KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg
Artikel 7 Bos
Artikel 8 Centrum
Artikel 9 Detailhandel
Artikel 10 Groen
Artikel 11 Groen - Park
Artikel 12 Kantoor
Artikel 13 Maatschappelijk
Artikel 14 Natuur
Artikel 15 Recreatie - 1
Artikel 16 Recreatie - 2
Artikel 17 Sport
Artikel 18 Tuin
Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 20 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 21 Water
Artikel 22 Wonen
Artikel 23 Wonen - Woonwagens
Artikel 24 Waarde - Archeologie
Artikel 25 Waarde - Landschap
Artikel 26 Waterstaat - Waterkering
Artikel 27 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 28 Antidubbeltelregel
Artikel 29 Algemene Bouwregels
Artikel 30 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Artikel 31 Algemene Gebruiksregels
Artikel 32 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 33 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 34 Overgangsrecht
Artikel 35 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Situering En Begrenzing Plangebied
1.2 Aanleiding En Doel
1.3 Opzet Bestemmingsplan
1.4 Geldende Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Ruimtelijke Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Historische Ontwikkeling
2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Woonbeleid
3.4 Monumenten- En Archeologisch Beleid
3.5 Welstandsbeleid
3.6 Verkeersbeleid
3.7 Milieubeleid
3.8 Groenbeleid
3.9 Waterbeleid
3.10 Sport- En Recreatiebeleid
3.11 Economisch Beleid
3.12 Coffeeshopbeleid
3.13 Prostitutiebeleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieu
4.3 Groen En Ecologie
4.4 Water
4.5 Cultuurhistorie En Archeologie
Hoofdstuk 5 Ontwikkelingen
5.1 Inleiding
5.2 Rijnwaalpad
5.3 Toekomstige Ontwikkelingen
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Van De Regels
6.3 Verantwoording Van De Regels
6.4 Vergelijking Vigerende Bestemmingsplannen
6.5 Handhaving
6.6 Exploitatie
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vooroverleg
7.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 2 Archeologische Verwachtingenkaart

Bestemmingsplan Arnhem Zuid-Oost

Bestemmingsplan - gemeente Arnhem

Vastgesteld op 04-07-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het Bestemmingsplan Arnhem Zuid-Oost(NL.IMRO.0202.748-) van de gemeente Arnhem.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.748-0301.gml met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.9 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.10 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.11 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.15 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.16 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig en fucntioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 aan-, uitbouw:

een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.18 overige bouwwerken:

bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.19 bouwlaag:

een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering c.q. kapruimte.

1.20 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.21 peil:

  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

1.22 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.23 bruto vloeroppervlak (bvo)

het totale gebouwde vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor de in het plan aangegeven doeleinden, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.24 wonen

voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen: bijzondere woonvormen.

1.25 bijzondere woonvorm

een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven om therapeutisch behandeld te worden.

1.26 woning:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.

1.27 mantelzorg

het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn

1.28 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest

1.29 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.30 standplaats:

een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.

1.31 straatmeubilair:

onverminderd het bepaalde in Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.32 bedrijfswoning / dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.

1.33 beroep aan huis:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.

1.34 bedrijf:

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.

1.35 kantoor:

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.

1.36 administratief kantoor:

een in beginsel niet voor het publiek openstaand kantoor.

1.37 publiekgericht kantoor:

een kantoor ten behoeve van technische, administratieve of persoonlijke dienstverlening, (hieronder niet begrepen detailhandel of horeca-activiteiten), met een publiekaantrekkend karakter, dan wel met een baliefunctie.

1.38 maatschappelijke functies

Voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder maatschappelijke functies verstaan: functies ten behoeve van onderwijs (waaronder kinderopvang en naschoolse opvang), welzijn, cultuur, levensbeschouwelijke doeleinden, (voorzieningen voor) het openbaar bestuur, geïnstitutionaliseerde zorg en therapeutische doeleinden;

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.

1.40 perifere detailhandel (pdv)

detailhandel in volumineuze artikelen, detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, productiegebonden detailhandel evenals tuincentra en bouwmarkten met uitzondering van detailhandel in de foodsector, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden.

1.41 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.42 winkel:

een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.

1.43 dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijf, videotheek en andere verhuurbedrijven, een autorijschool en dergelijke, met uitzondering van garagebedrijven. Detailhandel wordt hieronder niet begrepen

1.44 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.

1.45 horeca - a:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.46 horeca - b:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.47 horeca - c:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, niet zijnde discotheken en nachtclubs.

1.48 horeca - d:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 0.6.00 uur, zoals nachtclubs.

1.49 horeca - e:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels, pensions en bed and breakfast -bedrijven met meer dan 4 slaapplaatsen.

1.50 nutsbedrijven:

bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op:

  1. a. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  2. b. de verzorging van telecommunicatie;
  3. c. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;

1.51 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.52 prostitué(e):

degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.53 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.54 raamprostitutie:

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.

1.55 thuisprostitutie:

vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

1.56 werkplek:

een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.

1.57 wijk:

wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

1.58 vestigingsbeleid:

het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000).

1.59 casino:

het begrip speelcasino zoals vervat in artikel 27g van de Wet op de Kansspelen

1.60 speelautomatenhal:

het begrip speelautomaten(hal) zoals vervat in artikel 30 van de Wet op de Kansspelen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

  1. 1. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  2. 2. indien van toepassing, vanaf N.A.P. tot het hoogste, respectievelijk diepste punt van een bouwwerk.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijven;
  2. b. bedrijfswoningen;

en tevens voor:

  1. c. langzaamverkeer, groen en water ter plaatse van de aanduiding 'verkeer'.

en uitsluitend voor:

  1. d. een intensieve kwekerij ter plaatste van de aanduiding 'intensieve kwekerij';
  2. e. een paardenfokkerij ter plaatse van de aanduiding 'paardenfokkerij'.

3.2 Bouwregels

Op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten en voorzover aangegeven de maximumgoothoogte en bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing of bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, zoals schuren, stallen, kassen, mesttanks en silo's met dien verstande dat er per bedrijf maximaal één bedrijfswoning met een maximuminhoud van 500 m3 mag worden opgericht.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.1 ten behoeve van het bouwen buiten het bouwvlak van kleine bouwwerken ten dienste van de bestemming mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 meter.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven:

behorende tot categorie 1 zoals deze zijn genoemd in de als bijlage bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst (Bijlage 1) ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1';

tot en met categorie 2 zoals deze zijn genoemd in de als bijlage bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst (Bijlage 1) ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';

tot en met categorie 3.1 zoals deze zijn genoemd in de als bijlage bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst (Bijlage 1) ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';

tot en met categorie 3.2 zoals deze zijn genoemd in de als bijlage bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst (Bijlage 1) ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';

en die voldoen aan een parkeernorm van minimaal 1 parkeerplaats per 50 m2 bedrijfsoppervlak respectievelijk 30 m2 bedrijfsoppervlak indien het een garagebedrijf betreft.

  1. b. ondergeschikte horeca ten dienste van de in dit lid onder a. genoemde bestemming, zoals een bedrijfskantine;
  2. c. productiegebonden detailhandel ten dienste van de in dit lid onder a. genoemde bestemming;

en tevens voor:

  1. d. de verkoop van motorbrandstoffen zonder lpg (tankstations) ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  2. e. een autorijschool alsmede een advocatenkantoor ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  3. f. autosloperijen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2';
  4. g. voor een kappersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' met een maximum brutovloeroppervlak van 50 m2;

alsmede uitsluitend voor:

  1. h. een schildersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1';
  2. i. een groothandel in bloemen en planten ter plaatse van de aanduiding 'groothandel';
  3. j. voor garages ten behoeve van autostalling of de opslag van goederen ter plaatse van de aanduiding 'garage'.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, en voorzover aangegeven de maximumgoothoogte en het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd. Met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' in afwijking van artikel 29.1 een antennemast mag worden opgericht met een maximumbouwhoogte van 45 meter.

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.1 voor de vestiging van, dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf (of een gedeelte daarvan), dat niet dan wel in een hogere categorie van de bedrijvenlijst voorkomt, voorzover het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan wordente behoren tot de categorieën zoals in artikel 4.1 genoemd, mits het geen geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichting betreft.
  2. b. lid 4.1 sub a. onder 5, ten behoeve van de verlaging van de parkeernorm indien de aanvrager kan aantonen met een beperkter aantal parkeerplaatsen te kunnen volstaan en dit niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsbedrijven of soortgelijke instellingen en nutsvoorzieningen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van het verkeer en straatmeubilair;
  3. c. en tevens voor detailhandel ten plaatse van de aanduiding 'detailhandel'.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor een benzinestation met bijbehorende voorzieningen, zoals een autowasstraat met dien verstande dat het bruto vloeroppervlak (bvo) van een verkoopruimte niet meer mag bedragen dan 100 m2.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximumbouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat in afwijking van artikel 29.1 buiten het bouwvlak een luifel mag worden gebouwd met een maximumbouwhoogte van 5,5 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4'.

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en ontwikkeling van het bos voor natuur, landschap;
  2. b. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen natuurwaarden, ecologische waarden, landschappelijke waarden en cultuurhistorische waarden;
  3. c. vormen van extensieve recreatie, welke niet strijdig zijn met het behoud of herstel van de onder b. genoemde waarden;
  4. d. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  5. e. fiets- en wandelpaden en straatmeubilair.

7.2 Bouwregels

Op de in het eerste lid van dit artikel genoemde gronden mogen, met inachtneming van een maximumbouwhoogte van 4 meter en een maximum bebouwd oppervlak van in totaal 1000 m2, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken, zoals bruggen, vissteigers, bergruimten, oriëntatieborden, hooiruiven, zitbanken en terreinafscheidingen worden gebouwd.

7.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden in strijd met de bestemming, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden:
    1. 1. als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
    2. 2. voor het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
    3. 3. voor het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.
  2. b. De in dit lid onder a. genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waarvoor een aanlegvergunning is verleend

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 30 is van toepassing.

Artikel 8 Centrum

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke functies, zoals bedoeld in Artikel 13;

bedrijven zoals deze zijn genoemd in categorie 1 van de als bijlage bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst (Bijlage 1);

  1. b. dienstverlenende bedrijven;
  2. c. detailhandel;
  3. d. horeca a, b en c;
  4. e. kantoren;
  5. f. nutsbedrijven
  6. g. voorzieningen voor het verkeer (zoals parkeren) en straatmeubilair;

alsmede tevens voor:

  1. h. een casino alsmede een speelautomatenhal ter plaatse van de aanduiding 'casino';

en uitsluitend voor:

  1. i. wonen zoals bedoeld in Artikel 22 op de boven de begane grond gelegen bouwlagen ter plaatse van de aanduiding 'wonen'

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven:

- maximumbouwhoogte

en, voorzover aangegeven:

- maximum oppervlakte (bvo) (m2);

uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum oppervlakte (bvo)' mag het oppervlak aan detailhandel maximaal het op de verbeelding (plankaart) aangegeven aantal m2 bedragen.

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het in het artikel 8.3 genoemde maximale vloeroppervlakte (bvo) ten behoeve van detailhandel te wijzigen, met dien verstande dat:

  1. 1. van deze bevoegdheid slechts gebruik mag worden gemaakt, indien dit geschiedt op basis van een distributieplanologisch onderzoek met betrekking tot de bewinkeling en de economische ontwikkelingen in Arnhem-Zuid en aangrenzende regio op grond waarvan kan worden vastgesteld dat geen duurzame ontwrichting ontstaat;
  2. 2. het maximale bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van detailhandel na wijziging niet meer mag bedragen dat 37.200 m².

Artikel 9 Detailhandel

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor voor perifere detailhandel (pdv), met uitzondering van detailhandel in de food-sector, alsmede voor ondergeschikte horeca ten behoeve van deze voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. c. fiets- en wandelpaden, in- en uitritten naar aangrenzende woningen, straatmeubilair en speelvoorzieningen;
  4. d. wegen voor bestemmingsverkeer;
  5. e. tuin zoals bedoeld in artikel 18 ter plaatse van de aanduiding 'tuin'
  6. f. en tevens voor sport zoals bedoeld in artikel 17 ter plaatse van de aanduiding 'sport';

10.2 Bouwregels

  1. a. Op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gronden, voor zover binnen het bouwvlak gelegen, mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
  2. b. In afwijking van artikel 29.1 ten behoeve van het bouwen buiten het bouwvlak mogen op deze gronden uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken, zoals speeltoestellen, met een maximumbouwhoogte van 4 meter worden gebouwd, met dien verstande dat een reclamezuil met een oppervlak van 60 m2 en een maximumbouwhoogte van 26 meter is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3'.

Artikel 11 Groen - Park

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Park'aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, ecologische- en natuurwaarden.
  2. b. park- en groenvoorzieningen, waaronder fiets- en wandelpaden en speelvoorzieningen;
  3. c. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

11.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden in strijd met de bestemming, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden:
    1. 1. als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
    2. 2. voor het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
    3. 3. voor het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.
  2. b. De in dit lid onder a. genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waarvoor een aanlegvergunning is verleend

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 30 is van toepassing.

Artikel 12 Kantoor

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. voorzieningen voor het verkeer zoals parkeren en straatmeubilair.
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. horeca ten dienste van de in dit lid onder a. genoemde bestemming, zoals een bedrijfskantine;
  5. e. detailhandel ten dienste van de in dit lid onder a. genoemde bestemming;
  6. f. kinderopvang en buitengeschoolse opvang

en tevens voor:

  1. g. detailhandel: ter plaatste van de aanduiding 'detailhandel';
  2. h. maatschappelijk zoals bedoeld in artikel 13 ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';

alsmede uitsluitend voor:

  1. i. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mede ten dienste van de aangrenzende bestemming(en).

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met in achtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte en, voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onderwijs, buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven;
  2. b. welzijn;
  3. c. religie;
  4. d. openbare dienstverlening;
  5. e. zorginstellingen;
  6. f. therapeutische functies;
  7. g. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, groen- en speelvoorzieningen en straatmeubilair;
  8. h. dienstwoningen;
  9. i. ondergeschikte horeca en detailhandel, uitsluitend ten dienste van bovengenoemde bestemmingsomschrijvingen;

en tevens voor:

  1. j. kantoor zoals bedoeld in artikel 12 ter plaatse van de aanduiding 'kantoren'.
  2. k. wonen zoals bedoeld in artikel 22 ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte en, voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud van dienstwoningen maximaal 600 m3 per woning mag bedragen.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.

Artikel 14 Natuur

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende landschappelijke, ecologische en natuurwaarden;
  2. b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. c. een wandelpad ten behoeve van de ontsluiting van de aangrenzende stadsboerderij ter plaatse van de aanduiding 'recreatie'.

14.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd met uitzondering van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van het wandelpad zoals genoemd in het eerste lid onder b. met een maximumbouwhoogte van 1,50 meter.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
  2. b. het gebruik van gronden voor het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
  3. c. het gebruik van gronden voor het opslaan, opstellen, al dan niet ten verkoop, lozen, storten van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen producten, voer- of vaartuigen of machines.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 30 is van toepassing.

Artikel 15 Recreatie - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een manege met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. horeca ten behoeve van deze bestemming;
  3. c. groen- en speelvoorzieningen;
  4. d. voorzieningen voor het verkeer en straatmeubilair.

15.2 Bouwregels

Op het eerste lid van dit artikel bedoelde gronden mogen, met inachtname van het op de plankaart aangegeven maximum bouwhoogte en het bebouwingspercentage uitsluitend in de gegeven bestemming passende gebouwen en andere bouwwerken, zoals stallen, een binnen-oefenruimte en maximaal één bedrijfswoning met een inhoud van maximaal 500 m3, worden gebouwd.

Artikel 16 Recreatie - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. natuureducatiecentrum met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven;
  3. c. groen- en speelvoorzieningen;
  4. d. fiets- en wandelpaden;
  5. e. voorzieningen voor het verkeer en parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met in achtneming van de aangegeven maximumgoot- en maximumbouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals dierenhokken, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter, met dien verstande dat erf- en terreinafscheidingen uitsluitend zijn toegestaan tot een maximumbouwhoogte van 1 meter.

Artikel 17 Sport

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen;
  2. b. kinderdagopvang en buitenschoolse opvang;
  3. c. groen- en speelvoorzieningen;
  4. d. voorzieningen voor het verkeer zoals parkeren en straatmeubilair;
  5. e. horeca ten behoeve van de bestemming.

17.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen, met in achtneming aangegeven maximumbouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken zoals kleed- en club- en materiaalgebouwen worden gebouwd.
  2. b. In afwijking van het bepaalde in lid 29.1 mogen lichtmasten tot een hoogte van maximaal 15 meter buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de verticale verlichtingssterkte mag niet meer dan 10 lux bedragen;
    2. 2. de armatuurlichtsterkte mag niet meer dan 10.000 candela bedragen.
  3. c. In afwijking van het bepaalde in lid 29.1 mogen buiten de bouwzone kleine bouwwerken passend in de bestemming worden gebouwd zoals fietsenstallingen, één tribune, bergruimten, ballenvangers, efafscheidingen, hekwerken en zitbanken met dien verstande dat voor overdekte tribunes een maximumbouwhoogte van 7 meter en een maximumoppervlak van 300 m2 geldt.

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de
afmetingen van de in lid 17.2 sub b. bedoelde lichtmasten, ten einde onevenredige schade aan
de belangen van aan- en omwonenden te voorkomen.

Artikel 18 Tuin

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen ten behoeve van aangrenzende (woon)bestemmingen.

18.2 Bouwregels

Op de in lid 18.1 genoemde gronden mag niet worden gebouwd.

18.3 specifieke gebruiksregels

Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen het gebruik van de in het eerste lid van dit artikel genoemde gronden ten behoeve van parkeerdoeleinden, voorzover het betreft de zone gelegen tussen de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens van de aangrenzende bestemming en de openbare weg zelf, voorzover deze zone niet wordt gebruikt als oprit naar een carport of garage.

Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied

19.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op
    bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groen- en watervoorzieningen;
  4. d. wandelgebieden en speelgelegenheden;
  5. e. terrassen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van
    direct aangrenzende bestemmingen.

19.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd
  2. b. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 5 meter bedragen.

Artikel 20 Verkeer - Wegverkeer

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het aangegeven maximum aantal rijstroken, bestemd voor:

  1. a. wegen, fiets- en voetpaden en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. groen- en watervoorzieningen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. en uitsluitend voor openbaar vervoer op de gronden met de aanduiding "openbaar vervoer".

20.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken
    zoals bruggen, viaducten, straatmeubilair en bouwwerken ter geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer worden gebouwd.
  2. b. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals geluidwerende voorzieningen, mag niet meer dan 5 meter bedragen.

Artikel 21 Water

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. waterlopen en waterpartijen;

b. waterberging;

c. bermen en beplanting;

d. oevers;

met daaraan ondergeschikt:

f. groenvoorzieningen;

g. nutsvoorzieningen;

21.2 Bouwregels

Op de in lid 21.1 genoemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, zoals bruggen, dammen en duikers.

21.3 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als ligplaats voor (woon)schepen.

21.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het tweede lid ten behoeve van bouwwerken van geringe omvang zoals steigers, mits de waterstaatkundige functie niet (onevenredig) wordt geschaad, gehoord de waterbeheerder.

Artikel 22 Wonen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;

met daaraan ondergeschikt voor:

  1. b. groen- en speelvoorzieningen;
  2. c. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
  3. d. verblijfsgebieden.

en tevens voor:

  1. e. een dierenasiel ter plaatse van de aanduiding 'dierenasiel';
  2. f. een ruimte voor de oefening van een beroep aan huis uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'beroep aan huis', waarbij in afwijking van het bepaalde in artikel 22.4 sub b. het maximum oppervlak 150 m² mag bedragen;
  3. g. detailhandel uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  4. h. maatschappelijk zoals bedoeld in artikel 13 ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  5. i. maatschappelijk zoals bedoeld in artikel 13 uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk';
  6. j. centrum zoals bedoeld in artikel 8 uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'centrum';
  7. k. kantoren zoals bedoeld in artikel 12, maatschappelijk zoals bedoeld in artikel 13 en dienstverlenende bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';

bedrijven zoals deze zijn genoemd in categorie 1 van de als bijlage bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst (Bijlage 1) ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1'

  1. l. een sportschool ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
  2. m. een parkeerterrein ten behoeve van de aangrenzende sportschool ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  3. n. een geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';

alsmede uitsluitend voor:

  1. o. wonen in de vorm van vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' alsmede 'specifieke bouwaanduiding - 2';
  2. p. voorzieningen ten behoeve van autostalling of opslag van goederen ter plaatse van de aanduiding 'garage'.

22.2 Bouwregels

  1. a. Op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten en voorzoveraangegeven de maximumgoothoogten uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
  2. b. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 1' en 'specifieke bouwaanduiding - 2', mag het oppervlak aan gebouwen per bouwperceel maximaal 250 m² bedragen.
  3. c. Op de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 1' en 'specifieke bouwaanduiding - 2', voor zover binnen het bouwvlak gelegen, mogen uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatste van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1':
      1. a. de bouwhoogte van de hoogte van de hoofdbebouwing minimaal 8,5 meter en maximaal 10 meter bedraag;
      2. b. de goothoogte van de hoofdbebouwing minimaal 5,5 meter en maximaal 6,5 meter bedraagt;
      3. c. de dakhelling van de hoofdbebouwing minimaal 35% bedraagt;
      4. d. indiend op de plankaart de figuuraanduiding 'gevellijn' is aangegeven, per hoofdgebouw minimaal 60% van één gevel in de gevellijn wordt gebouwd;
      5. e. de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 4 meter bedraagt;
      6. f. de goothoogte van bijgebouwen maximaal 3 meter bedraagt
    2. 2. ter plaatste van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2':
      1. a. de bouwhoogte van de hoofdbebouwing tot maximaal 50% van het bebouwde oppervlak per bouwperceel maximaal 10 meter en voor het overige deel maximaal 4 meter bedraagt;
      2. b. de goothoogte van de hoofdbebouwing maximaal 4 meter bedraagt;
      3. c. de dakhelling van de hoofdbebouwing maximaal 35% bedraagt;
      4. d. indien op de plankaart de figuuraanduiding 'gevellijn' is aangegeven, per hoofdgebouw minimaal 6 meter van de langte van één gevel in de gevellijn wordt gebouwd en het overige deel van die gevel achter deze grens;
      5. e. de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 4 meter bedraagt;
      6. f. de goothoogte van bijgebouwen maximaal 3 meter bedraagt
  4. d. Op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bg' mogen:
    1. 1. aan- of uitbouwen aan de hoofdbebouwing worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 30 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot.
    2. 2. bijgebouwen worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 30 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot.
    3. 3. overige bouwwerken, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter worden gebouwd.

waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijdt.

oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel maximale oppervlakte bouwwerken
< 90 m2 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een minimum van 20 m2
90-150 m2 45 m2
150-300 m2 55 m2
300-500 m2 65 m2
500-1000 m2 75 m2
    1. 1. In afwijking van het bepaalde in dit lid onder d. 2. mogen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 1' en 'specifieke bouwaanduiding - 2' mogen :
      1. a. bijgebouwen met een maximumbouwhoogte van 4 meter en
      2. b. andere binnen de bestemming passende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van 16 m² per bouwperceel worden gebouwd.
  1. e. Op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', mag op de begane grond tot een hoogte van minimaal 3 meter niet worden gebouwd, tenzij dit ondersteunende constructies betreft.
  2. f. In afwijking van het bepaalde in artikel 29.1 mag buiten het bouwvlak een geluidscherm worden opgericht met een maximumbouwhoogte van 3 meter ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' .

22.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in het in lid 22.2 onder d. opgenomen schema ten behoeve van een verhoging van de maximale grootte van bouwwerken voor percelen waarbij de bebouwbare zone groter is dan 1000 m2met maximaal 25 m2 mits:
    1. dit vanuit stedenbouwkudig en landschappelijk oogpunt niet op bezwaren stuit en
    2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
  2. b. het bepaalde in artikel 31 van de regels ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte mits:
    1. 1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een onafhankelijk deskundige wordt ingewonnen;
    2. 2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
    3. 3. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening wordt gehouden met milieu-aspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
    4. 4. het bijgebouw, dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, is gelegen op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw (op hetzelfde bouwperceel);
    5. 5. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
    6. 6. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
    7. 7. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleren burgemeester en wethouders tweejaarlijks of nog aan de voorwaarden, waaronder ontheffing is verleend, wordt voldaan.

22.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:
    1. 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
    2. 2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  2. b. Het bepaalde in lid 22.4 onder a.1. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik ten behoeve van beroep aan huis, hieronder mede begrepen bed & breakfast, door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan en mag het geen detailhandel, prostitutie of horeca betreffen. Bed en breakfast vor ten hoogste vier personen is wel toegestaan.

Artikel 23 Wonen - Woonwagens

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in woonwagens, hieronder niet begrepen bewoning van woningen of woonschepen.

en daaraan ondergeschikt voor:

  1. b. groen- en speelvoorzieningen;
  2. c. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
  3. d. verblijfsgebieden.

23.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven:
    - de maximumbouwhoogten;
    - het maximaal aantal bouwlagen;
    en voorzover aangegeven:
    - het maximum aantal wooneenheden;
    uitsluitend woonwagens, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
  2. b. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken met een maximum bouwhoogte van 3 meter en een maximale oppervlakte van 50 m³ worden gebouwd.

23.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:
    1. 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
    2. 2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  2. b. Het bepaalde in lid 23.3 onder a.1. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik ten behoeve van beroep aan huis door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.

Artikel 24 Waarde - Archeologie

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

24.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijde, of van werkzaamheden

Het is verboden behoudens het bepaalde onder 24.2.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) op en in de in lid 24.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van:

- 30 m2 of meer voor zover gelegen in archologisch waardevol gebied;

- 200 m2 of meer voor zover gelegen in gebieden met een hoge verwachting;

- 500 m2 of meer voor zover gelegen in gebieden met een middelhoge verwachting:

zoals weergegeven op de in Bijlage 2 van deze regels opgenomen Archeologische verwachtingenkaart.

  1. a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 40 cm;
  2. b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 40 cm;
  3. c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 40 cm;
  4. d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van objecten in de bodem dieper dan 40 cm;
  5. e. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  6. f. het ophogen en egaliseren van gronden.

Artikel 25 Waarde - Landschap

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Landschap aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke en ecologische waarden met recreatief medegebruik.

25.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van de situering van bouwwerken die mogen worden gebouwd op grond van de andere bestemming(en) nadere eisen stellen ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke en ecologische waarden.

25.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:

  1. a. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
  2. b. het opslaan, lozen c.q. storten, als dan niet ten verkoop van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines;
  3. c. gebruik van de gronden ten behoeve van parkeerdoeleinden.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 30 is van toepassing.

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

26.1 Bestemmingsomschrijving

De als "Waterstaat-Waterkering" aangewezen gronden, zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering en de daarvoor benodigde voorzieningen.

26.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de waterkering en de andere bestemming, mits de waterkerende functie van de gronden niet wordt geschaad.

Artikel 27 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. waterberging en de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs ten behoeve van de rivier;
  2. b. waterstaatkundige doeleinden;

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken in verband met normale onderhoud- en beheerwerkzaamheden ten behoeve van de in 27.1 genoemde functies worden gebouwd.

27.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 voor:
    1. 1. vervangende herbouw/vernieuwing van een bouwwerk ten behoeve van de andere bestemming(en) , mits de oppervlakte van het bouwwerk niet vergroot wordt ten opzichte van het ten tijde van het ter visie liggen van dit bestemmingsplan, aanwezige bouwoppervlakte;
    2. 2. het vergroten van de oppervlakte van een bouwwerk ten behoeveve van de andere bestemming(en), mits de vergroting niet meer bedraagt dan 10% ten opzichte van het huidige aanwezige oppervlak;
  2. b. Voorafgaand aan beslissing omtrent afwijking dient een positief advies te zijn uitgebracht door de rivierbeheerder met betrekking tot de toepassing van de beleidslijn Grote Rivieren.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 28 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene Bouwregels

29.1 Bouwen binnen bouwvlak

  1. a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  2. b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.

29.2 Bebouwingspercentage

  1. a. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel bebouwd worden.
  2. b. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
  3. c. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven gedlt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
  4. d. Indien in een bestemmingsvlak resepectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak rescpectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.

Artikel 30 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

30.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de in de onderstaande tabel opgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

Bestemmingen:
Bos = 1
Groen - Park = 2
Natuur = 3
Waarde - Landschap = 4
Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied en
Milieuzone - waterwingebied = 5







1







2







3







4







5
Werken en werkzaamheden
het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen O O O O
het aanbrengen van beplantingen O O O O
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of andere apparatuur O O O O O
het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen O O O O O
het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist O O O O O
het ophogen, egaliseren of ontginnen van de bodem O O O O O
werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling O O O O O
het aanbrengen of verbreden van verhardingen zoals voet- en rijwielpaden, ontsluitingswegen en parkeerplaatsen O O O O O
het aanbrengen van recreatievoorzieningen O O O O
het aanbrengen van rasters O O O
het aanleggen van leidingen constructies, installaties of apparatuur dieper dan 4 meter beneden peil O
het doen van boringen, seismisch- of ander bodemonderzoek dieper dan 2 meter beneden peil O
het indrijven van voorwerpen dieper dan 2 meter in de grond O
het aanleggen van reservoirs dieper dan 2 meter beneden peil O
het aanleggen van een werk, voorziening of mechanisme bedoeld om stoffen in de bodem te lozen die bedreigend kunnen zijn voor het grondwater. O
het opslaan, storten of lozen van bestrijdingsmiddelen en niet dierlijke meststoffen O

A = omgevingsvergunningsplicht

30.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

Het in eerste lid vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  1. a. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  2. b. werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel tot het normale onderhoud worden gerekend.

30.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

  1. a. Werken of werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid zijn slechts toelaatbaar, indien, voor zover van toepassing op de bestemming, dan wel gebiedsaanduiding:
  1. 1. deze verband houden met de doeleinden die in de bestemmingsomschrijvingen aan de desbetreffend bestemmingen zijn toegekend.
  2. 2. door de hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, natuur- en monumentale waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
  3. 3. door de uitvoering van het werk geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwateren aan de winning daarvan.
  1. b. Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning met betrekking tot het grondwaterbeschermingsgebied of het waterwingebied te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de waterbeheerder(s) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de kwaliteit van het grondwater niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 31 Algemene Gebruiksregels

Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. b. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.

Artikel 32 Algemene Aanduidingsregels

32.1 Geluidzone - industrie

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels ten aanzien van het realiseren van geluidgevoelige functies geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie -' dat er geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies mogen worden gebouwd tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder.

32.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied zijn de gronden naast de overige aangegeven bestemmingen tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

32.3 Milieuzone - waterwingebied

Ter plaatse van de aanduiding Milieuzone - waterwingebied zijn de gronden -naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens zijn bestemd voor het behoud en herstel van de drinkwatervoorziening waaronder begrepen de winning van drinkwater.

32.4 Veiligheidszone - lpg

Artikel 33 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. 1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte en de maximuminhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
  2. 2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 29.1 mits:
    1. a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter, de bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons, keldergaten (koekoeken) of galerijen;
    2. b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
      1. 1. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
      2. 2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
      3. 3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
      4. 4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  3. 3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
    1. a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3, en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;
    2. b. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
    3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
      1. 1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
      2. 2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
      3. 3. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet. geluidhinder.
  4. 4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
    1. a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
    2. b. de belangen van omwonenden met betrekking tot ptivacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
  5. 5. het bepaalde in artikel 31 van deze regels onder voorwaarde dat:
    1. a. het geen raamprostitutie betreft;
    2. b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
    3. c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het verlenen van ontheffing niet meer dan acht zal bedragen;
    4. d. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
    5. e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
    6. f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
    7. g. er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;
    8. h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
    9. i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 34 Overgangsrecht

34.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

34.2 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

34.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

34.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

34.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 34.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

34.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 34.4 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

34.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het vierde lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

34.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 35 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanBestemmingsplan Arnhem Zuid-Oost.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Situering En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt in het zuidoosten van Arnhem en wordt begrensd door de gemeentegrens met Lingewaard, de Nijmeegseweg en de Pleijweg. De exacte begrenzing is op de plankaart en het kaartje hiernaast weergegeven. Bestemmingsplan Arnhem Zuid-Oost bestaat uit de wijken Rijkerswoerd, De Overmaat, Kronenburg, Vredenburg, Holthuizen en 't Duifje.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.748-0301_0001.jpg"

Figuur 1.1: Ligging plangebied

1.2 Aanleiding En Doel

De aanleiding voor het maken van dit bestemmingsplan is de ouderdom van sommige van de geldende regelingen. De Wro schrijft voor dat bestemmingsplannen niet ouder dan 10 jaar mogen zijn.

In 2008 is een nieuwe standaard voor bestemmingsplannen ingevoerd. Het doel is om de geldende regelingen te actualiseren en digitaal beschikbaar te stellen aan eigenaren en gebruikers van het gebied. De geldende regelingen zijn onderling verschillend en voldoen niet aan de nieuwe standaard. Doel van dit bestemmingsplan is om eenheid een te brengen.

In dit bestemmingsplan is de bestaande situatie bestemd. Dit betekent dat de bestaande functies en bebouwing(smogelijkheden) zijn opgenomen in het bestemmingsplan

1.3 Opzet Bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit een plankaart en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

De indeling van de toelichting, planregels en kaartmateriaal zien er anders uit dan bij voorgaande bestemmingsplannen. Dit heeft te maken met landelijke afspraken/standaarden (IMRO 2008) die gemaakt zijn voor het uitwisselen van digitale ruimtelijke plannen in Nederland.

Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Bouwverordening, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.

1.4 Geldende Plannen

Het bestemmingsplan "Arnhem Zuid-Oost" is een algehele herziening van de geldende plannen, voor zover van toepassing op dit plangebied. Onderstaand overzicht (Tabel 1.1) geeft weer welke bestemmingsplannen en verordeningen (deels) komen te vervallen. De daarop van toepassing zijnde partiële herzieningen vervallen ook. Bij elk plan is de datum van vaststelling en respectievelijk goedkeuring weergegeven.

610 Bestemmingsplan "De Maten" (07.06.1999; 14.12.1999)
642 Bestemmingsplan "Rijkerswoerd" (07.01.2002; 23.07.2002)
644 Bestemmingsplan "Holthuizen-'t Duifje" (03.06.2002; 15.08.2002)
646 Bestemmingsplan "De Maten I" (04.02.2003; 25.02.2003)
647 Bestemmingsplan "De Maten II" (04.02.2003; 25.02.2003)
656 Bestemmingsplan "Kronenburg-De Overmaat" (15.11.2004; 31.05.2005)
685 Bestemmingsplan "Vredenburg-2003" (15.03.2005; 23.08.2005)

Tabel 1.1: Geldende plannen

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.748-0301_0002.jpg"

Figuur 1.2: Geldende plannen

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Ruimtelijke Situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Omdat het een bestemmingsplan voor bestaande wijken is, zal dit hoofdstuk voornamelijk ingaan op de huidige ruimtelijke structuur. Het doel van dit bestemmingsplan is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk kunnen worden getoetst. Uitgangspunt hierbij is dat de huidige ruimtelijke kwaliteiten worden gewaarborgd en zo mogelijk versterkt. Dit bestemmingsplan beslaat meerdere wijken. De beschrijving van de historische ontwikkeling en de bestaande ruimtelijke situatie zal aan de hand van de onderverdeling van deze wijken plaatsvinden (zie onderstaand figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.748-0301_0003.jpg"

Figuur 2.1: Onderverdeling plangebied in wijken

2.2 Historische Ontwikkeling

Het plangebied vormt onderdeel van het rivierenlandschap. In de oorspronkelijke situatie - zonder dijken - verspreidde het water zich in winter en voorjaar uit over een groot gebied. Langs de oever bezonk het grofste materiaal en werden oeverwallen gevormd. Deze bestaan uit fijn zand, zavel en lichte klei. Doordat het meeste materiaal vlak bij de rivier bezonk, liggen de oeverwallen relatief hoog in het terrein. Verder van de rivier af stond het overstromingswater bijna stil daar bezonken de fijnste kleideeltjes. Zo ontstonden achter de oeverwallen min of meer komvormige laagten, opgevuld met zware klei (komklei). Na de bedijking, in de Middeleeuwen, werd de rivierloop gefixeerd. Het hierdoor ontstane landschap kenmerkte zich door een patroon van uiterwaarden, oeverwallen en kommen. De Huissensedijk vormde ooit als bandijk de grens tussen de buitendijkse uiterwaarden (de Malburgse polder, nu o.a. de wijk Vredenburg) en de binnendijkse oeverwallen en kommen. Oorspronkelijk werd dit gebied gekenmerkt door akkers en (hoogstam-) boomgaarden; met de beplanting van perceelranden gaf dit het gebied een halfopen karakter. De bebouwing bevindt zich van oudsher vooral verspreid langs de Mooieweg en op enkele plaatsen langs de Huissensedijk, in de vorm van lintbebouwing.

2.2.1 Kronenburg- De Overmaat

De eerste aanzet voor de bouw van Kronenburg dateert uit 1969. Kronenburg kreeg een multifunctioneel karakter met het gelijknamige stadsdeelcentrum, winkels, kantoorlocaties en woningen. Het oorspronkelijk agrarische gebied de Overmaat werd gewijzigd in een stedelijk gebied. Daarbij bleef de aanwezige agrarische bebouwing grotendeels in het gebied gehandhaafd evenals de Huissensedijk en de Mooieweg als landschappelijke elementen (de landschappelijkke dragers) . De Overmaat bestaat uit twee ruimtelijk gescheiden onderdelen: het zuid/ westelijk gelegen bedrijventerrein en het noord/ oostelijk gesitueerde woongebied. Deze opzet van zowel werk- als woongebied diende het stedelijke karakter en de continuïteit van de centrale zone door Arnhem-zuid te ondersteunen. Tevens fungeert het woongebied als ruimtelijke schakel tussen het stadsdeelcentrum Kronenburg en de later gerealiseerde woonwijk Rijkerswoerd. De schakelfunctie die indertijd voor ogen stond, in de vorm van een duidelijke route voor langzaam verkeer begeleid door hogere stedelijke bebouwing is ruimtelijk minder sterk uitgevoerd.

2.2.2 Vredenburg

Het gebied Vredenburg ligt in de (voormalige) Malburgsche polder. Het plangebied bestond voor de realisatie van de wijk vrijwel uitsluitend uit grasland.

Het grootste deel van de woningbouw in Vredenburg is in begin jaren '70 gerealiseerd. Vredenburg is in een snel tempo gebouwd. De reden hiervoor is tweeledig; ten eerste om de woningnood te verhelpen. Daarnaast wilde men de leefbaarheid in Arnhem-zuid verhogen door in Kronenburg een omvangrijk winkelcentrum realiseren. Hier was draagvlak voor nodig.

De zone ten westen van de Slochterenweg die eveneens voor een groot deel uit woningen bestaat is eind jaren '70 begin jaren '80 gerealiseerd. Van nog recentere datum is de bebouwing ten zuiden van de Groningensingel. De omvangrijke schoolcomplexen die hier staan zijn in de jaren '70 gebouwd. Het woonwagenkamp, het asielzoekerscentrum en de kliniek voor verslavingszorg zijn uit de jaren '90. Het verzorgingshuis Martinushof zal worden gesloopt; op deze plek zal een gebouw voor een nieuwe sociaal-medische functie worden gerealiseerd.

2.2.3 Holthuizen - 't Duifje

De wijken Holthuizen en 't Duifje liggen in de Malburgsche polder. Het gebied bestond voor de realisatie van de wijk vrijwel uitsluitend uit grasland, en behoorde tot het grondgebied van de gemeente Huissen. Er lagen kleiputten van afgetichelde gronden. Deze zijn later tot een permanente waterpartij, de Immerloo-plas, omgevormd. In 1966 werd het uitbreidingsplan in hoofdzaak voor de polder Malburgen goedgekeurd, dit plan is nog opgesteld door de gemeente Huissen. Hierin werd de huidige structuur van het plangebied, met twee woonwijken en een park met waterplas, vastgelegd.

De wijk 't Duifje, genoemd naar de ten oosten daarvan gelegen boerderij "het Duifje", is voor het grootste gedeelte eind jaren '60 gebouwd. Dit betrekkelijk geïsoleerde woongebied was de laatste bouwmogelijkheid vóór de grenscorrecties ten behoeve van de ontwikkeling van Arnhem-zuid. De wijk Holthuizen is voor het grootste gedeelte midden jaren '70 gebouwd. Aan de westkant van het plangebied ligt tussen twee grondwallen (bedoeld als geluidwallen) een strook waar oorspronkelijk het tracé van de S102 was gepland. In het zuidelijke gedeelte van deze strook zijn inmiddels woningen gebouwd.

2.2.4 De Maten

Dit gebied behoort tot de oeverwal. Oorspronkelijk werd dit gebied gekenmerkt een halfopen karakter. Bebouwing bevindt zich van oudsher vooral verspreid langs de Mooieweg en op enkele plaatsen langs de Huissensedijk.

Het landschap is in de loop der tijd veranderd. Het gebied ten noorden van de Huissensedijk is geheel bebouwd. Een smalle strook moeras vormt de overgang tussen bebouwing en dijk. Ten zuiden van de Mooieweg is de wijk Rijkerswoerd gebouwd. Het gebied zelf is ook veranderd.

De verstening is toegenomen door uitbreidingen bij bestaande bebouwing en nieuwe woningen, vooral langs de Mooieweg. Bij enkele boerderijen behoort een aanzienlijke oppervlakte aan stalruimte, en door de bouw van kassen is er sprake van "verglazing". Hoewel het gebied nog wel een duidelijk landelijk karakter heeft, is dit door genoemde ontwikkelingen in de loop der tijd verminderd. Ook ontwikkelingen in de toekomst zullen een afname betekenen van het landelijke karakter. De drie-eenheid uiterwaard - oeverwal - kom is door het volledig bebouwen van uiterwaard en kom inmiddels verdwenen.

2.2.5 Rijkerswoerd

Rijkerswoerd is gebouwd als de laatste wijk binnen de grenzen van de compacte stad in Arnhem-Zuid, ten oosten van de Nijmeegseweg en ten zuiden van Vredenburg. Het is een multifunctionele woonwijk, met scholen, een sportcomplex, een veelzijdig voorzieningencentrum, scholen, groen, recreatieve voorzieningen en een bedrijventerrein. De wijk is aangesloten op de zich langs de Burgemeester Matsersingel uitstrekkende stedelijke zone van het zuidelijke stadsdeel en wordt, net als andere wijken van Arnhem, omgeven door groen. Rijkerswoerd werd ontworpen als nieuwe "woonvinger" die toegevoegd is aan het zg. Vingerpatroon van de stad.

2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Het plangebied is gelegen in het zuid-oosten van Arnhem en beslaat meerdere wijken. Hieronder wordt per wijk een beschrijving van de bestaande ruimtelijke en functionele structuur gegeven.

2.3.1 Rijkerswoerd

Rijkerswoerd wordt gekenmerkt door de ruimtelijke opzet van de wijk in de vorm van een compacte

"woonvinger" in het groen. Er is een harmonische inbedding van de wijk in de omgeving. De hoofdweg, de Marga Klompélaan, is de centrale "ruggengraat" van de lineaire structuur. De wijk heeft een "piramidevormige" doorsnee. In het midden van het woongebied, langs de hoofdweg zijn hoge bebouwing en stedelijke voorzieningen geconcentreerd, naar de randen toe wordt de bebouwing lager en er komt meer groen voor. Zo gaat de wijk in het noorden en in het zuiden op een natuurlijke wijze in een open landschap over. De keuze voor de centrale ontsluitingsweg heeft tot gevolg dat er geen verkeersbarrières aan de randen ontstaan en dat de wijk optimaal is ontsloten door openbaar vervoer. In de noordwestelijke hoek, tussen de Nijmeegseweg, de Burgemeester Matsersingel en de Marga Klompélaan is het bedrijventerrein gesitueerd. De zonering daarvan is zodanig opgezet dat aan de zijde van de grote wegen ruimte is voor grootschalige bedrijven met zwaardere milieubelasting, terwijl aan de oostzijde, richting de Marga Klompélaan en het aangrenzende woongebied de representatieve en milieuvriendelijke functies zijn gesitueerd zoals kantoren, voorzieningen en showrooms. Het bedrijventerrein is bereikbaar vanaf de Marga Klompélaan, zodanig, dat het (vracht-)verkeer niet door een woongebied hoeft te rijden.

De twee haaks op de hoofdweg geprojecteerde groene zones met watergangen - de Kruisstraat en het centrale parkgebied - vormen de uitloop naar het buitengebied. De watergangen in de groene zones en aan de randen van de wijk zorgen voor de ontwatering van het gebied.

Veel aandacht is besteed aan de differentiatie van woonmilieus. Ruimtelijk worden sociale woningbouw en buurten met koopwoningen regelmatig onderling afgewisseld. Stedenbouwkundig is het van belang dat: iedere woonbuurt als geheel werd ontworpen en ontwikkeld, de buurten zich steeds als stedelijk front naar de hoofdweg toe manifesteren, het principe van de "piramidedoorsnede" van de wijk gestalte kreeg en het grid-patroon van groene verbindingen uit de opzet werd gerespecteerd. Het realiseren van de "piramidedoorsnede" van de wijk betekende programmatisch een gedifferentieerd aanbod van woonmilieus en typen woningen "van hoog tot laag" in elk bouwplan.

In het midden van het gebied is het wijkcentrum gesitueerd. Het was van belang om in de lineaire ontwikkeling van de wijk, de plaats te kiezen voor het centrum die bij de oplevering voldoende economische draagvlak (aantal woningen) voor de winkels zou garanderen.Het centrum bevat, naast diverse winkels de twee supermarkten, horecavoorzieningen, sociale en medische voorzieningen, de bank- en postkantoorfilialen ook de in het geheel geïntegreerde woonappartementen van hoge kwaliteit. Door de optimale positionering van het centrum in het ontsluitingspatroon van de wijk is dit gebied voor alle soorten verkeer en vervoer makkelijk toegankelijk. Door de vanuit het noorden en het zuiden naar het centrum toe komende parken versmalt het stedelijk gebied. Dit levert een direct visueel contact op met het groen en zorgt voor een interessant contrast tussen de stedelijke sfeer en de grootschalige open ruimte. Het centrum is met hoogbouw geaccentueerd, zodanig dat het zichtbaar is zowel langs de hoofdas van de wijk als vanaf de beide parken.

Speciale zorg werd besteed aan de architectonische benadrukking van het openbare karakter van de hoofdweg, de pleinen, de stedelijke route, het centrum, de parken en de groene routes. Om de hoge kwaliteit van openbare ruimte te garanderen werd de uitwerking van de plannen integraal aangepakt en afgestemd op de stedenbouwkundige opzet van de wijk. De kleurstelling, de kunstopdrachten en de realisatie van de prijsvraagwoningen zijn daarin opgenomen.

In de opzet van Rijkerswoerd neemt het langzame verkeer een bijzondere plaats in. De routes lopen meestal gescheiden van het autoverkeer.

Door de hele wijk, parallel aan de Marga Klompélaan, loopt de "stedelijke route", hoofdzakelijk voor langzaam verkeer bestemd. Deze route vormt een centrale verbinding met de belangrijkste stedelijke voorzieningen binnen de wijk. In een aantal korte segmenten is de route ook voor de auto toegankelijk, hetgeen mogelijk is dankzij de speciale snelheidsremmende voorzieningen.

Eveneens parallel aan de Marga Klompélaan liggen in de middellijn van het noordelijke en het zuidelijke woongebied de twee "groene routes". Verder naar het noorden lopen in dezelfde richting de twee oude wegen met een grote recreatieve waarde: de Mooieweg en de Huissensedijk. Ten zuiden van Rijkerswoerd ligt de Rijkerswoerdsestraat. Samen met de Marga Klompélaan en de haaks daarop geprojecteerde routes langs de groene zones vormen ze een onregelmatige "grid" van verbindingen. In de belangrijke knopen van dit grid zijn diverse wijkvoorzieningen gesitueerd. Voor elk type voorziening wordt door de keuze van een knooppunt een geschikt type ontsluiting geboden. Zo zijn de scholen - op afstand van het autoverkeer - op de kruispunten van de recreatieve zones en de groene routes geplaatst, de kinderboerderij in de as van de centrale groene zone, het sportcomplex aan het eind van de zuidelijke groene route maar wel met een goede toegang voor de auto en het wijkcentrum in het centrale knooppunt van de ontsluitingswegen en groene verbindingen.

Behalve de hoofdaantakking van de Marga Klompélaan op de Burgemeester Matsersingel heeft Rijkerswoerd nog twee nevenverbindingen met de aangrenzende wijken: de Erasmussingel met Vredenburg en de Lange Akkers met De Laar. Deze laatste is gereserveerd uitsluitend voor de bus en de fietsers. De ontsluiting voor de auto bestaat uit een aantal ontsluitingslussen die met beide uiteinden aangetakt zijn op de hoofdweg en die toegang bieden tot diverse woonstraten en woonerven. Het parkeren gebeurt deels op eigen erf, deels in openbaar gebied, volgens de geldende parkeernormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.748-0301_0004.jpg"

Figuur 2.2: Deelgebieden Rijkerswoerd

Het noordwestelijke woongebied

Dit gebied is in het oosten begrensd door de Kruisstraat, in het noorden door de Huissensedijk, in het westen grenst het aan de Burgemeester Matsersingel, het bedrijventerrein en de Nijmeegseweg en in het zuiden - aan de watergang die aangelegd is in de as van de oorspronkelijke Elderzeeg.

De Marga Klompélaan snijdt het gebied in tweeën: noord en zuid. Het noordelijke deel bevat de 1e fase van woningbouw. Dit is een mengeling van sociale woningbouw en de koopsector.

In dit deel is een patroon van autovrije groene verbindingen aangelegd dat aansluit op de noordelijke groene route van de latere fasen. Recentelijk werd - als onderdeel van de 4e fase - in de noordoostelijke hoek, tegen de Huissensedijk en de Kruisstraat aan, een woonbuurt van ca. 100 woningen toegevoegd in de koopsector met hoge ambitie ten aanzien van architectuur en duurzaamheid. Schuin door het noordelijke deel loopt de landschappelijk karakteristieke Mooieweg met een transparante, landelijke bebouwing in het groen.

Het zuidelijke deel bestaat uit twee woonbuurten: aan de Klompélaan ligt het laatste onderdeel van de 3e fase en aan de zuidrand het resterende onderdeel van de 4e fase. Deze buurten bestaan uit woningen in de vrije sector.

De Marga Klompélaan vormt de stedelijke as van Rijkerswoerd. Bij de entree vanaf de Burgemeester Matsersingel en aan de oostelijke grens van het plandeel is langs de Marga Klompélaan de hogere bebouwing geconcentreerd. Vanwege de grote schaal van de Marga Klompélaan is de "stedelijke route", die vooral voor langzaam verkeer is bestemd, in de luwte van het woongebied, parallel aan de Marga Klompélaan aangelegd. De kleurstelling en de op de karakteristieke plekken gerealiseerde "prijsvraagwoningen" versterken het beeld.

Het centraal gelegen woongebied

Dit gebied ligt tussen de Mooieweg, de Kruisstraat en de zuidelijke watergang. In het zuidoosten grenst het aan het centrum en aan de twee parken van Rijkerswoerd - noord en zuid. De Marga Klompélaan snijdt het woongebied door het midden. In het centrale deel en langs de oostelijke randen, tegen het winkelcentrum en de parken aan, zijn sociale huurwoningen gegroepeerd. De rest van het woongebied bestaat uit particuliere koopwoningen.

Aan weerszijden van de Marga Klompélaan is hogere bebouwing geconcentreerd, de rest van het gebied bevat eengezinshuizen van maximaal twee bouwlagen met een kap. Aan de noordelijke rand, langs de Mooieweg, zijn individuele woonhuizen op grote groene kavels gesitueerd. Daarmee is ingespeeld op het bestaande waardevolle, landelijk karakter van de omgeving.

Bij de westelijke entree van dit deelgebied, aan de noordzijde van de Marga Klompélaan, ligt het groene plein, de centrale groene ruimte voor de twee eerste plandelen. Het plein is rond, omgeven door water en vormt een recreatieve rustplek in de noordelijke groene route. Op deze plaats, geaccentueerd door een markant kunstwerk in het midden, verandert de "stedelijke route" van richting en sluit op de Marga Klompélaan aan. Hier wijzigt de hoofdader het profiel van een grootschalige weg met groene bermen en de watergang in een ruime straat die naar het centrum leidt. Aan de noordzijde van het groene plein is een scholenconcentratie met een gymzaal gesitueerd. Centraal door het zuidelijke woongebied, parallel aan de Marga Klompélaan, loopt de zuidelijke groene route die het sportterrein en de sporthal in het westen met het park en het centrum in het oosten verbindt.

Het zuidoostelijke woongebied

Dit gebied ligt tussen de oostelijke grens van 'het centraal gelegen woongebied', de Mooieweg en de zuidelijke en oostelijke watergang aan de rand van het Stuitbos. Vanuit het westen vormt het Winkelcentrum Rijkerswoerd de ingang naar het deelgebied. De plaats voor het centrum is zodanig gekozen dat de "stedelijke route" rechtstreeks naar het centrumplein loopt en het gemotoriseerde verkeer op de Marga Klompélaan aan de noordzijde een kleine omweg maakt, daarmee ruimte latend voor de bevoorrading en het parkeren. Het centrum, een multifunctioneel complex met winkels, woningen en diverse voorzieningen opent zich met het centrale plein naar het zuidelijke park en het uitzicht over de Betuwe. Aan de oostelijke rand van het park is, aansluitend op het centrum, een scholenconcentratie met een sportzaal in een geïntegreerd gebouwencomplex ondergebracht. Vanaf het centrale plein is langs de aan de Marga Klompélaan gekoppelde "stedelijke route" de zichtas opengehouden naar het toekomstige Stuitbos. Haaks op de Marga Klompélaan loopt een voetpad met een zichtas die de twee parken aan weerszijden van het centrum onderling verbindt. Ten oosten van het noordelijke park is een dependance van 's Koonings Jaght gesitueerd voor geestelijk gehandicapten.

Rond het centrum en in de zuidwestelijke hoek is sociale woningbouw geconcentreerd, overigens - koopwoningen.

Hogere bebouwing is in en rond het centrum gesitueerd. De plaats van het centrum is ruimtelijk benadrukt met de in de as van de Marga Klompélaan geplaatste woontoren van 8 verdiepingen. De rest van de bebouwing bevat uitsluitend eengezinshuizen. De bebouwing in dit deelgebied voegt zich goed in de "piramidedoorsnee" van de wijk: hoger, strakker en met lichte kleuren aan de hoofdstraat en meer speels qua richtingen en kleuren aan de randen. Aan de noordelijke rand, langs de Mooieweg, zijn individuele vrijstaande woningen in ruime tuinen gebouwd om een landelijk karakter van deze weg te benadrukken. In de zuidwestelijke hoek van het gebied bevindt zich een bijzondere buurt van ca. 100 woningen die als resultaat van de landelijke prijsvraag voor het milieuvriendelijk bouwen (VIBA) is gerealiseerd.

Het bedrijventerrein

Het terrein ligt in de noordwestelijke hoek van Rijkerswoerd, dichtbij het kruispunt van de Nijmeegseweg met de Burgemeester Matsersingel. De zonering is zodanig dat in het westen, aan de zijde van de grote wegen, ruimte is voor grootschalige bedrijven met zwaardere milieubelasting, terwijl aan de oostzijde, richting de Marga Klompélaan en het aangrenzende woongebied de stedelijke en milieuvriendelijke functies zijn ondergebracht zoals kantoren, voorzieningen en showrooms. In de hoek bij de entree van de wijk zijn representatieve gebouwen gesitueerd: een kantoor en een polikliniek. Het bedrijventerrein is via een verkeerslus bereikbaar vanaf de Marga Klompélaan, zodanig, dat het (vracht-)verkeer niet door een woongebied hoeft te rijden. Het parkeren is voorzien op eigen terrein volgens de geldende parkeernormen.

De groene zone

De groene zone is de buitenste rand van het plangebied en vormt de overgang tussen het woongebied en het buitengebied. In deze zone zijn verschillende functies aanwezig. Aan de westzijde tussen het industrieterrein, de Nijmeegseweg en het woongebied liggen sportvelden en een sporthal.

Tussen de watergang ten zuiden van de woongebieden en de Rijkerswoerdsestraat ligt een gebied met wisselende functies. In het westelijke deel is de grond agrarisch in gebruik. Ten oosten hiervan ligt een manege en het overige gebied wordt ontwikkeld als cultuurbos, het toekomstige Stuitbos. Dit geldt ook voor het gebied ten oosten van het woongebied van Rijkerswoerd.

2.3.2 Kronenburg-De Overmaat

De wijken Kronenburg/de Overmaat bestaan uit twee delen, die samen ruimtelijk begrensd zijn door de

Nijmeegseweg, de Burgemeester Matsersingel en de Batavierenweg. De ontsluiting van beide delen vindt voornamelijk vanaf de Burgemeester Matsersingel plaats.

De stedenbouwkundige opzet van Kronenburg wordt gekenmerkt door de lusvormige ontsluitingsweg Kronenburgsingel, waaraan functies zijn gesitueerd. Aanvullend op de Kronenburgsingel ontsluit de Kronenburgdijk de wijk in westelijke richting naar en over de Nijmeegseweg. Winkelcentrum Kronenburg is, door zijn omvang een belangrijk element in dit plan, en is niet alleen belangrijk voor de omliggende wijken, maar voorziet ook in een behoefte ver buiten de stadsgrenzen. In de strook langs de Nijmeegseweg en de Batavierenweg zijn kantoorlocaties gesitueerd, die in belangrijke mate bijdragen aan de afscherming van de hinder van omliggende wegen ten opzichte van de woonbebouwing. De woonbebouwing in de directe omgeving van het winkelcentrum is voornamelijk in hoogbouw uitgevoerd. De stedelijkheid van de woonbebouwing neemt af in de richting van de Huissensedijk.

De Huissensedijk is als oorspronkelijk landschappelijk element gehandhaafd en staat loodrecht op de Burgemeester Matsersingel. De Huissensedijk is slechts op één punt doorsteekbaar door middel van een langzaamverkeertunnel. Dit is een duidelijke barrière die Kronenburg en de Overmaat van elkaar scheidt.

De Overmaat bestaat uit een bedrijventerrein en een woongebied (De Appelgaard). De bedrijven zijn gesitueerd langs de Nijmeegseweg en langs het deel van de Burgemeester Matsersingel ten zuiden van de Mooieweg. Het woongebied Appelgaard is gesitueerd tussen de Mooieweg en de Huissensedijk en sluit aan op de woonzones in Rijkerswoerd en Kronenburg. De Mooieweg is als landschappelijk element gehandhaafd en vormt de scheiding tussen het bedrijventerrein en het woongebied. Beide gebieden worden voor autoverkeer apart ontsloten vanaf de Burgemeester Matsersingel. Ter voorkoming van verkeershinder in het woongebied zijn beide wegen niet met elkaar verbonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.748-0301_0005.jpg"

Figuur 2.3: Deelgebieden Kronenburg-De Overmaat

Bedrijventerrein de Overmaat

Het bedrijventerrein de Overmaat is gelegen in het zuidwesten van het plangebied. In de bestemming is een zonering aangebracht dusdanig dat in het noorden en het zuidwesten aan de zijde van de Nijmeegseweg en de Burgemeester Matsersingel ruimte is voor grootschalige bedrijven met zwaardere milieubelasting. Hiertegenover staat dat aan de oostzijde richting woongebied wat milieuvriendelijke functies zijn toegestaan. In het plangebied bevinden zich relatief veel autobedrijven of bedrijven die daarmee verwantschap hebben.

Het motorbrandstofverkooppunt aan de Burgemeester Matsersingel verkoopt behalve de normale brandstoffen ook LPG. Hierdoor is er een externe veiligheidscontour rond het vulpunt noodzakelijk. Ook is er destijds bij de aanleg van deze voorziening rekening gehouden met de bevoorrading door middel van de aanleg van een bevoorradingsweg vanaf de Overmaat via het vulpunt naar de Burgemeester Matsersingel. Hierdoor hoeft de LPG niet door een woonwijk aangevoerd te worden.

De Mooieweg vormt voor een deel een groene buffer tussen het bedrijventerrein en de woonwijk de Appelgaard. Alleen nabij de woonwagenstandplaats is de afstand relatief klein tussen het bedrijventerrein en de woningen.

Woongebied De Appelgaard en Kronenburg

Dit woongebied wordt begrensd door de Kronenburgdijk, Schepen van Ommerenstraat, de Kronenburgbusbaan, de Burgemeester Matsersingel en de grens met het deelgebied bedrijventerrein de Overmaat vormen de wegen de Mooieweg en De Overmaat.

Het woongebied de Appelgaard (vanaf midden jaren 80) is bedoeld als een intensief stedelijk woongebied dat qua karakter aan moet sluiten bij het woongebied in stadsdeelcentrum Kronenburg en bij de centrale zone met intensieve bebouwing in Rijkerswoerd. Ruimtelijk moet de bebouwing een schakel vormen met deze twee aangrenzende woongebieden. Dit is mede vormgegeven door een zogenoemde langzaamverkeersroute (fietsers en voetgangers) de verbinding te laten maken tussen genoemde woongebieden.

De oude boerderijen binnen het woongebied de Appelgaard zijn ruimtelijk ingepast in de wijk. In het noorden van dit gebied is een woonwagenstandplaats gesitueerd. De bestaande groenstructuren zijn in de planontwikkeling meegenomen als zeer waardevol en zijn in het structuurplan ook als zodanig genoemd.

Het woongebied Kronenburg, ook ontwikkeld in de tachtiger jaren, sluit qua opbouw en intensiteit aan bij de Overmaat en aan de andere kant bij Kronenburg en zijn voorzieningengebied. Aan de zijde van de Overmaat zijn in hoofdzaak eengezinswoningen gesitueerd terwijl dichterbij het winkelcentrum de bebouwing hoofdzakelijk gestapeld is.

De voornoemde langzaamverkeersroute is in het woongebied Kronenburg iets minder geprofileerd dan aan de zijde van de Overmaat.

Binnen de woonbuurten zijn ook groengebieden en speelvoorzieningen gelegen die niet structuurbepalend zijn maar wel goed functioneren. Het (woon)verkeer op de wegen binnen de woonbuurten is ondergeschikt aan de functie wonen. Dit houdt in dat deze wegen geen primaire stroomfunctie hebben. Zij kunnen worden ingericht als 30 km-wegen door bijvoorbeeld verkeersremmende maatregelen te treffen ter verbetering van de verkeersveiligheid.

Tussen de woongebieden ligt afschermend groen. De Huissensedijk en de Mooieweg zijn als landschappelijke elementen behouden.

Het landschap is op lokaal niveau van belang voor de karakterbepaling van het gebied. Belangrijk is de handhaving van de Mooieweg met haar karakteristieke profiel en daarlangs staande bomenrij. Tevens is de Huissensedijk een karakteristiek landschappelijk element.

Winkelcentrum Kronenburg en stedelijke omgeving

Het gebied is begrensd door de Batavierenweg, de Nijmeegseweg, de Kronenburgdijk, de Schepen van Ommerenstraat en de Kronenburgbusbaan.Het winkelcentrum Kronenburg functioneert als stadsdeelcentrum van Arnhem-Zuid en heeft een regionale betekenis. Dit resulteert in een veelheid en veelzijdigheid in winkels en publieksfuncties.

Onder het winkelcentrum zijn parkeerplaatsen waarvandaan men rechtstreeks de voorzieningen kan bereiken. Het centrum wordt omgeven door hogere woonbebouwing en kantoren. Onder de woningen aan het Croijdonplein zijn voorzieningen zoals winkels en horeca gelegen. De kantoorlocaties zijn voor het merendeel gesitueerd aan de buitenzijde van de Kronenburgsingel.

2.3.3 Vredenburg

Vredenburg ligt in het noord-oostelijke kwadrant van het nieuwbouwgebied Arnhem-zuid. De wijk bestaat uit twee zeer verschillende onderdelen: het lage homogene middengebied en de in alle opzichten zeer gedifferentieerde randen. De grens tussen deze gebieden wordt gevormd door de Groningensingel (de hoofdontsluiting van de wijk) en de Slochterenweg. Het middengebied heeft een woonfunctie en bestaat voornamelijk uit geschakelde eengezinswoningen. In de randen van de wijk zijn woningen, kantoren, winkels en maatschappelijke voorzieningen ondergebracht, in diverse bouwvormen die qua hoogte variëren tussen de 1 en 18 bouwlagen. In het zuiden van het plangebied ligt een moerasgebied met belangrijke natuurwaarden. Het belangrijkste deel van de overige groenstructuur is eveneens aan de randen gesitueerd, en bestaat uit langgerekte waterpartijen met daarlangs wandelzones.

Door het midden van de wijk loopt een geknikte groene as met een route voor voetgangers. Deze route verbindt de wijk naar het westen met het stadsdeelcentrum Kronenburg (via het langzaam verkeerviaduct) en naar het oosten met het buurtwinkelcentrum Vredenburg en verder naar het Immerloopark en Holthuizen. Midden in de wijk is aan de groene as het centrale scholencomplex gelegen, met een parkje en speelvoorzieningen.

Vredenburg is vanaf de Burgemeester Matsersingel ontsloten door de lusvormige Groningensingel die via de Frieslandsingel verbonden is met Holthuizen en via de Hooghalensingel met Rijkerswoerd. Op basis van functionele en typologische kenmerken worden hieronder zeven deelgebieden onderscheiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.748-0301_0006.jpg"

Figuur 2.4 Deelgebieden Vredenburg

Centraal woongebied

Het centrale woongebied is begrensd door de Groningensingel en de Slochterenweg. Het gebied bestaat uit "meanders" van rijtjeswoningen waarbij de voorkanten van de woningen consequent naar het groen en de achterkanten naar de woonstraten zijn gericht. De meeste woningen hebben drie bouwlagen, er komen ook woningen met een of twee bouwlagen voor. Door de doorlopende wanden van schuurtjes en carports of garageboxen aan de straatkant en de ruim bemeten bestrating heeft dit deel van Vredenburg een monotoon, stenig karakter.

Het Groningenpark met een uit twee cirkels bestaand scholencomplex doorbreekt deze monotonie.

Noordelijke zone

Dit gebied ligt ten noorden van de Groningensingel en bestaat uit een kantorencomplex met vier grote kantoorgebouwen. Het meest westelijke kantoorpand is 42 meter hoog. De hoogte loopt af naar 21 meter in het oosten in verband met uitzicht en lichtinval van de aangrenzende flats. De grootschalige kantoren spelen een belangrijke rol in het beeld van de Pleijweg en markeren het centrum van Arnhem-zuid. Tussen de kantoren en de Pleijweg bevindt zich een groene zone.

Oostelijke zone

Deze zone ligt tussen de Groningensingel en de watergang aan de oostzijde van het plangebied en strekt zich uit tussen de kantoren in het noorden en de Frieslandsingel in het zuiden. In het midden is een buurtwinkelcentrum gesitueerd, gekoppeld aan woningen en enkele voorzieningen. Ten noorden van het centrum staan twee grote flats met bouwhoogten die variëren van 13 tot 18 lagen. Ten zuiden van het buurtwinkelcentrum ligt een kleinschalig wooncomplex met drie bouwlagen.

Zuidelijk woongebied

In het zuid-oosten van Vredenburg, tussen de Groningensingel en de Huissensedijk ligt een woongebied dat evenals het centrale gebied in de jaren '70 gebouwd is. Het heeft met zijn kronkelige "speelse" patroon het karakter van een echte jaren '70 wijk. De woningen zijn eengezinshuizen met voornamelijk drie bouwlagen, behalve aan de moeraszone waar de woningen twee bouwlagen hebben.

Moerasgebied Huissensedijk

De zuidgrens van het plangebied wordt gevormd door de teen van de Huissensedijk. De Huissensedijk is afgesloten voor doorgaand verkeer en wordt gebruikt voor bestemmingsverkeer naar de daarlangs gelegen boerderijen en als fietsroute. Ten noorden van de Huissensedijk ligt een moerasgebied met een belangrijke waarde voor natuur en landschap. Dit moerasgebied behoorde vroeger tot het stroomgebied van de Rijn. Door inpoldering is de bedding van deze rivier in Arnhem sterk versmald; de vroegere rivierdijk is met zijn moeras als een relict in het stedelijke landschap blijven liggen. Als zodanig heeft het een niet te onderschatten waarde; het maakt de vroegere situatie herkenbaar en het verleent de plek een bijzonder karakter en kenmerkend beeld. Het is het leefgebied van bijzonder plant- en diersoorten. Het moerasgebied heeft als natuurlijke kern temidden van de woonwijken en als groene verbindingszone (door de Burgermeester Matsersingel doorbroken) een belangrijke natuurfunctie. Door het grote aantal gradiënten, van droog naar vochtig naar nat, kenmerkt het gebied zich door een grote variatie aan flora en fauna. Het gebied is met name van belang voor amfibieën, ook komen er veel vogelsoorten voor.

Zuid-westelijke zone

In dit gebied, vanaf de Burgemeester Matsersingel tot de Hooghalensingel zijn diverse functies gevestigd. De bebouwing is in de jaren '80 en '90 gerealiseerd. Vier scholen met een bovenwijkse functie bevinden zich in dit gebied. Daarnaast liggen er een brandweerkazerne, een asielzoekercentrum, een centrum voor verslavingenzorg en een woonwagenterrein.

Noord-westelijke zone

Tussen de Burgemeester Matsersingel en de Slochterenweg ligt een verpleeghuiscomplex en een medisch centrum. De woonbebouwing in dit gebied is eind jaren '70 gebouwd in drie tot vier bouwlagen. Door dit gebied loopt een groenzone met een fiets/voetgangersviaduct over de Burgemeester Matsersingel naar winkelcentrum Kronenburg.

2.3.4 Holthuizen - 't Duifje

Deze twee wijken omvatten een centraal gelegen open gebied gevormd door de Immerlooplas en het Immerloopark en twee aan weerskanten daarvan gelegen woongebieden, Holthuizen en 't Duifje. Deze woongebieden zijn functioneel verbonden met hun 'achterland', respectievelijk Vredenburg en Malburgen. Ruimtelijk vormen ze echter zelfstandige eenheden gekoppeld aan het park.

De Immerlooplas heeft voornamelijk een ecologische functie terwijl het Immerloopark een recreatief karakter draagt.

Door onvoldoende draagvlak voor eigen winkelvoorzieningen is 't Duifje hiervoor deels afhankelijk van de winkelcentra aan de Groningensingel en in Kronenburg. De fietsroute door het Immerloopark vervult daarom een belangrijke rol voor deze wijk.

Het Duifje, in het oosten van het plangebied, wordt voor auto's en openbaar vervoer ontsloten via de Keizerstraat in het verlengde van de Huissensestraat en via de Oude Huissenseweg richting Huissen. Dit laatste is alleen voor auto's. Holthuizen ligt ten zuid-westen van het Immerloopark en wordt voor auto's ontsloten via de Frieslandsingel die uitkomt op de Groningensingel in Vredenburg. Voor openbaar vervoer kunnen de bewoners van Holthuizen gebruik maken van de halte aan de Groningensingel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.748-0301_0007.jpg"

Figuur 2.5 Deelgebieden Holthuizen - 't Duifje

Holthuizen
De wijk Holthuizen bestaat uit vijf clusters van laagbouw die door groene zones of een weg gescheiden zijn en waarvan elk een ander karakter draagt. De noordoostelijke en de zuidwestelijke cluster bestaan uit vrijstaande huizen. De overige clusters bevatten geschakelde eengezinswoningen.

Holthuizen heeft zelf geen voorzieningen, en is georiënteerd op het winkelcentrum aan de Groningensingel in Vredenburg. Vanaf de voormalige buslus loopt een vrij liggende fietsroute door het Immerloopark naar dit winkelcentrum. In de andere richting sluit deze route aan op de Huissensedijk.

Ten westen van Holthuizen aan de Smallingerlandweg zijn onlangs 28 woningen gebouwd. Ten noorden van de Frieslandsingel is een woonwagenstandplaats gelegen.

Immerlooplas - Immerloopark
De Immerlooplas is een van de grootste open watergebieden in Arnhem. De plas en de daarin en omheen liggende moerasgebieden en bosjes hebben een belangrijke ecologische functie. Het park heeft een functie voor de waterwinning, van waaruit diepere grondwaterlagen worden aangeboord.

Het ontwerp van het ten zuiden van de plas gelegen Immerloopark is geënt op de Engelse landschapsstijl. Het meest structuurbepalende element in het park is de langgerekte waterpartij met uitstulpingen die over de hele lengte van het park loopt. Het park loopt in zuidwestelijke richting door, tussen Holthuizen en de Huissensedijk, richting de ecologisch waardevolle moeraszone ten zuiden van Vredenburg.

't Duifje
De opzet van 't Duifje is gebaseerd op de consequente scheiding tussen langzaam verkeer en autoverkeer binnen het woongebied. De meeste woningen worden voor de auto ontsloten door een ring met naar binnen gerichte doodlopende woonstraten met draailussen aan het eind. De achterkanten van de woningen zijn naar de autostraten gericht. De voorkanten van de woningen zijn gericht naar een doorlopend systeem van voetpaden in het groen. Centraal in het woongebied was aan het Loplein en de Keizershof vroeger een klein winkelcentrum gevestigd, en gedeeltelijk daarboven 5 verdiepingen woningbouw. Door onvoldoende draagvlak voor eigen voorzieningen (winkels en scholen) is 't Duifje hiervoor afhankelijk van omliggende wijken. In het oosten van de wijk ligt een boomgaard. Vanwege de grote betekenis van de boomgaard voor de onstaansgeschiedenis van de wijk, is behoud van de boomgaard van essentieel belang. In de boomgaard is de voormalige boerderij 't Duifje gelegen, die thans een culturele functie heeft.
Ten westen van de Keizerstraat staan twee grote flatgebouwen die uitkijken over de Immerlooplas.

2.3.5 De Maten

Stedebouwkundige situatie

De Maten is gelegen in de groene lob tussen de woonwijken Rijkerswoerd en Vredenburg.

De stedebouwkundig/landschappelijke opzet van De Maten is als volgt. Aan de noordrand van de wijk Rijkerswoerd met z'n meer extensieve en landelijke bebouwing, vormt de Mooieweg de grens met het groengebied De Maten - dit loopt door tot aan de Huissensedijk. De bebouwing heeft hier dan ook een landelijke, ruime opzet; met name aan de noordzijde van de Mooieweg.

Deze Mooieweg is feitelijk nog steeds het oude groene lint dat zich met flauwe bochten, voorzien van brede bermen met sloten erlangs, door het verstedelijkte landschap slingert. Hoewel er aan de zuidzijde van de weg meerdere nieuwbouwvilla's zijn verrezen liggen geen grotere concentraties bouwmassa's aan de noordzijde van de Mooieweg, maar daarentegen individuele gevels met veel groene ruimte ertussen. Er is een zeer gevarieerde bebouwing van boerderijen met ruime erven en villa's en landhuisjes met grote tuinen te vinden langs deze weg. Er is ook een brede groene zoom tussen de weg (veelal met een sloot erlangs) en de bebouwing. De sfeer is er daarom nog steeds landelijk; dit is een belangrijk kwaliteitskenmerk.

Het uitgangspunt voor De Maten / het gebied Mooieweg en omgeving is dan ook: aan de noordzijde mag de bebouwing niet aaneengesloten zijn, maar moeten er tussen de bestaande panden (eveneens op grotere kavels) forse groene open ruimten aanwezig zijn. Op die manier blijft er een visuele en ruimtelijke relatie bestaan tussen de Mooieweg en het groengebied aan de noordzijde ervan; loodrecht op de Mooieweg dus. Dit groengebied (groene lob) is vastgelegd in het Structuurplan Arnhem 2010 en in het bestemmingsplan “De Maten”.

Door de genoemde opzet blijft de Mooieweg als recreatieve route “naar buiten” bestaan. (Aan de zuidzijde van deze weg, de kant van de woonwijk Rijkerswoerd, is er daarentegen voor gekozen om de bebouwing bestaat uit een doorgaand lint van vrijstaande huizen op ruime kavels, met de voormalige boerderij “Dullerthoeve” en de daarbij gebouwde Brede School als eindpunt; hier begint het Stuitbos, en is men buiten de stad.)

De recente woningbouwbouwplannen De Maten I en II hebben dit landelijke beeld van de Mooieweg wel wat ingeperkt.

Stedebouwkundig gezien loopt de bovenstaande opzet ook door in westelijke richting, zij het op een lager schaalniveau. De Kruisstraat vormt met aanliggende waterpartij en groenstrook een overdwars lopende open (groene) ruimte als hierboven is bedoeld. De groene lob loopt tegen het buurtje met woningen van de Draaiweide/Peppelenwei aan en splitst zich; de Kruisstraat vormt de verbinding enerzijds naar de groene zone langs de Huissensedijk en anderzijds is hij een verbinding met de Mooieweg. Vanaf dit punt zijn er ook via dwars-ontsluitingen een aantal woonbuurtjes gerealiseerd, in een westwaarts zich verdichtende verkaveling. Langs de noordzijde van de Mooieweg zet het landelijke beeld van afwisselend bebouwing en open ruimte zich voort: vrijstaande woning - groenstrook langs Peppelenwei - vrijstaande woningen - groenstrook met wandelpad - vrijstaande woningen - groengebied langs de Oude Bongerd. Dit is het beeld dat men ziet vanaf de Kruisstraat in westelijke richting.

In het gebied is de zuid-locatie van het CNME (Centrum voor Natuur en Milieu Educatie) gevestigd, de vroegere kinderboerderij. Er vlakbij ligt een klein natuurgebied.

Het groene landelijke beeld van de Maten, met zijn royale afmetingen vormt het kader waaraan nieuwe ontwikkelingen getoetst moeten worden. Daarnaast is de aansluiting op de bestaande stedebouwkundige structuur van belang.

Situering van overige nieuwbouwwoningen

Er komen regelmatig verzoeken binnen om in de open gedeelten tussen de woningen aan de noordzijde van de Mooieweg nieuwbouw te mogen realiseren. Hier gaat de gemeente zeer terughoudend mee om, vanwege de bovenstaande redenen.

Soms betreft het een verzoek tot het mogen bouwen van een woning achter een bestaand huis.

Voor zover dat in Arnhem voorkomt zijn het van oudsher bestaande gevallen, maar in de huidige tijd is deze opzet echter niet logisch meer. Er is het risico van te grote verdichting en de daaraan verbonden hinder. Er ontstaan onduidelijke structuren door de ingebouwde ligging; voorkanten grenzen aan achterkanten. De privacy komt in gevaar, er is kans op overlast voor omwonenden; ontsluitings- en parkeerproblemen e.d. zijn te verwachten. Ook de hierboven beschreven stedebouwkundige kenmerken van de bebouwing langs de Mooieweg komen in gevaar; juist de ruime groene ligging van de woningen moet bewaard blijven. Verder is er het risico van precedentwerking.

“Het wonen in de 2e rij” is om deze redenen een woonvorm die zeker niet gestimuleerd moet worden in.

Het gebied De Maten 2 bestaat uit zeer grote kavels voor luxe villa's. Omdat de bouw hiervan tot stilstand gekomen is, heeft de gemeente onlangs besloten een aantal kavels te halveren, in de hoop dat deze dan beter verkoopbaar zullen zijn.

Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de kaart en in de regels.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijks-, Provinciaal- en regionaal beleid

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.

Het ruimtelijk beleid van de provincie is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 “Kansen voor de regio”. Het Streekplan, dat wordt vastgesteld voor een periode van 10 jaar, is een schakel tussen rijks- en gemeentelijke plannen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak.

Het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen 'Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa' is de opvolger van het Regionaal structuurplan 2015 uit 1998. Het regionaal plan vormt het richtinggevend kader voor beleid en uitvoering van het regionaal beleid van de stadsregio op gebied van ruimte, mobiliteit, economie en wonen.

3.2.2 Gemeentelijk beleid

Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. Om plannen en initiatieven goed op elkaar af te stemmen, stelt de gemeente met enige regelmaat een structuurplan vast. Het nieuwe Structuurplan Arnhem 2010 (2000) is de opvolger van het tot nu toe geldende Structuurplan uit 1984. Het Structuurplan Arnhem 2010 beschrijft het ruimtelijk beleid voornamelijk in hoofdlijnen. Het plan is flexibel, zodat het kan inspelen op veranderende omstandigheden en inzichten. Formeel is het nieuwe Structuurplan Arnhem 2010 tien jaar van kracht: van 2000 tot 2010. Maar de inrichting van de ruimte werpt haar schaduw veel verder vooruit. Waar dat mogelijk is, richt het Structuurplan zijn blik daarom op het jaar 2030. Het nieuwe Structuurplan Arnhem 2010 is op 2 oktober 2000 door de raad vastgesteld.

In het Structuurplan Arnhem 2010 worden een aantal ontwikkelingen genoemd die van belang zijn voor het plangebied:

  • Realiseren van een aansluiting tussen GelreDome en Kronenburg;
  • Herstructureren van het winkelcentrum Kronenburg en de directe omgeving;
  • Extensief wonen aan de Huissensedijk/De Maten, de lintstructuur wordt versterkt om Arnhem-Zuid transparanter te maken en de relatie met het Betuwelandschap te verbeteren;
  • Versterkung van de ecologische verbindingszone tussen de Rijn, het Immerloopark, het Stuitbos en het Centrale Parkzone Overbetuwe;
  • Een ruimtelijke visie ontwikkelingen en inrichtingsplan ontwikkelingen voor de Centrale Parkzone Overbetuwe (Park Lingezege).

In 2006 is de Tussenrapportage Structuurvisie Arnhem 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Tussenrapportage wordt de bestaande Structuurvisie op een aantal punten herzien. De Structuurvisie is vastgesteld in 2000 en heeft aanpassingen nodig. De Tussenrapportage bevat deze herijking van het ruimtelijk beleid.

Naast de herijking van het bestaande beleid wordt ook een uitwerking gepresenteerd voor het beleid met betrekking tot hoogbouw. Dit is gedaan aan de hand van 10 principes voor hoogbouw in Arnhem welke zijn vertaald op een kaart van Arnhem. Het gebied rondom Kronenburg is aangewezen als een voorkeurslocatie voor hoogbouw (> 30 meter).

3.3 Woonbeleid

In de Woonvisie Gemeente Arnhem 2015 (vastgesteld in 2004) is de basis gelegd voor het gemeentelijk te voeren woonbeleid. De Provinciale kaders en ambities voor een kwalitatief woonprogramma maken deel uit van de Regionale Woonvisie van het KAN, deze zijn kaderscheppend geweest bij het opstellen van de Arnhemse Woonvisie. In de Arnhemse woonvisie staat het motto 'Arnhem aantrekkelijke woonstad in balans' centraal. Dit betekent dat Arnhem inzet op versnelling van de woningbouwproductie, het vergroten van de keuzevrijheid en zeggenschap van de woonconsument, het bevorderen van de doorstroming en het doorbreken en verbeteren van de eenzijdige grote goedkope woningvoorraad door datgene te bouwen waar vraag en een tekort aan is.

Op Regionaal niveau zijn voor de komende vijf jaar tot 2009 procentuele afspraken gemaakt voor sociale woningbouw. Voor Arnhem ligt er een inspanningsverplichting om gedurende deze periode op het totaal aan nieuwbouwplannen ten minste 35% betaalbare koop- en huurwoningen in de stad te realiseren. Door het accent te leggen op de bouw van middelduur en duurdere woningen ontstaat er een grotere differentiatie en een ruimer en gevarieerd aanbod van woningtypen en woon- en leefomgevingen. Ook ligt er een inspanningsverplichting om het eigen woningbezit in de stad te bevorderen om zo in 2015 meer evenwicht te bereiken in de eigendomsverhouding van huurwoningen en koopwoningen. In het te voeren woonbeleid spelen de behoefte en wensen van alle woonconsument een belangrijke rol evenals de diversiteit in de bevolkingsamenstelling en de kenmerken die verschillende wijken en buurten in het Arnhemse bezitten.

De landelijke ontwikkelingen op de beleidsdriehoek wonen, welzijn en zorg zijn vertaald in de gemeentelijke kaderstellende nota's, o.a. de Arnhemse Woonvisie en Stad in Balans. Er ligt dan ook op het gebied van wonen, welzijn en zorg bij de gemeente een stevige opgave om de doelstellingen uit deze driehoek in fysieke en sociale zin te realiseren. Dit betekent dat er in woonwijken voor bijzondere doelgroepen en m.n. voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschaliger aanbod aan levensloopbestendige woningen, woonvormen of andere bijz. woonconcepten, gerealiseerd en gefaciliteerd moet worden, eventueel aangevuld met (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning, toezicht of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen in de directe of nabije woonomgeving.

3.4 Monumenten- En Archeologisch Beleid

Rijksbeleid

Monumentenwet

Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland

Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg

De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:

  • archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
  • bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

Inmiddels is het verdrag vertaald in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007).

Provinciaal beleid

Nota Belvoir

Het Belvedere-uitgangspunt “behoud door ontwikkeling” is in 2000 overgenomen in de provinciale Nota Belvoir. Doel is dat cultuurhistorie voortaan prominent wordt meegewogen bij de ontwikkeling van alle ruimtelijke en economische plannen. Om nog meer in te kunnen spelen op de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving, kiest de Provincie met de nieuwe nota Belvoir 3 voor een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht beleid. In de nota worden 10 cultuurhistorisch waardevolle gebieden benoemd, waarnaar speciale aandacht zal uitgaan. Relevant voor Arnhem is de aandacht voor het Veluwemassief, de Veluwezoom en het Rivierengebied.

Gemeentelijk beleid

Erfgoednota 'Panorama Arnhem'

In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.

Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht van alle cultuurhistorische elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt.

Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.

Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:

  • in archeologisch waardevolle gebieden (buiten monumenten) dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 30 m2;
  • in gebieden met een hoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 200 m2;
  • in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 500 m2;
  • in gebieden met een lage archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 2000 m2.

Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten, geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.

Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:

  • Behouden door ontwikkelen
  • Behouden door beschermen
  • Adviseren, stimuleren en verleiden
  • Kennis verwerven en verspreiden

3.5 Welstandsbeleid

Arnhem kiest er in haar welstandsnota (2004) voor om zoveel mogelijk recht te doen aan de reeds bestaande verschillen in de bebouwde omgeving. Hiervoor is een indeling gemaakt in een aantal logische eenheden in de stad. Deze eenheden bestaan uit stedelijke gebied, rivierengebied, stedelijk groen en buitengebied. Elke ruimtelijke eenheid heeft een welstandsniveau, 'zwaar', 'normaal', of 'licht', dat aangeeft in welke mate welstand in dat gebied wordt ingezet. Daarnaast is er voor de bedrijven- en industrieterrein gelden nog aparte welstandsniveaus: Utilitair normaal en utilitair licht.

Voor het plangebeid zijn de niveaus normaal (bebouwing in stedelijk groen), licht (bebouwing in stedelijk gebied), utilitair normaal en utilitair licht aan de orde (zie figuur 3.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.748-0301_0008.jpg"

Figuur 3.1 Welstandsniveaus

Onder niveau 'normaal' vallen in het algemeen de karakteristieke vooroorlogse wijken maar voor dit plangebied voor de bebouwing in het stedelijk groen. Voor de zichtbare gevels hebben de criteria een conserverend karakter waarmee de gebouwvorm, de dakvorm en de karakteristieke elementen worden gespaard. Aan de straatzijde mogen alleen ornamentele dakkapellen worden toegevoegd zoals die oorspronkelijk in die gebieden waren ontworpen. Serres mogen aan de achterzijde slechts in één laag vanaf de begane grondverdieping worden gerealiseerd. Kelderentrees (met keerwanden en trappen) die aangebracht worden in de straatgevels zijn niet aanvaardbaar. Er worden geen bijzondere eisen gesteld aan bijgebouwen in de achtertuin, niet zichtbaar vanaf het openbaar gebied.

In gebieden met het welstandsniveau 'licht' vindt de gemeente het voldoende om bouwplannen op hoofdlijnen op welstand te toetsen. De verantwoordelijkheid voor de invulling ligt vooral bij bewoners en eigenaren. Het gaat hier met name om de bestaande na-oorlogse delen van de stad. De criteria geven daar waar nodig de bescherming die noodzakelijk is om de kwaliteit van het publieke domein op redelijk niveau te houden.

In de utilitaire gebieden zit het onderscheidt tussen de welstandsniveaus 'normaal' en 'licht' in de representativiteit. De gebieden met een welstandniveau normaal zijn ontworpen op zowel representativiteit als functionaliteit en in het welstandsniveau 'licht' is het ontwerp (in het algemeen) uitsluitend gericht op de functionaliteit. De criteria voor het welstandsniveau normaal zijn dan ook hoger dan die van welstandsniveau licht.

3.6 Verkeersbeleid

Rijksbeleid
De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling.

Provinciaal en regionaal beleid
De provincie Gelderland en het Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) kennen respectievelijk het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan-2 en het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan.
De provincie Gelderland kiest voor een duurzame mobiliteit, waarbij het verkeers- en vervoerssysteem een sterke economie ondersteunt, welvaart versterkt en de sociale integratie stimuleert. Om dat te bereiken kiest Gelderland voor de volgende aanpak:
voorkomen, beter benutten, bouwen en beprijzen.

De essentie van het KAN-verkeersbeleid is identiek aan dat van de provincie Gelderland. Voor Arnhem is het project RegioRail KAN in het bijzonder van belang. Het KAN kiest als ruggengraat van ontwikkeling en vervoer het spoor tussen Zutphen-Zevenaar via Arnhem en Nijmegen naar Boxmeer en Cuijk. Planontwikkeling en –realisatie vinden bij voorkeur in bebouwd gebied en in de omgeving van het spoor plaats.

Gemeentelijk beleid
Als resultaat van de wisselwerking tussen rijk, provincie/regio en gemeente, heeft de gemeente Arnhem haar actuele verkeersbeleid verwoord in het Structuurplan Arnhem 2010 en in het Stedelijk Verkeers- en Vervoersplan SVVP Arnhem 2010. De essentie ervan – overeenstemmend met die van rijk, provincie en regio – is het terugdringen van de verkeersonveiligheid en het geleiden van de mobiliteit. Daarbij geldt het principe van vrijheid van keuze voor de mobilist, die de gemeente probeert te beïnvloeden door “verleidelijke” alternatieven aan te bieden. Ook speelt het prijsmechanisme hierin een steeds grotere rol.

Voor de werkingsduur van voorliggend bestemmingsplan is de uitwerking van het SVVP in het Categoriseringsplan Arnhem 2000 richtinggevend. Het categoriseringsplan werkt uit hoe de verkeersruimte in Arnhem duurzaam veilig (her-)ingericht wordt. Arnhem kent twee typen wegen: 1) de verblijfsgebieden en 2) de verkeersaders. Deze laatste zijn de hoofd- en ontsluitingswegen en vormen het Arnhemse hoofdwegennet voor het autoverkeer. Deze wegen kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger. Alle andere wegen vallen onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten krijgen het karakter van de 30 km/uurzone. Ze hebben een verblijfsfunctie en ontsluiten percelen. Veelal zijn het woonstraten.

Het plangebied kent de volgende verkeersaders: autosnelweg A325, Burgemeester Matsersingel, Batavierenweg, Pleijroute, Kronenburgsingel, Kronenburgdijk, Kronenburgbusbaan, Groningensingel, Frieslandsingel, Keizerstraat, Oude Huissenseweg, Hooghalensingel, Erasmusingel, Marga Klompélaan en Lange Akkers

De overige wegen en straten zijn typische woonstraten. De wijken in het plangebied zijn allemaal ingericht als 30 km/uurzone.

3.7 Milieubeleid

In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale leefomgevingskwaliteit van de stad.

Op 26 mei 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn opgenomen. Hiermee differentiëren we milieuambities naar verschillende gebieden. Niet overal in de stad streven we immers dezelfde milieuambities na: in een dynamisch centrum accepteren we bijvoorbeeld meer geluid dan in een woonwijk. Wel wordt rekening gehouden met grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich ophoopt.

Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten we in het betreffende gebied willen handhaven of realiseren, wordt ook duidelijk of een bepaalde ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied.

Bestemmingsplangebied

In het bestemmingsplangebied komen de volgende gebiedstype(n) voor:

  • Stadswijk. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is goed en de toegestane milieubelasting overwegend laag. Er wordt in het algemeen voldaan aan de streefwaarden.
  • Stedelijk groen en water. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is goed en de toegestane milieubelasting laag. Er wordt in het algemeen voldaan aan de streefwaarden.

In de volgende hoofdstukken worden per beleidsthema het beleidskader, de analyse van het plangebied en de conclusies voor de beleidsinzet gegeven. Prioritering van de beleidsinzet vindt plaats aan de hand van de methode beschreven in de Integrale Milieuvisie, deel 1 hoofdstuk 3.


Luchtbeleid
De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Wet Luchtkwaliteit. Het doel van de Wet Luchtkwaliteit 2007 is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.

Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:

  • PM10 (fijnstof)
    1. 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet worden overschreden;
    2. 2. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
  • NO2 (stikstofdioxide)
    1. 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden;
    2. 2. de uurgemiddelde concentratie van 200 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.

Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.

Wet Luchtkwaliteit 2007

Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet Luchtkwaliteit van kracht geworden. De nieuwe wet is nodig bevonden omdat de aanleg van een groot aantal bouwprojecten en bestemmingsplannen stilgelegd zijn door uitspraken van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De grenswaarden zijn ongewijzigd gebleven, maar de nieuwe wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is 1augustus 2009 van kracht geworden.

Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit

Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit het toenmalige Besluit Luchtkwaliteit 2005 te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen voor 2010 op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de onlangs van kracht geworden Wet Luchtkwaliteit is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2005-2010 van februari 2006.

Geluid

Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals bijvoorbeeld scholen en zorginstellingen.

In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.

De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde).

Voor het verlenen van een hogere grenswaarde is de nota uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde van de gemeente Arnhem van toepassing.

Beleidsplan Geluid

Op 5 augustus 2008 is het geactualiseerde beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naar mate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.

Hinder

In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de

VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.

Externe veiligheid

Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).

Landelijk beleid

Voor bedrijven is op 28 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen (artikel 5.1 van de Wet milieubeheer) vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.

Voor de routes (weg, water, spoor en ondergrondse leidingen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, komt in 2009/2010 een AMvB transport. In deze AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) worden ook milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.

Gemeentelijk beleid

Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid 2006-2009 vastgesteld. Op 16 februari 2009 heeft de gemeenteraad besloten om het beleidsplan met 2 jaar (tot en met 2010) te verlengen. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.


Duurzaam bouwen
De gemeenten in Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) hebben het Convenant Duurzaam Bouwen in het KAN (2000) opgesteld waarin de partijen uniformiteit beogen in aanpak en toepassing van het duurzaam bouwen. Met dit convenant leggen de partijen de tussen hen gemaakte afspraken vast met betrekking tot het minimumkwaliteitsniveau van het duurzaam bouwen in het KAN. Het Pakket Duurzame Stedenbouw in het KAN maakt hier onderdeel van uit (tevens een uitwerking van het regionale structuurplan). Het pakket bestaat uit een opsomming van uitgangspunten die gehanteerd kunnen worden om woon- en werklocaties duurzaam te ontwikkelen en te beheren. De in het pakket genoemde uitgangspunten zijn zoveel mogelijk gehanteerd bij de opstelling van dit bestemmingsplan en zullen zoveel mogelijk worden gehanteerd bij de uitvoering. Aanvullend hierop is de Nota duurzaam bouwen(1998) van de gemeente Arnhem. Inbreiden in bestaand stedelijk gebied voorkomt uitbreiding in landschappelijk waardevolle buitengebieden. De gemeente wil daarom aan dit soort projecten voorrang en extra aandacht geven.

3.8 Groenbeleid

Rijksbeleid: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

De Veluwe, Neder Rijn, IJssel en uiterwaarden in Arnhem zijn onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en daarmee onderdeel van een samenhangende Europese ecologische hoofdstructuur; Natura 2000. In Natura 2000 wordt onder meer aangegeven dat de grote wateren een cruciaal en onverbrekelijk onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur beslaan. Het Arnhemse deel van het rivierengebied en de Veluwe liggen cruciaal in de natuurstructuur. Het rivierengebied vormt een verbinding tussen de natuurontwikkelingsprojecten van de Gelderse Poort en de Noordoever Neder Rijn. Meinerswijk is één van de natuurontwikkelingsprojecten. Het Arnhemse deel van de Veluwe vormt een onderdeel van de totale natuurstructuur van de Veluwe.

Natura 2000

Het tot stand brengen van een samenhangende Europese ecologische hoofdstructuur, genaamd Natura 2000, is per 1 oktober 2005 door de nieuwe Natuurbeschermingswet overgenomen. De Natura 2000 gebieden in Arnhem zijn: Veluwe, Gelderse Poort en IJssel. Voor elk van deze gebieden zijn habitattypen en soorten benoemd die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet 1998. De bescherming van de Natura 2000 gebieden is vergelijkbaar met de bescherming volgens artikel 6 van de Habitatrichtlijn, die de afgelopen jaren in Nederland is toegepast. Nederland past hiervoor een vergunningenstelsel toe. Er geldt dat er door projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van habitats of een verstorend effect op de soorten, waarvoor het gebied is aangewezen, mogen optreden.

Om de effecten van de ruimtelijke ingrepen van het bestemmingsplan op het Natura 2000-gebied te toetsen, moet de Habitattoets worden uitgevoerd, bestaande uit een voortoets. De voortoets verkent of door de ontwikkelingen waarin het plan voorziet mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het leveren van de informatie (zorgplicht, artikel 19l). Het bevoegd gezag toetst de gegevens. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een natuurbeschermingswetvergunning is Gedeputeerde Staten van de provincie waarbinnen het beschermingsgebied ligt.

In de strategische milieubeoordeling van de Stadsregio Arnhem Nijmegen ten behoeve van het Regionaal Plan 2005-2010 zijn effecten op de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) ten gevolge van woningbouw onderzocht. In dat kader is aangegeven dat de toetsing van plannen in de nabijheid van een beschermd gebied betrekking heeft op gebieden binnen een afstand van 2 kilometer.

Flora- en Faunawet 2002

De opdrachtgever / initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet. De wet gaat uit van het “nee-tenzij” principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

Eind januari 2005 is het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Er zijn 3 beschermingscategorieën:

  • tabel 1. algemeen beschermde soorten;
  • tabel 2. beschermde soorten;
  • tabel 3. streng beschermde soorten.

Provinciaal beleid: Gelderse EHS

De provincie heeft de Gelderse EHS nauwkeurig aangegeven in de gebiedsplannen Natuur en Landschap. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de ecologische hoofdstructuur (EHS) is geregeld in het Streekplan Gelderland, vastgesteld door Provinciale Staten op 29 juni 2005. De Provinciale Staten hebben op 1 juli 2009 de nieuwe grenzen van de ecologische hoofdstructuur (EHS) in het Streekplan definitief vastgesteld. Doel van de herbegrenzing is de EHS 'robuuster' te maken. Met robuust wordt bedoeld een netwerk van natuurgebieden waar waardevolle en kwetsbare natuur optimaal kan voortbestaan.

Binnen de EHS geldt de 'nee-tenzij'-benadering. Bestemmingsplanwijziging is niet mogelijk als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.

Het totale uiterwaardgebied is benoemd als waardevol landschap. Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten.

Provinciaal beleid: waterafhankelijke natuur

Een deel van de EHS-natuur bestaat uit natte natuurdoeltypen. Natte natuur betreft enerzijds ecosystemen die afhankelijk zijn van veranderingen in de grondwatersituatie en oppervlaktewaterpeilen, anderzijds wateren van het hoogste ecologische niveau (HEN-wateren) die vooral afhankelijk zijn van de waterkwaliteit en de morfologie van de oevers. Ter bescherming van de natte natuurwaarden zijn hydrologische beschermingsgebieden noodzakelijk voor waterafhankelijke landnatuur en beschermingszones in verband met de waterkwaliteit langs de HEN-wateren. De waarden van natte natuur zijn vaak zo sterk afhankelijk van de omgeving dat natuur en directe omgeving als één geheel te beschouwen zijn.

De Immerlooplas en het park en de moerassen aan de Huissensedijk zijn aangewezen als natte landnatuur en gelegen binnen de EHS.


De gehele EHS, dus ook de natte delen daarvan, en de HEN-wateren behoren tot het groenblauwe raamwerk. Voor wat betreft de significante aantasting in het "nee-tenzij- beleid geldt voor de natte delen van de EHS en de HEN-wateren dat ruimtelijke ingrepen/ontwikkelingen niet mogen leiden tot verlaging van de grondwaterstand in en om de natte natuur of (bij wateren) tot verslechtering van de waterkwaliteit en aantasting van de morfologie van de beken en waterlopen. De mate waarin andere functies zich kunnen ontwikkelen wordt bepaald door de omvang van de effecten op de natuur, waarbij voor de natte delen van de EHS gebieden vallend onder de Vogel- en Habitatrichtlijn geldt dat bij de passende beoordeling niet altijd de grens van het beïnvloedingsgebied of beschermingszone maatgevend hoeft te zijn.

De Immerlooplas en het park en de moerassen aan de Huissensedijk zijn bestemd als 'Natuur' en 'Groen - Park' en zijn hiermee voldoende beschermd.

Provinciaal beleid: Richtlijn compensatie natuur en bos

De provincie heeft het compensatiebeleid "De Compensatierichtlijn natuur en bos" als uitwerking van het Streekplan Gelderland en de Structuurschema Groene Ruimte opgesteld. De gemeente zal dat compensatiebeleid uitvoeren. Is de provinciale richtlijn van toepassing dan treed de gemeentelijke regelgeving terug.

Uitgangspunt van het compensatiebeleid is dat natuur en bos alleen plaats kunnen maken voor een ander ruimtegebruik als er voor de specifieke locatiegebonden ontwikkeling geen alternatieve locaties aanwezig zijn (nee-tenzij-beleid). In principe dient natuur door natuur en bos door bos te worden gecompenseerd. De compensatierichtlijn is van toepassing op

  • alle natuur die op de streekplan- of bestemmingsplankaart de bestemming natuur heeft of een vegetatiewaarde van 6 of hoger heeft;
  • gebieden met de bestemming bos, zoals aangegeven op streekplan of bestemmingsplankaart;
  • alle gebieden die conform de
  • herplantplichtig zijn, zowel binnen als buiten de bebouwde kom Boswet.

Er kunnen zich echter situaties voordoen waarbij het acceptabel is dat bos door natuur vervangen wordt. Die situaties worden beschreven in de Nota Open Bos.

De compensatierichtlijn kent een kwaliteitstoeslag, bij wijziging van functie dient dus meer bos of natuur te worden gerealiseerd dan verloren gaat.

Boswet

De Boswet is van toepassing op alle bossen en houtopstanden groter dan 10 are of - in geval van rijbeplantingen - meer dan twintig bomen, die gelegen zijn buiten de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'. De Boswet verplicht om de grond waarop het bos of de bomen hebben gestaan binnen drie jaar opnieuw in te planten.

Als voor de uitvoering van een werk de bestemming moet worden gewijzigd treedt de provinciale richtlijn 'Bos- en natuurcompensatie' in werking. Deze richtlijn is een uitwerking van het Streekplan en geldt ook voor bos binnen de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'.

Groenplan Arnhem 2004 – 2007 / 2015

Op 28 juni 2004 is het groenplan 2004-2007/2015 vastgesteld. De gemeente Arnhem streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.

De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor de herontwikkeling te worden meegegeven. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventariseerd worden. Voor het bestemmingsplan is een groenbalans noodzakelijk, waarin is aangegeven hoe de groencompensatieregels van de gemeente zijn toegepast.

Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel.

Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn:

  • Alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en gebruik op elkaar afgestemd zijn;
  • Barrières van de stedelijke druk opheffen of zoneren.

Er worden 5 samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd: Natuurkernen, Natuurzones en stapstenen, Natuurlijke groenzones, Overig groen en De Stenen stad. Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld.

3.9 Waterbeleid

Europees beleid

Vanaf 2000 is ter verbetering van de chemische en ecologische waterkwaliteit van alle Europese wateren de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De kaderrichtlijn omvat regelgeving voor zowel het oppervlaktewater als het grondwater. De streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, maar eventueel kan, mits goed onderbouwd, uitstel worden verleend tot uiterlijk 2027 (derogatie). De plannen voor de deelstroomgebieden zijn in 2009 door de verschillende partijen in hun eigen beleidsplannen vastgesteld en bevatten doelen, ambities en maatregelen.

Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota's vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het vernieuwde Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel 2008). Het bestuursakkoord heeft tot doel “om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden en te anticiperen op de klimaatsverandering”. Verder is de watertoets ook in het NBW-actueel een belangrijk instrument om water verantwoord in te passen in ruimtelijke ontwikkelingen.

In de Nota Ruimte is water een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de Waterwet die op 22 december 2009 van kracht is geworden. In de Waterwet zijn ondermeer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.

Beleidslijn grote rivieren

In 2005 is de Beleidslijn “ruimte voor de rivier” (1997) geëvalueerd. De evaluatie van de beleidslijn was noodzakelijk om aan te kunnen geven of, en zo ja hoe de beleidslijn kon worden aangepast. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat het toetsingskader van de beleidslijn ruimte voor de rivier in het algemeen helder en duidelijk is ten aanzien van de toelaatbaarheid van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. De bestaande ruimte die de rivier nodig heeft is mede dankzij dit toetsingskader behouden.

Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Tevens geldt dat het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, binnen de randvoorwaarden die de veiligheid stelt, van belang is voor het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed.

Voor de Beleidslijn grote rivieren gelden twee concrete doelstellingen:

  1. 1. de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden;
  2. 2. ontwikkelingen tegen gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.

Deze doelstellingen zijn bij de herziening van de beleidslijn niet gewijzigd.

Een klein deel van het plangebied (in het westen ten zuiden van de pleybrug) ligt buitendijks en valt hiervoor geldt deze beleidslijn.

Provinciaal en regionaal beleid

Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015.

Het Waterplan gaat verder op de ingeslagen weg van het derde Waterhuishoudingsplan. Nieuw is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en de verplichtingen die voortvloeien uit de waterwet. Een belangrijk aanpassing uit de Waterwet is dat de vergunningverlening voor het onttrekken van grondwater grotendeels is overgedragen aan de waterschappen. Slechts in drie gevallen is de provincie hiervoor nog aanspreekpunt;

  • onttrekkingen voor drinkwaterwinning;
  • onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals koude- en warmte opslag (KWO);
  • onttrekkingen meer dan 150.000 m³ per jaar.

Grondwaterbescherming

Het doel van grondwaterbeschermingsgebieden is er voor te zorgen dat het grondwater op eenvoudige wijze (zonder ingrijpende en kostbare zuivering) kan worden gebruikt voor de bereiding van drinkwater. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in waterwingebieden (begrensd door de z.g. 1-jaarszone) en grondwaterbeschermingsgebieden begrensd door de z.g. 25-jaarszone).

De waterwingebieden omvatten de directe omgeving van het puttenveld. Het belang van de waterwinning is hier zo evident, dat het projecteren van andere bestemmingen, niet mogelijk is. De mogelijkheden tot uitbreiding van reeds aanwezige bebouwing (anders dan voor de waterwinning) moeten tot het uiterste worden beperkt.

In bijna alle gevallen is de provincie het bevoegd gezag wat betreft de grondwateronttrekkingen en de bescherming van de intrekzones (25-jaarszone). Uitzondering hierop zijn de stedelijke winningen van o.a. Arnhem-zuid. Voor deze uitzonderingen moet de bescherming van de intrekzones geregeld worden via de bestemmingsplannen. Het grondwater moet uiteindelijk wel aan dezelfde voorwaarden voldoen. Aangezien het einddoel voor stedelijke als niet-stedelijke winningen hetzelfde moet zijn, volgt de gemeente dan ook de provinciale richtlijnen. In dit bestemmingsplan zijn het waterwingebied en het grondwaterbeschermingsgebied apart bestemd.

Dit houdt in dat het “stand still/step forward” principe gehanteerd wordt. Dit betekent dat er geen veranderingen in het gebied mogen plaatsvinden die een negatief effect hebben op de kwaliteit van het grondwater. Dit stelt tevens beperkingen aan het (ongecontroleerd) afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater of van infiltratie naar het grondwater. Uitbreiding van al bestaande risicovolle situaties is slechts aanvaardbaar als wordt aangetoond dat daardoor de risico's van de winning van drinkwater niet worden vergroot. Bodemenergiesystemen (KWO) zijn binnen de 25-jaarszone niet toegestaan.

Voor nieuwe ontwikkelingen geldt dat de risico's moeten worden afgewogen tegen de risico's van de huidige activiteiten. Aanbevolen wordt alleen grondwatervriendelijke functies toe te staan. Onder voorwaarden is ook een intensiever gebruik mogelijk. Voor de lijst met verboden inrichtingen wordt verwezen naar de Provinciale Milieuverordening.

Beleid waterschap en gemeente

Het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Zuid is overgedragen aan het Waterschap Rivierenland waardoor de gemeente Arnhem rekening dient te houden met het vigerende beleid van waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het Waterbeheerplan 2010-2015 en de keur en de legger van het waterschap.

Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen.

  • Gemeentelijk RioleringsPlan (2009-2013), vastgesteld op 26 mei 2008; dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.
  • Waterplan Arnhem (2009-2015). Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit Tweede Waterplan Arnhem opgesteld. De gemeenteraad heeft op 19 oktober 2009 het waterplan vastgesteld. Op 26 februari 2010 hebben gemeente en de beide waterschappen de intentieovereenkomst ondertekend. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen:
      1. 1. Arnhem aantrekkelijke waterstad;
      2. 2. Klimaatbestendig watersysteem en waterketen;
      3. 3. Goede kwaliteit water en waterbodem;
      4. 4. Bewustwording

Resumé

Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

  • er grondwaterneutraal gebouwd moet worden.
  • er geen negatieve verstoring van de grondwaterstanden en -stromingen mag worden veroorzaakt om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen.
  • er maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling.
  • er voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie.
  • het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt.
  • het gebruik van uitloogbare materialen niet is toegestaan.
  • binnen 25-jaarszone het “stand still/step forward” principe wordt gehanteerd.

3.10 Sport- En Recreatiebeleid

In 2005 is de Sportnota Sport over de breedte vastgesteld. Het sportbeleid concentreert zich rond vijf thema's:

  1. 1. Samenhang tussen bewegingsonderwijs, sportbuurwerk en sportverenigingen met het doel meer mensen in beweging te krijgen;
  2. 2. Verbeteren van de kwaliteit van sportverenigingen, uitgaande van de cruciale rol van sterke sportverenigingen voor het sportaanbod in Arnhem;
  3. 3. Voldoende en kwalitatief goede sportaccommodaties: bestaande accomodaties aanpassen aan de huidige kwaliteitsnormen, goede spreiding van voorzieningen over de stad en nieuwe voorzieningen waar dat wenselijk is;
  4. 4. Topsport in de stad als het evenementen betreft;
  5. 5. Dienstverlening in de sport: ondersteuning van verenigingen, informatie en advies en belangenbehartiging.

In het plangebied ligt het sportpark Rijkerswoerd. Het sportpark bevat een sporthal en diverse sportvelden welke gebruikt worden voor handbal en voetbal. Op het sportpark zijn lichtmasten aanwezig. Eventuele nieuwe lichtmasten moeten voldoen aan de eisen die het gemeentelijke beleid op dit gebied, te vinden in de Beleidsregels lichtmasten bij sportvelden, vastgesteld door de gemeenteraad op 20 augustus 2002.

3.10.1 Nota Ruimte voor de Jeugd (Spelennota)

Het belangrijkste startpunt voor deze nota is dat de gemeente Arnhem het belang van het

spel en speelruimte onderstreept. Spelen is voor kinderen van groot belang voor hun lichamelijke en geestelijke ontwikkeling. Wanneer we kinderen de mogelijkheden tot spelen onthouden, doen we ze ernstig te kort. De gemeente beschouwt daarbij de gehele openbare woonomgeving als terrein van speelruimtebeleid. Kinderen spelen overal, niet alleen op formele speelterreinen, maar ook op informele speelplekken als trottoirs, pleinen, tuinen, enz. Binnen stedenbouwkundige plannen en bestemmingsplannen zal rekening gehouden worden met ruimte voor 0 – 25 jarigen. Daarnaast wordt het natuurlijk spelen zoveel mogelijk bevorderd.

In deze nota zijn beleidsuitgangspunten en actiepunten geformuleerd, die het kader scheppen om speelruimtebeleid verder vorm te geven. De beleidsuitgangspunten en actiepunten zijn hieronder per hoofdstuk van de nota aangegeven. Eén van de actiepunten behelst het opstellen van een uitvoeringsplan spelen per wijk. In een uitvoeringsplan wordt in kaart gebracht welke speelplekken er precies zijn, hoe deze gebruikt worden, welke (extra) behoeftes er zijn op het gebied van spelen en vervolgens zal in kaart gebracht worden welke investeringen in de betreffende wijk nodig zijn om de geformuleerde ambities in deze nota te realiseren.

Beleidsuitgangspunten Visie op spelen

  • De gemeente Arnhem onderkent het recht en het belang van speelruimte voor 0 tot 25 jarigen;
  • De gemeente Arnhem wil voldoende veilige formele en informele speel- en ontmoetingsruimte aanbieden aan kinderen, jeugdigen, jongeren en jong volwassenen. Hierbij staan kwaliteit en tevredenheid van bewoners centraal;
  • De gemeente streeft er naar, volgens de richtlijnen van de NUSO, per hectare netto woongebied 300m2 (= 3%) te reserveren voor speelruimte (formeel en informeel);
  • Informele en formele speelruimte moeten voldoen aan de normen van het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen (WAS);
  • Informele en formele speelruimte voldoen aan de landelijke richtlijnen tenzij met minder ruimte voldoende kwaliteit en tevredenheid van bewoners te realiseren is. Bij reeds lopende projecten worden de gemaakte afspraken over speelruimte gerespecteerd

Beleidsuitgangspunten Doelgroepen en ruimtebehoeften

  • Bij (her)inrichting van de woonomgeving en speelvoorzieningen wordt rekening gehouden met de behoefte, het gebruik, het ruimtebeslag van de verschillende doelgroepen en de bereikbaarheid van speelruimte in de omgeving;
  • Voor de drie doelgroepen (0 t/m 6 jaar, 7 t/m 12 jaar en 13 jaar en ouder) worden loopafstanden tot aan de speel- en ontmoetingsplekken aangehouden;
  • Bij het ontwerpen en realiseren van speelplekken wordt rekening gehouden met medegebruik van de doelgroep met een beperking;
  • Binnen de looptijd van dit beleidskader wordt minimaal één aangepaste speelvoorziening per wijk gerealiseerd voor kinderen met een beperking

Beleidsuitgangspunten Samen werken aan Spelen

  • Openbaar toegankelijke schoolterreinen van basisscholen zullen, met instemming van schoolbesturen en oudercommissies, bij voorkeur worden betrokken in het speelplan voor de wijk;
  • Bij de (her-)ontwikkeling van nieuwe (brede) scholen is het uitgangspunt (dat het wenselijk is) dat het schoolplein openbaar toegankelijk wordt en dat hier vanuit de gemeente in geïnvesteerd wordt;
  • Stedenbouwkundige plannen worden m.b.t. speelruimte getoetst aan de nota ruimte voor de jeugd (spelennota);
  • In bestemmingsplannen voldoende vrijheid creëren om op nieuwe ontwikkelingen en behoeften in te spelen zonder dat hiervoor bestemmingsplannen moeten worden herzien;
  • Omliggende groenstroken van sportvelden die kunnen voorzien in de behoefte aan (in)formele speelruimte worden in overleg met de vereniging bespeelbaar gemaakt;
  • Daarnaast wordt bekeken of de sportvelden zelf mede gebruikt kunnen worden door kinderen en jongeren uit de omgeving;
  • Naast het aanleggen van kleine(re) speelplekken in de speelcirkels grotere plekken aanleggen die centraal in de wijk liggen en die aantrekkelijk genoeg zijn om kinderen, jeugdigen en jongeren uit de hele wijk te trekken;
  • Bouwspeelplaatsen, Cruyf Courts, Krajicekvelden, verharde en onverharde (trap)velden worden in het openbare speelvoorzieningenniveau bij de speelplannen per wijk betrokken;
  • Bij iedere formele speelplek worden een bankje en een prullenbak geplaatst;
  • Er worden afspraken gemaakt met toezichthouders en handhavers van de gemeente Arnhem over hun mogelijke rollen en verantwoordelijkheden in toezicht op speelplekken;
  • Voor de rol- en taakverdeling binnen de gemeentelijke organisatie wordt een schema opgesteld. Bij dit schema wordt een stappenplan ontwikkeld met daarin verwoord wie voor welke stap verantwoordelijk is en wie betrokken zijn;
  • Met de gemeentelijke partners worden jaarlijks in de opdrachtformuleringen afspraken gemaakt over de betrokkenheid bij het ontwikkelen van speel- en ontmoetingsplekken en m.b.t. toezicht op speel- en ontmoetingsplekken;

Beleidsuitgangspunten Speelruimte in Arnhem

  • Bij de aanleg van speel- en ontmoetingsplekken in bestaande wijken wordt bewonersparticipatie en jeugdparticipatie ingezet

Actiepunten Speelruimte in Arnhem

  • Indien het behoefteonderzoek in Kronenburg/Vredenburg m.b.t. spelen positieve bevindingen oplevert, wordt onderzocht of voor alle speelplannen per wijk een dergelijk onderzoek opgezet kan worden;
  • Het ontwerp voor park Paasberg dient als pilot voor het ontwerpen en inrichten van (grote) centrale (natuurlijke) speelplekken;
  • Een inventarisatie over het daadwerkelijke aantal speeltoestellen, de leeftijd, vervangingstermijn en datum vindt plaats als nul-meting;
  • Logboeken worden opgesteld en bijgehouden waarin onder andere de datum van plaatsing, de leeftijd, de staat van onderhoud en veiligheid, vervangingsduur en vervangingsdatum van de speeltoestellen zijn opgenomen;
  • Bekijken hoe groenstroken beplant en gemaaid moeten worden, zodat zij interessant zijn voor kinderen

Actiepunten Uitvoering en routes

  • Voor iedere wijk wordt een uitvoeringsplan spelen opgesteld,waarbij o.a. in kaart wordt gebracht:

- het daadwerkelijke gebruik van speelplekken;

- de huidige staat van de speelplekken en speeltoestellen;

- de behoeften die leven m.b.t. speelruimte;

- de bevolkingsprognose;

- het huidige en gewenste groenbeheer;

- de daadwerkelijk beschikbare budgetten en de eventuele tekorten.

  • Bij de programmering in een uitvoeringsplan spelen wordt bekeken of een eventuele bijplaatsing, verwijdering of omvorming van speelplekken van toepassing is.
  • Jaarlijks opstellen en actualiseren van het beheerplan spelen

Routes

De hoofddoelstelling van deze nota is het mogelijk maken te komen tot een evenwichtige verdeling van veilige bespeelbare ruimte in spreiding en kwaliteit voor de verschillende doelgroepen. Deze doelstelling is ambitieus en dit betekent dat er tijd nodig zal zijn om 'de stip aan de horizon' te bereiken. Er zal via 2 lijnen gewerkt worden om deze doelstelling te bereiken. Bij deze lijnen is uitgegaan van het huidige financiële kader. Dit houdt in dat er voldoende budget beschikbaar is om een begin te kunnen maken met het bereiken van de geformuleerde ambities. Daarnaast zal worden meegelift op bestaande stedelijke projecten en programma's en zal worden geprobeerd subsidies binnen te halen om de geformuleerde ambities te verwezenlijken. Bij het opstellen van de uitvoeringsplannen spelen zal blijken wat daadwerkelijk haalbaar is. De 2 te volgen lijnen zijn:

  1. 1. Het aanbod van speelplekken dat blijft bestaan na het vaststellen van de uitvoeringsplannen spelen wordt op basisniveau gebracht en gehouden;
  2. 2. Investeren in nieuw aanbod na vaststelling van de uitvoeringsplannen spelen.

3.11 Economisch Beleid

De gemeente heeft haar economische visie en koers voor de middellange termijn vastgelegd in de Economische Agenda Arnhem 2015. De agenda stelt dat in de eerste plaats de basis op orde moet zijn. De gemeente wil daarom zorgen voor een gunstig ondernemingsklimaat door adequate dienstverlening te bieden en geschikte, goed bereikbare vestigingsplaatsen in een stimulerende economische omgeving. In de tweede plaats kunnen de sterke sectoren verder uitgebouwd. Het gaat dan om de verdere versterking als zesde kantorenstad van ons land, en het behalen van winst in de sectoren zorg & welzijn en toerisme & vrije tijd. Tot slot gaat de gemeente Arnhem extra werk maken van haar kansrijke economische clusters: energie- & milieutechnologie en mode & design. Dit zijn bedrijvensectoren, waarin Arnhem bijzonder is en die een sterke basis bieden om een regionale en nationale positie op te bouwen.

De Economische Agenda levert een bijdrage aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad en het tegengaan van de maatschappelijke tweedeling. De agenda bepaalt de gemeentelijke koers en is opgesteld na stadsgesprekken met ondernemers en onderwijs- en kennisinstellingen. De gemeente stimuleert de economische ontwikkeling en is regisseur van het samenspel tussen overheid, ondernemers, onderwijs en onderzoek. In de stadsgesprekken hebben de partners duidelijk gemaakt, wat zij gezamenlijk kunnen en willen doen om het ondernemingsklimaat te versterken.

Arnhem heeft relatief gezien een groot aantal arbeidsplaatsen (rond de 100.000), dat voor een belangrijk deel (ongeveer 35.000) wordt vervuld door niet-Arnhemmers. Het aandeel Arnhemmers met een lage opleiding en met beperkte kansen op de arbeidsmarkt is groot. De aanpak uit de Economische Agenda levert naast banen voor hoog en middelbaar opgeleiden, vooral ook banen voor lager opgeleide inwoners op.

3.11.1 Wijkeconomie

Het stimuleren van 'werken in de wijk' oftewel wijkeconomie, zoals vastgelegd in de gelijknamige Nota Wijkeconomie (2001), blijft een belangrijk thema. De ontwikkeling van (kleinschalige) bedrijvigheid en werkgelegenheid levert een bijdrage aan de verbetering van de leefbaarheid en sociale samenhang in de wijk. In dit verband is het werken aan huis, binnen duidelijk beperkte kaders, toegestaan. Concreet betekent dit dat de gemeente actief blijft bij het stimuleren van woon-werkeenheden en het ontwikkelen van kleinschalige bedrijfsverzamelgebouwen in wijken, bedoeld voor bedrijven in de ambachtelijke bedrijvigheid en de persoonlijke, zakelijke en overige dienstverlening. In dat kader past ook het faciliteren van de bedrijvendynamiek als het gaat om startende bedrijvigheid en zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers). Tot slot richt wijkeconomie zich in samenhang met het detailhandelsbeleid eveneens op het behoud en de versterking van de winkel- en eventuele horecavoorzieningen in de wijk.

3.11.2 Kantoren

In de Nota Herijking Kantorenbeleid Arnhem 2008 – 2020 staat het herstel van het evenwicht in de kantorenmarkt centraal. Hiertoe wordt ingezet op hergebruik van langdurig leegstaande kantorenpanden, alsmede het beperken en faseren van nieuwbouwplannen. Nieuw kantorenprogramma wordt beperkt tot een gelimiteerd aantal strategische locaties in de stad (onder andere Arnhem Centraal, Rijnboog, Arnhems Buiten en IJsseloord II). Ontwikkeling van kantoren buiten deze locaties is in principe ongewenst.

3.11.3 Bedrijventerreinen

In Arnhem is het aanbod van nieuwe gronden voor bedrijventerreinen beperkt. In de toekomst blijven de uitbreidingsmogelijkheden gering. Daarom is het beleid om zorgvuldig om te gaan met de beschikbare gronden en steeds alert te blijven welke functies wel en welke niet thuishoren op bedrijventerreinen. Dit laatste is onder andere afhankelijk van de typering en het profiel van het specifieke bedrijventerrein, maar ook van de vraag of er alternatieve typen locaties voor deze functies beschikbaar zijn. Het doel is om zowel de bestaande als nieuwe bedrijventerreinen aantrekkelijk, ruimte-intensief en goed bereikbaar te laten zijn én te houden. In het Economisch Programmerings- en Ontwikkelingsdocument (EPO), dat in 2009 in stadsregionaal verband is opgesteld, staat onder andere het toepassen van de SER-ladder, het voorkomen van overaanbod en het voortvarend aanpakken van herstructurering centraal. Deze beleidslijn sluit goed aan bij de reeds bestaande werkwijze in Arnhem.

3.11.4 Detailhandel

Met de nota Detailhandelsbeleid Arnhem: herijking 2008 is het beleid voor detailhandel geactualiseerd. Centraal in de nota staat hoe het beste op ontwikkelingen kan worden ingespeeld om Arnhem haar positie als belangrijk koopcentrum te laten behouden en hoe de positie kan worden versterkt. Tevens hoe een evenwichtig detailhandelsaanbod voor de consument in de binnenstad, de stadsdeelcentra, de buurt- en wijkcentra en op de perifere locaties kan worden behouden en opgebouwd. De beleidsuitgangspunten in het detailhandelsbeleid uit 2001 zijn niet gewijzigd. De belangrijkste aanbevelingen en actiepunten in de nota zijn:

  • stimuleren van gebiedsprofielen voor de binnenstad;
  • ontwikkelen van het Woonwinkelcentrum in Centrum Zuid;
  • planologisch vastleggen van het themacentrum Wonen in Centrum Zuid;
  • plannen voor Kronenburg begeleiden;
  • uitbreiding van supermarkten in Arnhem Noord;
  • stimuleren van de verplaatsing van detailhandel op bedrijventerreinen en solitaire locaties;
  • stimuleren van de komst van gewenste detailhandel;
  • onderzoek naar regionale en lokale koopstroomontwikkelingen;
  • stimuleren en ontwikkelen van wijkeconomie.

Het is van belang – zeker in economisch mindere tijden en met continu veranderd consumentengedrag – dat er geïnvesteerd blijft worden in het up-to-date houden en waar nodig versterken van het bestaande winkelapparaat. Bovendien wordt het vestigen van ontbrekende en vernieuwende formules in de binnenstad gestimuleerd.

3.11.5 Toerisme en Vrije Tijd

In het stadsprogramma Arnhem Aantrekkelijke Centrumstad is de economische opgave 'meer (toeristische) bezoekers en bestedingen' opgenomen. Toerisme en Vrije Tijd is in de Economische Agenda 2015 benoemd als sterk segment, dat we verder willen uitbouwen.

Beleidsmatige afwegingen en het creëren van de juiste randvoorwaarden hiervoor vinden plaats binnen de verschillende reeds belegde deelterreinen zoals horecabeleid, hotelbeleid, cultuurbeleid, sportbeleid, evenementenbeleid, openluchtrecreatie, binnenstadsbeleid, toeristische marketing, citymarketing en erfgoedbeleid. Met uitzondering van 'openluchtrecreatie' gelden voor al deze deelterreinen vigerende beleidsplannen. Er is (nog) geen overkoepelend beleidsdocument 'Toerisme en Vrije Tijd'. Voor vormen van 'Leisure' die niet vallen onder de hiervoor genoemde terreinen – veelal commerciële functies als bioscopen, bowlingbanen, fitnesscentra en dergelijke – is geen vigerend beleidsdocument. Deze vallen in de bestemmingsplancategorie 'recreatie'.

Er wordt gewerkt aan een actieplan 'toerisme en vrije tijd', waarin onder andere aandacht is voor de onderlinge verbindingen tussen de hiervoor genoemde beleidsterreinen, samenhangende doelstellingen én een samenhangend actieplan.

3.11.6 Horeca

De horecanota Gastvrij Arnhem (2005) geeft de uitgangspunten aan voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling ten aanzien van horeca. Hoofdlijn van de nota is de randvoorwaardenscheppende en faciliterende rol van de gemeente, zodat een evenwichtig aanbod van horeca ontstaat. Horecaontwikkeling is afgestemd op de functie van het gebied. De ontwikkeling van de attractieve stad vraagt om horecaontwikkeling met name in de binnenstad en omgeving. In de detailhandelgebieden (Kronenburg, Presikhaaf) heeft horeca vooral een belangrijke ondersteunende functie voor de detailhandel. Ook in de toeristische centra van de stad heeft de horeca een ondersteunende functie. In woonwijken heeft horeca een verzorgende functie. En langs de radialen heeft het een bovenwijkse of stedelijke functie.

Het gemeentelijk beleid krijgt mede gestalte door vergunningverlening en handhaving. Dit gebeurt integraal; dat wil zeggen dat de verschillende beleidsterreinen op elkaar worden afgestemd (bijvoorbeeld openbare orde en veiligheid, voedsel- en brandveiligheid, milieu, gezondheid). Zo ontstaat duidelijkheid voor de horecaondernemers en andere belanghebbenden. Daarnaast wil de gemeente een goede gesprekspartner zijn voor ondernemers en ontwikkelingen stimuleren.

3.11.7 Hotels

De Gemeenteraad heeft in 2008 ruimte geboden voor de ontwikkeling van één of meer hotels in de binnenstad (gebied binnenstad, inclusief de singels en het Coehoorngebied). De gemeente werkt mee aan het bouwvergunning- en planologisch traject voor een hotelontwikkeling. Als criterium is gesteld dat het moet gaan om hotels:

  • in het hogere segment, die zowel de zakelijke als de toeristische markt bedienen;
  • die door hun uitstraling zich onderscheiden en het imago van Arnhem als innovatieve en creatieve stad versterken (bijv. een designhotel);
  • die de parkeerbehoefte in of nabij het pand oplossen.

De marktruimte is bepalend voor de uitbreidingsruimte. Een hotelontwikkeling is ook mogelijk buiten de binnenstad. Bij deze ontwikkelingen wordt per geval bestuurlijk beoordeeld of de ontwikkeling een meerwaarde oplevert voor de toeristische ontwikkeling van Arnhem.

3.12 Coffeeshopbeleid

De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (1998) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd. In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig of toegestaan.

3.13 Prostitutiebeleid

In de nota Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000) is het beleid neergelegd, dat gevoerd wordt in verband met de afschaffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000. Gemeenten krijgen hierdoor de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om de prostitutie te reguleren

Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de volgende elementen:

  1. 1. concentratie van de raamprostitutie op één plek;
  2. 2. het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken, waarbij het huidige aantal van 240 ramen verlaagd wordt naar 120;
  3. 3. het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast;
  4. 4. concentratie van de tippelprostitutie.

Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.

In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig. Gezien de aanwezigheid van een seksinrichting binnen het betreffende CBS - telgebied is het niet waars chijnlijk, dat er een situatie zal ontstaan, dat een vergunningaanvraag gehonoreerd zal worden.

In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig en ook in het CBS-telgebied is geen seksinrichting aanwezig. In Arnhem mogen maximaal 8 seksinrichtingen zijn, waarbij er maximaal één seksinrichting per telgebied is toegestaan. In Arnhem zijn op dit moment 9 seksinrichtingen. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat een nieuwe aanvraag voor een seksinrichting zal worden gehonoreerd.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een alarmerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

4.2 Milieu

Geluid

Dit bestemmingsplan heeft voornamelijk een consoliderend karakter. Binnen het bestemmingsplan wordt slechts één ontwikkeling mogelijk gemaakt, te weten het RijnWaalpad, de snelfietsroute tussen Arnhem en Nijmegen. Deze snelfietsroute is niet gezoneerd en behoeft verder geen akoestisch onderzoek. Binnen het beheersdeel van Arnhem Zuid-Oost vinden verder geen (planologische) wijzigingen plaats en is een akoestisch onderzoek eveneens achterwege gelaten. De Wet geluidhinder en het Arnhemse beleidsplan geluid leggen geen belemmering op voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

Lucht

Dit bestemmingsplan heeft voornamelijk een consoliderend karakter. Binnen het bestemmingsplan wordt slechts één ontwikkeling mogelijk gemaakt, te weten het RijnWaalpad, de snelfietsroute tussen Arnhem en Nijmegen. Deze snelfietsroute zal het fietsgebruik stimuleren en dit zal ten goede komen aan de luchtkwaliteit. Het gebied staat volgens de monitoringstool niet bekend als een luchtkwaliteitknelpunt. Doordat er verder geen (planologische) wijzigingen plaatsvinden kan worden opgemaakt dat luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de realisatie van het plan.

Hinder

Het gaat om een beheerbestemmingsplan. Binnen het plangebied liggen de bedrijventerreinen “Overmaat” en “Rijkerswoerd”. De bedrijven op deze terreinen zijn bedrijven tot maximaal milieucategorie 3. Ten opzichte van woonwijken geldt voor milieucategorie 3 bedrijven een richtafstand van 100 meter. Binnen deze richtafstand zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Van deze richtafstand kan gemotiveerd worden afgeweken. Hierbij wordt ingezoomd op de vergunde situatie van bedrijven om te beoordelen of een ontwikkeling op die locatie past.

De bedrijven hebben een milieuvergunning waarbij getoetst is ten opzichte van de dichtstbijzijnde woningen.

Op de locatie Overmaat 15 bevindt zich een groenafval composteringsbedrijf. De provincie is voor dit bedrijf het bevoegde gezag. In het kader van de milieuvergunning is er een geuronderzoek uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.748-0301_0009.jpg"

Figuur 4.1: Contour vergunde geuremmissie

Bij ontwikkelingen binnen de geurcontouren moet er worden getoetst aan het geurbeleid van de provincie Gelderland.

In de rest van het plangebied gaat het vooral om milieucategorie 1 en 2 bedrijven zoals winkels horeca en kleinschalige bedrijven. Hierbij geldt ten opzichte van woonwijken een richtafstand van maximaal 30 meter. Bij ontwikkelingen binnen deze richtafstand wordt ingezoomd op de vergunde situatie van het bedrijf.

Externe veiligheid

LPG tankstation (Burgemeester Matsersingel 30)

De LPG doorzet van maximaal 1500 m3 LPG per jaar is vastgelegd in de milieuvergunning voor dit LPG tankstation. Dit betekent dat de 10-6 PR contour op 40 meter van het LPG vulpunt ligt. Binnen deze afstand bevinden zich geen kwetsbare objecten alleen beperkt kwetsbare objecten. De veiligheidszone van het LPG station is op de plankaart opgenomen en de voorwaarden voor het gebruik zijn terug te vinden in artikel 32.4 van de regels.

Propaantanks (Rijkerswoerdsestraat en Mooieweg)

De propaantanks binnen het plangebied vallen op basis van de inhoud (< 5 m3) onder de werking van het Activiteitenbesluit. De propaantanks hebben geen 10-6 PR contour. In dit Activiteitenbesluit zijn in acht te nemen veiligheidsafstanden ten opzichte van kwetsbare/beperkt kwetsbare objecten opgenomen. Binnen deze veiligheidsafstanden bevinden zich geen kwetsbare/beperkt kwetsbare objecten.

Pleijroute (transport van gevaarlijke stoffen)

Uit het externe veiligheidsonderzoek zoals dat is vastgelegd in het rapport “Externe veiligheid wegtransport Arnhem, 081389, 22 september 2008, AVIV” volgt dat de Pleyweg - traject Westervoortsedijk-Nijmeegseplein - een 10-6 PR contour heeft van 17 meter en het traject Nijmeegseplein-knp Ressen een 10-6 PR contour van 12 meter. De afstand tot de 10-6 PR contour geldt vanaf de as van de weg. Binnen de 10-6 PR contour bevinden zich geen kwetsbare objecten.

Vuurwerk (Overmaat 8, Overmaat 72 en Kronenburgpassage 117)

Op bovengenoemde locaties wordt vuurwerk < 10.000 kg opgeslagen. Deze opslag valt onder de werking van het Vuurwerkbesluit. In het Vuurwerkbesluit zijn in acht te nemen veiligheidsafstanden ten opzichte kwetsbare objecten opgenomen. Binnen deze veiligheidsafstanden bevinden zich geen kwetsbare objecten.

Verantwoording groepsrisico

Binnen het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien het gaat om een beheer bestemmingsplan.

Uit de groepsrisicoberekeningen (rapport “LPG tankstation Esso Overmaat, 07001228, 16 januari 2008, AVIV) volgt dat als de tankauto's zijn voorzien van een hittewerende coating (medio 2010) de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.

Uit de groepsrisicoberekeningen (rapport Externe veiligheid wegtransport, 081389, 22 september 2008, AVIV) volgt dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet overschreden.

Buiten het plangebied ligt een 12 inch (40 bar) ondergrondse aardgasleiding met een toetsingsgebied van 140 meter. Dit toetsingsgebied loopt tot in het plangebied.

Binnen het invloedsgebied van het LPG vulpunt (150 meter) en de Pleijroute (200 meter) en binnen het toetsingsgebied van de ondergrondse aardgasleiding zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.

Binnen het plangebied zal het groepsrisico niet toe- of afnemen waardoor er geen verantwoording van het groepsrisico zal plaatsvinden.

Conclusie

Voorwaarden voor het bestemmingsplan zijn:

  • 10-6 PR contour voor het LPG tankstation aan de Burgemeester Matsersingel ligt op 40 meter van het LPG vulpunt (x-coördinaat 189307, y-coördinaat 440507).
  • 10-6 PR contour voor de Pleijroute ligt voor het traject Westervoortsedijk-Nijmeegseplein op 17 meter en voor traject Nijmeegseplein-knp Ressen op 12 meter vanuit het midden van de weg.
  • Er vindt geen verantwoording van het groepsrisico plaats omdat er binnen het plangebied geen ontwikkelingen zijn voorzien waardoor het groepsrisico zal toe- of afnemen.

Bodem

Met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem is een inventarisatie uitgevoerd van de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied. Uit de inventarisatie is gebleken dat in het beheerbestemmingsplangebied de volgende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn:

Adres BISnr. Aangetoond of
potentieel geval
Omschrijving
Overmaat 5 0713 potentieel Minerale olie verontreiniging in grond en grondwater
Overmaat 36 1668 potentieel Verdacht op verontreiniging met zware metalen in grond en grondwater ivm voormalige aanwezigheid van foto-ontwikkelcentrale
Overmaat 39 0874 aangetoond Sterke restverontreiniging met minerale olie onder het trottoir op een diepte van 0,5 tot 2 m-mv.
Burg. Matsersingel 30 0209 aangetoond Restverontreiniging met minerale olie in de grond onder het pompeiland.
Paddenpoel, De Maten 2153 aangetoond Deels gesaneerde ernstige verontreiniging met DDE/DDT/DDD en kwik.
Papenkamp 3 3029 aangetoond Sterke verontreiniging met minerale olie en BTEXN in grond en grondwater
Mooieweg 19 3864 aangetoond Verontreiniging met minerale olie in grond en grondwater.
Mooieweg 33 eo, De Maten 0895 aangetoond Ter plaatse van de voormalig boomgaard is de verontreinging met de DDE/DDT/DDD gesaneerd tot huidige gebruikersfuncties.
Mooieweg 210 0216 aangetoond Na sanering zijn er restverontreinigingen achtergebleven. Onder boerderij een verontreiniging met minerale olie en een restverontreiniging met naftaleen. Ter plaatse van de inrit in de puinhoudende laag een restverontreiniging met PAK en zware metalen.

Tabel 4.1: Inventarisatie (mogelijke) bodemverontreiniging

Beschrijving algemene bodemkwaliteit in het plangebied

Op grond van de bodemkwaliteitskaart/zoneringskaart is hier gemiddeld sprake van een lichte bodemverontreiniging (> AW 2000).

Conclusie

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied ten behoeve van een beheerbestemmingsplan. Er zijn een aantal (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig.

Omdat het een beheerbestemmingsplan betreft, is het onderzoek vooralsnog beperkt tot het uitvoeren van deze inventarisatie. Bij concrete bestemmingsplanwijzigingen en/of nieuwbouwplannen, waarbij nog onvoldoende inzicht bestaat in de bodemkwaliteit, is een bodemonderzoek noodzakelijk.

4.3 Groen En Ecologie

Bestaande situatie

Beschrijving van de groenstructuur en de ecologische waarden

Het gebied kent belangrijke groenstructuur met landschappelijke en ecologische waarden. Deze zijn Immerloo park en plas, de Huissensedijk met de moerassen en het aangrenzend agrarische landschap (De Maten), het agrarische landschap ten zuiden van de wijk Rijkerswoerd en het Zeegbos. Deze zones zijn aan elkaar verbonden en vormen een verbinding van de Ijsseluiterwaarden en mer Rijnuiterwaarden, via park Lingezege en de ecologische zones in Schuytgraaf en via de Huissense- en Drielsedijk.

Ecologisch waardevol is het Moeras aan de Huissensedijk. De ecologische kwaliteit van het moeras wordt grotendeels bepaald door voeding met schoon kwelwater van de stuwwal van de Veluwe. Het vormt een biotoop voor een aantal bijzondere planten (wateren moerasplanten) en dieren (vogels, amfibieën, vissen, insecten). Een amfibieëngeleidingssysteem met tunnels onder de Erasmussingen zorgt er voor dat amfibieën en kleine zoogdieren de weg veilig kunnen oversteken. De Huissensedijk heeft bloemrijke graslanden, die samen met Immerloo park worden begraasd door schapen. In het park staat een ooievaarsnest. Ooievaars worden wel gezien, maar broeden er nog niet.

De zuidzone van de Huissensedijk zelf ontleent zijn ecologische betekenis vooral aan de kleine natuurelementen, met als belangrijkste het moerassige gebiedje aan de Erasmussingel ter hoogte van de Stadsboerderij. Verder zijn er enkele verspreide beplantingselementen, onder andere knotwilgen. In de weilanden van het agrarische gebied ten zuiden van de wijk Rijkerswoerd broeden weidevogels. In enkel boerderijen (met name aan de Huissensedijk en de Mooieweg) broedt de steenuil en in de gebouwen in de verschillende wijken verblijven vleermuizen, huismus en gierzwaluw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.748-0301_0010.jpg"

Figuur 4.2: Brenzing EHS Natuur, Verweving en Ecologische Verbindingszone

Bron: Atlast Groen Gelderland

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.748-0301_0011.jpg"

Geldersche Poort (geel). Het rood omcirkelde deel ligt deels in het plangebied

Figuur 4.3 Natura 2000 - Begrenzing Geldersche Poort

Bron: Ministerie van LNV

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.748-0301_0012.jpg"

Figuur 4.4 Begrenzing bebouwdekom Boswet

Bron: Groenplan Arnhem 2004 - 2007 / 2015

Wet- en regelgeving

Voor de begrenzingen van de EHS, Natura 2000 en de Boswet zie respectievelijk figuur 4.2, 4.3 en 4.4

  • Flora- en faunawet: Voor het gehele plan is de Flora- en faunwet van toepassing. .
  • EHS : De zone / gebieden Park Immerloo – Huissesedijk – Zeegbos – gebied ten zuiden van Rijkerswoerd is EHS. Dit is een veelal groene of agrarische landschappelijke zone of een bos, die als ecologische verbinding tussen de uiterwaarden ligt.
  • Natura 2000 gebied Geldersche Poort: Het terrein ten zuidoosten van de hoek Pleyweg – Ir. Molsweg is Natura 2000 gebied Geldersche Poort.
  • Boswet: Immerloo park, de Huissensedijk, het Zeegbos, het gebied ten zuiden van Rijkerswoerd en het groengebied Ir. Molsweg vallen buiten de bebouwde kom Boswet.

Beschrijving ontwikkelingen

Alle ontwikkelingen en ingrepen (ook de ontwikkelingen die passen binnen het vigerende bestemmingsplan), moeten worden getoetst worden aan de geldende wet- en regelgeving.

Er zijn echter geen ontwikkelingen in het plangebied. Er worden geen bestemmingen gewijzigd waarbij de ecologische doelstellingen van de wet- en regelgeving in geding komen. Er is dus geen toetsing op de wet- en regelgeving nodig.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen. De huidige bestemmingen dragen bij aan de geldende ecologische doelstellingen van de EHS, de Boswet en het Natura 2000 gebied Gelderse Poort en er zijn geen ontwikkelingen of ingrepen.

4.4 Water

Oppervlakte water

Oppervlaktewater speelt een belangrijke rol in de afvoer en verwerking van regenwater en grondwater zoals in het stedenbouwkundig concept van de meeste wijken. Het heeft dan ook verschillende verschijningsvormen. Het komt voor als watergang, sloot, een plas en als een natte enigszins moerasachtig gebied.

Het hoofdwatersysteem

Het watersysteem bestaat hoofdzakelijk uit twee peilgebieden; het deel ten zuiden van de Huissensedijk met een streefpeil van 7,5 m. + N.A.P. (het bemalingsgebied Drielse Dijk) en het gedeelte ten noorden van deze oude dijk; het bemalingsgebied Brinkman Visser met een streefpeil van 9,0 m. + N.A.P. Dit watersysteem werd tot 2002 allen geregeld door aanvoer van regenwater en kwelwater en door de afvoer via het gemaal Drielse Dijk. Het gemaal Brinkman Visser werd alleen nog gebruikt in extreme situaties. De verbinding tussen deze twee peilgebieden bestaat uit een gemaal; het Opvoergemaal. Dit gemaal pompt het water vanuit het lage naar het hoge peilgebied. (Ter hoogte van Elden stroomt het water via stuwen van het hoge naar het lage peilgebied). Met name het bemalingsgebied Brinkman Visser is zeer gevoelig voor waterstanden op de rivier. Hierdoor kunnen (sterk) afwijkende waterstanden voorkomen. Lagere, maar vooral ook hogere standen dan het streefpeil van 9,0 m. + N.A.P.

Na de overdacht van het oppervlaktewater aan het Waterschap Rivierenland is een verbindingswatergang gegraven tussen het stedelijke watersysteem van Arnhem en het watersysteem van de Betuwe. Via deze verbinding wordt water vanuit de Betuwe aangevoerd om het waterpeil in het stedelijk systeem op niveau te houden. Ook de afvoer vindt tegenwoordig op een meer natuurlijke manier plaats via een nieuw aangelegde watergang in De Laar-West.

De afwijkende deelgebieden

Het deelgebied de Maten en ook de bermsloot langs de Mooieweg, heeft een hoger streefpeil van ongeveer 8,0 m. + N.A.P. al zal dit waterniveau niet vaak bereikt worden. De sloten in dit gebied zijn niet watervoerend wat betekent dat in drogere situaties het water geheel weg kan zakken in de bodem waardoor een droge sloot overblijft.

In het plangebied ligt ook de Immerloo-plas. Deze plas heeft geen verbinding met het hoofdwatersysteem. De watergangen die ten zuiden van de plas in park Immerloo liggen zijn niet verbonden met de plas. De Immerloo-plas is een gegraven wateroppervlak ten behoeve van kleiwinning. Door kleiwinning is de afsluitende en beschermende laag op de bodem van de plas verdwenen en staat het wateroppervlak in direct contact met het onderliggende zandpakket dat op zijn beurt weer in verbinding staat met de Nederrijn. Hierdoor reageert de Immerloo-plas iets vertraagd op de waterstanden in de rivier.

Aan de noordzijde van de Huissensedijk ligt het moeras Vredenburg; in eerste instantie een oude rivierarm en later het relict van de oude Malburgse wetering. Het moeras heeft een hoge ecologische waarde en is niet verbonden met de overige watergangen. In tijde van droogte kan via een drukleiding water vanuit het buitendijks gelegen Zwanenwater worden ingelaten.

Tot slot liggen er nog sloten en een A-watergang in het gebied tussen de wijk Rijkerswoerd en de Rijkerswoerdsestraat. De evenwijdig aan de Rijkerswoerdsestraat gelegen watergang was ook voor de overdracht van het stedelijk water al eigendom van het waterschap. De vooral noord-zuid gelegen sloten stromen af naar deze watergang. Hierdoor heeft dit gebied dan ook altijd onder invloed gestaan van het polderwatersysteem

De verantwoordelijkheid (beheer en onderhoud) en in de meeste gevallen ook het eigendom van de sloten, Immerloo-plas en het moeras Vredenburg ligt bij de gemeente.

Toename verharding bij ontwikkeling

Bij toename van verhard oppervlak, zoals het RijnWaalpad in het zuiden van het projectgebied, moet dit gecompenseerd worden. Deze compensatie kan op meerdere manieren gerealiseerd worden. Als gekozen wordt voor het aanleggen van open water, dan is de vuistregel dat het oppervlak aan open water 15% van de toename aan verharding bedraagt. De exacte toename wordt door het Waterschap Rivierenland bepaald.

Waterkwaliteit

De watergang langs de Rijkerswoerdsestraat is vanuit de Kader Richtlijn Water aangemerkt als waterlichaam (zie waterattentiekaart). Hierdoor moet de waterkwaliteit zowel aan zowel chemische als aan ecologische doelen voldoen. Bovenstrooms gelegen gebieden hebben dan ook te maken met een doorwerking van deze eisen. Ook in het stedelijk watersysteem van Arnhem-Zuid is een waterlichaam aangemerkt. Niet binnen het plangebied maar wel in het westelijke deel van het watersysteem van Arnhem-Zuid (globaal De Laar West-Elderveld). Aangezien het watersysteem in Arnhem-Zuid circuleert betekent dit dat de waterkwaliteitseisen in feite een doorwerking hebben naar het gehele stedelijke watersysteem.

Het waterschap is bevoegd gezag voor de waterkwaliteit van zowel de gemeentelijke wateren als van haar eigen wateren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.748-0301_0013.png"

Grondwater

De grondwaterstroming is op grotere schaal globaal noord-zuidwest gericht; dat wil zeggen van de Veluwe richting de Linge. Op plangebiedniveau zal de grondwaterstromingen deze richting volgen. Het grondwaterniveau loopt af van ca. 9 m. + N.A.P. langs de noordzijde van het plangebied tot iets minder dan 8,0 m. + N.A.P. langs de zuidzijde. Het maaiveld daalt over deze lijn van ongeveer 11 naar 9 m. + N.A.P.

Zoals aangegeven in het onderdeel 'oppervlaktewater' staat het watersysteem in het gebied ten noorden van de Huissensedijk onder grote invloed van de waterstanden op de Nederrijn. Dit is voor een ieder deels zichtbaar aan het niveau van het oppervlaktewater, maar in feite wordt dit waterniveau gestuurd door het grondwater.

Daarnaast staat het grondwater in een groot deel van het plangebied onder invloed van de drinkwaterwinning Ir. Sijmons. Het water dat wordt opgepompt komt uit een diepere laag, het tweede watervoerend pakket. Tussen het eerste en het tweede watervoerend pakket ligt een kleilaag die de onderliggende laag beschermt tegen onder meer vervuilingen. Deze kleilaag is niet overal even dik, en in enkele gevallen ontbreekt de laag bijna. Hierdoor is de aanvulling van dit water maar gedeeltelijk afkomstig vanaf de Veluwe en is het grootste deel afkomstig uit het gebied zelf. Regenwater en oppervlaktewater infiltreren in de bodem en zakken door de zandlaag naar het onderliggend pakket.

Om de grondwaterkwaliteit voor de drinkwaterwinning veilig te stellen is een 25 jaarszone ingesteld. Binnen deze zone geldt het “stand still/step forward” principe. Dit betekent dat geen veranderingen mogen plaatsvinden die een negatief effect hebben voor de kwaliteit van het grondwater. Om mogelijke effecten op het grondwater inzichtelijk te hebben is binnen deze 25-jaarszone een aanlegvergunningstelsel gelegd. Dit vergunningenstelsel is bedoeld voor werkzaamheden beneden 1 meter onder maaiveld (reguliere werkzaamheden ten behoeve van leidingen zijn uitgesloten). Voor werkzaamheden of bouwwerken dieper dan 1 m. onder maaiveld is onderzoek naar de effecten op het grondwater noodzakelijk. De aanleg van Koude- Warmteopslag (KWO) installaties is binnen deze 25-jaarszone niet toegestaan.

Afvalwatersysteem

In het plangebied wordt gebruik gemaakt van verschillende rioolsystemen. In alle gevallen is de afvoer van het vuilwater hetzelfde. Dit wordt via ondergrondse leidingen afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie Arnhem-Zuid bij de spoorbrug over de Nederrijn. Het verschil in de rioolsystemen zit in de manier van afvoeren van het regenwater.

Het grootste gedeelte van het plangebied is voorzien van een gescheiden rioolstelsel.Hierbij wordt het regenwater via ondergrondse leidingen verzameld en direct geloosd op nabij gelegen watergangen. Daarnaast komt in delen van Rijkerswoerd en de Overmaat het verbeterd gescheiden rioolstelsel voor. In dit stelsel wordt het regenwater ook ondergronds ingezameld maar wordt de eerste stroom regenwater afgevoerd naar het vuilwaterriool. Bij grotere regenbuien stroomt de rest van het regenwater af naar het oppervlaktewater.

Tot slot ligt er in de gebieden Kroonpark en Peppelenweide een geïntegreerd rioolstelsel. Hierbij wordt het regenwater bovengronds afgevoerd via een bodempassage naar het oppervlaktewater.

De afvoer van het vuilwater vindt plaats via enkele bemalingsgebieden. Het afvalwater van Rijkerswoerd wordt in eerste instantie afgevoerd naar het gemaal Rijkerswoerd. Dit gemaal verpompt het via een persleiding naar het gemaal Vredenburg. Hier komt, op 't Duifje na, al het afvalwater van het plangebied samen. Het gemaal Vredenburg verpompt het richting Elden waar het uiteindelijk onder vrijverval afstroomt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Het Afvalwater van 't Duifje wordt verpompt naar Malburgen.

Bij ontwikkelingen moet een geïntegreerd rioolstelsel worden aangelegd; dit houdt in dat alleen afvalwater ondergronds wordt afgevoerd en dat het hemelwater op eigen terrein moet worden verwerkt. Als blijkt dat dit niet (geheel) mogelijk is, dan moet overleg plaatsvinden met de verschillende beheerders (rioolbeheerder en waterbeheerder). Hemelwater afkomstig van verontreinigde oppervlakten zoals parkeerplaatsen en wegen moet worden gereinigd voordat het op het oppervlaktewater mag worden geloosd.

Waterkering

In het noord-oosten van het plangebied aan de Ir. Molsweg is de waterkering gelegen (zie attentiekaart water). De waterkering kent een beschermingszone waardoor er geen activiteiten mogen plaatsvinden die het functioneren van de waterkering bedreigen zoals ondergronds bouwen. De zone wordt beschermd door de Keur en Legger van Waterschap Rivierenland.

4.5 Cultuurhistorie En Archeologie

Archeologie

Het plangebied ligt volgens de archeolandschappelijke eenhedenkaart van Arnhem-Zuid in verschillende landschappelijke zones. Het uiterst zuidelijke deel (Rijkerswoerdsestraat en omgeving) betreft een donk of rivierduin. Rivierduinen zijn ontstaan aan het einde van de laatste ijstijd, uit opgewaaid zand uit rivierbeddingen. Tussen circa de Huissensedijk en Mooieweg bevinden zich oeverwalafzettingen in de ondergrond. Een oeverwal betreft een hoog opgeslibd zandlichaam, liggend op de oevers van een riviertak. Verder weg van de rivier werden de fijnere kleideeltjes afgezet. Deze lager liggende gebieden worden als “komgebied” aangeduid. Door hun lage ligging kon er zich ook veen ontwikkelen. Een dergelijk komgebied ligt ten zuiden van de oeverwalafzettingen. Ten noorden van de oeverwalafzettingen/Huissensedijk bevinden zich recente stroomruggronden. Deze zijn ontstaan door meanderende rivieren, die zand (oeverwallen) en klei (komgebieden) sedimenteerden. Het gebied kan als een energetisch milieu worden geduid, waarbij oude afzettingen telkens door nieuwe werden afgedekt of opgeruimd.

Het oude landschap heeft in belangrijke mate bepaald waar de mensen zich vestigden. De hoge oeverwalgronden en rivierduinen waren daarbij favoriet. Dit vanwege hun hoge ligging in een door rivieren gedomineerd gebied; oeverwalgronden lenen zich ook goed voor landbouw. Het schetst dan ook geen verbazing dat de vindplaatsen in het plangebied juist in dergelijke zones zijn gelegen. Ze hebben dan ook een hoge archeologische verwachtingskans. Het plangebied telt meerdere vindplaatsen en AMK (Archeologische MonumentenKaart)-terreinen:

AMK

  • 3927: nederzetting, onbepaald, Rijkerswoerdsestraat, terrein van archeologische waarde (middeleeuwen, bestaat uit meerdere vindplaatsen);
  • 15351: huisplaats, onverhoogd, Mooieweg, terrein van archeologische waarde, nieuwe tijd A-B.

Vindplaatsen

  • ne15: nederzetting, Huissensedijk, late middeleeuwen;
  • on6/ne01: Overmaat, nederzetting, late middeleewen;
  • ne05: Overmaat, nederzetting, vroege middeleeuwen/late middeleeuwen;
  • ne39: Overmaat, nederzetting, vroege middeleeuwen;
  • on12/ht2: De Koppel, nederzetting Romeinse tijd/vroege middeleeuwen-nieuwe tijd;
  • ne37: Korenmaat, nederzetting, late middeleeuwen/nieuwe tijd;
  • on21: Rijn bij Malburgen, steelpan, Romeinse tijd (ligging indirect gereconstrueerd).

De zone met de recente stroomruggronden heeft een middelhoge archeologische verwachtingskans. Door het energetische sedimentatiemilieu zal dit gebied minder aantrekkelijk voor bewoning zijn geweest. Niettemin zijn hier toch vindplaatsen gelegen (ne37/on12/ht2 en on21). Met name bewoning uit de middeleeuwen en nieuwe tijd op ophogingen en verspoelde oudere resten kunnen hier gevonden worden. In het komgebied zijn geen vindplaatsen gelegen, met uitzondering van AMK-terrein 15351. Het betreft hier een onverhoogde huisplaats. De vindplaats ligt echter wel zeer dicht bij de oeverwalgronden/zone met een hoge archeologische verwachting; mogelijk is hiermee een relatie. De zone met een lage archeologische verwachting heeft een gedifferentieerde verwachtingskans. Op ca. 1,5 m-maaiveld eindigen de komafzettingen en vangt een pleistoceen (ijstijd) landschap aan waar archeologisch gezien weinig grip op is, maar waar zich met rivierterrassen en donken wel relevante waarden kunnen bevinden. Deze zone, dus vanaf 1,5 m-maaiveld, heeft vooralsnog een middelhoge archeologische verwachtingskans.

Zuidelijk grenzend aan de Mooieweg heeft op een aantal plaatsen een booronderzoek plaatsgevonden. Dit betreft het project De Groene Long. Tijdens het booronderzoek zijn geen archeologische waarden gevonden, met uitzondering van waarnemingen die tot de definitie van AMK-terrein 15351 hebben geleid. Van de huisplaats/boerderij zijn aan het oppervlak puinresten gevonden.

Cultuurhistorie

Het plangebied is nog niet geheel cultuurhistorisch geïnventariseerd. De informatie is per specifiek deelgebied voorhanden. Zoals bijvoorbeeld m.b.t. Kronenburg.

In 1968 begon de Arnhemse Dienst Gemeentewerken met de eerste aanzet voor het wijkdeel Kronenburg in het plan Groot-Malburgen. Een belangrijke plek was ingeruimd voor het winkel- ofwel stadsdeelcentrum Kronenburg, dat als een volwaardig verzorgingscentrum voor Malburgen diende te functioneren. Net als het eerder gereed gekomen Presikhaaf moest

Kronenburg een combinatie zou worden van winkels, kantoren, sociaalculturele en recreatieve voorzieningen.

In het voorlopige Programma van Eisen werd bovendien vermeld:”menging van sociale, economische en culturele activiteiten voorkomen [sic] het ontstaan van “mono-culturen” en “stilte-eilanden” die het centrum op bepaaldetijdstippen van de dag “doods” maken en daarmee de aantrekkelijkheid verlagen.” Doordat de bevolkingsgroei toch niet zo groot bleek te zijn als

verwacht belemmerde dit niet alleen de voortgang van het uitbreidingsplan Groot-Malburgen maar ook de ambitieuze ontwikkeling van het winkelcentrum Kronenburg. Pas in de vroege jaren 1970 was er weer voldoende draagkracht om de plannen 'in uitgeklede versie' verder te

ontwikkelen.

Vanaf 1976 is het winkelcentrum dan in fasen tot stand gekomen. Rondom het centrum ontwikkelden zich in de wijken '70 en '80 de wijken Kronenburg en Vredenburg. De Nijmeegseweg vormde hier de westgrens, Ondertussen werden ook plannen ontwikkeld voor uitgestrekte woonwijken ten westen en zuiden van het dorp Elden, dat, op den duur omgeven door de wijk Elderveld geheel binnen de nieuwe stadsgebieden ingekapseld raakte.

Voor de Tweede Wereldoorlog was er over het algemeen vrij weinig aandacht voor de stedenbouwkundige planning van de winkelsector als zelfstandige opgave. Winkels werden meestal binnen de woongebieden op prominente straathoeken, bij kruispunten en langs verbindingswegen gerealiseerd. Vanaf het einde van de 19de eeuw transformeerden de binnenstedelijke hoofdstraten geleidelijk aan tot winkelgebied, waarbij in de grotere steden soms grootschalige ingrepen werden gedaan, zoals het inpassen van grote warenhuiscomplexen, het verleggen van rooilijnen en het invoegen van passages en galerijen.

Na de oorlog werd het winkelbedrijf als een aparte functie benaderd en als een wezenlijk en uiterst belangwekkend onderdeel van de stadsplanning beschouwd. Dit begon reeds in het kader van de grote wederopbouwprojecten, met de Rotterdamse Lijnbaan (architectenbureau

Van den Broek en Bakema, 1948-1953) als het bekendste voorbeeld. Een echte winkelstraat die uitsluitend bestemd is voor voetgangers is dan het resultaat, met in de onmiddellijke nabijheid gelegen expeditie- en parkeerterreinen. Dit verschilt in belangrijke mate van een voorbeeld als de Arnhemse Steenstraat, een vanaf circa 1900 tot winkelgebied omgevormde

woonstraat die ook voor het gemotoriseerde verkeer toegankelijk bleef. Ook de na de oorlog nieuw aangelegde Looierstraat met zijn vele winkels bleef voor auto's e.d. toegankelijk.

Vanuit de op de sociale cohesie gerichte wijkgedachte die zo bepalend was voor de naoorlogse stedenbouw, ontwikkelde zich in de loop van de jaren vijftig en zestig het principe van de winkelcentra. In navolging van de Amerikaanse shopping malls verrezen in de vele nieuwbouwwijken buurt- en wijkverzorgende concentraties van winkels. Ze dienden evenwel een verzorgingsgebied te omvatten dat verder reikte dan de wijken en buurten zelf. Supermarkten en kleine warenhuizen maar bijvoorbeeld ook winkels in huishoudelijke artikelen, meubels of kleding zetten er dan ook de toon. De belangrijkste kenmerken waren dat de winkelcentra exclusief voor voetgangers bestemd waren, het publiek door middel van luifels en

overkappingen tegen weer en wind werd beschermd en dat er aan de achterzijde van de winkels expeditie- of servicestraten gesitueerd werden.

Vanaf 1976 is dit winkelcentrum in fasen tot stand gekomen, naar een ontwerp van het Rotterdamse architectenbureau Bakker en Verhoeff. De keuze voor het Rotterdamse bureau betekende het opzij schuiven van de plannen van de Engelse architect Percy Gray die reeds in een vergevorderd stadium waren uitgewerkt. Bakker en Verhoeff werkte op Kronenburg

overigens samen met de te Heerlen gevestigde Architektengroep Sigmond. Ontwikkelaar en uitvoerder van de plannen was Nationaal Vastgoed B.V. uit Weert, in samenwerking met Wilma Projectontwikkeling. De plannen werden in een uitgeklede versie verder ontwikkeld. De aanvankelijk beoogde niet-commerciële voorzieningen zoals een zwembad, een cultureel centrum en een medisch centrum kwamen dan ook niet tot stand. Verder verdwenen ook de zwak-commerciële voorzieningen (bowlingbaan, bioscoop, restaurant en hotel). De nadruk kwam nu dus vooral te liggen op het winkelbestand, met daarnaast enkele niet-commerciële

voorzieningen als een bibliotheek (architectenassociatie Salomons, Tempelman en Egberts) en een jongerencentrum.

Na de oplevering van de eerste fase en de opening van het complex in 1979 is nog in hetzelfde jaar gestart met de tweede fase, eveneens naar plannen van Bakker en Verhoeff, ditmaal in samenwerking met het raadgevend ingenieursbureau Aronsohn uit Rotterdam. De tweede fase stond alleen nog maar ten dienste van een commercieel gebruik. In zijn uiteindelijke verschijningsvorm bestaat het op de hoek van de Kronenburgsingel en de Burgemeester Matsersingel gelegen winkelcentrum uit een gedeeltelijk boven een parkeergarage gelegen ruime passage met langsgelegen winkels. Alle winkels zijn er met de voorzijde op de langs enkele bouwlagen gelegen passage gericht, met enkele als ontmoetingsplekken fungerende hallen op het snijvlak van de loopgangen. De bevoorrading vindt net als in Presikhaaf op de expeditieterreinen aan de achterkant van het complex plaats. Om het complex ook voor de aan de overzijde van de drukke Burgemeester Matsersingel gelegen woonwijken Vredenburg en Holthuizen veilig bereikbaar te maken is in 1980 een direct op het winkelcentrum aansluitende Passerelle gebouwd. Twee jaar later realiseerde men bovendien een markante en metershoge reclamezuil (ontwerp Janse Lichtreclame b.v. uit Eindhoven).

Conclusie

Archeologie: het plangebied heeft een gedeeltelijk lage, middelhoge en hoge archeologische verwachtingskans. Er zijn belangrijke concrete waarden in de vorm van vindplaatsen en AMK-terreinen gelegen (“archeologisch waardevolle gebieden”). Met de middelhoge verwachting van het komgebied beneden 1,5 m-maaiveld geldt voor bijna het hele plangebied een middelhoge dan wel hoge archeologische verwachtingskans. Bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en vanaf een omvang zoals bepaald in de erfgoedverordening, dient archeologisch onderzoek plaats te vinden. De geeigende stappen zijn (in volgorde van uitvoering): bureauonderzoek – booronderzoek – proefsleuvenonderzoek – opgraving. Bij iedere stap wordt afgewogen of een vervolgstap noodzakelijk is. Behoud van archeologische waarden op de plaats waar ze zijn aangetroffen (in situ) staat voorop. Bovenstaand moet in de regels van het bestemmingsplan (bouw-, aanleg en sloopvergunning) verdisconteerd te worden. Het Rijn-Waalpad betreft een ontwikkeling waarbij mogelijk archeologische waarden in het geding zijn. Dit pad is deels gepland ter hoogte van het rivierduin/de donk onder de Rijkerswoerdsestraat, met AMK-terrein. Nadrukkelijk wordt vermeld dat indien de bodemingrepen hier groter dan 30 m2 zijn en dieper dan 40 cm gaan, archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Daar waar reeds onderzoek is uitgevoerd (De Groene Long), hoeft geen onderzoek meer plaats te vinden.

Cultuurhistorie: Het plangebied is nog niet volledig geïnventariseerd op aanwezigheid van cultuurhistorisch waardevolle objecten, ensembles en structuren. Dit onderzoek wordt dringend aanbevolen.

Het gebied is deels en uitgaande van specifieke vraagstellingen geïnventariseerd, zoals bijvoorbeeld de wijk en het winkelcentrum Kronenburg

Kronenburg

Voor de stedenbouw in de jaren '70 en '80 karakteristieke hoofdstructuur met kronkelende ringweg (Kronenburgsingel), die wijkdelen met complexe honingraatachtige structuren ontsluit.

De objecten en/of ensembles zijn voor de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied van (enig) historisch belang, maar niet direct beschermenswaardig. De objecten voegen zich in schaal, hoofdvormen en typologie min of meer binnen de historisch gegroeide situatie en dragen dus in beperkte mate bij aan de cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Behoud is mogelijk,maar niet noodzakelijk.

De cultuurhistorische waarden in het plangebied lijken zich veelal te beperken tot structuur- en ensembleniveau. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat het gebied slechts gedeelteijk cultuurhistorisch is geïnventariseerd.

Het winkelcentrum Kronenburg heeft enige cultuurhistorische betekenis als uiting van de visie op stedenbouw in de jaren '70 en '80 van de vorige eeuw. Ook is sprake van enige waarde in relatie tot de historische ontwikkeling van winkelcentra in Nederland en Arnhem.

Hoofdstuk 5 Ontwikkelingen

5.1 Inleiding

In het bestemmingsplan "Arnhem Zuid-Oost" wordt de bestaande ruimtelijke situatie juridisch vastgelegd. Het doel van het bestemmingsplan is het actualiseren van de huidige bestemmingsplannen zonder grote ontwikkeling mogelijk te maken. In dit bestemmingsplan wordt alleen de ontwikkeling van het RijnWaalpad juridisch mogelijk gemaakt.

5.2 Rijnwaalpad

Het RijnWaalpad staat voor snel, veilig en comfortabel reizen met de fiets tussen Arnhem en Nijmegen. De snelfietsroute is in totaal 16 kilometer lang en ontsluit het middengebied van de Stadsregio Arnhem Nijmegen voor de fiets. In 2009 zijn de eerste delen van de snelfietsroute gerealiseerd en in 2012 moet de hele snelfietsroute er liggen. Dan kunnen mensen in 40 minuten fietsen van de Rijnkade in Arnhem naar de Waalkade in Nijmegen. Dat is een vermindering van de reistijd met ongeveer vijftien minuten. De route van het RijnWaalpad ligt oostelijk van de A325 en loopt vanuit Arnhem-Zuid via Park Lingezegen, Bemmel, Nijmegen-Waalsprong naar het centrum van Nijmegen.

De beoogde route loopt voor een deel door het plangebied maar grotendeels over bestaande fietspaden. De route over de bestaande fietspaden past binnen de geldende bestemmingsplannen. Voor een klein deel (tussen de Kruisstraat en de Rijkerswoerdsestraat) moet een nieuw fietspad worden aangelegd en dit deel past niet binnen de geldende agrarische bestemming. In dit bestemmingsplan wordt deze ruimtelijke ontwikkeling juridisch mogelijk gemaakt. De gronden van het geplande fietspad zijn bestemd als 'Agrarisch' waarbij het fietspad met een aanduiding 'verkeer' is mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.748-0301_0014.jpg"

Figuur 5.1. Ligging RijnWaalpad in plangebied

Deze ontwikkeling heeft milieutechnisch geen gevolgen. Langs het fietspad komt aan één zijde een watergang en aan beide zijden een groene berm. Hiermee wordt het fietspad ingepast in het landschap. De watergang zorgt ook voor voldoende compensatie voor de toename van het verharde oppervlak door de aanleg van het fietspad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.748-0301_0015.png"

Figuur 5.2. Dwarsprofiel RijnWaalpad ter hoogte van de Kruisstraat

5.3 Toekomstige Ontwikkelingen

Er is uitgegaan van de informatie en situatie zoals deze beschikbaar was voordat het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage is gelegd. Op dat moment was een aantal ontwikkelingen bekend maar nog niet zodanig uitgewerkt dat het mogelijk was om mee te nemen in dit bestemmingsplan. Deze ontwikkelingen zullen, als zij doorgang vinden, ter zijner tijd in een aparte juridische procedure worden geregeld.

5.3.1 Woonwagenstandplaatsen

In 2000 heeft de gemeente Arnhem het eigendom van de in de stad aanwezige woonwagenlocaties overgedragen aan de woningbouwcorporaties. Daarbij is afgesproken dat gezamenlijk toezicht zou plaatsvinden. Dit heeft echter niet of nauwelijks plaatsgevonden. Naar aanleiding van een inventarisatie is geconstateerd dat na de overdracht van het eigendom van de woonwagenlocaties illegale situaties zijn ontstaan. Een aantal woonwagens is hoger gebouwd dan het bestemmingsplan ter plaatse toeliet.

Om dit in goede banen te leiden is er besloten voor 12 van de 15 woonwagenstandplaatsen die verdeeld over de gemeente Arnhem zijn gelegen een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Het doel van dit bestemmingsplan is een groot aantal woonwagens - dat zonder of in afwijking van een bouwvergunning is vergroot (verhoging van de bouwhoogte) - te legaliseren en tegemoet te komen aan de wens van woonwagenbewoners om hoger te kunnen bouwen.

Op dit moment wordt aan het bestemmingsplan voor de woonwagenstandplaatsen gewerkt, in afwachting van dat plan zijn de woonwagenstandplaatsen in dit bestemmingsplan conserverend bestemd. Dat houdt in dat de bestaande regeling is overgenomen. Met het ter zijner tijd van kracht worden van het bestemmingsplan 'Woonwagenstandplaatsen Arnhem' zal de verruiming alsnog tot stand komen.

5.3.2 Winkelcentrum Kronenburg en Centrum-Zuid

De eigenaar van het winkelcentrum Kronenburg heeft al langere tijd plannen om uit te breiden. Deze plannen zijn nog niet in een dusdanig stadium dat deze meegenomen kunnen worden in dit bestemmingsplan.

Voor de ontwikkeling van Centrum-Zuid -het gebied rondom de Rijnhal, het GelreDome en Kronenburg- geldt ook dat deze nog niet genoeg zijn doorontwikkeld om op te nemen in dit bestemmingsplan. Daarnaast ligt het plangebied slechts deels binnen de grenzen van dit bestemmingsplan.

Beide ontwikkelingen zullen te zijner tijd eventueel met een aparte planologische procedure mogelijk gemaakt worden.

Voor Centrum Zuid is wel een koersnota opgesteld (Februari 2011). In dit document wordt een nieuwe koers beschreven voor de ontwikkeling van het gebied Centrum Zuid.

In eerdere verkenningen en analyses zijn verschillende beleidsuitgangspunten vastgesteld. De thema's die in de toekomst samen met algemeen beleid als uitgangspunt dienen voor de ontwikkeling van het gebied zijn:

Ruimtelijke & planologisch

  • Scheppen van 'een hart' in Arnhem-Zuid;
  • Het stadsdeel Arnhem-Zuid zichtbaar maken met kwaliteit aan de hoofdstructuur en verbeteren van de entree van Arnhem aan de A325;
  • Stedenbouwkundige structuur en werking publiek domein verbeteren;
  • Upgraden kwaliteit openbare ruimte;'
  • Stedenbouwkundige opzet waarin faseerbare ontwikkeling mogelijk is en flexibiliteit bij nieuwe bebouwing

Programmatisch

  • Benutten van de huidige ruimte in de markt voor detailhandel en leisure;
  • Onderzoek kansen voor maatschappelijke voorzieningen (scholen, gemeenteloket, buurtcentra, bibliotheek, kinderopvang, MFC e.d.)
  • Op korte termijn geen (of zeer beperkt) toevoegen van nieuwe kantoren en woningen

Verkeerstechnisch

  • Optimaliseren gebruik parkeervoorzieningen kwadranten;
  • Het parkeerregime moet voorzien in een regime passend bij het gebruik en de functie van de gebouwen;
  • Bewaken goede doorstoom hoofdverkeersaders kwadranten tijdens grote evenementen;
  • Ontbrekende of kwalitatief slechte schakels in LV-verbindingen verbeteren

5.3.3 Park Lingezegen

Park Lingezegen is een regionaal landschapspark in aanleg in het middengebied tussen Arnhem en Nijmegen op het grondgebied van de gemeenten Overbetuwe en Lingewaard. Voor Arnhem zal het park voornamelijk dienen als grootschalig uitloopgebied. Inmiddels is een openbaar lichaam opgericht voor de realisatie van het park. Hierin participeert de gemeente Arnhem.

Voor Park Lingezegen is een masterplan vastgesteld en een intergemeentelijke structuurvisie. Deze wordt nu vertaald in bestemmingsplannen (gemeenten Overbetuwe en Lingewaard).

Voor onderscheiden deelgebieden van het park wordt nu gewerkt aan concrete inrichtingsplannen. Grenzend aan de wijk Rijkerswoerd gaat het om het deelgebied Waterrijk. In dit deelgebied staat ten westen van de A325 de (intensieve) recreatiefunctie centraal, terwijl oostelijk van de A325 de uitloopfunctie vooral gestalte moet krijgen via een recreatieve dooradering (wandelen en fietsen) van dit deel van 'Waterrijk' waarin aanzienlijke reserveringen liggen voor waterberging en natuur.

Het plangebied grenst dus deels aan het toekomstige Pakr Lingezegen maar in het plangebied zijn geen ontwikkelingen gepland. Belangrijk is wel om de bestaande onbebouwde gebieden te handhaven en te beschermen. Dat wordt in het onderhavige bestemmingsplan gedaan.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de plankaart en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de plankaart en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.

6.2 Opzet Van De Regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting is een jaar uitgesteld tot 1 juli 2009. Ook de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is pas op 1 juli 2009 verplicht. De gemeente Arnhem werkt vooruitlopend op deze wettelijke verplichting in dit bestemmingsplan al met deze standaard.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  1. 1. Artikel 1 Begrippen
    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
  2. 2. Artikel 2 Wijze van meten
    Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
  2. 2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  3. 3. Afwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels
  4. 4. Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

In paragraaf 6.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.

6.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

Artikel 28 Antidubbeltelregel
Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend.

Artikel 29 Algemene bouwregels
Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage.

Artikel 30 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

Bij een bestemmingsplan kan worden bepaald dat het verboden is binnen een (bij het plan aan te geven) gebied bepaalde werken die geen bouwwerken zijn of bepaalde werkzaamheden uit te voeren zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders. In de regels van het bestemmingsplan is dus aangegeven wanneer een omgevingsvergunning nodig is. omgevingsvergunning kan verplicht gesteld worden om te voorkomen dat een terrein minder geschikt wordt voor de realisering van de desbetreffende bestemming of ter handhaving en bescherming van die bestemming.

Werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning gevraagd kan worden zijn bijvoorbeeld het graven van sloten, het ophogen van land, het verharden van wegen enz. Er moet een noodzaak zijn om de vergunning te eisen. Een voorbeeld daarvan is als bepaalde terreinen archeologische, ecologische of landschappelijke waarde hebben. Dit is dan op de bestemmingsplankaart aangegeven. In de regels kan worden bepaald dat voor bodembewerkingen op deze terreinen, dieper dan bijvoorbeeld 40 centimeter, een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Aan de omgevingsvergunningen kunnen voorschriften worden verbonden, bijvoorbeeld dat er een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd voordat het werk of de werkzaamheden worden uitgevoerd.

In dit bestemmingsplan zijn meerdere bestemmingen waaraan een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is gekoppeld. In dit artikel is in een tabel per bestemming aangegeven voor welke werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist is. Het gaat om de volgende bestemmingen:

  • Artikel 7 Bos;
  • Artikel 11 Groen - Park;
  • Artikel 14 Natuur;
  • Artikel 25 Waarde - Landschap;
  • Artikel 32, eerste lidMilieuzone - grondwaterbeschermingsgebied;
  • Artikel 32, tweede lidMilieuzone - waterwingebied.

Voor de bestemming Waarde - Archeologie is vanwege de specifieke regeling in artikel 24 een afzonderlijk omgevingsvergunningstelsel opgenomen.

Artikel 31 Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn de algemene bouwregels opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan.

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel worden de regels gesteld over gebiedsaanduidingen. Dit is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor naast de bestemmingen specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. In dit bestemmingsplan komen de volgende gebiedsaanduidingen voor:

  1. 1. Geluidzone - industrie
    In dit artikel is op basis van de wettelijke verplichting op grond van de Wet geluidhinder de zone opgenomen die bestaat als gevolg van het aan de andere zijde van de Rijn gelegen industrieterrein Arnhem-Noord. De geluidsbelasting vanwege industriegeluid op de gevel van nieuw te bouwen woningen of andere geluidgevoelige functies die in deze zone liggen mag niet meer bedragen dan 50 dB(A). Deze aanduiding geldt voor een klein deel aan de oostzijde van het plangebied (bij de Pleybrug)
  2. 2. Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
    Deze aanduiding beschermt het grondwaterbeschermingsgebied dat voor een groot deel van het plangebied geldt en is ingesteld voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening (zie voor meer informatie paragraaf 4.4). Voor werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die plaatsvinden in dit gebied is een omgevingsvergunning vereist (zie artikel 30).
  3. 3. Veiligheidszone - lpg
    Aan de burgemeerster Matsersingel 30 ligt een tankstation met lpg. Rondom het lpg-vulpunt ligt een veiligheidszone waarbinnen specifieke regels gelden. Deze regels zijn opgenomen in dit artikel.

Artikel 33 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel worden de voorwaarden beschreven waaronder burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bestemmingsplan. Deze afwijkingen gelden voor het hele plangebied. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.

6.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

6.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

6.3.1 Afzonderlijke bestemmingen

In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken. Er kan worden gekozen om bepaalde bestemmingen in één subparagraaf te behandelen zoals Bedrijf en Bedrijf - Nutsbedrijf, Groen en Groen - Park en de Verkeerbestemmingen.

Per bestemming wordt ingegaan op:

  • welke gronden zijn zo bestemd;
  • wat houdt de bestemming in;
  • eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden.

6.3.2 Agrarisch

Binnen de bestemming 'Agrarisch' (Artikel 3) zijn agrarische bedrijven toegestaan. Alle bedrijfsgebouwen (zoals schuren, stallen, mesttanks en silo's) en één agrarische dienstwoning vallen binnen deze bestemming. Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer zijn eveneens toegestaan.

Op twee locaties in het plan is een nadere uitwerking van de regel opgenomen door middel van twee aanduidingen. Dit geldt voor de gronden van de kwekerij aan de Mooieweg op deze gronden ligt de aanduiding 'intensieve kwekerij', waarmee de gronden uitsluitend bestemd zijn voor een intensieve kwekerij. Het perceel van de paardenfokkerij gelegen aan de Huissensedijk 28 heeft de aanduiding 'paardenfokkerij' gekregen, hierdoor zijn de gronden uitsluitend bestemd zijn voor een paardenfokkerij.

Het toekomstige 'RijnWaalpad' dat zal worden aangelegd tussen de Kruisstraat en de Rijkerswoerdsestraat aan de rand van Rijkerswoerd is middels een aanduiding 'verkeer' mogelijk gemaakt. Op de gronden waarvoor deze aanduiding geldt, mag naast de agrarische functie ook een fietspad, groen en water worden aangelegd.

6.3.3 Bedrijf

In dit bestemmingsplan zijn drie bedrijfsbestemmingen opgenomen: 'Bedrijf' (Artikel 4), 'Bedrijf -Nutsvoorziening' (Artikel 5) en 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' (Artikel 6). De laatste twee zijn een specificatie van de algemene bedrijfsbestemming.

Bedrijf (artikel 4)

De bestemming Bedrijf geldt voor de bedrijventerreinen De Overmaat en Rijkerswoerd. Binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn bedrijven toegestaan zoals genoemd in de bedrijvenlijst die als bijlage bij de regels is opgenomen.

De bedrijvenlijst is gebaseerd op de categorale bedrijfsindeling uit de herziene uitgave van de publicatie 'bedrijven en milieuzonering (Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009)'. Het betreft een selectie uit de volledige opsomming van bedrijven, die gebaseerd is op de SBI (Standaardbedrijfsindeling) van het centraal Bureau voor de Statistiek. Om tot de SBI te komen is elk bedrijfstype beoordeeld op basis van een aantal milieucriteria, die betrekking hebben op onder meer de aspecten geur, stof, geluid, gevaar en verkeer. Daarbij is per bedrijfstype voor elk milieucriterium een afstand bepaald, deze afstand is zodanig groot dat wanneer die afstand van een gemiddeld modern bedrijf van dar type (in een rustige woonwijk) wordt gewoond, geen aanmerkelijke hinder meer wordt ondervonden van het betrokken soort milieubelasting.

In de bedrijvenlijst bij dit bestemmingsplan zijn bedrijven tot en met categorie 3 opgenomen. Voor bedrijven die vallen in categorie 3 is een onderverdeling gemaakt in categorie 3.1 en 3.2 bedrijfstypen. Hiervoor is gekozen omdat binnen categorie 3 bedrijven zijn toegestaan die vanwege de milieucriteria op minimaal 50 meter van een geluidsgevoelige bestemming (zoals een woning) moet zijn gelegen (categorie 3.1) en bedrijven die op minimaal 100 meter zijn gelegen (categorie 3.2). Door dit onderscheid te maken en door de redenen genoemd in paragraaf 3.2 kunnen er dichterbij de woningen toch bedrijven worden toegestaan die vallen in categorie 3 van de VNG-bedrijvenlijst.

Bedrijven die niet op de lijst voorkomen maar kunnen aantonen dat zij een vergelijkbare hinder (of minder) veroorzaken kunnen eveneens via een vrijstelling worden toegestaan. De volgende bedrijven hebben een aparte bestemming en zijn binnen de bestemming 'Bedrijf' niet toegestaan; detailhandel (behalve voor het als zondanig op de plankaart aangegeven gebied), horeca-activiteiten, agrarische bedrijven, recreatiebedrijven, kantoren en seksinrichtingen.

Voor de bestaande tankstations (zonder lpg), kapper en autosloperijen is een aparte regeling opgenomen. Deze bedrijven stonden in de vigerende bestemmingsplannen genoemd in de bedrijvenlijst waardoor deze onbeperkt waren toegestaan. Dit heeft ertoe geleidt dat er in het plangebied nu vier tankstations dichtbij elkaar zijn gevestigd. De bestaande tankstations op de bedrijventerreinen zijn met een aanduiding positief bestemd maar verder zijn geen tankstations meer toegestaan. Bij één van deze tankstations is een kapper gevestigd. Een kapsalon stond in de bedrijvenlijst maar is geen functie die past op een bedrijventerrein. De bestaande kapper is met een aanduiding op de plankaart positief bestemd.

Aan de achterzijde van het bedrijventerrein Rijkerswoerd zijn een aantal autosloperijen gevestigd. Deze autosloperijen zijn volgens de bedrijvenlijst op het hele bedrijventerrein toegestaan terwijl dat vanuit beeldkwaliteit niet wenselijk is. Dat is de reden dat de autosloperijen niet meer in de bedrijventerrein zijn opgenomen maar middels een aanduiding op de plankaart op de bestaande locatie zijn toegestaan.

Verder zijn de volgende aanduidingen opgenomen:

  • groothandel: aan de Rijkerswoerdsestraat 5 is een groothandel in bloemen en planten gevestigd. Deze groothandel is als 'bedrijf' bestemd met de aanduiding dat hier uitsluitend een groothandel in bloemen en planten is toegestaan.
  • schildersbedrijf: voor het schildersbedrijf aan de Rijkerswoerdsestraat 13 geldt hetzelfde als de groothandel. Het is bestemd als 'bedrijf' en met een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' is geregeld dat hier alleen een schildersbedrijf is toegestaan.
  • antennemast: bij het bedrijf aan De Overmaat 44 staan aan de achterzijde (de zijde van de Burgemeester Matsersingel) een antennemast van 45 meter. Deze antennemast is middels een vrijstelling (artikel 19.2 Wro) mogelijk gemaakt en nu met een bouwaanduiding positief bestemd.

Bedrijf - Nutsvoorziening (artikel 5)

Deze bestemming is bedoeld voor nutsbedrijven of soortgelijke instellingen. Dit zijn bedrijven, gericht op de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, de verzorging van telecommunicatie of de afvoer en verwerking van afvalstoffen.

Er is gekozen om deze voorzieningen/bedrijven specifiek als nutsvoorziening te bestemmen. Een algemene bedrijfsbestemming maakt naast nutsvoorzieningen op deze locatie ook andere bestemmingen mogelijk zoals een autobedrijf en dat is niet wenselijk.

Naast de nutsvoorzieningen/-bedrijven die expliciet zijn bestemd, zijn er nutsvoorzieningen van geringe omvang zoals transformatorstations en schakelhuisjes, die niet apart bestemd zijn. Voor dergelijke voorzieningen kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken tot maximaal 75 m3 binnen elke bestemming.

In de wijk 't Duifje aan de Keizershof is een winkel gevestigd in een nutsgebouw. Dit gebouw heeft de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' met een aanduiding dat hier ook detailhandel is toegestaan.

Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg (artikel 6)

Aan de Burgemeester Matsersingel ten hoogte van De Overmaat ligt een tankstation met LPG. Dit tankstation is bestemd als 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'. Aan de voorzijde van het tankstation is een luifel toegestaan.

Voor het LPG-vulpunt geldt een risicocontour die op de plankaart is opgenomen. De voorwaarden die gelden binnen deze contour zijn vastgelegd in artikel 32.4.

6.3.4 Bos

Het gebied ten oosten en zuiden van Rijkerswoerd, waar nu het zogenaamde Stuitbos ligt, heeft de bestemmings 'Bos' gekregen (Artikel 7). Dit betekent dat dit gebied uitsluitend bestemd is voor bos met de bijbehorende recreatieve, landschappelijke, ecologische en bosbouwkundige functies. In dit artikel is een verwijziging opgenomen naar artikel 30. Hierin is aangegeven dat voor de uitvoering van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders is vereist. Hiermee wordt het bos beschermd tegen werken en werkzaamheden die een negatief effect hebben op dit gebied.

6.3.5 Centrum

De winkelcentra in het plangebied (Kronenburg, Rijkerswoerd en Vredenburg) zijn bestemd als 'Centrum' (Artikel 8). Dit is een verzamelingbestemming waarin stedelijke functies zoals detailhandel, horeca (met uitzondering van hotels, nachtclubs, discotheken en coffeeshops), kantoren en maatschappelijke functies zijn toegestaan. Dit betekent dat deze functies onderling uitwisselbaar zijn. Dit zorgt voor flexibiliteit bij de invulling van het winkelcentrum. Zo kan een bakkerij worden vervangen door een kapper etc.

Voor het winkelcentrum Rijkerswoerd zijn de boven de begane gronden gelegen bouwlagen middels een aanduiding uitsluitend bestemd voor wonen.

In het vigerende bestemmingsplan is voor het winkelcentrum Kronenburg een maximum aantal vierkante meter bruto vloeroppervlak voor de detailhandel opgenomen. Dit aantal vierkante meters kan alleen worden vergroot met gebruik van een wijzigingsbevoegdheid. Deze regeling is in dit bestemmingsplan overgenomen.

Aan de voorzijde van het winkelcentrum Kronenburg is door de gemeente door middel van een vrijstelling (ex. artikel 19.2) de vestiging van een casino toegestaan. Er loopt nog een beroepzaak tegen deze verleende vrijstelling. Omdat het casino juridisch mogelijk is gemaakt met de verleende vrijstelling, is deze functie ook in het bestemmingsplan opgenomen.

6.3.6 Detailhandel

De bouwmarkt op het bedrijventerrein Rijkerswoerd heeft de bestemming 'Detailhandel' (Artikel 9)' gekregen. In het artikel is geregeld dat hier uitsluitend perifere detailhandel is toegestaan. Dit betekent dat alleen detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen, of vanwege de gevoerde formule, een groot oppervlak nodig heeft, op deze locatie is toegestaan.

6.3.7 Groen

In het plangebied is veel groen aanwezig en dat is bestemd als 'Groen' (Artikel 10) of 'Groen - Park' (Artikel 11).

In het Groenplan (zie paragraaf 3.8) is voor de groenvoorzieningen een onderscheid gemaakt tussen structureel groen en snippergroen. De groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer zijn eveneens toegestaan. Wegen voor doorgaand autoverkeer en parkeren is niet toegestaan. Bij snippergroen wordt afhankelijk van de locatie gekozen voor de groenbestemming of de bestemming Verkeer-verblijfsgebied. Dit hangt af van de grootte van de groenzone en de ligging.

Bebouwing binnen de groenbestemming is in toegestaan binnen het bouwvlak. Daarnaast is bebouwing ook toegestaan buiten het bouwvlak indien dit binnen de bestemming past zoals speeltoestellen en verlichting met een maximumbouwhoogte van 4 meter. een uitzondering hierop is de reclamemast gelegen bij het Nijmeegseplein. Het oppervlak en de maximumbouwhoogte van de reclamemast is met een aanduiding toegestaan.

De grotere groengebieden die een landschappelijke, ecologische of recreatieve functie hebben, zijn bestemd als 'Groen - Park'. Dit is een zwaardere bestemming dan groen omdat hier een omgevingsvergunning voor werken (geen bouwwerk zijnde) of werkzaamheden aan is gekoppeld. Dat betekent dat binnen de bestemming een omgevingsvergunning noodzakelijk is om bepaalde werkzaamheden uit te voeren zoals het aanleggen van verharding en het kappen van bomen.

Deze bestemming geldt voor een deel van het Immerloopark.

Binnen de bestemming 'Groen - Park' zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Er is wel mogelijk af te wijken van het bestemmingsplan indien kan worden aangetoond dat de bebouwing geen afbreuk doet aan het park. Het gaat dan om bebouwing die past binnen de bestemming zoals speeltoestellen waarbij een maximumbouwhoogte geldt van 4 meter.

In de vigerende plannen was groen in het voorschrift 'Groen en Water' in één voorschrift met water bestemd. Dit principe is losgelaten. Belangrijke waterlopen en waterpartijen zijn apart bestemd als 'Water' (zie Artikel 21).

6.3.8 Kantoor

De bestemming 'Kantoor' (Artikel 12) is bedoeld voor bedrijven die uitsluitend dienstverlenende- en geen productiewerkzaamheden verrichten.

Het kantoor van het CBR aan de Marga Klompélaan en de kantoren aan de Groningensingel en Kronenburgsingel (o.a. Kroonpark) zijn als kantoor bestemd. Dit is overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan.

Binnen de bestemming kantoor is ook kinderopvang en buitenschoolse opvang toegestaan.

In deze bestemming zijn de volgende aanduidingen opgenomen:

  • detailhandel; naast de kantoorbestemming is in het gebouw van de winkel van de ANWB aan de Kronenburgsingel ook detailhandel toegestaan;
  • maatschappelijk; in het pand Groningensingel 94-96 is het politiebureau voor Arnhem-Zuid gevestigd. Naast de kantoorbestemming zijn hier ook maatschappelijke functies toegestaan;
  • parkeergarage: bij de entree van de wijk Rijkerswoerd aan de Marga Klompelaan is de Poli-Zuid en het kantoor van het CBR gelegen. Deze beide functies trekken veel verkeer aan en hebben een probleem met parkeren. Om hiervoor in de toekomst een oplossing te bieden, maakt dit bestemmingsplan aan de achterzijde de bouw van een parkeergarage mogelijk. Om te garanderen dat de toegestane bebouwing ook voor parkeren wordt gebruikt, is de aanduiding 'parkeergarage' opgenomen.

6.3.9 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' (Artikel 13) is bedoeld voor functies ten behoeve van onderwijs, welzijn, zorginstellingen, cultuur, religie, openbare dienstverlening en therapeutische functies. Voorbeelden hiervan zijn scholen, ziekenhuizen en kerken. Dienstwoningen die horen bij de bestemming, zoals bijvoorbeeld een conciërgewoning of pastorie, zijn indien noodzakelijk toegestaan. Aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca (kantine) is eveneens toegestaan.

Binnen het plangebied zijn verschillende scholen en andere maatschappelijke functies aanwezig die in het vigerend bestemmingsplan hetzelfde zijn bestemd. Er is dus geen sprake van een wijziging van de gebruiksmogelijkheden.

Op twee locaties is middels een aanduiding naast maatschappelijke functies ook wonen mogelijk. Het gaat om:

  • het verpleeghuis Martinushof, op de hoek van de Slochterenweg en de Groningensingel. Er zijn plannen om het leegstaande Martinushof te vervangen door een hoogstaand complex voor wonen en zorg. Het vigerende bestemmingsplan maakt daarom behalve een verzorgings- of verpleeghuis met de vestiging van maatschappelijke functies ten behoeve van de bewoners en omwonenden tevens wonen in zelfstandige vorm mogelijk. Deze gebruiksmogelijkheden zijn in dit bestemmingsplan overgenomen.
  • één van de schoolgebouwen aan de Mr. J. M. de Kempenaersingel kan in de toekomst worden omgebouwd naar wonen (zogenaamde schoolwoningen). Deze bestemming maakt dat mogelijk.

6.3.10 Natuur

De bestemming 'Natuur' (Artikel 14) is bedoeld voor gronden die een belangrijke natuurfunctie hebben. Een belangrijk verschil met bijvoorbeeld de bestemming 'Groen - Park' is dat binnen de bestemming natuur de bescherming van de natuurwaarden van het gebied essentieel is en dat recreatief medegebruik moet worden beperkt.

Het moerasgebied ten noorden van de Huissensedijk is een gebied met belangrijke natuurlijke en landschappelijke waarden dat door de gemeente als natuurgebied beheerd wordt. Dat geldt ook voor

  • het gebied tussen de Erasmussingel en de Stadsboerderij aan de Huissensedijk;
  • het gebied tussen de Oude Huissenseweg en de Ir. Molsweg.

Deze gebieden hebben een natuurbestemming en zijn uitsluitend bedoeld voor het behoud en/of herstel van de voorkomende danwel de daaraan eigen natuur- en landschapswaarden.

6.3.11 Recreatie en sport

Er liggen in het plangebied twee manages, één aan de Rijkerswoerdsestraat en één Loostraat. Deze manages zijn bestemd als 'Recreatie - 1' (Artikel 15). Binnen deze bestemming is aangegeven dat uitsluitend maneges zijn toegestaan. Binnen het bouwvlak is bebouwing ten behoeve van de bestemming mogelijk alsmede één dienstwoning.

De stadsboerderij aan de Huissensedijk is bestemd als 'Recreatie - 2' (Artikel 16) en deze bestemming is expliciet bedoeld voor een natuureducatiecentrum/stadsboerderij met bijbehorende functies.

Het sportcomplex in Rijkerswoerd is bestemd als 'Sport' (Artikel 17). Bebouwing mag alleen binnen de aangegeven bouwvlakken. Bebouwing buiten de bouwvlakken kan alleen met ontheffing. Het betreft dan bebouwing passend binnen de bestemming zoals fietsenstalling en hekwerken met een maximumbouwhoogte van 3 meter. Voor de bouw van tribunes kunnen Burgemeester en wethouders een hogere maximumbouwhoogte vaststellen. Dit mag geen nadelige gevolgen hebben voor het woon- en leefklimaat in de omgeving.

Lichtmasten zijn buiten het bouwvlak als uitzondering wel toegestaan. Er zijn wel nadere eisen opgenomen waaraan deze lichtmasten moeten voldoen om mogelijke overlast voor aan- en omwonenden te voorkomen. Deze nadere eisen zijn gebaseerd op vastgestelde beleidsregels.

6.3.12 Tuin

De voortuinen van de woningen aan de Mooieweg zijn bestemd als 'Tuin' (Artikel 18). De Mooieweg is een oud lint dat de dorpen Elden en Huissen met elkaar verbond. De bebouwing langs de Mooieweg bestaat uit oude boerderijen en nieuwere voornamelijk vrijstaande bebouwing met veel groen. Om deze groene uitstraling te bewaren zijn de voortuinen als 'Tuin' bestemd. Binnen deze bestemming is geen bebouwing toegestaan. Parkeren is uitsluitend toegestaan op de oprit naar een carport of garage.

6.3.13 Verkeer

De bestemming verkeer is opgedeeld in een tweetal 'sub-bestemmingen' te weten:

  1. 1. 'Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 19);
  2. 2. 'Verkeer - Wegverkeer' (Artikel 20);

Hieronder wordt ingegaan op deze twee sub-bestemmingen

Verkeer-Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.

Verkeer-Wegverkeer

De bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' is bedoeld voor wegen die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Onder andere wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming.

Op de plankaart is het aantal rijstroken per weg aangegeven. Omdat bij deze wegen de plangrens over het hart van de weg loopt, zijn buiten de plangrens ook nog rijstroken gelegen die deel uit maken van de weg.

6.3.14 Water

In het plangebied liggen meerdere hoofdwatergangen, ook wel A-watergang genoemd. Deze watergangen zijn specifiek als 'water' bestemd.

6.3.15 Wonen

Functie

Alle woningen in het plangebied zijn bestemd als 'Wonen' (Artikel 22) of 'Wonen - Woonwagens' (Artikel23). Binnen deze bestemming passen verscheidene woonvormen zoals gezinsbewoning, bejaardenhuizen, kamerbewoning (tot maximaal 4 personen), serviceflats, etc. Er is, behalve voor De Maten (Gardenhage) geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Bijzondere woonvormen, zonder therapeutische behandeling, passen ook binnen deze bestemming.

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen is hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).

Garageboxen zijn op de plankaart aangeduid met "garage" binnen de bestemming wonen. Naast het stallen van auto's is een beperkte opslag toegestaan, mits gerelateerd aan de woonfunctie. Wonen in garageboxen is niet toegestaan evenmin als bijvoorbeeld detailhandel, prostitutie en bedrijfsmatige activiteiten.

In de bestemming 'Wonen' zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld gevangenissen en asielzoekerscentra niet inbegrepen. Deze vormen van wonen zijn, indien van toepassing, in een specifieke vorm van de woonbestemming opgenomen.

In deze bestemming zijn de volgende aanduidingen opgenomen:

  • een dierenasiel: deze geldt voor het dierenasiel aan de Rijkerswoerdsestraat;
  • een dierenarts ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' ten behoeve van de dierenarts aan de Mooieweg;
  • detailhandel: deze aanduiding geldt voor de begane grond laag van een deel van de bebouwing in 't Duifje aan de Keizerstraat;
  • maatschappelijk: deze aanduiding geldt voor meerdere panden in Rijkerswoerd en Vredenburg waar naast wonen ook medische functies zoals tandarts, huisarts, consoltatiebureau en pysiotherapie is gevestigd. Bij deze aanduiding mag het hele pand als maatschappelijke functie worden gebruikt.Er is ook een aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk' opgenomen en hiervoor geldt de aanduiding uitsluitend voor de begane grond.
  • centrum: deze aanduiding geldt voor de begane grond laag van een deel van de bebouwing aan het Croydonplein.
  • gemengd: ter plaatse van deze aanduiding zijn kantoren, maatschappelijke functies en dienstverlenende bedrijven toegestaan. Deze aanduiding geldt voor de begane grond laag van de zogenaamde kasteelflats aan de Groningensingel.
  • bedrijven van categorie 1: deze aanduiding geldt voor de begane grond laag van een deel van de bebouwing in 't Duifje aan het Loplein;
  • een sportschool, parkeerterrein en geluidscherm ten behoeve van de sportschool aan de Mooieweg. Met een vrijstelling (ax. artikel 19.2 Wro) is uitbreiding van deze sportschool mogelijk gemaakt. Hierbij is ook de realisatie van een geluidsscherm toegestaan. In dit bestemmingsplan wordt deze vrijstelling meegenomen.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen de bestemming 'wonen' zijn twee zones te onderscheiden: de bouwzone en de onbebouwbare zone.

De bouwzone omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst, uitbreidingsmogelijkheden. Als geen bebouwingspercentage is vermeld, mag deze gehele zone worden bebouwd in de aangegeven bouwhoogte, mits aan andere vereisten (bijvoorbeeld welstand) is voldaan.

De onbebouwbare zone is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten, trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.

Voor een groot deel van het bouwvlak geldt een bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Dit betekent dat hier uitsluitend aan- en bijgebouwen zoals garages, schuren en beperkte uitbreidingen aan het woonhuis, zoals serres zijn toegestaan. De maximale bouwhoogte van de bijgebouwen is 3 meter, exclusief kap. De maximale bouwhoogte voor uitbreidingen aan het woonhuis is gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag.

Voor het gebied De Maten gelden afzonderlijke bebouwingsmogelijkheden. Dit is geregeld door voor de bouwzone van deze woningen een specifieke bouwaanduiding op te nemen. De bebouwingsmogelijkheden zijn 1-op-1 overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan 'De Maten II'.

6.3.16 Wonen - woonwagenstandplaats

In het plangebied zijn meerdere woonwagenstandplaatsen gelegen en deze zijn bestemd als 'Wonen -Woonwagens' (Artikel 23). Binnen deze bestemming is net als in de woonbestemming een bouwzone en een zone bijgebouwen opgenomen. Hiervoor geldt dat de hoofdbebouwing (de woonwagen) alleen binnen de bouwzone mag worden geplaatst. In de zone bijgebouwen is het mogelijk om bij elke woonwagen één bijgebouw te bouwen dat (in tegenstelling tot de woonwagen) wel aan de grond verankerd is. De maximale hoogte is zo gekozen, dat er één bouwlaag en een kap binnen passen.Voor de woonwagenstandplaats aan De Overmaat is ooit een uitzondering gemaakt. Deze woonwagens mogen ook een kap op de woonwagen bouwen. Deze uitzondering, die in het vigerende bestemmingsplan staat, is in dit bestemmingsplan opgenomen. Er zijn plannen om voor alle woonwagenstandplaatsen te komen tot een nieuwe regeling voor de bouwhoogte (zie paragraaf 5.3.1).

6.3.17 Dubbelbestemmingen

De SVBP 2008 geeft ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkel bestemmingen en daar iets over zeggen. Dit bestemmingsplan zijn twee dubbelbestemmingen opgenomen:

Artikel 24 Waarde - Archeologie

Deze dubbelbestemming geldt voor de zone in het gebied waarvoor een hoge archeologische verwachtingskans geldt. Dit artikel bevat een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen geldende beschermende bouwvoorschriften en nadere eisen. De zone waarbinnen sprake is van een hoge archeologische verwachtingskans is op de plankaart nader aangeduid. Daarnaast is in de regels geregeld dat ter plaatse van de op de plankaart aangegeven zone een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden alleen mag worden afgegeven wanneer blijkt dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd. Daartoe geldt een onderzoeksplicht. De uitkomst van dit onderzoek is dat, voordat een omgevingsvergunning wordt afgegeven, het inzichtelijk moet zijn dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd.

In de vigerende bestemmingsplannen is deze bestemming niet opgenomen en worden de archeologische waarden ook niet op een andere wijze beschermd.

Artikel 25 Waarde - Landschap

Voor het groengebied rondom de bouwkavels in De Maten (tussen de Huissensedijk en de Mooieweg) geldt naast de groenbestemming ook deze dubbelbestemming. Deze bestemming is gericht op het behoud, beheer en herstel van aanwezige ecologische en landschappelijke waarden. Een recreatief medegebruik van de gronden is toegestaan.

Voor deze gronden is voor werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning noodzakelijk (zie artikel 30)

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

De waterkering wordt in dit artikel primair bestemd. Dit om de bescherming van de waterkering te garanderen.

Artikel 27 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

Het buitentalud van de waterkering behoort tot het buitendijks gebied van de Rijn, dat mede is bedoeld voor waterberging en vergroting van de afvoercapaciteit bij hoog water. Daarom is voor een klein deel aan de oostzijde van het plangebied (bij de Pleybrug) dat buitendijks is gelegen, gekozen voor deze bestemming.

6.4 Vergelijking Vigerende Bestemmingsplannen

In 2008 is een landelijke standaard voor bestemmingsplannen ingevoerd. De vigerende bestemmingsplan die worden herzien met dit bestemmingsplan zijn voor 2008 opgesteld en in werking getreden. Hierdoor kan het voorkomen dat noodzakelijkerwijs aanpassingen of wijzigingen zijn gedaan ten opzichte van de huidige plannen. Deze wijzigingen hebben niet zozeer betrekking op de juridische (gebruiks- en bouw)mogelijkheden maar meer op de naamgeving en verbeelding van de bestemmingen. Naast de wijzigingen vanuit de standaardisering is in de loop der jaren ook de methodiek van bestemmen binnen de gemeente Arnhem op kleine onderdelen gewijzigd. Dit geldt o.a. voor de woonstraten en verblijfsgebieden. Standaard was om deze woonstraten/verblijfsgebieden samen met de voortuinen en kleine groenstroken te bestemmen als 'woondoeleinden-onbebouwd'. In de huidige systematiek is hier een onderscheid in gemaakt en zijn de voortuinen bestemd als 'wonen' en heeft het openbaar gebied (woonstraten, groenstookjes en verblijfsgebieden) een bestemming 'Verkeer-verblijfsgebied'.

Hieronder volgt een opsomming van de overige wijzigingen die zijn doorgevoerd in dit bestemmingsplan ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen:

  • Na de in werking treding van de vigerende bestemmingsplannen zijn verschillende ontwikkelingen met een vrijstelling van deze bestemmingsplannen (ex artikel 19.2 Wro) mogelijk gemaakt. Deze ontwikkelingen zijn hiermee planologische mogelijk en daarom vertaald in dit bestemmingsplan. Het gaat dan o.a. om het knuppelpad tussen de stadsboerderij en de Erasmussingel, uitbreiding van de sportschool Rijkerswoerd, de bouw van een woning aan de Peppelenwei 2a, de bouw van een antennemast bij een bedrijf aan De Overmaat, de realisatie van een MFC tussen de Mooieweg en de Emily Brontesingel en het realiseren van appartementen in de voormalige boerderij Mooieweg 220.
  • Voor bedrijventerrein Rijkerswoerd was per kadastraal perceel een afzonderlijk bouwvlak opgenomen. Dit geeft weinig flexibiliteit. Om deze flexibiliteit te vergroten is, net als bij bedrijventerrein De Overmaat, gekozen voor grotere bouwvlakken.
  • De bedrijvenlijst voor de bedrijventerrein De Overmaat en Rijkerswoerd is iets gewijzigd. Bepaalde functies die niet wenselijk zijn op een bedrijventerrein maar toch waren toegestaan zijn geschrapt. Voor de autosloperijen, kappers en tankstations geldt dat deze ook in de bedrijvenlijst waren opgenomen. Om verschillende redenen was dit niet gewenst. De aanwezige bedrijven zijn middels een aanduiding positief bestemd.
    In De Overmaat was een kantoor en autorijschool gevestigd tijdens de procedure van het vigerende bestemmingsplan. Hiermee zijn deze bedrijven onder het overgangsrecht geplaatst. In dit bestemmingsplan zijn deze bedrijven ook middels een aanduiding positief bestemd.
  • Op de hoek van de Marga Klompelaan en het bedrijventerrein Rijkerswoerd zijn het CBR en de Poli-Zuid gevestigd. Deze bedrijven hebben behoefte aan meer parkeerruimte. Om tegemoet te komen aan deze wens maakt het bestemmingsplan aan de achterzijde van deze gebouwen een parkeerdek mogelijk.
    De bestaande hoogte van de panden van het CBR en de Poli-Zuid is 19,50 respectievelijk 17,50 meter. In het vigerende bestemmingsplan Rijkerswoerd is een maximumbouwhoogte opgenomen van 9 meter. Er is dus een groot verschil tussen de feitelijke hoogte van deze panden en de toegestane hoogte volgens het bestemmingsplan. Voordat het bestemmingsplan 'Rijkerswoerd' vigerend was, gold voor het bedrijventerrein hetbestemmingsplan 'Rijkerswoerd II'. Dit bestemmingsplan maakte een bouwhoogte van 20 meter voor deze panden mogelijk. Er is gekozen om deze 'oudere' maximumbouwhoogte van 20 meter in het nieuwe bestemmingsplan over te nemen.
  • De bebouwingsmogelijkheden aan meerdere woningen in Rijkerswoerd zijn iets aangepast. Deze wijziging betreft voornamelijk het beperken van de bouwmogelijkheden aan de voorzijde om de stedenbouwkundige uitstraling van bepaalde straten te behouden. Deze beperking is gecompenseerd door aan de achterzijde meer bebouwing toe te staan.
  • De tuinen van de woningen aan de Mooieweg hadden in de vigerende bestemmingsplannen een woonbestemming (onbebouwbaar). Gezien de landschappelijke uitstraling van de Mooieweg is gekozen om de voortuinen in het nieuwe bestemmingsplan als tuin te bestemmen.
  • Het natuureducatiecentrum aan de Huissensedijk viel in het vigerende bestemmingsplan 'De Maten' in de bestemming 'groen met landschappelijke waarden'. Er is nu gekozen om deze functie een specifieke recreatieve bestemming te geven.
  • Een bestaande woning gelegen in de tweede lijn achter de Mooieweg (huisnummer:136) was in het vigerende bestemmingsplan 'Rijkerswoerd' niet bestemd. Deze woning is echter al jaren als woning in gebruik en is daarom ook positief bestemd.
  • Binnen de gemeente Arnhem is nieuw beleid op het gebied van archeologie vastgesteld. Het beleid houdt o.a. in dat voor het gehele grondgebied in kaart is gebracht wat de archeologische verwachting is. De gebieden waar de kans op archeologische vondsten hoog is, zijn op de plankaart aangegeven. Voor deze gebieden is voor grote bodemingrepen een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden noodzakelijk. Dit was niet geregeld in de vigerende bestemmingsplannen.
  • In dit bestemmingsplannen hebben alle watergangen met een functie voor de waterhuishouding van de wijk (A-watergangen) een bestemming 'water'. In de vigerende bestemmingsplannen waren deze watergangen nog bestemd als 'Groen'.
  • In de wijk Vredenburg waren veel kleinere groenstroken bestemd als 'woondoeleinden - onbebouwbaar'. In dit bestemmingsplan is, te bescherming, gekozen voor een groenbestemming.

6.5 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

  • I. In 1991 is door het College van Burgemeester en Wethouders de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” vastgesteld. In deze nota zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
  • II. stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • III. géén stilzwijgend gedogen;
  • IV. gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
  • V. gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Thans is een actualisatie van de voorgenoemde nota handhaving in voorbereiding. Er is echter geen aanleiding om de bovenstaande uitgangspunten te wijzigen. Het echter niet reëel is om te pretenderen alle strijdigheden op het vlak van bouwregelgeving binnen redelijke termijn op te sporen en daar ook actie op te ondernemen. Daarom zal in deze actualisatie een prioriteitsstelling worden opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht zal worden besteed.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende bouwvergunningen en gevolgde ontheffingsprocedures geregistreerd worden.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet

6.6 Exploitatie

Het bestemmingsplan "Arnhem Zuid-Oost" is grotendeels beheermatig van aard. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt derhalve geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan achterwege gelaten worden.


Voor de ontwikkeling van het RijnWaalpad geldt dat de kosten van de doortrekking geraamd zijn. De Stadsregio heeft een bijdrage toegezegd van 50% van de kosten. Het resterende bedrag is gereserveerd in de reguliere budgetten van de gemeente. De kosten van de aanleg zijn hiermee volledig gedekt.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg

Bewonersoverleg

In het kader van het vooroverleg is het concept-bestemmingsplan besproken met de verschillende bewonersgroepen uit Arnhem Zuid-Oost. Deze zijn georganiseerd binnen het Wijkplatform Arnhem Zuid-midden. Daarnaast hebben de bewonersoverleggen van Rijkerswoerd en Vredenburg-Holthuizen het plan ook ontvangen met de mogelijkheid om hun reactie daar op te geven. Naar aanleiding hiervan is het bestemmingsplan niet aangepast.

Artikel 3.1.1 Bro overleg

In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar de Provincie, het Waterschap en de aangrenzende gemeente Lingezege. Daarnaast is het bestemmingsplan ter informatie naar de Nuon, Kamer van Koophandel, OKA services en de bewonersoverleggroepen in de wijken gestuurd.

Naar aanleiding van de opmerkingen is het bestemmingsplan op een aantal kleine punten gewijzigd. De indieners van de opmerkingen zijn per brief op de hoogte gesteld van de wijze waarop met hun opmerkingen is omgegaan.

Publicatie voornemen ontwikkeling

Volgens artikel 1.3.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het voornemen tot een ontwikkeling worden gepubliceerd. Dit is gebeurd op woensdag 10 februari 2011 in de Arnhemse Koerier en de gemeentelijke website.

7.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)

Het ontwerp-bestemmingsplan 'Arnhem Zuid-Oost' heeft vanaf 24 februari 2-11 gedurende een periode van zes weken terinzage gelegen. Tijdens deze periode zijn 15 zienswijzen (waarvan 8 gelijkluidende) ingediend.

De samenvatting van de zienswijzen en de gemeentelijke reactie op deze zienswijze zijn in de bijlage bij het raadsvoorstel opgenomen. Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan op 4 juli 2011 gewijzigd vastgesteld. In het raadsbesluit zijn de wijzigingen opgesomd.

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

SBI-2008 Nr. OMSCHRIJVING CATEGORIE
01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
016 0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
016 1 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² 3.1
016 2 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² 2
016 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 3.1
016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 2
10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 3.2
101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 3.2
101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 3.1
101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 3.1
101, 102 7 - loonslachterijen 3.1
108 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 3.1
1032, 1039 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1032, 1039 1 - jam 3.2
1032, 1039 2 - groente algemeen 3.2
1032, 1039 3 - met koolsoorten 3.2
1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 2
1071 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week 3.2
1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 3.2
1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1083 2 - theepakkerijen 3.2
13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
131 Bewerken en spinnen van textielvezels 3.2
132 0 Weven van textiel:
132 1 - aantal weefgetouwen < 50 3.2
133 Textielveredelingsbedrijven 3.1
139 Vervaardiging van textielwaren 3.1
139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 3.1
14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging kleding van leer 3.1
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 2
142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 3.1
15 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 3.1
152 Schoenenfabrieken 3.1
16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
16101 Houtzagerijen 3.2
16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
16102 2 - met zoutoplossingen 3.1
162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 3.2
162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 3.1
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 2
17 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
1712 1 - p.c. < 3 t/u 3.1
172 Papier- en kartonwarenfabrieken 3.2
17212 0 Golfkartonfabrieken:
17212 1 - p.c. < 3 t/u 3.2
58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
1811 Drukkerijen van dagbladen 3.2
1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 3.2
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2
1814 A Grafische afwerking 1
1814 B Binderijen 2
1813 Grafische reproduktie en zetten 2
1814 Overige grafische aktiviteiten 2
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 3.1
2120 2 - verbandmiddelenfabrieken 2
22 - VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
221102 1 - vloeropp. < 100 m2 3.1
2219 Rubber-artikelenfabrieken 3.2
222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 3.1
23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
231 0 Glasfabrieken:
231 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 3.2
231 Glasbewerkingsbedrijven 3.1
232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 2
232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 3.2
26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 2
26, 33 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie 3.1
2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 3.1
26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 2
29 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
293 Auto-onderdelenfabrieken 3.2
30 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
301, 3315 1 - houten schepen 3.1
301, 3315 2 - kunststof schepen 3.2
31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
310 1 Meubelfabrieken 3.2
9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 1
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 2
322 Muziekinstrumentenfabrieken 2
323 Sportartikelenfabrieken 3.1
324 Speelgoedartikelenfabrieken 3.1
32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3.1
41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.2
41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 3.1
41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 3.1
41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 2
45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Handel in auto's, motorfietsen en (elektrische) fietsen (bvo > 1000 m2), reparatie- en servicebedrijven 2
451 Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) 3.2
45204 A Autoplaatwerkerijen 3.2
45204 B Autobeklederijen 1
45204 C Autospuitinrichtingen 3.1
45205 Autowasserijen 2
453 Handel in auto-, motorfiets- en (elektrische) fietsonderdelen en -accessoires 2
46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
4621 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 3.1
4622 Grth in bloemen en planten 2
4624 Grth in huiden, vellen en leder 3.1
46217, 4631 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 3.1
4632, 4633 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 3.1
4634 Grth in dranken 2
4635 Grth in tabaksprodukten 2
4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 2
4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 2
4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 2
464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 2
46499 0 Grth in vuurwerk en munitie:
46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 2
46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 3.1
46499 5 - munitie 2
4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
4673 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 3.1
4673 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 2
46735 4 zand en grind:
46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 3.2
46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 2
4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.1
4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 2
46751 Grth in chemische produkten 3.2
46752 Grth in kunstmeststoffen 2
4676 Grth in overige intermediaire goederen 2
466 0 Grth in machines en apparaten:
466 1 - machines voor de bouwnijverheid 3.2
466 2 - overige 3.1
47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
4791 Postorderbedrijven 3.1
49 - VERVOER OVER LAND
493 Taxibedrijven 2
493 Touringcarbedrijven 3.2
494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 3.2
494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 3.1
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 2
52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52102, 52109 A Distributiecentra, pak- en koelhuizen 3.1
52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 2
5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 3.2
53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 2
61 B0 zendinstallaties:
61 B1 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) 3.2
61 B2 - FM en TV 1
61 B3 - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) 1
77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 2
7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 3.1
773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 3.1
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 2
62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
58, 63 B Datacentra 2
72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 3.1
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 2
82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 1
37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 3.1
381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 3.1
96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 3.1
96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 3.1
96012 Chemische wasserijen en ververijen 2
96013 A Wasverzendinrichtingen 2

Bijlage 2 Archeologische Verwachtingenkaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.748-0301_0016.jpg"