Bestemmingsplan Hoogkamp Sterrenberg Gulden Bodem 2012
Bestemmingsplan - gemeente Arnhem
Vastgesteld op 26-11-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplanBestemmingsplan Hoogkamp Sterrenberg Gulden Bodem 2012 van de gemeente Arnhem.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.756-0301.gml met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aan-, uitbouw
een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 administratief kantoor
een in beginsel niet voor het publiek openstaand kantoor .
1.7 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.10 bed and breakfast
overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt in een woning, gedreven door de bewoner van die woning.
1.11 bedrijf
een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.
1.12 bedrijfswoning / dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.
1.13 beroep aan huis
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bijgebouw
een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw.
1.17 bijzondere woonvorm
een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch behandeld te worden.
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwlaag
een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering casu quo kapruimte.
1.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceelgrens.
1.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijfwordt hieronder niet begrepen.
1.26 dienstverlenend bedrijf
een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon,kopieerservicebedrijf, videotheek en andere verhuurbedrijven, een autorijschool en dergelijke. Detailhandel en garagebedrijven worden hieronder niet begrepen
1.27 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.28 gezondheids- en welzijnszorg
- geneeskundige verzorging en verpleging zoals ziekenhuizen;
- medische, tandheelkundige en paramedische praktijken;
- apotheken;
- verpleeg- en verzorgingshuizen;
- dag- en nachtvoorzieningen voor gehandicapten, psychiatrische patiënten, jongeren en maatschappelijke opvang met (therapeutische) behandeling inclusief overnachting;
- maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting: dienstverlening gericht op ouderen en gehandicapten, kinderopvang en buitenschoolse opvang, jeugdzorg, maatschappelijk werk en dergelijke.
1.29 horecabedrijf
een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.
1.30 horeca - a
horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.
1.31 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.32 kantoor
een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.
1.33 mantelzorg
het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn.
1.34 nutsbedrijven
bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op
- a. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
- b. de verzorging van telecommunicatie;
- c. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;
1.35 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.
1.36 peil
- 1. voor een gebouw , waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
- 2. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 3. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
- 4. voor zover als zodanig aangegeven in de bestemmingsregels: Normaal Amsterdams Peil (N.A.P.)
1.37 onderwijs
georganiseerde communicatie van niet-incidentele aard met als doel overdracht van kennis, vermeerdering van inzicht en/of aanleren van vaardigheden zoals primair en speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar (beroeps)onderwijs en educatie, tertiair onderwijs en overig onderwijs en bij onderwijs behorende sportvoorzieningen.
1.38 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.39 prostitué(e)
degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.40 raamprostitutie
een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.
1.41 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.42 standplaats
een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.
1.43 straatmeubilair
onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.
1.44 thuisprostitutie
vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).
1.45 vestigingsbeleid
het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000).
1.46 werkplek
een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.
1.47 wijk
wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
1.48 winkel
een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.
1.49 wonen
voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen bijzondere woonvormen en bed and breakfast met ten hoogste vier slaapplaatsen;
1.50 woning
een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.
1.51 woonwagen
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
- 1. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
- 2. indien van toepassing, vanaf N.A.P. tot het hoogste, respectievelijk diepste punt van een bouwwerk.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsbedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf-Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsbedrijven of soortgelijke instellingen en nutsvoorzieningen;
- b. voorzieningen ten behoeve van het verkeer en straatmeubilair.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
Artikel 4 Bedrijf-verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor een benzinestation met bijbehorende voorzieningen, zoals een autowasstraat en verkoopruimte met dien verstande dat het bruto vloeroppervlak (bvo) van een verkoopruimte niet meer mag bedragen dan 100 m2.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximumbouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat in afwijking van artikel 21 lid 1 buiten het bouwvlak een luifel mag worden gebouwd met een maximumbouwhoogte van 4 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1'.
Artikel 5 Gemengd
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, zoals bedoeld in artikel 13;
- b. maatschappelijk, zoals bedoeld in artikel 8;
- c. groen- en speelvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximumbouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
- c. fiets- en wandelpaden, straatmeubilair en speelvoorzieningen.
en tevens voor: - d. parkeren uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeren'.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
6.3 Specifieke gebruiksregel
Ter plaatse van de functieaanduiding "monumentale boom" is het bepaalde in artikel 23 van toepassing.
Artikel 7 Groen - Park
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen - Park aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, cultuurhistorische, ecologische- en natuurwaarden.
- b. park- en groenvoorzieningen, waaronder speelvoorzieningen;
- c. fiets- en wandelpaden;
- d. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
7.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Onder gebruik van de gronden in strijd met de bestemming, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden:
- 1. als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
- 2. voor het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
- 3. voor het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.
- b. De in dit lid onder a. genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
- b. het aanplanten van houtgewassen;
- c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of het apparatuur; andere apparatuur;
- d. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
- e. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
- f. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- g. het ophogen van gronden;
- h. het ophogen van de gronden;
- i. het verlagen van het waterpeil;
- j. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden.
- k. het aanleggen van parkeervoorzieningen;
- l. het aanbrengen van recreatie- en speelvoorzieningen;
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. onderwijs en zaalsport;
- b. gezondheids- en welzijnszorg;
- c. levensbeschouwelijke functies;
- d. politieke-, belangen- en ideële organisaties/verenigingen en hobbyclubs;
- e. openbare dienstverlening:
- f. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, groen- en speelvoorzieningen en straatmeubilair;
- g. functies vergelijkbaar met die genoemd onder a. tot en met e. van dit lid;
- h. dienstwoningen;
- i. kleinschalige horeca en detailhandel, uitsluitend ten dienste van bovengenoemde bestemmingsomschrijvingen.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte en, voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud van dienstwoningen maximaal 600 m3 per woning mag bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de functieaanduiding "monumentale boom" is het bepaalde in artikel 23 van toepassing.
Artikel 9 Sport
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen;
- b. groen- en speelvoorzieningen;
- c. voorzieningen voor het verkeer en straatmeubilair;
- d. ondergeschikte horeca ten behoeve van de bestemming, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca'.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met in achtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken zoals kleed- en club- en materiaalgebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat het bouwen van lichtmasten niet is toegestaan.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.
Artikel 10 Tuin
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen ten behoeve van aangrenzende woonbestemmingen.
10.2 Bouwregels
Op de in lid 10.1 genoemde gronden mag niet worden gebouwd.
10.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen het gebruik van de in het eerste lid van dit artikel genoemde gronden ten behoeve van parkeerdoeleinden, voorzover het betreft de zone gelegen tussen de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens van de aangrenzende bestemming en de openbare weg zelf, tenzij deze zone wordt gebruikt als oprit naar een carport of garage.
- b. Ter plaatse van de functieaanduiding "monumentale boom" is het bepaalde in artikel 23 van toepassing.
Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied
11.1 Bestemmingsomschrijving
De als Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op
bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties; - b. parkeervoorzieningen;
- c. groen- en watervoorzieningen;
- d. wandelgebieden en speelgelegenheden;
- e. terrassen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van
direct aangrenzende bestemmingen.
11.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd
- b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, trolleymasten, entrees tot parkeergarages en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter bedragen.
11.3 specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de functieaanduiding "monumentale boom" is het bepaalde in artikel 23 van toepassing.
Artikel 12 Verkeer - Wegverkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Wegverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, fiets- en voetpaden, trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- b. groen- en watervoorzieningen;
- c. geluidwerende voorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken
zoals bruggen, viaducten, straatmeubilair en bouwwerken ter geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer worden gebouwd. - b. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals geluidwerende voorzieningen, mag niet meer dan 4meter bedragen.
Artikel 13 Wonen
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
en daaraan ondergeschikt voor:- 1. groen- en speelvoorzieningen;
- 2. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
- 3. verblijfsgebieden.
en tevens voor:
- b. en tevens voor:
- 1. bedrijven zoals deze zijn genoemd in categorie 1 van de als bijlage bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst (Bijlage 1), ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1';
- 2. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- 3. horeca-a ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- 4. een kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- 5. maatschappelijk zoals bedoeld in artikel 8, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
- 6. autostalling of opslag van goederen ten behoeve van het wonen ter plaatse van de aanduiding 'garage'.
13.2 Bouwregels
- a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten en,voorzover aangegeven, het aantal bouwlagen, uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
- b. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bg"' mogen:
- 1. aan- of uitbouwen aan de hoofdbebouwing en andere onderdelen van de hoofdbebouwing worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 30 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot.
- 2. bijgebouwen worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing.
- 3. overige bouwwerken, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter worden gebouwd.
waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijdt.
oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel | maximale oppervlakte bouwwerken |
< 90 m2 | 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een minimum van 20 m2 |
90-150 m2 | 45 m2 |
150-300 m2 | 55 m2 |
300-500 m2 | 65 m2 |
500-1000 m2 | 75 m2 |
13.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 onder b. opgenomen schema ten behoeve van een verhoging van de maximale grootte van bouwwerken voor percelen waarbij de bebouwbare zone groter is dan 1000 m2 met maximaal 25 m2mits:
- 1. dit vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt niet op bezwaren stuit en
- 2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet worden geschaad.
13.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
- b. Het bepaalde in lid 13.4 onder a.is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik ten behoeve van beroep aan huis, hieronder mede begrepen bed and breakfast, door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan en mag het geen detailhandel, prostitutie of horeca betreffen.
- c. Ter plaatse van de functieaanduiding "monumentale boom" is het bepaalde in artikel 23 van toepassing.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 onder a. van de regels ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte mits:
- 1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een onafhankelijk deskundige wordt ingewonnen
- 2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
- 3. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening wordt gehouden met milieuaspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
- 4. het bijgebouw, dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, is gelegen op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw (op hetzelfde bouwperceel);
- 5. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
- 6. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
- 7. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleren burgemeester en wethouders tweejaarlijks of nog aan de voorwaarden wordt voldaan, waaronder met een omgevingsvergunning van de regels is afgeweken.
Artikel 14 Wonen - Woonwagens
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in woonwagens, hieronder niet begrepen bewoning van woningen of woonschepen.
en daaraan ondergeschikt voor:
- b. groen- en speelvoorzieningen;
- c. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
- d. verblijfsgebieden.
14.2 Bouwregels
- a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven:
- de maximumbouwhoogten;
- het maximaal aantal bouwlagen;
en voorzover aangegeven:
- het maximum aantal wooneenheden;
uitsluitend woonwagens, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd. - b. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken met een maximum bouwhoogte van 3 meter en een maximale oppervlakte van 50 m³ worden gebouwd.
14.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:
- 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
- 2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
- b. Het bepaalde in lid 14.3 onder a.1. is niet van toepassing op het gedeelte van de woonwagen in gebruik ten behoeve van beroep aan huis door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.
Artikel 15 Leiding - Gas
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 8 inch en een druk van ten hoogste 40 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
- b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;'
- e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- f. het permanent opslaan van goederen.
Artikel 16 Leiding - Hoogspanningsverbinding
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor transport van electriciteit door een bovengrondse hoogspanningsleiding.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) uitsluitend hoogspanningsmasten tot een hoogte van maximaal 35 meter en andere bouwwwerken geen gebouwen zijnde tot een hoogte van maximaal 2 meter, ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming worden gebouwd.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere bestemming(en) tot een hoogte van maximaal 4 meter mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsleiding;
- b. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.
Artikel 17 Waarde - Archeologie (Archeologisch Waardevol Gebied)
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:
- a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
- b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
- 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 50 m2bedraagt.
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst
17.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 17.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
- b. Afwijken als bedoeld in lid 17.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
- c. Afwijken als bedoeld in lid 17.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden, of van werkzaamheden
17.5 Omgevinsgvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 50 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.
17.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde- archeologie (archeologisch waardevol gebied)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 18 Waarde - Archeologie (Middelhoge Verwachting)
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:
- a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
- b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
- 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 500 m2bedraagt.
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst
18.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 18.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
- b. Afwijken als bedoeld in lid 18.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
- c. Afwijken als bedoeld in lid 18.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden, of van werkzaamheden
18.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 500 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.
18.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (midddelhoge verwachting)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 19 Waarde - Archeologie (Lage Verwachting)
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:
- a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
- b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
- 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 2000 m2bedraagt.
19.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 19.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
- b. Afwijken als bedoeld in artikel 19.3 sub a. is mogelijk, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
- c. Afwijken als bedoeld in artikel 19.3 sub a. is voorts mogelijk, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden, of van werkzaamheden
19.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 2000 m2 en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.
19.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene Bouwregels
21.1 Bouwen binnen bouwvlak
- a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
- b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.
21.2 Bebouwingspercentage
- a. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel bebouwd worden.
- b. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
- c. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven geldt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
- d. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan zoals bedoeld in het bepaalde in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- b. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
23.1 Waardevolle boom
Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van monumentale bomen.
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte, het maximumoppervlak en de maximuminhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
- 2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 21.1 mits:
- a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter, de bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons, keldergaten (koekoeken) of galerijen;
- b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
- 1. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
- 2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
- 3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
- 4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
- 3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
- a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3 , en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;
- b. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
- 1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
- 2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
- 3. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet. geluidhinder.
- 4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
- a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
- b. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
- 5. het bepaalde in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat:
- a. het geen raamprostitutie betreft;
- b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
- c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het afwijken van de regels niet meer dan acht zal bedragen;
- d. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
- e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
- f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
- g. er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;
- h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
- i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
25.1 Overgangsrecht bouwwerken
25.2 Overgangsrecht gebruik
25.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Artikel 26 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Hoogkamp-Sterrenberg-Gulden Bodem 2012
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Situering En Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt ten Noordwesten van het centrum en wordt begrensd door de Schelmseweg, de Amsterdamseweg, de Bakenbergseweg, de Izaäk Evertslaan, de Zijpendaalseweg en aan de noordoostzijde door het park Gulden Bodem. De exacte begrenzing is op de plankaart en het kaartje hiernaast weergegeven.
Het plangebied kenmerkt zich door overwegend woonbebouwing daterend uit de periode tussen beide wereldoorlogen en gedeeltelijk uit de jaren vijftig van de vorige eeuw. Het plangebied is een tuinwijk (begin 20e eeuw), het is een stedelijk gebied omgeven door stroomruggen/oeverwallen (parken). Naast woonbebouwing heeft de wijk enige voorzieningen in de vorm van scholen (van allerlei niveau's) en winkelvoorzieningen. Verder zijn er enkele sportterreinen en groene plekken in de wijk te vinden.
1.2 Aanleiding En Doel
De aanleiding voor het maken van dit bestemmingsplan is de ouderdom van het geldende bestemmingsplan 'Hoogkamp-Sterrenberg-Gulden Bodem'. De Wro schrijft voor dat bestemmingsplannen niet ouder dan 10 jaar mogen zijn. Het geldende bestemmingsplan 'Hoogkamp-Sterrenberg-Gulden Bodem' is door de gemeenteraad vastgesteld in 2002 en moet nu dus worden herzien.
In dit bestemmingsplan is zoveel mogelijk de bestaande situatie bestemd. Dit betekent dat de bestaande gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden zijn overgenomen in dit bestemmingsplan.
Het doel is om de geldende regelingen te actualiseren en digitaal beschikbaar te stellen aan eigenaren en gebruikers van het gebied. In 2008 is een landelijke standaard voor bestemmingsplannen ingevoerd. Hierdoor kan het voorkomen dat er vanwege deze standaardisering aanpassingen of wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van de huidige plannen. Daarnaast zijn op sommige plekken de bebouwingsmogelijkheden iets aangepast. In paragraaf 5.4 van deze toelichting is een volledige beschrijving opgenomen van deze wijzigingen.
1.3 Opzet Bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bestaat uit een plankaart en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen samen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
De indeling van de toelichting, planregels en kaartmateriaal zien er anders uit dan bij voorgaande bestemmingsplannen. Dit heeft te maken met landelijke afspraken/standaarden (IMRO 2008) die gemaakt zijn voor het uitwisselen van digitale ruimtelijke plannen in Nederland.
Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Bouwverordening, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.
Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wabo, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.
1.4 Geldende Plannen
Het bestemmingsplan Hoogkamp-Sterrenberg-Gulden Bodem 2012 is een algehele herziening van het bestemmingsplan Hoogkamp-Sterrenberg-Gulden Bodem (datum vaststelling: 7 januari 2002; datum goedkeuring 14 maart 2002).
ligging plangebied
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Dit hoofdstuk gaat voornamelijk in op de huidige ruimtelijke structuur, omdat het een bestaande wijk betreft. Het doel van dit bestemmingsplan is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in de wijk kunnen worden getoetst. Uitgangspunt hierbij is dat de huidige ruimtelijke kwaliteiten worden gewaarborgd en zo mogelijk versterkt.
2.2 Historische Ontwikkeling
Het laatste kwart van de 19e eeuw werd beheerst door de internationale bouwcrisis. Er was grote werkloosheid op het platteland. Landarbeiders trokken op zoek naar werk naar de grote steden, daardoor nam het inwonertal van Arnhem toe. Tegelijkertijd kwamen ook grootgrondbezitters in financiële problemen. Vanaf ongeveer 1890 breidde de stad in westelijke richting uit. Kort na elkaar werden delen van, of gehele landgoederen, door bouwmaatschappijen opgekocht (o.a. Hoge Kamp en Sterrenberg). Voor een deel zijn de landgoederen door de stad aangekocht. Het aanbod van bouwgrond was zo groot dat tot ver in de 20e eeuw landgoederen in Arnhem-Noord in particuliere exploitatie werden gebracht. Ook Sterrenberg behoorde tot deze particuliere uitbreidingen. Het huis "de Sterrenberg"aan de Tooropstraat 41 bleef behouden en bevat nu monumentale waarden.
De stedenbouw stond rond de eeuwwisseling in het teken van de Engelse tuinstadbeweging. Het plangebied behoort tot deze tuinwijken. De woningen zijn eenvoudig, goed ingericht, solide gebouwd en sloten naadloos aan bij de rationele inslag van de zakelijke architecten. Tuinwijken zijn te herkennen aan een lagere dichtheid waardoor alle woningen tuinen kregen. De wijken kennen een grote intimiteit doordat lange rechte straten werden vermeden. Openbaar groen kreeg veel aandacht.
Het uitbreidingsplan van 1917 bevatte onder andere de reeds ingezette uitbreidingen van Gulden Bodem en Hoogkamp. Dit plan heeft echter nooit rechtskracht gekregen. Pas in 1944 kwam er een rechtsgeldig "Algemeen Uitbreidingsplan". Volgens dit plan moest het gemeentebezit aan parken en landgoederen onbebouwd blijven. Het onbebouwde particuliere gebied zou worden verkaveld. Het plan zou er voor moeten zorgen dat de exploitatie van deze gebieden als woonwijk op een betere wijze zou geschieden dan op de voor die tijd gebruikelijke wijze.
De grens voor de nog toe te laten particuliere uitbreidingen lag bij de Schelmseweg. Ten noorden van deze lijn was elke uitbreiding ongewenst. De situering van middenstandswijken en villawijken was hiermee bepaald. Zij zouden alle op het heuvelachtige landgoederenlandschap aan de noordzijde van de stad plaatsvinden.
Door het uitbreken van de tweede wereldoorlog is de bouw stilgelegd. Na de oorlog was er een grote vraag naar woningen. De in de bezettingstijd gestaakte uitbreidingen (o.a. Sterrenberg en Gulden Bodem) zijn afgerond. De oorspronkelijke plannen zijn na de oorlog veranderd zodat flatbouw mogelijk werd aan de Gabriëlstraat.
Doelstelling:
De huidige ruimtelijke en functionele structuur van het gebied in stand houden en beschermen zodanig dat de huidige samenhang en de landschappelijke waarden kunnen blijven voortbestaan.
2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Het plangebied Hoogkamp-Sterrenberg-Gulden Bodem heeft een ruime opzet en een landelijk karakter. Dit is kenmerkend voor de tuinwijken gebouwd tussen de twee wereldoorlogen. De belangrijkste ruimtelijke drager is de Bakenbergseweg. Deze drager heeft drie aftakkingen op wijkontsluitingsniveau, te weten de Josef Israëlslaan, de Jacob Marislaan en de Van Heemstralaan. Aan de westzijde en de noordzijde van het plangebied lopen twee ontsluitingswegen op stadsniveau, respectievelijk de Amsterdamseweg en de Schelmseweg. Binnen deze structuur liggen voornamelijk woongebieden. Een bijzondere woonvorm is de woonwagenstandplaats aan de Joris van der Haagenlaan in de noordrand van het plangebied.
Binnen de woonbuurten zijn andere, niet direct aan wonen gerelateerde functies ondergeschikt. Dit houdt in dat er slechts in beperkte mate en onder bepaalde voorwaarden andere functies zijn toegestaan binnen de woonbuurten. Kleinschalige beroepsmatige activiteiten (ondergeschikt aan de woonfunctie) zijn toegestaan mits ze niet ten koste gaan van het woonklimaat.
Afwijkend van de woonfunctie liggen verspreid door het gebied een aantal winkels en horecagelegenheden met een concentratie aan de Josef Israëlslaan (in het noorden van het plangebied), een 7-tal scholen (voor verschillende uiteenlopende opleidingen), kinderdagopvang en een benzinestation aan de Schelmseweg.
2.3.1 woongebieden
Wonen is de belangrijkste functie binnen Hoogkamp, Sterrenberg en Gulden Bodem. Het plangebied is gebouwd volgens de tuinstadbeweging uit de jaren '20 en heeft een lage woningdichtheid door veel vrijstaande woningen of twee-onder-één-kap woningen. De tuinen lopen aan de zijkanten van de woningen door tot aan de straat, waardoor de wijk een heel groen, open karakter heeft. Er is bewust gekozen voor beperkte aan-/uitbouwmogelijkheden op de binnenterreinen zodat het groene karakter met monumentale bomen op deze binnenterreinen gewaarborgd is. Het enige openbare groen in de wijk is de laanbeplanting langs de ontsluitingswegen, het groengebied met monumentale bomen op het voormalige landgoed "De Sterrenberg" (=zuidpunt) en de groenstrook langs de Schelmseweg in het noorden van het plangebied. In het oosten wordt door middel van veel vrijstaande villa's en woningen met een lagere bouwhoogte een overgang gemaakt naar het park Gulden bodem. De drie gebieden zijn van elkaar te onderscheiden door de verschillende typen woonbebouwing.
Hoogkamp heeft duidelijk meer aaneengesloten, minder ruime bebouwing dan de andere twee buurten. In Hoogkamp staan voornamelijk twee-onder-één-kap woningen, drie-onder-één-kap woningen en een aantal vrijstaande woningen. Ook zijn bijna alle winkelvoorzieningen en horeca in dit gebied gelegen.
De wijk Sterrenberg is na de Tweede Wereldoorlog afgebouwd, hier staat de meeste hoogbouw. De woningen in Sterrenberg zijn zeer ruim en groot en voldoen aan de wensen van de bewoners. Er is weinig behoefte aan uitbreiding door de bewoners, omdat de woningen al ruim zijn.
De uitbreidingsmogelijkheden uit het bestemmingsplan Hoogkamp-Sterrenberg-Gulden Bodem zijn in dit bestemmingsplan overgenomen.
In Gulden Bodem staan voornamelijk ééngezinshuizen en twee-onder-één-kap woningen. Ook staat hier een aantal huurwoningen, voornamelijk aan de Frans Halslaan en de Rembrandtlaan. De villa's aan de rand vormen de overgang met het park Gulden Bodem.
2.3.2 groenstructuur
De wijk is een tuinwijk en heeft daardoor een groen en riant karakter. De groenstructuur in de wijk wordt gekenmerkt door brede groenbermen met bomen langs lanen en een ruime opzet van woningen met grote voortuinen. Het landschappelijke groen van de Schelmseweg en van de aanliggende parken dragen mede bij aan dit beeld. Op een aantal plaatsen zijn maatschappelijke instellingen gesitueerd op percelen die grenzen aan de parken en aan het groen langs de Schelmseweg. Deze percelen zijn omzoomd door groen met soms monumentale bomen.
De wijk is gebouwd op het voormalige landgoed Hoogkamp en Sterrenberg. Aan de zuid oost zijde van het plangebied ligt een relict van het voormalige landgoed Sterrenberg. In de loop van de tijd hebben woningen, scholen en een kinderdagverblijf zich op het terrein gevestigd. De historische opzet en karakteristiek is daardoor minder herkenbaar geworden.
Het terrein vormt samen met andere landgoederen (Rosorum, het Dorp, Klingelbeek, de Brink en Mariëndaal) een groot robuust landschappelijk netwerk met grote landschappelijke en cultuurhistorische waarde. Ook de gebruikswaarde voor de buurt als buurtpark is groot. Van belang is deze landschappelijke kwaliteit te handhaven en te versterken in de toekomst.
2.3.3 verkeer en parkeren
Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan kent de volgende verkeersaders:
De Bakenbergseweg is van groot belang voor de wijkontsluiting. Kenmerkend is het brede profiel, het reliëf, de begeleidende bebouwing en de monumentale middenbermbeplanting. Aan de noordzijde stuit de Bakenbergseweg op de Schelmseweg, die een scheidende werking vervult tussen de stad en het buitengebied. Aan de zuidzijde versmalt de Bakenbergseweg extreem (de middenbermbeplanting valt weg), waarna hij eindigt op de Amsterdamseweg.
De Amsterdamseweg is de andere verkeersader en ligt aan de zuidrand van het plangebied. Aan de westzijde ligt de Schelmseweg die met zijn monumentale bomen en aanliggende weide een landschappelijk beeld geeft.
De Jacob Marislaan is na de Bakenbergseweg ook een belangrijke wijkontsluitingsweg, maar is geen verkeersader. Beide lanen vormen met hun monumentale laan/middenbermbeplanting een duidelijke structuur. De bebouwing langs de wijkontsluitingswegen bestaat voornamelijk uit twee-onder-één-kap woningen van (zeer) groot formaat. De Van Heemstralaan is in het categoriseringsplan aangeduid als verblijfsgebied. De herinrichting heeft inmiddels plaatsgevonden. De overige wegen en straten zijn typische woonstraten en zijn ingericht als 30 km/uurzone.
Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de kaart en in de regels.
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.2.1 Rijks-, Provinciaal- en regionaal beleid
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.
Het ruimtelijk beleid van de provincie is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 “Kansen voor de regio”. Het Streekplan, dat wordt vastgesteld voor een periode van 10 jaar, is een schakel tussen rijks- en gemeentelijke plannen op het gebied van de ruimtelijke ordening.
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Bij de herziening van de Wro is het streekplan opgewaardeerd tot provinciale structuurvisie. In de "Wro-agenda" is neergelegd met welke (nieuwe) instrumenten het geformuleerde beleid wordt vormgegeven.
Het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen 'Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa' is de opvolger van het Regionaal structuurplan 2015 uit 1998. Het regionaal plan vormt het richtinggevend kader voor beleid en uitvoering van het regionaal beleid van de stadsregio op het gebied van ruimte, mobiliteit, economie en wonen.
3.2.2 Gemeentelijk beleid
Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. Om plannen en initiatieven goed op elkaar af te stemmen, stelt de gemeente met enige regelmaat een structuurplan vast. Het Structuurplan "Arnhem 2010" is de opvolger van het Structuurplan uit 1984. Dit plan is in 2000 door de raad vastgesteld. Het Structuurplan Arnhem 2010 beschrijft het ruimtelijk beleid voornamelijk in hoofdlijnen. Het plan is flexibel, zodat het kan inspelen op veranderende omstandigheden en inzichten. Formeel is het Structuurplan Arnhem 2010 tien jaar van kracht: van 2000 tot 2010. Maar de inrichting van de ruimte werpt haar schaduw veel verder vooruit. Waar dat mogelijk is, richt het Structuurplan zijn blik daarom op het jaar 2030.
In 2006 is de Tussenrapportage Structuurplan Arnhem 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Tussenrapportage wordt het bestaande Structuurplan op een aantal punten herzien. De Tussenrapportage bevat een herijking van het ruimtelijk beleid. Naast de herijking van het bestaande beleid wordt ook een uitwerking gepresenteerd voor het beleid met betrekking tot hoogbouw. Dit is gedaan aan de hand van 10 principes voor hoogbouw in Arnhem welke zijn vertaald op een kaart van Arnhem. Voor het plangebied geldt dat er géén verdichting voor hoogbouw is opgenomen.
Bij de invoering van de Wro (2008) is het structuurplan opgewaardeerd tot structuurvisie. Een nieuwe structuurvisie is in voorbereiding. De agenda voor de structuurvisie 2020 met doorkijk naar 2040 is gereed. In dit bestemmingsplan is al rekening gehouden met de nieuwe inzichten.
3.3 Woonbeleid
3.3.1 woonvisie
In de Woonvisie Gemeente Arnhem 2015 (vastgesteld in 2004) is de basis gelegd voor het gemeentelijk te voeren woonbeleid. In deze Woonvisie staat het motto 'Arnhem aantrekkelijke woonstad in balans' centraal. Bij het opstellen van de Arnhemse Woonvisie is rekening gehouden met wet- en regelgeving en de beleidskaders van andere overheden zoals de E.U., het Rijk, de provincie en de Stadsregio.
Met instrumenten als het Woningbouwkompas (WK), de Gebiedsgerichte uitwerking van de 24 wijken en een uitvoeringsgericht woonprogramma (de woonagenda) stuurt de gemeente op een gedifferentieerde woningvoorraad in de stad en op o.a. de (fysiek en sociale) samenstelling en kwaliteit van de woningvoorraad en de woon- en leefomgeving in wijken.
De hoofddoelen van de Woonvisie zijn:
1. het bouwen van voldoende nieuwe woningen, daarbij wordt niet alleen gestuurd op aantallen, maar gaat het vooral om de kwaliteit, toekomstwaarde en duurzaamheid van de nieuwe woningen;
2. het vergroten van de keuzevrijheid en zeggenschap van bewoners bij hun woning en woonomgeving;
3. het bevorderen van de doorstroming en het doorbreken en verbeteren van de eenzijdige grote goedkope woningvoorraad door te bouwen waar in de woningvoorraad vraag is en er een tekort bestaat;
4. het vraaggericht toevoegen van woningen met een gevarieerde mix aan woningtypen in verschillende prijsklassen waarbij naast het toevoegen van betaalbare koop, het accent ligt op toevoegen van woningen in de daarop aansluitende prijscategorieën middel-duur en duur;
5. het bevorderen van het eigen woningbezit in de stad om zo in 2015 meer evenwicht te bereiken in de eigendomsverhouding van huurwoningen en koopwoningen;
6. het stimuleren van allerlei vormen van particulier opdrachtgeverschap of vormen van collectieve samenbouw voor mensen met een grote of kleine beurs, specifieke behoeften (creatieven, zelfstandig ondernemers, idealisten, senioren of mensen met een functiebeperking), die op deze manier hun woonwensen kunnen realiseren.
Het Arnhemse woonbeleid speelt hiermee in op de behoefte en wensen van alle woonconsumenten en draagt bij aan meer diversiteit in de bevolkingssamenstelling en de kenmerken die verschillende wijken en buurten bezitten.
3.3.2 wonen, welzijn en zorg
Er ligt op het gebied van wonen, welzijn en zorg een stevige fysieke opgave. Dit betekent dat er in woonwijken voor bijzondere doelgroepen en met name voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschaliger aanbod aan levensloopbestendige woningen, woonvormen of andere bijzondere woonconcepten, gerealiseerd en gefaciliteerd moet worden, eventueel aangevuld met (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning, toezicht of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen in de directe of nabije woonomgeving.
3.4 Welstandsbeleid
Arnhem kiest er in haar welstandsnota (2004) voor om zoveel mogelijk recht te doen aan de reeds bestaande verschillen in de bebouwde omgeving. Hiervoor is een indeling gemaakt in een aantal logische eenheden in de stad. Deze eenheden bestaan uit stedelijke gebied, rivierengebied, stedelijk groen en buitengebied. Elke ruimtelijke eenheid heeft een welstandsniveau, 'zwaar', 'normaal', of 'licht', dat aangeeft in welke mate welstand in dat gebied wordt ingezet. Daarnaast is er voor de bedrijven- en industrieterrein gelden nog aparte welstandsniveaus: Utilitair normaal en utilitair licht.
Voor het plangebied is het niveau normaal (bebouwing in stedelijk groen) aan de orde. Onder niveau 'normaal' vallen in het algemeen de karakteristieke vooroorlogse wijken maar voor dit plangebied voor de bebouwing in het stedelijk groen. Voor de zichtbare gevels hebben de criteria een conserverend karakter waarmee de gebouwvorm, de dakvorm en de karakteristieke elementen worden gespaard. Aan de straatzijde mogen alleen ornamentele dakkapellen worden toegevoegd zoals die oorspronkelijk in die gebieden waren ontworpen. Serres mogen aan de achterzijde slechts in één laag vanaf de begane grondverdieping worden gerealiseerd. Kelderentrees (met keerwanden en trappen) die aangebracht worden in de straatgevels zijn niet aanvaardbaar. Er worden geen bijzondere eisen gesteld aan bijgebouwen in de achtertuin, niet zichtbaar vanaf het openbaar gebied.
Er wordt inmiddels gewerkt aan een nieuw welstandsbeleid.
3.5 Verkeersbeleid
3.5.1 Rijksbeleid
De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling.
3.5.2 Provinciaal en regionaal beleid
De provincie Gelderland en de Stadsregio Arnhem-Nijmegen kennen respectievelijk het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan-2 en het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan.
De provincie Gelderland kiest voor een duurzame mobiliteit, waarbij het verkeers- en vervoerssysteem een sterke economie ondersteunt, welvaart versterkt en de sociale integratie stimuleert. Om dat te bereiken kiest Gelderland voor de volgende aanpak:
voorkomen, beter benutten, bouwen en beprijzen.
De essentie van het Stadsregio-verkeersbeleid is identiek aan dat van de provincie Gelderland. Voor Arnhem is het project RegioRail in het bijzonder van belang. Stadsregio kiest als ruggengraat van ontwikkeling en vervoer het spoor tussen Zutphen-Zevenaar via Arnhem en Nijmegen naar Boxmeer en Cuijk. Planontwikkeling en –realisatie vinden bij voorkeur in bebouwd gebied en in de omgeving van het spoor plaats.
3.5.3 Gemeentelijk beleid
Als resultaat van de wisselwerking tussen Rijk, provincie/regio en gemeente, heeft de gemeente Arnhem haar actuele verkeersbeleid verwoord in het Structuurplan Arnhem 2010 en in het Stedelijk Verkeers- en Vervoersplan SVVP Arnhem 2000-2010. De essentie ervan – overeenstemmend met die van Rijk, provincie en regio – is het terugdringen van de verkeersonveiligheid en het geleiden van de mobiliteit. Daarbij geldt het principe van vrijheid van keuze voor de mobilist, die de gemeente probeert te beïnvloeden door “verleidelijke” alternatieven aan te bieden. Ook speelt het prijsmechanisme hierin een steeds grotere rol.
Voor de werkingsduur van voorliggend bestemmingsplan is de uitwerking van het SVVP in het Categoriseringsplan Arnhem 2000 richtinggevend. Het categoriseringsplan werkt uit hoe de verkeersruimte in Arnhem duurzaam veilig (her-)ingericht wordt. Arnhem kent twee typen wegen: 1) de verblijfsgebieden en 2) de verkeersaders. Deze laatste zijn de hoofd- en ontsluitingswegen en vormen het Arnhemse hoofdwegennet voor het autoverkeer. Deze wegen kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger. In het plangebied gaat het om de Amsterdamseweg en de Bakenbergseweg. Alle andere wegen vallen onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten krijgen het karakter van de 30 km/uurzone. Ze hebben een verblijfsfunctie en ontsluiten percelen. Veelal zijn het woonstraten.
Het SVVP Arnhem 2000-2010 is voor het onderdeel parkeren nader vormgegeven in de Parkeernota Arnhem 2003-2010 en in uitwerkingen van deze nota. Er is een nieuwe visie 'Arnhem...aantrekkelijk bereikbaar" in de aanloop naar een nieuwe mobiliteitsagenda gemaakt. Onder de vlag van de nieuwe structuurvisie wordt een uitwerking voor de langere termijn gemaakt (2020-2030).
3.6 Milieu- En Omgevingsbeleid
In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale leefomgevingskwaliteit van de stad.
Op 26 mei 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn opgenomen. Hiermee differentiëren we milieuambities naar verschillende gebieden. Niet overal in de stad streven we immers dezelfde milieuambities na: in een dynamisch centrum accepteren we bijvoorbeeld meer geluid dan in een woonwijk. Wel wordt rekening gehouden met grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich ophoopt.
Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten we in het betreffende gebied willen handhaven of realiseren, wordt ook duidelijk of een bepaalde ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied.
3.6.1 Geluid
Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals scholen en zorginstellingen.
In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.
De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde).
Voor het verlenen van een hogere grenswaarde is de nota “uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde” van de gemeente Arnhem van toepassing.
Beleidsplan Geluid
In augustus 2008 is het geactualiseerde beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naar mate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.
3.6.2 Luchtkwaliteit
Wet Luchtkwaliteit 2007
De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Wet Luchtkwaliteit. Het doel van de Wet Luchtkwaliteit 2007 is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.
Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:
PM10 (fijnstof)
de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet worden overschreden;
de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
NO2 (stikstofdioxide)
de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden;
de uurgemiddelde concentratie van 200 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.
Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.
Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet Luchtkwaliteit van kracht geworden. De nieuwe wet is nodig omdat de aanleg van een groot aantal bouwprojecten en bestemmingsplannen stilgelegd zijn door uitspraken van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De grenswaarden zijn ongewijzigd gebleven, maar de nieuwe wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is 1augustus 2009 van kracht geworden.
Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit
Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit het toenmalige Besluit Luchtkwaliteit 2005 te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen voor 2010 op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de onlangs van kracht geworden Wet Luchtkwaliteit is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2005-2010 van februari 2006.
3.6.3 Hinder
In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de
VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.
Geurhinder van industriële bedrijven
Op 13 december 2010 is het beleidsplan geur vastgesteld. Dit beleidsplan gaat in op geur afkomstig van industriële bedrijven waarvoor de gemeente Arnhem het bevoegde gezag is. Milieubeleid kan een positieve bijdrage leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Geur is een milieuaspect dat een belangrijke bijdrage levert aan de leefbaarheid. Het geurbeleid van de gemeente Arnhem sluit, voor zover dat mogelijk is, aan op het geurbeleid van de provincie Gelderland. Het doel van het geurbeleid is dat inwoners van Arnhem nu en in de toekomst niet worden blootgesteld aan geuroverlast door industriële bedrijven.
3.6.4 Externe veiligheid
Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).
Landelijk beleid
Voor bedrijven is op 28 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen (artikel 5.1 van de Wet milieubeheer) vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.
Voor de routes (weg, water, spoor en ondergrondse leidingen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, komt in 2012 een AMvB transport. In deze AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) worden ook milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.
Gemeentelijk beleid
Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid 2005-2008 vastgesteld dat op 14 februari 2009 met 2 jaar is verlengd. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.
Om het bereikte gebiedsgerichte externe veiligheidsniveau vast te houden, en omdat er na 2010 vanuit het Rijk niet veel nieuwe wet- en regelgeving te verwachten is, heeft gemeenteraad op 14 februari 2011 besloten om het beleidsplan met nog eens 4 jaar te verlengen. Wel zijn de punten “risico's in stadswijken” en “objecten in de directe omgeving van risicovolle activiteiten” in het plan verhelderd en duidelijker omschreven.
3.6.5 Groen en ecologie
Natura 2000
Het tot stand brengen van een samenhangende Europese ecologische hoofdstructuur, genaamd Natura 2000, is per 1 oktober 2005 door de nieuwe Natuurbeschermingswet overgenomen. De Natura 2000 gebieden in Arnhem zijn: Veluwe, Gelderse Poort en IJssel. Voor elk van deze gebieden zijn habitattypen en soorten benoemd die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet 1998. De bescherming van de Natura 2000 gebieden is vergelijkbaar met de bescherming volgens artikel 6 van de Habitatrichtlijn, die de afgelopen jaren in Nederland is toegepast. Nederland past hiervoor een vergunningenstelsel toe. Er geldt dat er door projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van habitats of een verstorend effect op de soorten, waarvoor het gebied is aangewezen, mogen optreden.
Om de effecten van de ruimtelijke ingrepen van het bestemmingsplan op het Natura 2000-gebied te toetsen, moet de Habitattoets worden uitgevoerd, bestaande uit een voortoets. De voortoets verkent of door de ontwikkelingen waarin het plan voorziet mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het leveren van de informatie (zorgplicht, artikel 19l). Het bevoegd gezag toetst de gegevens. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een natuurbeschermingswetvergunning is Gedeputeerde Staten van de provincie waarbinnen het beschermingsgebied ligt.
In de strategische milieubeoordeling van de Stadsregio Arnhem Nijmegen ten behoeve van het Regionaal Plan 2005-2010 zijn effecten op de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) ten gevolge van woningbouw onderzocht. In dat kader is aangegeven dat de toetsing van plannen in de nabijheid van een beschermd gebied betrekking heeft op gebieden binnen een afstand van 2 kilometer.
Flora- en Faunawet 2002
De opdrachtgever / initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet. De wet gaat uit van het “nee-tenzij” principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.
Eind januari 2005 is het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Er zijn 3 beschermingscategorieën:
- tabel 1. algemeen beschermde soorten
- tabel 2. beschermde soorten
- tabel 3. streng beschermde soorten
Provinciaal beleid: Gelderse EHS
Hoe de provincie Gelderland de ruimte wil verdelen en gebruiken staat in de algemene structuurvisie ruimtelijke ordening. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen.
Provinciale Staten van Gelderland hebben op 1 juli 2009 de nieuwe grenzen van de ecologische hoofdstructuur (EHS) in de structuurvisie definitief vastgesteld. Doel van de herbegrenzing is de EHS 'robuuster' te maken. Met robuust wordt bedoeld een netwerk van natuurgebieden waar waardevolle en kwetsbare natuur optimaal kan voortbestaan.
Binnen de EHS geldt de 'nee-tenzij'-benadering. Bestemmingsplanwijziging is niet mogelijk als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.
De EHS is verdeeld in: EHS-natuur, EHS-verweving en ecologische verbindingszones. Voor het behoud en herstel van de biodiversiteit in Gelderland zijn de drie delen van de EHS onlosmakelijk met elkaar verbonden. Soorten die gebonden zijn aan grotere natuurgebieden vinden vooral een plek in EHS-natuur; EHS-verweving is van belang voor soorten die gebonden zijn aan gebieden waarin veel natuurelementen en natuurkwaliteiten verweven zijn met agrarisch en ander gebruik van het cultuur-landschap. Met de ecologische verbindingszones neemt de versnippering van de natuur af en ontstaan meer migratiemogelijkheden voor plant- en diersoorten.
De Neder Rijn, IJssel en uiterwaarden in Arnhem zijn onderdeel van de EHS. Het Arnhemse deel van het rivierengebied ligt in de natuurstructuur cruciaal. Het vormt een verbinding tussen de natuurontwikkelingsprojecten van de Gelderse Poort en de Noordoever Neder Rijn. Meinerswijk is één van die oorspronkelijke natuurontwikkelingsprojecten. Het totale uiterwaardgebied is benoemd als waardevol landschap. Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten.
Provinciaal beleid: Richtlijn compensatie natuur en bos
De provincie heeft het compensatiebeleid "De Compensatierichtlijn natuur en bos" als uitwerking van provinciale structuurvisie en de Structuurschema Groene Ruimte opgesteld. De gemeente zal dat compensatiebeleid uitvoeren. Is de provinciale richtlijn van toepassing dan treedt de gemeentelijke regelgeving terug.
Uitgangspunt van het compensatiebeleid is dat natuur en bos alleen plaats kunnen maken voor een ander ruimtegebruik als er voor de specifieke locatiegebonden ontwikkeling geen alternatieve locaties aanwezig zijn (nee-tenzij-beleid). In principe dient natuur door natuur en bos door bos te worden gecompenseerd. De compensatierichtlijn is van toepassing op
alle natuur die in de provincieale verordening of op de bestemmingsplankaart de bestemming natuur heeft of een vegetatiewaarde van 6 of hoger heeft;
gebieden met de bestemming bos, zoals aangegeven in de provincieale verordening of op de bestemmingsplankaart;
alle gebieden die conform de Boswet herplantplichtig zijn, zowel binnen als buiten de bebouwde kom Boswet.
De compensatierichtlijn kent een kwaliteitstoeslag, bij wijziging van functie dient dus meer bos of natuur te worden gerealiseerd dan verloren gaat.
Er kunnen zich situaties voordoen waarbij het acceptabel is dat bos door natuur vervangen wordt. Deze situaties worden beschreven in de nota inzake de toepassing van de Boswet bij herstel en ontwikkeling van bijzondere natuurwetenschappelijke waarden (de "Nota Open Bos") van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan de Tweede Kamer d.d. 26 november 1992.
Boswet
De Boswet is van toepassing op alle bossen en houtopstanden groter dan 10 are of - in geval van rijbeplantingen - meer dan twintig bomen, die gelegen zijn buiten de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'. De Boswet verplicht om de grond waarop het bos of de bomen hebben gestaan binnen drie jaar opnieuw in te planten.
Als voor de uitvoering van een werk de bestemming moet worden gewijzigd treedt de provinciale richtlijn 'Bos- en natuurcompensatie' in werking. Deze richtlijn is een uitwerking van het Streekplan en geldt ook voor bos binnen de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'.
Groenplan Arnhem 2004 – 2007 / 2015
Op 28 juni 2004 is het groenplan 2004-2007/2015 vastgesteld. De gemeente Arnhem streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.
De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor herontwikkeling. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventariseerd worden. In het bestemmingsplan is een groenbalans opgenomen, waarin is aangegeven hoe de groencompensatieregels zijn toegepast.
Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel.
Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn:
- alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en gebruik op elkaar afgestemd zijn;
- barrières van de stedelijke druk opheffen of zoneren.
Er worden 5 samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd:
- 1. Natuurkernen;
- 2. Natuurzones en stapstenen;
- 3. Natuurlijke groenzones;
- 4. Overig groen;
- 5. De Stenen stad.
Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld.
3.6.6 Water
Europees beleid
Vanaf 2000 is ter verbetering van de chemische en ecologische waterkwaliteit van alle Europese wateren de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De kaderrichtlijn omvat regelgeving voor zowel het oppervlaktewater als het grondwater. De streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, maar eventueel kan, mits goed onderbouwd, uitstel worden verleend tot uiterlijk 2027 (derogatie). De plannen voor de (deel)stroomgebied zijn door de verschillende partijen, met uitzondering van het Rijk, in 2009 vastgesteld en bevatten doelen, ambities en maatregelen.
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota's vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het Bestuursakkoord Water (d.d. april 2011). Het bestuursakkoord heeft tot doel om het waterbeheer doelmatiger te maken. De inzet ligt bij mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van watersysteem en waterketen. De kwaliteit moet omhoog tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
In de Nota Ruimte is water een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de Waterwet die op 22 december 2009 van kracht is geworden. In de Waterwet zijn ondermeer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.
Provinciaal en regionaal beleid
Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015.
Het Waterplan gaat verder op de ingeslagen weg van het derde Waterhuishoudingsplan. Nieuw is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en de verplichtingen die voortvloeien uit de waterwet. Een belangrijk aanpassing uit de Waterwet is dat de vergunningverlening voor het onttrekken van grondwater grotendeels is overgedragen aan de waterschappen. Slechts in drie gevallen is de provincie hiervoor nog aanspreekpunt;
onttrekkingen voor drinkwaterwinning;
onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals koude- en warmte opslag (KWO);
industriële onttrekkingen meer dan 150.000 m³ per jaar.
De gemeenten in Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) hebben het Convenant Duurzaam Bouwen in het KAN (2000) opgesteld. Het 'pakket duurzaam bouwen' maakt hier onderdeel van uit. Voor water is het volgende streefbeeld opgesteld: natuurlijke waterhuishouding (vermindering verdroging) en schone water in de wijk, waardoor natuurontwikkeling mogelijk is.
Beleidslijn ruimte voor de rivieren
De beleidslijn heeft ten doel meer ruimte voor de rivier te creëren, een duurzame bescherming van mens en dier tegen overstroming bij hoogwater te bieden en het beperken van materiele schade. Deze doelstelling wordt op hoofdlijnen bereikt door:
- Handhaven van de beschikbare ruimte in het winterbed. Dit betekent dat deze ruimte beschikbaar blijft voor het opvangen van hoogwater en dat er enkel activiteiten mogen plaatsvinden die onlosmakelijk verbonden zijn met de rivier.
- Creëren van ruimte: een vergroting van de afvoercapaciteit door verbreding en verlaging van het winterbed, in combinatie met natuurontwikkeling. Er worden geen ontwikkelingen toegestaan die een verbreding of verlaging van het winterbed onmogelijk maken.
- Een minimaal beschermingsniveau van 1:1250 jaar voor nieuwe activiteiten die in het winterbed kunnen worden toegestaan en die bij hoge waterstanden schade kunnen oplopen.
Beleidslijn grote rivieren
In 2005 is de Beleidslijn “ruimte voor de rivier” (1997) geëvalueerd. De evaluatie van de beleidslijn was noodzakelijk om aan te kunnen geven of, en zo ja hoe de beleidslijn kon worden aangepast. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat het toetsingskader van de beleidslijn ruimte voor de rivier in het algemeen helder en duidelijk is ten aanzien van de toelaatbaarheid van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. De bestaande ruimte die de rivier nodig heeft is mede dankzij dit toetsingskader behouden.
Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Tevens geldt dat het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, binnen de randvoorwaarden die de veiligheid stelt, van belang is voor het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. Voor de Beleidslijn grote rivieren gelden twee concrete doelstellingen:
- de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden;
- ontwikkelingen tegen gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en
verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.
Deze doelstellingen zijn bij de herziening van de beleidslijn niet gewijzigd.
Grondwaterbescherming
De gemeente Arnhem is verantwoordelijk voor bescherming van de 25 jaarsintrekzone van de stedelijke grondwaterbeschermingsgebieden. Deze bescherming wordt geregeld in de bestemmingsplannen via een aanlegvergunningenstelsel. Om zo objectief mogelijk te blijven, volgt de gemeente de provinciale richtlijnen. Dit houdt in dat het “stand still/step forward” principe gehanteerd wordt waardoor er geen veranderingen in het gebied mogen plaatsvinden die een negatief effect hebben op de kwaliteit van het grondwater. Dit stelt tevens beperkingen aan het (ongecontroleerd) afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater of van infiltratie naar het grondwater. Uitbreiding van al bestaande risicovolle situaties is slechts aanvaardbaar als door de gemeente wordt aangetoond dat daardoor de risico's van de winning van drinkwater niet worden vergroot.
Voor de lijst met verboden inrichtingen wordt verwezen naar de Provinciale Milieuverordening.
Beleid waterschap en gemeente
Het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Noord is overgedragen aan het Waterschap Rijn en IJssel waardoor de gemeente Arnhem rekening dient te houden met het vigerende beleid van het waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het vastgestelde Waterbeheerplan (2010-2015) en de Keur en legger van het waterschap.
3.6.7 Bodem
Voor dit gebied zonder ontwikkelingen is getoetst of de kwaliteit van de bodem (inclusief grondwaterkwaliteit) de aanwezige bestemmingen/functies toelaat.
Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:
- Wet bodembescherming (Wbb, 1 januari 2006, gewijzigd 1 oktober 2008 en
1 april 2009); - Beleidsnota bodem 2008, Gelderse wegwijzer in bodemland (Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen, 27 november 2007);
- Beleidsnota 'Hergebruik van licht verontreinigde grond in Arnhem' (november 1999, met aanvullingen in 2001 en 2002).
3.6.8 Cultuurhistorie en archeologie
Rijksbeleid
Monumentenwet
Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.
Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg
De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:
archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.
Inmiddels is het verdrag vertaald in de Monumentenwet 1988.
Provinciaal beleid
Nota Belvoir
Het Belvedere-uitgangspunt “behoud door ontwikkeling” is in 2000 overgenomen in de provinciale Nota Belvoir. Doel is dat cultuurhistorie voortaan prominent wordt meegewogen bij de ontwikkeling van alle ruimtelijke en economische plannen. Om nog meer in te kunnen spelen op de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving, kiest de Provincie met de nieuwe nota Belvoir 3 voor een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht beleid. In de nota worden 10 cultuurhistorisch waardevolle gebieden benoemd, waarnaar speciale aandacht zal uitgaan. Relevant voor Arnhem is de aandacht voor het Veluwemassief, de Veluwezoom en het Rivierengebied.
Gemeentelijk beleid
Erfgoednota 'Panorama Arnhem'
In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.
Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht van alle cultuurhistorische elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt.
Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.
Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:
in archeologisch waardevolle gebieden (buiten monumenten) dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 30 m2;
in gebieden met een hoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 200 m2;
in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 500 m2;
in gebieden met een lage archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 2000 m2.
Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten, geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.
Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:
- Behouden door ontwikkelen
- Behouden door beschermen
- Adviseren, stimuleren en verleiden
- Kennis verwerven en verspreiden
3.7 Sport-, Recreatie- En Spelen Beleid
In 2005 is de Sportnota "Sport over de breedte" vastgesteld. Het sportbeleid concentreert zich rond vijf thema's:
- 1. Samenhang tussen bewegingsonderwijs, sportbuurtwerk en sportverenigingen met het doel meer mensen in beweging te krijgen;
- 2. Verbeteren van de kwaliteit van sportverenigingen, uitgaande van de cruciale rol van sterke sportverenigingen voor het sportaanbod in Arnhem;
- 3. Voldoende en kwalitatief goede sportaccommodaties: bestaande accomodaties aanpassen aan de huidige kwaliteitsnormen, goede spreiding van voorzieningen over de stad en nieuwe voorzieningen waar dat wenselijk is;
- 4. Topsport in de stad als het evenementen betreft;
- 5. Dienstverlening in de sport: ondersteuning van verenigingen, informatie en advies en belangenbehartiging.
In 2009 is de "Nota Ruimte voor de Jeugd (Spelennota) 2010-2020" vastgesteld. In vervolg daarop worden uitvoeringsplannen per wijk gemaakt. Voor dit plangebied is (nog geen - al wel een)uitvoeringsplan gemaakt.
3.8 Economisch Beleid
De gemeente heeft haar economische visie en koers voor de middellange termijn vastgelegd in de Economische Agenda Arnhem 2015. De agenda stelt dat in de eerste plaats de basis op orde moet zijn. De gemeente wil daarom zorgen voor een gunstig ondernemingsklimaat door adequate dienstverlening te bieden en geschikte, goed bereikbare vestigingsplaatsen in een stimulerende economische omgeving. In de tweede plaats kunnen de sterke sectoren verder uitgebouwd. Het gaat dan om de verdere versterking als zesde kantorenstad van ons land, en het behalen van winst in de sectoren zorg & welzijn en toerisme & vrije tijd. Tot slot gaat de gemeente Arnhem extra werk maken van haar kansrijke economische clusters: energie- & milieutechnologie en mode & design. Dit zijn bedrijvensectoren, waarin Arnhem bijzonder is en die een sterke basis bieden om een regionale en nationale positie op te bouwen.
De Economische Agenda levert een bijdrage aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad en het tegengaan van de maatschappelijke tweedeling. De agenda bepaalt de gemeentelijke koers en is opgesteld na stadsgesprekken met ondernemers en onderwijs- en kennisinstellingen. De gemeente stimuleert de economische ontwikkeling en is regisseur van het samenspel tussen overheid, ondernemers, onderwijs en onderzoek. In de stadsgesprekken hebben de partners duidelijk gemaakt, wat zij gezamenlijk kunnen en willen doen om het ondernemingsklimaat te versterken.
Arnhem heeft relatief gezien een groot aantal arbeidsplaatsen (rond de 100.000), dat voor een belangrijk deel (ongeveer 35.000) wordt vervuld door niet-Arnhemmers. Het aandeel Arnhemmers met een lage opleiding en met beperkte kansen op de arbeidsmarkt is groot. De aanpak uit de Economische Agenda levert naast banen voor hoog en middelbaar opgeleiden, vooral ook banen voor lager opgeleide inwoners op.
3.8.1 Wijkeconomie
Het stimuleren van 'werken in de wijk' oftewel wijkeconomie, zoals vastgelegd in de gelijknamige Nota Wijkeconomie (2001), blijft een belangrijk thema. De ontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid en werkgelegenheid levert een bijdrage aan de verbetering van de leefbaarheid en sociale samenhang in de wijk. In dit verband is het werken aan huis, binnen duidelijk beperkte kaders, toegestaan. Concreet betekent dit dat de gemeente actief blijft bij het stimuleren van woon-werkeenheden en het ontwikkelen van kleinschalige bedrijfsverzamelgebouwen in wijken, bedoeld voor bedrijven in de ambachtelijke bedrijvigheid en de persoonlijke, zakelijke en overige dienstverlening. In dat kader past ook het faciliteren van de bedrijvendynamiek als het gaat om startende bedrijvigheid en zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers). Tot slot richt wijkeconomie zich in samenhang met het detailhandelsbeleid eveneens op het behoud en de versterking van de winkel- en eventuele horecavoorzieningen in de wijk.
3.8.2 Detailhandel
Met de nota Detailhandelsbeleid Arnhem: herijking 2008 is het beleid voor detailhandel geactualiseerd. Centraal in de nota staat hoe het beste op ontwikkelingen kan worden ingespeeld om Arnhem haar positie als belangrijk koopcentrum te laten behouden en hoe de positie kan worden versterkt. Tevens hoe een evenwichtig detailhandelsaanbod voor de consument in de binnenstad, de stadsdeelcentra, de buurt- en wijkcentra en op de perifere locaties kan worden behouden en opgebouwd. De beleidsuitgangspunten in het detailhandelsbeleid uit 2001 zijn niet gewijzigd. De belangrijkste aanbevelingen en actiepunten in de nota zijn:
- stimuleren van gebiedsprofielen voor de binnenstad;
- ontwikkelen van het Woonwinkelcentrum in Centrum Zuid;
- planologisch vastleggen van het themacentrum Wonen in Centrum Zuid;
- plannen voor Kronenburg begeleiden;
- uitbreiding van supermarkten in Arnhem Noord;
- stimuleren van de verplaatsing van detailhandel op bedrijventerreinen en solitaire locaties;
- stimuleren van de komst van gewenste detailhandel;
- onderzoek naar regionale en lokale koopstroomontwikkelingen;
- stimuleren en ontwikkelen van wijkeconomie.
Het is van belang – zeker in economisch mindere tijden en met continu veranderd consumentengedrag – dat er geïnvesteerd blijft worden in het up-to-date houden en waar nodig versterken van het bestaande winkelapparaat. Bovendien wordt het vestigen van ontbrekende en vernieuwende formules in de binnenstad gestimuleerd.
3.8.3 Toerisme en vrije tijd
In het stadsprogramma Arnhem Aantrekkelijke Centrumstad is de economische opgave 'meer (toeristische) bezoekers en bestedingen' opgenomen. Toerisme en Vrije Tijd is in de Economische Agenda 2015 benoemd als sterk segment, dat we verder willen uitbouwen.
Beleidsmatige afwegingen en het creëren van de juiste randvoorwaarden hiervoor vinden plaats binnen de verschillende reeds belegde deelterreinen zoals horecabeleid, hotelbeleid, cultuurbeleid, sportbeleid, evenementenbeleid, openluchtrecreatie, binnenstadsbeleid, toeristische marketing, citymarketing en erfgoedbeleid. Met uitzondering van 'openluchtrecreatie' gelden voor al deze deelterreinen vigerende beleidsplannen. Er is (nog) geen overkoepelend beleidsdocument 'Toerisme en Vrije Tijd'. Voor vormen van 'Leisure' die niet vallen onder de hiervoor genoemde terreinen – veelal commerciële functies als bioscopen, bowlingbanen, fitnesscentra en dergelijke – is geen vigerend beleidsdocument. Deze vallen in de bestemmingsplancategorie 'recreatie'.
Er wordt gewerkt aan een actieplan 'toerisme en vrije tijd', waarin o.a. aandacht is voor de onderlinge verbindingen tussen de hiervoor genoemde beleidsterreinen, samenhangende doelstellingen én een samenhangend actieplan.
3.8.4 Horeca
De horecanota Gastvrij Arnhem (2005) geeft de uitgangspunten aan voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling ten aanzien van horeca. Hoofdlijn van de nota is de randvoorwaardenscheppende en faciliterende rol van de gemeente, zodat een evenwichtig aanbod van horeca ontstaat. Horecaontwikkeling is afgestemd op de functie van het gebied. De ontwikkeling van de attractieve stad vraagt om horecaontwikkeling met name in de binnenstad en omgeving. In de detailhandelgebieden (Kronenburg, Presikhaaf) heeft horeca vooral een belangrijke ondersteunende functie voor de detailhandel. Ook in de toeristische centra van de stad heeft de horeca een ondersteunende functie. In woonwijken heeft horeca een verzorgende functie. En langs de radialen heeft het een bovenwijkse of stedelijke functie.
Het gemeentelijk beleid krijgt mede gestalte door vergunningverlening en handhaving. Dit gebeurt integraal; dat wil zeggen dat de verschillende beleidsterreinen op elkaar worden afgestemd (bijvoorbeeld openbare orde en veiligheid, voedsel- en brandveiligheid, milieu, gezondheid). Zo ontstaat duidelijkheid voor de horecaondernemers en andere belanghebbenden. Daarnaast wil de gemeente een goede gesprekspartner zijn voor ondernemers en ontwikkelingen stimuleren.
3.8.5 Hotels
De Gemeenteraad heeft in 2008 ruimte geboden voor de ontwikkeling van één of meer hotels in de binnenstad (gebied binnenstad, inclusief de singels en het Coehoorngebied). De gemeente werkt mee aan het bouwvergunning- en planologisch traject voor een hotelontwikkeling. Als criterium is gesteld dat het moet gaan om hotels:
- in het hogere segment, die zowel de zakelijke als de toeristische markt bedienen;
- die door hun uitstraling zich onderscheiden en het imago van Arnhem als innovatieve en creatieve stad versterken (bijv. een designhotel);
- die de parkeerbehoefte in of nabij het pand oplossen.
De marktruimte is bepalend voor de uitbreidingsruimte. Een hotelontwikkeling is ook mogelijk buiten de binnenstad. Bij deze ontwikkelingen wordt per geval bestuurlijk beoordeeld of de ontwikkeling een meerwaarde oplevert voor de toeristische ontwikkeling van Arnhem.
3.9 Coffeeshopbeleid
De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (2009) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd. In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig of toegestaan.
3.10 Prostitutiebeleid
In de nota 'Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000)' is het Arnhems prostitutiebeleid vervat. De opheffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000 was aanleiding voor het opstellen van dit beleid. Dit beleid is nog steeds van kracht.
Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de volgende elementen:
concentratie van de raamprostitutie op één plek;
het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken (120 en dat is een halvering van het aantal ramen en werkplekken ten opzichte van de voormalige raamprostitutielocatie in het Spijkerkwartier);
het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij – overgangsrechtelijke situaties uitgezonderd - in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast;
concentratie van de tippelprostitutie.
Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.
In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig. Gezien de aanwezigheid van een seksinrichting binnen het betreffende CBS - telgebied is het niet waarschijnlijk, dat er een situatie zal ontstaan, dat een vergunningaanvraag gehonoreerd zal worden.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een signalerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
4.2 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.2.1 Geluid
Er worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten geprojecteerd binnen het bestemmingsplan. De Wet geluidhinder en het Arnhemse beleidsplan geluid leggen geen belemmeringen op voor het vaststellen van het bestemmingsplan "Hoogkamp-Sterrenberg-Gulden Bodem".
4.2.2 Luchtkwaliteit
Het gebied staat volgens de monitoringstool niet bekend als een luchtkwaliteitknelpunt. Doordat er verder geen (planologische) wijzigingen plaatsvinden vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor de vaststelling van het plan.
4.2.3 Hinder
Hoogspanningslijnen
In november 2005 en 2008 hebben alle betrokkenen (gemeenten, provincie) een brief van het ministerie van VROM gehad met hierin een advies met betrekking tot hoogspanningslijnen. Voor een 150 kV hoogspanningslijn geldt een indicatieve zone van 2 maal 80 meter (vanuit het hart van de lijnen). Indien een nieuwe ontwikkeling binnen de indicatieve zone ligt moet er naar de specifieke zone worden gekeken. De specifieke zone van een 150 kV hoogspanningslijn is 2 maal 35 meter. Voor nieuwe ontwikkelingen (na 1 januari 2006) wordt geadviseerd om geen gevoelige bestemmingen zoals woningen, kinderdagverblijven binnen deze specifieke zone te situeren.
Door het plangebied loopt een hoogspanningslijn van 150 kV. Binnen de indicatieve en specifieke zone zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Dat betekent dat er ten gevolge van de hoogspanningslijn van 150 kV geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan zijn.
Scholen (bestemming maatschappelijk)
Binnen het plangebied zijn een aantal scholen aanwezig, zowel basisscholen als een ROC. In de VNG brochure bedrijven en milieuzonering (editie 2009) zijn scholen (SBI 852, 8531) milieucategorie 2 inrichtingen. Ten opzichte van het, in de VNG brochure omschreven, omgevingstype rustige woonwijk geldt voor milieucategorie 2 inrichtingen een richtafstand van 30 meter en ten opzichte van het omgevingstype gemengd gebied een afstand van 10 meter. Bij ontwikkelingen kan gemotiveerd van deze richtafstand worden afgeweken.
Detailhandel (kleinschalig)
Binnen het plangebied is in de omgeving van de Josef Israelslaan kleinschalige detailhandel/horeca. Op basis van de VNG brochure gaat het om milieucategorie 1 bedrijven. Ten opzichte van het, in de VNG brochure omschreven, omgevingstype rustige woonwijk geldt voor milieucategorie 1 bedrijven een richtafstand van 10 meter en ten opzichte van het omgevingstype gemengd gebied een afstand van 0 meter. Bij ontwikkelingen kan gemotiveerd van deze richtafstand worden afgeweken.
Benzinetankstation (Bakenbergseweg)
Binnen het plangebied ligt een benzinetankstation. Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering gaat het om een milieucategorie 2 bedrijf (SBI 473). Ten opzichte van het, in de VNG brochure omschreven, omgevingstype rustige woonwijk geldt voor milieucategorie 2 bedrijven een richtafstand van 30 meter en ten opzichte van het omgevingstype gemengd gebied een afstand van 10 meter. Bij ontwikkelingen kan gemotiveerd van deze richtafstand worden afgeweken.
Tennisbanen
Binnen het plangebied liggen drie complexen ten behoeve van de tennisvereniging (Breitnerstraat 20a, Breitnerstraat 50a en Jan Vethstraat 66a. Volgens de VNG brochure bedrijven en milieuzonering geldt er alleen een richtafstand (en dus hinder) wanneer het gaat om een tennisbaan met verlichting. Bij de tennisbanen in de Hoogkamp is er geen sprake is van verlichting en is dit volgens de bepalingen (artikel 9.2 van de regels) van dit bestemmingsplan ook niet toegestaan. Hierdoor zijn de tennisbanen over het algemeen alleen overdag bespeelbaar en passend in de omgeving.
Conclusie
Omdat er binnen het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien gelden er voor het onderdeel hinder geen belemmering voor de vastelling van het plan.
4.2.4 Externe veiligheid
Inventarisatie risicovolle activiteiten binnen het plangebied
Binnen het plangebied ligt een ondergrondse aardgasleiding met een diameter van 8 inch. Deze aardgasleiding heeft geen 10-6 PR contour. Wel moet er rekening worden gehouden met een zakelijk rechtstrook van 4 meter aan beide zijden van de leiding. Deze zakelijk rechtstrook is op de plankaart aangegeven.
Verantwoording groepsrisico
Binnen het invloedsgebied van de ondergrondse aardgasleiding zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Het invloedsgebied heeft hoofdzakelijk de bestemming groen. Dit betekent dat er geen verantwoording van het groepsrisico hoeft plaats te vinden.
Conclusie
De zakelijk rechtstrook van 4 meter aan beide van de ondergrondse aardgasleiding is op de plankaart opgenomen.
4.2.5 Groen en ecologie
Ecologische gebiedsbeschrijving en bekende natuurwaarden
Het gebied is in 1998 geïnventariseerd op broedvogels door de Vogelwerkgroep Arnhem e.o. Daarnaast zijn er in de periode 2000 - 2005 bewoners opgeroepen om vleermuis-, gierzwaluw- en huismusverblijven en waarnemingen van pinksterbloem, oranjetipje, egels en eekhoorn door te geven.
In 2000 is er door vleermuiswerkgroep Gelderland (VleGel) een inventarisatie uitgevoerd naar watervleermuizen, waarbij ook andere vleermuissoorten zijn meegenomen. Van de andere soorten zijn geen gegevens bekend. Zie bijlage 'Flora en fauna Hoogkamp Sterrenberg'.
De wijken zijn waardevol voor vogels die broeden in bomen met holen (o.a. grote bonte specht, boomkruiper, grauwe Vliegenvanger) en gebouwen (o.a. gierzwaluw en huismus). Op een aantal plekken staan struiken onder de bomen, waar de heggenmus, de tjiftjaf, de roodborst, de zwarte mees en de kuifmees broeden.
Op een aantal plekken in het plangebied en ten zuiden ervan verblijven gewone dwergvleermuizen in gebouwen. In het Arentheem college, ten zuiden van het plangebied, zit een grote kolonieplaats. Daarnaast is bekend dat de rosse vleermuis en de watervleermuis verblijven in bomen in Park Sonsbeek en onder meer jaagt in de uiterwaarden. Verder is de laatvlieger foeragerend waargenomen in het plangebied, die verblijft in de gebouwen. Een verblijfplek is niet bekend. De bebouwing en beplantingslijnen aan wegen vormen oriëntatielijnen voor vleermuizen.
Aan de rand van plangebied is de eekhoorn en het konijn waargenomen. In het gehele plangebied verblijft de egel in tuinen en plantsoenen.
In de randen van het plangebied komen vlinders voor van tuin en plantsoen, waaronder het oranjetipje. Waardplanten van deze vlinder zijn zevenblad en pinksterbloem.
In vijvers in tuinen komt de groene kikker (complex) voor.
Flora en faunawet
De beschermde soorten in de wijk zijn in bijlage 8 weergegeven in een tabel en een verspreidingskaart. Samenvattend zijn er in het plangebied 7 zoogdiersoorten, 34 broedvogelsoorten en 1 amfibiesoort aangetroffen. Allen zijn beschermd conform de Flora- en faunawet 2002. De tabel geeft de soorten weer die in tabel 2 en 3 staan conform de Flora en faunawet en de broedvogels met een vaste rust en verblijfplaats conform dezelfde wet. De soorten van tabel 1 zijn niet opgenomen.
Soort | Vogels met vaste rust en verblijfplaats | Tabel 2 | Tabel 3 |
Groene specht | X | ||
Grote bonte specht | X | ||
Zwarte kraai | X | ||
Huismus | X | ||
Gierzwaluw | X | ||
Pimpelmees | X | ||
Koolmees | X | ||
Gewone dwergvleermuis | X | ||
Laatvlieger | X | ||
Watervleermuis | X | ||
Rosse vleermuis | X | ||
Eekhoorn | X |
Gebiedsbescherming
Het plangebied grens aan de noordzijde (Veluwe), de westzijde (Mariendaal) en de Oostzijde (park Gulden Bodem en Sonsbeek) aan de Ecologische hoofdstructuur. De Veluwe en Mariendaal zijn eveneens Natura 2000 gebied.
Beschrijving van de groenstructuur
De noordrand, de bomenstructuur, de groene pleintjes en de voortuinen geven de buurt een enigszins groen karakter. De binnenruimte van de woonblokken zijn belangrijke groengebieden en zijn in eigendom van particulieren en aanpalende woningen. Het aanwezige groen in het binnengebied is naast een structuurvormend element ook van cultuurhistorische en ecologische waarde. In deze groengebieden staan vaak nog forse bomen, wat kenmerkend is voor dit gebied.
Groenplan 2004
- De Jacob Marislaan, Bakenbergseweg en de Heemstralaan vormen wegen met structurende bomenlanen.
- Het groen tussen de Bauerstraat - Bakenberseweg - Amsterdamseweg is onderdeel van het stadsdeelgroen. Het is structureel groen met veel gebruiksruimte (padenstructuur en spelen en ontmoeten).
- Het groen bij de school aan de Nicolaas Maaslaan, Josef Israëlslaan, Gabriëlstraat en Mesdaglaan is structureel groen. Dit groen is tevens speel- en ontmoetingsgroen.
- Toegangen tot het park Gulden Bodem worden gevormd door de groene structuren met paden aan de Joris van der Hagenlaan.
- De gebouwen in het plangebied vormen voor typische stedelijke soorten (vleermuizen, gierzwaluw, huismus, vlinders) een leefgebied. Het stimuleren van deze soorten vraagt vooral in de reconstructie en renovatie aandacht.
Monumentale bomen (bomenstichting)
In het plangbied staan 5 bomen die opgenomen zijn in de lijst van monumentale bomen van de Bomenstichting. Behoud en bescherming van de boom (standplaats boven en ondergronds) is uitgangspunt. Daarbij moet uitgegaan van een beschermingszone rondom de boom die uitgaand van de volwassen kroondiameter (gemiddelde diameter 25 m).
Boomnr. | Lat.naam | Ned.naam | Standplaats | x-coord. | y-coord. | Plantperiode | eigenaar |
990699 | Abies grandis | Reuzen zilverspar | Achtertuin Van Goghstraat 10, Arnhem | 188764 | 445305 | 1900 - 1910 | Particulieren |
70079 | Gleditsia triacanthos | Valse christusdoorn | Bakenbergseweg tegenover nummer 50, Arnhem | 189544 | 444785 | 1920 - 1930 | Gemeente |
70080 | Sophora japonica | Honingboom | Izaak Evertslaan t.o nr 78, Arnhem | 189550 | 444940 | 1920 - 1930 | Gemeente |
70082 | Quercus robur | Zomereik | Joris van der Hagenlaan 21, Arnhem | 189084 | 445708 | 1820 - 1830 | Gemeente |
920599 | Quercus robur | Zomereik | Bakenburgseweg 140, Arnhem | 189316 | 445275 | 1860 - 1870 | Particulieren |
Conclusie
Er vinden geen werkzaamheden plaats die niet passen binnen het vigerende bestemmingplan. Met dit bestemmingsplan zijn er geen negatieve effecten op de huidige natuurwaarden, de monumentale bomen en de groenbalans in het gebied.
4.2.6 Water
Oppervlaktewater
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Grondwater
Het plangebied is gelegen op de helling van de Veluwe-stuwwal waardoor de hoogte van het maaiveld varieert. In het noordwesten van het plangebied is de hoogte ca. 70 m. + N.A.P. Vervolgens loopt het maaiveld af tot een hoogte van ca. 30 m. + N.A.P. in het zuidoosten van het plangebied. Het grondwater is gelegen tussen de ca. 16 en 18 m. + N.A.P. waardoor er gesproken kan worden van een diepe grondwaterstand. Door de ligging van het plangebied op de rand van de stuwwal komt er in de zandige bodem leem voor. Omdat leem moeilijk tot niet doordringbaar is voor water, kunnen er lokaal grote afwijkingen voorkomen van de te verwachten grondwaterstand.
Bovenstrooms beïnvloedingsgebied SED-beek
Aan de oostkant van het plangebied, stroomt de Sint-Jansbeek. De beek heeft een bovenstrooms beïnvloedingsgebied die de in de ondergrond aanwezige leemlagen moet beschermen. De leemlagen zijn van groot belang voor de wateraanvoer naar de St-Jansbeek. Neerslag zijgt weg in de bodem en stuit op de ondoorlatende leemlagen. Het water stroomt vervolgens over deze leemlagen af en komt uiteindelijk als kwel in en langs de beek weer bovengronds. Vanwege dit belang wordt het beïnvloedingsgebied beschermd door een aanlegvergunningstelsel.
Afvalwatersysteem
Het plangebied heeft van oudsher een gemengd rioolstelsel. In de laatste jaren zijn grote delen van de wijk afgekoppeld. Hierdoor wordt het regenwater niet meer afgevoerd naar de afvalwaterzuiverings-installatie, maar in de bodem geïnfiltreerd. In de Hoogkamp gebeurt dit met behulp van infiltratieriolen, in de Sterrenberg en een groot deel van de Gulden Bodem via infiltratieputten.
Het afvalwater stroomt onder vrij-verval uit het plangebied naar het Rijngemaal. Alleen het noordelijke deel van het plangebied, waaronder een deel van de Schelmseweg, wordt afgevoerd naar het rioolgemaal 'Hoogkamp'. Vanuit dit rioolgemaal wordt het afvalwater omhoog gepompt naar het rioolstelsel in de wijk. Verder lozen in de Hoogkamp nog twee persleidingen, afkomstig vanuit het buitengebied, het ingezamelde afvalwater op het vrij-vervalstelsel.
4.2.7 Bodem
Beschrijving bodemkwaliteit in het plangebied
Voor het bestemmingsplan is met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied.
Uit de inventarisatie is gebleken dat in het bestemmingsplangebied de volgende gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn:
Adres | BISnr. | Aangetoond of potentieel geval | Omschrijving |
Albert Neuhuysstraat | 4278 | Aangetoond | PAK-verontreiniging in bovengrond tpv openbare weg. Geen sanering nodig bij huidig gebruik. Wel rekening houden met verontreiniging bij graafwerkzaamheden. |
Johannes Vermeerstraat | 4281 | Aangetoond | PAK-verontreiniging in bovengrond tpv openbare weg. Geen sanering nodig bij huidig gebruik. Wel rekening houden met verontreiniging bij graafwerkzaamheden. |
Van Heemstralaan | 4282 | Aangetoond | PAK-verontreiniging in bovengrond tpv openbare weg. Geen sanering nodig bij huidig gebruik. Wel rekening houden met verontreiniging bij graafwerkzaamheden. |
Het gehele plangebied valt in zone 1 van de bodemkwaliteitskaart. Uit deze zonering en diverse uitgevoerde onderzoeken in het gebied blijkt dat, naast voorgenoemde drie sterk verontreinigde locaties, ook licht verhoogde concentraties zware metalen en PAK in de bovengrond te verwachten zijn.
Conclusie
De geïnventariseerde bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn drie gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Direct aangrenzend aan het plangebied liggen geen grondwaterverontreinigingen.
In het gebied zijn licht verhoogde concentraties zware metalen en PAK in de bovengrond te verwachten. Daarnaast zijn in de openbare weg op drie plaatsen in het gebied sterk verhoogde concentraties PAK aangetoond.
De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen risico voor de volksgezondheid bij de aanwezige bestemmingen/functies in het beheerbestemmingsplangebied.
4.2.8 Cultuurhistorie en archeologie
Archeologie
Plangebied Hoogkamp-Sterrenberg-Gulden Bodem ligt in Arnhem-Noord op de stuwwalafzettingen. Deze ontstonden in de voorlaatste IJstijd. Landijs dat zich vanuit Scandinavië naar het zuiden toe bewoog, stuwde onder andere ter hoogte van Arnhem oude rivierafzettingen op tot hoefijzervormige heuvels. In de laatste IJstijd werd het opnieuw erg koud en herhaalde dit proces zich, alleen bereikte het ditmaal Nederland niet. Gedurende IJstijd sleten zich dalen in de stuwwallen en werden puinwaaiers aan de voet afgezet. Dit kwam doordat water niet in de bevroren ondergrond kon wegzakken en van de helling werd afgevoerd, daarbij stuwwalmateriaal meenemend. Daar waar de stuwwal diep genoeg werd uitgesleten, ontstonden beken. Een oud beekdal bevindt zich ten oosten van het plangebied. Dit betreft het beekdal van de Sint-Jansbeek. Aan de monding hiervan in de Nederrijn ontstond in de vroege Middeleeuwen de stad Arnhem.
Beekdalen hebben een hoge archeologische verwachtingskans omdat dit voor de pre- en protohistorische mens goede vestigingslocaties zijn gebleken (ook in relatie tot exploitatie van het beekdal). Stuwwallen hebben een middelhoge archeologische verwachtingskans. Weliswaar kon men in deze zones verschillende landschappen exploiteren, maar de omstandigheden in beekdalen en ter hoogte van de puinwaaiers (in de overgangszone met de rivieren) waren beter. Ter hoogte van de Van Heemstralaan worden de uitlopers van een beekdal verwacht, deze hebben een hoge archeologische verwachtingskans. De stuwwalafzettingen met een middelhoge verwachtingskans grenzen hieraan. Noordwestelijk ligt een zone met een lage verwachtingskans. Dit betreft een oud stuwwalplateau. Verwacht wordt dat de bewoning zich lager, op de meer vruchtbare gronden heeft geconcentreerd. Dergelijke plateaus kunnen wel voor begraving (waaronder grafheuvels of urnenvelden) zijn benut.
In het plangebied liggen een aantal vindplaatsen waarvan de aanwezigheid tegen bovengenoemde achtergrond kan worden verklaard:
- On31: losse vondst van een koperen bijl (bronstijd);
- Gh23: grafheuvel met twee urnen (neolithicum-ijzertijd);
- On37: schedel van een prehistorische mens;
- On29: stenen bijl (neolithicum);
- Ne41: resten van een neolithische woning;
- Gv08: merovingische 'urn'.
De vondsten beslaan een tijdspanne van ca. 4000 v. Chr. tot en met de 6e/7e eeuw n. Chr.
Conclusie
Het plangebied heeft een gedifferentieerde archeologische verwachtingskans. Er zijn in het plangebied zes zeer relevante vindplaatsen uit met name de prehistorie. De aard varieert van nederzetting tot begraving. De vondst van de neolithische woning is in de jaren '30 van de vorige eeuw gedaan. Voor Arnhem is dit een zeer belangrijke vindplaats, daterend uit de periode dat men overging van een zwervend (jagers-verzamelaars) naar een sedentair bestaan.
Archeologische waarden en verwachtingen dienen tegen bodemingrepen of verstorende activiteiten (vergraven, sloop, aanbrengen van voorwerpen in de bodem, oppervlakteverhardingen, diepwortelende beplanting, verlaging van de grondwaterspiegel, etc.) te worden beschermd conform de uitgangspunten van de erfgoedverordening. Verwachtingszones en concreet aanwezige waarden zijn op de plankaart getoond met bijbehorende vrijstellingsgrens.
Cultuurhistorie
De Hoogkamp en de Sterrenberg werden in de jaren twintig tot en met vijftig van de vorige eeuw aangelegd op de verkavelde restanten van het voormalige landgoed De Hoge Kamp en De Sterrenberg.
Karakteristiek voor de wijken is het orthogonale stratenplan, dat nog herinnert aan de lanenstelsels uit de landgoedperiode.
De bebouwing vertoont qua typologie, hoofdvormen, materiaalgebruik en stijlkenmerken veel overeenkomsten. Het gaat om tradtioneel-zakelijk geschakelde middenstandswoningen van twee bouwlagen met nadrukkelijk aanwezige grote en ver overstekende pannendaken, bakstenen gevels met erkers, brede liggende vensters met houten of stalen invulling, veel glas-in-lood en voortuinen met hagen of lage bakstenen tuinmuurtjes. Het zakelijk karakter van de architectuur wordt soms verlevendigd door accenten in de trant van de Amsterdamse School en het Expressionisme, vooral in de expliciete kapvormen, grote schoorstenen en siermetselwerkdetails.
Gulden Bodem:
De wijk is te karakteriseren als een villawijk met voornamelijk ruime twee-onder-een-kap woningen voor de hogere middenstand uit de jaren 1920 tot 1960. Op enkele bijgebouwtjes na hebben alle panden hellende daken. Traditionele bouwmaterialen spelen steeds een hoofdrol in het exterieur. Het meest voorkomende bouwtype is twee-onder-een-kap woning met erkers aan de voorzijde, schilddak met overstekken en schoorstenen op de nok.
De wijk is zeer groen, vanwege de vele ruime siertuinen, het openbare groen (voornamelijk laanbeplanting) en het groen van aangrenzende woonwijken en de parken Gulden Bodem en Zijpendaal. Het terrein is geaccidenteerd waardoor het stratenplan grotendeels bestaat uit licht hellende slingerende lanen.
Conclusie
Het samenspel van groen, architectuur en stedenbouwkundige uitleg vormt een geheel dat van algemeen belang is voor de gemeente Arnhem door zijn schoonheid, markant eigen karakter, landschappelijk-historische en cultuurhistorische waarde.
De wijken vormen een een waardevolle eenheid, die wordt gekarateriseerd door een 'natuurlijke' uitstraling van voorname tuinwijken. Er is een grote samenhang tussen de landschappelijke structuur (het reliëf), het stratenplan, de verkaveling, de bebouwing en de groenelementen.
Beschermde gemeentelijke monumenten en rijksmonumenten binnen het gebied worden gehandhaafd. Eventuele wijzigingen zijn vergunningplichtig op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke monumentenverordening. Bij ingrepen in de bodem moet steeds vroegtijdig de gemeentelijke archeoloog worden betrokken. Wijzigingen in de directe omgeving van beschermde monumenten kunnen grote gevolgen hebben voor de cultuurhistorische betekenis en beeldkwaliteiten van het plangebied. Raadpleging van erfgoeddeskundigen bij wijzigingen in de omgeving van beschermde monumenten, wijzigingen in de hoofdstructuur en in historische rooilijnen is noodzakelijk.
4.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Over het plangebied loopt een Straalpad van de KEMA met een maximum bouwhoogte van 115 meter boven N.A.P. Op dit moment zijn er in het plangebied geen gebouwen van deze hoogte. De maximum bouwhoogten in het plangebied zijn lager dan dit straalpad. Dit straalpad is op de plankaart aangegeven.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving En -Verantwoording
5.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.
5.2 Opzet Van De Regels
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is verplicht.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
- 2. bestemmingsregels;
- 3. algemene regels (o.a. ontheffingen);
- 4. overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
- 1. Artikel 1 Begrippen
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen. - 2. Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.
5.2.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.
Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:
- 1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
- 2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
- 3. Ontheffing van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels
- 4. Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.
In paragraaf 5.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.
5.2.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
- 1. Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend - 2. Artikel 21 Algemene bouwregels
Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage. - 3. Artikel 22 Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn de algemene bouwregels opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan. - 4. Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel worden de voorwaarden beschreven waaronder kan worden afgeweken van een bestemmingsregel. Deze afwijkingen kunnen worden toegepast op alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.
5.2.4 Overgangs- en slotbepalingen
In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
5.3 Verantwoording Van De Regels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.
In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
5.3.1 Afzonderlijke bestemmingen
In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken. Er kan worden gekozen om bepaalde bestemmingen in één subparagraaf te behandelen zoals Bedrijf en Bedrijf - Nutsvoorziening, Groen en Groen - Park en de Verkeerbestemmingen.
Per bestemming wordt ingegaan op:
- welke gronden zijn zo bestemd;
- wat houdt de bestemming in;
- eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden.
5.3.2 Bedrijf
In dit bestemmingsplan zijn twee bedrijfsbestemmingen opgenomen: Bedrijf-Nutsvoorziening (Artikel 3) en Bedrijf-Verkooppunt Motorbrandstoffen zonder lpg (Artikel 4 ). Beide bestemmingen zijn een specificatie van de algemene bedrijfsbestemming.
Bedrijf-Nutsvoorziening
Deze bestemming is bedoeld voor nutsbedrijven of soortgelijke instellingen. Dit zijn bedrijven, gericht op de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, de verzorging van telecommunicatie of de afvoer en verwerking van afvalstoffen.
Er is gekozen om deze voorzieningen/bedrijven specifiek als nutsvoorziening te bestemmen. Een algemene bedrijfsbestemming maakt naast nutsvoorzieningen op deze locatie ook andere bestemmingen mogelijk zoals een autobedrijf en dat is hier niet wenselijk.
Naast de nutsvoorzieningen/-bedrijven die expliciet zijn bestemd, zijn er nutsvoorzieningen van geringe omvang zoals transformatorstations en schakelhuisjes, die niet apart bestemd zijn. Voor dergelijke voorzieningen kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen tot maximaal 75m3 binnen elke bestemming.
Bedrijf-Verkooppunt Motorbrandstoffen zonder lpg
Het benzinestation aan de Bakenbergseweg heeft deze bestemming. Binnen deze bestemming zijn naast de verkoop van Motrobrandstoffen bijbehorende voorzieningen, zoals een autowasstraat en verkoopruimte ten behoeve van het benzinestation met een maximum verkoopoppervlakte van 100m2, toegestaan.
5.3.3 Groen
In het plangebied is veel groen aanwezig. Hiervoor is een "Groen" (artikel 6) of "Groen-Park"(artikel 7) bestemming opgenomen.
In het Groenplan (zie paragraaf 2.3.2) is voor de groenvoorzieningen een onderscheid gemaakt tussen structureel groen en flexibel groen. De groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer zijn eveneens toegestaan. Wegen voor doorgaand autoverkeer en parkeren zijn niet toegestaan.
Bij flexibel groen wordt afhankelijk van de locatie gekozen voor de groenbestemming of de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied". Dit hangt af van de grootte van de groenzone en de ligging.
Bebouwing binnen de groenbestemming is uitsluitend toegestaan indien deze binnen de bestemming past zoals speeltoestellen en verlichting met een maximumbouwhoogte van 4 meter.
De grotere groengebieden die een landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische of recreatieve functie hebben zijn bestemd als "Groen-Park". In het zuidwesten van het plangebied ligt een relict van het voormalige landgoed Sterrenberg. Dit landgoed is bestemd als “Groen-Park”. Ook de groenzone langs de Schelmseweg is in samenhang met de bomenrijen langs de weg van grote landschappelijke en cultuurhistorische waarde. Ditzelfde geldt voor de groenzone langs de Amsterdamseweg. De bestemming "Groen-Park" is een zwaardere bestemming dan groen omdat hieraan een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is gekoppeld. Dat betekent dat binnen de bestemming een omgevingsvergunning noodzakelijk is om bepaalde werkzaamheden uit te voeren zoals het aanleggen van verharding en het kappen van bomen. Aantasting van het gebied wordt op deze wijze zoveel mogelijk tegen gegaan.
Binnen de bestemming "Groen"Park" is geen bebouwing toegestaan. Verder zijn in het gebied een aantal monumentale bomen opgenomen. Deze dienen beschermd en behouden te blijven.
In de bestemming "Groen" is tevens aanduiding 'parkeren' opgenomen. De parkeerplaats aan de noord-oostzijde van het schoolgebouw aan de Breitnerstraat valt binnen deze bestemming en is mogelijk gemaakt middels een aanduiding 'parkeerterrein'.
5.3.4 Maatschappelijk
De bestemming 'Maatschappelijk' (artikel ?) is bedoeld voor functies ten behoeve van onderwijs, welzijn, zorginstellingen, cultuur, religie, openbare dienstverlening en therapeutische functies. Voorbeelden hiervan zijn scholen, ziekenhuizen en kerken. Dienstwoningen die horen bij de bestemming, zoals bijvoorbeeld een conciërgewoning of pastorie, zijn indien noodzakelijk toegestaan. De hoofdfunctie ondergeschikte horeca (kantine) is eveneens toegestaan.
Binnen het plangebied zijn verschillende scholen en andere maatschappelijke functies die als zodanig zijn bestemd.
Gymzalen Van oorsprong werden gymzalen primair gerealiseerd ten behoeve van het zogenaamde bewegingsonderwijs. Echter, sinds decennia worden gymzalen zo gebouwd en zo gepositioneerd dat de gymzalen ook voor avondgebruik door met name sportverenigingen benut kunnen worden.
Er is een grote behoefte aan binnenaccommodaties waar sport kan worden beoefend. Het gaat dan om sportbeoefening in kleinschalig verband (vrienden/vriendinnenclubjes) en verenigingsgebruik bestaande uit trainingen en wedstrijden. Om aan deze behoefte te voldoen zijn er gym- of sportzalen en sporthallen. Beide soort accommodaties worden multifunctioneel gebruikt. Gym- of sportzalen hebben als primair doel het geven van bewegingsonderwijs, maar worden zo gebouwd dat avondgebruik goed mogelijk is.
Sporthallen hebben als primair doel benutting door verenigingen voor de grote zaalsporten en wedstrijden, maar worden zo gebouwd dat gebruik overdag door scholen goed mogelijk is. Gym-/sportzalen zijn bij uitstek geschikt voor avondgebruik voor sportbeoefening in kleinschalig verband en voor trainingen van tal van verenigingen voor zaalsporten.
Het gemeentelijk beleid (Verordening ingebruikgeving Sportaccommodaties gemeente Arnhem) is er op gericht efficiënt om te gaan met accommodaties en middelen. Het 's avonds leeg laten staan van de gymzaal is derhalve niet wenselijk. Voor een goede benutting en een financieel gezonde exploitatie van binnensportaccommodaties is overdag- en avondgebruik van alle accommodaties noodzakelijk.
5.3.5 Sport
De binnenterreinen tussn de Mesdaglaan-Mauvestraat-Jacob Marislaan-Breitnerstraat-Josef Israelslaan en de Jan Vethstraat zijn bestemd als 'Sport' (artikel 9). Deze terreinen zijn op dit moment in gebruik als tennisbanen. Bebouwing mag alleen binnen de aangegeven bouwvlakken. Bebouwing buiten de bouwvlakken kan alleen met ontheffing. Het betreft dan bebouwing passend binnen de bestemming zoals fietsenstalling en hekwerken met een maximumbouwhoogte van 3 meter. Het is niet toegestaan parkeergelegenheid binnen deze bestemming te realiseren. Ook het plaatsen van lichtmasten is niet toegestaan.
5.3.6 Tuin
De bestemming tuin is bedoeld voor alle voortuinen die evenals de groenstroken bepalend zijn voor het groene karakter van de wijk. Parkeren binnen deze bestemming is niet toegestaan, voorzover het betreft de zone gelegen tussen de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens van de aangrenzende bestemming en de openbare weg zelf, tenzij deze zone wordt gebruikt als oprit naar een carport of garage.
5.3.7 Verkeer
De bestemming verkeer is opgedeeld in een tweetal 'sub-bestemmingen' te weten:
- 1. Verkeer-Verblijfsgebied (artikel 14);
- 2. Verkeer-Wegverkeer (artikel 15).
Hieronder wordt ingegaan op deze drie sub-bestemmingen
Verkeer-Verblijfsgebied
De bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.
Verkeer-Wegverkeer
De bestemming "Verkeer–Wegverkeer" is bedoeld voor wegen die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Onder andere wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming.
5.3.8 Wonen
Functie
Alle woningen in het plangebied zijn bestemd als 'Wonen' (artikel 13) Binnen deze bestemming passen verscheidene woonvormen zoals gezinsbewoning, bejaardenhuizen, kamerbewoning (tot maximaal 4 personen), serviceflats, etc. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Bijzondere woonvormen, zonder therapeutische behandeling, passen ook binnen deze bestemming.
Binnen de bestemming 'Wonen' zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen is hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).
Garageboxen zijn op de plankaart aangeduid met "garage" binnen de bestemming wonen. Naast het stallen van auto's is een beperkte opslag toegestaan, mits gerelateerd aan de woonfunctie. Wonen in garageboxen is niet toegestaan evenmin als bijvoorbeeld detailhandel, prostitutie en bedrijfsmatige activiteiten.
In de bestemming "Wonen" zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld gevangenissen en asielzoekerscentra niet inbegrepen. Deze vormen van wonen zijn, indien van toepassing, in een specifieke vorm van de woonbestemming opgenomen.
Bebouwingsmogelijkheden
Binnen de bestemming 'wonen' zijn twee zones te onderscheiden: de bouwzone en de onbebouwbare zone.
De bouwzone omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst, uitbreidingsmogelijkheden. Als geen bebouwingspercentage is vermeld, mag deze gehele zone worden bebouwd in de aangegeven bouwhoogte, mits aan andere vereisten (bijvoorbeeld welstand) is voldaan.
De onbebouwbare zone is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten, trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.
Voor een groot deel van het bouwvlak geldt een bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Dit betekent dat hier uitsluitend aan- en bijgebouwen zoals garages, schuren en beperkte uitbreidingen aan het woonhuis, zoals serres zijn toegestaan. De maximale bouwhoogte van de bijgebouwen is 3 meter, exclusief kap. De maximale bouwhoogte voor uitbreidingen aan het woonhuis is gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag.
Hoogte van de woningen
Het grootste deel van de woningen bestaat uit jaren 30-woningen (vrijstaand, 2-onder-1-kap of rijtjes) in 2 bouwlagen met een kap. Om dit karakteristieke beeld te behouden is opgenomen dat in maximaal 2 bouwlagen mag worden gebouwd. De maximale bouwhoogte ligt tussen de 9 en 11 meter, met uitzondering van de Joris van der Haagenlaan waar voor de bungalows een maximale bouwhoogte van 6 meter geldt.
5.3.9 Dubbelbestemmingen
De SVBP 2008 geeft ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkelbestemmingen en daar iets over zeggen. In dit bestemmingsplan zijn 5 dubbelbestemmingen opgenomen: "Leiding - Gas" (artikel 15), "Leiding - Hoogspanningsverbinding" (artikel 16), "Waarde-Archeologisch waardevol gebied" (artikel17), "Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)" (artikel 18) en "waarde-Archeologie (lage verwachting) (artikel 19). Hieronder worden deze kort toegelicht:
Leiding - Gas (Artikel 15)
De aardgasleiding ligt langs de schelmseweg en is primair bestemd als gasleiding. De onderliggende bestemmingen zijn hieraan ondergeschikt. Voor de zone van deze leiding, waarvan de maat in dit artikel is opgenomen, zijn beperkingen van de bouwmogelijkheden opgenomen. Bouwen ten behoeve van de secundaire bestemmingen is bij recht allen mogelijk als het vervanging of vernieuwing betreft. Verder is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Daarnaast is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen, ten aanzien van werken en werkzaamheden in en aan de grond.
Leiding-Hoogspanningsverbinding (Artikel 16)
De bovengrondse hoogspanningsleiding, die parallel aan de Schelmseweg loopt, is hieronder begrepen en primair als zodanig bestemd De onderliggende bestemmingen zijn hieraan ondergheschikt. Voor de zone van de leiding, waarvan de maat in dit artikel is opgenomen, zijn beperkingen van de bouwmogelijkheden opgenomen. Bouwen ten behoeve van de secundaire bestemmingen is slechts mogelijk middels een afwijking van de regels.
Waarde - Archeologie
- Waarde- Archeologisch (archeologisch waardevol gebied) (Artikel 17)
- Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting) (Artikel 18)
- Waarde - Archeologie (lage verwachting) (Artikel 19)
Deze dubbelbestemmingen gelden voor de zone in het gebied waarvoor een hoge respectievelijk middelhoge archeologische verwachtingskans geldt. Dit artikel bevat een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen geldende beschermende bouwvoorschriften en nadere eisen. De zone waarbinnen sprake is van een hoge archeologische verwachtingskans is op de plankaart nader aangeduid. Daarnaast is in de regels geregeld dat ter plaatse van de op de plankaart aangegeven zone een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden alleen mag worden afgegeven wanneer blijkt dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd. Daartoe geldt een onderzoeksplicht. De uitkomst van dit onderzoek is dat, voordat een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt afgegeven, het inzichtelijk moet zijn dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd.
In de vigerende bestemmingsplannen is deze bestemming niet opgenomen en worden de archeologische waarden ook niet op een andere wijze beschermd.
5.3.10 Algemene aanduidingsregels
In het plangebied zijn meerdere waardevolle bomen (zowel monumentaal als karakteristiek) aanwezig. Deze bomen zijn op de verbeelding als 'monumentale boom' (mob) aangeduid met hun kroonprojectie of (indien de kroonprojectie kleiner is dan 10 meter) met een diameter van 10 meter. Binnen deze projectie mogen geen werkzaamheden worden uitgevoerd waardoor de bomen schade zouden kunnen ondervinden. Er geldt een afwijkingsmogelijkheid voor werkzaamheden tot maximaal 5 meter van de stam van de boom indien dit geen negatieve invloed heeft op de waardevolle boom. De aanduidingen zijn opgenomen in meerdere bestemmingen van het bestemmingsplan, te weten: 'groen', 'groen-park', 'maatschappelijk', tuin, 'verkeer-verblijfsgebied', en 'wonen'.
5.4 Vergelijking Vigerend Bestemmingsplan
In 2008 is een landelijke standaard voor bestemmingsplannen ingevoerd. De vigerende bestemmingsplan die worden herzien met dit bestemmingsplan zijn voor 2008 opgesteld en in werking getreden. Hierdoor kan het voorkomen dat noodzakelijkerwijs aanpassingen of wijzigingen zijn gedaan ten opzichte van de huidige plannen. Deze wijzigingen hebben niet zozeer betrekking op de juridische (gebruiks- en bouw)mogelijkheden maar meer op de naamgeving en verbeelding van de bestemmingen.
Naast de wijzigingen vanuit de standaardisering is in de loop der jaren ook de methodiek van bestemmen binnen de gemeente Arnhem op kleine onderdelen gewijzigd. Dit geldt o.a. voor de woonstraten en verblijfsgebieden. Standaard was om deze woonstraten/verblijfsgebieden samen met de voortuinen en kleine groenstroken te bestemmen als 'woondoeleinden-onbebouwd'. In de huidige systematiek is hier een onderscheid in gemaakt en in dit bestemmingsplan zijn de voortuinen bestemd als 'Tuin' en heeft het openbaar gebied (woonstraten, groenstrookjes en verblijfsgebieden) een bestemming 'Verkeer-verblijfsgebied'.
Om het groene beeld in de wijk met groene voortuinen te beschermen is de bestemming "Tuin" toegevoegd waarin is bepaald dat de zone tussen de weg en de voorgevel niet mag worden gebruikt ten behoeve van parkeren. Dit geldt niet voor de zone (de oprit) naar een garage of carport.
Vanwege nieuwe wetgeving geldt voor het hele plangebied ook een dubbelbestemming 'Waarde-archeologie'. Hiermee wordt geregeld dat de archeologische waarden bij bepaalde bodemingrepen in kaart gebracht moeten worden en worden beschermd. Dit was in het vigerende bestemmingsplan nog niet opgenomen.
Verder zijn er zoals aangegeven weinig wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan "Hoogkamp-Sterrenberg-Gulden Bodem". De bestaande gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden zijn niet gewijzigd.
5.5 Handhaving
Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.
In de nota "beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen" zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
- stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
- géén stilzwijgend gedogen;
- gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
- gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.
Een actualisatie van de voorgenoemde nota handhaving is in voorbereiding. Er is echter geen aanleiding om de bovenstaande uitgangspunten te wijzigen. Het is echter niet reëel om te pretenderen alle strijdigheden op het vlak van bouwregelgeving binnen redelijke termijn op te sporen en daar ook actie op te ondernemen. Daarom zal in deze actualisatie een prioriteitsstelling worden opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht zal worden besteed.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen en gevolgde afwijkingsprocedures geregistreerd worden.
Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.
5.6 Exploitatie
Het bestemmingsplan "Hoogkamp-Sterrenberg-Gulden Bodem 2012" is beheermatig van aard. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan achterwege gelaten worden.
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Vooroverleg
Artikel 3.1.1 Bro overleg
In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar het Waterschap. Daarnaast is het bestemmingsplan ter informatie naar de Gasunie, gestuurd.
Naar aanleiding van de opmerkingen is het bestemmingsplan op een aantal kleine punten gewijzigd. De indieners van de opmerkingen zijn per brief op de hoogte gesteld van de wijze waarop met hun opmerkingen is omgegaan.
Publicatie voornemen ontwikkeling
Volgens artikel 1.3.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het voornemen tot een op ontwikkeling gericht bestemmingsplan worden gepubliceerd. Dit is een beheerbestemmingsplan dat geen ontwikkelingen mogelijk maakt. Daarom was het niet nodig om het voornemen te publiceren.
6.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)
Het ontwerp-bestemmingsplan 'Hoogkamp-Sterrenberg-Gulden Bodem' heeft vanaf 31 mei gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn 6 zienswijzen ingediend.
De samenvatting van de zienswijzen en gemeentelijke reactie op deze zienswijzen zijn in de bijlage bij het raadsvoorstel opgenomen. De zienswijzen geven aanleiding tot wijziging van het plan.
Behalve als gevolg van een aantal ingediende zienswijzen, is het voorstel om het bestemmingsplan ook ambtshalve aan te passen. De aanpassing vloeit voort uit een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de gymzaal aan de Witsenstraat 2 met een aanbouw ten behoeve van de tafeltennisvereniging.
Bijlage 1 Lijst Van Monumenten
Lijst van beschermde monumenten/waardevolle gebouwen:
Object: Kwalificatie:
Albert Cuypstraat 27 GM (gemeentelijk monument)
Apolstraat 2-8 (Marislaan 13-19) WG (waardevol gebouw)
Bakenbergseweg 72 GM
Bakenbergseweg 76 GM
Bakenbergseweg 85 RM (rijksmonument)
Bakenbergseweg 129-145 WG
Bakenbergseweg 159-181 WG
Gabriëlstraat 1 WG
Van Goyenstraat 6 GM
Van Heemstralaan 1 GM
Van Heemstralaan 25 GM
Van Heemstralaan 45 GM
Van Heemstralaan 95 GM
Van Heemstralaan 2 GM
Van Heemstralaan 52 GM
Van Heemstralaan 54 GM
Van Heemstralaan 98 GM
Van Heemstralaan 100 GM
Van Heemstralaan 102 GM
Van Heemstralaan 104 GM
Van Heemstralaan z.n. RM
Izaäk Evertslaan 1 GM
Izaäk Evertslaan 4 GM
Izaäk Evertslaan 11 GM
Izaäk Evertslaan 12 GM
Izaäk Evertslaan 16 GM
Izaäk Evertslaan 68 GM
Izaäk Evertslaan 78 GM
Jacob Marislaan 13-19 (Apolstraat 2-8) WG
Jan Tooropstraat 41 WG
Johannes Vermeerstraat 11 GM
Johannes Vermeerstraat 11a GM
Johannes Vermeerstraat 22 GM
Johannes Vermeerstraat 24 GM
Van Ostadestraat 5 GM
Van Ostadestraat 6 GM
Rembrandtlaan 1 GM
Van Ruisdaelstraat 11 GM
Van Ruisdaelstraat 35 GM
Van Ruisdaelstraat 16 GM
Van Ruisdaelstraat 18 GM
Van Ruisdaelstraat 38 GM
Zijpendaalseweg 139 GM
Zijpendaalseweg 159 GM
Zijpendaalseweg 161 GM