voor waterberging en vergroting van de afvoercapaciteit bij hoog water. Daarom is voor dit meest noordelijk deel van het bestemmingsplangebied gekozen voor deze bestemming.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

In de vigerende bestemmingsplannen is deze bestemming niet opgenomen en worden de waterstaatkundige belangen ook niet op een andere wijze beschermd.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.
In de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” vastgesteld. In deze nota zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • géén stilzwijgend gedogen;
  • gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
  • gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Een actualisatie van de voorgenoemde nota handhaving is in voorbereiding. Er is echter geen aanleiding om de bovenstaande uitgangspunten te wijzigen. Het is echter niet reëel om te pretenderen alle strijdigheden op het vlak van bouwregelgeving binnen redelijke termijn op te sporen en daar ook actie op te ondernemen. Daarom zal in deze actualisatie een prioriteitsstelling worden opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht zal worden besteed.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende bouwvergunningen en gevolgde ontheffingsprocedures geregistreerd worden.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet

6.5 Exploitatie

Het kostenverhaal en de locatie-eisen voor de ontwikkelgebieden zullen volledig via de gemeentelijke gronduitgifte geregeld worden, Om deze reden geldt geen verplichting tot vaststelling van een exploitatieplan. Het kostenverhaal van de gemeente is hiermee anderszins verzekerd, evenals de locatie-eisen, het tijdvak van realisering en de fasering.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 Bro overleg

Het concept-bestemmingsplan is ook toegezonden aan de instanties, zoals vastgelegd in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), Provincie, Vrom Inspectie en Waterschap Rivierenland. Tevens is het ontwerp-bestemmingsplan ter kennisname toegezonden aan een aantal instanties zoals Volkshuisvesting de Nuon, Gasunie, etc. Van Volkshuisvesting het Waterschap en Rijkswaterstaat zijn reacties ontvangen. De opmerkingen hebben geleid tot wijzigingen in het ontwerp- bestemmingsplan. De indieners van opmerkingen zijn op de hoogte gesteld van de wijze waarop met hun opmerkingen is omgegaan.

Publicatie voornemen ontwikkeling

Volgens artikel 1.3.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het voornemen tot een ontwikkeling worden gepubliceerd. Dit moet vooruitlopend op de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan plaatsvinden. Op 11 augustus 2010 is dit voornemen gepubliceerd in de Arnhemse Koerier.

7.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)

Het ontwerp-bestemmingsplan “Malburgen-West 2010” heeft vanaf 26 augustus 2010 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn twee zienswijzen ingediend. Eén van de zienswijze heeft geleid tot gedeeltelijke wijziging van het bestemmingsplan. Deze wijzigingen zijn terug te vinden in het raadsbesluit behorende bij het raadsvoorstel. Tot slot is het bestemmingsplan voor wat betreft de regels en toelichting aangepast aan de onlangs in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), voorts hebben nog enkele ambtshalve wijzigingen plaats gevonden.

De volgende wijzigingen hebben plaats gevonden;

Op de plankaart :

    1. a. de geluidcontouren uit het geluidonderzoek zijn alsnog op de plankaart toegevoegd;
    2. b. de LPG contour behorende bij een vulpunt buiten het plangebied is gedeeltelijk op de plankaart toegevoegd;
    3. c. WW4, t.a.v. deze ontwikkellocatie zijn een aantal zaken aangepast aan het laatste voorlopig ontwerp inrichtingsplan (VOIRP). Het betreft o.a .wijzigingen in de hoogte van erkers aan hoekwoningen en het toevoegen van terrassen in de woonbestemming van de parkrandwoningen;
    4. d. ontsluiting WW4, de oostelijke ontsluiting van deze ontwikkellocatie op de Gelderse Rooslaan is aangepast, daartoe hebben ter plaatse wijzigingen plaats gevonden in de begrenzing van de bestemmingen “Groen”, “Water”en “Verkeersdoeldeinden – Verblijfsgebied” ;
    5. e. Lupinestraat 51, ter plaatse is bestemmingsgrens aangepast;
    6. f. de (langzaam) verkeersbruggen die nog niet definitief vastliggen zijn met een indicatieve aanduiding “figuur - relatie” op de plankaart aangegeven;

In de regels:

    1. a. artikel 6 “Groen” aan de bestemmingsomschrijving is sub. d toegevoegd. Sub. d luidt als volgt; d. buurtontsluitingswegen voor (langzaam) verkeer, met dien verstande dat (buurt)ontsluitingswegen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van waar de “figuur - relatie” is weergegeven en met dien verstande dat de buurtontsluitingswegen uitsluitend mogen worden gerealiseerd binnen een afstand van maximaal 50 m van de “figuur -relatie;
    2. b. artikel 7 “Groen – Park” aan de bestemmingsomschrijving is sub. d toegevoegd. Sub. d luidt als volgt; d. buurtontsluitingswegen voor (langzaam) verkeer, met dien verstande dat (buurt)ontsluitingswegen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van waar de “figuur - relatie” is weergegeven en met dien verstande dat de buurtontsluitingswegen uitsluitend mogen worden gerealiseerd binnen een afstand van maximaal 50 m van de “figuur -relatie;
    3. c. artikel 7 “Groen – Park” lid 3 “afwijken van bouwregels” is gewijzigd. lid 3 luidt als volgt; 7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2:

voor het realiseren van uitbouwen, zoals balkons, aan de bebouwing in de twee noordelijke bestemmingsvlakken met de bestemming "Wonen" vanaf een hoogte van minimaal 2 meter boven het maaiveld, met dien verstande dat dit uitsluitend geldt voor de noordelijke zijde van deze bouwvlakken en tot een breedte van maximaal 2 meter loodrecht op de desbetreffende gevel;

voor het bouwen ten behoeve van de aangrenzende bestemming wonen tot een afstand van maximaal 1 meter vanaf de grens met de bestemming wonen met dien verstande dat:

dit uitsluitend geldt voor het bouwen ten behoeve van de noordelijk van de gronden met de bestemming “Water”gelegen bestemmingsvlakken met de bestemming “Wonen”;

bebouwing aansluitend aan de noordelijke grens van de onder 1. genoemde vlakken niet is toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in dit lid onder a.

c. In aanvulling op het bepaalde onder b1. van dit lid mag bij toepassing hiervan eveneens het bepaalde onder a. van dit lid worden toegepast, voor zover betrekking hebbend op de bouw van balkons met dien verstande dat dit uitsluitend geldt voor de naar binnen gerichte gevels van de bouwvlakken met de bestemming “Wonen””

    1. a. artikel 10 “Verkeer – Verblijfsgebied” aan de bestemmingsomschrijving sub. d toegevoegd. Sub. d luidt als volgt; d. watergangen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
    2. b. artikel 10 “Verkeer – Verblijfsgebied” aan de bestemmingsomschrijving is sub. i toegevoegd. Sub. i luidt als volgt ; i. buurtontsluitingswegen voor (langzaam) verkeer, met dien verstande dat (buurt)ontsluitingswegen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van waar de “figuur - relatie” is weergegeven en met dien verstande dat de buurtontsluitingswegen uitsluitend mogen worden gerealiseerd binnen een afstand van maximaal 50 m van de “figuur -relatie;
    3. c. artikel 12 “water” , lid 2 bouwregels zijn gewijzigd. artikel 12 lid 2 bouwregels luidt nu als volgt; op de in lid 12.1 genoemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, zoals bruggen, vlonders, dammen en duikers;
    4. d. artikel 13 “wonen” aan de bestemmingsomschrijving is onder a sub. 3 toegevoegd. Sub. 3 luidt als volgt; 3. buurtontsluitingswegen voor (langzaam) verkeer, met dien verstande dat (buurt)ontsluitingswegen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van waar de “figuur - relatie” is weergegeven en met dien verstande dat de buurtontsluitingswegen uitsluitend mogen worden gerealiseerd binnen een afstand van maximaal 50 m van de “figuur -relatie;
    5. e. artikel 21 “Algemene aanduidingsregels” toegevoegd is lid 2 “veiligheidszone-lpg”. Lid 2 luidt als volgt ; 21.2 veiligheidszone - lpg

21.2.1 aanduidingsomschrijving

De gronden binnen de aangegeven "veiligheidszone - LPG" zijn, naast de andere op de kaart voor die gronden aangewezen bestemming tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten vanwege LPG-opslag.

21.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen mogen op in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden gebouwd.

21.2.3 gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze aanduiding wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.

- artikel 21 “Algemene aanduidingsregels” toegevoegd is lid 3 “geluidzone – weg”. Lid 3 luidt als volgt; 21.3 geluidzone - weg

Binnen de op de kaart aangegeven aanduiding 'geluidszone weg' mogen geen woningen worden gebouwd tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder.

- Tot slot is het bestemmingsplan voor wat betreft de regels en aangepast aan de onlangs in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) om deze reden is o.a. art 23 “algemene procedure regels” komen te vervallen.

Bijlage 1 Parkeernorm

In een aantal bestemmingen is een verwijzing naar de parkeernormen opgenomen. Bij nieuw- of verbouw moet aan deze parkeernormen worden getoetst. Voor de verschillende bestemmingen is een parkeernorm weergegeven. De parkeerplaatsen moeten in eerste instantie op eigen terrein worden opgelost.

Van het voor de bestemming noodzakelijke aantal parkeerplaatsen moet het aandeel ten behoeve van de bezoekers bestaan uit openbare parkeerplaatsen of parkeerplaatsen die voor bezoekers bereikbaar zijn. Parkeernormen mogen hier met bezoekersaandeel worden verlaagd.

Functie Norm Aandeel bezoekers
Wonen (Artikel 13 Wonen)
Rijwoning 1,5/woning 0,3/woning
Half vrijstaande, vrijstaande woning (vrije sector) 1,7/woning 0,3/woning
Appartement 1,5/appartement 0,3/appartement
Detailhandel (artikel Centrum -1)
Winkel wijk, buurt, dorp 3,0/100 m² b.v.o. 95%
Horeca (artikel Artikel 4 Centrum- 1 en Artikel 5 Centrum - 2)
Restaurant 13,0/100 m² b.v.o. 95%
Café, bar, discotheek, cafetaria 6,0/100 m² b.v.o. 95%
Kantoren en bedrijven
(Artikel 4 Centrum - 1Artikel 5Centrum - 2 )
Voor kantoren en bedrijven worden 4 vestigingsmilieus onderscheiden. In alle vestigingsmilieus mogen op eigen terrein onbeperkt parkeerplaatsen worden gerealiseerd mits in een gebouwde parkeervoorziening.
minimaal waarvan
maximaal op maaiveld
Gemengd milieu (woonwijken) 1/100 m² b.v.o. 1/200 m² b.v.o. 10%
Sport (artikel Artikel 9 Sport)
Sportveld 20,0/ha. 95%
Cultuur en ontspanning (Artikel8 Maatschappelijk)
Cultureel centrum, wijkgebouw 2,0/100 m² b.v.o. 95%
Maatschappelijk (Artikel 8Maatschappelijk en )
Medisch
Arts, maatschap, kruisgebouw, therapeut 2,0/behandelkamer
(min. 3 parkeerplaatsen)
Onderwijs
Peuterspeelzaal, dagverblijf, crèche 1,0/100 m² b.v.o. excl. halen/brengen
Basisonderwijs 1,0/leslokaal excl. halen/brengen
Gymnastieklokaal 10,0/eenheid
Religie
Kerk, moskee, religiegebouw 0,15/zitplaats 95%

Opmerkingen bij de tabel:

  1. 1. Van het voor de bestemming noodzakelijke aantal parkeerplaatsen moet het aandeel ten behoeve van de bezoekers bestaan uit openbare parkeerplaatsen of parkeerplaatsen die voor bezoekers bereikbaar zijn. Deze regel geldt niet voor de binnenstad (gebied tussen de Rijn, de buitensingels, Willemsplein, Nieuwe Plein). Hier kunnen bezoekers gebruik maken van de betaald parkeerplaatsen. Parkeernormen mogen hier met bezoekersaandeel worden verlaagd.
  2. 2. Voor woningen boven winkels in het kernwinkelgebied (zie bijlage 2) behoeven geen parkeerplaatsen gerealiseerd te worden.
  3. 3. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen in nieuwe woonbuurten (>15 woningen) moet voor de berekening worden uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
    - oprit zonder garage = 0,8 pp
    - garage met oprit = 1,0 pp
    - garage zonder oprit = 0,40 pp
    - carport = 0,85 pp
    - tuinparkeerplaats = 0,50 pp
    - parkeerplaats in het openbaar gebied = 1,0 pp
  4. 4. Wanneer twee of meer functies van dezelfde parkeervoorzieningen gebruik kunnen maken dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheidspercentages zoals opgenomen in CROW-publicatie 182: Parkeerkencijfers – basis voor parkeernormering.
  5. 5. Voor het aantal parkeerplaatsen voor halen en brengen met de auto bij kinderdagverblijf en basisscholen geldt de volgende rekenregel:

    Groep 1 t/m 3: Aantal leerlingen x % leerlingen met auto x 0,5 x 0,75.
    +
    Groep 4 t/m 8: Aantal leerlingen x % leerlingen met auto x 0,25 x 0,85.
    +
    Kinderdagverblijf: Aantal leerlingen x % leerlingen met auto x 0,25 x 075.
    =

    Totaal aantal parkeerplaatsen voor halen en brengen.Het percentage leerlingen dat met auto wordt gebracht en gehaald ligt tussen de 1% en 60%, dit is onder meer afhankelijk van stedelijkheidsgraad, stedelijke zone en de gemiddelde afstand naar school.

    Gemiddeld ligt het percentage op:
    - groepen 1 t/m 3: 30 – 60%
    - groepen 4 t/m 8: 5 – 40%
    - kinderdagverblijf: 30 – 60%

    Bij gescheiden aanvang -en eindtijd van de groepen 1 t/m 3 en 4 t/m 8 mag het aantal parkeerplaatsen met maximaal 40% worden gereduceerd.
  6. 6. Bij de berekeningen wordt uitgegaan van 25% parkeren op eigen terrein. Wanneer het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein 10% meer is, wordt de parkeernorm met 0,05 verhoogd en afgerond. Zo geldt, uitgaande van de norm voor Rijwoning:
    - Parkeernorm 1,5 bij 25% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,6 bij 35% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,6 bij 45% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,7 bij 55% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,7 bij 65% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,8 bij 75% parkeren op eigen terrein.

Bijlage 2 Bedrijvenlijst

SBI-code Nr Omschrijving Afstanden in meters Categorie Indices Pagina
Geur Stof Ge-luid Ge-vaar Grootste afstand Verkeer Visueel Bodem lucht
22 Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media
221 Uitgeverijen (kantoren) 0 0 10 0 10 1 1P 1 96
2223 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1 1G 1 96
223 Reproductiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 10 1 1G 1 96
36 Vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g.
361 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200m² 0 10 10 0 10 1 1G 1 106
50 Handel/reparatie van auto's, motorfietsen; benzineservicestations
5020,4 B Autobeklederijen 0 0 10 10 10 1 1G 1 110
51 Groothandel en handelsbemiddeling
511 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 10 1 1P 1 110
52 Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren
52 A Detailhandel voor zover n.e.g. 0 0 10 0 10 1 1P 1 114
5224 Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel 10 10 10C 10 10 1 1P 1 114
5231, 5232 Apotheken en drogisterijen 0 0 0 10 10 1 1P 1 114
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 10 1 1P 1 114
55 Logies-, maaltijden- en drankenverstrekking
553 Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. 10 0 10C 10 10 1 2P 1 114
554 1 Café's, bars 0 0 10C 10 10 1 2P 1 114
5551 Kantines 10 0 10C 10 10D 1 1P 1 114
61, 62 Vervoer over water / door de lucht
61, 62 A Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 0 0 10 0 10 1 2P 1 116
63 Dienstverlening t.b.v. het vervoer
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 0 0 10 0 10 1 2P 1 116
633 Reisorganisaties 0 0 10 0 10 1 1P 1 116
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 0 0 10 0 10D 1 1P 1 116
64 Post en telecommunicatie
642 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10C 0 10 1 1P 1 116
65, 66, 67 Financiële instellingen en verzekeringswezen

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek

Bijlage 2 Luchtonderzoek

Bijlage 2 Luchtonderzoek