KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - Nuts
Artikel 5 Centrum
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Groen - Park
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 10 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 11 Wonen
Artikel 12 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 13 Waarde - Archeologie
Artikel 14 Leiding - Gas
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Antidubbeltelregel
Artikel 16 Algemene Bouwregels
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 20 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
Artikel 22 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 2 Parkeernorm
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Situering En Begrenzing Plangebied
1.2 Aanleiding En Doel
1.3 Opzet Bestemmingsplan
1.4 Geldende Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Ruimtelijke Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Historische Ontwikkeling
2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Woonbeleid
3.4 Monumenten- En Archeologisch Beleid
3.5 Welstandsbeleid
3.6 Verkeersbeleid
3.7 Milieubeleid
3.8 Groenbeleid
3.9 Waterbeleid
3.10 Sport- En Recreatiebeleid
3.11 Economisch Beleid
3.12 Coffeeshopbeleid
3.13 Prostitutiebeleid
3.14 Overige Beleidsuitgangspunten
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieu
4.3 Groen En Ecologie
4.4 Water
4.5 Cultuurhistorie En Archeologie
Hoofdstuk 5 Ontwikkelingen
5.1 Inleiding
5.2 Natte Ecozone
5.3 Reconstructie Kruising Lange Wal - Lange Water
5.4 Toekomstige Ontwikkelingen
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Van De Regels
6.3 Verantwoording Van De Regels
6.4 Handhaving
6.5 Exploitatie
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vooroverleg
7.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)
7.3 Vaststelling
7.4 Beroepsprocedure
Bijlagen
Bijlage 1 Flora- En Faunawet - Ontheffing Artikel 75c
Bijlage 2 Ecozones Presikhaaf
Bijlage 3 Reconstructieonderzoek Project Lange Wal - Lange Water
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Project Lange Wal - Lange Water
Bijlage 5 Vaststellingsbesluit (5-jul 2011)
Bijlage 6 Uitspraak Raad Van State (201109195/1/r2)

Bestemmingsplan Presikhaaf 3

Bestemmingsplan - gemeente Arnhem

Vastgesteld op 06-07-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bestemmingsplan Presikhaaf 3 van de gemeente Arnhem.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.742-0302.gml met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.9 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.10 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.11 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.15 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.16 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 aan-, uitbouw:

een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.18 overige bouwwerken:

bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.19 bouwlaag:

een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering c.q. kapruimte.

1.20 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.21 peil:

  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

1.22 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.23 wonen

voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen: bijzondere woonvormen en het bed en breakfest met ten hoogste vier slaapplaatsen

1.24 bed en breakfest

overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt in een woning, gedreven door de bewoner van die woning.

1.25 bijzondere woonvorm

een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven om therapeutisch behandeld te worden.

1.26 woning:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.

1.27 mantelzorg

het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn

1.28 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest

1.29 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.30 standplaats:

een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.

1.31 straatmeubilair:

onverminderd het bepaalde in het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.32 bedrijfswoning / dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.

1.33 beroep aan huis:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.

1.34 bedrijf:

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.

1.35 dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijf, videotheek en andere verhuurbedrijven, een autorijschool en dergelijke, met uitzondering van garagebedrijven. Detailhandel wordt hieronder niet begrepen

1.36 kantoor:

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.

1.37 administratief kantoor:

een in beginsel niet voor het publiek openstaand kantoor.

1.38 publiekgericht kantoor:

een kantoor ten behoeve van technische, administratieve of persoonlijke dienstverlening, (hieronder niet begrepen detailhandel of horeca-activiteiten), met een publiekaantrekkend karakter, dan wel met een baliefunctie.

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.

1.40 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.41 winkel:

een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.

1.42 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.

1.43 horeca - A:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.44 horeca - B:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.45 horeca - C:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, niet zijnde discotheken en nachtclubs.

1.46 horeca - D:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 06.00 uur, zoals nachtclubs.

1.47 horeca - E:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels, pensions en bed and breakfast -bedrijven met meer dan vier slaapplaatsen.

1.48 nutsbedrijven:

bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op:

  1. a. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  2. b. de verzorging van telecommunicatie;
  3. c. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;

1.49 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.50 prostitué(e):

degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.51 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.52 raamprostitutie:

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.

1.53 thuisprostitutie:

vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

1.54 werkplek:

een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.

1.55 wijk:

wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

1.56 vestigingsbeleid:

het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000).

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

  1. 1. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  2. 2. indien van toepassing, vanaf N.A.P. tot het hoogste, respectievelijk diepste punt van een bouwwerk.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven, die:

  1. a. zijn genoemd in de als bijlage bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst;
  2. b. ondergeschikte horeca ten dienste van de onder a. genoemde bestemming, zoals een bedrijfskantine.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat deze bebouwing, waarbij gelet de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van auto's, alleen is toegestaan indien uit de aanvraag om bouwvergunning blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm zoals genoemd in bijlage 2 van deze regels.

3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van, dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf (of een gedeelte daarvan), dat niet in de bedrijvenlijst voorkomt, mits door vestiging van het desbetreffende bedrijf, in vergelijking met bedrijven die wel in de bedrijvenlijst zijn opgenomen, geen blijvend onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu zal plaatsvinden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder a voorzover het betreft de parkeernorm zoals genoemd in de bijlage 2 ten behoeve van de verlaging van deze norm indien de aanvrager kan aantonen met een beperkter aantal parkeerplaatsen te kunnen volstaan dan volgens de norm verplicht zou zijn en dit niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.

Artikel 4 Bedrijf - Nuts

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nuts' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsbedrijven of soortgelijke instellingen en nutsvoorzieningen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van het verkeer en straatmeubilair.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen zoals bedoeld in artikel 11;
  2. b. maatschappelijke functies, zoals bedoeld in artikel 8;
  3. c. bedrijven zoals bedoeld in artikel 3;
  4. d. dienstverlenende bedrijven;
  5. e. detailhandel;
  6. f. horeca A, B en C;
  7. g. kantoren;
  8. h. nutsvoorzieningen.

met dien verstande dat de boven de begane grond gelegen bouwlagen uitsluitend zijn bestemd voor wonen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte en het aantal bouwlagen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat deze bebouwing, waarbij gelet de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van auto's, alleen is toegestaan indien uit de aanvraag om bouwvergunning blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm zoals genoemd in bijlage 2 bij deze regels.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 voorzover het betreft de parkeernorm zoals genoemd in bijlage 2 ten behoeve van de verlaging van deze norm indien de aanvrager kan aantonen met een beperkter aantal parkeerplaatsen te kunnen volstaan dan volgens de norm verplicht zou zijn en dit niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. c. fiets- en wandelpaden, straatmeubilair, speelvoorzieningen en ontsluitingen voor bestemmingsverkeer;
  4. d. en tevens voor (verharde) sportvelden ter plaatse van de aanduiding 'spv'.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken zoals speeltoestellen, voorzieningen ten behoeve van de fiets- en wandelpaden etc. worden gebouwd met een maximumbouwhoogte van 4 meter.

Artikel 7 Groen - Park

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Park' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. park- en groenvoorzieningen, waaronder speelvoorzieningen;
  2. b. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke, ecologische en natuurwaarden;
  3. c. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 voor het bouwen van binnen de bestemming passende bouwwerken met een maximumbouwhoogte van 4 meter met dien verstande dat er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de waarden genoemd in lid 7.1 onder b.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  2. b. het aanplanten van houtgewassen;
  3. c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of het apparatuur; andere apparatuur;
  4. d. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  5. e. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  6. f. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  7. g. het ophogen van de gronden;
  8. h. het verlagen van het waterpeil;
  9. i. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden.
  10. j. het aanleggen van parkeervoorzieningen;
  11. k. het aanbrengen van recreatie- en speelvoorzieningen.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onderwijs;
  2. b. welzijn;
  3. c. religie;
  4. d. openbare dienstverlening;
  5. e. zorginstellingen;
  6. f. therapeutische functies;
  7. g. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, water-, groen- en speelvoorzieningen en straatmeubilair;
  8. h. dienstwoningen;
  9. i. ondergeschikte horeca en detailhandel, uitsluitend ten dienste van de onder a. t/m e genoemde functies;
  10. j. en tevens voor 'Groen - Park' zoals bedoeld in artikel 7 ter plaatse van de aanduiding 'park'.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte en, voorzover aangegeven het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud van dienstwoningen maximaal 600 m3 per woning mag bedragen met dien verstande dat deze bebouwing, waarbij gelet de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van auto's, alleen is toegestaan indien uit de aanvraag om bouwvergunning blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm zoals genoemd in bijlage 2 van deze regels.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken :

  1. a. het bepaalde in artikel 16.1 voor het buiten het bouwvlak bouwen van kleine bouwwerken ten behoeve van de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken etc. met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  2. b. het bepaalde in lid 8.2 voorzover het betreft de parkeernorm zoals genoemd in de bijlage 2 ten behoeve van de verlaging van deze norm indien de aanvrager kan aantonen met een beperkter aantal parkeerplaatsen te kunnen volstaan dan volgens de norm verplicht zou zijn en dit niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groen- en watervoorzieningen;
  4. d. wandelgebieden en speelgelegenheden;
  5. e. terrassen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van direct aangrenzende bestemmingen.

9.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd;
  2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals entrees tot parkeergarages en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter bedragen.

Artikel 10 Verkeer - Wegverkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de aangegeven maximum aantal rijstroken, bestemd voor:

  1. a. wegen, fiets- en voetpaden, trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. groen- en watervoorzieningen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken
    zoals bruggen, viaducten, straatmeubilair en bouwwerken ter geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer worden gebouwd;
  2. b. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals geluidwerende voorzieningen, mag niet meer dan 5 meter bedragen.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
    en daaraan ondergeschikt voor:
    1. 1. groen- en speelvoorzieningen;
    2. 2. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
    3. 3. verblijfsgebieden.
  2. b. maatschappelijke functies, naast de onder an genoemde functies, ter plaatse van de aanduiding 'Maatschappelijk' zoals genoemd in artikel 8.1;
  3. c. uitsluitend garages ten behoeve van autostalling of de opslag van goederen ten behoeve van het wonen ter plaatse van de aanduiding 'garage'.

11.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, voor zover binnen het bouwvlak gelegen, mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten en aantal bouwlagen uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat deze bebouwing, waarbij gelet de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van auto's, alleen is toegestaan indien uit de aanvraag om bouwvergunning blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm zoals genoemd in bijlage 2 van deze regels.
  2. b. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bg' mogen:
    1. 1. aan- of uitbouwen aan de hoofdbebouwing worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 30 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot;
    2. 2. bijgebouwen worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing;
    3. 3. overige bouwwerken, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter worden gebouwd.

waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijdt.

oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel maximale oppervlakte bouwwerken
< 90 m2 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een minimum van 20 m2
90-150 m2 45 m2
150-300 m2 55 m2
300-500 m2 65 m2
500-1000 m2 75 m2

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in het in lid 11.2 onder b. opgenomen schema ten behoeve van een verhoging van de maximale grootte van bouwwerken voor percelen waarbij de bebouwbare zone groter is dan 1000 m2 met maximaal 25 m2 mits:
    1. dit vanuit stedenbouwkudig en landschappelijk oogpunt niet op bezwaren stuit en
    2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet worden geschaad.
  2. b. het bepaalde in artikel 3.2, lid 1 onder a. van de regels ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte mits:
    1. 1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een onafhankelijk deskundige wordt ingewonnen;
    2. 2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
    3. 3. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening wordt gehouden met milieuaspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
    4. 4. het bijgebouw, dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, is gelegen op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw (op hetzelfde bouwperceel);
    5. 5. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
    6. 6. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
    7. 7. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleren burgemeester en wethouders tweejaarlijks of nog aan de voorwaarden, waaronder ontheffing is verleend, wordt voldaan.
  3. c. het bepaalde in lid 11.2 voorzover het betreft de parkeernorm zoals genoemd in de bijlage 2 ten behoeve van de verlaging van deze norm indien de aanvrager kan aantonen met een beperkter aantal parkeerplaatsen te kunnen volstaan dan volgens de norm verplicht zou zijn en dit niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.

11.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming bedoeld in art 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen:
    1. 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
    2. 2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  2. b. Het bepaalde in lid 11.4 onder a.1. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik ten behoeve van beroep aan huis, hieronder mede begrepen bed & breakfast, door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan en mag het geen detailhandel, prostitutie of horeca betreffen.

Artikel 12 Wonen - Woonwagenstandplaats

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in woonwagens, hieronder niet begrepen bewoning van woningen of woonschepen, met dien verstande dat maximaal 12 woonwagens mogen worden geplaatst.

en daaraan ondergeschikt voor:

  1. b. groen- en speelvoorzieningen;
  2. c. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
  3. d. verblijfsgebieden.

12.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, voorzover binnen het bouwvlak gelegen, mogen, met inachtneming van de aangegeven maximaal aantal bouwlagen en maximumbouwhoogten uitsluitend woonwagens, bijgebouwen en andere ondergeschikte binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
  2. b. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken met een maximum bouwhoogte van 3 meter en een maximale oppervlakte van 20 m2 worden gebouwd.

12.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming bedoeld in art 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen:
    1. 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
    2. 2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  2. b. Het bepaalde in lid 12.3 onder a.1. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik ten behoeve van beroep aan huis door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.

Artikel 13 Waarde - Archeologie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

13.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden behoudens het bepaalde onder 13.2.1. zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) op en in de in lid 13.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 100 m² of meer:

  1. a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 30 cm;
  2. b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 30 cm;
  3. c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 30 cm;
  4. d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van objecten in de bodem dieper dan 30 cm;
  5. e. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  6. f. het ophogen en egaliseren van gronden.

13.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan zodanig wijzigen dat de bestemming als bedoeld in artikel 13.1:

  1. a. naar ligging wordt verschoven;
  2. b. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel
  3. c. wordt verwijderd

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Op de voorbereiding van een besluit omtrent te wijzigen, is de in Afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

Artikel 14 Leiding - Gas

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming(en), voor 4 meter ter weerszijden van de as van deze leiding, mede bestemd voor het transport van vloeibare brandstoffen aardgas door een hoofdtransportleiding.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 2,00 meter van de in lid 14.1 genoemde bestemming.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  2. b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  4. d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;'
  5. e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  6. f. het permanent opslaan van goederen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 15 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene Bouwregels

16.1 Bouwen binnen bouwvlak

  1. a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  2. b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.

16.2 Bebouwingspercentage

  1. a. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel bebouwd worden.
  2. b. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
  3. c. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven geldt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
  4. d. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.

Artikel 17 Algemene Gebruiksregels

Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan zoals bedoeld in het bepaalde in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. b. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.

Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels

18.1 Geluidzone - industrie

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels ten aanzien van het realiseren van geluidgevoelige functies geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie -' dat er geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies mogen worden gebouwd tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder.

Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. 1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte, het maximumvloeroppervlak en de maximuminhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
  2. 2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 17.1 mits:
    1. a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter, de bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons, keldergaten (koekoeken) of galerijen;
    2. b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
      1. 1. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
      2. 2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
      3. 3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
      4. 4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  3. 3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
    1. a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3, en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;
    2. b. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
    3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
      1. 1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
      2. 2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
      3. 3. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet. geluidhinder.
  4. 4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
    1. a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
    2. b. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
  5. 5. het bepaalde in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat:
    1. a. het geen raamprostitutie betreft;
    2. b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
    3. c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het verlenen van ontheffing niet meer dan acht zal bedragen;
    4. d. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
    5. e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
    6. f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
    7. g. er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;
    8. h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
    9. i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.

Artikel 20 Algemene Procedureregels

20.1 Ontheffing

Verlening van ontheffing op grond van het bepaalde in de Hoofdstukken 2 en 3 van deze regels mag slechts plaatsvinden nadat de belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld bij het college gedurende een termijn van twee weken schriftelijk zienswijzen kenbaar te maken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

21.2 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

21.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

21.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 21.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

21.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 21.4 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

21.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het vierde lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

21.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Bestemmingsplan Presikhaaf 3.

Bijlagen

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

SBI-2008 OMSCHRIJVING CATEGORIE
14 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 2
58 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2
1814 Grafische afwerking 1
1814 Binderijen 2
1813 Grafische reproduktie en zetten 2
1814 Overige grafische aktiviteiten 2
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
26, 28, 33 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 2
26, 27, 33
26, 32, 33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 2
31 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
9524 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 1
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 2
322 Muziekinstrumentenfabrieken 2
32991 Sociale werkvoorziening 2
41, 42, 43 BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 2
53 POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 2
61 Telecommunicatiebedrijven 1
61 zendinstallaties:
61 - FM en TV 1
61 - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) 1
77 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 2
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 2
62 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 1
58, 63 Datacentra 2
72 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 2
96 OVERIGE DIENSTVERLENING
96013 Wasserettes, wassalons 1
9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 1
9603 Begrafenisondernemingen:
9603 - uitvaartcentra 1
9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden 2
9609 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 1

Bijlage 2 Parkeernorm

In een aantal bestemmingen is een verwijzing naar de parkeernormen opgenomen. Bij nieuw- of verbouw moet aan deze parkeernormen worden getoetst. Voor de verschillende bestemmingen is een parkeernorm weergegeven. De parkeerplaatsen moeten in eerste instantie op eigen terrein worden opgelost.

Van het voor de bestemming noodzakelijke aantal parkeerplaatsen moet het aandeel ten behoeve van de bezoekers bestaan uit openbare parkeerplaatsen of parkeerplaatsen die voor bezoekers bereikbaar zijn. Parkeernormen mogen hier met bezoekersaandeel worden verlaagd.

Functie Norm Aandeel bezoekers
Wonen (artikel 5 en 11)
Rijwoning 1,5/woning 0,3/woning
Half vrijstaande, vrijstaande woning (vrije sector) 1,7/woning 0,3/woning
Appartement 1,5/appartement 0,3/appartement
Detailhandel (artikel 5)
Winkel wijk, buurt, dorp 3,0/100 m² b.v.o. 95%
Horeca (artikel 5)
Restaurant 13,0/100 m² b.v.o. 95%
Café, bar, cafetaria 6,0/100 m² b.v.o. 95%
Kantoren en bedrijven
(artikel 3, 5 en 11)
Voor kantoren en bedrijven worden 4 vestigingsmilieus onderscheiden. In alle vestigingsmilieus mogen op eigen terrein onbeperkt parkeerplaatsen worden gerealiseerd mits in een gebouwde parkeervoorziening.
minimaal waarvan
maximaal op maaiveld
Gemengd milieu (woonwijken) 1/100 m² b.v.o. 1/200 m² b.v.o. 10%
Maatschappelijk (artikel 5 en 8)
Medisch
Arts, maatschap, kruisgebouw, therapeut 2,0/behandelkamer
(min. 3 parkeerplaatsen)
Ziekenhuis 1,6/bed
Onderwijs
Peuterspeelzaal, dagverblijf, crèche 1,0/100 m² b.v.o. excl. halen/brengen
Basisonderwijs 1,0/leslokaal excl. halen/brengen
Voortgezet onderwijs Vbo, HAVO, VWO) 1,0/leslokaa
Avondonderwijs 1,0/student
Beroepsonderwijs (MBO, ROC, WO, HBO) 6,0/lokaal + 20/collegezaal
Gymnastieklokaal 10,0/eenheid
Verpleeg-, verzorgingstehuis 0,6/wooneenheid 60%
Religie
Kerk, moskee, religiegebouw 0,15/zitplaats 95%
Begraafplaats, crematorium 30,0/eenheid (gelijktijdige begrafenis, crematie) 95%

Opmerkingen bij de tabel:

  1. 1. Van het voor de bestemming noodzakelijke aantal parkeerplaatsen moet het aandeel ten behoeve van de bezoekers bestaan uit openbare parkeerplaatsen of parkeerplaatsen die voor bezoekers bereikbaar zijn. Deze regel geldt niet voor de binnenstad (gebied tussen de Rijn, de buitensingels, Willemsplein, Nieuwe Plein). Hier kunnen bezoekers gebruik maken van de betaald parkeerplaatsen. Parkeernormen mogen hier met bezoekersaandeel worden verlaagd.
  2. 2. Voor woningen boven winkels in het kernwinkelgebied (zie bijlage 2) behoeven geen parkeerplaatsen gerealiseerd te worden.
  3. 3. Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen in nieuwe woonbuurten (>15 woningen) moet voor de berekening worden uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
    - oprit zonder garage = 0,8 pp
    - garage met oprit = 1,0 pp
    - garage zonder oprit = 0,40 pp
    - carport = 0,85 pp
    - tuinparkeerplaats = 0,50 pp
    - parkeerplaats in het openbaar gebied = 1,0 pp
  4. 4. Wanneer twee of meer functies van dezelfde parkeervoorzieningen gebruik kunnen maken dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheidspercentages zoals opgenomen in CROW-publicatie 182: Parkeerkencijfers – basis voor parkeernormering.
  5. 5. Voor het aantal parkeerplaatsen voor halen en brengen met de auto bij kinderdagverblijf en basisscholen geldt de volgende rekenregel:

    Groep 1 t/m 3: Aantal leerlingen x % leerlingen met auto x 0,5 x 0,75.
    +
    Groep 4 t/m 8: Aantal leerlingen x % leerlingen met auto x 0,25 x 0,85.
    +
    Kinderdagverblijf: Aantal leerlingen x % leerlingen met auto x 0,25 x 075.
    =

    Totaal aantal parkeerplaatsen voor halen en brengen.Het percentage leerlingen dat met auto wordt gebracht en gehaald ligt tussen de 1% en 60%, dit is onder meer afhankelijk van stedelijkheidsgraad, stedelijke zone en de gemiddelde afstand naar school.

    Gemiddeld ligt het percentage op:
    - groepen 1 t/m 3: 30 – 60%
    - groepen 4 t/m 8: 5 – 40%
    - kinderdagverblijf: 30 – 60%

    Bij gescheiden aanvang -en eindtijd van de groepen 1 t/m 3 en 4 t/m 8 mag het aantal parkeerplaatsen met maximaal 40% worden gereduceerd.
  1. 6. Bij de berekeningen wordt uitgegaan van 25% parkeren op eigen terrein. Wanneer het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein 10% meer is, wordt de parkeernorm met 0,05 verhoogd en afgerond. Zo geldt, uitgaande van de norm voor Rijwoning:
    - Parkeernorm 1,5 bij 25% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,6 bij 35% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,6 bij 45% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,7 bij 55% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,7 bij 65% parkeren op eigen terrein;
    - Parkeernorm 1,8 bij 75% parkeren op eigen terrein.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Situering En Begrenzing Plangebied

De wijk Presikhaaf ligt in het oosten van Arnhem en is ingeklemd tussen de spoorlijnen Arnhem-Zwolle en Arnhem-Zevenaar, de autosnelweg A12 en de Pleijroute. De bouw van de gehele wijk heeft ruim 25 jaar geduurd en startte in 1949 met de woonbuurt Presikhaaf 1. Spoedig hierna volgde de realisatie van de buurt Presikhaaf 2, waarop uiteindelijk de bouw van buurt Presikhaaf 3 in gang werd gezet.

Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft de woonbuurt Presikhaaf 3 en wordt begrensd door de Lange Wal aan de noordzijde, het Lange Water aan de oostzijde, bedrijventerrein IJsseloord I aan de zuidzijde en in het westen door de spoorlijn Arnhem-Zevenaar en de Laan van Presikhaaf. De exacte begrenzing is op de plankaart en Figuur 1.1 - Ligging plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.742-0302_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.2 Aanleiding En Doel

De aanleiding voor het maken van dit bestemmingsplan is de ouderdom van de geldende regelingen. De Wro schrijft voor dat bestemmingsplannen niet ouder dan 10 jaar mogen zijn.

Het doel is om de geldende regelingen te actualiseren en digitaal beschikbaar te stellen aan eigenaren en gebruikers van het gebied. De huidig geldende regelingen zijn onderling erg verschillend en voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. Doel van dit bestemmingsplan is dan ook om een eenheid aan te brengen.

In dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie bestemd. Dit betekent dat de bestaande functies en bebouwing(smogelijkheden) worden opgenomen in het bestemmingsplan. Daarnaast maakt dit plan de realisatie van een deel van de ecozone mogelijk(zie paragraaf 5.2) en de reconstructie van de kruising Lange Wal - Lange Water (zie paragraaf 5.3).

1.3 Opzet Bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit een plankaart en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

De indeling van de toelichting, planregels en kaartmateriaal ziet er anders uit dan bij voorgaande bestemmingsplannen. Dit heeft te maken met landelijke afspraken/standaarden (IMRO 2008) die gemaakt zijn voor het uitwisselen van digitale ruimtelijke plannen in Nederland.

Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Bouwverordening, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.

1.4 Geldende Plannen

Het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Presikhaaf 3' is een algehele herziening van de geldende plannen, voor zover van toepassing op dit plangebied. Onderstaand overzicht geeft weer welke bestemmingsplannen en verordeningen (deels) komen te vervallen. De daarop van toepassing zijnde partiële herzieningen vervallen ook. Bij elk plan is de datum van vaststelling en goedkeuring weergegeven. Voor de weergave op de kaart zie Figuur 1.2 - Geldende plannen.

Nr.: Naam bestemmingsplan: Datum vastgesteld en goedgekeurd:
43 Bestemmingsplan "Presikhaaf III" (27-04-1959, 30-09-1959)
68 Bestemmingsplan "Keulse Slag" (26-06-1962, 28-11-1962)
266 Bestemmingsplan "De Bitterstraat" (22-05-1978, 03-10-1978)
444 Bestemmingsplan "Bedrijvencomplex IJsseloord" (17-06-1985, 14-07-1986)
510 Bestemmingsplan "Woonwagenstandplaats Bethaniënstraat 1989" (02-07-1991, 19-11-1991)

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.742-0302_0002.jpg"

Figuur 1.2 Geldende plannen

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Ruimtelijke Situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van de bestaande situatie van het plangebied gegeven. Omdat het een bestemmingsplan voor een bestaande wijk is, zal dit hoofdstuk voornamelijk ingaan op de huidige ruimtelijke en functionele structuur. Het doel van dit bestemmingsplan is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk kunnen worden getoetst. Uitgangspunt hierbij is de huidige functionele en ruimtelijke structuur van het gebied in stand te houden en te beschermen zodanig dat de huidige samenhang en de landschappelijke waarden kunnen blijven voortbestaan en zo mogelijk worden versterkt.

2.2 Historische Ontwikkeling

Het plangebied is voornamelijk gevormd in het Pleistoceen gedurende de voorlaatste ijstijd. De ijsmassa die toen ons land bereikte heeft vanuit het noordoosten de bodem opgestuwd. Zo ontstond o.a. de stuwwal van de Oost Veluwe. In het gebied tussen Arnhem en Nijmegen brak het ijs door naar het Betuwedal. Deze doorbraak van het ijs heeft vanuit het zuiden de stuwwal van Arnhem gevormd.

Het plangebied is gelegen op de zuidelijke flank van de stuwwal. Deze overgangszone is in het bijzonder van belang voor het aantreffen van pre- en protohistorische vindplaatsen. Vanaf de 3e/4e eeuw na Chr. vormt deze overgangszone een aantrekkelijke plaats om te gaan wonen. Men kon de gemakkelijk te bewerken zandgronden als bouwland gebruiken en het vee weiden in de laaggelegen gebieden. Bovendien leverden de iets hoger op de stuwwal gelegen 'woeste gronden' hout voor het bouwen van huizen en weidegrond voor schapen en varkens. In de 9e eeuw wanneer de schriftelijke berichtgeving iets toeneemt in vergelijking met de periode daarvoor worden voor het eerst de namen genoemd van nederzettingen die op de flank van de stuwwal zijn ontstaan: Velp, Oosterbeek, Monnikenhuizen en Arnhem.

De aanleg van de spoorlijn Arnhem richting Zutphen in 1865 heeft ervoor gezorgd dat het oude buurtschap Plattenburg, een gebied met kleine buitenplaatsen en onbebouwd land, verdeeld werd in twee delen: Buitenplaats Klein Plattenburg ten noorden van de spoorlijn en buitenplaats /landgoed Groot Plattenburg, Groot Presikhaaf en Klein Presikhaaf ten zuiden van de spoorlijn. Een groot deel van het plangebied was toen nog deel van de natte Broeklanden. Het huidige plangebied werd dan ook intensief doorsneden met kleinere waterlopen die noodzakelijk waren voor de ontwatering van het gebied. Dat in de huidige situatie nog veel water aanwezig is, is een direct gevolg van deze van nature natte situatie.

In de uitbreidingsplannen van Arnhem van vóór de Tweede Wereldoorlog (1917), werd alleen het westelijk deel van het huidige stadsdeel/wijk Presikhaaf (delen van Presikhaaf 1 en 2) meegenomen in de planontwikkeling. De gemeentegrens met Velp bepaalde hier de beperkte uitbreidingsmogelijkheden. Na de Tweede Wereldoorlog moesten nieuwe prioriteiten worden gesteld in verband met de enorme woningbouwopgave door de woningnood en werd besloten de uitbreidingsplannen voor het stadsdeel Presikhaaf op te voeren. De plannen voor Presikhaaf werden uitgebreid tot aan de huidige Europaweg (autosnelweg A12) waarvoor een deel van het grondgebied van Velp moest worden geannexeerd.

Verschillende woonbuurten van Presikhaaf

De wijk Presikhaaf is over een periode van meer dan 25 jaar stap voor stap gebouwd en is opgebouwd uit een aantal buurten en het park Presikhaaf. Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft de wijk Presikhaaf 3.

De buurt Presikhaaf 1 (start bouw 1949) werd samen met de buurt Presikhaaf 2 (start bouw 1950) als eerste deelgebieden van Presikhaaf gebouwd. Het ontwerp voor deze deelgebieden dateert nog van vóór het uitbreidingsplan voor geheel Presikhaaf (1950-1957). Het uitbreidingsplan in onderdelen voor de buurt Presikhaaf 3 dateert uit 1959 en kent al veel veranderingen ten opzichte van Presikhaaf 1 en 2: er komt minder hoogbouw en meer openbare ruimte. De nieuwe aanpak is geïnspireerd door de "wijkgedachte", die onder andere tot uiting komt in meer groen en meer speelterreinen en een buurtcentrum. Ook de buurt Presikhaaf 4 (dit plan dateert uit 1960) heeft een groen hart (park Kinderkamp) dat met zijn parkaanleg veel groter is dan het groene hart van Presikhaaf 3. De aanduiding Presikhaaf 4 werd overigens al snel veranderd in "Over het Lange Water". Het vijfde woongebied van Presikhaaf werd vanaf het begin aangeduid als Elsweide, dit plan dateert uit 1963. Deze buurt kreeg geen nummer meer en werd ook anders ingericht dan de andere delen van het stadsdeel. De eerste huizen hiervoor werden eind jaren zestig gebouwd. In Figuur 1.3 - Deelgebieden Presikhaaf zijn de diverse deelgebieden ook weergegeven op de kaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.742-0302_0003.jpg"

Figuur 1.3 Deelgebieden Presikhaaf

(Bron: Ontwikkelingsplan Presikhaaf. Gemeente Arnhem, januari 2001)

2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Opbouw van de wijk Presikhaaf

De wijk Presikhaaf is een typische naoorlogse uitbreidingswijk die in haar hoofdopzet volgens de ideeën van de CIAM werd vormgegeven. De CIAM (afkorting van Congrès Internationaux D'Architecture Moderne) is een in 1928 te La Sarraz (Zwitserland) gestichte organisatie van architecten tot internationale bundeling van krachten bij het opstellen van richtlijnen tot vernieuwing van de architectuur, rekening houdende met technische, economische en sociale problemen.

De wijk Presikhaaf kreeg een rationele verkaveling met open bouwblokken en strokenverkavelingen (zie Figuur 1.4 en Figuur 1.5). De wijkopbouw is gebaseerd op de wijkgedachte: het geloof in de maakbaarheid van de samenleving kende aan de architectuur en stedenbouw een belangrijke rol toe in de ontwikkeling van de maatschappij. Door het bouwen van een nieuwe sociale orde zou het individu weer zijn plaats kunnen herkennen in de gemeenschap, die hij in de moderne stad was kwijtgeraakt. Als model hiervoor werd de wijkgedachte ontwikkeld. Een hechte sociale structuur stond voor ogen door een mix van woningtypen voor uiteenlopende gezinssamenstellingen en met een open bouwblokstructuur en gemeenschappelijk groen voor optimale beleving van de openbare ruimte.

De vanuit de wijkgedachte ontwikkelde wooneenheid vormde een configuratie van enkele rijtjes van woningen en/of stroken gestapelde bouw in een bepaalde compositie. De wooneenheden werden zo gecomponeerd dat recht werd gedaan aan bereikbaarheid, bezonning, mogelijkheden voor 'spel en verpozing', veiligheid voor voetgangers en afwisseling van ruimten. Door het veelvuldig herhalen van deze wooneenheden werden deze ook wel 'stempels' genoemd. Niet het stratenbeloop en de daaraan gerelateerde situering van woningblokjes maakte voortaan de wijkopbouw uit, maar de stempels bepaalden het stratenpatroon.

Een ander belangrijk kenmerk van de uitgangspunten van de CIAM was de ruimtelijke scheiding van de functies. Wonen, werken, recreëren werd ook in Presikhaaf zoveel mogelijk geconcentreerd op de daarvoor meest geschikte plekken. Volgens de wijkgedachte werd in de ontwerpopgave de wens om de bewoners in de directe woonomgeving tot ontplooiing te laten komen gelijkwaardig aan de eisen die de samenleving op wijkniveau stelde. Bij de structuur van een wijk als Presikhaaf valt dan ook op dat alle elementen afhankelijk van de specifieke taak die ze vervullen op wijkniveau, buurtniveau of woonomgeving, hun specifieke plaats in de wijk kregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.742-0302_0004.jpg"

Figuur 1.4 Luchtfoto Presikhaaf 3 (Noord)

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.742-0302_0005.jpg"

Figuur 1.5 Luchtfoto Presikhaaf 3 (West)

Het plangebied op stadsniveau

De totale wijk Presikhaaf is voor Arnhem-Noord een uitzonderlijke wijk. Want daar waar bijna alle andere woonwijken van Arnhem-Noord op de hellingen van de Veluwe zijn gebouwd ligt de wijk Presikhaaf in de vlakke IJsselvallei. Daarnaast vertoont Presikhaaf de kenmerken van de naoorlogse bouw: een ruime groene opzet, duidelijke hiërarchie in wegen (hoofdstructuur), openbare ruimtes en voorzieningen alsmede flink wat hoogbouw.

Wat betreft de groen- en waterstructuur is de wijk Presikhaaf, gezien de vlakke ligging, als polderwijk te karakteriseren: een wijk met een stevig groen en blauw casco (raamwerk) en veel lijnvormige structuren op het gebied van verkeer. De verkeersaders zijn ruim. De wegen hebben soms redelijk brede bermen met laanbeplanting en in het geval van Het Lange Water loopt een singel langszij. In verhouding met andere wijken in Arnhem-Noord is Presikhaaf waterrijk. Een uitgebreid singelstelsel dwars door het plangebied voert wijkwater af richting knooppunt Velperbroek.

Het plangebied 'Bestemmingsplan Presikhaaf 3' wordt op sommige plaatsen omsloten of doorkruist door deze lijnvormige structuren en de groen/blauwe casco's. Ze maken deel uit van de doorgaande infrastructurele hoofdstructuur van de wijk Presikhaaf en zijn daardoor van belang op stadsniveau wat betreft verkeersontsluiting. Hieronder worden deze structuren die van belang zijn op stadsniveau beschreven.

Spoorlijn Arnhem- Zevenaar

Deze spoorlijn vormt de westelijke begrenzing van het plangebied. In het plangebied zit ter hoogte van de Doeffstraat één ongelijkvloerse spoorwegkruising voor langzaam verkeer. Het spoor wordt aan weerszijden begeleid door groene dijklichamen in de vorm van spoortaluds. Het oostelijk spoortalud gaat over in de natte ecozone, die onderdeel vormt van de Ecozones Presikhaaf.

Het Lange Water

Het Lange Water is de belangrijkste noord–zuidroute in de wijk Presikhaaf en een drukke en belangrijke hoofdverkeersader. De route maakt deel uit van de groen-blauwe-lijnen die karakteristieke structuurelementen vormen in de oorspronkelijke poldergebieden van Arnhem

Het Lange Water is, gezien vanaf de IJsseloordweg (N325), een statige entree voor zowel de stad Arnhem als de wijk Presikhaaf. Een brede middenberm met daarin grote statige bomen deelt de weg op in twee delen. Aan weerszijde van de weg zijn royale singels (brede groenzones met solitaire bomen en boomgroepen) al dan niet met watergang en bebouwingsaccenten. Het beeld is typerend voor de ruime en groene opzet van de wijk Presikhaaf als totaal. De vier opvallende appartementenblokjes (ontsloten vanaf de Bontekoestraat) in het groen markeren de entree naar Presikhaaf en spelen een belangrijke rol als identiteitdragers van de wijk als totaal.

Lange Wal

De Lange Wal is weliswaar een doorgaande verkeersader maar voor de buurt Presikshaaf 3 een ontsluitingsweg. De weg heeft behalve voor gemotoriseerd verkeer vooral een belangrijke functie voor openbaar vervoer en fietsers. De Lange Wal is onderdeel van het Arnhems fietsroutenetwerk. Voor het beeld zijn de doorzichten bij kruisingen met groenzones en waterpartijen belangrijk en zal in de toekomst de verblijfskwaliteit van deze verkeersader verhoogd moeten worden.

Laan van Presikhaaf- Bethanienstraat

Een gedeelte van de Laan van Presikhaaf en in het verlengde daarvan de Bethaniënstraat (verkeersaders) vormt de rest van de hoofdontsluiting van de buurt Presikhaaf 3. De Bethaniënstraat vormt samen met de Lange Wal en de Middachtensingel een interne lus met de buurt “Over het Lange Water”. Het is geheel volgens de opbouwgedachte van de wijk Presikhaaf dat in het plangebied verschillende scholen en een kerk aan de Bethanienstraat grenzen. Het profiel van de Bethanienstraat wordt begeleid door minimaal aan één zijde laanbeplanting. Het zuidelijke deel, dat aan IJsseloord I grenst, maakt onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur.

De Honigkamp en de Keulse slag zijn ontsluitingwegen die op buurt niveau van belang zijn.

Huidige stedenbouwkundige en landschappelijke karakteristiek

Algemeen

Het eerste plan voor Presikhaaf 3 dateert van 1953. De veranderingen die in Presikhaaf 2 al zijn begonnen zetten in dit ontwerp door: er is minder hoogbouw en meer openbare ruimte. Het doorgaande verkeer wordt zoveel mogelijk buiten de woonbuurten gehouden.

De hoofdstructuur van Presikhaaf 3 is opgebouwd uit groen en een centrale verkeerslus, bestaande uit de Bethaniënstraat en de Keulse slag aan de noordzijde gesloten door de Honigkamp Deze route was niet alleen voor auto's bedoeld maar vooral ook voor openbaar vervoer. De bus maakt nog steeds gebruik van deze ontsluiting zij het niet via de Honigkamp maar via de Lange Wal.

De ruimtelijke kwaliteit van de buurt wordt bepaald door de configuratie van bouwblokken-ensembles in een samenspel met het openbaar groen. De open bouwblok- en strokenverkavelingen zorgen voor de bijzondere ruimtelijke beleving. De wijkgedachte, met als ideaal de levensloopbestendigheid van de wijk waar verschillende doelgroepen samenwonen door de mix van woningtypen manifesteert zich vooral op het niveau van de wooneenheid. Dit nieuwe stedenbouwkundige concept was uniek voor Arnhem.

Wat betreft de typologie van de woonbebouwing kan het volgende worden opgemerkt. De bebouwing bestaat uit een groot aantal verschillende typen woningen, onder andere portiekflats, galerijflats, maisonettewoningen, etagewoningen, eengezinswoningen en bejaardenwoningen. Ook zijn er maisonettes boven winkels en maisonnettes boven gewone flatwoningen gebouwd.

De gestempelde verkavelingsstructuur met de verschillende wooneenheden als ontwerpprincipe is in vrijwel heel Presikhaaf 3 consistent uitgevoerd en vrijwel niet aangetast. De buurt heeft binnen de wijk Presikhaaf daarmee het meest consistent uitgevoerde en meest bijzondere verkavelingssprincipe. Voor Arnhem is dit uniek. Ook de voetpadenontsluiting is bijzonder door de grote schaal waarop deze in Presikhaaf 3 is toegepast. Verder is de groen- en waterstructuur een belangrijk consistent uitgevoerde structurerend element in de buurt.

Het wijkgroen heeft een openbaar en recreatief karakter. Het openbare buurtgroen is gekoppeld aan de voetpadenontsluiting en veelal dwars georiënteerd op de hoofdstraten. Het buurtgroen zorgt voor de vele doorzichten vanaf de hoofdstraten en geeft Presikhaaf 3 haar transparante karakter. Dit buurtgroen is geen verblijfsgroen en heeft duidelijk een openbaar karakter waardoor het sterk verschilt van het omsloten semi-openbare karakter van het buurtgroen in Presikhaaf 1 en 2.

Langs de wijkontsluitingsweg het Lange Water valt deze groenstructuur samen met de hoofdwegenstructuur. De reeks portiekflats die geadresseerd zijn aan de Bontekoestraat zorgen langs het Lange Water voor een prachtige zichtas op de entree van de wijk Presikhaaf en de bijbehorende groenstructuur.

Woonwagenstandplaats

Aan de rand van de buurt is aan de Bethanienstraat een woonwagenloctie gelegen. Ruimtelijk gezien maakt de locatie onderdeel uit van de wijkgroenstructuur die langs de rand van Presikhaaf 3 loopt en de wijk dooradert. De locatie ligt in deze groenstrook en kent een verhoogd talud aan de zuidzijde. Functioneel gezien ligt de locatie tussen de achterzijde van de gestapelde woningen aan de Van der Goesstraat en de kleinschalige bedrijvigheid van IJsseloord 1 in. In de direct omgeving ligt een wijkgebouw en een speelterrein dat intensief wordt gebruikt door de jeugd. De woonwagens staan vrij direct op het trottoir en de weg. Ten westen van de woonwagens ligt bedrijfsbebouwing waar een garage is gevestigd.

Functies

In het oorspronkelijke plan voor de buurt waren veel buurt- en wijkvoorzieningen opgenomen: 5 kleuterscholen, zes lagere scholen, twee ulo scholen, twee verzorgingstehuizen, twee kerken en verscheidene sportvelden. De compositie tussen functies en woningen is gevormd met aandacht voor bereikbaarheid, bezonning, 'sport en spel' en afwisselende ruimten.

Midden in Presikhaaf 3 aan de Honigkamp ligt het buurtwinkelcentrum. Dit L-vormige aangelegde complex omvat een langgerekte vleugel met winkels en daarboven één laag maisonettes en een korte vleugel met winkels en twee lagen maisonnettes. Naast een supermarkt zijn er enkele kleinere winkels gesitueerd.

Op dit moment zijn er nog verschillende lagere en middelbare scholen te vinden in de buurt.

Naast de bestaande situatie is er de laatste jaren één belangrijke ontwikkeling geweest die van het Multi Functioneel Centrum west. In het ontwikkelingsplan Presikhaaf is gekozen voor een bundeling van voorzieningen op een centraal punt in de wijk. Het gaat om het samen brengen van verschillende voorzieningen zoals scholen, buurthuis, sportlokaal, kinderopvang, bibliotheek in één gebouw. De locatie wordt begrensd door de Lange Wal, de Laan van Presikhaaf, de Honigkamp en de westelijke oever van het water.

Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de kaart en in de regels.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijks-, Provinciaal- en regionaal beleid

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.

Het ruimtelijk beleid van de provincie is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 “Kansen voor de regio”. Het Streekplan, dat wordt vastgesteld voor een periode van 10 jaar, is een schakel tussen rijks- en gemeentelijke plannen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak.

Het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen 'Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa' is de opvolger van het Regionaal structuurplan 2015 uit 1998. Het regionaal plan vormt het richtinggevend kader voor beleid en uitvoering van het regionaal beleid van de stadsregio op gebied van ruimte, mobiliteit, economie en wonen.

3.2.2 Gemeentelijk beleid

Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. Om plannen en initiatieven goed op elkaar af te stemmen, stelt de gemeente met enige regelmaat een structuurplan vast. Het nieuwe Structuurplan Arnhem 2010 (2000) is de opvolger van het tot nu toe geldende Structuurplan uit 1984. Het Structuurplan Arnhem 2010 beschrijft het ruimtelijk beleid voornamelijk in hoofdlijnen. Het plan is flexibel, zodat het kan inspelen op veranderende omstandigheden en inzichten. Formeel is het nieuwe Structuurplan Arnhem 2010 tien jaar van kracht: van 2000 tot 2010. Maar de inrichting van de ruimte werpt haar schaduw veel verder vooruit. Waar dat mogelijk is, richt het Structuurplan zijn blik daarom op het jaar 2030. Het nieuwe Structuurplan Arnhem 2010 is op 2 oktober 2000 door de raad vastgesteld.

Het plangebied Presikhaaf 3

In het Structuurplan Arnhem 2010 komt het plangebied in beeld vanwege het opstellen van een

ontwikkelingsplan voor de herstructurering van Presikhaaf. Een belangrijke ontwikkeling is daarnaast het

toevoegen van stedelijk intensieve randen en nieuwe suburbane gebieden.

Als belangrijke ingreep voor de periode 2010-2030 wordt genoemd de herstructurering van delen van

Presikhaaf door middel van 'verdunnen en verdichten'.

Bovendien wordt het realiseren van een tweede groene verbinding (een "droge" verbinding via het park

Kinderkamp) tussen park Presikhaaf en de IJssel genoemd ter versterking van de recreatieve

mogelijkheden en de ecologische verbindingen tussen park Presikhaaf en de IJssel.

Ontwikkelingsplan Presikhaaf

De wijk Presikhaaf is gebouwd in de jaren '50-'70 en is aan een forse opknapbeurt toe. Grote delen van de wijk voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. Om deze veroudering tegen te gaan is er door de gemeente een plan opgesteld dat een toekomstvisie voor de hele wijk bevat: het Ontwikkelingsplan Presikhaaf. Het Ontwikkelingsplan is op 8 mei 2003 door de gemeenteraad vastgesteld en is in nauw overleg opgesteld met de woningcorporaties en andere belanghebbenden in de wijk (waaronder de bewoners). Het biedt een samenhangend ruimtelijk en programmatisch kader voor de herontwikkeling van de wijk.

Als basis voor de ontwikkelingen in Presikhaaf gelden de volgende hoofdlijnen:

  • Een herkenbare wijk met samenhang;
  • Een wijk voor iedereen;
  • Een toegankelijke en veilige wijk;
  • Een bedrijvige wijk;
  • Een groene en duurzame wijk;
  • Een wijk in verandering

Voor het plangebied geldt dat de woonbuurt Presikhaaf 3 in het Ontwikkelingsplan is getypeerd als beheergebied. Dit betekent dat er geen ingrijpende veranderingen van de ruimtelijke structuur zijn gepland.

3.3 Woonbeleid

In de Woonvisie Gemeente Arnhem 2015 (vastgesteld in 2004) is de basis gelegd voor het gemeentelijk te voeren woonbeleid. De Provinciale kaders en ambities voor een kwalitatief woonprogramma maken deel uit van de Regionale Woonvisie van het KAN, deze zijn kaderscheppend geweest bij het opstellen van de Arnhemse Woonvisie. In de Arnhemse woonvisie staat het motto 'Arnhem aantrekkelijke woonstad in balans' centraal. Dit betekent dat Arnhem inzet op versnelling van de woningbouwproductie, het vergroten van de keuzevrijheid en zeggenschap van de woonconsument, het bevorderen van de doorstroming en het doorbreken en verbeteren van de eenzijdige grote goedkope woningvoorraad door datgene te bouwen waar vraag en een tekort aan is.

Op Regionaal niveau zijn voor de komende vijf jaar tot 2009 procentuele afspraken gemaakt voor sociale woningbouw. Voor Arnhem ligt er een inspanningsverplichting om gedurende deze periode op het totaal aan nieuwbouwplannen ten minste 35% betaalbare koop- en huurwoningen in de stad te realiseren. Door het accent te leggen op de bouw van middelduur en duurdere woningen ontstaat er een grotere differentiatie en een ruimer en gevarieerd aanbod van woningtypen en woon- en leefomgevingen. Ook ligt er een inspanningsverplichting om het eigen woningbezit in de stad te bevorderen om zo in 2015 meer evenwicht te bereiken in de eigendomsverhouding van huurwoningen en koopwoningen. In het te voeren woonbeleid spelen de behoefte en wensen van alle woonconsument een belangrijke rol evenals de diversiteit in de bevolkingsamenstelling en de kenmerken die verschillende wijken en buurten in het Arnhemse bezitten.

De landelijke ontwikkelingen op de beleidsdriehoek wonen, welzijn en zorg zijn vertaald in de gemeentelijke kaderstellende nota's, o.a. de Arnhemse Woonvisie en Stad in Balans. Er ligt dan ook op het gebied van wonen, welzijn en zorg bij de gemeente een stevige opgave om de doelstellingen uit deze driehoek in fysieke en sociale zin te realiseren. Dit betekent dat er in woonwijken voor bijzondere doelgroepen en m.n. voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschaliger aanbod aan levensloopbestendige woningen, woonvormen of andere bijz. woonconcepten, gerealiseerd en gefaciliteerd moet worden, eventueel aangevuld met (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning, toezicht of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen in de directe of nabije woonomgeving.

3.4 Monumenten- En Archeologisch Beleid

Het gemeentelijk monumentenbeleid is neergelegd in de Arnhemse monumentennota Geen ruimte voor onverschilligheid (1996). Wettelijk is het beleid verankerd in de Monumentenwet 1988 en de monumentenverordening gemeente Arnhem (2000). Aanvullend beleid en regelgeving is te verwachten na afronding van het Monumenten Selectie Project (MSP). Het MSP (een rijksproject) zal leiden tot de aanwijzing van door het rijk beschermde monumenten en stads- en dorpsgezichten. Daarnaast heeft de gemeente het plangebied onderzocht op monumentale en historische waarden. Historisch waardevolle objecten zijn of zullen worden aangewezen als beschermd gemeentelijk monument. Andere karakteristieke objecten zijn of zullen worden aangewezen als beeldbepalend object.

Ten aanzien van cultuurlandschappen wordt in de Arnhemse monumentennota opgemerkt dat een groot deel van het onbebouwde gebied buiten de bebouwde kom (o.a. het rivierengebied) aandacht behoeft. De cultuurlandschappen zijn van belang als bron van informatie voor de diverse ontwikkelingsstadia van de mens en zijn cultuur en de invloed die deze ontwikkelingen hadden op de vorm van het landschap zelf. De cultuurhistorische waarden van deze landschappen moeten in principe uitgangspunt zijn bij de gebiedsindeling en de functietoekenningen.

De gemeentelijke archeologienota Onzichtbaar maar niet onverschillig (1997) bevat het beleid op het gebied van archeologische monumentenzorg, waarbij behoud en bescherming van archeologische waarden de doelstelling is.

3.5 Welstandsbeleid

Arnhem kiest er in haar welstandsnota (2004) voor om zoveel mogelijk recht te doen aan de reeds bestaande verschillen in de bebouwde omgeving. Hiervoor is een indeling gemaakt in een aantal logische eenheden in de stad. Elke ruimtelijke eenheid heeft een welstandsniveau, 'zwaar', 'normaal', of 'licht', dat aangeeft in welke mate welstand in dat gebied wordt ingezet.

Voor het plangebied geldt het welstandniveau Stedelijk gebied licht. In deze gebieden vindt de gemeente het voldoende om bouwplannen op hoofdlijnen op welstand te toetsen. De verantwoordelijkheid voor de invulling ligt vooral bij bewoners en eigenaren. Het gaat hier met name om de bestaande na-oorlogse delen van de stad. De criteria geven daar waar nodig de bescherming die noodzakelijk is om de kwaliteit van het publieke domein op redelijk niveau te houden.

3.6 Verkeersbeleid

Rijksbeleid
De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling.

Provinciaal en regionaal beleid
De provincie Gelderland en de Stadsregio Arnhem-Nijmegen kennen respectievelijk het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan-2 en het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan.
De provincie Gelderland kiest voor een duurzame mobiliteit, waarbij het verkeers- en vervoerssysteem een sterke economie ondersteunt, welvaart versterkt en de sociale integratie stimuleert. Om dat te bereiken kiest Gelderland voor de volgende aanpak:
voorkomen, beter benutten, bouwen en beprijzen.

De essentie van het regionaal verkeersbeleid is identiek aan dat van de provincie Gelderland. Voor Arnhem is het project Stadsregio-Rail in het bijzonder van belang. De Stadsregio kiest als ruggengraat van ontwikkeling en vervoer het spoor tussen Zutphen-Zevenaar via Arnhem en Nijmegen naar Boxmeer en Cuijk. Planontwikkeling en –realisatie vinden bij voorkeur in bebouwd gebied en in de omgeving van het spoor plaats.

Gemeentelijk beleid
Als resultaat van de wisselwerking tussen rijk, provincie/regio en gemeente, heeft de gemeente Arnhem haar actuele verkeersbeleid verwoord in het Structuurplan Arnhem 2010 en in het Stedelijk Verkeers- en Vervoersplan SVVP Arnhem 2010. De essentie ervan – overeenstemmend met die van rijk, provincie en regio – is het terugdringen van de verkeersonveiligheid en het geleiden van de mobiliteit. Daarbij geldt het principe van vrijheid van keuze voor de mobilist, die de gemeente probeert te beïnvloeden door “verleidelijke” alternatieven aan te bieden. Ook speelt het prijsmechanisme hierin een steeds grotere rol.

Voor de werkingsduur van voorliggend bestemmingsplan is de uitwerking van het SVVP in het Categoriseringsplan Arnhem 2000 richtinggevend. Het categoriseringsplan werkt uit hoe de verkeersruimte in Arnhem duurzaam veilig (her-)ingericht wordt. Arnhem kent twee typen wegen: 1) de verblijfsgebieden en 2) de verkeersaders. Deze laatste zijn de hoofd- en ontsluitingswegen en vormen het Arnhemse hoofdwegennet voor het autoverkeer. Deze wegen kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger. Alle andere wegen vallen onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten krijgen het karakter van de 30 km/uurzone. Ze hebben een verblijfsfunctie en ontsluiten percelen. Veelal zijn het woonstraten.

Het plangebied kent de volgende verkeersaders: Het Lange Water en de Lange Wal.

De overige wegen en straten zijn typische woonstraten.

Het SVVP Arnhem 2010 is voor het onderdeel parkeren nader vormgegeven in de Parkeernota Arnhem 2003-2010. Voor het plangebied Presikhaaf 3 zijn momenteel geen parkeeronderwerpen relevant.

3.7 Milieubeleid

In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale leefomgevingskwaliteit van de stad.

Op 26 mei 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn opgenomen. Hiermee differentiëren we milieuambities naar verschillende gebieden. Niet overal in de stad streven we immers dezelfde milieuambities na: in een dynamisch centrum accepteren we bijvoorbeeld meer geluid dan in een woonwijk. Wel wordt rekening gehouden met grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich ophoopt.

Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten we in het betreffende gebied willen handhaven of realiseren, wordt ook duidelijk of een bepaalde ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied.


Luchtbeleid
Europees en Rijksbeleid
De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Wet Luchtkwaliteit. Het doel van de Wet Luchtkwaliteit 2007 is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.

Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:

  • PM10 (fijnstof)
    1. 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet worden overschreden;
    2. 2. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
  • NO2 (stikstofdioxide)
    1. 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden;
    2. 2. de uurgemiddelde concentratie van 200 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.

Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.


Wet Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet Luchtkwaliteit van kracht geworden. De nieuwe wet is nodig bevonden omdat de aanleg van een groot aantal bouwprojecten en bestemmingsplannen stilgelegd zijn door uitspraken van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De grenswaarden zijn ongewijzigd gebleven, maar de nieuwe wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is 1augustus 2009 van kracht geworden.


Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit

Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit het toenmalige Besluit Luchtkwaliteit 2005 te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen voor 2010 op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de onlangs van kracht geworden Wet Luchtkwaliteit is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2005-2010 van februari 2006.

Geluid

Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals bijvoorbeeld scholen en zorginstellingen.

In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.

De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde).

Voor het verlenen van een hogere grenswaarde is de nota uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde van de gemeente Arnhem van toepassing.

Beledsplan Geluid

Op 5 augustus 2008 is het geactualiseerde beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naar mate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.

Hinder

In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de

VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.

Externe veiligheid

Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).

Landelijk beleid

Voor bedrijven is op 28 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen (artikel 5.1 van de Wet milieubeheer) vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.

Voor de routes (weg, water, spoor en ondergrondse leidingen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, komt in 2009/2010 een AMvB transport. In deze AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) worden ook milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.

Gemeentelijk beleid

Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid 2006-2009 vastgesteld. Op 16 februari 2009 heeft de gemeenteraad besloten om het beleidsplan met 2 jaar (tot en met 2010) te verlengen. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.


Duurzaam bouwen
De gemeenten in Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) hebben het Convenant Duurzaam Bouwen in het KAN (2000) opgesteld waarin de partijen uniformiteit beogen in aanpak en toepassing van het duurzaam bouwen. Met dit convenant leggen de partijen de tussen hen gemaakte afspraken vast met betrekking tot het minimumkwaliteitsniveau van het duurzaam bouwen in het KAN. Het Pakket Duurzame Stedenbouw in het KAN maakt hier onderdeel van uit (tevens een uitwerking van het regionale structuurplan). Het pakket bestaat uit een opsomming van uitgangspunten die gehanteerd kunnen worden om woon- en werklocaties duurzaam te ontwikkelen en te beheren. De in het pakket genoemde uitgangspunten zijn zoveel mogelijk gehanteerd bij de opstelling van dit bestemmingsplan en zullen zoveel mogelijk worden gehanteerd bij de uitvoering. Aanvullend hierop is de Nota duurzaam bouwen (1998) van de gemeente Arnhem. Inbreiden in bestaand stedelijk gebied voorkomt uitbreiding in landschappelijk waardevolle buitengebieden. De gemeente wil daarom aan dit soort projecten voorrang en extra aandacht geven.

3.8 Groenbeleid

Provinciaal beleid: Richtlijn compensatie natuur en bos

De provincie heeft het compensatiebeleid "De Compensatierichtlijn natuur en bos" als uitwerking van het Streekplan Gelderland en de Structuurschema Groene Ruimte opgesteld. De gemeente zal dat compensatiebeleid uitvoeren. Is de provinciale richtlijn van toepassing dan treed de gemeentelijke regelgeving terug.

Uitgangspunt van het compensatiebeleid is dat natuur en bos alleen plaats kunnen maken voor een ander ruimtegebruik als er voor de specifieke locatiegebonden ontwikkeling geen alternatieve locaties aanwezig zijn (nee-tenzij-beleid). In principe dient natuur door natuur en bos door bos te worden gecompenseerd. De compensatierichtlijn is van toepassing op

  • alle natuur die op de streekplan of bestemmingsplankaart de bestemming natuur heeft of een vegetatiewaarde van 6 of hoger heeft;
  • gebieden met de bestemming bos, zoals aangegeven op streekplan of bestemmingsplankaart;
  • alle gebieden die conform de Boswet herplantplichtig zijn, zowel binnen als buiten de bebouwde kom Boswet.

Er kunnen zich echter situaties voordoen waarbij het acceptabel is dat bos door natuur vervangen wordt. Die situaties worden beschreven in de Nota Open Bos.

De compensatierichtlijn kent een kwaliteitstoeslag, bij wijziging van functie dient dus meer bos of natuur te worden gerealiseerd dan verloren gaat.

Flora- en Faunawet 2002

De opdrachtgever / initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet. De wet gaat uit van het “nee-tenzij” principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

Eind januari 2005 is het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Er zijn 3 beschermingscategorieën:

  • tabel 1. algemeen beschermde soorten
  • tabel 2. beschermde soorten
  • tabel 3. streng beschermde soorten

Boswet

De Boswet is van toepassing op alle bossen en houtopstanden groter dan 10 are of - in geval van rijbeplantingen - meer dan twintig bomen, die gelegen zijn buiten de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'. De Boswet verplicht om de grond waarop het bos of de bomen hebben gestaan binnen drie jaar opnieuw in te planten.

Als voor de uitvoering van een werk de bestemming moet worden gewijzigd treedt de provinciale richtlijn 'Bos- en natuurcompensatie' in werking. Deze richtlijn is een uitwerking van het Streekplan en geldt ook voor bos binnen de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'.

Groenplan Arnhem 2004 -2007 / 2015
De gemeente Arnhem streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswensen moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.

Het Groenplan Arnhem bevat een samenhangende visie op ontwikkeling, inrichting en beheer van het groen in en om de stad Arnhem. Dit betekent dat:

  1. 1. het Groenplan een uitwerking geeft van het Structuurplan Arnhem 2010 voor wat betreft de daarin beschreven 'groene ambities';
  2. 2. het plan als toetsingskader dient voor het beoordelen van ruimtelijke plannen en projecten en tevens een goede basis vormt voor mogelijke toekomstige subsidies en voor koppeling aan projecten en programma's van andere partijen;
  3. 3. het plan de basis biedt voor de planologische bescherming van waardevolle gebieden en dat op basis van het plan randvoorwaarden kunnen worden meegegeven aan stedenbouwkundige projecten;
  4. 4. het plan helderheid biedt bij de prioritering en programmering van het groenbeheer door de gemeente;
  5. 5. het plan daarnaast de kaders biedt voor vergunningverlening en handhaving, voor de uitgifte van snippergroen en voor groencompensatie.

Uitgangspunten

Arnhem heeft veel waardevol groen. Dit is een groot goed voor de leefbaarheid van de stad.

Uitgangspunten van het groenplan zijn:

  1. 1. bewaren en versterken
  2. 2. zuinig omgaan met bestaande en potentiële kwaliteiten
  3. 3. groen blijft groen
  4. 4. kansen benutten
  5. 5. alles op zijn plaats
  6. 6. tegengaan van versnippering.
  7. 7. schoon en netjes
  8. 8. beheer afgestemd op streefbeeld

Presikhaaf 3

Het Groenplan bevat een beleidsvisie en een uitwerkingsdeel met concrete streefbeelden voor verschillende gebieden en wijkkaarten. In de streefbeelden is de visie uitgewerkt voor verschillende gebiedstypen in de stad. Het plangebied valt binnen het uitwerkingsdeel Presikhaaf West (Zie Figuur 2.1 - Wijkkaart Presikhaaf West).
Op de wijkkaarten wordt tevens het onderscheid aangegeven tussen structureel en flexibel wijkgroen. Dit is onder meer van belang in het kader van de uitgifte van snippergroen, het verlenen van kapvergunningen en toepassen van groencompensatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.742-0302_0006.jpg"

Figuur 3.1 Wijkkaart Presikhaaf West

(Bron: Groenplan Arnhem 2004 - 2007 / 2015. Gemeente Arnhem)

Het groen in de omranding van Presikhaaf 3, bestaande uit de ecozones, behoort tot het structureel groen. Evenals het groen dat in samenhang met de watergangen de wijk doorkruist. De groenstrook langs de Borselenstraat die aantakt op het winkelcentrum is eveneens structureel.

Het overige groen is aangemerkt als flexibel groen.

3.9 Waterbeleid

Europees en rijksbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld die in 2009 definitief worden goedgekeurd en vastgesteld door “Den Haag” en “Brussel”. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota's vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, juli 2003). Het bestuursakkoord heeft tot doel “om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden”. Belangrijk onderdeel is om de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren' in alle overheidsplannen als verplicht afwegingsprincipe te hanteren. In het Nationaal Bestuursakkoord is vastgelegd dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures, waarbij een vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder in de planvorming wordt gewaarborgd. Verder is water in de Nota Ruimte een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de op 1 januari 2008 van kracht geworden Wet gemeentelijke watertaken. In deze nieuwe wet zijn de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht vastgelegd.

Provinciaal, regionaal, gemeentelijk en waterschapsbeleid

Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Streekplan (juni 2005), Waterhuishoudingsplan Gelderland (december 2004) en het Gelders Milieuplan (juni 2004).

De gemeenten in Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) hebben het Convenant Duurzaam Bouwen in het KAN (2000) opgesteld. Het 'pakket duurzaam bouwen' maakt hier onderdeel van uit. Hierin staan uitgangspunten voor duurzaam bouwen.

Aangezien het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Noord is overgedragen aan het waterschap Rijn & IJssel dient de gemeente Arnhem ook rekening te houden met het vigerende beleid van het waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het op 21 december 2006 vastgestelde Waterbeheerplan (2010-2015) en de Keur en legger van het waterschap.

Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in onder meer in het Gemeentelijk RioleringsPlan (2003-2007 verlengd tot en met 2008), het Structuurplan Arnhem 2010 en het Waterplan Arnhem.

Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

  • er grondwaterneutraal gebouwd moet worden.
  • er geen negatieve verstoring van de grondwaterstanden en -stromingen mag worden veroorzaakt om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen.
  • regenwater binnen het plangebied afgekoppeld moet worden van de riolering.
  • het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt.
  • er maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling.

het gebruik van uitloogbare materialen niet is toegestaan.

3.10 Sport- En Recreatiebeleid

In 2005 is de Sportnota "Sport over de breedte" vastgesteld. Het sportbeleid concentreert zich rond vijf thema's:

  1. 1. Samenhang tussen bewegingsonderwijs, sportbuurwerk en sportverenigingen met het doel meer mensen in beweging te krijgen;
  2. 2. Verbeteren van de kwaliteit van sportverenigingen, uitgaande van de cruciale rol van sterke sportverenigingen voor het sportaanbod in Arnhem;
  3. 3. Voldoende en kwalitatief goede sportaccommodaties: bestaande accomodaties aanpassen aan de huidige kwaliteitsnormen, goede spreiding van voorzieningen over de stad en nieuwe voorzieningen waar dat wenselijk is;
  4. 4. Topsport in de stad als het evenementen betreft;
  5. 5. Dienstverlening in de sport: ondersteuning van verenigingen, informatie en advies en belangenbehartiging.

3.11 Economisch Beleid

De gemeente heeft haar economische visie en koers voor de middellange termijn vastgelegd in de Economische Agenda Arnhem 2015. De agenda stelt dat in de eerste plaats de basis op orde moet zijn. De gemeente wil daarom zorgen voor een gunstig ondernemingsklimaat door adequate dienstverlening te bieden en geschikte, goed bereikbare vestigingsplaatsen in een stimulerende economische omgeving. In de tweede plaats kunnen de sterke sectoren verder uitgebouwd. Het gaat dan om de verdere versterking als zesde kantorenstad van ons land, en het behalen van winst in de sectoren zorg & welzijn en toerisme & vrije tijd. Tot slot gaat de gemeente Arnhem extra werk maken van haar kansrijke economische clusters: energie- & milieutechnologie en mode & design. Dit zijn bedrijvensectoren, waarin Arnhem bijzonder is en die een sterke basis bieden om een regionale en nationale positie op te bouwen.

De Economische Agenda levert een bijdrage aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad en het tegengaan van de maatschappelijke tweedeling. De agenda bepaalt de gemeentelijke koers en is opgesteld na stadsgesprekken met ondernemers en onderwijs- en kennisinstellingen. De gemeente stimuleert de economische ontwikkeling en is regisseur van het samenspel tussen overheid, ondernemers, onderwijs en onderzoek. In de stadsgesprekken hebben de partners duidelijk gemaakt, wat zij gezamenlijk kunnen en willen doen om het ondernemingsklimaat te versterken.

Arnhem heeft relatief gezien een groot aantal arbeidsplaatsen (rond de 100.000), dat voor een belangrijk deel (ongeveer 35.000) wordt vervuld door niet-Arnhemmers. Het aandeel Arnhemmers met een lage opleiding en met beperkte kansen op de arbeidsmarkt is groot. De aanpak uit de Economische Agenda levert naast banen voor hoog en middelbaar opgeleiden, vooral ook banen voor lager opgeleide inwoners op.

3.11.1 Wijkeconomie

Het stimuleren van 'werken in de wijk' oftewel wijkeconomie, zoals vastgelegd in de gelijknamige Nota Wijkeconomie (2001), blijft een belangrijk thema. De ontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid en werkgelegenheid levert een bijdrage aan de verbetering van de leefbaarheid en sociale samenhang in de wijk. In dit verband is het werken aan huis, binnen duidelijk beperkte kaders, toegestaan. Concreet betekent dit dat de gemeente actief blijft bij het stimuleren van woon-werkeenheden en het ontwikkelen van kleinschalige bedrijfsverzamelgebouwen in wijken, bedoeld voor bedrijven in de ambachtelijke bedrijvigheid en de persoonlijke, zakelijke en overige dienstverlening.

3.11.2 Kantoren

In de Nota Herijking Kantorenbeleid Arnhem 2008 – 2020 staat het herstel van het evenwicht in de kantorenmarkt centraal. Hiertoe wordt ingezet op hergebruik van langdurig leegstaande kantorenpanden, alsmede het beperken en faseren van nieuwbouwplannen. Nieuw kantorenprogramma wordt beperkt tot een gelimiteerd aantal strategische locaties in de stad (o.a. Arnhem Centraal, Rijnboog, Centrum Zuid, Arnhems Buiten en IJsseloord II). Ontwikkeling van kantoren buiten deze locaties is ongewenst.

3.11.3 Bedrijventerreinen

In Arnhem is het aanbod van nieuwe gronden voor bedrijventerreinen beperkt. In de toekomst blijven de uitbreidingsmogelijkheden gering. Daarom is het beleid om zorgvuldig om te gaan met de beschikbare gronden en steeds alert te blijven welke functies wel en welke niet thuishoren op bedrijventerreinen. Dit laatste is onder andere afhankelijk van de typering en het profiel van het specifieke bedrijventerrein. Het doel is om zowel de bestaande als nieuwe bedrijventerreinen aantrekkelijk, ruimte-intensief en goed bereikbaar te laten zijn én te houden. In het Economisch Programmerings- en Ontwikkelingsdocument (EPO), dat in 2009 in stadsregionaal verband is opgesteld, staat onder andere het toepassen van de SER-ladder, het voorkomen van overaanbod en het voortvarend aanpakken van herstructurering centraal. Deze beleidslijn sluit goed aan bij de reeds bestaande werkwijze in Arnhem.

3.11.4 Detailhandel

Met de nota Detailhandelsbeleid Arnhem: herijking 2008 is het beleid voor detailhandel geactualiseerd. Centraal in de nota staat hoe het beste op ontwikkelingen kan worden ingespeeld om Arnhem haar positie als belangrijk koopcentrum te laten behouden en hoe de positie kan worden versterkt. Tevens hoe een evenwichtig detailhandelsaanbod voor de consument in de binnenstad, de stadsdeelcentra, de buurt- en wijkcentra en op de perifere locaties kan worden behouden en opgebouwd. De beleidsuitgangspunten in het detailhandelsbeleid uit 2001 zijn niet gewijzigd. De belangrijkste aanbevelingen en actiepunten in de nota zijn:

  • stimuleren van gebiedsprofielen voor de binnenstad;
  • ontwikkelen van het Woonwinkelcentrum in Centrum Zuid;
  • planologisch vastleggen van het themacentrum Wonen in Centrum Zuid;
  • plannen voor Kronenburg begeleiden;
  • uitbreiding van supermarkten in Arnhem Noord;
  • stimuleren van de verplaatsing van detailhandel op bedrijventerreinen en solitaire locaties;
  • stimuleren van de komst van gewenste detailhandel;
  • onderzoek naar regionale en lokale koopstroomontwikkelingen;
  • stimuleren en ontwikkelen van wijkeconomie.

3.11.5 Toerisme en Vrije Tijd

In het stadsprogramma Arnhem Aantrekkelijke Centrumstad is de economische opgave 'meer (toeristische) bezoekers en bestedingen' opgenomen. Toerisme en Vrije Tijd is in de Economische Agenda 2015 benoemd als sterk segment, dat we verder willen uitbouwen.

Beleidsmatige afwegingen en het creëren van de juiste randvoorwaarden hiervoor vinden plaats binnen de verschillende reeds belegde deelterreinen zoals horecabeleid, hotelbeleid, cultuurbeleid, sportbeleid, evenementenbeleid, openluchtrecreatie, binnenstadsbeleid, toeristische marketing, citymarketing en erfgoedbeleid. Met uitzondering van 'openluchtrecreatie' gelden voor al deze deelterreinen vigerende beleidsplannen. Er is (nog) geen overkoepelend beleidsdocument 'Toerisme en Vrije Tijd'. Voor vormen van 'Leisure' die niet vallen onder de hiervoor genoemde terreinen – veelal commerciële functies als bioscopen, bowlingbanen, fitnesscentra en dergelijke – is geen vigerend beleidsdocument. Deze vallen in de bestemmingsplancategorie 'recreatie'.

Er wordt gewerkt aan een actieplan 'toerisme en vrije tijd', waarin o.a. aandacht is voor de onderlinge verbindingen tussen de hiervoor genoemde beleidsterreinen, samenhangende doelstellingen én een samenhangend actieplan.

3.11.6 Horeca

De horecanota Gastvrij Arnhem (2005) geeft de uitgangspunten aan voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling ten aanzien van horeca. Hoofdlijn van de nota is de randvoorwaardenscheppende en faciliterende rol van de gemeente, zodat een evenwichtig aanbod van horeca ontstaat. Horecaontwikkeling is afgestemd op de functie van het gebied. De ontwikkeling van de attractieve stad vraagt om horecaontwikkeling met name in de binnenstad en omgeving. In de detailhandelgebieden (Kronenburg, Presikhaaf) heeft horeca vooral een belangrijke ondersteunende functie voor de detailhandel. Ook in de toeristische centra van de stad heeft de horeca een ondersteunende functie. In woonwijken heeft horeca een verzorgende functie. En langs de radialen heeft het een bovenwijkse of stedelijke functie.

Het gemeentelijk beleid krijgt mede gestalte door vergunningverlening en handhaving. Dit gebeurt integraal; dat wil zeggen dat de verschillende beleidsterreinen op elkaar worden afgestemd (bijvoorbeeld openbare orde en veiligheid, voedsel- en brandveiligheid, milieu, gezondheid). Zo ontstaat duidelijkheid voor de horecaondernemers en andere belanghebbenden. Daarnaast wil de gemeente een goede gesprekspartner zijn voor ondernemers en ontwikkelingen stimuleren.

3.11.7 Hotels

De Gemeenteraad heeft in 2008 ruimte geboden voor de ontwikkeling van één of meer hotels in de binnenstad (gebied binnenstad, inclusief de singels en het Coehoorngebied). De gemeente werkt mee aan het bouwvergunning- en planologisch traject voor een hotelontwikkeling. Als criterium is gesteld dat het moet gaan om hotels:

  • in het hogere segment, die zowel de zakelijke als de toeristische markt bedienen;
  • die door hun uitstraling zich onderscheiden en het imago van Arnhem als innovatieve en creatieve stad versterken (bijv. een designhotel);
  • die de parkeerbehoefte in of nabij het pand oplossen.

De marktruimte is bepalend voor de uitbreidingsruimte. Een hotelontwikkeling is ook mogelijk buiten de binnenstad. Bij deze ontwikkelingen wordt per geval bestuurlijk beoordeeld of de ontwikkeling een meerwaarde oplevert voor de toeristische ontwikkeling van Arnhem.

3.12 Coffeeshopbeleid

De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (1998) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd. In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig of toegestaan.

3.13 Prostitutiebeleid

In de nota Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000) is het beleid neergelegd, dat gevoerd wordt in verband met de afschaffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000. Gemeenten krijgen hierdoor de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om de prostitutie te reguleren

Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de volgende elementen:

  1. 1. concentratie van de raamprostitutie op één plek;
  2. 2. het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken, waarbij het huidige aantal van 240 ramen verlaagd wordt naar 120;
  3. 3. het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast;
  4. 4. concentratie van de tippelprostitutie.

Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.

In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig. Gezien de aanwezigheid van een seksinrichting binnen het betreffende CBS - telgebied is het niet waarschijnlijk, dat er een situatie zal ontstaan, dat een vergunningaanvraag gehonoreerd zal worden.

3.14 Overige Beleidsuitgangspunten

Projectmatige nieuwbouwplannen in bestaand stedelijk gebied moeten voldoen aan de specificaties die het "Politiekeurmerk Veilig Wonen" stelt aan woningen en woongebouwen.

Voor het bestemmingsplan is vooral van belang dat indien de omgevingssituatie dit mogelijk maakt ook de woonomgeving aan de eisen van het keurmerk dient te voldoen.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een alarmerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Dit hoofdstuk beschrijft het beheerdeel van Presikhaaf 3, de relevante milieu- en omgevingsaspecten met betrekking tot de realisatie van de Natte ecozone alsmede de reconstructie van de kruising Lange Wal - Lange Water worden in paragraaf 5.2 respectievelijk 5.3 verder toegelicht.

4.2 Milieu

Geluid

Weg- en spoorverkeer

Het bestemmingsplan Presikhaaf 3 heeft voornamelijk een consoliderend karakter. Binnen het beheerdeel van Presikhaaf 3 vinden verder geen (planologische) wijzigingen plaats en is een akoestisch onderzoek achterwege gelaten.

In het kader van de reconstructie van de kruising Lange Wal - Lange Water zijn wel extra akoestische onderzoeken gedaan, zie hiervoor paragraaf 5.3.

Industrielawaai

Een klein deel van het plangebied ligt in de zone van het gezoneerde industrieterrein Arnhem-Noord. Deze zone is op de plankaart weergegeven. Binnen deze zone mogen geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies worden gebouwd tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder.

Conclusie

Er worden geen geluidsgevoelige objecten geprojecteerd. Het plan hoeft daarom niet getoetst te worden aan de Wet Geluidhinder en het Arnhemse beleidsplan Geluid.

Lucht

Binnen het beheerdeel van Presikhaaf 3 vinden verder geen (planologische) wijzigingen plaats. Het gebied staat volgens de monitoringstool niet bekend als een luchtkwaliteitknelpunt.

Hinder

De binnen het plangebied aanwezige bedrijven zijn hoofdzakelijk milieucategorie 1 en 2 bedrijven. Rondom de Honigkamp/De Bitterstraat gaat het om detailhandel. Dit gebied kan volgens de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' worden getypeerd als gemengd gebied. In de directe omgeving van Honigkamp/De Bitterstraat zijn geen ontwikkelingen voorzien. De rest van het plangebied Presikhaaf 3 wordt getypeerd als woon(stads)wijk.

Het plangebied ligt tegen het bedrijventerrein IJsseloord I en in de directe omgeving van het bedrijventerrein 't Broek. De bedrijven op het bedrijventerrein IJsseloord I zijn bedrijven tot maximaal milieucategorie 3, bedrijventerrein 't Broek bestaat uit bedrijven tot maximaal milieucategorie 4. Ten opzichte van woonwijken geldt voor milieucategorie 3 bedrijven een richtafstand van 100 meter en voor milieucategorie 4 bedrijven een richtafstand van 300 meter. Binnen deze richtafstand zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Van deze richtafstand kan gemotiveerd worden afgeweken. Hierbij wordt ingezoomd op de vergunde situatie van bedrijven om te beoordelen of een ontwikkeling op die locatie past.

Externe veiligheid

Binnen het plangebied ligt een ondergrondse aardgasleiding (diameter 12 inch, druk van 40 bar). Deze aardgasleiding heeft geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour. Daarnaast ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van het spoortraject Arnhem-Zevenaar waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Verantwoording groepsrisico

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoortraject Arnhem-Zevenaar en de ondergrondse aardgasleiding waarover en waardoor transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Binnen deze gebieden vinden geen ontwikkelingen plaats. Dit betekent dat het groepsrisico niet zal veranderen en er verder ook geen verantwoording van het groepsrisico zal plaatsvinden.

Bodem

Met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem is een inventarisatie uitgevoerd van de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied. Uit de inventarisatie is gebleken dat in het beheerbestemmingsplangebied de volgende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn (zie figuur 4.2 - Locaties bodemverontreiniging)

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.742-0302_0007.jpg"

Figuur 4.2 Ligging locaties bodemverontreiniging

Adres BISnr Aangetoond of potentieel geval Omschrijving
1 Vml stortplaats Bethanienstraat e.o. 0007 Ernstig niet urgent geval De grond en het grondwater is sterk verontreinigd met zware metalen
2 Van Galenstraat 55-65 0526 Ernstig en urgent
geval
De grond is sterk verontreinigd met minerale olie. In 1998 zijn de ondergrondse tanks en de grond gesaneerd. Na afloop van de sanering is nog sprake van een lichte restverontreiniging met minerale olie in de grond.
3 Veldoven 15 0885 Ernstig niet beschikt De grond is sterk verontreinigd met zware metalen. De omvang hiervan is nog niet volledig in kaart gebracht.
4 Veldoven 4 0664 Ernstig niet urgent De grond is hier sterk verontreinigd met minerale olie. De omvang hiervan is niet afgeperkt. Voor de locatie is een deelsaneringsplan ingediend. Het is niet duidelijk of deze locatie al is gesaneerd.
5 Lange Wal 126 5328 Ernstig nog niet beschikt Grond en grondwater is hier sterk verontreinigd met minerale olie
6 Spuistraat/Conradweg 4027 Ernstig nog niet beschikt Grondwater is hier op ca 11 m-mv sterk verontreinigd met VOCl. De exacte omvang is nog onbekend. Mogelijk is hier ook relatie met de grondwater-verontreiniging Raadsheerplein (A).

Direct aangrenzend aan het beheerbestemmingsplangebied liggen de volgende grondwaterverontreinigingen:

Adres BISnr Omschrijving
A Raadsheerplein/Hanzestraat 145a 4144 Grondwater is hier sterk verontreinigd met VOCl. De exacte omvang is nog onbekend. Beschikking deel NO, geval van ernstige bodemverontreiniging is afgegeven, Maar spoedeisendheid is nog niet bepaald.
B Lange Water/IJssellaan 0290 Grondwater is hier sterk verontreinigd met VOCl. Er is hier sprake van een niet urgent geval van ernstige bodemverontreiniging.

Op grond van de bodemkwaliteitskaart/zoneringskaart is hier gemiddeld sprake van een lichte bodemverontreiniging (> AW 2000).

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied ten behoeve van een beheerbestemmingsplan. Er zijn een aantal (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Direct aangrenzend aan het plangebied liggen een aantal grondwaterverontreinigingen. .

De kwaliteit van het dieper grondwater (> 11 m-mv) in het gebied en het ondiepe grondwater aangrenzend aan dit gebied vormt mogelijk een belemmering voor de aanwezige bestemmingen/functies. Daarom wordt op dit moment een nader onderzoek verricht naar de VOCl verontreinigingen in Presikhaaf. Bemalen/oppompen van grondwater in Presikhaaf 3 is daarom zonder toestemming van het bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb) niet toegestaan.

Omdat het een beheerbestemmingsplan betreft, is het onderzoek vooralsnog beperkt tot het uitvoeren van deze inventarisatie. Bij concrete bestemmingsplanwijzigingen en/of nieuwbouw plannen, waarbij nog onvoldoende inzicht bestaat in de bodemkwaliteit, is een bodemonderzoek noodzakelijk.

Conclusie

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied ten behoeve van een beheerbestemmingsplan. Er zijn een aantal (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Direct aangrenzend aan het plangebied liggen een aantal grondwaterverontreinigingen. .

De kwaliteit van het dieper grondwater (> 11 m-mv) in het gebied en het ondiepe grondwater aangrenzend aan dit gebied vormt mogelijk een belemmering voor de aanwezige bestemmingen/functies. Daarom wordt op dit moment een nader onderzoek verricht naar de VOCl (Vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen; ontvettingsmiddelen, welke met name bij chemische wasserijen zijn toegepast) verontreinigingen in Presikhaaf. Bemalen/oppompen van grondwater in Presikhaaf 3 is daarom zonder toestemming van het bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb) niet toegestaan.

Omdat het een beheerbestemmingsplan betreft, is het onderzoek vooralsnog beperkt tot het uitvoeren van deze inventarisatie. Bij concrete bestemmingsplanwijzigingen en/of nieuwbouw plannen, waarbij nog onvoldoende inzicht bestaat in de bodemkwaliteit, is een bodemonderzoek noodzakelijk.

4.3 Groen En Ecologie

Bestaande situatie

In 2005 is door Eelerwoude een inventarisatie uitgevoerd naar natuurwaarden in Presikhaaf. Voor het verstoren van de aanwezige beschermde soorten binnen het ontwikkelingsplan Presikhaaf is een ontheffing artikel 75C conform de Flora- en faunawet verkregen, nummer FF/75C/2006/0051B (zie Bijlage 1)

Ontheffing is verkregen van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de baardvleermuis (Myotis mystacinus), gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), laatvlieger (Eptesicus serotinus), ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii) en de watervleermuis (Myotis daubentonii).

De ontheffing is geldig tot 1 juli 2011. Voor de werkzaamheden zijn in de ontheffing voorwaarden gesteld, waaronder een protocol voor de uitvoering van het werk en het inpassen van verblijven voor gierzwaluw, huismus en vleermuis. Zo blijft de functionaliteit van de verblijven van de soorten gegarandeerd.

Voor Presikhaaf 3 gelden specifieke voorwaarden:

  • In nieuwbouw verblijven voor vleermuizen inpassen.
  • Geen toename van verlichting bij nieuwe wateren en bomenrijen, waarbij de aanwezige verlichting wordt toegepast met afgeschermde armaturen.
  • In de natte ecologische zone en het toekomstige park plas/dras zones aanleggen en (daar waar watergangen wegen kruisen) bruggen aanleggen (met een hoogte tussen de waterlijn en de onderkant van de brug van minimaal 1 meter, zodat de watervleermuis er onderdoor kan vliegen) en met doorlopende oeverlijn. Duikers met looprichels worden bij kruisingen aangelegd waar een brug financieel niet haalbaar is.

In 2011 moet de ontheffing dus worden verlengd. Voor de verlenging wordt in de periode maart – november 2010 een volledige inventarisatie uitgevoerd naar de natuurwaarden in het plangebied Presikhaaf en dus ook in het plangebied Presikhaaf 3.

Natuurwaarden 2005

In Presikhaaf 3 zijn diverse beschermde soorten aangetroffen. In het gebouw aan de Bitterstraat zit een kolonie van de gewone dwergvleermuis. Verder worden de singels door de watervleermuis, de gewone grootoorvleermuis en de gewone dwergvleermuis gebruikt als foerageergebied. De kleine watersalamander, middelste groene kikker en gewone pad en enkele broedvogels verblijven in het water en aan de wateroever van de singels. En in het bosplantsoen aan de spoorzone broeden diverse vogelsoorten, waaronder de pimpelmees en de koolmees. Egels verblijven in het grote groen en in de tuinen bij woningen.

Beschrijving van de groenstructuur

De hoofdgroenstructuur is vastgelegd in de Ecozones Presikhaaf (Veenenebos en Bosch, 2004). De groenzone langs het spoor en het park aan de Honigkamp vormen een onderdeel van de Natte ecozone. Het nieuwe park aan de Honigkamp vervangt het vele versnipperde groen van de huidige situatie in dit deel van Presikhaaaf. In het park is zowel plek voor natte natuur als voor recreatieve voorzieningen. Het park is middels twee stevige singels met de natte ecozone langs het spoor verbonden.

Conclusie

Er zijn geen beperkingen. Er is een ontheffing Flora- en faunawet (FF/75C/2006/0051B) voor de herontwikkeling in Presikhaaf, inclusief Presikhaaf 3. Verder zal de ontheffing in 2011 worden verlengd, waarbij aanvullende voorwaarden van toepassing kunnen zijn.

4.4 Water

In het plangebied is oppervlaktewater aanwezig in de vorm van watergangen. Deze watergangen zijn onderdeel van het watersysteem Arnhem-Noord en hebben een streefpeil van 9 meter boven N.A.P. De watergangen zijn eigendom van en in beheer bij het waterschap Rijn en IJssel. Via het Dunogemaal en het Broekgemaal wordt overtollig oppervlaktewater afgevoerd.

In de nabijheid van het plangebied stroomt de IJssel die een grote invloed heeft op de

grondwaterstand binnen onder meer het plangebied.

Toename van verhard oppervlak moet gecompenseerd worden. Deze compensatie kan op meerdere manieren gerealiseerd worden. Als gekozen wordt voor het aanleggen van open water, dan is de vuistregel dat het oppervlak aan open water ongeveer 10% van de toename aan verharding bedraagt. De exacte toename wordt door het Waterschap Rijn en IJssel bepaald.

In het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water is onderzocht of het watersysteem van Arnhem-Noord voldoende buffering heeft. Uiteindelijk resultaat van dit onderzoek is dat binnen Presikhaaf, ’t Broek en Het Broek een tekort van 2,5 ha. aan open water is ontstaan. Een groot deel van deze benodigde berging is gevonden in het plangebied van Presikhaaf 3. In de Natte Ecozone (zie paragraaf 5.2 Natte ecozone) is ruimte gevonden om een deel van deze waterberging te realiseren. Op de attentiekaart zijn deze gebieden aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.742-0302_0008.jpg"

Figuur 4.3 Attentiekaart Water - Presikhaaf 3

Hoge grondwaterstanden spelen een rol in de fysieke woonomgeving en worden vaak ervaren als wateroverlast. Deze grondwaterstand wordt door verschillende factoren bepaald.

Zo is de bodemopbouw in de wijk divers met verschillende moeilijk doorlatende lagen zoals klei en veen op de zandgronden die door de stuwwal zijn afgezet. Bodems met deze moeilijk doorlatende lagen aan of dichtbij het maaiveld, hebben over het algemeen een hoge grondwaterspiegel. Bij langdurige regenval kan door de bodemopbouw de bodem verzadigd raken en het water op het maaiveld blijven staan.

Het diepe grondwater stroomt globaal van noord naar zuid, vanaf de Veluwe richting de IJssel en de Betuwe. Het diepe grondwater bevindt zich tussen de 8,5 en 9,0 m. + N.A.P. Het maaiveld varieert van 10 tot 11 m. + N.A.P. Hier bovenop komt nog het effect van het infiltrerende regenwater. Dit water zijgt vanaf het maaiveld naar beneden en stagneert op de waterstroom vanuit de Veluwe. De werkelijke ontwatering, de afstand tussen maaiveld en grondwater, is dan ook kleiner.

Daarnaast heeft de IJssel een grote invloed op de grondwaterstand. Bij een hoge rivierstand ontstaat een kwelstroom vanuit de rivier de wijk in. Hierdoor wordt de afstroming vanuit de Veluwe belemmert, waardoor deze stagneert en opstuwt. De opstuwing heeft een hogere grondwaterstand tot gevolg.

In nieuwe ontwikkelingen zullen voor het verbeteren van de ontwateringsdiepte aanvullende maatregelen genomen moeten worden.

In het plangebied ligt een gescheiden rioolstel. Bij dit stelsel wordt het vuilwater en hemelwater gescheiden ondergronds afgevoerd. Het hemelwater komt in de omliggende watergangen terecht.

Op de hoek Honigkamp – Lange Water staat een rioolgemaal die het afvalwater van de wijken Over het Lange Water, Elsweide en een klein deel van Presikhaaf 3 inzamelt en verpompt richting de Driepoortenweg.

Bij ontwikkelingen moet een geïntegreerd rioolstelsel worden aangelegd; dit houdt in dat alleen afvalwater ondergronds wordt afgevoerd en dat het hemelwater op eigen terrein moet worden verwerkt. Als blijkt dat dit niet (geheel) mogelijk is, dan kan in overleg met de beheerder van het openbaar gebied dan wel van het watersysteem, hiervan onder voorwaarden worden afgeweken. Hemelwater afkomstig van verontreinigde oppervlakten zoals parkeerplaatsen en wegen moet worden gereinigd voordat het op het oppervlaktewater mag worden geloosd.

Ter hoogte van de ontwikkellocatie tussen de Houtmanstraat en het Lange Water, zal voor het hemelwater afkomstig van het winkelcentrum Presikhaaf, een bodempassage komen.

4.5 Cultuurhistorie En Archeologie

Archeologie

Het plangebied ligt volgens de archeolandschappelijke eenhedenkaart van Arnhem-Noord op de grens van een kom- en oeverwalgebied. In de komgebieden werd door de Rijn en IJssel klei afgezet. Door de natte omstandigheden kon zich hier ook veen ontwikkelen. Oeverwallen zijn hoog opgeslibde zandlichamen, liggend langs de rivier. Het sedimentatieproces duurde voort tot aan de bedijking van de rivieren in de late middeleeuwen.

Vanwege de natte omstandigheden hebben komgebieden doorgaans een lage archeologische verwachtingskans, zo ook in dit geval. Bewoning moet veeleer worden gezocht aan de voet van de stuwwal, noordelijk van het plangebied, of op oeverwallen. Door hun hoge ligging konden de bewoners op oeverwallen droge voeten houden, terwijl vee in de lager gelegen komgebieden kon worden geweid. Oeverwallen leenden zich vanwege de bodemtextuur en andere –eigenschappen goed voor akkerbouw; overige landschapstypen in de omgeving (zoals de stuwwal) konden gemakkelijk worden geëxploiteerd. Vandaar dat het deel van het plangebied samenvallend met de oeverwal een hoge archeologische verwachtingskans heeft.

In het plangebied ligt één vindplaats: ne51. Dit betreft een nederzetting uit de late middeleeuwen. Vondstmateriaal betreft aardewerk en vloerrestanten. Langs de zuidrand van de oeverwal (buiten het plangebied) zijn meerdere historische boerderijlocaties bekend.

Cultuurhistorie

Presikhaaf is een bijzonder en gaaf voorbeeld is van de CIAM-visie. Le Corbusiers benadering van het gebouw als “woonmachine” komt hier niet alleen in de architectuur maar ook in het stedenbouwkundige programma naar voren. De zogenaamde wijkgedachte was een uiting van geloof in de maakbaarheid van de samenleving, waarbij stedenbouw en architectuur belangrijke instrumenten waren. Bij de wijkgedachte paste een eigen beeld- en vormentaal: open bouwblokken; heldere functie-verdelingen die tot uiting komen in “eilanden” voor wonen, werken, recreëren, educatie en zorg; configuratie van rijtjes woningen en stroken gestapelde bouw; menging van woonvormen voor een gevarieerde bevolkingssamenstelling; gemeenschappelijk groen; herhaling van configuraties in zogenaamde stempels t.b.v. bereikbaarheid, bezonning, veiligheid, recreatie.

Presikhaaf is in een tijdsbestek van ruim 25 jaar ontstaan. Presikhaaf 3 geeft een gaaf beeld van de stempelstructuren en de zogenaamde Radburnverkaveling. De woonwijk, het winkelcentrum en het park Presikhaaf vormen een waardevol ensemble.

Op grond van cultuurhistorisch onderzoek mag men concluderen dat de belangrijkste cultuurhistorische waarden worden vertolkt door de rode, groene en blauwe structuren; stempeling en heldere functie-verdelingen in eilanden. De stedenbouwkundige opzet is vanuit deze optiek belangrijker dan de architectonische vormgeving.

Conclusie

Het plangebied heeft voor een beperkt deel een lage archeologische verwachtingskans, maar voor het overgrote deel een hoge archeologische verwachtingskans. Tevens is er een vindplaats gelegen. Op de plankaart is een dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen die voorziet in de bescherming van (eventueel aanwezige) archeologische waarden. In Artikel 13 zijn voorwaarden opgenomen wanneer een aanlegvergunning verplicht is.

Hoofdstuk 5 Ontwikkelingen

5.1 Inleiding

In het kader van de Ecozones Presikhaaf is een locatie aanwezen waar in de toekomst een natte ecozone moet worden gerealiseerd. Deze ontwikkeling wordt in dit bestemmingsplan deels mogelijk gemaakt.

5.2 Natte Ecozone

Beschrijving van het project

Voor Presikhaaf is het streven om het groen, water en ecologie te versterken door doorgaande ecologische verbindingen tussen Veluwe en IJssel te creëren.

Presikhaaf is rijk aan groen en water, voor natuur is de buitenruimte nog fragiel. Bij de realisatie van ecozones gaat het om een stevige plek voor natuur in de wijk. De inzet is dat verschillende soorten dieren, vogels en planen in de ecozone kunnen leven. Tevens dienen de zones ervoor te zorgen dat de verschillende soorten een weg kunnen vinden vanuit het bosrijke noorden en de aan de zuidzijde gelegen uiterwaarden naar de singels en parken van de wijk. Een koppeling van de verbindingen uit de bossen en de uiterwaarden zorgt ervoor dat de passage van Presikhaaf voor de dieren mogelijk wordt. De visie op de ecozones is opgenomen in het onderzoek 'Ecozones Presikhaaf' (zie Bijlage 2), Veenenbos en Bosch Landschapsarchitecten, april 2004)

Voor de realisatie van de ecozones zijn een viertal sleutelprojecten geselecteerd. Een van die sleutelprojecten bevindt zich binnen het plangebied van 'Bestemmingsplan Presikhaaf 3': Honigkamp (zie Figuur 5.2 - Natte ecozones Presikhaaf 3). Deze ontwikkeling wordt in dit bestemmingsplan (deels) ruimtelijke juridisch mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.742-0302_0009.jpg"

Figuur 5.2 Natte ecozones Presikhaaf 3

(Bron: Ecozones Presikhaaf, Veenenbos en Bosch Landschapsarchitecten, juli 2004)

Waterberging

Uit paragraaf '4.4 Water' blijkt dat er binnen Presikhaaf, 't Broek en Het Broek een tekort aan open water is. Een groot deel van deze benodigde berging is gevonden in het plangebied van Presikhaaf 3. In de Natte Ecozone is ruimte gevonden om een deel van deze waterberging te realiseren.

Vigerend plan

Het vigerende plan 'Presikhaaf III' heeft de ruimte gegeven voor de realisatie van een aantal maatschappelijke functies op deze locatie; doormiddel van de bestemming 'Bijzondere bebouwing - School, kerk, gast- en verpleeginrichting, openbaar- of verenigingsgebouw'.

Deze bestemming waarborgt onvoldoende de realisatie van een robuuste ecozone. Daarom is het vigerende plan niet in overeenstemming met de ontwikkeling van de natte ecozone Honigkamp.

De huidige maatschappelijke functies zitten vrijwel allemaal of op tijdelijke basis nog op deze locatie, of hebben al een alternatieve locatie aangewezen gekregen (zie tabel 5.1). Veel van deze gronden zijn inmiddels al gemeente eigendom. Op het Muziekcentrum aan de Honigkamp 33a na.

adres eigendom
(huurder)
tot functie nieuwe functie huurder naar
Lekstraat 1 gesloopt
nvt maatschappelijke doeleinden Ecologische zone sportpark Craneveld
Lekstraat 1a gesloopt nvt maatschappelijke doeleinden Ecologische zone Bitterstraat 4
Lekstraat 2 gemeente (SKAR-SPA) 30.06.2010 maatschappelijke doeleinden Ecologische zone Beeldhouwerstraat
Bethanienstraat 1 gemeente (Nicolaaskerk) 28.02.2011 maatschappelijke doeleinden Ecologische zone onbekend
Bethanienstraat 3 gemeente (Nicolaaskerk) 28.02.2010 maatschappelijke doeleinden Ecologische zone onbekend
Bethanienstraat 5 gemeente
(OLV van Lourdesschool)
nvt maatschappelijke doeleinden Ecologische zone MFC
Honigkamp 44 gemeente
(Annie M.G. Schmidtschool)
nvt maatschappelijke doeleinden Ecologische zone MFC
Bitterstraat 4 gemeente
(SKAR)
nvt maatschappelijke doeleinden Ecologische zone MFC
Honigkamp 33a Muziek-centrum
(Quattro Musica)
nvt maatschappelijke doeleinden nvt nvt

Tabel 5.1: Huidig en toekomstig gebruik op de locatie Natte Ecozone - Honigkamp

Milieuaspecten

Groen en Ecologie

Flora- en faunawet

Voor de geldende ontheffing Flora- en Faunawet Presikhaaf gelden voorwaarden en er is een protocol over de werkwijze van toepassing. Dit houdt het volgende in:

  • Bij het slopen van de gebouwen gelden voorwaarden uit de ontheffing Flora- en faunawet. Met name de controle op aanwezigheid van dieren in de gebouwen, waaronder de vleermuiskolonie. Het vleermuisverblijf moet worden gecompenseerd. Zo heeft het plan (sloop en nieuwbouw) geen negatief effect en blijft de functionaliteit van de verblijven voor huismus, gierzwaluw en vleermuis gegarandeerd.
  • Geen toename van verlichting bij nieuwe wateren en bomenrijen, waarbij de aanwezige verlichting wordt toegepast met afgeschermde armaturen

Groenbalans

Omdat de Grondexploitatie voor 2 oktober 2006 is vastgesteld, zijn de gemeentelijke groencompensatie regels niet van toepassing.

Binnen het Ontwikkelingsplan Presikhaaf wordt de groene hoofdstructuur verbeterd. Het omvormen van rood naar groen binnen deze nieuwe groene hoofdstructuur, draagt bij aan het samenvoegen van versnipperd groen en draagt zo bij aan een kwalitatief betere groenbalans. Voor Presikhaaf 3 geldt dat de groene hoofdstructuur bestaat uit de Ecozone langs het spoor en het nieuwe park. Verder vormen de singels ondersteunende recreatieve groenblauwe lijnen.

Conclusie

Er zijn geen beperkingen.

  • Er is een ontheffing Flora- en faunawet (FF/75C/2006/0051B) voor de herontwikkeling in Presikhaaf, inclusief het Presikhaaf 3. Verder zal de ontheffing in 2011 worden verlengd, waarbij aanvullende voorwaarden van toepassing kunnen zijn.
  • De ontwikkeling van de Natte ecozone, het nieuwe park en de ondersteunende groenblauwe lijnen binnen het Ontwikkelingsplan Presikhaaf dragen bij aan een positieve groenbalans.

Bodem

Voor de ecozone is een inventarisatie uitgevoerd van alle beschikbare bodemkwaliteitsgegevens en historische gegevens in het plangebied. Voor de ecozone zijn, naast het gemeentelijk bodeminformatiesysteem, de volgende bodemrapporten/-documenten geraadpleegd:

Bethaniënstraat 3:

  • Evaluatierapport, Lexmond milieuadviezen, 934181/LD, d.d. 1-9-1993. Er is hierbij 57 ton grond afgevoerd na overvulling van brandstoftank. De grond is tot en met de A waarde gesaneerd;
  • Oriënterend onderzoek, Hunneman, 2005943/hb/sh, d.d. 1-1-2006. De ondergrond is licht verontreinigd met PAK

Ecozone Presikhaaf (strook langs spoorlijn):

  • Indicatief bodemonderzoek Grontmij, 205526, d.d. 30 oktober 2006. De bovengrond bevat plaatselijk puin en baksteen. De bovengrond is licht (> streefwaarde) verontreinigd met zware metalen en plaatselijk is de ondergrond nog licht verontreinigd met zink.

Wijze van bestemmen

Op de locatie van de geplande ecologische zone zijn zoals aangegeven een aantal maatschappelijke functies gelegen en deze zijn in de vigerende bestemmingsplannen ook als zodanig bestemd. Om de realisatie van de ecozone juridisch mogelijk te maken is het nodig dat deze wijzigt in de bestemming 'Groen - Park'. Deze bestemmingsplanwijziging is alleen mogelijk indien ook kan worden aangetoond dat de ecozone binnen de planperiode gerealiseerd kan worden. Hiervoor moet de bestaande functie zijn verplaatst of worden verplaatst (zie tabel 5.1) en moet dit financieel haalbaar zijn (zie paragraaf 6.5Exploitatie). Belangrijke voorwaarde bij deze financiële haalbaarheid is de eigendomsituatie. Behalve het al genoemde muziekcentrum zijn alle gronden in eigendom van de gemeente.

Geconcludeerd kan worden dat voor alle voorzieningen die op gemeentegrond zijn gelegen inmiddels een alternatieve locatie is gevonden of dat deze tijdelijk hiervan gebruik maken. De gronden zijn allemaal bestemd als 'Groen - Park'. Omdat de gronden waar het Muziek-centrum is gesitueerd geen eigendom is van de gemeente en er geen alternatieve locatie beschikbaar is, kan niet worden aangetoond dat deze functie binnen de planperiode verdwijnt. Deze functie moet dus 'positief worden bestemd'. Dat betekent dat de bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden behouden moeten blijven. Het muziekcentrum is daarom bestemd als 'Maatschappelijk'. Om in de toekomst toch de eventuele ontwikkeling van de ecozone ook op deze locatie mogelijk te maken, ligt hier -naast de bestemming 'Maatschappelijk'- ook een functieaanduiding 'Groen' op. Hierdoor wordt zowel het huidige gebruik juridisch gewaarborgd alsmede de eventueel verdere ontwikkeling van de Natte ecozone - Honigkamp in de toekomst.

5.3 Reconstructie Kruising Lange Wal - Lange Water

5.3.1 Aanleiding

In paragraaf 3.2.2 wordt aangegeven dat voor Presikhaaf een ontwikkelingsplan is opgesteld. Een aantal wijken van Presikhaaf worden herontwikkeld met als belangrijkste doel om Presikhaaf aantrekkelijk te houden ook in de toekomst. Twee andere doelstellingen uit het Ontwikkelingsplan zijn:

  • de verbetering van het winkelcentrum Presikhaaf (WCP);
  • de verbetering van de verkeersveiligheid.

De verbetering van het winkelcentrum Presikhaaf (WCP)

Een goed functionerend en aantrekkelijk winkelcentrum is van groot belang voor het welslagen van de ontwikkelingsopgave van Presikhaaf. De aantrekkelijkheid van het winkelcentrum staat echter onder druk. Het versterken van de positie en kwaliteit van het WCP is daarom voor de gemeente Arnhem een van de belangrijkste fysieke projecten van het Ontwikkelingsplan. Het winkelcentrum zal daarom op korte termijn opnieuw moeten worden gerenoveerd en uitgebreid en de openbare ruimte moet worden verbeterd. Ook de kwaliteit van de toegangsroutes naar het winkelcentrum laat te wensen over zowel wat betreft inrichting als veiligheid. De Lange Wal is veel te smal voor het huidige verkeersaanbod. De vele afslagen naar de parkeerterreinen en het gedeeltelijk uitgevoerde tweerichtingen fietspad veroorzaken onveilige en onoverzichtelijke situaties met veel kansen op conflicten.

Belangrijke randvoorwaarde voor het functioneren van het Winkelcentrum is goede bereikbaarheid. Door de combinatie van toename van het autoverkeer, verouderde inrichting van de hoofdwegen en ontsluitingen van het winkelcentrum, is de bereikbaarheid van het Winkelcentrum Presikhaaf de laatste decennia sterk verminderd. Ook de uitbreiding van de Hoge School Arnhem Nijmegen heeft hier toe bijgedragen. Uit onderzoek door verkeersadviesbureaus blijkt dat de huidige verkeersafwikkeling rondom het winkelcentrum kritisch is, vooral tijdens de avondspits op diverse kruispunten. Daar komt nog bij dat het autoverkeer op het hoofdwegennet in Presikhaaf de komende tien jaar op veel plaatsen (fors) zal groeien.

Om de bereikbaarheid van het WCP te verbeteren is grootschalige herinrichting van de bestaande hoofdverkeersinfrastructuur rond het WCP en aanpassing van de bestaande ontsluitingroutes noodzakelijk.

De verbetering van de verkeersveiligheid

De verkeersinfrastructuur in Presikhaaf biedt veel ruimte voor de auto. De verkeersveiligheid is echter voor het langzaam verkeer beperkt. Verbetering van de verkeersveiligheid is een van de speerpunten van het Ontwikkelingsplan Presikhaaf. Herinrichting van de openbare ruimte en herinrichting van de hoofdverkeersinfrastructuur moeten de verkeersveiligheid sterk verbeteren. Dit gebeurt onder andere door realisatie van 30 km per uur zones. Rond het Winkelcentrum wordt de verkeersveiligheid daarnaast onder andere verbeterd door middel van herinrichting van de openbare ruimte en de aanleg van vrij liggende fietspaden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.742-0302_0010.jpg"

Figuur 5.3 Overzicht tekening

Het project zal gefaseerd in een viertal onderling samenhangende deelprojecten worden uitgevoerd. Het eerste deelproject, de aanpassing van het noordelijke deel van de kruising Middachtensingel -Lange Water-Lange Wal is al in 2009 afgerond.

Het project omvat daarnaast de herinrichting van de IJssellaan, de herinrichting van de Lange Wal, de aanpassing van de kruisingen Lange Wal -Lange Water en Lange Wal - IJssellaan en de realisatie van de ontsluitingen aan de parkzijde van het Winkelcentrum Presikhaaf.

De verkeersveiligheid voor de fietsers zal worden verbeterd, door realisatie van onder andere vrij liggende fietspaden. De verkeersveiligheid voor voetgangers zal worden verbeterd door onder andere de Lange Wal tussen het WCP en Presikhaaf III te versmallen, waardoor de oversteekbaarheid sterk zal verbeteren. De doorstroming van het openbaar vervoer zal worden verbeterd, door onder andere een vrije opstelstrook te realiseren bij de kruising Lange Wal –Lange Water, de ontsluiting van het Winkelcentrum te verplaatsen en de verkeersregelinstallaties aan te passen. Verder zal worden geïnvesteerd in verbetering van de bestaande bushaltes.

Door de Lange Wal te voorzien van asfalt zal het comfort van het busvervoer verbeteren en de geluidshinder voor de aangrenzende woningen verminderen.

5.3.2 De reconstructie van de Lange Wal en de kruising met het Lange Water

De reconstructie van de Lange Wal en de kruising met het Lange Water

Zoals hierboven is aangegeven bestaat de reconstructie van de Lange Wal en de kruising met het Lange Water uit:

  • Versmallen van de Lange Wal;
  • Verandering van de wegdekverharding van klinkers naar asfalt (SMA);
  • Extra opstelstrook voor auto's bij de kruising Lange Wal – Lange Water en een vrije opstelstrook voor de bus.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.742-0302_0011.png"

Figuur 5.4 Huidige situatie

Het project resulteert meer indirect in een verbetering van de stedelijke economische omgeving en de bereikbaarheid van economische functies gelegen in het centrumgebied van Presikhaaf. De concurrentiepositie van het winkelcentrum wordt daarmee versterkt. Dit heeft positieve uitstraling op de wijk, belangrijke detailhandel kan worden behouden.

Door de uitvoering van het project zal de verkeersveiligheid rond het WCP naar verwachting sterk verbeteren. Met name de Lange Wal vormt een groot knelpunt op het gebied van de verkeersveiligheid.

Het Lange Water en de IJssellaan maken onderdeel uit van de hoofdwegennet van de Stadsregio Arnhem Nijmegen. De kruisingen Lange Wal-Lange Water en IJssellaan-Lange Water vormen belangrijke doorstromingsknelpunten in dit wegennet. De herinrichting van de hoofdinfrastructuur van Presikhaaf en dan vooral de kruisingen (o.a. met de Lange Wal) zal een deel van deze knelpunten verminderen en daardoor leiden tot verbetering van de doorstroming van het autoverkeer vanuit de richting Velp en vanaf de Pleyroute naar belangrijke werklocaties aan de Velperweg, bedrijventerrein 't Broek en naar de binnenstad.

De stads- en steekbuslijnen langs het Winkelcentrum Presikhaaf vormen samen een van de meest intensief gebruikte busroutes van Arnhem. Het project omvat diverse maatregelen waardoor de aantrekkelijkheid van dit openbaarvervoer sterk worden verbeterd. Onder andere wordt kwaliteit van bushaltes verbeterd, waardoor het instappen wordt vergemakkelijkt. Het comfort van het busvervoer wordt sterk verbeterd door het asfalteren van de lange Wal. Tenslotte wordt de doorstroming van het OV verbeterd door realisatie van een vrije opstelstrook bij de kruising Lange Wal –Lange Water en aanpassing van de verkeersregelinstallaties. Verwacht wordt dat door deze OV-maatregelen nog meer mensen in de toekomst gebruik zullen maken van het aanwezige busvervoer.

5.3.3 Reconstructie in het bestemmingsplan

De hoofdstructuur van Presikhaaf bestaat uit de belangrijkste wegen die de wijk Presikhaaf toegankelijk maken zoals de Laan van Presikhaaf, het Lange Water, de Lange Wal en de IJssellaan. Een aantal van deze wegen en belangrijke kruisingen zijn gereconstrueerd of zullen nog aangepakt worden. Dit geldt ook de voor de Lange Wal en Het grootste deel van de reconstructie van de Lange Wal past binnen het geldende bestemmingsplan Presikhaaf III (zie figuur 5.5). Er is in dit bestemmingsplan maar een kleine wijziging doorgevoerd ten opzichte van het geldende bestemmingsplan en deze wijziging geldt voor de kruising Lange Wal – Lange Water. In plaats van twee opstelstroken van de Lange Wal naar het Lange Water komen er drie opstelstroken en één opstelstrook annex bushalte uitsluitend voor de bus. Een deel van deze nieuwe opstelstroken valt niet binnen het geldende bestemmingsplan. Een deel van de bestemming 'Bijzondere bebouwing' (voor onderwijs) is gewijzigd naar de bestemming 'Verkeer-verblijfsgebied'. Een deel van deze strook is in de bestaande situatie al in gebruik als fietspad. Dat betekent dat de feitelijke afwijking ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan maar zeer gering is (zie figuur 5.6).

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.742-0302_0012.jpg"

Figuur 5.5: Uitsnede bestemmingsplan "Presikhaaf III" inclusief

de ligging reconstructie Lange Wal (geel gemarkeerd)

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.742-0302_0013.jpg"

Figuur 5.6: Uitsnede bestemmingsplan "Presikhaaf III"; inclusief

wijzing van de bestemming (geel gemarkeerd)

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.742-0302_0014.jpg"

Figuur 5.7: Uitsnede plankaar Presikhaaf 3; inclusief

ligging reconstructie Lange Wal (geel gemarkeerd)

5.3.4 Akoestisch onderzoek

Aangezien onderhavig bestemmingsplan de reconstructie van de kruising mogelijk maakt, heeft de gemeente twee akoestische onderzoeken laten uitvoeren:

  • Reconstructieonderzoek project Lange Wal – Lange Water, zie bijlage 3 bij de toelichting van het bestemmingsplan (met rapportnummer: V.2010.1401.00.R002);
  • Akoestisch onderzoek project Lange Wal – Lange Water, zie bijlage 4 bij de toelichting van het bestemmingsplan (met rapportnummer: V.2010.1401.00.R003).

Het eerste onderzoek is noodzakelijk om te kunnen vaststellen of er sprake is van een reconstructie in het kader van de Wet geluidhinder. Dit is belangrijk omdat de gemeente bij een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder de toename van de geluidsbelasting volledig weg moet nemen. In dat geval zullen maatregelen genomen moeten worden (zie paragraaf 3.1.3 van dit onderzoek).

Reconstructieonderzoek project Lange Wal – Lange Water (nr: V.2010.1401.00.R002)

In het reconstructieonderzoek wordt een vergelijking gemaakt tussen:

  • de huidige situatie van de Lange Wal; bestaand profiel met bestaande etmaal intensiteit en zonder afschermende bebouwing (voormalige school, is inmiddels gesloopt);
  • de situatie in 2021 van de Lange Wal; nieuw profiel met de verwachte etmaalintensiteit en ook zonder afschermende bebouwing en zonder geluidmaatregelen (andere verharding).

Bij de berekende geluidbelasting in dit onderzoek wordt dus uitgegaan van het feit dat de voormalige school volledig is gesloopt (geen afschermende bebouwing) omdat in het kader van de Wet geluidhinder uitgegaan moet worden van de feitelijke situatie. Daarnaast mogen volgens de Wet geluidhinder maatregelen zoals verandering van de wegdekverharding niet worden meegenomen.

Het akoestisch onderzoek is, zoals aangegeven, voor twee peiljaren uitgevoerd; het jaar voorafgaand aan de reconstructie (2010), en 10 jaar na realisatie van reconstructie (2021). De geluidsbelasting mag afgerond met niet meer dan 2 dB toenemen. Wanneer de geluidsbelasting met minder dan 2 dB toeneemt, is er geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.

Uit de rekenresultaten zoals deze zijn opgenomen in bijlage 1 van het onderzoek volgt dat de toename tussen de situatie 2010 en 2021 zonder geluidmaatregelen (wegdekverandering Lange Wal) maximaal 1 dB bedraagt als gevolg van de reconstructie van de Lange Wal. Dit betekent dat de reconstructie van de Lange Wal geen reconstructie is in het kader van de Wet geluidhinder. Dit betekent dat er verder geen maatregelen noodzakelijk zijn.

De conclusie van het onderzoek is dat de toename in geluidbelasting voornamelijk wordt veroorzaakt door de autonome groei van de onderzochte wegen (zie hoofdstuk 5 van het akoestisch onderzoek). De geluidbelasting als gevolg van het verkeer op de Lange Wal zal in de toekomst zelfs afnemen door de voorgenomen wegdekverandering van klinkers naar asfalt.

Akoestisch onderzoek project Lange Wal – Lange Water (nr: V.2010.1401.00.R003).

Het eerste akoestisch onderzoek gaat uit van de feitelijke situatie en dus het feit dat de school inmiddels is gesloopt. Bij een bestemmingsplan wordt niet uitgegaan van de feitelijke situatie maar van de juridische situatie. Dat wil zeggen dat wordt gekeken naar de juridische (bouw)mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Voor de locatie van de voormalige school betekent dit dat hier volgens het geldende bestemmingsplan Presikhaaf III en het nieuwe, in procedure zijnde, bestemmingsplan Presikhaaf 3, bebouwing is toegestaan. Dat deze bebouwing inmiddels is gesloopt is juridisch niet relevant. Om de gevolgen voor de geluidbelasting van deze juridische situatie in kaart te brengen is het tweede akoestische onderzoek uitgevoerd.

In dit tweede onderzoek is de geluidbelasting in de volgende twee situaties berekend en vergeleken:

  • de huidige situatie van de Lange Wal; bestaand profiel met bestaande etmaal intensiteit en met afschermende bebouwing (de voormalige school);
  • de situatie in 2021 van de Lange Wal; nieuw profiel met de verwachte etmaalintensiteit en ook met afschermende bebouwing (bouwvlak uit het bestemmingsplan) en zowel zonder als met geluidmaatregelen (andere verharding).

Uit de rekenresultaten die zijn opgenomen in het akoestisch onderzoek volgt dat de toename maximaal 1 dB bedraagt als gevolg van de Lange Wal. Deze toename wordt weggenomen door de voorgenomen aanleg van asfalt (SMA) in plaats van klinkers op deze weg. Dat betekent de feitelijke situatie voor de bewoners er qua geluidbelasting (aanzienlijk) op vooruit gaat.

Conclusie

Uit de uitkomsten van de akoestische onderzoeken kan geconcludeerd worden de reconstructie van de Lange Wal geen reconstructie is in het kader van de Wet geluidhinder. Daarnaast laten de twee onderzoeken zien dat de bewoners van de omliggende woningen na de reconstructie er akoestisch op vooruit gaan. Dat geluidbelasting als gevolg van het verkeer op de Lange Wal neemt af. Dit betekent dat omwonenden door de reconstructie niet in hun belangen worden geschaad.

5.3.5 Communicatie

In het kader van de verbetering van de hoofdstructuur van Presikhaaf (waaronder de Lange Wal) is een werkgroep opgericht waarin bewoners deelnemen en meepraten over de herinrichting van deze hoofdstructuur. Daarnaast zijn er inloopavonden georganiseerd die breed in de wijk gecommuniceerd zijn. De bewoners van Presikhaaf 3 hebben dus al eerder kennis kunnen nemen van de plannen voor het aanpassen van de hoofdstructuur en specifiek de kruising Lange Wal – Lange Water.

5.4 Toekomstige Ontwikkelingen

Er is uitgegaan van de informatie zoals deze beschikbaar was voordat het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage is gelegd. Op dat moment was een aantal ontwikkelingen bekend maar nog niet zodanig uitgewerkt dat het mogelijk was om mee te nemen in dit bestemmingsplan. Deze ontwikkelingen zullen, als zij doorgang vinden, ter zijner tijd in een aparte juridische procedure worden geregeld.

5.4.1 Rijn IJssellocatie West

Voor de Rijn IJssellocatie West zijn plannen om de bestaande school door woningbouw te vervangen. De school ligt in het noordoosten van Presikhaaf en grenst aan het winkelcentrum Presikhaaf. Hiervoor is door de gemeente en Vivare, in samenwerking met de omwonenden, al een Stedenbouwkundigplan opgesteld. Vivare heeft echter besloten de locatie, vanwege financiële redenen, niet te ontwikkelen. Dit betekent dat de gehele ontwikkeling op dit moment niet doorgaat. Het is dan ook niet wenselijk om voor deze locatie de functie en bebouwing uit het stedenbouwkundig plan op te nemen in het bestemmingsplan. Het is tenslotte maar de vraag of dit ooit op deze manier gerealiseerd gaat worden.

Er is gekozen om voor deze locatie de bestaande situatie te bestemmen. Dat betekent dat gekeken is naar de mogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan Presikhaaf III biedt voor deze locatie én naar de bestaande bebouwing. Het vigerende plan geeft engere bebouwingsmogelijkheden dan uiteindelijk is gerealiseerd op deze locatie. Er is bebouwing gebouwd buiten de bouwzone. In dit bestemmingsplan is gekozen om de voormalige school te bestemmen als 'Maatschappelijk'. Deze bestemming sluit aan bij de bestemming 'bijzondere bebouwing' uit het vigerende bestemmingsplan. Voor de bebouwing is gekozen om een bouwvlak op te nemen waarin alle bestaande bebouwing past. Dit bouwvlak is groter dan het bouwvlak dat is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. Door in dit bestemmingsplan een bebouwingspercentage op te nemen, kan er niet meer bebouwing gerealiseerd worden dan middels het vigerende bestemmingsplan. Hierdoor is gewaarborgd dat er niet meer bebouwingsmogelijkheden zijn dan volgens het vigerende bestemmingsplan.

5.4.2 Bethanienstraat

De locatie Bethanienstraat ligt aan de zuidkant van Presikhaaf 3 en is een voormalige school (dependance van de Hogeschool Arnhem-Nijmegen). De huidige bebouwing wordt begrensd door de Bethanienstraat aan de voorkant, het Lange Water van de oostkant en ten zuiden door bedrijvencomplex IJsseloord I. Aan de overzijde bevinden zich gestapelde woningen. Aangrenzend aan de locatie ligt buurtcentrum 'De Overkant'.

Er waren voor deze locatie plannen voor woningbouw die tegelijk met de ontwikkeling van de locatie Cannenburglaan (in Over het Lange Water) zijn ontwikkeld. Vanwege de financiële crisis is echter besloten slechts één van deze twee locaties te ontwikkelen en dat is de Cannenburglaan. Dit betekent dat de plannen voor de Bethaniënstraat zijn stilgelegd. Op dit moment zijn er nog geen nieuwe plannen.

In dit bestemmingsplan is gekozen de bestaande situatie (functies en bebouwingsmogelijkheden) over te nemen. Een eventuele toekosmtige ontwikkeling zal in een aparte herziening van het bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden.

5.4.3 Woonwagenstandplaats Bethanienstraat

In 2000 heeft de gemeente Arnhem het eigendom van de in de stad aanwezige woonwagenlocaties overgedragen aan de woningbouwcorporaties. Daarbij is afgesproken dat gezamenlijk toezicht zou plaatsvinden. Dit heeft echter niet of nauwelijks plaatsgevonden. Naar aanleiding van een inventarisatie is geconstateerd dat na de overdracht van het eigendom van de woonwagenlocaties illegale situaties zijn ontstaan. Een aantal woonwagens is hoger gebouwd dan het bestemmingsplan ter plaatse toeliet.

Om dit in goede banen te leiden is er besloten voor 12 van de 15 woonwagenstandplaatsen die verdeeld over de gemeente Arnhem zijn gelegen een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Het doel van dit bestemmingsplan is een groot aantal woonwagens - dat zonder of in afwijking van een bouwvergunning is vergroot (verhoging van de bouwhoogte) - te legaliseren en tegemoet te komen aan de wens van woonwagenbewoners om hoger te kunnen bouwen.

Op dit moment wordt aan het bestemmingsplan voor de woonwagenstandplaatsen gewerkt, in afwachting van dat plan is de woonwagenstandplaats Bethanienstraat in dit bestemmingsplan conserverend bestemd. Dat houdt in dat de bestaande regeling is overgenomen. Met het ter zijner tijd van kracht worden van het bestemmingsplan 'Woonwagenstandplaatsen Arnhem' zal de verruiming alsnog tot stand komen.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de plankaart en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de plankaart en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.

6.2 Opzet Van De Regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting is een jaar uitgesteld tot 1 juli 2010. Ook de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is pas op 1 juli 2009 verplicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  1. 1. Artikel 1 Begrippen
    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
  2. 2. Artikel 2 Wijze van meten
    Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
  2. 2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  3. 3. Afwijking van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels
  4. 4. Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

In paragraaf 6.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.

6.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  1. 1. Artikel 15 Antidubbeltelregel
    Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend
  2. 2. Artikel 16 Algemene bouwregels
    Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage.
  3. 3. Artikel 17 Algemene gebruiksregels
    In dit artikel zijn de algemene bouwregels opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan.
  4. 4. Artikel 18 Algemene aanduidingsregels
    In dit artikel is op basis van de wettelijke verplichting op grond van de Wet geluidhinder de zone opgenomen die bestaat als gevolg van het aan de andere zijde van de spoorlijn gelegen industrieterrein Arnhem-Noord. De geluidsbelasting vanwege industriegeluid op de gevel van nieuw te bouwen woningen of andere geluidgevoelige functies die in deze zone liggen mag niet meer bedragen dan 50 dB(A). Deze aanduiding geldt voor een smalle strook in het zuidwesten van het plangebied, parallel aan de spoorlijn.
  5. 5. Artikel 19 Algemene afwijkingsregels
    In dit artikel worden de ontheffingsvoorwaarden beschreven. Deze ontheffingen gelden voor het hele plangebied. De ontheffingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.

6.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

6.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

6.3.1 Algemeen

Parkeernormen

Sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening kunnen parkeernormen niet meer worden opgenomen in de bouwverordening. Dit betekent dat de gemeente bij nieuwbouwplannen niet meer een aantal parkeerplaatsen kan eisen. Indien bij de bouw van nieuwe woningen, kantoren of andere functies onvoldoende parkeerplaatsen worden aangelegd, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de omgeving. Om bij nieuw- en verbouw toch de mogelijkheid te hebben de aanvrager te verplichten een minimaal aantal parkeerplaatsen aan te laten leggen, kan hiervoor een parkeernorm worden opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan is gekozen om voor de bestemmingen 'Bedrijf', 'Centrum', 'Maatschappelijk' en 'Wonen' een verwijzing op te nemen naar de parkeernormen die opgenomen zijn in Bijlage 2 van de regels.

De parkeernormen die zijn opgenomen in de bijlage komen voort uit de CROW-publicatie 182: Parkeercijfers - basis voor parkeernormeringen. In de parkeernorm is voor de verschillende functies aangegeven hoeveel parkeerplaatsen er moeten worden aangelegd op eigen terrein en hoeveel plaatsen er bereikbaar moeten zijn voor de bezoekers. Per functie wordt verwezen naar de bestemmingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Bij de bestemming/functie wonen wordt voor een rijwoning een andere norm voorgeschreven dan voor een halfvrijstaande of vrijstaande woning. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende woningtypes zoals studentenhuizen, kamer bewoning en aanleunwoningen/serviceflats terwijl bewoners van deze woningtypes normaal wel minder auto's bezitten. Daarvoor is binnen de bestemmingen een ontheffing opgenomen waarmee een lagere parkeernorm kan worden vastgesteld. Voorwaarde is wel dat deze lagere norm niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.

6.3.2 Afzonderlijke bestemmingen

In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken. Er kan worden gekozen om bepaalde bestemmingen in één subparagraaf te behandelen zoals Bedrijf en Bedrijf - Nuts, Groen en Groen - Park en de Verkeerbestemmingen.

Per bestemming wordt ingegaan op:

  • welke gronden zijn zo bestemd;
  • wat houdt de bestemming in;
  • eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden;
  • vergelijking vigerend bestemmingsplan zowel qua functie als qua bebouwing;

6.3.3 Bedrijf

In dit bestemmingsplan zijn twee bedrijfsbestemmingen opgenomen: 'Bedrijf' (Artikel 3) en 'Bedrijf -Nuts'(Artikel 4). De laatste is een specificatie van de algemene bedrijfsbestemming.

Bedrijf

Binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn bedrijven toegestaan zoals genoemd in de bedrijvenlijst die als bijlage bij de regels is opgenomen. Bedrijven op deze lijst zijn ingedeeld in categorieën op basis van de hinder die zij kunnen veroorzaken. Op de plankaart is de maximum categorie aangegeven die is toegestaan. Bedrijven die niet op de lijst voorkomen maar kunnen aantonen dat zij een vergelijkbare hinder (of minder) veroorzaken kunnen eveneens via een ontheffing worden toegestaan. De volgende bedrijven hebben een aparte bestemming en zijn binnen de bestemming 'Bedrijf' niet toegestaan; detailhandel, horeca-activiteiten, agrarische bedrijven, recreatiebedrijven, kantoren en seksinrichtingen.

Deze bestemming geldt voor het pand in de bocht van de Bethanienstraat - Carstenszstraat.

Vergelijking vigerend bestemmingsplan

In het vigerende bestemmingsplan 'Presikhaaf III' was dit bedrijf niet bestemd. Er was uitgegaan van het voortzetten van de woningbouw dat in de typerende stempelmethode aan de noordwest zijde van het bedrijf is gelegen. Deze bebouwing is echter nooit op deze wijze gerealiseerd. Dit pand was oorspronkelijk in gebruik als tankstation maar al jaren in gebruik als bedrijf. Deze functie en de bebouwing is in dit bestemmingsplan positief bestemd.

Bedrijf-Nutsvoorziening

Deze bestemming is bedoeld voor nutsbedrijven of soortgelijke instellingen. Dit zijn bedrijven, gericht op de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, de verzorging van telecommunicatie of de afvoer en verwerking van afvalstoffen.

Er is gekozen om deze voorzieningen/bedrijven specifiek als nutsvoorziening te bestemmen. Een algemene bedrijfsbestemming maakt naast nutsvoorzieningen op deze locatie ook andere bestemmingen mogelijk zoals een autobedrijf en dat is hier niet wenselijk.

Naast de nutsvoorzieningen/-bedrijven die expliciet zijn bestemd, zijn er nutsvoorzieningen van geringe omvang zoals transformatorstations en schakelhuisjes, die niet apart bestemd zijn. Voor dergelijke voorzieningen kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen tot maximaal 75m3 binnen elke bestemming.

Vergelijking vigerend bestemmingsplan

In het vigerend bestemmingsplan waren deze nutsvoorzieningen ook als zodanig bestemd.

6.3.4 Centrum

De winkels aan de Bitterstraat zijn bestemd als 'Centrum' (Artikel 5). Dit is een verzamelingbestemming waarin stedelijke functies zoals detailhandel, horeca (met uitzondering van nachtclubs, discotheken en coffeeshops), kantoren maar ook de functies wonen en maatschappelijk zijn toegestaan. Dit betekent dat deze functies onderling uitwisselbaar zijn. Dit zorgt voor flexibiliteit bij de invulling van het winkelcentrum. Zo kan een bakkerij worden vervangen door een kapper etc. De boven de begane gronden gelegen bouwlagen zijn uitsluitend bestemd voor wonen.

Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan

Het winkelcentrum in Presikhaaf 3 ligt binnen de grenzen van het vigerende bestemmingsplan 'Keulse Slag'. In dit bestemmingsplan was de bebouwing bestemd als wonen (meergezins) met winkels en soortgelijke functies op de begane grond. In dit bestemmingsplan zijn deze functies positief bestemd en is er op de begane grond ook ruimte voor andere functies zoals maatschappelijke functies en horeca.

6.3.5 Groen

In het plangebied is veel groen aanwezig en dat is bestemd als 'Groen' (Artikel 6) of 'Groen - Park' (Artikel 7).

In het Groenplan (zie paragraaf 3.8) is voor de groenvoorzieningen een onderscheid gemaakt tussen structureel groen en snippergroen. De groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn de belangrijkste waterlopen en waterpartijen opgenomen in deze bestemming. Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer zijn eveneens toegestaan. Wegen voor doorgaand autoverkeer en parkeren zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Bij snippergroen wordt afhankelijk van de locatie gekozen voor de groenbestemming of de bestemming Verkeer-verblijfsgebied. Dit hangt af van de grootte van de groenzone en de ligging.

Bebouwing binnen de groenbestemming is uitsluitend toegestaan indien dit binnen de bestemming past zoals speeltoestellen en verlichting met een maximumbouwhoogte van 4 meter.

De grotere groengebieden die een landschappelijke, ecologische of recreatieve functie hebben, zijn bestemd als 'Groen-park'. Dit is een zwaardere bestemming dan groen omdat hier een aanlegvergunningstelsel aan is gekoppeld. Dat betekent dat binnen de bestemming een vergunning noodzakelijk is om bepaalde werkzaamheden uit te voeren zoals het aanleggen van verharding en het kappen van bomen.

Binnen de bestemming 'Groen - Park' is geen bebouwing toegestaan. Er is wel een ontheffing mogelijk indien kan worden aangetoond dat de bebouwing geen afbreuk doet aan het park. Het gaat dan om bebouwing die past binnen de bestemming zoals speeltoestellen waarbij een maximumbouwhoogte geldt van 4 meter.

Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan

In het vigerende plan wordt nog onderscheid gemaakt tussen 'Openbaar groen, Plantsoen, Bermen' enerzijds en anderzijds 'Gemeenschappelijke tuin'. Dit onderscheid is in het nieuwe plan losgelaten. Maar de huidige bestemmingen 'Groen' en 'Groen - Park' waarborgen dezelfde kwaliteiten.

6.3.6 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' (Artikel 8) is bedoeld voor functies ten behoeve van onderwijs, welzijn, zorginstellingen, cultuur, religie, openbare dienstverlening en therapeutische functies. Voorbeelden hiervan zijn scholen, ziekenhuizen en kerken. Dienstwoningen die horen bij de bestemming, zoals bijvoorbeeld een conciërgewoning of pastorie, zijn indien noodzakelijk toegestaan. Aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca (kantine) is eveneens toegestaan.

Binnen het plangebied zijn verschillende scholen en andere maatschappelijke functies die als zodanig zijn bestemd.

Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan

In het bestemmingsplan Presikhaaf III vielen de maatschappelijke functies in de bestemming 'Bijzondere bebouwing'. Deze bestemming was specifiek onderverdeeld in: a) school, b) kerk, c) gast- en verpleeginrichting, d) school, kerk gast- en verpleeginrichting, openbaar- of verenigingsgebouw. Deze specifieke onderverdeling is losgelaten in het nieuwe bestemmingsplan en is een ruimere bestemming 'Maatschappelijk' opgenomen.

6.3.7 Verkeer

De bestemming verkeer is opgedeeld in een twee sub-bestemmingen te weten:

  1. 1. 'Verkeer - Verblijfsgebied' (Artikel 9);
  2. 2. 'Verkeer - Wegverkeer' (Artikel 10).

Hieronder wordt ingegaan op deze twee sub-bestemmingen

Verkeer-Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.

Verkeer-Wegverkeer

De bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' is bedoeld voor wegen die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Onder andere wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

In het vigerend bestemmingsplan waren deze nutsvoorzieningen ook als zodanig bestemd.Echter, er is nu onderscheid gemaakt tussen 'Verkeer - Verblijfsgebied' enerzijds en 'Verkeer - Wegverkeer' anderzijds.

6.3.8 Wonen

Functie

In het plangebied zijn de woningen bestemd als 'Wonen' (Artikel 11) of als 'Wonen -Woonwagenstandplaats' (Artikel 12).

Binnen de bestemming 'Wonen' passen verscheidene woonvormen zoals gezinsbewoning, bejaardenhuizen, kamerbewoning (tot maximaal 4 personen), serviceflats, etc. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Bijzondere woonvormen, zonder therapeutische behandeling, passen ook binnen deze bestemming.

Binnen deze bestemming zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen is hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).

Garageboxen zijn op de plankaart aangeduid met "garage" binnen de bestemming wonen. Naast het stallen van auto's is een beperkte opslag toegestaan, mits gerelateerd aan de woonfunctie. Wonen in garageboxen is niet toegestaan evenmin als bijvoorbeeld detailhandel, prostitutie en bedrijfsmatige activiteiten.

In de bestemming 'Wonen' zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld gevangenissen en asielzoekerscentra niet inbegrepen. De aanwezige woonwagens zijn in een apart artikel bestemd (Artikel 12 - Wonen - Woonwagenstandplaats). Binnen deze bestemming past het wonen in woonwagens met dien verstande dat maximaal 12 woonwagens zijn toegestaan.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen de bestemmingen 'Wonen' zijn twee zones te onderscheiden: de bouwzone en de onbebouwbare zone.

De bouwzone omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst, uitbreidingsmogelijkheden. Als geen bebouwingspercentage is vermeld, mag deze gehele zone worden bebouwd in de aangegeven bouwhoogte, mits aan andere vereisten (bijvoorbeeld welstand) is voldaan.

De onbebouwbare zone is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten, trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.

Voor een groot deel van de bouwzone geldt een bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Dit betekent dat hier geen hoofdbebouwing mag worden gebouwd. Deze gronden met deze aanduiding zijn uitsluitend bedoeld voor garages, schuren en beperkte uitbreidingen aan het woonhuis, zoals serres. De maximale bouwhoogte van de bijgebouwen is 3 meter, exclusief kap. De maximale bouwhoogte voor uitbreidingen aan het woonhuis is gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag.

Binnen de bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats' is ook een bouwzone en een bebouwbare zone opgenomen. Hiervoor geldt dat de hoofdbebouwing (de woonwagen) alleen binnen de bouwzone mag worden geplaatst. De maximale hoogte is zo gekozen, dat er één bouwlaag en een kap binnen passen. In de bebouwbare zone is het mogelijk om bij elke woonwagen één bijgebouw te bouwen dat (in tegenstelling tot de woonwagen) wel aan de grond verankerd is.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

In de vigerende bestemmingsplannen is een onderscheid gemaakt tussen eengezins- en meergezinswoningen. Dit onderscheid is in het nieuwe plan losgelaten. Door het opnemen van het aantal bouwlagen en de maximumbouwhoogte wordt dit onderscheid voldoende gegarandeerd.

6.3.9 Dubbelbestemmingen

De SVBP 2008 geeft ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkel bestemmingen en daar iets over zeggen. In dit bestemmingsplan zijn twee dubbelbestemmingen opgenomen:

  • Waarde - Archeologie (Artikel 13);
  • Leiding - Gas (Artikel 14)

Waarde - Archeologie

Deze dubbelbestemming geldt voor de zone in het gebied waarvoor een hoge archeologische verwachtingskans geldt. Dit artikel bevat een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen geldende beschermende bouwvoorschriften en nadere eisen. De zone waarbinnen sprake is van een hoge archeologische verwachtingskans is op de plankaart nader aangeduid. Daarnaast is in de regels geregeld dat ter plaatse van de op de plankaart aangegeven zone aanlegvergunningen alleen mogen worden afgegeven wanneer blijkt dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd. Daartoe geldt een onderzoeksplicht. De uitkomst van dit onderzoek is dat, voordat aanlegvergunningen worden afgegeven, het inzichtelijk moet zijn dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

In de vigerende bestemmingsplannen is deze bestemming niet opgenomen en worden de archeologische waarden ook niet op een andere wijze beschermd.

Leiding - Gas

De aardgasleidingen die in het zuidwesten van het plangebied liggen (ten oosten van de spoorlijn Arnhem - Zevenaar) hebben deze bestemming. De aardgasleiding is primair bestemd als gasleiding. De onderliggende bestemmingen zijn hieraan ondergeschikt. Voor de zone van deze leiding, waarvan de maat in dit artikel is opgenomen, zijn beperkingen van de bouwmogelijkheden opgenomen. Bouwen ten behoeve van secundaire bestemming is slechts middels een vrijstelling mogelijk. Daarnaast is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen, ten aanzien werken en werkzaamheden in en aan de grond.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

In het vigerende bestemmingsplan is de leiding niet opgenomen.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor de burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

  • I. In 1991 is door het College van Burgemeester en Wethouders de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” vastgesteld. In deze nota zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
  • II. stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • III. géén stilzwijgend gedogen;
  • IV. gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
  • V. gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Thans is een actualisatie van de voorgenoemde nota handhaving in voorbereiding. Er is echter geen aanleiding om de bovenstaande uitgangspunten te wijzigen. Het is echter niet reëel om te pretenderen alle strijdigheden op het vlak van bouwregelgeving binnen redelijke termijn op te sporen en daar ook actie op te ondernemen. Daarom zal in deze actualisatie een prioriteitsstelling worden opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht zal worden besteed.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende bouwvergunningen en gevolgde ontheffingsprocedures geregistreerd worden.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet

6.5 Exploitatie

Het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Presikhaaf 3' is beheermatig van aard. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan achterwege gelaten worden. Hieronder volgt voor de ontwikkelingen uit dit plan, nog een extra onderbouwing voor de financiële uitvoerbaarheid.

De kosten voor de aanleg van de Natte Ecozone worden gedekt door bijdragen van het Waterschap en gemeentelijke middelen die beschikbaar zijn. De dekking voor de reconstructie van de Lange Wal is geregeld door EFRO-subsidie, dekking uit GRP (Gemeentelijk Riolerings Plan) en dekking van de afdeling verkeer voor de Verkeers Regel Installaties en fietspaden. De ontwikkeling is voor de gemeente Arnhem financieel uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg

Het bestemmingsplan is in het kader van het artikel 3.1.1 Bro overleg toegestuurd aan het Waterschap Rijn en IJssel en de Nederlandse Gasunie. Daarnaast is er overleg geweest met de woningcorporaties die bezit hebben in het plangebied. Zij hebben de kans gehad om te reageren in het voortraject.

In het voortraject is tevens een bewonersavond georganiseerd waarbij verschillende verschillende bewonersgroepen uit de wijken bij aanwezig waren. Hiervoor waren oa. uitgenodigd de klankbordgroep Cannenburglaan/Bethanienstraat, alsmede de klankbordgroep Rijn IJssel West, de Bewonerswerkgroep Krachtwijk Presikhaaf en de leden van WWP3.
Naar aanleiding van het gehele vooroverleg is het concept-bestemmingsplan op verschillende (kleine) onderdelen gewijzigd.

7.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)

Het ontwerp-bestemmingsplan 'Presikhaaf 3' heeft vanaf 12 augustus 2010 zes weken terinzage gelegen. Tijdens deze termijn kon door een ieder zienswijze worden ingediende. In deze periode zijn er drie zienswijzen ingediend.

7.3 Vaststelling

De ontvangen zienswijzen waren de aanleiding voor de gemeenteraad om het bestemmingsplan 'Presikhaaf 3' op 5 juli 2011 gewijzigd vast te stellen. Het vaststellingsbesluit (2011.0.024.650) is toegevoegd als bijlage 5.

7.4 Beroepsprocedure

Tegen het vaststellingsbesluit van dit bestemmingsplan is beroep aangetekend bij de Raad van State. De Raad van State heeft op 30 januari 2013 uitspraak gedaan inzake dit beroep. Het beroep is op één onderdeel gegrond verklaard en het besluit is op dit onderdeel vernietigd. De Raad van State heeft beoordeeld dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten. Dit houdt in dat het bestemmingsplan per 30 januari 2013 onherroepelijk is geworden.

De volledige uitspraak van de Raad van State (201109195/1/R2) is toegevoegd in als bijlage 6 van dit bestemmingsplan.

Bijlagen

Bijlage 1 Flora- En Faunawet - Ontheffing Artikel 75c

Bijlage 2 Ecozones Presikhaaf

Bijlage 3 Reconstructieonderzoek Project Lange Wal - Lange Water

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Project Lange Wal - Lange Water

Bijlage 5 Vaststellingsbesluit (5-jul 2011)

Bijlage 6 Uitspraak Raad Van State (201109195/1/r2)