Bedrijventerrein Bakenhof
Bestemmingsplan - gemeente Arnhem
Vastgesteld op 26-03-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplanBedrijventerrein Bakenhof van de gemeente Arnhem.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.759-0201gml met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.7 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.8 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.9 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.10 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.11 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.12 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.13 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.14 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.15 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.16 bijgebouw:
een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.17 aan-, uitbouw:
een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.
1.18 overige bouwwerken:
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.19 bouwlaag:
een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering c.q. kapruimte.
1.20 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.
1.21 peil:
- voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
- voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
1.22 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.23 wonen
voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen: bijzondere woonvormen en bed and breakfast met ten hoogste vier slaapplaatsen;
1.24 bed and breakfast
overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt in een woning, gedreven door de bewoner van die woning.
1.25 bijzondere woonvorm
een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch behandeld te worden.
1.26 woning:
een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.
1.27 mantelzorg
het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn.
1.28 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest
1.29 woonwagen:
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.30 straatmeubilair:
onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.
1.31 bedrijfswoning / dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.
1.32 beroep aan huis:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.
1.33 bedrijf:
een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.
1.34 kantoor:
een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.
1.35 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.
1.36 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.37 winkel:
een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.
1.38 dienstverlenend bedrijf:
een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijf, videotheek en andere verhuurbedrijven, een autorijschool en dergelijke, met uitzondering van garagebedrijven. Detailhandel wordt hieronder niet begrepen
1.39 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.
1.40 nutsbedrijven:
bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op:
- a. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
- b. de verzorging van telecommunicatie;
- c. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;
1.41 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.42 prostitué(e):
degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.43 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.44 raamprostitutie:
een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.
1.45 thuisprostitutie:
vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).
1.46 werkplek:
een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.
1.47 wijk:
wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
1.48 vestigingsbeleid:
het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000).
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven of gedeelten van bedrijven:
- 1. tot en met categorie 2 zoals deze zijn genoemd in de als bijlage bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst (Bijlage 1) ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
- 2. tot en met categorie 3.1 zoals deze zijn genoemd in de als bijlage bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst (Bijlage 1) ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
met dien verstande dat bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht niet zijn toegestaan;
- b. een kantoor, ter plaatse van de aanduiding "Specifieke vorm van kantoor - 1";
- c. maximaal 3 kantoren op de verdieping, ter plaatse van de aanduiding "Specifieke vorm van kantoor - 2";
- d. het parkeren op eigen terrein, waarbij een parkeernorm van minimaal 1 parkeerplaats per 50 m2bedrijfsvloeroppervlak geldt;
- e. ondergeschikte horeca en detailhandel ten dienste van de in dit lid onder a, b en c genoemde bestemmingen;
- f. geluidwerende, verkeers- en groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, en voorzover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd;
- b. de afstand van de gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
- c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van geluidwerende voorzieningen maximaal 5 meter mag bedragen;
3.3 Specifieke gebruiksregels
Op de in 3.1 genoemde gronden mag maximaal 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte uit kantoorruimte ten behoeve van het bedrijf bestaan.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 15.1:
- 1. voor het bouwen van gebouwde parkeervoorzieningen, voor zover deze zich volledig beneden maaiveld bevinden;
- 2. voor het bouwen van ondergeschikte bouwwerken, zoals trappartijen, toegangen tot gebouwen tot een maximum van 3 meter buiten de bouwgrens.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1:
- a. onder a.1.voor de vestiging van, dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf (of een gedeelte daarvan) :
- 1. dat in een hogere categorie van de bedrijvenlijst voorkomt, mits door vestiging van het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die wel in de aangegeven categorieën voorkomen geen blijvend onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu zal plaatsvinden;
- 2. niet in de bedrijvenlijst voorkomt, mits door vestiging van het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die in de aangegeven categorieën van de bedrijvenlijst voorkomen geen blijvend onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu zal plaatsvinden.
- b. onder a.2. ten aanzien van de toe te passen parkeernorm indien het betreffende bedrijf op basis van zijn bedrijfsvoering kan aantonen met een beperkter aantal parkeerplaatsen te kunnen volstaan dan volgens de norm verplicht is en dit niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
- c. fiets- en wandelpaden, straatmeubilair en speel- en ontmoetingsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. dag- en nachtverblijven voor gedetineerden;
- b. werk- en recreatieve ruimten voor gedetineerden;
- c. eetgelegenheden voor gedetineerden;
- d. administratieve ruimten;
- e. verblijfsruimten voor personeel en daarmee vergelijkbare ruimten;
- f. verkeers- en parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen binnen het bouwvlak, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte en, voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De als Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op
bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties; - b. parkeervoorzieningen;
- c. groen- en watervoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van
direct aangrenzende bestemmingen.
6.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd
- b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals entrees tot parkeergarages en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter bedragen.
Artikel 7 Verkeer - Wegverkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Wegverkeer aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de aangegeven maximum aantal rijstroken, bestemd voor:
- a. wegen, fiets- en voetpaden, trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- b. groen- en watervoorzieningen;
- c. geluidwerende voorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken, waaronder straatmeubilair, worden gebouwd.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. waterlopen en waterpartijen;
b. waterberging;
c. bermen en beplanting;
d. oevers;
met daaraan ondergeschikt:
f. groenvoorzieningen;
g. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op de in lid 8.1 genoemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, zoals bruggen, dammen en duikers.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als ligplaats voor (woon)schepen.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.2 ten behoeve van bouwwwerken van geringe omvang zoals steigers, mits de waterstaatkundige functie niet (onevenredig) wordt geschaad, gehoord de waterbeheerder.
Artikel 9 Wonen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
en daaraan ondergeschikt voor: - b. groen- en speelvoorzieningen;
- c. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
- d. verblijfsgebieden.
9.2 Bouwregels
- a. Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten en het bepaalde onder b., uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
- b. Op de in lid 9.1 bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bg"' mogen:
- 1. aan- of uitbouwen aan de hoofdbebouwing en andere onderdelen van de hoofdbebouwing worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 30 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot.
- 2. bijgebouwen worden gebouwd met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing.
- 3. overige bouwwerken, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter worden gebouwd.
waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijdt.
oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel | maximale oppervlakte bouwwerken |
< 90 m2 | 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een minimum van 20 m2 |
90-150 m2 | 45 m2 |
150-300 m2 | 55 m2 |
300-500 m2 | 65 m2 |
500-1000 m2 | 75 m2 |
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2onder b.opgenomen schema ten behoeve van een verhoging van de maximale grootte van bouwwerken voor percelen waarbij de bebouwbare zone groter is dan 1000 m2 met maximaal 25 m2 mits:
- 1. dit vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt niet op bezwaren stuit en
- 2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet worden geschaad.
9.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
- b. Het bepaalde in lid 9.4 onder a.is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik ten behoeve van beroep aan huis, hieronder mede begrepen bed en breakfast, door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan en mag het geen detailhandel, prostitutie of horeca betreffen.
9.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4 onder a. van de regels ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte mits:
- 1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een onafhankelijk deskundige wordt ingewonnen
- 2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
- 3. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening wordt gehouden met milieu-aspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
- 4. het bijgebouw, dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, is gelegen op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw (op hetzelfde bouwperceel);
- 5. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
- 6. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
- 7. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleren burgemeester en wethouders tweejaarlijks of nog aan de voorwaarden wordt voldaan, waaronder met een omgevingsvergunning van de regels is afgeweken.
Artikel 10 Waarde - Archeologie (Archeologisch Waardevol Gebied)
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
- b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 10.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
- 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 50 m2bedraagt of
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
10.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 10.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
- b. Afwijken als bedoeld in artikel 10.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
- c. Afwijken als bedoeld in artikel 10.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden, of van werkzaamheden
10.5 Omgevinsgvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 50 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde- archeologie (archeologisch waardevol gebied)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 11 Waarde - Archeologie (Middelhoge Verwachtingskans)
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie (middelhoge verwachtingskans)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
- b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 11.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
- 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 500 m2bedraagt of
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
11.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 11.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
- b. Afwijken als bedoeld in artikel 11.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
- c. Afwijken als bedoeld in artikel 11.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden, of van werkzaamheden
11.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (middelhoge verwachtingskans)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 500 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.
11.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (middelhoge archeologische verwachtingskans)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 12 Waarde - Archeologie (Lage Verwachtingskans)
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie (lage verwachtingskans)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
12.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
- b. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 12.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
- 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 2000 m2bedraagt.
12.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 12.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
- b. Afwijken als bedoeld in artikel 12.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
- c. Afwijken als bedoeld in artikel 12.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden, of van werkzaamheden
12.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (lage archeologische verwachtingskans)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 2000 m2 en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (lage archeologische verwachtingskans)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 13 Waterstaat - Waterkering
13.1 Bestemmingsomschrijving
De als "Waterstaat-Waterkering" aangewezen gronden, zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering en de daarvoor benodigde voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de waterkeringen ten dienste van de bestemming "Wonen"mits de waterkerende functie hierdoor niet wordt geschaad.
13.3 Specifieke gebruiksregels
Deze gronden mogen worden gebruikt voor de aanleg het gebruik en instandhouding van werken en werkzaamheden ten behoeve van de bestemming en de andere bestemmingen, mits de waterkerende functie hierdoor niet wordt belemmerd.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene Bouwregels
15.1 Bouwen binnen bouwvlak
- a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
- b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.
15.2 Bebouwingspercentage
- a. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel bebouwd worden.
- b. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
- c. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven geldt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
- d. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- b. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
17.1 Geluidzone - industrie
In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels ten aanzien van het realiseren van geluidgevoelige functies geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie -' dat er geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies mogen worden gebouwd tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder.
17.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied zijn de gronden naast de overige aangegeven bestemmingen tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, het maximumvloeroppervlak en de maximuminhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
- 2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 15.1 mits:
- a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter, de bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons of galerijen;
- b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
- 1. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
- 2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
- 3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
- 4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
- 3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
- a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3 , en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
- 1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
- 2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
- 3. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet geluidhinder;
- 4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
- a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
- b. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
het bepaalde in artikel 16 onder de voorwaarde dat:
- a. het geen raamprostitutie betreft;
- b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
- c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het verlenen van ontheffing niet meer dan acht zal bedragen;
- d. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
- e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
- f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
- g. er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;
- h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
- i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
19.2 Overgangsrecht gebruik
19.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanBedrijventerrein Bakenhof.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Situering En Begrenzing Plangebied
Het plangebied Bedrijventerrein Bakenhof is gelegen in Arnhem-Zuid, in het meest oostelijke deel van
de wijk Malburgen. Het gebied grenst aan de uiterwaarden van de Rijn. De begrenzing wordt gevormd door de Bakenhofweg (onderdeel van de vroegere dijk langs de Malburgse polder), de Pleijweg, de Huissensestraat en de westelijke grens van het gevangenisterrein.
De exacte begrenzing is op de verbeelding (plankaart) en het onderstaande kaartje weergegeven.
Vanaf de Pleijweg, ontsluitingsweg op regionaal niveau, vormt het plangebied de entree van
het zuidelijk stadsdeel. In het Structuurplan Arnhem 2010 is het zuidoostelijk deel van de locatie benoemd als hoogwaardig stedelijk knooppunt met een goede OV-voorziening ter plaatse van de oprit naar de Pleijroute.
1.2 Aanleiding En Doel
In het plangebied geldt het bestemmingsplan "Malburgse Sluis" uit 2002. De wet (Wet ruimtelijke ordening) schrijft voor, dat bestemmingsplannen eens in de tien jaar worden herzien. Die tien jaren zijn bijna verstreken. Daarom nu deze herziening.
In dit bestemmingsplan wordt in principe de bestaande situatie bestemd. Dit betekent dat de bestaande functies en bebouwing(smogelijkheden) zijn opgenomen in dit bestemmingsplan.
1.3 Opzet Bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
Dit plan is conform de Wro vormgegeven volgens de SVBP (Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen) 2008. Het SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels.
Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.
1.4 Geldende Plannen
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Bakenhof is een algehele herziening van het geldende plan Malburgse Sluis (vastgesteld 1 juli 2002, goedgekeurd 12 september 2002, onherroepelijk 21 november 2002). Dat bestemmingsplan komt te vervallen zodra het nieuwe bestemmingsplan in werking treedt.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
De Pleijroute ligt aan de zuidgrens van het plangebied. Een afrit van deze provinciale weg takt aan op de Ir. Molsweg, die tussen de gemeente Lingewaard (kern Huissen) en de Huissensestraat in Arnhem ligt. De Ir. Molsweg verschaft toegang tot het plangebied, maar voorziet ook in een slingerende, niet als zodanig duidelijk uitziende toegang tot Arnhem-Zuid.
De rivier met de uiterwaarden en de dijk vormen de landelijke, groene rand van het plangebied. Ten noorden van het plangebied heeft de dijk een nieuw tracé in het kader van het landelijke project Ruimte voor de Rivier gekregen. De ontbrekende schakel van de fietsroute langs de rivier over de dijk is daar weer aangelegd.
Bij de punt waar de Bakenhofweg overgaat in de Malburgseveerweg wordt de markante slinger van de oude dijk als cultuurhistorisch relict gehandhaafd naast de nieuwe, hogere dijk. In de bocht Bakenhofweg-Malburgseveerweg (zuidwestelijke zijde) bevond zich in de 16e eeuw een kerkje. Met name op dit landschappelijk, cultuurhistorisch en ecologisch waardevolle punt is het van belang dat de bebouwing zich terughoudend presenteert ten opzichte van het landschap. In het bestemmingsplan komt dit tot uitdrukking in het groene karakter van de hoek Bakenhofweg-Malburgseveerweg en het open houden van de zichtlijn over de oude dijk vanaf het noorden. Het uiterwaardenlandschap is onderdeel van de internationale Ecologische Hoofd Structuur verbinding langs de Rijn.
Luchtfoto plangebied
Op het bedrijventerrein Bakenhof bevinden zich momenteel bedrijven in de hindercategorieën 1 tot en met 3. Voor de diverse categorieën gelden aan te houden voorkeursafstanden tot zogenaamde gevoelige bestemmingen, zoals woondoeleinden. Bedrijven in categorie 3 dienen 50 meter afstand aan te houden; voor bedrijven in categorie 2 geldt 30 meter en bedrijven in categorie 1 kunnen in principe overal in het woongebied voorkomen (voorkeursafstand 10 meter).
Aan de Bakenhofweg, die op oude landkaarten zichtbaar is als dijk, bevinden zich een aantal oudere en nieuwere vrijstaande woningen. Deze geven de weg de uitstraling van een oud landweggetje. Het laatste huis vóór de vroegere dijk is oud en karakteristiek en staat pal aan de weg. De Bakenhofweg wordt aan de noordzijde begeleid door een groene zone waardoor afstand wordt aangehouden tussen de sportvelden en de bestaande woningen. Deze zone is ingericht als een nat-drasmilieu.
De bomenstructuur langs de Bakenhofweg en de Malburgse Veerweg zijn in 2009 in het kader van de herinrichting van de Malburgse Veerweg versterkt met een stevige laanbeplanting van populieren, passend bij het gebied. Deze zorgt voor een doorlopende en samenhangende groenstructuur van de Ir. Molsweg tot Bakenhofweg/Malburgse Banddijk.
Woningen Bakenhofweg
Het Huis van Bewaring wordt vanaf de Bakenhofweg hoofdzakelijk beleefd als een 5 meter hoge muur. Aan deze zijde zal een rij bomen worden aangeplant, om het zicht op de muur te verzachten en de lege ruimte tussen de gevangenis en de weg wat te geleden.
Aan de westelijke en oostelijke zijde van de gevangenis komt een strook bosplantsoen.
Huis van bewaring Ir. Molsweg
Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de kaart en in de regels.
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.2.1 Rijks-, Provinciaal- en regionaal beleid
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.
Het ruimtelijk beleid van de provincie is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 “Kansen voor de regio”. Het Streekplan, dat wordt vastgesteld voor een periode van 10 jaar, is een schakel tussen rijks- en gemeentelijke plannen op het gebied van de ruimtelijke ordening.
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Bij de herziening van de Wro is het streekplan opgewaardeerd tot provinciale structuurvisie. In de "Wro-agenda" is neergelegd met welke (nieuwe) instrumenten het geformuleerde beleid wordt vormgegeven.
Het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen 'Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa' is de opvolger van het Regionaal structuurplan 2015 uit 1998. Het regionaal plan vormt het richtinggevend kader voor beleid en uitvoering van het regionaal beleid van de stadsregio op het gebied van ruimte, mobiliteit, economie en wonen.
3.2.2 Gemeentelijk beleid
Structuurplan Arnhem 2010
Het Structuurplan Arnhem 2010 (2000) geeft het kader voor de functionele en ruimtelijke ontwikkeling van de stedelijke ruimte van de Gemeente Arnhem voor de middellange termijn (2010), met een perspectief naar de lange termijn (2030).
Het Structuurplan zet in op de versterking van de kenmerkende kwaliteiten en identiteit van Arnhem, met duurzaamheid als belangrijkste principe.
De nadruk van de gekozen koers ligt meer op kwaliteit dan op kwantiteit, meer op transformatie dan op uitbreiding. Voor deze ontwikkelingsrichting hanteert het Structuurplan zes overkoepelende principes: respect voor de onderlegger; ruimte als kritieke factor; het aanbieden van meerdere vervoersalternatieven in knooppunten; meer differentiatie in het stedelijk gebied; versterking van contrasten; en zonering van milieukwaliteiten.
In 2006 is de Tussenrapportage Structuurplan Arnhem 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Tussenrapportage wordt het bestaande Structuurplan op een aantal punten herzien. De Tussenrapportage bevat een herijking van het ruimtelijk beleid.
Bij de invoering van de Wro (2008) is het structuurplan opgewaardeerd tot structuurvisie. Een nieuwe structuurvisie is in voorbereiding.
Omgaan met de ruimte in en om de stad
In het Structuurplan is kwaliteit belangrijker dan kwantiteit. Arnhem moet niet zozeer uitbreiden, als wel de bestaande ruimte beter en intensiever gebruiken. De nadruk ligt dan ook op veranderingen in de bestaande stad, met het doel Arnhems kenmerkende kwaliteiten te versterken.Arnhem is de enige halteplaats van de hogesnelheidstrein buiten de Randstad naar het oosten. Mede daardoor kan Arnhem het centrum van oostelijk Nederland worden. Het Structuurplan Arnhem 2010 spreekt in dit verband van een schaalsprong. Dat stelt de stad voor een omvangrijke opgave, waarbij de ruimte vooral moet worden gevonden in het intensiever gebruiken ervan. Die ruimte is onder meer nodig om de economie van de stad te versterken, om nieuwe voorzieningen mogelijk te maken en om tegemoet te komen aan de vraag naar aantrekkelijke woningen. Belangrijke factoren daarbij zijn de verwachte groei van het aantal inwoners en de toenemende mobiliteit.
Het Ontwikkelingsplan Malburgen (1998) geeft de toekomstvisie weer voor de wijk Malburgen voor de komende 15 jaar. Hoofddoelstelling is de zorg dat Malburgen een leefbare en aantrekkelijke wijk wordt, waar het voor mensen prettig is te wonen en werken, en waarin bewoners, ondernemers, eigenaren en anderen weer vertrouwen hebben. In het plan worden voorstellen gedaan op het gebied van wonen, verkeer, groen, voorzieningen en werkgelegenheid. Het Ontwikkelingsplan biedt het kader waarbinnen de concrete projecten zullen worden uitgevoerd en is een bijstelling van het Masterplan Malburgen (1996). Daarbij is gelet op reacties uit de wijk en de maatregelen zijn getoetst op haalbaarheid en uitvoerbaarheid.
3.3 Woonbeleid
Woonvisie 2015
In de Woonvisie Gemeente Arnhem 2015 (vastgesteld in 2004) is de basis gelegd voor het gemeentelijk te voeren woonbeleid.
De Provinciale kaders en ambities voor een kwalitatief woonprogramma maken deel uit van de Regionale Woonvisie van het KAN, deze zijn kaderscheppend geweest bij het opstellen van de Arnhemse Woonvisie. In de Arnhemse woonvisie staat het motto 'Arnhem aantrekkelijke woonstad in balans' centraal.
Dit betekent dat Arnhem inzet op het op peil brengen en houden van de woningbouwproductie, het vergroten van de keuzevrijheid en zeggenschap van de woonconsument, het bevorderen van de doorstroming en het doorbreken en verbeteren van de eenzijdige grote goedkope woningvoorraad door datgene te bouwen waar vraag naar en een tekort aan is.
Door bij nieuwe ontwikkelingen het accent te leggen op de bouw van middeldure en duurdere woningen en in de betaalbare prijsklassen het accent te leggen op betaalbare koop ontstaat er in de stad een grotere differentiatie en een ruimer gevarieerd aanbod van woningtypen en woon- en leefomgevingen. Er ligt een inspanningsverplichting om het eigen woningbezit in de stad te bevorderen om zo in 2015 meer evenwicht te bereiken in de eigendomsverhouding van huurwoningen en koopwoningen.
Ook wordt er ruimte geboden voor particulieren om alleen of samen te bouwen. Arnhem stimuleert dat allerlei vormen van particulier opdrachtgeverschap mogelijk zijn. Voor mensen met een grote of kleine beurs, specifieke behoeften (creatieven, zelfstandig ondernemers, idealisten, senioren of mensen met een functiebeperking) of een multifunctioneel plan, kan samenbouw dé manier zijn om hun wensen te realiseren.
Het Arnhemse woonbeleid speelt hiermee in op de behoefte en wensen van alle woonconsumenten en draagt bij aan meer diversiteit in de bevolkingsamenstelling en de kenmerken die verschillende wijken en buurten bezitten.
Woonagenda
De Arnhemse woonagenda 2010-2015 wordt naar verwachting in de loop van 2010 vastgesteld.
De streefbeelden uit deze agenda omvatten een tweetal thema's, dat zich richt op de kwaliteit van de woningen en de positie van de bewoners.
Met instrumenten als het Woningbouwkompas (WK) stuurt de gemeente op de woningvoorraad van de stad en met de Gebiedsgerichte uitwerking (GGU) stuurt de gemeente binnen een wijk op o.a. de samenstelling en kwaliteit van de woningvoorraad. Voor iedere wijk is een gebiedsuitwerking gemaakt.
Wonen, welzijn en zorg
De landelijke ontwikkelingen op de beleidsdriehoek wonen, welzijn en zorg zijn vertaald in de gemeentelijke kaderstellende nota's, o.a. de Arnhemse Woonvisie en Stad in Balans. Er ligt dan ook op het gebied van wonen, welzijn en zorg bij de gemeente een stevige opgave om de doelstellingen uit deze driehoek in fysieke en sociale zin te realiseren. Dit betekent dat er in woonwijken voor bijzondere doelgroepen en m.n. voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschaliger aanbod aan levensloopbestendige woningen, woonvormen of andere bijz. woonconcepten, gerealiseerd en gefaciliteerd moet worden, eventueel aangevuld met (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning, toezicht of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen in de directe of nabije woonomgeving.
3.4 Welstandsbeleid
Arnhem kiest er in haar welstandsnota (2004) voor om zoveel mogelijk recht te doen aan de reeds bestaande verschillen in de bebouwde omgeving. Hiervoor is een indeling gemaakt in een aantal logische eenheden in de stad. Elke ruimtelijke eenheid heeft een welstandsniveau, 'zwaar', 'normaal', of 'licht', dat aangeeft in welke mate welstand in dat gebied wordt ingezet.
Voor het plangebied is het niveau 'licht' aan de orde.
In gebieden met het welstandsniveau 'licht' vindt de gemeente het voldoende om bouwplannen op hoofdlijnen op welstand te toetsen. De verantwoordelijkheid voor de invulling ligt vooral bij bewoners en eigenaren. Het gaat hier met name om de bestaande na-oorlogse delen van de stad. De criteria geven daar waar nodig de bescherming die noodzakelijk is om de kwaliteit van het publieke domein op redelijk niveau te houden.
Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuwe Welstandnota. Binnen de planperiode zal deze nota zijn vastgesteld.
3.5 Verkeersbeleid
3.5.1 Rijksbeleid
De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling.
3.5.2 Provinciaal en regionaal beleid
De provincie Gelderland en de Stadsregio Arnhem-Nijmegen kennen respectievelijk het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan-2 en het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan.
De provincie Gelderland kiest voor een duurzame mobiliteit, waarbij het verkeers- en vervoerssysteem een sterke economie ondersteunt, welvaart versterkt en de sociale integratie stimuleert. Om dat te bereiken kiest Gelderland voor de volgende aanpak: voorkomen, beter benutten, bouwen en beprijzen.
3.5.3 Gemeentelijk beleid
Als resultaat van de wisselwerking tussen Rijk, provincie/regio en gemeente, heeft de gemeente Arnhem haar verkeersbeleid verwoord in het Structuurplan Arnhem 2010 en in het Stedelijk Verkeers- en Vervoersplan SVVP Arnhem 2000-2010. De essentie ervan – overeenstemmend met die van Rijk, provincie en regio – is het terugdringen van de verkeersonveiligheid en het geleiden van de mobiliteit. Daarbij geldt het principe van vrijheid van keuze voor de mobilist, die de gemeente probeert te beïnvloeden door “verleidelijke” alternatieven aan te bieden. Ook speelt het prijsmechanisme hierin een steeds grotere rol.
Voor de werkingsduur van voorliggend bestemmingsplan is de uitwerking van het SVVP in het Categoriseringsplan Arnhem 2000 richtinggevend. Het categoriseringsplan werkt uit hoe de verkeersruimte in Arnhem duurzaam veilig (her-)ingericht wordt. Arnhem kent twee typen wegen: 1) de verblijfsgebieden en 2) de verkeersaders. Deze laatste zijn de hoofd- en ontsluitingswegen en vormen het Arnhemse hoofdwegennet voor het autoverkeer. Deze wegen kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger. Binnen het plangebied zijn de Pleijweg en de Ir. Molsweg als verkeersaders aan te merken. Alle andere wegen vallen onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten krijgen het karakter van de 30 km/uurzone. Ze hebben een verblijfsfunctie en ontsluiten percelen. De Malburgse Sluis, een gedeelte van de Malburgseveerweg en de Bakenhof zijn onder deze categorie te scharen.
Het SVVP Arnhem 2000-2010 is voor het onderdeel parkeren nader vormgegeven in de Parkeernota Arnhem 2003-2010 en in uitwerkingen van deze nota. Er is een nieuwe visie 'Arnhem... aantrekkelijk bereikbaar' in de aanloop naar een nieuwe mobiliteitsagenda gemaakt. Onder de vlag van de nieuwe structuurvisie wordt een uitwerking voor de langere termijn gemaakt (2020-2030).
3.6 Milieu- En Omgevingsbeleid
In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale leefomgevingskwaliteit van de stad.
In 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn opgenomen. Hiermee differentiëren we milieuambities naar verschillende gebieden. Niet overal in de stad streven we immers dezelfde milieuambities na: in een dynamisch centrum accepteren we bijvoorbeeld meer geluid dan in een woonwijk. Wel wordt rekening gehouden met grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich ophoopt.
Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten we in het betreffende gebied willen handhaven of realiseren, wordt ook duidelijk of een bepaalde ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied.
3.6.1 Geluid
Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals bijvoorbeeld scholen en zorginstellingen.
In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.
De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde).
Voor het verlenen van een hogere grenswaarde is de nota uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde van de gemeente Arnhem van toepassing.
Beleidsplan Geluid
In 2008 is het geactualiseerde beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Dit beleidsplan heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied (in het plangebied doen zicht echter geen nieuwe situaties voor). Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naarmate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.
3.6.2 Lucht
De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Wet Luchtkwaliteit. Het doel van de Wet Luchtkwaliteit 2007 is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.
Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:
- 1. PM10 (fijnstof)
- a. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet worden overschreden;
- b. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
- 2. NO2 (stikstofdioxide)
- a. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden;
- b. de uurgemiddelde concentratie van 200 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.
Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.
Wet Luchtkwaliteit 2007
In 2007 is de nieuwe Wet Luchtkwaliteit van kracht geworden. De nieuwe wet is nodig bevonden omdat de aanleg van een groot aantal bouwprojecten en bestemmingsplannen stilgelegd zijn door uitspraken van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De grenswaarden zijn ongewijzigd gebleven, maar de nieuwe wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is 1augustus 2009 van kracht geworden.
Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit
Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit het toenmalige Besluit Luchtkwaliteit 2005 te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen voor 2010 op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de onlangs van kracht geworden Wet Luchtkwaliteit is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2005-2010 van februari 2006.
3.6.3 Hinder
In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de
VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.
3.6.4 Externe veiligheid
Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd:
- het PR (Plaatsgebonden Risico; het risico op een bepaalde plaats. Het PR is de kans dat een persoon, die zich permanent en onbeschermd op die plaats zou bevinden, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het PR is de 10-6/jr PR contour );
- het GR (Groepsrisico: de kans dat in een keer een groep mensen van tenminste een bepaalde grootte komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het GR is een oriënterende waarde).
Landelijk beleid
Voor bedrijven is in 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen (artikel 5.1 van de Wet milieubeheer) vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.
Voor ondergrondse buisleidingen is het Besluit externe veiligheid Buisleidingen (BevB) in 2011 in werking getreden. Voor de transportassen (water, spoor en weg) zal in 2012 het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking treden. Tot die tijd is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van kracht.
Gemeentelijk beleid
Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid 2005-2008 vastgesteld dat op 14 februari 2009 met 2 jaar is verlengd. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.
Om het bereikte gebiedsgerichte externe veiligheidsniveau vast te houden, en omdat er na 2010 vanuit het Rijk niet veel nieuwe wet- en regelgeving te verwachten is, heeft gemeenteraad op 14 februari 2011 besloten om het beleidsplan met nog eens 4 jaar te verlengen. Wel zijn de punten “risico's in stadswijken” en “objecten in de directe omgeving van risicovolle activiteiten” in het plan verhelderd en duidelijker omschreven.
3.6.5 Groen en ecologie
Natura 2000
Het tot stand brengen van een samenhangende Europese ecologische hoofdstructuur, genaamd Natura 2000, is per 1 oktober 2005 door de nieuwe Natuurbeschermingswet overgenomen. De Natura 2000 gebieden in Arnhem zijn: Veluwe, Gelderse Poort en IJssel. Voor elk van deze gebieden zijn habitattypen en soorten benoemd die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet 1998. De bescherming van de Natura 2000 gebieden is vergelijkbaar met de bescherming volgens artikel 6 van de Habitatrichtlijn, die de afgelopen jaren in Nederland is toegepast. Nederland past hiervoor een vergunningenstelsel toe. Er geldt dat er door projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van habitats of een verstorend effect op de soorten, waarvoor het gebied is aangewezen, mogen optreden.
Om de effecten van de ruimtelijke ingrepen van het bestemmingsplan op het Natura 2000-gebied te toetsen, moet de Habitattoets worden uitgevoerd, bestaande uit een voortoets. De voortoets verkent of door de ontwikkelingen waarin het plan voorziet mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het leveren van de informatie (zorgplicht, artikel 19l). Het bevoegd gezag toetst de gegevens. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een natuurbeschermingswetvergunning is Gedeputeerde Staten van de provincie waarbinnen het beschermingsgebied ligt.
In de strategische milieubeoordeling van de Stadsregio Arnhem Nijmegen ten behoeve van het Regionaal Plan 2005-2010 zijn effecten op de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) ten gevolge van woningbouw onderzocht. In dat kader is aangegeven dat de toetsing van plannen in de nabijheid van een beschermd gebied betrekking heeft op gebieden binnen een afstand van 2 kilometer.
Flora- en Faunawet 2002
De opdrachtgever / initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet. De wet gaat uit van het “nee-tenzij” principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.
Eind januari 2005 is het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Er zijn 3 beschermingscategorieën:
tabel 1. algemeen beschermde soorten
tabel 2. beschermde soorten
tabel 3. streng beschermde soorten
Provinciaal beleid: Gelderse EHS
De provincie heeft de Gelderse EHS nauwkeurig aangegeven in de gebiedsplannen Natuur en Landschap. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de ecologische hoofdstructuur (EHS) is geregeld in het Streekplan Gelderland, vastgesteld door Provinciale Staten op 29 juni 2005. De Provinciale Staten hebben op 1 juli 2009 de nieuwe grenzen van de ecologische hoofdstructuur (EHS) in het Streekplan definitief vastgesteld. Doel van de herbegrenzing is de EHS 'robuuster' te maken. Met robuust wordt bedoeld een netwerk van natuurgebieden waar waardevolle en kwetsbare natuur optimaal kan voortbestaan.
Binnen de EHS geldt de 'nee-tenzij'-benadering. Bestemmingsplanwijziging is niet mogelijk als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.
De Nederrijn, IJssel en uiterwaarden in Arnhem zijn onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en worden onderdeel van een samenhangende Europese ecologische hoofdstructuur, Natura 2000. Het Arnhemse deel van het rivierengebied ligt in de natuurstructuur cruciaal. Het vormt een verbinding tussen de natuurontwikkelingsprojecten van de Gelderse Poort en de Noordoever Nederrijn. Meinerswijk is één van die oorspronkelijke natuurontwikkelingsprojecten.
Het totale uiterwaardgebied is benoemd als waardevol landschap. Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten.
Voor de zuidoever gelden de volgende prioriteiten: uitbreiden integraal begrazingsbeheer; verbeteren van biotoop voor weidevogels; ontwikkelen moeraszones en wilgenstruwelen.
Het gebied ten zuiden van de Pleybrug is ganzen- en weidevogelgebied. Het totale uiterwaardgebied is benoemd als waardevol landschap. Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten.
Groenplan Arnhem 2004 – 2007 / 2015
In 2004 is het groenplan 2004-2007/2015 vastgesteld. De gemeente Arnhem streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.
De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor de herontwikkeling te worden meegegeven. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventariseerd worden. Voor het bestemmingsplan is een groenbalans noodzakelijk, waarin is aangegeven hoe de groencompensatieregels van de gemeente zijn toegepast.
Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel.
Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn:
- Alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en gebruik op elkaar afgestemd zijn;
- Barrières van de stedelijke druk opheffen of zoneren.
Er worden 5 samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd: Natuurkernen, Natuurzones en stapstenen, Natuurlijke groenzones, Overig groen en De Stenen stad. Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld.
Visie ecologie
In het groenplan Arnhem (2004) vormen vanuit ecologisch perspectief gebieds- en soortbescherming het basisdoel. Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur.
De rivier en de uiterwaarden zijn aangemerkt als Natuurkern. Dit zijn gebieden van waaruit planten en dieren zich verder over Arnhem kunnen verspreiden. Het zijn ecologisch zo zelfstandig mogelijk functionerende natuurlijke en semi natuurlijke levensgemeenschappen. Flora en fauna hebben een inheems karakter, zowel soortsamenstelling als structuur. Het zijn aaneengesloten gebieden, waar inrichting en intensiteit van menselijke invloeden grotendeels zijn afgestemd op de natuur en natuurdoelen.
3.6.6 Water
Europees beleid
Vanaf 2000 is ter verbetering van de chemische en ecologische waterkwaliteit van alle Europese wateren de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De kaderrichtlijn omvat regelgeving voor zowel het oppervlaktewater als het grondwater. De streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, maar eventueel kan, mits goed onderbouwd, uitstel worden verleend tot uiterlijk 2027 (derogatie). De plannen voor de (deel)stroomgebied zijn door de verschillende partijen, met uitzondering van het Rijk, in 2009 vastgesteld en bevatten doelen, ambities en maatregelen.
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota's vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het vernieuwde Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel 2008). Het bestuursakkoord heeft tot doel “om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden en te anticiperen op de klimaatsverandering”. Verder is de watertoets ook in het NBW-actueel een belangrijk instrument om water verantwoord in te passen in ruimtelijke ontwikkelingen.
In de Nota Ruimte is water een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de Waterwet die in 2009 van kracht is geworden. In de Waterwet zijn ondermeer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.
Provinciaal en regionaal beleid
Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015.
Het Waterplan gaat verder op de ingeslagen weg van het derde Waterhuishoudingsplan. Nieuw is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en de verplichtingen die voortvloeien uit de Waterwet. Een belangrijk aanpassing uit de Waterwet is dat de vergunningverlening voor het onttrekken van grondwater grotendeels is overgedragen aan de waterschappen. Slechts in drie gevallen is de provincie hiervoor nog aanspreekpunt;
- 1. onttrekkingen voor drinkwaterwinning;
- 2. onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals koude- en warmte opslag (KWO);
- 3. onttrekkingen meer dan 150.000 m³ per jaar.
De gemeenten in Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) hebben het Convenant Duurzaam Bouwen in het KAN (2000) opgesteld. Het 'pakket duurzaam bouwen' maakt hier onderdeel van uit. Voor water is het volgende streefbeeld opgesteld: natuurlijke waterhuishouding (vermindering verdroging) en schone water in de wijk, waardoor natuurontwikkeling mogelijk is.
Beleidslijn ruimte voor de rivieren
De beleidslijn heeft ten doel meer ruimte voor de rivier te creëren, een duurzame bescherming van mens en dier tegen overstroming bij hoogwater te bieden en het beperken van materiele schade. Deze doelstelling wordt op hoofdlijnen bereikt door:
Handhaven van de beschikbare ruimte in het winterbed. Dit betekent dat deze ruimte beschikbaar blijft voor het opvangen van hoogwater en dat er enkel activiteiten mogen plaatsvinden die onlosmakelijk verbonden zijn met de rivier.
Creëren van ruimte: een vergroting van de afvoercapaciteit door verbreding en verlaging van het winterbed, in combinatie met natuurontwikkeling. Er worden geen ontwikkelingen toegestaan die een verbreding of verlaging van het winterbed onmogelijk maken.
Een minimaal beschermingsniveau van 1:1250 jaar voor nieuwe activiteiten die in het winterbed kunnen worden toegestaan en die bij hoge waterstanden schade kunnen oplopen.
Beleidslijn grote rivieren
In 2005 is de Beleidslijn “ruimte voor de rivier” (1997) geëvalueerd. De evaluatie van de beleidslijn was noodzakelijk om aan te kunnen geven of, en zo ja hoe de beleidslijn kon worden aangepast. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat het toetsingskader van de beleidslijn ruimte voor de rivier in het algemeen helder en duidelijk is ten aanzien van de toelaatbaarheid van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. De bestaande ruimte die de rivier nodig heeft is mede dankzij dit toetsingskader behouden.
Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Tevens geldt dat het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, binnen de randvoorwaarden die de veiligheid stelt, van belang is voor het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. Voor de Beleidslijn grote rivieren gelden twee concrete doelstellingen:
- de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden;
- ontwikkelingen tegen gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en
verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.
Deze doelstellingen zijn bij de herziening van de beleidslijn niet gewijzigd.
Grondwaterbescherming
De gemeente Arnhem is verantwoordelijk voor bescherming van de 25 jaarsintrekzone van de stedelijke grondwaterbeschermingsgebieden. Deze bescherming wordt geregeld in de bestemmingsplannen via een aanlegvergunningenstelsel. Om zo objectief mogelijk te blijven, volgt de gemeente de provinciale richtlijnen. Dit houdt in dat het “stand still/step forward” principe gehanteerd wordt waardoor er geen veranderingen in het gebied mogen plaatsvinden die een negatief effect hebben op de kwaliteit van het grondwater. Dit stelt tevens beperkingen aan het (ongecontroleerd) afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater of van infiltratie naar het grondwater. Uitbreiding van al bestaande risicovolle situaties is slechts aanvaardbaar als door de gemeente wordt aangetoond dat daardoor de risico's van de winning van drinkwater niet worden vergroot. Bodemenergiesystemen (KWO) zijn binnen de 25-jaarszone niet toegestaan.
Voor de totale lijst met verboden inrichtingen wordt verwezen naar de Provinciale Milieuverordening.
Beleid waterschap en gemeente
Het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Zuid is overgedragen aan het Waterschap Rivierenland waardoor de gemeente Arnhem rekening dient te houden met het vigerende beleid van waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het Waterbeheerplan 2010-2015 en de keur en de legger van het waterschap.
Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen.
- Gemeentelijk RioleringsPlan (2009-2013), vastgesteld in 2008; dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.
- Waterplan Arnhem (2009-2015). Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit Tweede Waterplan Arnhem opgesteld. De gemeenteraad heeft in2009 het waterplan vastgesteld. In 2010 hebben gemeente en de beide waterschappen de intentieovereenkomst ondertekend. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen:
- 1. Arnhem aantrekkelijke waterstad;
- 2. Klimaatbestendig watersysteem en waterketen;
- 3. Goede kwaliteit water en waterbodem;
- 4. Bewustwording.
Resumé
Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:
- 1. er geen negatieve verstoring van de grondwaterstanden en -stromingen mag worden veroorzaakt om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen.
- 2. er maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling.
- 3. er voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie.
- 4. het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt.
- 5. het gebruik van uitloogbare materialen niet is toegestaan.
- 6. binnen 25-jaars intrekzone het “stand still/step forward” principe wordt gehanteerd.
- 7. er geen ontwikkelingen mogen plaatsvinden die het functioneren van de waterkering beperken.
3.6.7 Bodem
Voor een beheerbestemmingsplangebied wordt getoetst of de kwaliteit van de bodem (inclusief grondwaterkwaliteit) de aanwezige bestemmingen/functies toelaat. Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:
- 1. Wet bodembescherming,
- 2. Beleidsnota bodem 2008 (Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen),
- 3. Beleidsnota 'Hergebruik van licht verontreinigde grond in Arnhem' (1999, met aanvullingen in 2001 en 2002)
- 4. Besluit Bodemkwaliteit (2008).
3.6.8 Cultuurhistorie en archeologie
Rijksbeleid
Monumentenwet
Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.
Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg
De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:
archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.
Inmiddels is het verdrag vertaald in de Monumentenwet 1988.
Provinciaal beleid
Nota Belvoir
Het Belvedère-uitgangspunt “behoud door ontwikkeling” is in 2000 overgenomen in de provinciale Nota Belvoir. Doel is dat cultuurhistorie voortaan prominent wordt meegewogen bij de ontwikkeling van alle ruimtelijke en economische plannen. Om nog meer in te kunnen spelen op de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving, kiest de Provincie met de nieuwe nota Belvoir 3 voor een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht beleid. In de nota worden 10 cultuurhistorisch waardevolle gebieden benoemd, waarnaar speciale aandacht zal uitgaan. Relevant voor Arnhem is de aandacht voor het Veluwemassief, de Veluwezoom en het Rivierengebied.
Gemeentelijk beleid
Erfgoednota 'Panorama Arnhem'
In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.
Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht van alle cultuurhistorische elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt.
Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.
Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:
- 1. in archeologisch waardevolle gebieden (buiten monumenten) dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 50 m2;
- 2. in gebieden met een hoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 200 m2;
- 3. in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 500 m2;
- 4. in gebieden met een lage archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 2000 m2.
Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten, geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OCW. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.
Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:
- 1. Behouden door ontwikkelen
- 2. Behouden door beschermen
- 3. Adviseren, stimuleren en verleiden
- 4. Kennis verwerven en verspreiden
3.7 Economisch Beleid
De gemeente heeft haar economische visie en koers voor de middellange termijn vastgelegd in de Economische Agenda Arnhem 2015. De agenda stelt dat in de eerste plaats de basis op orde moet zijn. De gemeente wil daarom zorgen voor een gunstig ondernemingsklimaat door adequate dienstverlening te bieden en geschikte, goed bereikbare vestigingsplaatsen in een stimulerende economische omgeving. In de tweede plaats kunnen de sterke sectoren verder uitgebouwd. Het gaat dan om de verdere versterking als zesde kantorenstad van ons land, en het behalen van winst in de sectoren zorg & welzijn en toerisme & vrije tijd. Tot slot gaat de gemeente Arnhem extra werk maken van haar kansrijke economische clusters: energie- & milieutechnologie en mode & vormgeving. Dit zijn bedrijvensectoren, waarin Arnhem bijzonder is en die een sterke basis bieden om een regionale en nationale positie op te bouwen.
De Economische Agenda levert een bijdrage aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad en het tegengaan van de maatschappelijke tweedeling. De agenda bepaalt de gemeentelijke koers en is opgesteld na stadsgesprekken met ondernemers en onderwijs- en kennisinstellingen. De gemeente stimuleert de economische ontwikkeling en is regisseur van het samenspel tussen overheid, ondernemers, onderwijs en onderzoek. In de stadsgesprekken hebben de partners duidelijk gemaakt, wat zij gezamenlijk kunnen en willen doen om het ondernemingsklimaat te versterken.
Arnhem heeft relatief gezien een groot aantal arbeidsplaatsen (rond de 100.000), dat voor een belangrijk deel (ongeveer 35.000) wordt vervuld door niet-Arnhemmers. Het aandeel Arnhemmers met een lage opleiding en met beperkte kansen op de arbeidsmarkt is groot. De aanpak uit de Economische Agenda levert naast banen voor hoog en middelbaar opgeleiden, vooral ook banen voor lager opgeleide inwoners op.
3.7.1 Kantoren
In de Nota Herijking Kantorenbeleid Arnhem 2008 – 2020 staat het herstel van het evenwicht in de kantorenmarkt centraal. Hiertoe wordt ingezet op hergebruik van langdurig leegstaande kantorenpanden, alsmede het beperken en faseren van nieuwbouwplannen. Nieuw kantorenprogramma wordt beperkt tot een gelimiteerd aantal strategische locaties in de stad (onder andere Arnhem Centraal, Rijnboog, Arnhems Buiten en IJsseloord II). Ontwikkeling van kantoren buiten deze locaties, zoals de Bakenhof, is in principe ongewenst.
3.7.2 Bedrijventerreinen
In Arnhem is het aanbod van nieuwe gronden voor bedrijventerreinen beperkt. In de toekomst blijven de uitbreidingsmogelijkheden gering. Daarom is het beleid om zorgvuldig om te gaan met de beschikbare gronden en steeds alert te blijven welke functies wel en welke niet thuishoren op bedrijventerreinen. Dit laatste is onder andere afhankelijk van de typering en het profiel van het specifieke bedrijventerrein, maar ook van de vraag of er alternatieve typen locaties voor deze functies beschikbaar zijn. Het doel is om zowel de bestaande als nieuwe bedrijventerreinen aantrekkelijk, ruimte-intensief en goed bereikbaar te laten zijn én te houden. In het Economisch Programmerings- en Ontwikkelingsdocument (EPO), dat in 2009 in stadsregionaal verband is opgesteld, staat onder andere het toepassen van de SER-ladder, het voorkomen van overaanbod en het voortvarend aanpakken van herstructurering centraal. Deze beleidslijn sluit goed aan bij de reeds bestaande werkwijze in Arnhem.
3.7.3 Detailhandel
Met de nota Detailhandelsbeleid Arnhem: herijking 2008 is het beleid voor detailhandel geactualiseerd. Centraal in de nota staat hoe het beste op ontwikkelingen kan worden ingespeeld om Arnhem haar positie als belangrijk koopcentrum te laten behouden en hoe de positie kan worden versterkt. Tevens hoe een evenwichtig detailhandelsaanbod voor de consument in de binnenstad, de stadsdeelcentra, de buurt- en wijkcentra en op de perifere locaties kan worden behouden en opgebouwd. De beleidsuitgangspunten in het detailhandelsbeleid uit 2001 zijn niet gewijzigd. De belangrijkste aanbevelingen en actiepunten in de nota zijn:
- stimuleren van gebiedsprofielen voor de binnenstad;
- ontwikkelen van het Woonwinkelcentrum in Centrum Zuid;
- planologisch vastleggen van het themacentrum Wonen in Centrum Zuid;
- plannen voor Kronenburg begeleiden;
- uitbreiding van supermarkten in Arnhem Noord;
- stimuleren van de verplaatsing van detailhandel op bedrijventerreinen en solitaire locaties;
- stimuleren van de komst van gewenste detailhandel;
- onderzoek naar regionale en lokale koopstroomontwikkelingen;
- stimuleren en ontwikkelen van wijkeconomie.
Het is van belang – zeker in economisch mindere tijden en met continu veranderd consumentengedrag – dat er geïnvesteerd blijft worden in het up-to-date houden en waar nodig versterken van het bestaande winkelapparaat. Bovendien wordt het vestigen van ontbrekende en vernieuwende formules in de binnenstad gestimuleerd
De gemeente heeft haar economische visie en koers voor de middellange termijn vastgelegd in de Economische Agenda Arnhem 2015. De agenda stelt dat in de eerste plaats de basis op orde moet zijn. De gemeente wil daarom zorgen voor een gunstig ondernemingsklimaat door adequate dienstverlening te bieden en geschikte, goed bereikbare vestigingsplaatsen in een stimulerende economische omgeving. In de tweede plaats kunnen de sterke sectoren verder uitgebouwd. Het gaat dan om de verdere versterking als zesde kantorenstad van ons land, en het behalen van winst in de sectoren zorg & welzijn en toerisme & vrije tijd. Tot slot gaat de gemeente Arnhem extra werk maken van haar kansrijke economische clusters: energie- & milieutechnologie en mode & design. Dit zijn bedrijvensectoren, waarin Arnhem bijzonder is en die een sterke basis bieden om een regionale en nationale positie op te bouwen.
De Economische Agenda levert een bijdrage aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad en het tegengaan van de maatschappelijke tweedeling. De agenda bepaalt de gemeentelijke koers en is opgesteld na stadsgesprekken met ondernemers en onderwijs- en kennisinstellingen. De gemeente stimuleert de economische ontwikkeling en is regisseur van het samenspel tussen overheid, ondernemers, onderwijs en onderzoek. In de stadsgesprekken hebben de partners duidelijk gemaakt, wat zij gezamenlijk kunnen en willen doen om het ondernemingsklimaat te versterken.
Arnhem heeft relatief gezien een groot aantal arbeidsplaatsen (rond de 100.000), dat voor een belangrijk deel (ongeveer 35.000) wordt vervuld door niet-Arnhemmers. Het aandeel Arnhemmers met een lage opleiding en met beperkte kansen op de arbeidsmarkt is groot. De aanpak uit de Economische Agenda levert naast banen voor hoog en middelbaar opgeleiden, vooral ook banen voor lager opgeleide inwoners op.
3.8 Coffeeshopbeleid
De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (2009) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd. In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig of toegestaan op grond van het coffeeshopbeleid (er is geen ruimte voor het afgeven van exploitatievergunningen).
3.9 Prostitutiebeleid
In de nota 'Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000)' is het Arnhems prostitutiebeleid vervat. De opheffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000 was aanleiding voor het opstellen van dit beleid. Dit beleid is nog steeds van kracht.
Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de volgende elementen:
concentratie van de raamprostitutie op één plek;
het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken (120 en dat is een halvering van het aantal ramen en werkplekken ten opzichte van de voormalige raamprostitutielocatie in het Spijkerkwartier);
het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij – overgangsrechtelijke situaties uitgezonderd - in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast;
concentratie van de tippelprostitutie.
Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.
In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig. Gezien de aanwezigheid van een seksinrichting binnen het betreffende CBS - telgebied is het niet waarschijnlijk, dat er een situatie zal ontstaan, dat een vergunningaanvraag gehonoreerd zal worden.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een signalerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
4.2 Milieu- En Omgevingsaspecten
In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale leefomgevingskwaliteit van de stad.
In 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn opgenomen. Hiermee differentiëren we milieuambities naar verschillende gebieden. Niet overal in de stad streven we immers dezelfde milieuambities na: in een dynamisch centrum accepteren we bijvoorbeeld meer geluid dan in een woonwijk. Wel wordt rekening gehouden met grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich ophoopt.
Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten we in het betreffende gebied willen handhaven of realiseren, wordt ook duidelijk of een bepaalde ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied.
Bestemmingsplangebied
In het bestemmingsplangebied komen de volgende gebiedstype(n) voor:
- 1. Stedelijke zone (oranje). De na te streven milieukwaliteit in het gebied is redelijk en de toegestane milieubelasting vrij hoog. Dit wordt hoofdzakelijk bepaald door de sterke functiemenging.
- 2. Stadswijk (lichtgeel). De na te streven milieukwaliteit in het gebied is goed en de toegestane milieubelasting overwegend laag. Er wordt in het algemeen voldaan aan de streefwaarden.
- 3. Bedrijventerrein (roze). De na te streven milieukwaliteit in het gebied is laag en de toegestane milieubelasting hoog. Het gaat hier om redelijk monofunctionele gebieden met een hoge bebouwingsdichtheid en gebruiksintensiteit.
- 4. Stedelijk groen en water groen/blauw. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is goed en de toegestane milieubelasting laag. Er wordt in het algemeen voldaan aan de streefwaarden.
4.2.1 Geluid
Geluidshinder wegverkeerslawaai in het plangebied
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Bakenhof wordt conserverend bestemd. Dit betekent dat er binnen het bestemmingsplan Bedrijventerrein Bakenhof geen (planologische) wijzigingen plaatsvinden. Derhalve is een akoestisch onderzoek achterwege gelaten.
Geluidshinder spoorwegverkeer in het plangebied
Niet van toepassing.
Geluidhinder industrielawaai in het plangebied
Het plangebied valt binnen de geluidszone - industrie vanwege het gezoneerd industrieterrein Arnhem Noord. Deze zone is in 1990 vastgesteld. Vanwege een aantal ontwikelingen is onderzoek gedaan naar de akoestische situatie op het industrieterrein. Op grond van dit onderzoek bestaat er aanleiding de deze zone te herzien. In dit bestemmingspan is uitgegaan van de herziene begrenzing. Op grond van de Wet geluidhinder mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de grens van de zone niet meer bedragen dan 50 dB. Dit geldt alleen voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe woonbestemmingen, zodat er op grond van de zone geen beperkingen bestaan.
Geluidhinder van bedrijven in het plangebied
Bij het bestemmen van bedrijven binnen het plangebied is rekening gehouden met de bestaande situatie van woonbebouwing aan de Bakenhofweg. Op basis van deze categorie-indeling ondervinden woningen binnen het plangebied geen geluidhinder van de bedrijven.
Conclusie
Er worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten geprojecteerd binnen het bestemmingsplan Bedrijventerrein Bakenhof. Een akoestisch onderzoek is derhalve achterwege gelaten. De Wet geluidhinder en het Arnhemse beleidsplan geluid leggen geen beperkingen op voor het vaststellen van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Bakenhof.
4.2.2 Luchtkwaliteit
Luchtkwaliteit in het plangebied
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Bakenhof wordt conserverend bestemd. Binnen dit beheersbestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Onderzoek naar luchtkwaliteit is daarom achterwege gelaten.
Conclusie
Het gebied staat volgens de monitoringstool niet bekend als een luchtkwaliteitknelpunt. Omdat er verder geen (planologische) wijzigingen plaatsvinden, kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan.
4.2.3 Hinder
Het plangebied bestaat gedeeltelijk uit bedrijven, woningen en maatschappelijke doeleinden.
Bedrijven
De bedrijven binnen het plangebied zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3. Voor milieucategorie 2 bedrijven geldt ten opzichte van een rustige woonwijk een richtafstand van 30 meter. Ten opzichte van een gemengd gebied (wonen naast werken en lintbebouwing) geldt een richtafstand van 10 meter. Voor milieucategorie 3 bedrijven geldt ten opzichte van een rustige woonwijk een richtafstand van 100 meter. Ten opzichte van een gemengd gebied (wonen naast werken en lintbebouwing) geldt een richtafstand van 50 meter.
De woningen binnen het plangebied liggen in een lintbebouwing en op voldoende afstand van de milieucategorie 2 en 3 bedrijven.
Maatschappelijke doeleinden
Binnen het gebied bevindt zich een gevangenis. Gevangenissen worden in de bedrijvenlijst van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering niet expliciet benoemd. Gevangenissen worden vergeleken met objecten voor openbaar bestuur, overheidsdiensten en sociale verzekeringen (SBI 84). Een gevangenis is dan een milieucategorie 1 object.
Algemeen
Bij ontwikkelingen binnen de richtafstand kan er gemotiveerd van deze afstand worden afgeweken. Hierbij wordt ingezoomd op de vergunde situatie van bedrijven om te beoordelen of een ontwikkeling op die locatie past. De aanwezige bedrijven binnen het plangebied hebben een milieuvergunning waarbij getoetst is ten opzichte van de dichtstbijzijnde woningen.
Conclusie
Vanuit hinder zijn er geen voorwaarden omdat er binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien.
4.2.4 Externe veiligheid
Externe veiligheid in het plangebied
Nederrijn
Het plangebied ligt in de directe omgeving van de Rijn waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Uit het Basisnet water volgt dat er op dit traject van de Rijn geen 10-6 PR contour is. De transportaantallen zijn daarnaast dusdanig laag dat er geen verantwoording van het groepsrisico hoeft plaats te vinden.
Pleijweg
Via de Pleijweg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Uit de risicoberekeningen (rapport, Externe veiligheid wegtransport Arnhem, AVIV, september 2008) volgt dat op het traject ter hoogte van het plangebied een 10-6 PR contour is van 17 meter vanuit het midden van de weg. Deze contour ligt binnen het plangebied.
Verantwoording groepsrisico
Binnen het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien het gaat om een conserverend bestemmingsplan. Uit de groepsrisicoberekeningen (rapport, Externe veiligheid wegtransport Arnhem, AVIV, september 2008) volgt dat op de Pleijweg ter hoogte van het plangebied de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.
Het aantal transporten met gevaarlijke stoffen op de Neder-Rijn is dusdanig laag dat er geen verantwoording van het groepsrisico hoeft plaats te vinden. Binnen het invloedsgebied van de Pleijweg (200 meter) zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.
Binnen het plangebied zal het groepsrisico niet toe- of afnemen waardoor er geen verantwoording van het groepsrisico zal plaatsvinden.
Conclusie
De 10-6 PR contour van de Pleijweg ligt gedeeltelijk binnen het plangebied. De contour ligt echter op de Pleijweg en wordt daarom niet op de plankaart opgenomen
4.2.5 Groen en ecologie
De Malburgse Bandijk en het groengebied met de plassen bij de Pleijweg vormen een onderdeel van de totale groene dijkzone. Deze zone vormt de overgang van het stedelijke gebied naar de uiterwaarden. Het bedrijventerrein is ecologisch interessant voor diverse broedvogels van bomen (ekster, Vlaamse gaai), struiken (groenling, tuinfluiter) en water (meerkoet) (Vogelwerkgroep Arnhem e.o. 1996 en de Groene Ruimte 2006). In de plassen aan de Pleijweg broeden rietgors en kleine karekiet. Verder foerageert de gewone dwergvleermuis in het gebied (de Groene Ruimte 2005 – 2008), met name in de dijkzone en de plassen nabij de Pleijweg. Een vliegroute voor vleermuizen is niet aanwezig. Een vleermuisverblijf is niet bekend, maar niet uit te sluiten gezien de bebouwing.
In en aan de oever van de watergangen groeien algemene plantensoorten, zoals valse voszegge, sterrenkroos, echte valeriaan (B. Hanekamp 1991). De groene kikker (complex) verblijft in het water (de Groene Ruimte 2007).
De uiterwaarden valt binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Diverse vleermuizen en veelal broedvogels van graslanden broeden in dit gebied. Verder is er een rijke plantengroei, kenmerkend voor de uiterwaarden. Op de dijktaluds groeien planten van het type stroomdalgraslanden, onder andere karwijvarkenskervel (KNNV 2009).
Binnen een straal van 2 km ligt Natura 2000 gebied IJsseluiterwaard, Gelderse Poort en Veluwe. Voor het bestemmingsplan treden er geen negatieve effecten op de habitats en de soorten opgenomen in de EU richtlijngebieden. Het bestemmingsplan gaat namelijk uit van conservering van het huidige gebruik, is er geen vergunning nodig op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.
Voor het plangebied geldt:
- 1. Natura 2000: Het plangebied ligt binnen een straat van 2 km van Natura 200 gebied IJsseluiterwaard en Gelderse Poort. Binnen de planperiode van het voorgaande bestemmingsplan 'Malburgse Sluis' hebben zich twee nieuwe bedrijven gevestigd op het bedrijventerrein, te weten de Volvo-garage (Malburgseveerweg 10) en Creaforti (Bakenhofweg 30). De activiteiten van Creaforti zijn niet omgevingsvergunningsplichtig en veroorzaken in het kader van Natura 2000 geen hinder voor de omgeving. Het bedrijf van Henk Scholten (Volvo) is niet vergunningplichtig maar er zijn wel algemene regels van toepassing. Door aan deze regels (waaronder geluid) te voldoen past het bedrijf op die plek.
Voor wat betreft stikstof geldt dat binnen genoemde bedrijven geen activiteiten plaatsvinden met een toename van stikstof in de lucht. Het verkeer van en naar de bedrijven is dusdanig laag dat deze bijdrage te verwaarlozen is, daarnaast zijn deze aantallen opgenomen in de berekeningen voor de Pleijroute. - 2. Flora- en faunawet: Er zijn 19 beschermde soorten aangetroffen volgens de Flora- en faunawet. Daarvan is 1 soort streng beschermd, de gewone dwergvleermuis.
- 3. Ecologische Hoofdstructuur: Het plangebied ligt buiten de EHS. Het bedrijventerrein mag geen negatief effect hebben op de natuurwaarden in de uiterwaarden. Negatieve effecten kunnen o.a. veroorzaakt worden door de uitstraling van licht van het bedrijventerrein op de dijkzone en de uiterwaarden (EHS). Aangezien lichtmasten geen bouwwerken zijn die in de bestemming groen passen, en derhalve ter plekke niet gerealiseerd mogen worden, mag er van worden uitgegaan dat er geen lichthinder zal ontstaan.
- 4. Boswet / Richtlijn compensatie natuur en bos: De dijk en het groengebied ten zuiden van het bedrijventerrein liggen buiten de 'bebouwde kom Boswet'.
- 5. Groenplan: De dijkzone valt binnen het gebiedstype Polderlint. De gehele Malburgse Bandijk vormt een recreatieve fietsroute. De dijk staat ruimtelijk vrij van het groen in Malburgen. De dijktaluds bevatten bloemrijke stroomdalgraslanden.
De ecologische ambitie van het stedelijke gebied / bedrijventerrein is het stimuleren van stadsnatuur, waaronder verblijven van vleermuizen en vogels in gebouwen.
4.2.6 Water
Oppervlaktewater
De sloten, watergangen en plassen in het plangebied maken deel uit van watersysteem Malburgen met een streefpeil van 9 m. + N.A.P. Onder vrij verval stroomt het systeem af richting het poldersysteem in de Betuwe. Ten tijden van grote afvoeren, wordt het gemaal Drielse Dijk in werking gesteld.
Ten oosten van het plangebied stroomt de rivier de Neder-Rijn die van grote invloed is op de waterstand in het watersysteem. Het watersysteem volgt, vertraagd, de dynamiek van de rivier.
Grondwater
De globale grondwaterstroming van het diepe grondwater is noord-zuidwest, vanaf de Veluwe richting de Betuwe. Het diepe grondwater bevindt zich op ongeveer 9 m. + N.A.P. bij een maaiveld tussen de ca. 10 en 11 m. + N.A.P. (uitgezonderd de hogere maaiveldhoogte van de dijk en de Pleijweg). Voor de diepe grondwaterstroming is dit maar een beperkte ontwateringsdiepte. Het onderscheid met het ondiepe, freatische grondwater is moeilijk te maken en deze twee grondwaterstromingen zullen dan ook in elkaar overgaan. Het ondiepe of freatische grondwater wordt gevormd door wegzijgend regenwater en bevindt zich tussen het maaiveld en het diepe grondwater. Zoals bij het oppervlaktewater is ook het rivierpeil van grote invloed op de daadwerkelijke grondwaterstand.
De grondwaterstand wordt ook beïnvloed door de drinkwateronttrekking nabij de Immerlooplas. Het gebied is gelegen binnen de 25-jaars zone van de grondwaterbeschermingszone van het drinkwaterwinstation “Sijmons”. Binnen deze zone geldt het “stand still/step forward” principe. Dit betekent dat geen veranderingen mogen plaatsvinden die een negatief effect hebben voor de kwaliteit van het grondwater. De aanleg van Koude- Warmteopslag (KWO) installaties is binnen deze 25-jaarszone niet toegestaan
Afvalwatersysteem
Het plangebied is verbeterd gescheiden gerioleerd. Hierbij wordt het afval- en regenwater ondergronds gescheiden afgevoerd waarbij de eerste hoeveelheid 'vuil' regenwater in het afvalwaterriool terecht komt. Bij grotere regenbuien stroomt de rest van het regenwater naar het oppervlaktewater.
Het afvalwater verlaat via gemaal Bakenhof (gelegen aan de Engelwortelstraat) het gebied. De woningen in het noorden van het plangebied zijn door middel van een persleiding op het afvalwatersysteem van de rest van het plangebied aangesloten. Op de persleiding mag alleen afvalwater worden geloosd.
Waterkering
Onderdeel van het plangebied is de bandijk langs de Nederrijn. Deze primaire waterkering bestaat uit de dijk (de kernzone) en de aan beide zijden grenzende beschermingszones waarbinnen geen activiteiten mogen plaatsvinden die het functioneren van de waterkering bedreigen. Het geheel van kernzone en beschermingszones is beschermd door de Keur en Legger van Waterschap Rivierenland.
Overleg gemeente en waterbeheerders
De waterparagraaf is ook verstuurd naar Waterschap Rivierenland en Rijkswaterstaat. Het Waterschap heeft aangegeven dat het bestemmingsplan conform de eisen en wensen van het waterschap is.
Waterattentiekaart
4.2.7 Bodem
Met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem is een inventarisatie uitgevoerd van de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn diverse bodemrapporten/-documenten geraadpleegd.
Ter plaatse van het plangebied zijn geen bekende gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend.
Wel zijn er op de locatie bodembedreigende activiteiten geregistreerd, zijnde een stortplaats van bouw en puinafval. Deze stortplaats is als zodanig nooit aangetroffen tijdens bodemonderzoeken. Het verdient echter wel aanbeveling om rekening te houden met aanwezigheid van stort- en asbesthoudendmateriaal.
Overige bodeminformatie
In het plangebied is op basis van de bodemkwaliteitskaart/zoneringskaart van de gemeente Arnhem licht verontreinigde grond te verwachten.
Het plangebied is gelegen in een waterwingebied.
Conclusie
De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied ten bate van een beheerbestemmingsplan. Er zijn geen (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Direct aangrenzend aan het plangebied liggen geen grondwaterverontreinigingen. Het plangebied ligt in een drinkwaterwingebied.
De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de aanwezige bestemmingen/functies.
4.2.8 Cultuurhistorie en archeologie
Archeologie
Plangebied Bakenhof ligt in het Oost-Nederlandse rivierengebied. Gedurende de IJstijd (Pleistoceen) stroomden hier de voorlopers van de Rijn in een vlechtend systeem door het landschap. Door het ontbreken van vegetatie was er sprake van een hoge stroomsnelheid. Er werd grof zand en grind afgezet en door insnijdingen ontstonden rivierterrassen. Aan het einde van de Laatste IJstijd waaide zand uit droge rivierbeddingen op. Dit zand werd elders afgezet waardoor rivierduinen of donken ontstonden. Dergelijke donken zijn in Schuytgraaf aangetoond en manifesteren zich ook op veel andere locaties in het rivierengebied. Circa 10.000 jaar geleden warmde het klimaat op en ving het Holoceen aan. Vegetatie nam toe en rivieren kregen een rustig, meanderend karakter. In tijden van overstroming werden zanddeeltjes op de oevers afgezet, daarbij oeverwallen vormend. Na verloop van tijd konden dit hoge zandlichamen worden. De fijnere kleideeltjes bleven tijdens overstromingen langer in suspensie en werden verder weg van de rivierbedding afgezet. Deze zones worden als “komgebied” aangeduid: lager liggende, natte gebieden die zich tussen rivier met oeverwallen bevinden. Bij het meanderen van rivieren kan het voorkomen dat een rivierbocht wordt afgesneden en de watertoevoer verliest. De rivierbocht, een restgeul, slibt dan langzaam dicht met zand, klei en organisch materiaal. Dichtgeslibde geulen met oude oeverwallen worden ook wel als “stroomrug” aangeduid. In het rivierengebied zijn op tal van plaatsen stroomruggen waar te nemen, die zich als slingerende hoogtes in het landschap manifesteren. In Bakenhof zijn stroomruggen en restgeulen aanwezig, maar die staan als relatief 'recent' te boek. Naar verwachting handelt het hier om laatmiddeleeuwse stroomgordels en restgeulen. De meest westelijke restgeul loopt onder andere ter hoogte van de Nijmeegseweg en Malburgen-West; deze was zoals blijkt uit de vondst van scheepshout nog tot in de 10e eeuw bevaarbaar. Naar huidige inzichten is deze restgeul vanaf de Vroege Middeleeuwen oostwaarts gemigreerd, in de richting van het plangebied. Dit inzicht moet met behulp van eventuele toekomstige waarnemingen wel worden getoetst. De oostwaartse migratie houdt in dat Malburgen en dus ook de Bakenhof in ieder geval gedurende de Middeleeuwen een energetisch milieu hebben gehad. Naar verwachting heeft dit tot erosie van eventueel aanwezige archeologische resten geleid. Dit stopte pas toen in de Late Middeleeuwen de dijkring werd gesloten, waardoor de Rijn en zijn erosie werden beteugeld. Na 1531 werd de Rijn in opdracht van de hertog Karel van Gelre naar zijn huidige positie verlegd.
Vanwege het energetische milieu en de mogelijke erosie geldt voor Bakenhof een middelhoge archeologische verwachtingskans. Stroomruggen en oeverwallen brengen een doorgaans hoge verwachtingkans met zich mee – door de hoge ligging, nabijheid van water en goede mogelijkheden voor landbouw waren dit goede woonlocaties – maar er bestaat een gerede kans dat deze sporen door de erosie zijn aangetast en verwijderd. Wel zijn er in het plangebied archeologische waarden en vindplaatsen aanwezig. In het plangebied ligt de oude nederzettingskern Malburgen. Mogelijkerwijs gaat deze benaming terug tot de Vroege Middeleeuwen en kan hij met een (Frankische) plaats waar recht werd gesproken in verband worden gebracht. In de nederzettingskern heeft lokaal archeologisch onderzoek plaatsgevonden. In 2006 is ten oosten van de Malburgse Veerweg en Bakenhofweg een booronderzoek uitgevoerd. Hierbij is een woongrond aangetroffen en hier is in 2007 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Bij het proefsleuvenonderzoek zijn nederzettingssporen gevonden die tot 1300 teruggaan. De sporen bestaan uit greppelstructuren en paalsporen van onder andere een spijker (opslagplaats voor landbouwproducten). De greppelstructuren markeren een boerderijerf; de boerderij(en) bevonden zich buiten de gegraven proefsleuf. Ten noorden hiervan, waar de Bakenhofweg een bocht naar het westen maakt, tegen de dijk aan, waren al eerder menselijke resten gevonden. Dit zijn begravingen die bij de zogeheten Margarethakerk hebben gehoord. Dit kerkje werd aan het begin van de 14e eeuw gebouwd en raakte in de 16e eeuw tijdens de Tachtigjarige Oorlog verwoest. Tijdens het genoemde onderzoek zijn ook resten van het kerkje teruggevonden. Deze werden aangetroffen tijdens graafwerkzaamheden in verband met kwelwater dat onder de dijk doorsijpelde. Op de archeologische verwachtingskaart van Arnhem-Zuid staat de vondstlocatie van de menselijke resten met gv05 aangeduid. Overige (potentiële) vindplaatsen zijn:
- Ka02: de eertijds buitendijkse locatie van kasteel Malenborg, Late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd;
- Gv05: Margarethakerk/graven;
- Ka03/on10: muurrestant en deel gracht, Late Middeleeuwen/wij-alraar met inscriptie, Romeinse tijd;
- Ne23: nederzetting, Late Middeleeuwen;
- Ne22: nederzetting, Late Middeleeuwen.
Vanwege de geschiedenis/archeologische waarden heeft de oude nederzettingskern Malburgen de status van archeologisch waardevol gebied.
Uitsnede verwachtingenkaart archeologie
Cultuurhistorie
Het dorp Malburgen was reeds vóór 1222 een Kleefse enclave en bleef dat tot 1816. Al in 1309 stond er een kerk, gewijd aan Sint Margaretha. De polder waarin het dorp lag, werd ook wel als “Veerpolder” of “Margarethapolder” aangeduid. Een kaart uit 1586 geeft de situatie van Malburgen fraai weer. Te zien zijn onder andere het kerkje, enkele hofsteden, de zich verschuivende Rijn en het kasteel “Malenberg”. Het kasteel lag ooit bij de splitsing van Rijn en IJssel, maar werd in de 17e eeuw door de Rijn verzwolgen. Op de genoemde kaart ligt het overigens buitendijks, terwijl het dorp binnendijks ligt. Een restant van de oude Rijndijk is, net ten oosten van het kerkje liggend, nog steeds aanwezig. Tijdens de strijd tussen de aanhangers van Oranje en de Spanjaarden raakte het kerkje in (eveneens) 1586 verwoest. In 1618 moet er nog een tufstenen gebouw hebben gestaan, maar in 1725 werd het laatste deel van de kerk gesloopt. Op de plaats van het kerkje werd vlak na de aanleg van het Pannerdens Kanaal in 1707 het Huissense tolhuis gevestigd. Later werd dit tolhuis tot boerderij omgebouwd met de toepasselijke naam “De Oude Tol”. Kaartmateriaal uit rond 1900 toont voor het plangebied enige bebouwing, met name liggend aan de zuidzijde van de Bakenhofweg (aan de uiterste westzijde ligt de boerderij “Bakenhof”). Dit bebouwingslint is vandaag de dag als zodanig ook nog herkenbaar. Een deel van de ten noorden hiervan liggende waterloop is ook nog een overblijfsel van de oude situatie.
Conclusie
Het plangebied heeft een middelhoge archeologische verwachtingskans. Het plangebied valt deels samen met de oude nederzettingskern Malburgen, van dit oude gedeelte resteert echter vandaag de dag relatief weinig. Hier stond al in 1309 een kerk en daaromheen lagen een aantal hofsteden. Het deel ter hoogte van het oude Malburgen betreft een archeologisch waardevol gebied. Bewoning gaat hier terug tot mogelijk de Vroege Middeleeuwen, maar zeker tot de periode rond 1300. Buiten deze zone liggen een aantal vindplaatsen. Hierbij wordt gedacht aan laatmiddeleeuwse nederzettingen. Ook deze locaties staan als “archeologisch waardevol gebied” te boek.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving En -Verantwoording
5.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.
5.2 Opzet Van De Regels
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is verplicht.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
- 4. Overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
- 1. Artikel 1 Begrippen
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen. - 2. Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.
5.2.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.
Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:
- 1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
- 2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
- 3. Afwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels;
- 4. Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.
In paragraaf 5.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.
5.2.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
- 1. Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend - 2. Artikel 15 Algemene bouwregels
Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage. - 3. Artikel 16 Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn de algemene gebruiksregels opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan. - 4. Artikel 17 Algemene aanduidingsregels
Dit artikel regelt onder meer het grondwaterbeschermingsgebied en de zone die op basis van de wettelijke verplichting (Wet geluidhinder) bestaat als gevolg van het aan de overkant van de Rijn gelegen industrieterrein Arnhem Noord geluidzone.
Dit gebeurt door middel van het leggen van gebiedsaanduidingen over diverse in het plan voorkomende bestemmingen. Met een gebiedsaanduiding kan namelijk een bestemming van bijzondere regels worden voorzien, hetzij ter beperking van de gebruiksmogelijkheden hetzij ter verruiming daarvan. Met het oog hierop kunnen aan een gebiedsaanduiding specifieke bouw- of gebruiksregels worden gekoppeld. Om belangen nader te kunnen afwegen kan een gebiedsaanduiding ook vergezeld gaan van een omgevingsvergunningenstelsel voor het aanleggen van werken. Voor het grondwaterbeschermingsgebied is een dergelijk stelsel opgenomen. - 5. Artikel 18 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel worden de voorwaarden beschreven waaronder kan worden afgeweken van een bestemmingsregel. Deze afwijkingen kunnen worden toegepast op alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.
5.2.4 Overgangs- en slotbepalingen
In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
5.3 Verantwoording Van De Regels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.
In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
5.3.1 Afzonderlijke bestemmingen
In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken.
Per bestemming wordt ingegaan op:
- welke gronden zijn zo bestemd;
- wat houdt de bestemming in;
- eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden;
- vergelijking vigerend bestemmingsplan zowel qua functie als qua bebouwing;
5.3.2 Bedrijf
Het grootste deel van het plangebied wordt gebruikt als bedrijventerrein.
Binnen de bestemming "Bedrijf " zijn bedrijven toegestaan zoals genoemd in de bedrijvenlijst die als bijlage 1 van de regels is opgenomen. Bedrijven op deze lijst zijn ingedeeld in categorieën op basis van de hinder die zij kunnen veroorzaken. Door aanduidingen op de plankaart wordt een onderscheid gemaakt in categorieën van bedrijven die binnen de gebieden zijn toegestaan. Vanwege de aanwezigheid van woningen aan de Bakenhofweg zijn in de directe nabijheid van die woningen bedrijven toegestaan die in milieucategorie 1 en 2 kunnen worden geschaard. Op terreinen die op grotere afstand liggen van de woningen, zijn bedrijven in de categorie 1 tot en met 3.1 zoals opgenomen in de bijlage bij de regels toegestaan. Grote lawaaimakers zijn expliciet uitgesloten in de doeleindenomschrijving.
Bedrijven die niet op de lijst voorkomen maar kunnen aantonen dat zij een vergelijkbare hinder (of minder) veroorzaken kunnen eveneens via een afwijking worden toegestaan.
De categorieen in de bedrijvenlijst (1 tot en met 3.1) zijn afkomstig uit de categorale bedrijfsindeling uit de herziene uitgave van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (Vereniging van Nederlandse Gemeenten 2009). Het betreft een selectie uit de volledige opsomming van bedrijven, die is gebaseerd op de SBI (Standaardbedrijfsindeling) van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Om tot een bepaalde categorie te komen is elk bedrijfstype beoordeeld aan de hand van een aantal milieucriteria, die betrekking hebben op onder meer de aspecten geur, stof, geluid, gevaar en verkeer. Daarbij is per bedrijfstype voor elk milieucriterium een afstand bepaald; deze afstand is zodanig groot dat wanneer op die afstand van een gemiddeld modern bedrijf van dat type (in een rustige woonwijk) wordt gewoond, geen aanmerkelijke hinder meer wordt ondervonden van het betrokken soort milieubelasting. Op grond van deze afstanden is een indeling opgesteld van bedrijfstypen in milieucategorieën.
Kantoren zijn vanuit economisch beleid geen gewenste vormen van bedrijvigheid op bedrijventerreinen. Het overal toestaan van kantoren is niet gewenst. Als ondergeschikt deel van de bedrijfsvoering zijn kantoormatige activiteiten binnen bedrijven wel toegestaan.
Aan de Malburgse Sluis 5 zijn met bouwvergunning in het verleden 3 kantoren op de verdieping toegestaan. Deze kantoren zijn dan ook met een specifieke aanduiding aangegeven op de verbeelding. Ter plaatse zijn maximaal 3 kantoren op de verdieping(en) toegestaan. Ook aan de Malburgse Sluis 27 is met een bouwvergunning een kantoorgebouw toegestaan. Ook deze locatie heeft daarom een specifieke aanduiding.
Bouwregels
Binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn twee zones te onderscheiden: de bouwzone, en de onbebouwbare zone. De bouwzone is bedoeld voor de (bedrijfs)gebouwen met daar waar mogelijk en/of gewenst extra mogelijkheden tot uitbreiding. Op de plankaart zijn de toegestane maximale bebouwingspercentages en bouwhoogten aangegeven. In de onbebouwbare zone zijn de voorerven opgenomen. Binnen deze bestemming is het tevens mogelijk wegen, fiets- en wandelpaden, trottoirs en parkeervoorzieningen te realiseren.
Afwijken van de bouwregels
Voor het bouwen van gebouwde parkeervoorzieningen, voor zover deze zich volledig beneden maaiveld bevinden en voor het bouwen van ondergeschikte bouwwerken, zoals trappartijen, toegangen tot gebouwen tot een maximum van 3 meter buiten de bouwgrens is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen.
Afwijken van de gebruiksregels
In dit artikel zijn de afwijkingsmogelijkheden van de gebruiksregels van het college van b&w opgenomen. Het betreft de volgende afwijkingsregels:
- 1. Er is een omgevingsvergunning opgenomen om af te kunnen wijken voor bedrijven die niet in de bedrijvenlijst zijn opgenomen of bedrijven die in een hogere categorie zijn geplaatst, mits deze vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven qua aard en hinder.
- 2. De omgevingsvergunning betreft ook de mogelijkheid om te kunnen afwijken van de gestelde parkeernormen.
Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan
De gebieden met de bestemming bedrijventerrein zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als bedrijfsdoeleinden. De bestemming zelf wordt dus niet veranderd.
In de bedrijvenlijst is echter wel een aantal aanpassingen verricht. Behalve actualisatie van de lijst, zijn bijvoorbeeld kantoorfuncties uit de lijst verwijderd. Vestiging van kantoren is niet wenselijk op bedrijventerreinen. Uiteraard is het wel toegestaan een kantoorfunctie ten behoeve van bedrijven uit te oefenen, zij het voor maximaal 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte.
Doordat er sprake is van een geactualiseerde lijst, kan het zijn dat categorieën een andere naam of plek hebben gekregen.
5.3.3 Groen
De groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn waterlopen en waterpartijen opgenomen in deze bestemming die niet zijn aan te merken als A-watergang. Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en straatmeubilair en speel- en ontmoetingsvoorzieningen zijn eveneens toegestaan. Wegen voor doorgaand autoverkeer zijn niet toegestaan. Langs de westkant van de Bakenhofweg zijn in 2009 bomen aangeplant om de groene begeleiding van de weg te versterken.
Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan
In het tot inwerkingtreding van dit plan geldend bestemmingsplan hebben deze gronden de bestemming 'Groen en water'. In het voorliggende bestemmingsplan zijn deze functies echter voorzien van een eigen bestemming. De mogelijkheden binnen de bestemmingen zijn inhoudelijk echter niet anders.
5.3.4 Maatschappelijk
Binnen het plangebied ligt een huis van bewaring, dat vanwege de blauwe lijnen over het gebouw in de volksmond wel de 'blue band bajes' wordt genoemd. Binnen de bestemming zijn functies toegestaan die nauw samenhangen met de huisvesting van gedetineerden (administratieve ruimtes, kantines, recreatieve ruimtes). Aan de voorkant van de bebouwing is een parkeerterrein gelegen.
Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan
In het bestemmingsplan 'Malburgse Sluis' was het huis van bewaring als 'maatschappelijke doeleinden - penitentiaire inrichting' bestemd. De bestemming met bijbehorende regels wordt niet veranderd.
5.3.5 Verkeer
De bestemming verkeer is opgedeeld in een tweetal 'sub-bestemmingen' te weten:
- Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 6);
- Verkeer - Wegverkeer (artikel 7).
Hieronder wordt ingegaan op deze twee bestemmingen.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd. In het plangebied is deze bestemming gegeven aan de Bakenhofweg, een deel van de Malburgseveerweg en de Malburgse Sluis.
Verkeer - Wegverkeer
De bestemming "Verkeer - Wegverkeer" is bedoeld voor wegen die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Onder andere wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming. In dit bestemmingsplan is deze bestemming gegeven aan de Ir. Molsweg en een deel van de Malburgseveerweg.
Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan
De Malburgse Sluis is in het bestemmingsplan 'Malburgse Sluis' bestemd als 'bedrijfsdoeleinden'en valt binnen de onbebouwbare zone. Daarbinnen zijn verkeersdoeleinden toegestaan. Voor een gedeelte van de Bakenhofweg is de bestemming in genoemd bestemmingsplan 'woondoeleinden', eveneens in de onbebouwbare zone, waarin buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer zijn toegestaan.
De Ir. Molsweg en de Malburgseveerweg zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'verkeersdoeleinden - wegverkeer'. Qua mogelijkheden wordt er in het bestemmingsplan 'Bakenhof' niets veranderd.
5.3.6 Water
In het plangebied liggen hoofdwatergangen, ook wel A-watergangen genoemd. Vanwege het belang voor de waterhuishouding zijn deze in overleg met het Waterschap Rivierenland specifiek als Water bestemd.
Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan
Op de gronden met deze bestemming lag in het voorgaande plan de bestemming 'Groen en water', waarin watergangen ook mogelijk waren.
5.3.7 Wonen
De vijf woningen aan de Bakenhofweg die in het plangebied zijn gelegen, zijn bestemd als wonen (artikel 9) Binnen deze bestemming passen verscheidene woonvormen zoals gezinsbewoning, bejaardenhuizen, kamerbewoning, serviceflats, etc. Bijzondere woonvormen, zonder therapeutische behandeling, passen ook binnen deze bestemming.
Binnen de bestemming 'Wonen' zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen is hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).
In de bestemming "Wonen" zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld gevangenissen en asielzoekerscentra niet inbegrepen. Deze vormen van wonen zijn, indien van toepassing, in een specifieke vorm van de woonbestemming opgenomen.
Bebouwingsmogelijkheden/bouwaanduidingen
Door middel van bouwaanduidingen wordt aangegeven dat een bepaalde wijze van bouwen of een bepaalde verschijningsvorm gewenst of ongewenst wordt verklaard. Ook hier geldt dat de bouwaanduidingen alleen gelden voor de op de plankaart aangegeven plek.
De volgende bouwaanduiding wordt op de plankaart aangeduid:
Bijgebouwen
Binnen de bestemming 'wonen' zijn twee zones te onderscheiden: de bouwzone en de onbebouwbare zone. De bouwzone omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst, uitbreidingsmogelijkheden. Als geen bebouwingspercentage is vermeld, mag deze gehele zone worden bebouwd in de aangegeven bouwhoogte, mits aan andere vereisten (bijvoorbeeld welstand) is voldaan.
De onbebouwbare zone is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten, trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.
Voor een groot deel van de bouwzone geldt een bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Dit betekent dat hier in afwijking van het bepaalde in artikel 15.1 hier buiten het bouwvlak mag worden gebouwd. Deze gronden met deze aanduiding zijn bedoeld voor garages, schuren en beperkte uitbreidingen aan het woonhuis, zoals serres. De maximale bouwhoogte van de bijgebouwen is 3 meter, exclusief kap. De maximale bouwhoogte voor uitbreidingen aan het woonhuis is gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag.
Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan
De woningen zijn in in het vigerende bestemmingsplan eveneens bestemd voor woondoeleinden.
5.3.8 Dubbelbestemmingen
De SVBP 2008 geeft ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkelbestemmingen en daar iets over zeggen. In dit bestemmingsplan zijn vier dubbelbestemmingen opgenomen:Waarde - Archeologie (archeologischwaardevol gebied) (Artikel 10), Waarde - Archeologie (middelhoge verwachtingskans) ( Artikel 11), Waarde - Archeologie (lage verwachtingskans) (Artikel 12) en Waterstaat - Waterkering (Artikel 13).
waarde - archeologie (waardevol gebied, middelhoge verwachtingskans en lage verwachtingskans)
Als gevolg van de aanwezigheid van archeologische waarden dan wel een middelhoge of lage verwachtingskans daarop, is bijna het gehele plangebied voorzien van één van de drie dubbelbestemmingen die in de regels zijn opgenomen voor de waarde archeologie. Afhankelijk van de waarde is voor bepaalde werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden benodigd.Voor een drietal vindplaatsen is de dubbelbestemming waardevol gebied opgenomen.
waterstaat - waterkering
Het binnentalud van de waterkering behoort tot het binnendijks gebied van de Rijn, dat mede is bedoeld voor waterberging en vergroting van de afvoercapaciteit bij hoog water. Daarom is voor dit meest noordelijk deel van het bestemmingsplangebied gekozen voor deze bestemming.
Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan
In het bestemmingsplan 'Malburgse Sluis' was ten behoeve van de bescherming van de dijk een dubbelbestemming gelegd op en langs de dijk. Daarmee bleven de onderliggende bestemmingen gelden, zo lang geen schade aan de waterkerende functie werd toegebracht.
Ten behoeve van archeologische (verwachtings)waarden was eerder geen regeling opgenomen. Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, worden hierdoor geen problemen verwacht.
5.4 Handhaving
Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.
In de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
- stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
- géén stilzwijgend gedogen;
- gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
- gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.
Een actualisatie van de voorgenoemde nota handhaving is in voorbereiding. Er is echter geen aanleiding om de bovenstaande uitgangspunten te wijzigen. Het is echter niet reëel om te pretenderen alle strijdigheden op het vlak van bouwregelgeving binnen redelijke termijn op te sporen en daar ook actie op te ondernemen. Daarom zal in deze actualisatie een prioriteitsstelling worden opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht zal worden besteed.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen en gevolgde afwijkingsprocedures geregistreerd worden.
Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.
5.5 Exploitatie
Het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Bakenhof" is beheermatig van aard. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan achterwege gelaten worden.
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Vooroverleg
Artikel 3.1.1 Bro overleg
In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar het Waterschap Rijn en IJssel en de gemeente Lingewaard. Het bestemmingsplan heeft hen geen aanleiding gegeven opmerkingen te maken.
Inzending aan het Rijk (inspectie ROV) en provincie is achterwege gebleven omdat geen rijks- en provinciaal belang bij dit plan is betrokken.
Ter informatie is het concept-bestemmingsplan ook aan Stichting OKA Services gestuurd. Opmerkingen van deze stichting hebben aanleiding gegeven het concept plan op een aantal punten aan te passen.
6.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)
Het ontwerp-bestemmingsplan heeft vanaf 6 oktober tot en met 16 november 2011 ter inzage gelegen. Binnen deze periode zijn er twee zienswijzen ingediend. Eén zienswijze heeft aanleiding gegeven tot het aanpassen van de plankaart. Ten oosten van de Malburgseveerweg was in het ontwerp de bestemming 'groen' aan een strook grond gegeven die in eigendom en gebruik is bij een automobielbedrijf. Aan de gemeenteraad is voorgesteld deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'bedrijf' (onbebouwd).
6.3 Vaststelling
p.m.
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
SBI-2008 | OMSCHRIJVING | ||||
- | nummer | GROOTSTE AFSTAND | CATEGORIE | ||
01 | - | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |||
016 | 0 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |||
016 | 1 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² | 50 | D | 3.1 |
016 | 2 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² | 30 | 2 | |
016 | 3 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² | 50 | 3.1 | |
016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 30 | 2 | |
10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||
101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||
101 | 5 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² | 50 | 3.1 | |
101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² | 50 | 3.1 | |
101, 102 | 7 | - loonslachterijen | 50 | 3.1 | |
108 | 8 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² | 50 | 3.1 | |
1071 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |||
1071 | 1 | - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens | 30 | 2 | |
13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||
132 | 0 | Weven van textiel: | |||
133 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 3.1 | ||
139 | Vervaardiging van textielwaren | 50 | 3.1 | ||
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 50 | 3.1 | ||
14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||
141 | Vervaardiging kleding van leer | 50 | 3.1 | ||
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 30 | 2 | ||
142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 3.1 | ||
15 | - | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | |||
151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | D | 3.1 | |
152 | Schoenenfabrieken | 50 | 3.1 | ||
16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||
16102 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | |||
16102 | 2 | - met zoutoplossingen | 50 | 3.1 | |
162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 50 | 3.1 | |
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 30 | 2 | ||
17 | - | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | |||
1712 | 0 | Papier- en kartonfabrieken: | |||
1712 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 50 | 3.1 | |
58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 30 | 2 | ||
1814 | A | Grafische afwerking | 10 | 1 | |
1814 | B | Binderijen | 30 | 2 | |
1813 | Grafische reproduktie en zetten | 30 | 2 | ||
1814 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | D | 2 | |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 10 | 1 | ||
20 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | |||
2120 | 0 | Farmaceutische produktenfabrieken: | |||
2120 | 1 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 3.1 | |
2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | 30 | 2 | |
22 | - | VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | |||
221102 | 0 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | |||
221102 | 1 | - vloeropp. < 100 m2 | 50 | 3.1 | |
222 | 0 | Kunststofverwerkende bedrijven: | |||
222 | 3 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen | 50 | 3.1 | |
23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | |||
231 | Glasbewerkingsbedrijven | 50 | 3.1 | ||
232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |||
232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 30 | 2 | |
26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||
26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 30 | 2 | |
26, 33 | - | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. | |||
261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie | 50 | D | 3.1 | |
2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 3.1 | ||
26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||
26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 30 | 2 | |
30 | - | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) | |||
301, 3315 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | |||
301, 3315 | 1 | - houten schepen | 50 | 3.1 | |
31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||
9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 10 | 1 | |
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 2 | ||
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 2 | ||
323 | Sportartikelenfabrieken | 50 | 3.1 | ||
324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 50 | 3.1 | ||
32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 50 | D | 3.1 | |
41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | |||
41, 42, 43 | 1 | - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² | 50 | 3.1 | |
41, 42, 43 | 2 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 50 | 3.1 | |
41, 42, 43 | 3 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 30 | 2 | |
45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 30 | 2 | ||
45204 | B | Autobeklederijen | 10 | 1 | |
45204 | C | Autospuitinrichtingen | 50 | 3.1 | |
45205 | Autowasserijen | 30 | 2 | ||
453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 30 | 2 | ||
46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||
4621 | 0 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders | 50 | 3.1 | |
4622 | Grth in bloemen en planten | 30 | 2 | ||
4624 | Grth in huiden, vellen en leder | 50 | 3.1 | ||
46217, 4631 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 50 | 3.1 | ||
4632, 4633 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën | 50 | 3.1 | ||
4634 | Grth in dranken | 30 | 2 | ||
4635 | Grth in tabaksprodukten | 30 | 2 | ||
4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 30 | 2 | ||
4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 2 | ||
4638, 4639 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 30 | 2 | ||
464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | 30 | 2 | ||
46499 | 0 | Grth in vuurwerk en munitie: | |||
46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 30 | 2 | |
46499 | 2 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 50 | 3.1 | |
46499 | 5 | - munitie | 30 | 2 | |
4673 | 0 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |||
4673 | 1 | - algemeen: b.o. > 2000 m² | 50 | 3.1 | |
4673 | 2 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 30 | 2 | |
46735 | 4 | zand en grind: | |||
46735 | 5 | - algemeen: b.o. > 200 m² | 100 | 3.2 | |
46735 | 6 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 30 | 2 | |
4674 | 0 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||
4674 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m² | 50 | 3.1 | |
4674 | 2 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 30 | 2 | |
46752 | Grth in kunstmeststoffen | 30 | 2 | ||
4676 | Grth in overige intermediaire goederen | 30 | 2 | ||
466 | 0 | Grth in machines en apparaten: | |||
466 | 1 | - machines voor de bouwnijverheid | 100 | 3.2 | |
466 | 2 | - overige | 50 | 3.1 | |
47 | - | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |||
4791 | Postorderbedrijven | 50 | 3.1 | ||
49 | - | VERVOER OVER LAND | |||
493 | Taxibedrijven | 30 | 2 | ||
494 | 1 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² | 50 | 3.1 | |
495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 30 | D | 2 | |
52 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||
52102, 52109 | A | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 50 | D | 3.1 |
52109 | B | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 30 | 2 | |
53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 30 | 2 | ||
61 | A | Telecommunicatiebedrijven | 10 | 1 | |
61 | B0 | zendinstallaties: | |||
61 | B2 | - FM en TV | 10 | 1 | |
61 | B3 | - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) | 10 | 1 | |
77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 30 | 2 | ||
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 50 | D | 3.1 | |
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 50 | D | 3.1 | |
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 30 | D | 2 | |
62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||
58, 63 | B | Datacentra | 30 | 2 | |
72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||
721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 2 | ||
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||
812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | D | 3.1 | |
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 30 | 2 | ||
82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 10 | 1 | ||
37, 38, 39 | - | MILIEUDIENSTVERLENING | |||
381 | A | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 50 | 3.1 | |
381 | B | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 50 | 3.1 | |
96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||
96011 | A | Wasserijen en strijkinrichtingen | 50 | 3.1 | |
96011 | B | Tapijtreinigingsbedrijven | 50 | 3.1 | |
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 2 | ||
96013 | A | Wasverzendinrichtingen | 30 | 2 |