KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 7 Water
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Leiding - Gas
Artikel 10 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Situering En Begrenzing Plangebied
1.2 Aanleiding En Doel
1.3 Opzet Bestemmingsplan
1.4 Geldende Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Historische Ontwikkeling
2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Welstandsbeleid
3.4 Verkeersbeleid
3.5 Milieu- En Omgevingsbeleid
3.6 Economisch Beleid
3.7 Prostitutiebeleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 5 Ontwikkelingen
5.1 Vestiging Van Een Mcdonald's Restaurant
5.2 Verbindingsweg Tussen Vlamoven En Ringoven
5.3 Versterking Groen Blauwe Raamwerk
5.4 Regiorailhalte
5.5 Verruiming Van Bouwhoogten In Verband Met Zichtlocatie
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Van De Regels
6.3 Verantwoording Van De Regels
6.4 Handhaving
6.5 Exploitatie
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vooroverleg
7.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)
7.3 Vaststelling En Verdere Procedure
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 1 Masterplan En Uitvoeringsplan Voor Ijsseloord 1
Bijlage 2 Verkennend Milieukundig Bodemonderzoek Ringoven 13
Bijlage 3 Aanvullend Milieukundig Bodemonderzoek Ringoven 13
Bijlage 4 Onderzoek Externe Veiligheid Gasleiding En Pleijroute
Bijlage 5 Onderzoek Externe Veiligheid Lpg-tankstation

Bestemmingsplan IJsseloord 1

Bestemmingsplan - gemeente Arnhem

Vastgesteld op 17-10-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanIJsseloord 1 van de gemeente Arnhem.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.752-0301.gml met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.9 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.10 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.11 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.15 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.16 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig en fucntioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 aan-, uitbouw:

een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.18 overige bouwwerken:

bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.19 bouwlaag:

een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering c.q. kapruimte.

1.20 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.21 peil:

  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

1.22 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.23 wonen

voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen: bijzondere woonvormen en bed and breakfast ;

1.24 bed and breakfast

overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt in een woning, gedreven door de bewoner van die woning.

1.25 bijzondere woonvorm

een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch behandeld te worden.

1.26 woning:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.

1.27 mantelzorg

het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn.

1.28 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest

1.29 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.30 standplaats:

een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.

1.31 straatmeubilair:

onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.32 bedrijfswoning / dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.

1.33 beroep aan huis:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.

1.34 bedrijf:

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.

1.35 kantoor:

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.

1.36 administratief kantoor:

een in beginsel niet voor het publiek openstaand kantoor.

1.37 publiekgericht kantoor:

een kantoor ten behoeve van technische, administratieve of persoonlijke dienstverlening, (hieronder niet begrepen detailhandel of horeca-activiteiten), met een publiekaantrekkend karakter, dan wel met een baliefunctie.

1.38 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.

1.39 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.40 volumineuze detailhandel

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstraling, zoals de verkoop van tuininrichtingsartikelen, meubelen, keukens, sanitair, (elektrische) fietsen, bromfietsen en scooters.

1.41 perifere detailhandel

detailhandel in brandgevaarlijke, explosieve en milieuverstorende goederen, productiegebonden detailhandel, tuincentra, bouwmarkten en alleen die vormen van volumineuze detailhandel die vanwege de omvang niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden.

1.42 winkel:

een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.

1.43 dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijf, videotheek en andere verhuurbedrijven, een autorijschool en dergelijke, met uitzondering van garagebedrijven. Detailhandel wordt hieronder niet begrepen.

1.44 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.

1.45 horeca - a:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.46 horeca - b:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.47 horeca - c:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, niet zijnde discotheken en nachtclubs.

1.48 horeca - d:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 0.6.00 uur, zoals nachtclubs.

1.49 horeca - e:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels, pensions en bed en breakfast -bedrijven met meer dan vier slaapplaatsen.

1.50 nutsbedrijven:

bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op:

  1. a. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  2. b. de verzorging van telecommunicatie;
  3. c. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;

1.51 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.52 prostitué(e):

degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.53 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.54 raamprostitutie:

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.

1.55 thuisprostitutie:

vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

1.56 werkplek:

een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.

1.57 wijk:

wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

1.58 vestigingsbeleid:

het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000).

1.59 regiorailhalte

een spoorwegstation gelegen langs een traject en onderdeel van een raamwerk, dat aangeeft hoe een trein of tram het openbaar vervoer in een bepaalde regio kan versterken.

1.60 ecologische zone

een onderdeel in een geheel van onderling verbonden natuurgebieden (groen-blauwe raamwerk).

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

  1. 1. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  2. 2. indien van toepassing, vanaf N.A.P. tot het hoogste, respectievelijk diepste punt van een bouwwerk.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven of gedeelten van bedrijven die:
    1. 1. zijn genoemd in de categorieën 1 tot en met 3 van de als bijlage 1 bij deze regels behorende bedrijvenlijst;
    2. 2. voor het parkeren op eigen terrein voldoen aan een parkeernorm van minimaal 1 parkeerplaats per 50 m2 bedrijfsvloeroppervlak waarbij voor garagebedrijven een parkeernorm geldt van minimaal 1 parkeerplaats per 30 m2;
  2. b. productiegebonden detailhandel zoals bedoeld in artikel 1.39;
  3. c. ondergeschikte detailhandel ten dienste van de in dit lid onder a. genoemde bestemming.
  4. d. horeca-a-voorzieningen zoals bedoeld in artikel 1.45 met een maximale oppervlakte van 100 m2 per voorziening.
  5. e. wegen, fiets- en wandelpaden, trottoirs en parkeervoorzieningen.

en tevens voor:

  1. f. perifere detailhandel zoals bedoeld in artikel 1.41 ter plaatse van de aanduiding "detailhandel perifeer";
  2. g. kantoor, ter plaatse van de aanduiding "Kantoor";
  3. h. Verkeer - Verblijfsgebied zoals bedoeld in artikel 5, ter plaatse van de aanduiding "verblijfsgebied";
  4. i. horeca-a (fastfood-restaurant) als nader omschreven in artikel 1.45 ter plaatse van de aanduiding "Horeca = a" met dien verstande dat de oppervlakte van de bebouwing in afwijking van het bepaalde in artikel 12.2 ten behoeve van de functie 'horeca-a' maximaal 600 m2 mag bedragen en dat in afwijking van het bepaalde in artikel 4.1 sub a (2) moet worden voldaan aan de eis dat minimaal 50 parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
  5. j. bedrijfswoningen zoals bedoeld in artikel 1.32 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

3.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat hierbij een minimaal aantal parkeerplaatsen op eigen terrein, zoals omschreven in 3.1 sub a (2), dient te worden gerealiseerd.
  2. b. In afwijking van het bepaalde in artikel 12.1 mag ten behoeve van de functie 'horeca-a' zoals aangegeven in artikel 3.1 sub i. buiten het bouwvlak een reclamemast met een oppervlak van 25 m2en een maximumbouwhoogte van 22 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' worden opgericht.

3.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.1:
    1. voor het bouwen van gebouwde parkeervoorzieningen, voorzover deze zich volledig beneden maaiveld bevinden;
    2. voor het bouwen van ondergeschikte bouwwerken, zoals trappartijen, toegangen tot gebouwen tot een maximum van 3 meter buiten de bouwgrens.
  2. b. Van het bepaalde in lid 3.1 voor zover betreft de parkeernorm indien het betreffende bedrijf kan aantonen dat de activiteiten van het bedrijf een afwijking van de parkeernorm rechtvaardigen en dit niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.1:

  1. a. onder a.1. voor de vestiging van, dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf (of een gedeelte daarvan) :
    1. 1. dat niet dan wel in een hogere categorie van de bedrijvenlijst voorkomt, voorzover het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in artikel 3.1 genoemd, mits het geen geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichting betreft.
    2. 2. niet in de bedrijvenlijst voorkomt, mits door vestiging van het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die in de aangegeven categorieën van de bedrijvenlijst voorkomen geen blijvend onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu zal plaatsvinden.
  2. b. onder a.2. ten aanzien van de toe te passen parkeernorm indien het betreffende bedrijf op basis van zijn bedrijfsvoering kan aantonen met een beperkter aantal parkeerplaatsen te kunnen volstaan dan volgens de norm verplicht is en dit niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.
  3. c. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 voor het toestaan van andere vormen van perifere detailhandel zoals bedoeld in artikel 1.41, onder voorwaarden dat:

1. het type perifere detailhandel aansluit bij de aard en maat van het bedrijventerrein;

2. het geen tuincentra of bouwmarkten betreft;

3. het bruto vloeroppervlak (bvo) ligt tussen de 1000 en 2000 m2;

4. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening:

  1. a. de bestemming van de gronden met de bestemming bedrijventerrein te wijzigen in de bestemming "Groen-park" met dien verstande dat:
    - deze bevoegdheid slechts geldt voor het gedeelte van de gronden dat is begrensd door de op de plankaart aangegeven "wro-zone - wijzigingsgebied - 2";
    - de gronden alleen gebruikt mogen worden ten behoeve van de invulling van een ecologische zone, met dien verstande dat vantevoren schriftelijk is aangetoond dat de mogelijkheid van aanleg van de ecologische zone in financieel opzicht voldoende is verzekerd en onderbouwd.
  2. b. de bestemming van de gronden met de bestemming bedrijventerrein te wijzigen in de bestemming "Verkeer-railverkeer" met dien verstande dat:
    - deze bevoegdheid slechts geldt voor het gedeelte van de gronden dat is begrensd door de op de plankaart aangegeven "wro-zone - wijzigingsgebied - 3";
    - de gronden alleen gebruikt mogen worden ten behoeve van een te realiseren RegioRailhalte.
  3. c. de maximale bouwhoogtes op de plankaart van respectievelijk 6 en 10 meter te wijzigen beide in 12 meter met dien verstande dat:
    - deze bevoegdheid slechts geldt voor het gedeelte van de gronden dat is begrensd door de op de plankaart aangegeven "wro-zone - wijzigingsgebied - 4";
    - deze bevoegdheid slechts kan worden aangewend om op deze gronden representatieve ruimten aan de zijde van de Pleijroute, zoals showrooms en kantoorruimtes bij bedrijfsfuncties te realiseren;
    - in de algemene afwijkingsregels van het wijzigingsplan wordt opgenomen dat in gevallen het parkeren op het dak wordt opgelost met een omgevingsvergunning 13 % (in plaats van 10 %) kan worden afgeweken van de maximum bouwhoogte van 12 meter.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. c. fiets- en wandelpaden, straatmeubilair, speelvoorzieningen en wegen ten behoeve van bestemmingsverkeer.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De als Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op
    bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groen- en watervoorzieningen;
  4. d. wandelgebieden en speelgelegenheden;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van
    direct aangrenzende bestemmingen.

5.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd;
  2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals geluidwerende voorzieningen, mag niet meer dan 5 meter bedragen.

Artikel 6 Verkeer - Wegverkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Wegverkeer aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de aangegeven maximum aantal rijstroken, bestemd voor:

  1. a. wegen, fiets- en voetpaden, trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. groen- en watervoorzieningen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken
    zoals bruggen, viaducten, straatmeubilair en bouwwerken ter geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer worden gebouwd.
  2. b. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals geluidwerende voorzieningen, mag niet meer dan 5 meter bedragen.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en waterpartijen;
  2. b. waterberging;
  3. c. bermen en beplanting;
  4. d. oevers;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. groenvoorzieningen;
  2. f. nutsvoorzieningen;

7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 genoemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, zoals bruggen, dammen en duikers.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2ten behoeve van bouwwerken van geringe omvang zoals steigers, mits de waterstaatkundige functie niet (onevenredig) wordt geschaad, gehoord de waterbeheerder.

7.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als ligplaats voor (woon)schepen.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
    en daaraan ondergeschikt voor:
  2. b. groen- en speelvoorzieningen;
  3. c. verkeersvoorzieningen ten behoeve van de bestemming, zoals parkeren en straatmeubilair.

8.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, voor zover binnen het bouwvlak gelegen, mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten, uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
  2. b. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bg"' mogen:
    1. 1. aan- of uitbouwen aan de hoofdbebouwing worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 30 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot.
    2. 2. bijgebouwen worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing.
    3. 3. overige bouwwerken, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter worden gebouwd.

waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijdt.

oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel maximale oppervlakte bouwwerken
< 90 m2 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een minimum van 20 m2
90-150 m2 45 m2
150-300 m2 55 m2
300-500 m2 65 m2
500-1000 m2 75 m2

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van

  1. a. het bepaalde in het in lid 8.2 onder b. opgenomen schema ten behoeve van een verhoging van de maximale grootte van bouwwerken voor percelen waarbij de bebouwbare zone groter is dan 1000 m2met maximaal 25 m2 mits:
    1. dit vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt niet op bezwaren stuit en
    2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet worden geschaad.
  2. b. het bepaalde in artikel 8.2, lid 1 onder a. van de regels ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte mits:
    1. 1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een onafhankelijk deskundige wordt ingewonnen;
    2. 2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
    3. 3. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening wordt gehouden met milieuaspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
    4. 4. het bijgebouw, dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, is gelegen op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw (op hetzelfde bouwperceel);
    5. 5. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
    6. 6. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
    7. 7. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleren burgemeester en wethouders tweejaarlijks of nog aan de voorwaarden, waaronder ontheffing is verleend, wordt voldaan.

8.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:
    1. 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
    2. 2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  2. b. Het bepaalde in lid 8.4 onder a.1. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik ten behoeve van beroep aan huis, hieronder mede begrepen bed en breakfast, door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan en mag het geen detailhandel, prostitutie of horeca betreffen.

8.5 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming te wijzigen in de bestemming "Groen-park" met dien verstande dat:

  1. a. deze bevoegdheid slechts geldt voor het gedeelte van de gronden dat is begrensd door de op de plankaart aangegeven "wro-zone - wijzigingsgebied - 1";
  2. b. deze bevoegdheid slechts kan worden uitgeoefend wanneer van tevoren schriftelijk is aangetoond dat de mogelijkheid van aanleg van de ecologische zone in financieel opzicht voldoende is verzekerd en onderbouwd.

Artikel 9 Leiding - Gas

9.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor Leiding - gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding met een belemmerende strook ter breedte van 4 meter (transportleiding 40 bar) aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.
  2. b. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn.

9.2 Bouwregels

Op de in artikel 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere bestemming(en) mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoofdtransportleiding;
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

9.4 Omgevingsvergunning voor de uitvoering van werkzaamheden of werken, geen bouwwerk zijnde

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), ter plaatse van de lid 10.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  2. b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  3. c. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  4. d. diepploegen;
  5. e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  6. f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  7. g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  8. h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  9. i. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende

bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

10.2 Omgevingsvergunning voor de uitvoering van werkzaamheden of werken, geen bouwwerken zijnde

Het is verboden behoudens het bepaalde onder 11.2.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) op en in de in lid 10.1. bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 100 m² of meer:

  1. a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 30 cm;
  2. b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 30 cm;
  3. c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 30 cm;
  4. d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van objecten in de bodem dieper dan 30 cm;
  5. e. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  6. f. het ophogen en egaliseren van gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

12.1 Bouwen binnen bouwvlak

  1. a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  2. b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.

12.2 Bebouwingspercentage

  1. a. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel bebouwd worden.
  2. b. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
  3. c. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven geldt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
  4. d. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. b. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.

Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels

14.1 Geluidzone - industrie

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels ten aanzien van het realiseren van geluidgevoelige functies geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie -' dat er geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies mogen worden gebouwd tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder.

14.2 Veiligheidszone - lpg

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. 1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte, het maximumvloeroppervlak en de maximuminhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;

de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 12.1 mits:

    1. a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons, keldergaten (koekoeken) of galerijen;
    2. b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
      1. 1. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
      2. 2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
      3. 3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
      4. 4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  1. 2. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
    1. a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3 , en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;
    2. b. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
    3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
      1. 1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
      2. 2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
      3. 3. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet geluidhinder.
  2. 3. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
    1. a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
    2. b. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
  3. 4. het bepaalde in artikel 13 voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat:
    1. a. het geen raamprostitutie betreft;
    2. b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie; het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het verlenen van ontheffing niet meer dan acht zal bedragen;
    3. c. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
    4. d. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
    5. e. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
    6. f. er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;
    7. g. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
    8. h. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

16.2 Overgangsrecht gebruik

16.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanIJsseloord 1.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Situering En Begrenzing Plangebied

Het plangebied maakt onderdeel uit van de wijk Presikhaaf. De zuidgrens wordt gevormd door de Pleyroute IJsseloordweg, de westgrens door de spoorlijn Arnhem-Zevenaar, de noordgrens door de bebouwing ten zuiden van de Bethaniënstraat en de oostgrens door Het Lange Water.

De begrenzing is op de plankaart en het kaartje hiernaast weergegeven.

Het plangebied IJsseloord 1 is een relatief kleinschalig gemengd bedrijventerrein waarop veel autogerelateerde bedrijven zijn gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.752-0301_0001.jpg"

Afbeelding 1.1 Ligging plangebied

1.2 Aanleiding En Doel

Aanleiding om de geldende bestemmingsplannen voor dit gebied te herzien is de noodzaak om bestemmingsplannen die ouder zijn dan 10 jaar te actualiseren. Sinds de wijziging van de Wet ruimtelijke ordening van 1 juli 2008 geldt een actualiseringsplicht. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Om aan deze verplichting te voldoen moet het nu nog geldende bestemmingsplan “Bedrijvencomplex IJsseloord” vóór 1 juli 2013 zijn geactualiseerd.

Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is dat de bestaande (juridische) situatie wordt vastgelegd.

Er is echter naar aanleiding van een toekomstvisie, die voor het bedrijventerrein IJsseloord 1 is opgesteld, ook een aantal ontwikkelingen opgenomen.

Hieronder worden beide onderdelen - het vastleggen van de bestaande situatie en de opname van ontwikkelingen - kort besproken.

Vastleggen bestaande situatie

In het nieuwe bestemmingsplan wordt de bestaande situatie bestemd. Daarbij worden de bestaande functies en bebouwings(mogelijkheden) uit het vorige plan in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen.

Het geldende bestemmingsplan laat, volgens een indeling onder een oud regime, bedrijven toe tot en met milieucategorie 6. De huidige bedrijven op het bedrijventerrein zijn echter allemaal bedrijven tot en met categorie 3. Zie paragraaf 6.3.3 van dit bestemmingsplan. Daarin wordt toegelicht, dat uitgaande van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering" binnen het bestemmingsplan ook slechts vestiging van bedrijven tot en met categorie 3 mogelijk is. Gelet hierop is in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen dat bedrijven tot en met categorie 3 zijn toegestaan. Algemeen geldt de mogelijkheid, en deze is ook in de regels opgenomen, om met een omgevingsvergunning hiervan af te wijken en bedrijven in een hogere categorie toe te staan.

Ontwikkelingen

Naast het bestemmingsplan is door de gemeente in overleg met onder andere de ondernemers een ontwikkelingsvisie voor het bedrijventerrein opgesteld (zie paragraaf 3.2.2 en bijlage 1 toelichting). Deze geeft de wensbeelden en ontwikkelingskansen voor het terrein weer gezien vanuit ondernemers (en gemeente). Enkele aspecten betreffen een toekomstige versterking van het groen blauwe raamwerk (van ecologische verbindingszones), het realiseren van een toekomstige regiorailhalte op vrijwel dezelfde plaats in het plangebied, het bepalen van een beoogde zichtlocatie in het bestemmingsplan, de vestiging van een restaurant McDonalds en in verband hiermee de aanleg van een extra verbindingsweg.

Een directe vertaling van deze ontwikkelingen in een ontwikkelbestemmingsplan is niet mogelijk en niet wenselijk. Dit bestemmingsplan is een beheerbestemmingsplan. Uitgangspunt is dat de bestaande situatie wordt vastgelegd.

Alleen ontwikkelingen die voldoende concreet zijn, waarvoor de onderbouwing (milieuonderzoeken etc.) gereed is en waarvoor de gemeentelijke kosten zijn verzekerd, kunnen worden meegenomen.

Ontwikkelingen die zodoende rechtstreeks in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn genoemde plannen voor de vestiging van een restaurant McDonalds aan Ringoven 13 en in verband hiermee de aanleg van een extra verbindingsweg (doorsteek) tussen Vlamoven en Ringoven.

Met de overige ontwikkelingen, die nog niet voldoende concreet zijn, houdt het bestemmingsplan wel rekening mee door opname van wijzigingsbevoegdheden.

Voor meer informatie over genoemde ontwikkelingen wordt verwezen naar paragraaf 3.2.2 (gemeentelijk ruimtelijk beleid) en hoofdstuk 5 (ontwikkelingen).

1.3 Opzet Bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit een kaart en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

Dit plan is conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormgegeven volgens de SVBP (Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen) 2008. Het SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels.

De bestemmingsomschrijvingen zijn ruim gekozen. Hierdoor zijn binnen één bestemming meerdere planologisch aanvaardbare invullingen mogelijk. Medewerking aan te gedetailleerde plannen leiden tot de noodzaak om voor bijna ieder bouwplan een (partiële herziening van een) bestemmingsplan te maken. Dit komt de rechtszekerheid, de rechtsgelijkheid en de overzichtelijkheid niet ten goede.

Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wabo, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.

1.4 Geldende Plannen

Het bestemmingsplan "IJsseloord 1" is een algehele herziening van de volgende twee geldende bestemmingsplannen, voor zover van toepassing op dit plangebied. Deze twee bestemmingsplannen komen te vervallen. De daarop van toepassing zijnde partiële herzieningen vervallen ook.

- "Pleyroute-IJsseloord", vastgesteld door de raad bij besluit van 23 februari 1981 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 19 februari 1982 (nr. 307);

- "Bedrijvencomplex IJsseloord", vastgesteld door de raad bij besluit van 17 juni 1985 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 14 juli 1986 (nr. 444).

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.752-0301_0002.jpg"Afbeelding 1.2 Geldende bestemmingsplannen

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Omdat het hier een bestemmingsplan voor een bestaand gebied betreft, wordt in dit hoofdstuk voornamelijk de huidige ruimtelijke structuur van het gebied beschreven.

2.2 Historische Ontwikkeling

Het bedrijventerrein op IJsseloord 1 is halverwege de jaren tachtig ontwikkeld op de locatie van een oude steenfabriek. De steenfabriek lag destijds buiten de stad maar door verdere ontwikkeling van de omgeving is het karakter van IJsseloord 1 veranderd van een buitenlocatie naar een meer in de stad geïntegreerde locatie. Toen het terrein ontwikkeld werd, bleek er met name veel vraag naar bedrijfsruimte te zijn voor autobedrijven. Deze bedrijven hebben zich dan ook op dit terrein gevestigd.

In de loop der jaren is sprake geweest van een afnemende ruimtelijke kwaliteit van dit gebied. De gemeente heeft de openbare ruimte op de schop genomen en door middel van met name verkeerskundige ingrepen het verouderingsproces van het bedrijventerrein een halt toegeroepen.

In de jaren 2008 en 2009 ontstond leegstand door het wegtrekken van enkele autodealers naar het nabij gelegen bedrijventerein De Beemd aan de A12 in de gemeente Rheden. Ook de bereikbaarheid van het terrein van en naar het Lange Water richting Pleyroute onderging een verandering. Hierdoor ontstonden verkeersonveilige situaties.

De bebouwing in het zuidwesten van het plangebied (aan de Schaapsdijk), te weten twee agrarische bedrijven en een woning, kon daar in de loop der jaren altijd blijven bestaan.

2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Het gebied ligt ingeklemd tussen de Pleyroute, de woonwijk Presikhaaf en de spoorlijn Arnhem-Zevenaar. Het terrein wordt ontsloten via het Lange water dicht bij de IJsseloordweg. Daarnaast is een ondergeschikte aansluiting via de Schaapdijk op de Zevenaarseweg.

Bedrijvigheid vormt de hoofdfunctie in het plangebied. Het grootste deel van het gebied is momenteel in gebruik als bedrijventerrein. Het aantal autobedrijven en autogerelateerde bedrijven neemt daarin relatief gezien een grote plaats in. De zone, gelegen in het zuidelijk deel, direct langs de doorgaande verkeersroute (de Pleyroute) vormt een duidelijke zichtlocatie.

In het uiterste zuidwesten ten zuiden van de Schaapdijk liggen twee bedrijven waar voorheen sprake is van de uitoefening van een agrarische functie. Nu wordt er gewoond. Daarnaast, aan de overzijde van de Schaapdijk en gelegen aan de IJsseloordweg, ligt een woning. Ook voorheen werd daar een agrarische functie uitgeoefend.

Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de kaart en in de regels.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijks-, Provinciaal- en regionaal beleid

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.

Het ruimtelijk beleid van de provincie is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 “Kansen voor de regio”. Het Streekplan, dat wordt vastgesteld voor een periode van 10 jaar, is een schakel tussen rijks- en gemeentelijke plannen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Bij de herziening van de Wro is het streekplan opgewaardeerd tot provinciale structuurvisie. In de "Wro-agenda" is neergelegd met welke (nieuwe) instrumenten het geformuleerde beleid wordt vormgegeven.

Het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen 'Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa' is de opvolger van het Regionaal structuurplan 2015 uit 1998. Het regionaal plan vormt het richtinggevend kader voor beleid en uitvoering van het regionaal beleid van de stadsregio op het gebied van ruimte, mobiliteit, economie en wonen.

3.2.2 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Arnhem 2010

Het Structuurplan Arnhem 2010 (2000) geeft het kader voor de functionele en ruimtelijke ontwikkeling van de stedelijke ruimte van de Gemeente Arnhem voor de middellange termijn (2010), met een perspectief naar de lange termijn (2030).

Het Structuurplan zet in op de versterking van de kenmerkende kwaliteiten en identiteit van Arnhem, met duurzaamheid als belangrijkste principe.

De nadruk van de gekozen koers ligt meer op kwaliteit dan op kwantiteit, meer op transformatie dan op uitbreiding. Voor deze ontwikkelingsrichting hanteert het Structuurplan zes overkoepelende principes: respect voor de onderlegger; ruimte als kritieke factor; het aanbieden van meerdere vervoersalternatieven in knooppunten; meer differentiatie in het stedelijk gebied; versterking van contrasten; en zonering van milieukwaliteiten.

In het Structuurplan Arnhem 2010 wordt als belangrijkste ontwikkeling langs de Pleij de aanleg van een light rail knooppunt en een transferium langs de Zevenaarsweg met toevoeging van kantoren genoemd.

In 2006 is de Tussenrapportage Structuurplan Arnhem 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Tussenrapportage wordt het bestaande Structuurplan op een aantal punten herzien. De Tussenrapportage bevat een herijking van het ruimtelijk beleid. Naast de herijking van het bestaande beleid wordt ook een uitwerking gepresenteerd voor het beleid met betrekking tot hoogbouw. Dit is gedaan aan de hand van 10 principes voor hoogbouw in Arnhem welke zijn vertaald op een kaart van Arnhem.

In de tussenrapportage Structuurplan Arnhem 2010 staat de locatie vermeld als potentiële regiorail-halte. Vanwege de regiorail-halte is in de oostpunt van het terrein Kleefse Waard (buiten dit plangebied) een voorkeurlocatie voor hoogbouw aangegeven. Verder staat als te benutten kans voor het gebied IJsseloord 1 een verdichting van het bestaande woon-werkgebied aangegeven. Echter een vertaling hiervan is in dit bestemmingsplan gelet op het overwegend conserverend karakter van dit plan nog niet aan de orde.

Bij de invoering van de Wro (2008) is het structuurplan opgewaardeerd tot structuurvisie. Een nieuwe structuurvisie is in voorbereiding.

Ontwikkelingsvisie (neergelegd in een masterplan en uitvoeringsplan voor IJsseloord 1).

De ondernemers, Stichting OKA Services, ontwikkelingsmaatschappij Oost NV en de gemeente hebben eind 2008 de handen ineen geslagen om een traject te starten om de economische veroudering van IJsseloord 1 een halt toe te roepen. Op grond van fase 1 (inventarisatie van knelpunten en kansen) is medio 2009 gestart met fase 2, het opstellen van een masterplan en uitvoeringsplan voor IJsseloord 1.

In mei 2010 is een eerste versie van het masterplan vastgesteld door de stuurgroep (zie bijlage 1toelichting). In de periode vanaf mei 2010 heeft de gemeente uitgezocht op welke manier er ruimtelijk-juridisch (met het bestemmingsplan) kan worden geanticipeerd op de uitvoering van de visie. Daarnaast is een eerste peiling gedaan van het bestuurlijk draagvlak voor de uitvoering van (delen van) de visie én zijn de opties voor de spoorzijde verder verkend. In de periode november-december 2010 is de visie – met het oog op marktkansen en -initiatieven – realistischer (her)geformuleerd voor wat betreft de zone 'zichtlocaties aan de Pleijroute'. Daarna is het masterplan opnieuw vastgesteld door de stuurgroep.

Zoals in paragraaf 1.2 aangegeven is met het oog op een tijdige actualisatie van het bestemmingsplan besloten, via opname van wijzigingsbevoegdheden en het bepalen van de beoogde zichtlocatie in het bestemmingsplan, met de visie rekening te houden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.752-0301_0003.jpg"

Afbeelding 3.1 Zoneringskaart IJsseloord 1 (Bron: Masterplan en uitvoeringsplan voor IJsseloord 1)

3.3 Welstandsbeleid

Arnhem kiest er in haar welstandsnota (2004) voor om zoveel mogelijk recht te doen aan de reeds bestaande verschillen in de bebouwde omgeving. Hiervoor is een indeling gemaakt in een aantal logische eenheden in de stad. Elke ruimtelijke eenheid heeft een welstandsniveau, 'zwaar', 'normaal', of 'licht', dat aangeeft in welke mate welstand in dat gebied wordt ingezet.

Voor het plangebied is het niveau 'licht' aan de orde. Meer specifiek geldt de benaming "Gebiedsgerichte criteria voor welstandsniveau Utilitair Licht".

In gebieden met het welstandsniveau 'licht' vindt de gemeente het voldoende om bouwplannen op hoofdlijnen op welstand te toetsen. De verantwoordelijkheid voor de invulling ligt vooral bij bewoners en eigenaren. Het gaat hier met name om de bestaande na-oorlogse delen van de stad. De criteria geven daar waar nodig de bescherming die noodzakelijk is om de kwaliteit van het publieke domein op redelijk niveau te houden.

3.4 Verkeersbeleid

3.4.1 Rijksbeleid

De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling.

3.4.2 Provinciaal en regionaal beleid

De provincie Gelderland en het Knooppunt Arnhem-Nijmegen kennen respectievelijk het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan-2 en het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan.
De provincie Gelderland kiest voor een duurzame mobiliteit, waarbij het verkeers- en vervoerssysteem een sterke economie ondersteunt, welvaart versterkt en de sociale integratie stimuleert. Om dat te bereiken kiest Gelderland voor de volgende aanpak:
voorkomen, beter benutten, bouwen en beprijzen.

De essentie van het KAN-verkeersbeleid is identiek aan dat van de provincie Gelderland. Voor Arnhem is het project RegioRail KAN in het bijzonder van belang. Het KAN kiest als ruggengraat van ontwikkeling en vervoer het spoor tussen Zutphen-Zevenaar via Arnhem en Nijmegen naar Boxmeer en Cuijk. Planontwikkeling en –realisatie vinden bij voorkeur in bebouwd gebied en in de omgeving van het spoor plaats.

3.4.3 Gemeentelijk beleid

Als resultaat van de wisselwerking tussen Rijk, provincie/regio en gemeente, heeft de gemeente Arnhem haar actuele verkeersbeleid verwoord in het Structuurplan Arnhem 2010 en in het Stedelijk Verkeers- en Vervoersplan SVVP Arnhem 2010. De essentie ervan – overeenstemmend met die van Rijk, provincie en regio – is het terugdringen van de verkeersonveiligheid en het geleiden van de mobiliteit. Daarbij geldt het principe van vrijheid van keuze voor de mobilist, die de gemeente probeert te beïnvloeden door “verleidelijke” alternatieven aan te bieden. Ook speelt het prijsmechanisme hierin een steeds grotere rol.

Voor de werkingsduur van voorliggend bestemmingsplan is de uitwerking van het SVVP in het Categoriseringsplan Arnhem 2000 richtinggevend. Het categoriseringsplan werkt uit hoe de verkeersruimte in Arnhem duurzaam veilig (her-)ingericht wordt. Arnhem kent twee typen wegen: 1) de verblijfsgebieden en 2) de verkeersaders. Deze laatste zijn de hoofd- en ontsluitingswegen en vormen het Arnhemse hoofdwegennet voor het autoverkeer. Deze wegen kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger. Alle andere wegen vallen onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten krijgen het karakter van de 30 km/uurzone. Ze hebben een verblijfsfunctie en ontsluiten percelen. Veelal zijn het woonstraten.

Het SVVP Arnhem 2010 is voor het onderdeel parkeren nader vormgegeven in de Parkeernota Arnhem 2003-2010 en in uitwerkingen van deze nota.

3.5 Milieu- En Omgevingsbeleid

In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale leefomgevingskwaliteit van de stad.

Op 26 mei 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn opgenomen. Hiermee worden milieuambities naar verschillende gebieden gedifferentieerd. Niet overal in de stad worden immers dezelfde milieuambities na gestreefd: in een dynamisch centrum accepteren we bijvoorbeeld meer geluid dan in een woonwijk. Wel wordt rekening gehouden met grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich ophoopt.

Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten in het betreffende gebied gehandhaafd of gerealiseerd moeten worden, wordt ook duidelijk of een bepaalde ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied.


De Milieuvisie 2008-2011 is gericht op de langere termijn (streefbeeld 2030). Het heeft alleen betrekking op ontwikkelingen en is dus niet gericht is op de huidige en als zodanig bestemde situatie.

Gericht op de toekomst maakt de milieuvisie een onderscheid in een aantal gebiedstypes waarbij met betrekking tot het plangebied IJsseloord de volgende twee gebiedstypes voorkomen:

- Bedrijventerrein. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is laag en de toegestane milieubelasting hoog. Het gaat hier om redelijk monofunctionele gebieden met een hoge bebouwingsdichtheid en gebruiksintensiteit.

- Stedelijke zone. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is redelijk en de toegestane milieubelasting vrij hoog. Dit wordt hoofdzakelijk bepaald door de sterke functiemenging.

In de volgende hoofdstukken worden per beleidsthema het beleidskader, de analyse van het plangebied en de conclusies voor de beleidsinzet gegeven. Prioritering van de beleidsinzet vindt plaats aan de hand van de methode beschreven in de Integrale Milieuvisie, deel 1 hoofdstuk 3.

3.5.1 Geluid

Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen is er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals bijvoorbeeld scholen en zorginstellingen.

In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.

De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde).

Voor het verlenen van een hogere grenswaarde is de nota uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde van de gemeente Arnhem van toepassing.


Beleidsplan Geluid

Op 5 augustus 2008 is het geactualiseerde beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naarmate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.

3.5.2 Luchtkwaliteit

Wet Luchtkwaliteit 2007

De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in de nieuwe Wet Luchtkwaliteit. Het doel van de Wet

Luchtkwaliteit 2007 is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.

Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:

· PM10 (fijnstof)

o de jaargemiddelde concentratie van 40 ìg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet worden overschreden;

o de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 ìg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;

· NO2 (stikstofdioxide)

o de jaargemiddelde concentratie van 40 ìg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden;

o de uurgemiddelde concentratie van 200 ìg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.

Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.

Op 15 november 2007 is de Wet Luchtkwaliteit van kracht geworden. De wet is nodig omdat de aanleg van een groot aantal bouwprojecten en bestemmingsplannen stilgelegd is door uitspraken van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De grenswaarden zijn ongewijzigd gebleven, maar de nieuwe wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit LuchtKwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is 1 augustus 2009 van kracht geworden.


Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit

Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit het toenmalige Besluit Luchtkwaliteit 2005 te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen voor 2010 op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de onlangs van kracht geworden Wet Luchtkwaliteit is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2005-2010 van februari 2006.

3.5.3 Hinder

In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar.

In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.

3.5.4 Externe veiligheid

Externe Veiligheid

Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).


Landelijk beleid

Voor bedrijven is op 28 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen (artikel 5.1 van de Wet milieubeheer) vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.

Voor de routes (weg, water, spoor en ondergrondse leidingen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, komt in 2009/2010 een AMvB transport. In deze AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) worden ook milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.


Gemeentelijk beleid

Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid 2006-2009 vastgesteld. Op 16 februari 2009 heeft de gemeenteraad besloten om het beleidsplan met 2 jaar (tot en met 2010) te verlengen. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.

3.5.5 Groen en ecologie

Natura 2000

Het tot stand brengen van een samenhangende Europese ecologische hoofdstructuur, genaamd Natura 2000, is per 1 oktober 2005 door de nieuwe Natuurbeschermingswet overgenomen. De Natura 2000 gebieden in Arnhem zijn: Veluwe, Gelderse Poort en IJssel. Voor elk van deze gebieden zijn habitattypen en soorten benoemd die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet 1998. De bescherming van de Natura 2000 gebieden is vergelijkbaar met de bescherming volgens artikel 6 van de Habitatrichtlijn, die de afgelopen jaren in Nederland is toegepast. Nederland past hiervoor een vergunningenstelsel toe. Er geldt dat er door projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van habitats of een verstorend effect op de soorten, waarvoor het gebied is aangewezen, mogen optreden.

Om de effecten van de ruimtelijke ingrepen van het bestemmingsplan op het Natura 2000-gebied te toetsen, moet de Habitattoets worden uitgevoerd, bestaande uit een voortoets. De voortoets verkent of door de ontwikkelingen waarin het plan voorziet mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het leveren van de informatie (zorgplicht, artikel 19l). Het bevoegd gezag toetst de gegevens. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een natuurbeschermingswetvergunning is Gedeputeerde Staten van de provincie waarbinnen het beschermingsgebied ligt.

In de strategische milieubeoordeling van de Stadsregio Arnhem Nijmegen ten behoeve van het Regionaal Plan 2005-2010 zijn effecten op de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) ten gevolge van woningbouw onderzocht. In dat kader is aangegeven dat de toetsing van plannen in de nabijheid van een beschermd gebied betrekking heeft op gebieden binnen een afstand van 2 kilometer.


Flora- en Faunawet 2002

De opdrachtgever / initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet. De wet gaat uit van het "nee-tenzij" principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

Eind januari 2005 is het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Er zijn 3 beschermingscategorieën:

-tabel 1. algemeen beschermde soorten

-tabel 2. beschermde soorten

-tabel 3. streng beschermde soorten


Provinciaal beleid: Richtlijn compensatie natuur en bos

De provincie heeft het compensatiebeleid "De Compensatierichtlijn natuur en bos" als uitwerking van het Streekplan Gelderland en de Structuurschema Groene Ruimte opgesteld. De gemeente zal dat compensatiebeleid uitvoeren. Is de provinciale richtlijn van toepassing dan treedt de gemeentelijke regelgeving terug.

Uitgangspunt van het compensatiebeleid is dat natuur en bos alleen plaats kunnen maken voor een ander ruimtegebruik als er voor de specifieke locatiegebonden ontwikkeling geen alternatieve locaties aanwezig zijn (nee-tenzij-beleid). In principe dient natuur door natuur en bos door bos te worden gecompenseerd. De compensatierichtlijn is van toepassing op:
- alle natuur die op de streekplan- of bestemmingsplankaart de bestemming natuur heeft of een vegetatiewaarde van 6 of hoger heeft;

- gebieden met de bestemming bos, zoals aangegeven op streekplan of bestemmingsplankaart;

- alle gebieden die conform de Boswet herplantplichtig zijn, zowel binnen als buiten de bebouwde kom

Er kunnen zich echter situaties voordoen waarbij het acceptabel is dat bos door natuur vervangen wordt. Die situaties worden beschreven in de Nota Open Bos.

De compensatierichtlijn kent een kwaliteitstoeslag, bij wijziging van functie dient dus meer bos of natuur te worden gerealiseerd dan verloren gaat.


Boswet

De Boswet is van toepassing op alle bossen en houtopstanden groter dan 10 are of - in geval van rijbeplantingen - meer dan twintig bomen, die gelegen zijn buiten de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'. De Boswet verplicht om de grond waarop het bos of de bomen hebben gestaan binnen drie jaar opnieuw in te planten.

Als voor de uitvoering van een werk de bestemming moet worden gewijzigd treedt de provinciale richtlijn 'Bos- en natuurcompensatie' in werking. Deze richtlijn is een uitwerking van het Streekplan en geldt ook voor bos binnen de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'.


Groenplan Arnhem 2004 - 2007 / 2015

Op 28 juni 2004 is het groenplan 2004-2007/2015 vastgesteld. De gemeente Arnhem streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.

De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor de herontwikkeling te worden meegegeven. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventariseerd worden.

Voor het bestemmingsplan is een groenbalans noodzakelijk, waarin is aangegeven hoe de groencompensatieregels van de gemeente zijn toegepast.

Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel.

Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn:

- Alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en gebruik op elkaar afgestemd zijn;

- Barrières van de stedelijke druk opheffen of zoneren.

Er worden 5 samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd: Natuurkernen, Natuurzones en stapstenen, Natuurlijke groenzones, Overig groen en De Stenen stad. Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld.

In het Groenplan Arnhem is de spoorzone benoemd als “Groenblauwe lijn”. Dit is één van de hoofd groenstructuren van Arnhem en is in het Ontwikkelingsplan Presikhaaf verder uitgewerkt en benoemd als de “Natte ecozone Presikhaaf” (Bron: Ecozone Presikhaaf 2004, Veenenbos en Bosch, 2004).

Het omvormen van bebouwde en verharde plekken in het plangebied naar een groene inrichting, draagt bij aan het samenvoegen van versnipperd groen tot grotere groeneenheden binnen deze nieuwe groene hoofdstructuur. De zone heeft onder meer een landschappelijke en een ecologische doelstelling en vormt tevens een recreatief uitloopgebied voor bewoners in de wijk Presikhaaf.

3.5.6 Water

Europees beleid

Vanaf 2000 is ter verbetering van de chemische en ecologische waterkwaliteit van alle Europese wateren de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De kaderrichtlijn omvat regelgeving voor zowel het oppervlaktewater als het grondwater. De streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, maar eventueel kan, mits goed onderbouwd, uitstel worden verleend tot uiterlijk 2027 (derogatie). De plannen voor het (deel)stroomgebied worden door de verschillende partijen in 2009 vastgesteld en bevatten doelen, ambities en maatregelen.

Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota’s vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het vernieuwde Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel 2008). Het bestuursakkoord heeft tot doel “om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden en te anticiperen op de klimaatsverandering”. Verder is de watertoets ook in het NBW-actueel een belangrijk instrument om water verantwoord in te passen in ruimtelijke ontwikkelingen.

In de Nota Ruimte is water een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de op 1 januari 2008 van kracht geworden Wet gemeentelijke watertaken. In deze nieuwe wet zijn de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht vastgelegd.

Provinciaal en regionaal beleid

Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015.

Het Waterplan gaat verder op de ingeslagen weg van het derde Waterhuishoudingsplan. Nieuw is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en de verplichtingen die voortvloeien uit de waterwet. Een belangrijk aanpassing uit de Waterwet is dat de vergunningverlening voor het onttrekken van grondwater grotendeels is overgedragen aan de waterschappen. Slechts in enkele gevallen is de provincie hiervoor nog aanspreekpunt.

Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015.

Het Waterplan gaat verder op de ingeslagen weg van het derde Waterhuishoudingsplan. Nieuw is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en de verplichtingen die voortvloeien uit de waterwet. Een belangrijk aanpassing uit de Waterwet is dat de vergunningverlening voor het onttrekken van grondwater grotendeels is overgedragen aan de waterschappen. Slechts in enkele gevallen is de provincie hiervoor nog aanspreekpunt. Dit zijn gevallen wanneer sprake is van:

  • onttrekkingen voor drinkwaterwinning;
  • onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals koude- en warmte opslag (KWO);
  • industriële onttrekkingen meer dan 150.000 m³ per jaar.

Beleid waterschap en gemeente

Het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Noord is overgedragen aan het Waterschap Rijn & IJssel

waardoor de gemeente Arnhem rekening moet houden met het vigerende beleid van het waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het vastgestelde Waterbeheerplan (2010-2015) en de Keur en legger van het waterschap.

Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen:

  • Gemeentelijk RioleringsPlan (2009-2013), vastgesteld op 26 mei 2008; dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.
  • Waterplan Arnhem (2009-2015). De gemeenteraad heeft op 19 oktober 2009 het waterplan vastgesteld. Op 26 februari 2010 hebben beide waterschappen de intentieovereenkomst ondertekend. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen: Arnhem aantrekkelijke waterstad, Klimaatbestendig watersysteem en waterketen, Goede kwaliteit water en waterbodem en tot slot Bewustwording.

Samenvatting:

Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

· er grondwaterneutraal gebouwd moet worden;

· er geen negatieve verstoring van de grondwaterstanden en -stromingen mag worden veroorzaakt om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen;

· er maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling;

· het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt;

· het gebruik van uitloogbare materialen niet is toegestaan.

3.5.7 Bodem

Voor een beheerbestemmingsplangebied wordt getoetst of de kwaliteit van de bodem (inclusief grondwaterkwaliteit) de aanwezige bestemmingen/functies toelaat. Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:

- Wet bodembescherming (Wbb, 1 januari 2006, gewijzigd 1 oktober 2008 en 1 april 2009);

- Beleidsnota bodem 2008 (Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen,

27 november 2007);

- Beleidsnota 'Hergebruik van licht verontreinigde grond in Arnhem' (november 1999, met aanvullingen in 2001 en 2002);

- Besluit Bodemkwaliteit (2008).

3.5.8 Cultuurhistorie en archeologie

Rijksbeleid


Monumentenwet

Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorische erfgoed in Nederland


Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg

De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:

  • archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
  • bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

Inmiddels is het verdrag vertaald in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007).


Provinciaal beleid


Nota Belvoir

Het Belvedère-uitgangspunt "behoud door ontwikkeling" is in 2000 overgenomen in de provinciale Nota Belvoir. Doel is dat cultuurhistorie voortaan prominent wordt meegewogen bij de ontwikkeling van alle ruimtelijke en economische plannen. Om nog meer in te kunnen spelen op de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving, kiest de Provincie met de nieuwe nota Belvoir 3 voor een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht beleid. In de nota worden 10 cultuurhistorisch waardevolle gebieden benoemd, waarnaar speciale aandacht zal uitgaan. Relevant voor Arnhem is de aandacht voor het Veluwemassief, de Veluwezoom en het Rivierengebied.


Gemeentelijk beleid

Erfgoednota 'Panorama Arnhem'

In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.

Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht van alle cultuurhistorische elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt.

Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.

Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:

  • in archeologisch waardevolle gebieden (buiten monumenten) dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 50 m2;
  • in gebieden met een hoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 200 m2;
  • in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 500 m2;
  • in gebieden met een lage archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 2000 m2.


Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten, geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OCW. Gebieden die al onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.


Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:

1.Behouden door ontwikkelen; 2. Behouden door beschermen; 3. Adviseren, stimuleren en verleiden; 4. Kennis verwerven en verspreiden.

3.6 Economisch Beleid

De gemeente heeft haar economische visie en koers voor de middellange termijn vastgelegd in de Economische Agenda Arnhem 2015. De agenda stelt dat in de eerste plaats de basis op orde moet zijn. De gemeente wil daarom zorgen voor een gunstig ondernemingsklimaat door adequate dienstverlening te bieden en geschikte, goed bereikbare vestigingsplaatsen in een stimulerende economische omgeving. In de tweede plaats kunnen de sterke sectoren verder uitgebouwd. Het gaat dan om de verdere versterking als zesde kantorenstad van ons land, en het behalen van winst in de sectoren zorg & welzijn en toerisme & vrije tijd. Tot slot gaat de gemeente Arnhem extra werk maken van haar kansrijke economische clusters: energie- & milieutechnologie en mode & vormgeving. Dit zijn bedrijvensectoren, waarin Arnhem bijzonder is en die een sterke basis bieden om een regionale en nationale positie op te bouwen.

De Economische Agenda levert een bijdrage aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad en het tegengaan van de maatschappelijke tweedeling. De agenda bepaalt de gemeentelijke koers en is opgesteld na stadsgesprekken met ondernemers en onderwijs- en kennisinstellingen. De gemeente stimuleert de economische ontwikkeling en is regisseur van het samenspel tussen overheid, ondernemers, onderwijs en onderzoek. In de stadsgesprekken hebben de partners duidelijk gemaakt, wat zij gezamenlijk kunnen en willen doen om het ondernemingsklimaat te versterken.

Arnhem heeft relatief gezien een groot aantal arbeidsplaatsen (rond de 100.000), dat voor een belangrijk deel (ongeveer 35.000) wordt vervuld door niet-Arnhemmers. Het aandeel Arnhemmers met een lage opleiding en met beperkte kansen op de arbeidsmarkt is groot. De aanpak uit de Economische Agenda levert naast banen voor hoog en middelbaar opgeleiden, vooral ook banen voor lager opgeleide inwoners op.

3.6.1 Kantoren

In de Nota Herijking Kantorenbeleid Arnhem 2008 – 2020 staat het herstel van het evenwicht in de kantorenmarkt centraal. Hiertoe wordt ingezet op hergebruik van langdurig leegstaande kantorenpanden, alsmede het beperken en faseren van nieuwbouwplannen. Nieuw kantorenprogramma wordt beperkt tot een gelimiteerd aantal strategische locaties in de stad (o.a. Arnhem Centraal, Rijnboog, Centrum Zuid, Arnhems Buiten en IJsseloord II). Ontwikkeling van kantoren buiten deze locaties is ongewenst.

3.6.2 Bedrijventerreinen

In Arnhem is het aanbod van nieuwe gronden voor bedrijventerreinen beperkt. In de toekomst blijven de uitbreidingsmogelijkheden gering. Daarom is het beleid om zorgvuldig om te gaan met de beschikbare gronden en steeds alert te blijven welke functies wel en welke niet thuishoren op bedrijventerreinen. Dit laatste is onder andere afhankelijk van de typering en het profiel van het specifieke bedrijventerrein. Het doel is om zowel de bestaande als nieuwe bedrijventerreinen aantrekkelijk, ruimte-intensief en goed bereikbaar te laten zijn én te houden. In het Economisch Programmerings- en Ontwikkelingsdocument (EPO), dat in 2009 in stadsregionaal verband is opgesteld, staat onder andere het toepassen van de SER-ladder, het voorkomen van overaanbod en het voortvarend aanpakken van herstructurering centraal. Deze beleidslijn sluit goed aan bij de reeds bestaande werkwijze in Arnhem.

Voor het bedrijventerrein IJsseloord 1 heeft de gemeente in samenwerking met de ondernemers een visie opgesteld om de economische veroudering een halt toe te roepen. Meer informatie hierover staat in paragraaf 3.2.2.

3.6.3 Detailhandel

Met de nota Detailhandelsbeleid Arnhem: herijking 2008 is het beleid voor detailhandel geactualiseerd. Centraal in de nota staat hoe het beste op ontwikkelingen kan worden ingespeeld om Arnhem haar positie als belangrijk koopcentrum te laten behouden en hoe de positie kan worden versterkt. Tevens hoe een evenwichtig detailhandelsaanbod voor de consument in de binnenstad, de stadsdeelcentra, de buurt- en wijkcentra en op de perifere locaties kan worden behouden en opgebouwd. De beleidsuitgangspunten in het detailhandelsbeleid uit 2001 zijn niet gewijzigd. De belangrijkste aanbevelingen en actiepunten in de nota zijn:

  • stimuleren van gebiedsprofielen voor de binnenstad;
  • ontwikkelen van het Woonwinkelcentrum in Centrum Zuid;
  • planologisch vastleggen van het themacentrum Wonen in Centrum Zuid;
  • plannen voor Kronenburg begeleiden;
  • uitbreiding van supermarkten in Arnhem Noord;
  • stimuleren van de verplaatsing van detailhandel op bedrijventerreinen en solitaire locaties;
  • stimuleren van de komst van gewenste detailhandel;
  • onderzoek naar regionale en lokale koopstroomontwikkelingen;
  • stimuleren en ontwikkelen van wijkeconomie.

3.6.4 Horeca

De horecanota Gastvrij Arnhem (2005) geeft de uitgangspunten aan voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling ten aanzien van horeca. Hoofdlijn van de nota is de randvoorwaardenscheppende en faciliterende rol van de gemeente, zodat een evenwichtig aanbod van horeca ontstaat. Horecaontwikkeling is afgestemd op de functie van het gebied. De ontwikkeling van de attractieve stad vraagt om horecaontwikkeling met name in de binnenstad en omgeving. In de detailhandelgebieden (Kronenburg, Presikhaaf) heeft horeca vooral een belangrijke ondersteunende functie voor de detailhandel. Ook in de toeristische centra van de stad heeft de horeca een ondersteunende functie. In woonwijken heeft horeca een verzorgende functie. En langs de radialen heeft het een bovenwijkse of stedelijke functie.

Het gemeentelijk beleid krijgt mede gestalte door vergunningverlening en handhaving. Dit gebeurt integraal. Dat wil zeggen dat de verschillende beleidsterreinen op elkaar worden afgestemd (bijvoorbeeld openbare orde en veiligheid, voedsel- en brandveiligheid, milieu, gezondheid). Zo ontstaat duidelijkheid voor de horecaondernemers en andere belanghebbenden. Daarnaast wil de gemeente een goede gesprekspartner zijn voor ondernemers en ontwikkelingen stimuleren.

3.7 Prostitutiebeleid

In de nota 'Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000)' is het Arnhems prostitutiebeleid vervat. De opheffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000 was aanleiding voor het opstellen van dit beleid. Dit beleid is nog steeds van kracht.
Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de volgende elementen: concentratie van de raamprostitutie op één plek; het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken (120 en dat is een halvering van het aantal ramen en werkplekken ten opzichte van de voormalige raamprostitutielocatie in het Spijkerkwartier); het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij – overgangsrechtelijke situaties uitgezonderd - in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast; concentratie van de tippelprostitutie.

Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.
In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig en ook in het CBS-telgebied is geen seksinrichting aanwezig. In Arnhem mogen maximaal 8 seksinrichtingen zijn, waarbij er maximaal één seksinrichting per telgebied is toegestaan. Arnhem kent op dit moment 8 vergunde seksinrichtingen. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat een nieuwe aanvraag voor een seksinrichting zal worden gehonoreerd.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een signalerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

De milieuaspecten van de ontwikkelingen (van met name de vestiging van een McDonalds restaurant in het plangebied) worden in hoofdstuk 5 afzonderlijk behandeld.

4.2 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.2.1 Geluid

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein IJsseloord I heeft een consoliderend karakter. Met uitzondering van de vestiging van een restaurant aan Ringoven 13 (zie hierover hoofdstuk 4.2.1.) worden binnen dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Omdat het oprichten van geluidgevoelige bebouwing wordt uitgesloten is een akoestisch onderzoek naar aanleiding van geluid als gevolg van wegverkeer, spoorwegverkeer, industrielawaai en bedrijven, achterwege gelaten. De Wet geluidhinder en het Arnhemse beleidsplan geluid vormen geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan bedrijventerrein IJsseloord I.

4.2.2 Luchtkwaliteit

Er is geen onderzoek verricht omdat het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein IJsseloord 1 een consoliderend karakter heeft. Binnen dit bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat er geen extra verkeer, buiten de normale autonome groei, word gegenereerd.

Doordat er geen (planologische) wijzigingen plaatsvinden vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.2.3 Hinder

Onderzoek/inventarisatie functies in het plangebied.

Binnen het plangebied ligt het bedrijventerrein IJsseloord 1 en drie woningen (Schaapdijk 4 t/m 6).

- Bedrijventerrein IJsseloord I

Op basis van de huidige bedrijvenlijst (zie bijlage 1 bij de regels) gaat het om bedrijven tot maximaal milieucategorie 3 en dan specifiek 3.1 (VNG brochure bedrijven en milieuzonering, 2009). Ten opzichte van woonwijken geldt voor milieucategorie 3.1 bedrijven een richtafstand van 50 meter en ten opzichte van gemengd gebied een afstand van 30 meter. Voor milieucategorie 2 bedrijven geldt ten opzichte van woonwijken een richtafstand 30 meter en ten opzichte van gemengd gebied een afstand van 10 meter. Bij ontwikkelingen binnen deze richtafstand kan er gemotiveerd van deze afstand worden afgeweken. Hierbij wordt ingezoomd op de vergunde situatie van de bedrijven.

De huidige bedrijven hebben een milieuvergunning waarbij getoetst is ten opzichte van de dichtstbijzijnde woningen.

- Locatie Schaapsdijk 5.

De in werking zijnde bedrijven in de directe omgeving van de Schaapdijk 5 zijn milieucategorie 2 bedrijven. Ten opzichte van woningen geldt een richtafstand van 30 meter. De woning Schaapdijk 5 valt niet binnen deze afstand.

- Locatie Schaapsdijk 4 en 6.

De woningen op de Schaapdijk 4 en 6 vallen niet binnen de richtafstand van de huidige bedrijven op het bedrijventerrein IJsseloord I.

Wanneer een bedrijf een nieuwe milieuvergunning nodig heeft of wanneer er gebouwd gaat worden binnen de richtafstand kan er gemotiveerd van deze afstand worden afgeweken.

De bedrijven op het bedrijventerrein IJsseloord I liggen op voldoende afstand van de woningen in de directe omgeving van het bedrijventerrein.

4.2.4 Externe veiligheid

Onderzoek/inventarisatie risicovolle activiteiten binnen het plangebied:

Binnen het plangebied bevindt zich een benzinetankstation (Vlamoven 24) een opslag voor consumentenvuurwerk (Veldoven 4) en 2 ondergrondse aardgasleidingen (diameter 12 inch, maximale druk 40 bar). Buiten het plangebied ligt een LPG tankstation (IJsseloordweg 15) en een route voor het transport van gevaarlijke stoffen via de weg (IJsseloordweg).

Binnen het plangebied:

- Benzinetankstation (Vlamoven 24). Het benzinetankstation heeft geen 10-6 PR contour.

- Consumentenvuurwerk (Veldoven 4). De opslag voor consumentenvuurwerk heeft geen 10-6 PR contour.

- Ondergrondse aardgasleidingen (12 inch maximale druk 40 bar). De aardgasleidingen hebben geen 10-6 PR contour. Alleen moet op de plankaart de zakelijke rechtstrook van 4 meter (vanuit het hart aan weerszijde van de leiding) worden weergegeven.

Buiten het plangebied:

- LPG tankstation (IJsseloordweg 15). In de milieuvergunning voor dit tankstation is de LPG doorzet vastgelegd op < 1000 m3 per jaar. Dit betekent dat de 10-6 PR contour ligt op 35 meter van het LPG vulpunt. De PR contour loopt door het plangebied. Het bedrijf (garage) op het perceel Ringoven 25 ligt binnen deze contour. Het gaat hierbij echter om een beperkt kwetsbaar object. Op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is dit toegestaan.

- IJsseloordweg. Via de IJsseloordweg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Uit de risicoberekeningen (rapport, Externe veiligheid wegtransport Arnhem, AVIV, september 2008) volgt dat op het traject ter hoogte van het plangebied een 10-6 PR contour is van 18 meter vanuit het midden van de weg. Deze contour ligt niet binnen het plangebied.


Verantwoording groepsrisico.

Binnen het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien het gaat om een beheer bestemmingsplan.

Uit de groepsrisicoberekeningen (rapport, Externe veiligheid wegtransport Arnhem, AVIV, september 2008) volgt dat op de IJsseloordweg ter hoogte van het plangebied de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.

Uit de groepsrisicoberekening voor het LPG tankstation (rapport, LPG-tankstation Total Geervliet IJsseloordweg 15, AVIV, januari 2008) volgt dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.

Binnen het invloedsgebied van het LPG vulpunt (150 meter) en de IJsseloordweg (200 meter) en binnen het toetsingsgebied van de ondergrondse aardgasleidingen (140 meter) zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.

Binnen het plangebied zal het groepsrisico niet toe- of afnemen waardoor er geen verantwoording van het groepsrisico zal plaatsvinden.

4.2.5 Groen en ecologie

Alle toekomstige ontwikkelingen en ingrepen, ook de ontwikkelingen die passen binnen het vigerende bestemmingsplan), moeten worden getoetst worden aan de geldende wet- en regelgeving (Natura 2000, Flora- en faunawet, Boswet) en het beleid (Groenplan 2004). Overigens voorziet dit bestemmingsplan niet in ontwikkelingen en wordt alleen de huidige functies bestemd. Om die reden zijn er geen effecten op Natura 2000 te verwachten.

De toekomstige versterking van het groen blauwe raamwerk wordt mogelijk gemaakt door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Hiermee wordt invulling gegeven aan de (toekomstige) ecologische doelstellingen binnen het Ontwikkelingsplan Presikhaaf.

In hoofdstuk 5.3 wordt hier nader op ingegaan.

4.2.6 Water

Oppervlakte water

Langs de randen van het plangebied liggen enkele watergangen. De watergangen zijn beschermd door de Keur en Legger van het Waterschap Rijn en IJssel. Deze watergangen zijn in eigendom van het waterschap met uitzondering van de watergangen ten zuiden van het plangebied, die eigendom zijn van de Provincie Gelderland.

In het zuidwesten van het plangebied ligt een bermsloot van de provincie Gelderland die buiten de bescherming van de Keur en Legger van het Waterschap Rijn en IJssel valt.

Alleen een watergang in het oosten en een deel van de bermsloot in het zuidwesten vallen binnen de grenzen van het plangebied.


Grondwater

Het diepe grondwater stroomt globaal van noord naar zuid, vanaf de Veluwe richting de IJssel waarbij het zich ongeveer tussen de 8,5 en 9,0 meter + N.A.P. bevindt. Bij de aanleg van IJsseloord I is het gebied met minimaal een meter opgehoogd. Hierdoor varieert het maaiveld sindsdien van ca. 11,5 tot ca. 12 meter + N.A.P.

De grondwaterstand kan echter wel variëren doordat het plangebied in de buurt van de IJssel ligt. Bij hoge rivierpeilen kan de grondwaterstroming vanaf de Veluwe beperkt worden opgestuwd waardoor kwel in het plangebied kan voorkomen.

Afvalwatersysteem

Het plangebied heeft een gescheiden stelsel. Dit houdt in dat het regenwater en het vuilwater apart ondergronds wordt afgevoerd. Het vuilwaterriool valt onder bemalingsgebied Driepoortengemaal. Al het afvalwater van Arnhem Noord komt uiteindelijk terecht bij de afvalwaterzuiveringsinstallatie Nieuwgraaf in Duiven. Het regenwaterriool loost op de aanliggende watergangen.

Het vuilwater van de woningen in het zuidwesten van het plangebied zijn via pompputten en persleidingen aangesloten op het vuilwatersysteem van de rest van het plangebied.


Overleg gemeente en waterbeheerders.

Deze paragraaf is ook naar het waterschap Rijn & IJssel gestuurd. Zij hadden geen opmerkingen over het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.752-0301_0004.jpg"

Afbeelding 4.1 Waterattentiekaart

4.2.7 Bodem

Met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem is een inventarisatie uitgevoerd van de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied. Uit de inventarisatie is gebleken dat in het beheerbestemmingsplangebied de volgende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn:

Adres BISnr Aangetoond of potentieel geval Omschrijving
1 Vml stortplaats Bethaniënstraat e.o. 0007 Ernstig niet urgent geval De grond en het grondwater zijn sterk verontreinigd met zware metalen
2 Veldoven 15 0885 Ernstig niet beschikt De grond is sterk verontreinigd met zware metalen. De omvang hiervan is nog niet volledig in kaart gebracht.
3 Veldoven 4 0664 Ernstig niet urgent De grond is hier sterk verontreinigd met minerale olie. De omvang hiervan is niet afgeperkt. Voor de locatie is een deelsaneringsplan ingediend. Het is niet duidelijk of deze locatie al is gesaneerd.
4 Veldoven 3 0647 Potentieel ernstig niet urgent Sterke minerale olie in grond en grondwater
5 Ringoven 25 3034 Potentieel ernstig niet urgent Geen onderzoeken in archief, maar op basis van voormalige activiteiten
6 Ringoven 5 0712 Potentieel ernstig niet urgent Sterke verontreiniging met zware metalen in de grond
7 Vlamoven 25 1649 Potentieel ernstig niet urgent Sterke verontreiniging met arseen in het grondwater
8 Westervoortse polder
2346 Potentieel ernstig niet urgent
Op basis van historisch bodem bestand (HBB) Bovengrond is puinhoudend, in de puinlaag zijn resten plastic en aardewerk aangetroffen

Direct aangrenzend aan het beheerbestemmingsplangebied liggen de volgende grondwaterverontreinigingen:

Adres BISnr. Omschrijving
A Spuistraat/Conradweg 4027 Grondwater is hier op ca 11 m-mv sterk verontreinigd met VOCl. De exacte omvang is nog onbekend.
B Blankenweg 22 0164 Het grondwater is hier sterk verontreinigd met VOCl. Er is hier sprake van een niet spoedeisend geval van ernstige grondwaterverontreiniging. Het geval moet nog beschikt worden.

Beschrijving algemene bodemkwaliteit in het plangebied

Op grond van de bodemkwaliteitskaart/zoneringskaart is hier gemiddeld sprake van een lichte bodemverontreiniging (> AW 2000).

Conclusie

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied ten behoeve van een beheerbestemmingsplan. Er zijn weliswaar meerdere (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig op of in de directe omgeving van het plangebied. Maar deze vormen voor zover nu bekent geen belemmering voor de aanwezige bestemmingen/functies. Bemalen/oppompen van grondwater in IJsseloord 1 is zonder toestemming van het bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb) niet toegestaan.

Om inzicht te krijgen in de omvang van de aangrenzend gelegen grondwaterverontreiniging met VOCl, wordt op dit moment een nader onderzoek verricht naar de VOCl verontreinigingen in Presikhaaf.

Omdat het een beheerbestemmingsplan betreft, is het onderzoek vooralsnog beperkt tot het uitvoeren van deze inventarisatie. Bij concrete bestemmingsplanwijzigingen en/of nieuwbouw plannen, waarbij nog onvoldoende inzicht bestaat in de bodemkwaliteit, is een bodemonderzoek noodzakelijk.

4.2.8 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorie

In het plangebied bevinden zich geen monumenten of cultuurhistorisch waardevolle zaken. Daarom gelden er vanuit deze discipline geen verdere randvoorwaarden.

Archeologie

Het plangebied ligt op de flank van de Zuidoost-Veluwe stuwwal, in de overgang naar het rivierengebied. Volgens de archeolandschappelijke eenhedenkaart van Arnhem-Noord bevinden zich in het plangebied oeverwalafzettingen. Een oeverwal wordt gevormd als rivieren buiten hun oevers treden. Zand en klei worden dan tot buiten de bedding meegevoerd. Het zwaardere zand bezinkt direct op de oevers; de lichtere kleideeltjes blijven langer in suspensie en worden verder weg van de rivieren afgezet. Klei-afzettingen bevinden zich in het uiterst zuidwestelijke deel van het plangebied. Het betreft hier een zogeheten "komgebied". Als het proces van zandafzettingen op oevers lang genoeg doorgaat, ontstaan hoog opgeslibde zandlichamen: de oeverwallen. Dergelijke landschappelijke fenomenen waren vroeger aantrekkelijk voor bewoning. Dit niet alleen vanwege de hoge ligging en nabijheid van water, maar ook vanwege de goede bodemtextuur die akkerbouw toestaat. Komgebieden waren daarentegen nat en leenden zich veeleer voor weidegebied en later in de geschiedenis kleiwinning. Vindplaatsen zijn op de oeverwal in IJsseloord 1 niet bekend. Het is ook niet duidelijk met welke rivier de oeverwal samenhangt: Dit kan de IJssel zijn, die volgens recent onderzoek niet uit de Romeinse tijd maar vroege middeleeuwen stamt. De oeverwal kan ook samenhangen met de Rijn en diens voorlopers. Als het hier een IJsseloeverwal betreft, ontbreken pre- en protohistorische sporen. Er geldt dan alleen een verwachting voor het einde van de vroege middeleeuwen, de late middeleeuwen en nieuwe tijd.

De oeverwal in het plangebied brengt met zich mee dat voor een groot deel een hoge archeologische verwachtingskans geldt. Voor bodemingrepen/plannen met een oppervlak >100 m2 en een diepte van >30 cm geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Het uiterst zuidwestelijke deel, waar zich komafzettingen bevinden, heeft een lage archeologische verwachtingskans. Hier geldt onderzoek vanaf 2000 m2 en een diepte van 40 cm. .

4.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden

Binnen het plangebied ligt een ondergrondse aardgasleiding met een diameter van 8 inch en een maximale druk van 40 bar (zie ook paragraaf 4.2.4). Deze ondergrondse aardgasdleiding heeft geen 10-6PR contour. Deze aardgasleiding staat op de plankaart aangegeven. Vanuit het hart van de leiding geldt een zakelijke rechtstrook van 4 meter. Deze strook is ook op de plankaart aangegeven.

Over het plangebied lopen verder geen straalpaden die beperkingen aan de bouwhoogte zouden kunnen stellen.

Hoofdstuk 5 Ontwikkelingen

Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven wordt in dit bestemmingsplan de bestaande situatie bestemd. Dit betekent dat de bestaande functies en bebouwing(smogelijkheden) uit het vorige plan worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.

Daarnaast spelen met betrekking tot het plangebied een aantal ontwikkelingen, die direct het gevolg zijn van een ontwikkelingsvisie die voor het gebied is opgesteld. Hieronder worden deze ontwikkelingen genoemd. Ook wordt de wijze aangegeven waarop in dit bestemmingsplan met deze ontwikkelingen rekening wordt gehouden.

5.1 Vestiging Van Een Mcdonald's Restaurant

Inleiding

Op het perceel Ringoven 13 bestaan vergaande plannen voor de vestiging van een restaurant van McDonald's. De ter plaatse geldende bestemming "Bedrijventerrein" laat deze vestiging niet toe. Dit bestemmingsplan maakt de komst van McDonald's door een functieaanduiding 'horeca-a toegestaan' mogelijk. In deze paragraaf wordt onderbouwd waarom deze functie passend is op deze locatie.

Ruimtelijke onderbouwing

Het bedrijventerrein IJsseloord 1 is één van de potentieel geschikte locaties voor de vestiging van een fastfoodrestaurant. Er is een afweging gemaakt tussen kansen en bedreigingen van de vestiging van een dergelijke voorziening op deze locaties. Dit heeft ertoe geleid dat de gemeente bereid is onder voorwaarden aan deze ontwikkeling medewerking te verlenen. De medewerking kent naast een publiekrechtelijke (de aanpassing van het bestemmingsplan) ook een privaatrechtelijke kant. Er is een overeenkomst gesloten waarin een aantal zaken is vastgelegd.

Een belangrijk argument om mee te werken is dat McDonald's past binnen de uitgangspunten van de ontwikkelingsvisie. Dit geldt met name voor wat betreft het tegengaan van de economische veroudering van het bedrijventerrein. De inhoud van de visie is met draagvlak van de ondernemers lichtelijk aangepast, zodat er beter kan worden ingesprongen op marktinitiatieven (waaronder die van McDonald's). Het feit dat er voor deze bijstelling voldoende draagvlak bij ondernemers bestond, was een belangrijke voorwaarde voor de medewerking aan deze ontwikkeling. Een andere voorwaarde was dat de initiatiefnemers zorgdragen voor de financiering van de extra verbindingsweg tussen Ringoven en Vlamoven (zie paragraaf 5.2) die in verband met de vestiging van het restaurant McDonald's noodzakelijk is geworden. Dit is geregeld via de eerder genoemde privaatrechtelijke overeenkomst.

Op het eigen terrein van McDonald's worden 50 parkeerplaatsen aangelegd. Hiermee wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernorm.

De vestiging van het restaurant wordt in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt door toevoeging van de functieaanduiding Horecabedrijf categorie A (cafetaria/fastfood restaurant) aan de bestemming "Bedrijventerrein".

Milieu- en omgevingsaspecten

De vestiging van McDonald's heeft gevolgen voor de milieu- en omgevingsaspecten. In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang zijn bij deze ontwikkeling.


Geluid

Onderzoek: Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dienen de geluidbelastingen op de gevels van woningen (en andere geluidgvoelige bebouwing) te worden onderzocht en getoetst. Het betreft hier geen geluidgevoelige bebouwing. Derhalve is een akoestisch onderzoek achterwege gelaten.

Conclusie: Het betreft hier geen geluidgevoelige bebouwing. De Wet geluidhinder en het Arnhemse beleidsplan geluid leggen geen beperkingen op om McDonald's aan de Ringoven 13 te situeren.


Luchtkwaliteit

Onderzoek: De locatie betreft een industrieterrein. Er bevinden zich in de nabijheid van de vestiging van het restaurant geen woningen en dus ook geen langdurig blootgestelden. Omdat het een kleinschalig project is is het niet opgenomen in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit). Redelijkerwijs kan ervan uit worden gegaan dat dit project niet bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit van meer dan 3%.

Conclusie: Gezien het schaalniveau van het plan zal het niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.


Hinder

Onderzoek: McDonald's is een horecabedrijf. Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering gaat het om een milieucategorie 1 bedrijf (SBI 561). Ten opzichte van woningen geldt een richtafstand van 10 meter. Binnen 10 meer bevinden zich geen woningen.

Conclusie: Vanuit hinder zijn er geen voorwaarden. De McDonald's ligt op voldoende afstand van woningen.


Externe veiligheid

Onderzoek: Het McDonald's restaurant heeft geen opslag van gevaarlijke stoffen. Dit betekent dat externe veiligheid geen rol speelt. Wel komt het restaurant in het invloedsgebied van een LPG tankstation, een weg waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en ondergrondse aardgasleidingen. Naar aanleiding hiervan is er een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd. Een en ander staat beschreven in de rapporten "Externe veiligheid McDonald's Ringoven 13 te Arnhem,112014, AVIV" (zie bijlage 4) en "Groepsrisico LPG-tankstation Geervliet IJsseloordweg 15 te Arnhem vestiging McDonald's Ringoven 13, 111990, AVIV" (zie bijlage 5).


LPG tankstation IJsseloordweg 15

Het LPG-tankstation heeft een doorzet van 1000 m3/jaar. Dit betekent dat de 10-6 PR contour op 35 meter van het LPG vulpunt ligt. McDonald's ligt niet binnen deze afstand.

IJsseloordweg

Door het transport van gevaarlijke stoffen op de IJsseloordweg is er een 10-6 PR contour van 10 meter van de weg. McDonald's komt niet binnen 10 meter van de weg.


Ondergrondse aardgasleiding (diameter 12 inch en druk van 40 bar)

De ondergrondse aardgasleidingen hebben een diameter van 12 inch en een maximale druk van 40 bar. Deze leiding heeft geen 10-6 PR contour.


Verantwoording groepsrisico

Omdat McDonald's binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation, IJsseloordweg en de ondergrondse aardgasleidingen ligt, is er een groepsrisicoberekening uitgevoerd. Het groepsrisico is berekend voor de huidige situatie (bedrijvenbestemming) en de toekomstige situatie dat er een McDonald's komt.


LPG tankstation

Het groepsrisico blijft voor en na realisatie van McDonald's meer dan een factor 10 kleiner dan de oriëntatiewaarde. Afhankelijk van het tijdstip van de bevoorrading neemt het aantal slachtoffers toe. Zowel in de huidige als toekomstige situatie zal het aantal slachtoffers in de dagperiode hoger liggen dan in de avondperiode.


IJsseloordweg

Uit de groepsrisicoberekening volgt dat in zowel de huidige als toekomstige situatie het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt.


Ondergrondse aardgasleiding

Uit de groepsrisicoberekening volgt dat de komst van McDonald's nagenoeg geen invloed heeft op de hoogte van het groepsrisico.


Samenvatting groepsrisico

Uit de groepsrisicoberekening volgt dat door de komst van McDonald's de oriënterende waarde niet wordt overschreden. Daarnaast heeft de komst van McDonald's nagenoeg geen invloed op de hoogte van het groepsrisico.

De regionale brandweer (VGGM) heeft als volgt advies uitgebracht over de onderdelen uit de verantwoording van het groepsrisico, zelfredzaamheid en de beheersbaarheid van brand.

Zelfredzaamheid: De aanwezige personen zullen in geval van een dreigende calamiteit in staat zijn zichzelf in veiligheid te brengen. Het plangebied wordt geheel gedekt door sirenes.

Beheersbaarheid van brand: De locatie het bedrijventerrein is goed, vanaf twee zijden, bereikbaar. Op het bedrijventerrein zelf is wel primair bluswater aanwezig (200 mm leiding met meerdere brandkranen). Maar in de directe omgeving van het LPG tankstation en langs de IJsseloordweg niet.

Omdat McDonald's binnen het effectgebied van het LPG tankstation komt adviseert de brandweer om McDonald's buiten het effectgebied te plaatsen of anders de (nood)uitgangen niet in de richting van de risicobronnen te plaatsen. Ook moet een BHV(bedrijfshulpverlening)organisatie en een goed ontruimingsplan aanwezig zijn. Verder moeten afspraken worden gemaakt met de eigenaar van het LPG tankstation om bijvoorbeeld 's nachts LPG te lossen omdat er dan minder mensen aanwezig zijn.

Uit de verantwoording van het groepsrisico volgt dat de komst van McDonald's weinig invloed heeft op de hoogte van het groepsrisico. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden. McDonald's wordt niet verplaatst maar de maatregelen met betrekking tot de (nood)uitgangen, BHV-organisatie en ontruimingsplan worden aan McDonald's doorgegeven. Dit betekent dat er voor McDonald's geen belemmeringen zijn om zich te vestigen op het bedrijventerrein IJsseloord.


Conclusie

McDonald's ligt niet binnen de 10-6 PR contour van het LPG tankstation op het perceel IJsseloord 15 of de IJsseloordweg. De ondergrondse aardgasleidingen hebben geen 10-6 PR contour.

In het kader van de verantwoording van het groepsrisico zijn er geen belemmeringen voor vestiging van McDonald's op de locatie Ringoven 13.


Groen en ecologie


Beschrijving bestaande situatie.

In 2005 en 2010 is in het kader van de herontwikkeling Presikhaaf een inventarisatieonderzoek uitgevoerd door Eelerwoude resp. Ekoza. Hoewel het bedrijventerrein IJsseloord I geen onderdeel uitmaakt van de herontwikkeling Presikhaaf, is het bedrijventerrein wel meegenomen in de inventarisatie. Beide onderzoeken hebben geen waarnemingen gedaan van beschermde soorten binnen het pangebied (Ringoven 13).


Beschrijving van de groenstructuur.

Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een groenstrook dat beheerd wordt als gazon. Deze groenstrook maakt onderdeel uit van de groenstrook langs de IJsseloordweg. De IJsseloordweg is in het Groenplan 2004 benoemd als een "weg met een natuurlijke uitstraling in een landschappelijke setting". De bermen zijn daarbij kruidenrijk.

In het Groenplan is een visie Ecologie vastgelegd. Voor het stedelijke gebied geldt de ambitie het stimuleren van stadsnatuur. Dit kan in de vorm van rijk bloeiende en nectar houdende beplanting, zoals de vlinderstruik. Maar ook in de vorm van verblijven voor huismus en vleermuis.


Beschrijving ontwikkelingen.

In het plangebied komen geen beschermde soorten voor. De groenstrook aan de zuidzijde blijft behouden. De activiteiten hebben dus geen effect.


Conclusie

- Flora- en faunawet: Er zijn geen belemmeringen. Door de ontwikkeling worden geen verbodsbepalingen Flora- en faunawet overtreden.

- Groenplan 2004: De berm aan de zuidzijde, als onderdeel van de berm IJsseloordweg, behouden en omvormen tot een kruidenrijke berm.

- Groenplan 2004, wens: Stimuleren van stadsnatuur door aanplant van rijk bloeiende en nectarhoudende beplanting op het terrein en het inpassen van verblijven voor de huismus en de vleermuis in het gebouw.


Water


Beschrijving van de watersystemen in het plangebied


Watersystemen in de huidige situatie:


Oppervlaktewater: Langs de randen van het industrieterrein, liggen enkele watergangen. De watergangen zijn beschermd door de Keur en Legger van het Waterschap Rijn en IJssel. Deze watergangen zijn in eigendom van het waterschap met uitzondering van de watergangen ten zuiden van het industrieterrein. Deze zijn in eigendom zijn van de Provincie Gelderland.


Grondwater: Het grondwater stroomt globaal van noord naar zuid, vanaf de Veluwe richting de IJssel en bevindt zich ongeveer tussen de 8,5 en 9,0 m. + N.A.P. Bij de aanleg van het IJsseloord 1 is het gebied met minimaal een meter opgehoogd. Het maaiveld van het plangebied ligt op ca. 11,5m. + N.A.P. De ondergrond bestaat voor een groot deel uit klei wat slecht doorlaatbaar is voor water. Bij langdurige regenval kan door de bodemopbouw de bodem verzadigd raken en het water op het maaiveld blijven staan.

Het plangebied ligt in de buurt van de IJssel. Bij hoge rivierpeilen kan de grondwaterstroming vanaf de Veluwe beperkt worden opgestuwd en kwel in het plangebied voorkomen.


Afvalwatersysteem: Het industrieterrein heeft een gescheiden stelsel. Dit houdt in dat het regenwater en het vuilwater apart ondergronds wordt afgevoerd. Het vuilwaterriool valt onder bemalingsgebied Driepoortengemaal. Al het afvalwater van Arnhem Noord komt uiteindelijk terecht bij de afvalwaterzuiveringsinstallatie Nieuwgraaf in Duiven. Het regenwaterriool loost op de aanliggende watergangen.


Watersystemen in de toekomstige situatie:


Oppervlaktewater: Hierin treedt geen verandering op.

Grondwater: Er mogen geen negatieve effecten op het grondwater plaats vinden. Een (geo)hydrologisch onderzoek is noodzakelijk om de effecten van en op het grondwater bij ondergrondse ontwikkelingen inzichtelijk te maken.


Afvalwatersysteem: Hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Als blijkt dat verwerken van hemelwater op eigen terrein niet mogelijk is, dan kan in overleg met de beheerder van het openbaar gebied, dan wel van het watersysteem het water bovengronds in de openbare ruimte of direct in het oppervlaktewater worden aangeboden. Hemelwater afkomstig van verontreinigde oppervlakten zoals parkeerplaatsen en wegen moeten gereinigd worden voordat het op het oppervlaktewater geloosd wordt.


Overleg gemeente en waterbeheerders

De waterparagraaf is ook verstuurd naar waterschap Rijn en IJssel. Een eventuele reactie zal in het bestemmingslan worden verwerkt.


Conclusie

- Hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt.

- Er mag zonder aanvullend geo-hydrologisch onderzoek niet verdiept worden gebouwd .


Bodem


Beschrijving bodemkwaliteit in het plangebied


Voor de ontwikkellocatie Ringoven 13 zijn, naast het gemeentelijk bodeminformatiesysteem, de volgende bodemrapporten/-documenten geraadpleegd:

- Basisdocument Ringoven 13 projectnummer 1286331 GRONTMIJ GELDERLAND, november 1998;

- Historisch onderzoek niet adresgebonden locaties, ROYAL HASKONING, projectnummer 9M5590.01, SEPTEMBER 2003, lijn 152 demping Schaapdijk;

- Verkennend onderzoek dempingen , SYNCERA, projectnummer B05B0440, 27-10-2006;

- Indicatief bodemonderzoek Ringoven 13, V&S milieuadviseurs, kenmerk 10.378/13, d.d. 2-8-2010;

- Verkennend milieukundig bodemonderzoek Ringoven 13, UDM, projectnummer 11020042, d.d. 17 februari 2011 (zie bijlage 2);

- Aanvullend milieukundig bodemonderzoek Ringoven 13, UDM midden bv, projectnummer 11020042, d.d. 26 juli 2011 (zie bijlage 3).

Uit de historische gegevens blijkt dat de locatie ligt op het voormalige steenfabrieksterrein IJsseloord I. De locatie ligt 80 m ten zuiden van de voormalige stort Bethaniënstraat. De stort Bethaniënstraat is een geval van ernstige bodemverontreiniging met zware metalen in grond en grondwater. Dwars over het terrein ligt ook een voormalig dempingstracé Schaapdijk. In dit dempingstracé zijn geen bodemverontreinigingen aangetoond.

Op de locatie schijnt in het verleden wel een sterke (C waarde(oude toestingsnorm)) verontreiniging met zware metalen aangetoond te zijn. Echter het onderzoek en de exacte gehaltes uit dit onderzoek zijn niet aanwezig in ons archief..

Uit de thans wel beschikbare bodemonderzoeken blijkt het volgende:

- De bodemonderzoeksrapporten van 2011 (grond en grondwater) voldoen aan hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit;

- Zintuiglijk is plaatselijk een stortlaag (zuidzijde terrein) aangetroffen. Deze laag geeft een matige olie/waterreactie. De ondergrond is plaatselijk ook sterk puinhoudend;

- Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat de bovengrond licht (> achtergrondwaarde 2000) verontreinigd is met kobalt, nikkel en de ondergrond licht verontreinigd is met kwik, nikkel, lood, zink, minerale olie PAK en PCB. Het grondwater is licht verontreinigd met o.a. barium, molybdeen, benzeen, xylenen, naftaleen en vinylchloride. De sterk puinhoudende laag bij boring 3 (zuidzijde terrein) (1-1,3 m-mv) is matig verontreinigd met lood, zink en minerale olie en bij boring 4 (1,4-1,8 m-mv) matig (> tussenwaarde) verontreinigd met PAK.

- Op grond van de bouwtekeningen mag niet gegraven worden in deze matig verontreinigde grondlaag.

Conclusie.

Degeïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Op basis van de onderzoeksgegevens zijn er geen bodemhygiënische redenen die een beletsel of beperking vormen voor de beoogde plannen op de locatie. Eventueel te ontgraven grond is niet vrij in gebruik. Voor meer informatie over grondverzet kan met de gemeente contact worden opgenomen.

Archeologie en cultuurhistorie


Archeologie: Het plangebied ligt volgens de verwachtingskaart van Arnhem-Noord ter hoogte van oeverwalgronden. Deze zijn ontstaan door afzettingen vanuit de IJssel en zijn daarmee niet ouder dan de vroege middeleeuwen, aangezien de IJssel zich pas na de Romeinse tijd in een oud rivierdal ging ontwikkelen. In de prehistorie waterden beekjes af in het oude dal. Oostelijk van het plangebied, ter hoogte van de Grote en Kleine Durk, is in de 18e eeuw een Romeinse 'schatvondst' gedaan; verder naar het oosten toe in Velp zelfs twee. De schatten kunnen worden mogelijk worden geplaatst in een depositie-/offercontext, het rivierdal leende zich hier vanwege de natte omstandigheden voor. Bewoning zal verder noortwaards plaats hebben gevonden, op de flank van de stuwwal of puinwaaiers. Te Velp-Elsweiden is op een dergelijke ondergrond in 2008 een Romeinse boerderij uit de 2e eeuw n. Chr. gevonden. Vanwege de ligging op een middeleeuwse oeverwal heeft het plangebied een hoge archeologische verwachtingskans. Uit milieuboringen blijkt echter dat in de ondergrond van het plangebied tot meerdere meters onder maaiveld (naast verontreiniging) ook puin zit. Dat hangt samen met een oude demping, maar ook met het gebruik van de locatie als stort. In een boring is op 3 m-maaiveld veen aangetroffen.


Cultuurhistorie: In het plangebied bevinden zich geen objecten of structuren die van monumentale en/of cultuurhistorische waarde zijn.


Conclusie

Vanwege de situatie afkomstig uit de milieuboringen gelden er verder geen archeologische maatregelen. Wel is men conform de Monumentenwet verplicht, indien ze toch aangetroffen worden, archeologische vondsten te melden. Vanuit het bovengrondse erfgoed gelden geen verdere randvoorwaarden.

5.2 Verbindingsweg Tussen Vlamoven En Ringoven

Tussen de wegen Vlamoven en Ringoven is in de toekomst de aanleg van een extra verbindingsweg wenselijk. Met een extra verbindingsweg worden de omrijdafstanden, ontstaan door het invoeren van éénrichtingsverkeer, verkleind.

De bereikbaarheid van IJsseloord I is door twee ontsluitingen op verschillende verkeersaders in de periferie van de stad in principe goed, maar kan verbeterd worden door een extra verbinding op het bedrijventerrein zelf. De huidige verkeerscirculatie op het terrein – met eenrichtingsverkeer over de lange wegen (Vlamoven en Ringoven) – is onduidelijk. Een extra verbinding, praktisch midden op het terrein, is een logische aanvulling op de bestaande circulatie met het eenrichtingsverkeer Vlamoven en Ringoven. De verbindingsweg kan worden gezien als een optimalisatiemaatregel van de circulatie na de invoering van het eenrichtingsverkeer op het terrein.

Verder zorgt een extra verbindingsweg voor kortere rij-afstanden voor zowel verkeer komend van de ontsluitingswegen als het interne verkeer. Met het oog op een verdere verkleuring van het bedrijventerrein zijn korte rijafstanden erg belangrijk, bijvoorbeeld bij een toename van detailhandelsachtige functies en horeca à la McDonald's. Dergelijke functies trekken namelijk aanzienlijk meer verkeer.

In verband met de plannen tot realisatie van het restaurant McDonald's (zie paragraaf 5.1) is deze verbindingsweg noodzakelijk geworden. Om deze aanleg mogelijk te maken is in het bestemmingsplan voor de betreffende gronden waarop deze verbindingsweg zal worden gerealiseerd een functieaanduiding "verblijfsgebied" opgenomen. In de regels is opgenomen dat dit deel van de bestemming "Bedrijf" tevens is bestemd voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' zodat de aanleg van een verbindingsweg mogelijk wordt.

De aanleg van de verbindingsweg heeft geen gevolgen voor de toekomstige milieu- en omgevingsaspecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.752-0301_0005.jpg"

Afbeelding 5.1 De locatie van de toekomstige doorsteek vanaf de Ringoven

5.3 Versterking Groen Blauwe Raamwerk

Zoals in paragraaf 4.2.5 is aangegeven is de "groenblauwe lijn" (benoemd in het beleidsplan Groen) één van de hoofdgroenstructuren van Arnhem. Ook dat deze in het Ontwikkelingsplan Presikhaaf verder is uitgewerkt en is benoemd als de “Natte ecozone Presikhaaf”.

Verder is aangegeven dat het omvormen van bebouwde en verharde plekken in het plangebied naar een groene inrichting, bijdraagt aan het samenvoegen van versnipperd groen tot grotere groeneenheden binnen deze nieuwe groene hoofdstructuur. De zone heeft onder meer een ecologische doelstelling en vormt tevens een recreatief uitloopgebied voor bewoners in de wijk Presikhaaf.

De locatie bedrijventerrein IJsseloord 1 binnen het groenblauwe raamwerk

Het bedrijventerrein IJsseloord I vormt met name langs de spoorzijde het verbindingsstuk tussen het groenblauwe raamwerk aan de zuidwestzijde van Presikhaaf en de uiterwaarden van de IJssel.

Van belang is dat het groenblauwe raamwerk aan de spoorzijde kan worden gerealiseerd.

Hierbij moet rekening worden gehouden dat het gebied qua omvang groter moet zijn dan voor het groene programma noodzakelijk is. Dit om voldoende speelruimte en flexibiliteit te behouden bij het uitwerken van de visie voor dit gebied, zodat in het ontwerp (eventueel) verschillende functies een plek kunnen krijgen.

Functionele opgaven en de hiervoor benodigde kaders.

Functioneel gezien betreft de opgave: het versterken van de landschappelijke kwaliteit, het realiseren van een ecologische verbinding én het versterken van de recreatieve kwaliteit van het bestaande routenetwerk. De landschappelijke kwaliteit wordt bepaald door grazige vegetatie, struweel en boomgroepen. Verder bestaat het uit water en moerasvegetatie, voor zover dat vanuit het waterssysteem mogelijk is.

Voor het ecologisch functioneren zijn in de Ecozone Presikhaaf de kaders aangegeven. Bij een zone van 20 meter breed is om de 800 meter een refugium van 2 ha nodig. Een refugium is een beschermd gebied waar een dier- of plantensoort kan overleven, oftewel een toevluchtsoord. Bij een zonebreedte van 40 meter voor de natuur is er voldoende leefruimte in de zone en is een refugium niet nodig.

In het kader van het ontwikkelingsplan Presikhaaf is er voor de uitwerking van de ecologische zone voor gekozen uit te gaan van een zone van minimaal 40 meter breed aangesloten groen. Op plekken waar intensieve gebruiksfuncties aan de zone worden toegevoegd, is een grotere breedte noodzakelijk om voldoende rust in het gebied te houden. Ter hoogte van IJsseloord I kan de zone smaller zijn en de minimale maat benaderen, omdat de te overbruggen afstand beperkt is; dit is circa 250 meter. Aan de zijde van de Betaniënstraat is een circa 1,6 ha grote groenzone aanwezig die onderdeel is van de groenblauwe nevenstructuur in de wijk en aansluit op de natte ecozone. Deze kan deels als refugium dienen. Ook de spoordijk kan deels als buffer functioneren.

Bovenstaande kan figuurlijk indicatief inzichtelijk worden gemaakt. Dit geldt ook om aan te geven tot

hoe ver het groen blauwe raamwerk zou reiken als een breedte van 40 danwel 20 meter wordt gehanteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.752-0301_0006.png"

Afbeelding 5.2 Wensbeeld ecozones Presikhaaf

Recreatieve wandel- en fietsverbinding tussen Presikhaaf naar de uiterwaarden van de IJssel.

Het groenblauwe raamwerk ter hoogte van IJsseloord I vervult ook een functie als recreatieve wandel- en fietsverbinding tussen Presikhaaf naar de uiterwaarden van de IJssel. Met het realiseren van een groene verbinding komt de bestaande route vrij te liggen in een groene omgeving. Handhaving van de huidige (onverlichte) situatie is uitgangspunt. De fietsverbinding maakt onderdeel uit van een hoofdfietsverbindingsnet. Dit wordt momenteel herbeoordeeld. In dat kader en afhankelijk van die beoordeling zal aan de fietsverbinding de nodige inrichtingseisen worden gesteld.

Invulling groenblauwe raamwerk

Er zijn verschillende scenario's denkbaar voor het invullen van het gebied aan de spoorzijde, waar het groenblauwe raamwerk onderdeel van uitmaakt. Vooralsnog lijkt een pragmatisch scenario het meest realistisch. Dit scenario bestaat uit een groenblauw raamwerk met een minimale breedte – bijvoorbeeld gedeeltelijk bestaand uit groene daken en/of gevels – zodat er zo min mogelijk panden moeten worden gesaneerd. Gezamenlijk met de ondernemers op het bedrijventerrein IJsseloord I zal worden gekeken naar een uitwerking tot een ontwerp- en een uitvoeringsstrategie, om de benodigde planologische aanpassing (zie wijzigingsbevoegdheid) op termijn te effectueren.

Wijzigingsbevoegdheden

Op de locatie van de geplande versterking van het groen blauwe raamwerk zijn bedrijven en twee woningen gelegen en deze zijn in het vigerende bestemmingsplan ook als zodanig bestemd.

Omdat de betreffende gronden geen eigendom zijn van de gemeente en er van uitgaande dat er geen alternatieve locatie beschikbaar is, kan niet worden aangetoond dat deze functies binnen de planperiode verdwijnen. Deze bestaande functies moeten dus (vooralsnog) positief worden bestemd. Dat betekent dat de bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden behouden moeten blijven. De bedrijven zijn daarom bestemd als "Bedrijventerrein" en de woningen als "Wonen".

Om de zone ten noordwesten van de spoorlijn Arnhem-Zevenaar in te richten als onderdeel van het groenblauwe raamwerk van Presikhaaf en aldaar in de toekomst de ontwikkeling van de ecologische waarde mogelijk te maken, is voor een zone van ca. 250 meter lang en ca. 50 meter breed een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (aanduiding op de plankaart wijzigingsgebieden 1 en 2).

Het is de bedoeling daarbinnen een minimaal 20 meter brede zone met de bestemming 'Groen-park' mogelijk te maken. Hiermee wordt invulling gegeven aan de (toekomstige) ecologische doelstellingen binnen het Ontwikkelingsplan Presikhaaf.

Zoals eerder al is aangegeven is het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid van toepassing is, qua omvang groter dan voor het groene programma noodzakelijk is. Er moet namelijk voldoende speelruimte en flexibiliteit zijn bij het uitwerken van de visie voor dit gebied, zodat in het ontwerp (eventueel) verschillende functies een plek kunnen krijgen.

Bij deze wijzigingsbevoegdheden geldt dat de financiële onderbouwing voor de ecologische zone moet zijn uitgewerkt op het moment dat van deze bevoegdheden gebruik wordt gemaakt.

5.4 Regiorailhalte

Een andere mogelijke ontwikkeling, grotendeels op dezelfde locatie, betreft de aanleg van een regiorailhalte. Het is van belang om in het bestemmingsplan ook met deze ontwikkeling rekening te houden. Omdat de komst van regiorailhalte nog niet zeker is, is ook hier gekozen om een wijzigingsbevoegdheid op te nemen om de regiorailhalte in de toekomst mogelijk te maken. Het volledige bestemmingsplanvlak met de bestemming 'Bedrijventerrein' direct grenzend aan het spoor heeft op de plankaart de aanduiding wijzigingsgebied 3 gekregen.

Dit betekent dat de bestemming "Bedrijventerrein" kan worden gewijzigd ten gunste van de bestemming "Verkeer-railverkeer" (waarbinnen een regiorailhalte past).

5.5 Verruiming Van Bouwhoogten In Verband Met Zichtlocatie

Voor de gronden/zone met de bestemming "Bedrijventerrein" gelegen ten zuiden van de weg Ringoven geldt een maximale bouwhoogte van 6 meter. Een groot deel van deze zone betreft een zichtlocatie vanaf de IJsseloordweg. Het is van belang dat bedrijven beter gebruik maken van de zichtfunctie en dat het beeld vanuit de Pleyroute fraaier wordt.

Om deze reden is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze bouwhoogte te verruimen naar 12 meter (aanduiding op de plankaart wijzigingsgebied 4). Deze bouwmogelijkheid kan niet bij recht (dus rechtstreeks in het bestemmingsplan) worden geregeld vanwege de verplichting de kosten te verhalen zoals geregeld in afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening.

In de wijzigingsregels is daarbij de voorwaarde opgenomen dat de ruimere bouwhoogte c.q. ruimere bebouwingsmogelijkheden in het wijzigingsplan moeten worden aangewend voor representatieve ruimten, zoals showrooms en kantoorruimtes bij bedrijfsfuncties. Door het verruimen van de hoogte en de bouwmogelijkheden zijn de gebouwen beter zichtbaar vanuit de weg. Bovendien maakt dit het mogelijk om gebouwen te realiseren die twee voorkanten hebben (zowel aan de Pleijroute als aan de huidige voorkant naar de Ringoven).

Wanneer van de wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt zal in het wijzigingsplan de algemene afwijkingsregel worden opgenomen (zoals deze nu ook voorkomt in dit bestemmingsplan) dat met vergunning 10% kan worden afgeweken van de maximum bouwhoogte van 12 meter. Hierdoor kan tot maximaal 13.2 hoog worden gebouwd. In het wijzigingsplan zal daarnaast worden opgenomen dat in gevallen dat het parkeren op het dak wordt opgelost met vergunning 13% kan worden afgeweken van de maximum bouwhoogte. Hierdoor kan tot maximaal 13.50 meter hoog worden gebouwd.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.

6.2 Opzet Van De Regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is verplicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  1. 1. Begrippen: In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
  2. 2. Wijze van meten: Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
  2. 2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  3. 3. Akwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels
  4. 4. Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

In paragraaf 6.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.

6.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend.

Artikel 12 Algemene bouwregels

Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

In dit artikel zijn de algemene gebruiksregels opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel worden de regels gesteld over gebiedsaanduidingen. Dit is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor naast de bestemmingen specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. In dit bestemmingsplan komen de volgende gebiedsaanduidingen voor:

  1. 1. Geluidzone - industrie
    In dit artikel is op basis van de wettelijke verplichting op grond van de Wet geluidhinder de zone opgenomen die bestaat als gevolg van het aan de andere zijde van de spoorlijn gelegen industrieterrein Arnhem-Noord. De geluidsbelasting vanwege industriegeluid op de gevel van nieuw te bouwen woningen of andere geluidgevoelige functies die in deze zone liggen mag niet meer bedragen dan 50 dB(A). Deze aanduiding geldt voor een strook in het zuidwesten van het plangebied, parallel aan de spoorlijn.
  2. 2. Veiligheidszone - lpg
    Aan de IJsseloordweg 15 ligt een tankstation met lpg. Rondom het lpg-vulpunt ligt een veiligheidszone waarbinnen specifieke regels gelden. Deze regels zijn opgenomen in dit artikel.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel worden de afwijkingsvoorwaarden beschreven. Deze afwijkingen gelden voor het hele plangebied. De ontheffingen die afwijkingen gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.

6.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

6.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

6.3.1 Algemeen

Parkeernormen

Gelet op de aard van de bedrijven die op dit terrein zijn gevestigd en gelet op parkeernorm die in het nu nog geldende bestemmingsplan is opgenomen is besloten om voor deze bedrijven deze parkeernorm als uitgangspunt te nemen en deze norm te handhaven. Er moet voldaan worden aan een norm van minimaal 1 parkeerplaats per 50 m2 bedrijfsvloeroppervlak. Ook voor de garagebedrijven geldt dat wordt vastgehouden aan de parkeernorm die in het geldende bestemmingsplan voor deze bedrijven geldt namelijk minimaal 1 parkeerplaats per 30 m2.b.v.o.

In de regels is wel een afwijking opgenomen ten aanzien van deze parkeernorm indien het betreffende bedrijf op basis van zijn bedrijfsvoering kan aantonen met een beperkter aantal parkeerplaatsen te kunnen volstaan dan volgens bovengenoemde norm verplicht is en dit niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.

6.3.2 Afzonderlijke bestemmingen

In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken. Er kan worden gekozen om bepaalde bestemmingen in één subparagraaf te behandelen zoals Groen en de Verkeerbestemmingen.

Per bestemming wordt ingegaan op:

  • welke gronden zo zijn bestemd;
  • wat de bestemming inhoudt;
  • de eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden;
  • een vergelijking ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.

6.3.3 Bedrijventerrein

Bestemmingsbeschrijving

Binnen de bestemming "Bedrijventerrein" zijn bedrijven toegestaan zoals genoemd in de bedrijvenlijst die als bijlage 1 van de regels is opgenomen. Bedrijven op deze lijst zijn ingedeeld in categorieën op basis van de hinder die zij kunnen veroorzaken. Op de plankaart is de maximum categorie aangegeven die is toegestaan. Bedrijven die niet op de lijst voorkomen maar kunnen aantonen dat zij een vergelijkbare hinder (of minder) veroorzaken kunnen eveneens via een afwijking worden toegestaan.

De categorieen in de bedrijvenlijst (1 tot en met 3) zijn afkomstig uit de categorale bedrijfsindeling uit de herziene uitgave van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (Vereniging van Nederlandse Gemeenten 2007). Het betreft een selectie uit de volledige opsomming van bedrijven, die is gebaseerd op de SBI (Standaardbedrijfsindeling) van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Om tot een bepaalde categorie te komen is elk bedrijfstype beoordeeld aan de hand van een aantal milieucriteria, die betrekking hebben op onder meer de aspecten geur, stof, geluid, gevaar en verkeer. Daarbij is per bedrijfstype voor elk milieucriterium een afstand bepaald; deze afstand is zodanig groot dat wanneer op die afstand van een gemiddeld modern bedrijf van dat type (in een rustige woonwijk) wordt gewoond, geen aanmerkelijke hinder meer wordt ondervonden van het betrokken soort milieubelasting. Op grond van deze afstanden is een indeling opgesteld van bedrijfstypen in milieucategorieën.

Het bedrijventerrein IJsseloord 1 ligt tegen de wijken Presikhaaf 3 en Over het Lange Water. Op basis van de Integrale milieuvisie worden deze wijken getypeerd als stadswijk. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is goed en de toegestane milieubelasting overwegend laag. De afstand van de bedrijven op IJsseloord tot de woningen binnen Presikhaaf en Over het Lange Water ligt tussen de 50 en 100 meter.

Uitgaande van de richtafstanden uit de VNG brochure bedrijven en milieuzonering komt dit overeen met de afstand voor milieucategorie 3 bedrijven. Dit betekent dat binnen het bestemmingsplan IJsseloord 1 bedrijven tot en met milieucategorie 3 mogelijk zijn. De bedrijvenlijst is hierop afgestemd.
De in de bedrijvenlijst genoemde afstanden moeten als indicaties worden gehanteerd. Dit betekent dat de bedrijvenlijst wel het middel is om te toetsen of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van het bestemmingsplan toelaatbaar is, maar dat de werkelijk optredende hinder van een bepaald bedrijf sterk kan worden beïnvloed door de ruimtelijke opzet en de feitelijke bedrijfsvoering. Dit moet worden bezien in het kader van de verlening van de benodigde vergunningen.
In de algemene omschrijving van bedrijven in de lijst komen koffiebranderijen voor die, volgens genoemde VNG brochure, als een milieucategorie 5.1. bedrijf zouden moeten worden aangemerkt. Daarentegen komt op het bedrijventerrein IJsseloord een koffiebranderij (Peeze) voor die in deze bedrijvenlijst als een milieucategorie 2 (groothandel in koffie) is aangemerkt. De reden hiervoor is dat het hier inderdaad voornamelijk gaat om groothandel in koffie. Het betreft hier een kleinschalige koffiebranderij voor de out-of-home-markt (hotels, café's, bedrijven en instellingen). Er wordt niet rechtstreeks aan de consument geleverd. Omdat de activiteit voornamelijk groothandel is in koffie komt het bedrijf ook, voor wat betreft de milieubelastende activiteiten, met deze functie overeen.

De volgende bedrijven hebben een aparte bestemming en zijn binnen de bestemming Bedrijventerrein niet toegestaan; detailhandel, horeca-activiteiten, agrarische bedrijven, recreatiebedrijven, kantoren en seksinrichtingen.

Bouwregels

Binnen de bestemming Bedrijventerein zijn twee zones te onderscheiden: de bouwzone, en de onbebouwbare zone. De bouwzone is bedoeld voor de (bedrijfs)gebouwen met daar waar mogelijk en/of gewenst extra mogelijkheden tot uitbreiding. Op de plankaart zijn de toegestane maximale bebouwingspercentages en bouwhoogten aangegeven. In de onbebouwbare zone zijn de voorerven opgenomen.

Binnen deze bestemming is het tevens mogelijk wegen, fiets- en wandelpaden, trottoirs en parkeervoorzieningen te realiseren.

Functieaanduidingen

Op de kaart zijn verschillende functieaanduidingen opgenomen. Deze functieaanduidingen geven aan welke functies naast de bedrijven zijn toegestaan in het aangegeven gebied. Er zijn de volgende aanduidingen opgenomen:

  1. 1. Perifere detailhandel. Op het bedrijventerrein IJsseloord I zijn enkele bedrijven gevestigd die niet zijn opgenomen in de bedrijvenlijst behorend bij de bestemming bedrijfsdoeleinden. Specifiek gaat het om de Carpetright, NAMA, Prominent en Sporttrader. Deze bedrijven hebben met elkaar gemeen dat zij volumineuze artikelen verkopen. Aangezien de bedrijven niet passen binnen de bestemming bedrijfsdoeleinden, hebben zij een aanduiding gekregen. De aanduiding is specifiek beperkt tot perifere detailhandel, omdat andere soorten detailhandel ongewenst zijn op een bedrijventerrein. Het uitzonderen van tuincentra en bouwmarkten heeft te maken met het feit dat er regionaal afspraken zijn gemaakt over deze branches, omdat er in principe enkel nog marktruimte is voor de verplaatsing van bestaande tuincentra en bouwmarkten.
  2. 2. Kantoor: De panden Vlamoven 34 en 36 zijn kantoorunits. Ook het pand Vlamoven 40 is als kantoor in gebruik en ook dit pand heeft een kantoorachtige uitstraling. Het kantoorgebruik is met de aanduiding "kantoor toegestaan" alsnog positief bestemd.
  3. 3. Bedrijfswoning. In het plangebied zijn drie bedrijfswoningen gelegen: Ringoven 6 en 8 en Vlamoven 38. Deze bedrijfswoningen met een functieaanduiding 'bedrijfswoning' positief bestemd.
  4. 4. Horeca A: In een zone gelegen ten zuiden van de weg Ringoven zijn vergevorderde plannen voor de vestiging van een restaurant van McDonalds. De ter plaatse geldende bestemming "Bedrijventerrein" laat een horecavestiging niet toe. Het onderhavige perceel heeft ter plaatse de aanduiding horecabedrijf categorie A gekregen (zie ook paragraaf 5.1).
  5. 5. Verbindingsweg: In verband met de vestiging van het restaurant van McDonalds, zoals hierboven is aangegeven, is tussen Vlamoven en Ringoven de aanleg van een extra verbindingsweg noodzakelijk. Het betreffende deel van de gronden heeft ter plaatse de aanduiding 'verblijfsgebied' gekregen (zie ook paragraaf 5.2).

Afwijken van de gebruiksregels

In dit artikel zijn de afwijkingsmogelijkheden van het college van b&w van de gebruiksregels opgenomen. Het betreft de volgende afwijkingsregels:

  1. 1. Er is een omgevingsvergunning opgenomen om af te kunnen wijken voor bedrijven die niet in de bedrijvenlijst zijn opgenomen of bedrijven die in een hogere categorie zijn geplaatst, mits deze vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven qua aard en hinder.
  2. 2. De omgevingsvergunning betreft ook de mogelijkheid om te kunnen afwijken van de gestelde parkeernormen.
  3. 3. Er is een omgevingsvergunning opgenomen om andere vormen van volumineuze detailhandel toe te staan. Het bedrijventerrein IJsseloord I is namelijk vanwege de beperkte omvang, de nabijheid van woongebieden, de 'levensfase' en de (voormalige) aanwezigheid van veel bedrijven in de automotive, een terrein waarvoor (gecontroleerde) verkleuring voor de hand ligt.
    Om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan zijn de volgende voorwaarden gesteld: a) het type volumineuze detailhandel moet aansluiten bij de aard en maat van het bedrijventerrein. Het is onmogelijk om een uitputtende lijst van typen volumineuze detailhandel te geven, vandaar dat het moet aansluiten bij de aard en maat van het bedrijventerrein. Dit betekent dat volumineuze detailhandel die eigenlijk in de binnenstad of in een omgeving als een woonboulevard thuishoort, zoals wit- en bruingoed, is uitgesloten; b) het mag geen tuincentra of bouwmarkten betreffen. Het uitzonderen van tuincentra en bouwmarkten heeft te maken met het feit dat er regionaal afspraken zijn gemaakt over deze branches, omdat er in principe enkel nog marktruimte is voor de verplaatsing van bestaande tuincentra en bouwmarkten; c) het bruto vloeroppervlak (bvo) moet liggen tussen de 1000 en 2000 m2. De voorwaarde dat het moet aansluiten bij de maat van het bedrijventerrein is nog eens gespecificeerd in het opnemen van een minimum (1000 m2) en maximum (2000 m2) voor het bruto vloeroppervlakte. Voor kleinere vestigingen zijn er goede alternatieven buiten de bedrijventerreinen, grotere vestigingen vereisen een betere afweging en daardoor een ander instrument dan een afwijkingsmogelijkheid. Bovendien spelen in het laatste geval ook regionale afspraken een rol en d) vooroorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Het bedrijventerrein kent al een vrij hoge norm, maar mogelijk is de parkeerbehoefte bij sommige volumineuze detailshandelsvestigingen nog hoger; voorkomen moet worden dat zulke bedrijven een parkeerprobleem voor de omgeving veroorzaken.

Wijzigingsbevoegdheden

Met betrekking tot de bestemming Bedrijventerrein zijn de volgende wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan opgenomen. Zij gelden voor de gronden die daartoe op de plankaart zijn aangegeven.

  • I. een wijziging van de gronden met de bestemming "Bedrijventerrein" ten gunste van "Groen-park" (op de kaart wijzigingsgebied 1 en 2).
    In paragraaf 5.3 is aangegeven dat in dit bestemmingsplan voor het gebied waar de ontwikkeling van een ecozone wordt beoogd een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de bestemming 'Bedrijventerrein' te wijzigen in de bestemming 'Groen-park'.
    De wijzigingsbevoegdheid geldt voor de gronden die daartoe op de plankaart zijn aangegeven.
    In het wijzigingsplan zal, indien de bestemming wordt gewijzigd in Groen-park, in de bestemmingsomschrijving worden opgenomen dat de gronden uitsluitend bestemd zullen zijn voor een invulling als ecologische zone.
  • II. een wijziging van de gronden met de bestemming "Bedrijventerrein" ten gunste van "Verkeer-railverkeer" (op de kaart wijzigingsgebied 3).
    Deze wijzigingsbevoegdheid is bedoeld om in de toekomst de komst van een regiorailhalte mogelijk te maken (zie ook paragraaf 5.4). In het wijzigingsplan zal, indien de bestemming wordt gewijzigd in Verkeer-railverkeer, in de bestemmingsomschrijving worden opgenomen dat de gronden uitsluitend bestemd zullen zijn voor perrons met de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van het personen- en goederenvervoer per spoor en voor geluidsafschermende- en groenvoorzieningen.
  • III. een wijziging van de maximale bouwhoogtes van 6 meter in 12 meter voor de gronden/zone met de bestemming "Bedrijventerrein" gelegen ten zuiden van de weg Ringoven (op de kaart wijzigingsgebied 4).
    De wijzigingsbevoegdheid is voor deze zone opgenomen omdat een groot deel van deze zone een zichtlocatie betreft vanaf de IJsseloordweg. Het is van belang dat bedrijven beter gebruik maken van de zichtfunctie en dat het beeld vanuit de Pleyroute fraaier wordt. Daarom is in de wijzigingsregels de voorwaarde opgenomen dat de ruimere bouwhoogte c.q. ruimere bebouwingsmogelijkheden in het wijzigingsplan moeten worden aangewend voor representatieve ruimten, zoals showrooms en kantoorruimtes bij bedrijfsfuncties.
    Door het verruimen van de hoogte en de bouwmogelijkheden zijn de gebouwen beter zichtbaar vanuit de weg. Bovendien maakt dit het mogelijk om gebouwen te realiseren die twee voorkanten hebben (zowel aan de Pleijroute als aan de huidige voorkant naar de Ringoven).
    Evenals in dit bestemmingsplan zal ook in het wijzigingsplan een algemene afwijkingsregel gelden dat met een omgevingsvergunning 10 % kan worden afgeweken van de maximum bouwhoogte van 12 meter. Hierdoor kan tot maximaal 13.2 hoog worden gebouwd. In het wijzigingsplan zal daarnaast worden opgenomen dat in gevallen dat het parkeren op het dak wordt opgelost met een omgevingsvergunning 13 % kan worden afgeweken van de maximum bouwhoogte. Hierdoor kan tot maximaal 13.5 hoog worden gebouwd.

Vergelijking vigerend bestemmingsplan

De gebieden met de bestemming bedrijventerrein zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als bedrijf (handel en nijverheid). De bestemming zelf wordt dus niet veranderd. Wel zijn de hierboven omschreven wijzigingsbevoegdheden een aanpassing van de bestemming.

Verder staat het nieuwe bestemmingsplan bedrijven toe tot maximaal categorie 3 terwijl het vigerende bestemmingsplan (volgens een indeling onder een oud regime) bedrijven toestaat tot en met milieucategorie 6. De categorie is naar beneden toe bijgesteld om de volgende reden:

Uitgaande van de richtafstanden uit de VNG brochure bedrijven en milieuzonering kunnen binnen het bestemmingsplan IJsseloord geen bedrijven in categorie 4 en hoger worden gevestigd. De huidige bedrijven op het bedrijventerrein zijn dan ook allemaal bedrijven tot maximaal milieucategorie 3.

Milieucategorie 4 en 5 bedrijven zijn o.a. grote chemische productiebedrijven. Milieucategorie 6 bedrijven zijn grote milieubelastende bedrijven zoals aardolieraffinaderijen, kerncentrales, luchthavens, ruwijzer en staalfabrieken (Hoogovens) en splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven. Deze bedrijven horen niet nabij een directe woonomgeving thuis.

Doordat er sprake is van een geactualiseerde lijst, kan het zijn dat categorieën een andere naam of plek hebben gekregen.

In het plangebied hebben zich in het verleden diverse functies gevestigd die niet passen binnen het geldende bestemmingsplan. Er is echter nooit tegen deze functie opgetreden en deze functies zijn ook passend op het bedrijventerrein. Het gaat dan vooral om vormen van volumineuze detailhandel (Nama, Carpetland, Prominent en Sportrader) en kantoren (Vlamoven 34, 36 en 40). Voorgesteld wordt om deze functies met een functieaanduiding positief te bestemmen. Dit geldt ook voor de drie bedrijfswoningen die in het bestemmingsplan zijn gelegen.

6.3.4 Groen

In het plangebied is groen aanwezig en dat is bestemd als 'Groen'.

In het Groenplan (zie paragraaf 3.5.5) is voor de groenvoorzieningen een onderscheid gemaakt tussen structureel groen en snippergroen. De groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn de belangrijkste waterlopen en waterpartijen opgenomen in deze bestemming. Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer zijn eveneens toegestaan. Wegen voor doorgaand autoverkeer en parkeren zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Bij snippergroen wordt afhankelijk van de locatie gekozen voor de groenbestemming of de bestemming Verkeer-verblijfsgebied. Dit hangt af van de grootte van de groenzone en de ligging.

Bebouwing binnen de groenbestemming is uitsluitend toegestaan indien dit binnen de bestemming past zoals speeltoestellen en verlichting met een maximumbouwhoogte van 4 meter.

Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan

De gebieden met de bestemming Groen zijn in het vigerende bestemmingsplan eveneens bestemd als groen (openbaar groen). De bestemming wordt dus niet veranderd.

6.3.5 Verkeer

De bestemming verkeer is opgedeeld in een twee 'sub-bestemmingen' te weten:

  1. 1. Verkeer-Verblijfsgebied;
  2. 2. Verkeer-Wegverkeer.

Hieronder wordt ingegaan op deze twee sub-bestemmingen

Verkeer-Verblijfsgebied (Artikel 5)

De bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.

Verkeer-Wegverkeer (Artikel 6)

De bestemming "Verkeer–Wegverkeer" is bedoeld voor wegen die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Onder andere wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming.

Op de plankaart is het aantal rijstroken per weg aangegeven. Omdat bij deze wegen de plangrens over het hart van de weg loopt, zijn buiten de plangrens ook nog rijstroken gelegen die deel uit maken van de weg.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

De gebieden met de bestemming Verkeer-verblijfsgebied en verkeer-wegverkeer zijn in het vigerende bestemmingsplan eveneens als zodanig bestemd (verkeersdoeleinden). De bestemming wordt dus niet veranderd.

6.3.6 Water

In het plangebied ligt langs het Lange Water een hoofdwatergangen, ook wel A-watergang genoemd. Deze watergang is specifiek als 'water' bestemd.

Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan

Het gebied met de bestemming Water is in het vigerende bestemmingsplan bestemd als verkeersdoeleinden. Binnen deze bestemming waren ook watergangen toegestaan. Deze waren niet expliciet bestemd.

6.3.7 Wonen

Functie

De drie woningen aan de Schaapdijk die in het plangebied zijn gelegen, zijn bestemd als wonen (artikel 8). Binnen deze bestemming passen verscheidene woonvormen zoals gezinsbewoning, bejaardenhuizen, kamerbewoning (tot maximaal 4 personen), serviceflats, etc. Bijzondere woonvormen, zonder therapeutische behandeling, passen ook binnen deze bestemming.

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen is hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).

In de bestemming "Wonen" zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld gevangenissen en asielzoekerscentra niet inbegrepen. Deze vormen van wonen zijn, indien van toepassing, in een specifieke vorm van de woonbestemming opgenomen.

Bebouwingsmogelijkheden/bouwaanduidingen

Door middel van bouwaanduidingen wordt aangegeven dat een bepaalde wijze van bouwen of een bepaalde verschijningsvorm gewenst of ongewenst wordt verklaard. Ook hier geldt dat de bouwaanduidingen alleen gelden voor de op de plankaart aangegeven plek.

De volgende bouwaanduiding wordt op de plankaart aangeduid:

Bijgebouwen

Deze bouwaanduiding houdt in dat bij woningen en met name in de onbebouwbare zone toch in beperkte mate enige bebouwing kan worden gerealiseerd.

Binnen de bestemming 'wonen' zijn twee zones te onderscheiden: de bouwzone en de onbebouwbare zone. De bouwzone omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst, uitbreidingsmogelijkheden. Als geen bebouwingspercentage is vermeld, mag deze gehele zone worden bebouwd in de aangegeven bouwhoogte, mits aan andere vereisten (bijvoorbeeld welstand) is voldaan.

De onbebouwbare zone is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten, trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.

Voor een groot deel van de onbebouwbare zone geldt een bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Dit betekent dat hier in afwijking van het bepaalde in artikel 12.1 hier buiten het bouwvlak mag worden gebouwd. Deze gronden met deze aanduiding zijn bedoeld voor garages, schuren en beperkte uitbreidingen aan het woonhuis, zoals serres. De maximale bouwhoogte van de bijgebouwen is 3 meter, exclusief kap. De maximale bouwhoogte voor uitbreidingen aan het woonhuis is gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag.

Wijzigingsbevoegdheid

Voor het gebied waar de ontwikkeling van een ecozone wordt beoogd is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Wonen te wijzigen in Groen-park (op de kaart wijzigingsgebied 1).

Nadere informatie hierover is opgenomen in paragraaf 5.3 (ontwikkelingen-ecozone met recreatief medegebruik).

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

De woning Schaapdijk 5 is in in het vigerende bestemmingsplan eveneens bestemd als zodanig bestemd (eengezinshuizen in vrijstaande bebouwing). De woningen Schaapdijk 4 en 6 waren in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'agrarisch'. Omdat de gebouwen als jaren als woning in gebruik zijn, is gekozen om de woningen positief te bestemmen.

Wel is zoals gezegd in verband met de ontwikkeling van een ecozone een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Wonen te wijzigen in Groen-park.

6.3.8 Dubbelbestemmingen

De SVBP 2008 geeft ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkelbestemmingen en daar iets over zeggen.

In dit bestemmingsplan zijn twee dubbelbestemmingen opgenomen:

Artikel 9 Leiding - Gas

De aardgasleidingen liggen in het zuidwestelijk deel van het plangebied. De aardgasleidingen zijn primair bestemd als gasleiding. De onderliggende bestemmingen zijn hieraan ondergeschikt. Voor de zone van deze leidingen, waarvan de maat in dit artikel is opgenomen, zijn beperkingen van de bouwmogelijkheden opgenomen. Bouwen ten behoeve van de secundaire bestemmingen is slechts door een afwijking mogelijk. Daarnaast is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen, ten aanzien van werken en werkzaamheden in en aan de grond.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

In het vigerende bestemmingsplan is deze bestemming ook opgenomen en worden de leiding op dezelfde wijze beschermd.

Artikel 10 Waarde - Archeologie

Deze dubbelbestemming geldt voor de zone in het gebied waarvoor een hoge archeologische verwachtingskans geldt. Dit artikel bevat een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen geldende beschermende bouwvoorschriften en nadere eisen. De zone waarbinnen sprake is van een hoge archeologische verwachtingskans is op de plankaart nader aangeduid. Daarnaast is in de regels geregeld dat ter plaatse van de op de plankaart aangegeven zone aanlegvergunningen alleen mogen worden afgegeven wanneer blijkt dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd. Daartoe geldt een onderzoeksplicht. De uitkomst van dit onderzoek is dat, voordat aanlegvergunningen worden afgegeven, het inzichtelijk moet zijn dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd.

Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen

In het vigerende bestemmingsplan is deze bestemming niet opgenomen en worden de archeologische waarden ook niet op een andere wijze beschermd.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

In de gemeentelijke nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

1. stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;

2. géén stilzwijgend gedogen;

3. gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;

4. gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende bouwvergunningen en gevolgde ontheffingsprocedures geregistreerd worden.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.

6.5 Exploitatie

Het bestemmingsplan "IJsseloord 1" is beherend van aard en brengt daarom geen kosten met zich mee. Voor de ontwikkeling van horeca (McDonalds) aan de Ringoven 13 en de extra verbindingsweg tussen Vlamoven en Ringoven is een anterieure overeenkomst gesloten met de eigenaar van het perceel Ringoven 13. Daarin zijn afspraken gemaakt over de betaling van de gemeentelijke kosten. De kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden zijn hiermee anderszins verzekerd waardoor het maken van een exploitatieplan niet nodig is.

Voor de realisering van de overige ontwikkelingsruimte is de gemeente met de ondernemers in overleg om tot uitvoering te komen. Daarbij gaat het onder andere om het benutten van een grotere bouwhoogte.

Bij het overige te ontwikkelen deel hoort ook de verbetering van de kwaliteit van het bedrijventerrein door op termijn een station mogelijk te maken, evenals de versterking van het groen- blauwe raamwerk ter hoogte van de spoorzone.

Om een eventuele realisatie van een regiorailhalte en de versterking van het groenblauwe raamwerk binnen een termijn van 10 jaar mogelijk te maken, moet hierop in het bestemmingsplan worden geanticipeerd. Omdat deze ontwikkelingen nog niet zijn uitgewerkt in een ontwerp- en uitvoeringsstrategie, is er voor de betreffende zone een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Voor de realisatie van het groenblauwe raamwerk is de verwachting dat in een samenwerking tussen gemeente, ondernemers en provincie er voldoende financiële middelen kunnen worden verkregen om de werkzaamheden uit te voeren. Het benodigde bedrag dat nodig is voor de financiering, wordt sterk bepaald door: het ontwerp, de uiteindelijke maatvoering van de zone, technisch innovatieve oplossingen, faseerbaarheid, de bereidheid van ondernemers om bij te dragen en externe financieringsbronnen, zoals subsidies van de Europese Unie.

Zoals in paragraaf 5.3 is aangegeven moet de financiële onderbouwing zijn uitgewerkt op het moment dat van de wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt. Dit geldt zowel wanneer deze wordt gebruikt voor de ecologische zone als wanneer deze wordt gebruikt voor de regiorailhalte.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg

Overleg met vertegenwoordigers van bedrijven in het plangebied

In het kader van de op te stellen ontwikkelingsvisie voor het gebied IJsseloord 1 is al in een vroeg stadium, nog voordat dit bestemmingplan is opgesteld, overleg gevoerd met enkele vertegenwoordigers van de bedrijven in het plangebied. Dit overleg was sterk gericht op de toekomstige plannen en niet zozeer op dit bestemmingsplan in verband met het overwegend conserverend karakter van dit plan.Later is het concept-bestemmingsplan besproken met dezelfde vertegenwoordigers.

Artikel 3.1.1 Bro overleg

In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar de Provincie en naar het Waterschap Rijn en IJssel. Omdat geen nationaal belang bij het plan is betrokken is toezending aan de inspecteur RO achterwege gebleven. Verder is het bestemmingsplan ter informatie gezonden aan de Gasunie, Rijkswaterstaat, ProRail, NS Railinfrastructuur, de OKA en de bewonersoverleggroepen in de wijk. Reacties zijn in dit plan worden verwerkt.

Publicatie voornemen ontwikkeling

Volgens artikel 1.3.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het voornemen tot een op ontwikkeling gericht bestemmingsplan worden gepubliceerd. Omdat het hier een beheerbestemmingsplan betreft dat echter ook ontwikkelingen mogelijk maakt is besloten om het voornemen te publiceren. Dit heeft plaatsgevonden in de Arnhemse koerier van 25 mei 2011.

7.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)

Het ontwerp-bestemmingsplan "IJsseloord 1" heeft ingaande 9 juni 2011 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn 2 zienswijzen ontvangen. Naar aanleiding van een van deze zienswijzen is het voorstel om in de regels de volgende wijziging aan te brengen ten opzichte van het ontwerp dat ter inzage heeft gelegen: In artikel 3.1 sub i komt de zinsnede: “moet worden voldaan aan een parkeernorm van 13 parkeerplaatsen per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak” te vervallen en komt hiervoor een tekst in de plaats gekomen die als volgt luidt: “moet worden voldaan aan de eis dat minimaal 50 parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd”.

Verder hebben in de toelichting enkele ambthalve aanpassingen plaatsgevonden.

7.3 Vaststelling En Verdere Procedure

In dit hoofdstuk zal de vaststelling worden vermeld en het verdere vervolg/procedure daarna.

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

SBI-2008 NR. OMSCHRIJVING CATEGORIE
01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
016 0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
016 1 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² 3.1
016 2 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² 2
016 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 3.1
016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 2
10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 3.2
101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 3.2
101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 3.1
101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 3.1
101, 102 7 - loonslachterijen 3.1
108 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 3.1
1032, 1039 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1032, 1039 1 - jam
3.2
1032, 1039 2 - groente algemeen 3.2
1032, 1039 3 - met koolsoorten 3.2
1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 2
1071 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week 3.2
1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 3.2
1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1083 2 - theepakkerijen 3.2
13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
131 Bewerken en spinnen van textielvezels 3.2
132 0 Weven van textiel:
132 1 - aantal weefgetouwen < 50 3.2
133 Textielveredelingsbedrijven 3.1
139 Vervaardiging van textielwaren 3.1
139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 3.1
14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging kleding van leer 3.1
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 2
142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 3.1
15 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 3.1
152 Schoenenfabrieken 3.1
16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
16101 Houtzagerijen 3.2
16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
16102 2 - met zoutoplossingen 3.1
162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 3.2
162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 3.1
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 2
17 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
1712 1 - p.c. < 3 t/u 3.1
172 Papier- en kartonwarenfabrieken 3.2
17212 0 Golfkartonfabrieken:
17212 1 - p.c. < 3 t/u 3.2
58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
1811 Drukkerijen van dagbladen 3.2
1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 3.2
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2
1814 A Grafische afwerking 1
1814 B Binderijen 2
1813 Grafische reproduktie en zetten 2
1814 Overige grafische aktiviteiten 2
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2120 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 3.1
2120 2 - verbandmiddelenfabrieken 2
22 - VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
221102 1 - vloeropp. < 100 m2 3.1
2219 Rubber-artikelenfabrieken 3.2
222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 3.1
23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
231 0 Glasfabrieken:
231 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 3.2
231 Glasbewerkingsbedrijven 3.1
232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 2
232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 3.2
26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 2
26, 33 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie 3.1
2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 3.1
26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 2
29 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
293 Auto-onderdelenfabrieken 3.2
30 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
301, 3315 1 - houten schepen 3.1
301, 3315 2 - kunststof schepen 3.2
31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
310 1 Meubelfabrieken 3.2
9524 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 1
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 2
322 Muziekinstrumentenfabrieken 2
323 Sportartikelenfabrieken 3.1
324 Speelgoedartikelenfabrieken 3.1
32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3.1
41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.2
41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 3.1
41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 3.1
41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 2
45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Handel in auto's, motorfietsen en (elektrische) fietsen (b.o >1000 m2), reparatie- en servicebedrijven 2
451 Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) 3.2
45204 A Autoplaatwerkerijen 3.2
45204 B Autobeklederijen 1
45204 C Autospuitinrichtingen 3.1
45205 Autowasserijen 2
453 Handel in auto-, motorfiets- en (elekrische) fietsonderdelen en -accessoires 2
46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
4621 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 3.1
4622 Grth in bloemen en planten 2
4624 Grth in huiden, vellen en leder 3.1
46217, 4631 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 3.1
4632, 4633 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 3.1
4634 Grth in dranken 2
4635 Grth in tabaksprodukten 2
4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 2
4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 2
4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 2
464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 2
46499 0 Grth in vuurwerk en munitie:
46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 2
46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 3.1
46499 5 - munitie 2
4673 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
4673 1 - algemeen: b.o. > 2000 m² 3.1
4673 2 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 2
46735 4 zand en grind:
46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 3.2
46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 2
4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 3.1
4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 2
46751 Grth in chemische produkten 3.2
46752 Grth in kunstmeststoffen 2
4676 Grth in overige intermediaire goederen 2
466 0 Grth in machines en apparaten:
466 1 - machines voor de bouwnijverheid 3.2
466 2 - overige 3.1
47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
4791 Postorderbedrijven 3.1
49 - VERVOER OVER LAND
493 Taxibedrijven 2
493 Touringcarbedrijven 3.2
494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 3.2
494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 3.1
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 2
52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52102, 52109 A Distributiecentra, pak- en koelhuizen 3.1
52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 2
5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 3.2
53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 2
61 A Telecommunicatiebedrijven 1
61 B0 zendinstallaties:
61 B1 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) 3.2
61 B2 - FM en TV 1
61 B3 - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) 1
77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 2
7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 3.1
773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 3.1
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 2
62 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
58, 63 B Datacentra 2
72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 3.1
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 2
82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 1
37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 3.1
381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 3.1
96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 3.1
96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 3.1
96012 Chemische wasserijen en ververijen 2
96013 A Wasverzendinrichtingen 2

Bijlage 1 Masterplan En Uitvoeringsplan Voor Ijsseloord 1

Bijlage 1 Masterplan en uitvoeringsplan voor IJsseloord 1

Bijlage 2 Verkennend Milieukundig Bodemonderzoek Ringoven 13

Bijlage 2 Verkennend milieukundig bodemonderzoek Ringoven 13

Bijlage 3 Aanvullend Milieukundig Bodemonderzoek Ringoven 13

Bijlage 3 Aanvullend milieukundig bodemonderzoek Ringoven 13

Bijlage 4 Onderzoek Externe Veiligheid Gasleiding En Pleijroute

Bijlage 4 Onderzoek externe veiligheid gasleiding en Pleijroute

Bijlage 5 Onderzoek Externe Veiligheid Lpg-tankstation

Bijlage 5 Onderzoek externe veiligheid LPG-tankstation