KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 7 Leiding - Brandstof
Artikel 8 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Situering En Begrenzing Plangebied
1.2 Aanleiding En Doel
1.3 Opzet Bestemmingsplan
1.4 Geldende Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Historische Ontwikkeling
2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke- En Programmatische Aspecten Van De Ontwikkelingen
4.1 Landschappelijke Inrichting
4.2 Natuurgraven
4.3 Bebouwing
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Van De Regels
6.3 Verantwoording Van De Regels
6.4 Handhaving
6.5 Exploitatie
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vooroverleg
7.2 Procedure
Bijlage 1 Grafdichtheid
Bijlage 1 Masterplan
Bijlage 2 Beheerplan
Bijlage 3 Historisch Vooronderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 4 Toetsing Natuurwetgeving
Bijlage 5 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek

Bestemmingsplan Natuurbegraafplaats Heidepol

Bestemmingsplan - gemeente Arnhem

Vastgesteld op 26-09-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanBestemmingsplan Natuurbegraafplaats Heidepol van de gemeente Arnhem

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.764-0301.gml met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.9 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.10 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.11 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.15 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.16 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 aan-, uitbouw:

een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.18 overige bouwwerken:

bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.19 bouwlaag:

een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering c.q. kapruimte.

1.20 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.21 peil:

  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

1.22 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

  1. 1. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  2. 2. indien van toepassing, vanaf N.A.P. tot het hoogste, respectievelijk diepste punt van een bouwwerk.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en ontwikkeling van het bos voor natuur, landschap en houtteelt;
  2. b. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen natuurwaarden, ecologische waarden, landschappelijke waarden en cultuurhistorische waarden (lanen);
  3. c. on- en halfverharde paden;
  4. d. indien dit als zodanig is aangegeven, tevens voor:
    1. begraafplaats waarbij er niet meer dan het op de kaart in de bijlage 1 opgenomen aantal graven mogen worden aangelegd ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', met een totaal aantal graven op alle gronden (zowel binnen de gemeente Arnhem als gemeente Ede) van maximaal 7.250, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
    2. onverharde parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 1 van dit artikel genoemde gronden mag niet worden gebouwd.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. a. Het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  2. b. Het aanleggen of aanbrengen van leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
  3. c. het ophogen, egaliseren of ontginnen van de bodem;
  4. d. Het bebossen en beplanten van de gronden;
  5. e. Het graven, dichten, verdiepen of verbreden van sloten, greppels, beken etc.;
  6. f. Het aanleggen van reservoirs;
  7. g. Het aanbrengen van rasters;

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor levensbeschouwlijke doeleinden, zijnde een ontvangstruimte ten behoeve van de natuurbegraafplaats:

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumgoothoogte en maximumbouwhoogte, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

4.3 afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 voor zover het betreft de maximum bouwhoogte, en de maximumgoothoogte, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10%.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende landschappelijke, ecologische en natuurwaarden;
  2. b. het herstel of behoud van de op de gronden voorkomende terreintypen, zoals heide, heideschraalgrasland en bloemrijkgrasland
  3. c. on- en halfverharde paden;
  4. d. indien dit als zodanig is aangegeven, tevens voor begraafplaats waarbij er niet meer dan het op de kaart in de bijlage 1 op genomen aantal graven mogen worden aangelegd, met een totaal aantal graven op alle gronden (zowel binnen de gemeente Arnhem als gemeente Ede) van maximaal 7.250, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats'.

5.2 Bouwregels

Op de in lid 1 van dit artikel genoemde gronden mag niet worden gebouwd.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. a. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  2. b. het aanbrengen van beplantingen en het inzaaien;
  3. c. Het aanleggen of aanbrengen van leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
  4. d. Het afgraven van de bodem;
  5. e. het ophogen, egaliseren of ontginnen van de bodem;
  6. f. Het graven, dichten, verdiepen of verbreden van sloten, greppels, beken etc.;
  7. g. Het aanleggen van reservoirs;
  8. h. Het aanbrengen van rasters;

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De als Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor een ontsluitingsweg gericht op bestemmingsverkeer.

6.2 Bouwregels

Op de in lid 1 van dit artikel genoemde gronden mag niet worden gebouwd.

Artikel 7 Leiding - Brandstof

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor het transport van vloeibare brandstoffen aardgas door een hoofdtransportleiding.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 2,00 meter van de in lid 7.1 genoemde bestemming.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere bestemming(en) mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoofdtransportleiding;
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  3. c. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  4. d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  5. e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.

Artikel 8 Waarde - Archeologie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden behoudens het bepaalde onder 7.2.1. zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) op en in de in lid 8.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

het uitvoeren van graafwerkzaamheden, waaronder het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 30 cm, met uitzondering van het graven van graven op de gronden waar volgens bijlage 1 van de regels, 50 graven of minder per 1000m2 zijn toegestaan;

  1. c. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 30 cm;
  2. d. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 30 cm;
  3. e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van objecten in de bodem dieper dan 30 cm;
  4. f. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  5. g. het ophogen en egaliseren van gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Bouwen binnen bouwvlak

  1. a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  2. b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.

10.2 Bebouwingspercentage

  1. a. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel bebouwd worden.
  2. b. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
  3. c. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven geldt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
  4. d. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

11.2 Overgangsrecht gebruik

11.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanBestemmingsplan Natuurbegraafplaats Heidepol.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Situering En Begrenzing Plangebied

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een initiatief binnen de gemeente Arnhem en de gemeente Ede. Het plangebied voor 'Natuurbegraafplaats Heidepol' wordt aan de noordzijde begrensd door de Harderwijkerweg en aan de zuidoostzijde begrensd door zorginstelling

's Koonings Jaght. De grens tussen de gemeenten Arnhem en Ede loopt over het plangebied. Het plangebied is 17 hectare groot en bestaat voor ca 7.2 hectare uit landbouwgrond en 9,5 ha uit bos en voor 0,3 hectare uit bebouwing en verharding. Het plangebied is in gebruik als landgoed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.764-0301_0001.jpg"

1.2 Aanleiding En Doel

Rest In Nature (RIN) is voornemens om het landgoed Heidepol aan te kopen en te ontwikkelen tot een natuurbegraafplaats. Natuurbegraven is een relatief nieuwe wijze van begraven waarbij wordt begraven in een natuurlijke omgeving. Een natuurbegraafplaats is in de eerste plaats een stuk bos, natuurgebied of half natuurlijk landschap, zoals een boomgaard of een akker en in de tweede plaats een begraafplaats. Het sluit aan bij de behoefte, die leeft in de maatschappij, aan verduurzaming van de samenleving. Geen onnodige belasting van het milieu, maar weer worden opgenomen door de natuur.


Het initiatief is in strijd met het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Arnhem-Noord 2007 van de gemeente Arnhem en bestemmingsplanherziening art 30 WRO Natuurgebied Veluwe van de gemeente Ede. Voor de realisatie van 'Natuurbegraafplaats Heidepol' is daarom een partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Arnhem-Noord 2007 en van de bestemmingsplanherziening art 30 WRO Natuurgebied Veluwe nodig.

1.3 Opzet Bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

Dit plan is conform de Wro vormgegeven volgens de SVBP (Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen) 2008. Het SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels.

Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wabo, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.

1.4 Geldende Plannen

Het bestemmingsplan Natuurbegraafplaats Heidepol is een partiële herziening van bestemmingsplan Buitengebied Arnhem-Noord 2007 van de gemeente Arnhem en van de bestemmingsplanherziening art 30 WRO Natuurgebied Veluwe van de gemeente Ede. Onderstaand overzicht geeft weer welke bestemmingsplannen (deels) komen te vervallen. De daarop van toepassing zijnde partiële herzieningen vervallen ook. Bij elk plan is de datum van vaststelling en goedkeuring weergegeven.

Nr: Type plan: Naam: Datum vaststelling en goedkeuring:
Bestemmingsplan Bestemmingsplan Buitengebied Arnhem-Noord 2007, gemeente Arnhem 26-02-2007
02-10-2007
Herziening Bestemmingsplanherziening art 30 WRO Natuurgebied Veluwe, gemeente Ede 19-12-2002
26-08-2003



Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven.

2.2 Historische Ontwikkeling

Het plangebied is op onderstaande kaartjes aangegeven door middel van een paarse onderbroken lijn. Duidelijk is dat zowel in de periode rond 1900 als in de huidige situatie het plangebied omgeven is door natuur. Tevens is te zien dat het plangebied rond 1900 deel uitmaakte van de uitgestrekte heideterreinen van de Veluwe en dat deze heideterreinen in de loop der tijd kleiner zijn geworden. Enerzijds als gevolg van de aanplant van bos en als gevolg van natuurlijke processen waarbij de heide langzaam maar zeker verdrongen werd door bos. Anderzijds zijn delen van de heide ook ontgonnen tot landbouwgronden. Hierdoor het plangebied in de huidige situatie uit bos en landbouwgrond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.764-0301_0002.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0202.764-0301_0003.jpg"
Topkaart van rond 1900 Topkaart van nu

Over het terrein loopt van oudsher de grens tussen de gemeente Ede en Arnhem in de vorm van een beukenlaan. Deze laan is in de huidige situatie nog aanwezig. De landbouwgronden bestaan de laatste jaren uit maïspercelen en een paardenwei. De huidige woning is in de jaren tachtig van de vorige eeuw gebouwd en sindsdien bewoont door de dezelfde eigenaar. Verspreidt over het perceel zijn naast de woning nog 5 bijgebouwen opgetrokken. Het beheer van de bospercelen bestaat sinds de jaren tachtig uit het maaien van de ondergroei en het snoeien van de bomen tot 2,5 meter hoogt, om het doorzicht in het bos te handhaven. Dit heeft geresulteerd in een schraal bos met een beperkte bosstructuur en gelaagdheid, met scherpe overgangen.

2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Landgoed 'Heidepol' ligt deels op het grondgebied van de gemeente Arnhem en deels binnen de grenzen van de gemeente Ede. Het perceel ligt direct ten zuiden van de Otterloseweg en ten noordwesten van 's Koonings Jaght, en behoort tot de Veluwe en grenst aan Nationaal Park de Hoge Veluwe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.764-0301_0004.jpg"

Huidige terreintypen Landgoed Heidepol

Het landgoed is in totaal 17 ha groot en bestaat uit bos, maïsakkers, een paardenwei en een woonhuis met een verhard erf en een loods die dienst doet als garage en berging. Daarnaast staan ten zuidwesten van het landgoed nog een viertal opstallen in de vorm van loodsen en stallen. Een belangrijke kwaliteit van het gebied is de afwisseling van open- en gesloten landschap. Er loopt een oude beukenlaan dwars over het gebied die waardevol is. Deze volgt de gemeentegrens en maakt deel uit van een lange laan die aan beide zijden van het perceel doorloopt. Ook elders in het gebied zijn nog bomenrijen aangeplant: langs de verharde oprijlaan staan berken en langs het meest zuidelijke onverharde pad aan weerszijden Amerikaanse eiken. Verder is er een aantal onverharde paden. In het gebied is tevens een aantal schuren aanwezig, de meesten geconcentreerd ten westen van de paardenwei. De provinciale weg ten noorden van het gebied is aan het zicht onttrokken door een beplanting van Douglas of Fijnspar. De overgangen tussen bos, akkers en paardenwei zijn scherp, zonder mantel- of zoomvegetatie. In de noordwestelijke hoek is een laagte aanwezig, die vermoedelijk ontstaan is door zandwinning. Het bos is over het algemeen soortenarm. Wel heeft het een wisselende opbouw, deels ouder bos met een wat rijker insectenleven, deels grove dennenbos met een intensief beheerde- en gemaaide kruidlaag. Tenslotte is er ook een deel jonge aanplant.

Tabel 2.1: Oppervlakte huidige terreintypen

Terreintype Oppervlakte Oppervlakte in
% van totaal
in m2
Landbouwgrond 71.600 42,1%
Soortenarm bos 95.005 55,8%
Bebouwing en verharding 3.595 2,1%
Woning 145
Garage
Berging
90
135
Opstal 1 95
Opstal 2 90
Opstal 3 125
Opstal 4 65
Verharding 2.850
Totaal 170.200 100%

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.764-0301_0005.png"

Toekomstige situatie Natuurbegraafplaats Heidepol

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.764-0301_0006.jpg"

Toekomstige terreintypen natuurbegraafplaats Heidepol

Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de kaart en in de regels.

3.2 Rijksbeleid

Wet op de lijkbezorging

De wet op de lijkbezorging regelt de lijkbezorging in ruime zin, zoals de locatie en beheer van een bijzondere begraafplaats. De wet geeft aan dat een bijzondere begraafplaats kan worden aangelegd en in stand kan worden gehouden door een privaatrechtelijke rechtspersoon. De wet regelt voorts dat de gemeenteraad bevoegd gezag is in het aanwijzen van de locatie van de begraafplaats.

De wet schrijft voor dat een register wordt bijgehouden met de begraven lijken en een nauwkeurig aanduiding van de plaats waar zij begraven zijn. In de administratie van de Natuurbegraafplaats zal een register worden bijgehouden van de exacte locatie van de reserveringen en de begravingen op de begraafplaats, omdat na verloop van tijd geen zichtbare herkenningspunten meer aanwezig zullen zijn op de plek van het graf.

Besluit op de lijkbezorging (3 mei 1991)

Het besluit op de lijkbezorging regelt onder meer de wijze van begraven en de inrichting van het graf. Zo regelt dit besluit dat bij het begraven geen gebruik mag worden gemaakt van kunststof of metalen omhulsel. Dit sluit aan bij het natuurbegraven, waarbij alleen gebruik gemaakt mag worden van materialen die makkelijk afbreken en vergaan in de bodem. Zo zijn de veel gebruikte spaanplaatgrafkisten niet toegestaan.

Voor de inrichting van een graf wordt aangegeven dat er zich minimaal 65 centimeter grond boven op de kist of het omhulsel moet bevinden. De afstand tussen de kisten bedraagt minimaal 30 centimeter. Tevens zal de kist of het omhulsel zich 30 centimeter boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand moeten begeven. Uitgaande van een kisthoogte van 50 centimeter, betekent dit dat de grondwaterstand 145 centimeter beneden maaiveld moet blijven.

Bij het inrichtingsplan is hiermee rekening gehouden. De graven worden daar gesitueerd waar de gemiddeld hoogste grondwaterstand dieper is dan 145 cm. In het besluit wordt aangegeven dat de afstand van een graf tot aan de erfafscheiding ten minste één meter dient te bedragen. Hiermee zal bij de inrichting van de begraafplaats rekening worden gehouden.

Inspectierichtlijn Lijkbezorging, 3e herziene druk

Deze inspectierichtlijn lijkbezorging kan worden gezien als een advies van de Inspectie van de Volksgezondheid voor de milieuhygiënische aspecten van de lijkbezorging. In de inspectierichtlijn worden adviezen gegeven over het tegengaan van bodem- en grondwaterverontreiniging, onvolledige lijkvertering en hinderaspecten.

Aangegeven wordt dat een bodem van zand- of zwavelgrond het meest geschikt is voor een begraafplaats. De afwatering van een begraafplaats moet milieuhygiënisch kritisch worden bezien, evenals de mogelijkheid maatregelen te nemen om te voorkomen dat dit water in het grond- of oppervlaktewater terechtkomt.

Ook wordt aangegeven dat de afstand tussen de begraafplaats tot een woning, 20 tot 30 meter dient te bedragen en er een erfafscheiding dient te zijn die de privacy waarborgt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.764-0301_0007.jpg"

Streekplankaart 'Ruimtelijke ontwikkeling'

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.764-0301_0008.jpg"

Streekplankaart 'Signaleringskaart'

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.764-0301_0009.jpg"

Streekplankaart 'Beschermingskaart'

Verder wordt aangegeven dat geluidshinder vanuit de nabije omgeving voorkomen dient te worden en dat indien nodig maatregelen getroffen dienen te worden voor de toenemende verkeersaantrekkende werking. Een goede inpassing van de begraafplaats in de omgeving is zeer wenselijk. Met deze adviezen wordt bij de realisatie van de natuurbegraafplaats rekening gehouden.

Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het schept ruimte voor ontwikkeling uitgaande van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en verschuift het accent van het stellen van ruimtelijke beperkingen naar het stimuleren van gewenste ontwikkelingen. De nota geeft voor het plangebied waarin het project gerealiseerd wordt aan, dat het gelegen is in Nationaal Landschap De Veluwe en in de Ecologische Hoofd Structuur (EHS). In de EHS- gebieden geldt het 'nee, tenzij' regime wat er op neer komt dat nieuwe plannen, projecten of handelingen niet toegestaan zijn, indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn (alternatieventoets) én sprake is van redenen van groot openbaar belang. Zoals uit de toetsing natuurwetgeving blijkt (zie paragraaf 5.6) wordt de (hoofd)bestemming natuur of bos en de kwaliteit ervan niet aangetast, waardoor er geen sprake is van aantasting van wezenlijke kenmerken of waarden. De kwaliteit van de natuur zal integendeel sterk verbeteren, evenals de verbindingsfunctie met de omliggen de natuur. Voor de realisatie van Natuurbegraafplaats Heidepol is het 'nee, tenzij' regime dan ook niet van toepassing.

Cultuurhistorie en Archeologie

Monumentenwet en Wet op de Ruimtelijke Ordening

Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.

Op dit moment wordt het monumentenstelsel herzien. De hoofdlijnen hiervan staan verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo, 2009). De belangrijke pijlers van MoMo zijn: 1) Cultuurhistorische belangen moeten worden meegewogen in de ruimtelijke ordening; 2) Regelgeving moet krachtiger en eenvoudiger en 3) Herbestemming moet worden bevorderd. Het rijksbeleidskader wordt juridisch verder uitgewerkt. Aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond, maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg

De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:

  • archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
  • bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

Inmiddels is het verdrag vertaald in de Monumentenwet.

3.3 Provinciaal Beleid

Streekplan Gelderland

In het Streekplan van de provincie Gelderland staan de hoofdlijnen voor het ruimtelijke beleid van de provincie vanaf 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van 'structuurvisie' gekregen. Dit betekent dat de inhoud van het Streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Op de plankaart 'ruimtelijke structuur' is het plangebied gelegen binnen de EHS natuur en op de plankaart 'ruimtelijke ontwikkeling' is het plangebied gelegen binnen de EHS verweving. Binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), geldt de “nee, tenzij”- benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant worden aangetast. De provincie staat alleen ingrepen in de EHS toe als - per saldo een verbetering optreedt van de kwaliteit en/of de kwantiteit van de EHS, en - ingrepen in één ruimte visie zijn opgenomen. Zoals in het inrichtingsplan1 staat beschreven kan worden geconcludeerd dat met de realisatie van de natuurbegraafplaats per saldo de kwaliteit en de kwantiteit van de EHS wordt verbeterd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.764-0301_0010.jpg"

Streekplankaart 'Stilte'

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.764-0301_0011.jpg"

Plankaart Reconstructie Zonering

Op de plankaart 'Signaleringskaart' is het plangebied gelegen in het Natura 2000 gebied De Veluwe. (zie paragraaf 5.6 Groen en ecologie).

Op de plankaart 'Regionale waterberging' is het plangebied gelegen op 200 meter afstand van een grondwaterbeschermingsgebied.Op de plankaart 'Stilte' is het plangebied gelegen in een nieuw stiltegebied waar het principe 'stand still-step forward' wordt gehanteerd. Dit houdt in dat het beleid er op gericht is om de geluidbelasting niet te laten toenemen ten opzichte van de nulsituatie.

Reconstructieplan Veluwe

Het reconstructieplan Veluwe is op 30 maart 2005 vastgesteld door Provinciale Staten van de Provincie Gelderland. Ruimtelijke keuzes in het reconstructieplan kunnen rechtstreeks doorwerken in bestemmingsplannen. Op de kaart 'Reconstructie-zonering' is het plangebied gedeeltelijk gelegen in 'Extensiveringsgebied Bos en natuur' en gedeeltelijk gelegen in 'Extensiveringsgebied Landbouw'. In extensiveringsgebieden ligt het primaat bij de natuur en wordt uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk gemaakt. Voor andere bebouwing en activiteiten dan die voor de intensieve veehouderij geldt het reguliere ruimtelijk beleid, zoals neergelegd in streekplan en bestemmingsplannen.

Veluwe 2010

In het Beleidsplan Veluwe 2010 is een inspirerende ambitie gepresenteerd voor een economische en ecologische kwaliteitsimpuls voor de Veluwe. Hierbij wordt naast de reguliere uitvoering van de EHS en reconstructie prioriteit gegeven aan: economische kwaliteitsimpuls (recreatie en toerisme), veiligheid en passeerbaarheid (oversteekbaarheid) van wegen, cultuurhistorie (Belvoir) en Imagoversterking (regionaal, nationaal en internationaal).

De provincie Gelderland werkt samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de Veluwe en het PVVP geeft aan dat ontsnippering en het vergroten van verkeersveiligheid voor mensen en dieren een belangrijke opgave is voor de Veluwe.

Natuurgebiedsplan Gelderland

Het hele gebied op de ambitiekaart aangeduid met het te ontwikkelen type “N01.04 Zand- en kalklandschap”. Dit landschapstype omvat het in tijd en ruimte wisselende in dit landschap thuishorende natuurtypen, zoals beek en bron, hoogveen, vochtige heide, zuur ven, droge heide, droog schraalland, haagbeuken en essenbos en dennen-, eiken- en beukenbos. Het landschap wordt gevormd door natuurlijke processen zoals de werking van wind, water en/of grote grazers. De beheereenheid is tenminste 500 ha groot of maakt onderdeel uit van een groter gebied behorend bij grootschalige dynamische natuur.

Provinciale milieuverordening Gelderland

De provinciale milieuverordening Gelderland is door Provinciale Staten vastgesteld op 27 juni 2007. In de milieuverordening is opgenomen dat het verboden is om in grondwaterbeschermingsgebieden begraafplaatsen als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging of terreinen voor de uitstrooiing van as als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging op te richten. Het plangebied is gelegen op 200m afstand van een grondwaterbeschermingsgebied.

Gelderse Wegenverordening 2010

Deze verordening stelt regels voor wegen ter bescherming van de bruikbaarheid en instandhouding van de bij de provincie in beheer zijnde wegen en ter verzekering van het doelmatig en veilig gebruik van die wegen.

De toegangsweg naar het plangebied is de 'Harderwijkweg', een zandpad. In overleg met de verkeerskundige van de provincie en zijn maatregelen geformuleerd om de Harderwijkerweg goed te laten aansluiten op de Koningsweg (zie paragraaf 5.11, mobiliteit en infrastructuur). Conform artikel 2.2 'Werkzaamheden aan wegen' en 3.1 'Gebruik van de weg' van de verordening dient een vergunning te worden aangevraagd.

Het Provinciaal Beleidskader Archeologie betreft een archeologisch interim-kader van de provincie Gelderland, aangekondigd in het streekplan Gelderland 2005. Het betreft een ontwerpplan en dient als basis voor verdere ontwikkelingen. Met dit kader geeft de provincie Gelderland aan hoe zij de periode 2009-2012 haar medeverantwoordelijkheid invult voor het Gelders archeologisch erfgoed. Het beleidskader is ontwikkeld tegen de achtergrond van de rijkdom aan cultuurhistorie in de provincie, de druk op de ruimte en nieuwe wet- en regelgeving, zoals de herziening van de Monumentenwet 1988 en de nieuwe Wro.


Cultuuurhistorie en Archeologie

Nota Belvoir

Het Belvedere-uitgangspunt "behoud door ontwikkeling" is in 2000 overgenomen in de provinciale Nota Belvoir. Doel is dat cultuurhistorie voortaan prominent wordt meegewogen bij de ontwikkeling van alle ruimtelijke en economische plannen. Om nog meer in te kunnen spelen op de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving, kiest de Provincie met de nieuwe nota Belvoir 3 voor een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht beleid. In de nota worden 10 cultuurhistorisch waardevolle gebieden benoemd, waarnaar speciale aandacht zal uitgaan. Relevant voor Arnhem is de aandacht voor het Veluwemassief, de Veluwezoom en het Rivierengebied.

Archeologie
Van provinciaal belang zijn de Gelderse parels, gebieden die bepalend zijn voor de provinciale cultuurhistorische identiteit en die dit representeren. Voor de parelgebieden heeft de provincie als ambitie: het borgen van waarden door archeolologisch onderzoek, behoud door ontwikkeling en bescherming. Behalve parelgebieden onderscheidt de provincie ook ruwe diamanten. Deze gebieden zijn ondersteunend voor de provinciale identiteit en daarmee in potentie van provinciaal belang. De ambities zijn hier: behoud door ontwikkeling en bescherming. Onderzoek wordt hier bij gemeenten neergelegd, daar waar bij parelgebieden de provincie een stevigere rol in onderzoek vervult. Voor zowel de parelgebieden als ruwe diamanten geldt dat gemeenten een intensieve en prominente rol hebben en nadrukkelijk als partner gelden. Provinciale delen buiten de parelgebieden en ruwe diamanten kennen geen specifiek provinciaal belang. De archeologische verantwoordelijkheid ligt hier volledig bij de gemeenten. Parelgebieden en ruwe diamanten zijn naar een kaartbeeld vertaald.


Het plangebied Heidepol bevindt zich buiten de parelgebieden en ruwe diamanten. In die zin zijn er geen zwaarwegende provinciale belangen.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Bestemmingsplan buitengebied Arnhem Noord

Het bestemmingsplan Buitengebied Arnhem-Noord is in 2007 vastgesteld door de gemeenteraad van Arnhem en en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland. In het bestemmingsplan hebben de gronden in het plangebied de bestemming 'bos' en 'agrarisch'. De gronden met de bestemming 'agrarisch' hebben tevens de bestemming 'landschappelijke waarden'.

Gronden met de bestemming 'bos' zijn bestemd voor: behoud, herstel en ontwikkeling van het bos voor natuur, landschap en houtteelt; het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen natuurwaarden, ecologische waarden, landschappelijke waarden en cultuurhistorische waarden; vormen van extensieve recreatie, welke niet strijdig zijn met het behoud of herstel van bovengenoemde waarden; wildwissels; instandhouding van onverharde wegen; wegen ten behoeve van bestemmingsverkeer; alsmede voor daartoe als zodanig op de plankaart aangegeven gebied voor: onverharde parkeervoorzieningen; strooiveld; doelgroep kamperen; houtopslag.

Gronden met de bestemming 'agrarisch' zijn bestemd voor: grondgebonden agrarische bedrijven, waaronder niet wordt begrepen kwekerij of hoveniersbedrijf; onoverdekte voorzieningen ten behoeve van de paardensport; bedrijfswoning; wegen ten behoeve van bestemmingsverkeer; alsmede voor het daartoe als zodanig op de plankaart aangegeven gebied voor: onverharde parkeervoorzieningen.

Gronden met de bestemming “landschappelijke waarden” zijn bestemd voor het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen cultuurhistorische- en landschapswaarden;

Voor het afgraven of verlagen van de bodem, en voor het vellen en rooien van houtgewassen is binnen de bestemming 'bos' een aanlegvergunning noodzakelijk. Binnen de bestemming 'agrarisch' is voor het afgraven of verlagen van de bodem een aanlegvergunning noodzakelijk indien het een grondwaterbeschermingsgebied betreft of voor zover het plangebied tevens bestemd is voor het behoud van landschappelijke waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.764-0301_0012.png"

Bestemmingsplan Buitengebied Arnhem-Noord 2007

Bestemmingsplan buitengebied Ede

Het plangebied is gelegen binnen de bestemmingsplanherziening art 30 WRO Natuurgebied Veluwe. In het bestemmingsplan hebben de gronden binnen het plangebied de bestemming 'samengesteld natuurgebied'.

Gronden met de bestemming 'samengesteld natuurgebied' zijn bestemd voor:

behoud en herstel van de natuurwaarden als gevolg van de afwisseling en samenhang van uit meerdere terreintypen en levensgemeenschappen bestaande natuur.

En tevens voor: dagrecreatie, behoud van culturele, toeristisch-recreatieve en educatieve waarden, bescherming van archeologische waarden, wonen, recreatiewoonverblijven, bedrijven, maatschappelijke doeleinden, hoogspanningsleiding, brandstoftransportleiding, aardgastransportleiding.

Voor het verlagen of vergraven van de bodem en het vellen van houtopstanden is een aanlegvergunning noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.764-0301_0013.png"

Bestemmingsplan Buitengebied Ede

Nota Koers voor het buitengebied Arnhem-Noord ( januari 2010)

In voorbereiding op de nieuwe stadsbrede structuurvisie is er door de gemeente Arnhem voor het Buitengebied Arnhem-Noord een koers voor de toekomst opgesteld. Deze notitie heeft het karakter van een verkenning, waarin uitgangspunten en kansen voor het gebied geformuleerd worden en is nog een ambtelijk concept. In de notitie worden een aantal belangrijke knelpunten genoemd, te weten:

- versnippering;

- matige verbindingen;

- zwak geprofileerde imago.

Op basis van deze knelpunten is gezocht naar en gesproken over de Koers voor de toekomst. Hierbij zijn een aantal doelstellingen genoemd:

1. Benutten en versterken van de bestaande kwaliteiten van het gebied.

Kansen voor het aanpakken van de knelpunten liggen vooral in het beter benutten, en waar mogelijk versterken van de bestaande kwaliteiten van het gebied.

2. Tegengaan van verrommeling

Ontwikkelingen in het gebied dienen de verrommeling en versnippering in het gebied te verminderen in plaats van hier aan bij te dragen. Het ontwikkelen van functies in gebieden waar die functie al sterk aanwezig is heeft daarom de voorkeur. Het Buitengebied is ingedeeld in een aantal zones waarbij de projectlocatie is gelegen in de zone “Natuur & Cultuur”. Dit cultuurlandschap kan intensiever benut worden dan het gebied erboven wat gelegen is in de zone “Natuur”.

3. Bij 'rood voor groen' het resultaat voorop stellen

Er kan in sommige gevallen 'rood' toegevoegd worden maar dit moet dan op landschappelijk en ecologisch gebied zodanig gecompenseerd worden dat de weegschaal doorbuigt richting de natuur.

4. Verbeteren toegankelijkheid voor mens en dier

Een groot deel van het buitengebied is afgesloten met hekken. Samen met de rijkswegen die het gebied doorsnijden vormen deze hekken barrières voor recreanten, maar ook voor dieren. De gemeente is zich ervan bewust dat hekwerken vaak nodig zijn om veiligheid te garanderen.

5. Verbeteren verbindingen
Het gebied beter toegankelijk maken voor wandelaars en fietsers en openstelling van gebieden bevorderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.764-0301_0014.png"

Kaart Zonering Buitengebied, uit Koers voor het buitengebied Arnhem-Noord

6. Sterk imago neerzetten

De aantrekkelijkheid van Arnhem als stad om te wonen, werken en recreëren wordt voor een belangrijk deel bepaald door de prachtige ligging aan de Veluwe, die via de grote stadsparken tot ver in de stad binnendringt. In het noorden ligt het groene kapitaal van Arnhem.

Door de gemeente Arnhem is de Natuurbegraafplaats Heidepol getoetst aan de doelstellingen uit de nota Koers voor het buitengebied Arnhem-Noord. De conclusie van de toets was dat uitgangspunten van de initiatiefnemers voor de natuurbegraafplaats aan sluiten bij de doelstellingen die zijn genoemd in de Koers voor het buitengebied Arnhem-Noord.

Waardering van lanen in het buitengebied Arnhem-Noord

De nota 'Waardering van lanen in het buitengebied Arnhem-Noord is in november 2005 opgesteld in opdracht van de gemeente Arnhem. In deze nota is een waardering van lanencomplexen en individuele lanen in het buitengebied Arnhem-Noord uitgewerkt.

Het lanencomplex Lange Hut - Grijsoord - Heidepol dat in het buitengebied Arnhem-Noord gelegen is wordt beoordeeld als van zeer geringe waarde door de sterke versnippering van het oorspronkelijke gebied als gevolg van de aanleg van de rijkswegen A12 en A50 en vanwege de nog slechts zeer plaatselijke aanwezigheid van enkele fragmenten van lanen.

Het gebied Lange Hut - Grijsoord - Heidepol werd omstreeks 1840 tot ontginning gebracht door de vestiging van een paardenrenbaan. Deze werd echter al spoedig opgeheven waarna de grond in 1853 werd gesplitst. Hieruit ontwikkelden zich de landgoederen/buitenplaatsen Heidepol en Grijsoord. Op een gedeelte van Grijsoord werd omstreeks 1914 landhuis Lange Hut gebouwd. Ter versiering en structurering waren alle terreinen voorzien van een rechtlijnig of gebogen lanenstelsel.

Na de vestiging van een instituut voor verstandelijk gehandicapten op het terrein van Heidepol (sinds het midden van de 20e eeuw 's Koonings Jaght geheten) werd rondom de veelheid aan nieuwe paviljoens een nieuwe terreininrichting gerealiseerd waarin een aantal oude lanen wel werden opgenomen, doch nauwelijks meer als zodanig herkenbaar zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.764-0301_0015.png"

Uitsnede uit kaart plangebied Lange Hut-Grijsoord-Heidepol, nota 'Waardering lanen Buitengebied Arnhem-Noord

De huidige oprijlaan van de Harderwijkerweg naar het landhuis op Landgoed Heidepol (F2) wordt in de nota 'Waardering van lanen in het buitengebied Arnhem-Noord als volgt gewaardeerd:

  1. 1. Onderdeel van de landschappelijke parkaanleg op Heidepol die werd aangelegd in samenhang met de bouw van het nieuwe landhuis in 1939.
  2. 2. Oorspronkelijk een van de toegangswegen naar landgoed Heidepol. De slingerende laan voerde vanaf de Harderwijkerweg naar het eindpunt van de lange zichtlaan (F3-F4), waardoor het landhuis ook via deze route kon worden benaderd.
  3. 3. Functie van toegangsweg werd belangrijker in de 2e helft van de 20e eeuw, toen aan het eind van de laan een nieuw huis werd gebouwd.
  4. 4. Functie van ontsluiting is tot op heden behouden.
  5. 5. Bijzonder als laan door de toegepaste boomsoort Berk.
  6. 6. Thans is de laan compleet.

Conclusie: Behouden.

Boomsoort: Berk. Bij verjonging vervangen door dezelfde soort.

Groenplan
Het Groenplan Arnhem bevat een samenhangende visie op de ontwikkeling, inrichting en beheer van het groen in en om de stad Arnhem, voor de korte (2004-2007) en de middellange termijn (2015). Dit betekent dat het plan zowel een uitwerking van de 'groen'-ontwikkelingsvisie uit het structuurplan bevat als een kader voor het beheer van het groen in en om de stad. Het is een sectoraal plan, geschreven vanuit de wens om het groen in de stad te bewaren en te versterken. Visies op het gebied van ecologie, water, landschap en cultuurhistorie en gebruikswensen en beheer(on)mogelijkheden zijn daarbij input voor de geformuleerde streefbeelden en acties.

Integrale groenvisie
De gemeente Arnhem streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswensen moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.

Het Groenplan Arnhem bevat een samenhangende visie op ontwikkeling, inrichting en beheer van het groen in en om de stad Arnhem. Dit betekent dat:

  1. 1. het Groenplan een uitwerking geeft van het Structuurplan Arnhem 2010 voor wat betreft de daarin beschreven 'groene ambities';
  2. 2. het plan als toetsingskader dient voor het beoordelen van ruimtelijke plannen en projecten en tevens een goede basis vormt voor mogelijke toekomstige subsidies en voor koppeling aan projecten en programma's van andere partijen;
  3. 3. het plan de basis biedt voor de planologische bescherming van waardevolle gebieden en dat op basis van het plan randvoorwaarden kunnen worden meegegeven aan stedenbouwkundige projecten;
  4. 4. het plan helderheid biedt bij de prioritering en programmering van het groenbeheer door de gemeente;
  5. 5. het plan daarnaast de kaders biedt voor vergunningverlening en handhaving, voor de uitgifte van snippergroen en voor groencompensatie.

Uitgangspunten

Arnhem heeft veel waardevol groen. Dit is een groot goed voor de leefbaarheid van de stad.

Uitgangspunten van het groenplan zijn:

  1. 1. bewaren en versterken
  2. 2. zuinig omgaan met bestaande en potentiële kwaliteiten
  3. 3. groen blijft groen
  4. 4. kansen benutten
  5. 5. alles op zijn plaats
  6. 6. tegengaan van versnippering.
  7. 7. schoon en netjes
  8. 8. beheer afgestemd op streefbeeld

Het plangebied komt in het Groenplan vooral in beeld als onderdeel van het Stuwwallenlandschap. het Arnhemse buitengebied bestaat uit een stelsel van oorspronkelijke landgoederen, nu grotendeels in gebruik door instellingen of als stadspark.

Effecten op de groenbalans

  • Het aanwezige cultuurland wordt omgevormd in natuur. Een klein oppervlak in het zuidelijk deel van het plangebied blijft bebouwd.
  • Het plangebied wordt landschappelijk versterkt.
  • Aan de Noord westzijde van het plangebied wordt het areaal heide vergroot.
  • Het cultuurgrasland wordt omgevormd in natuurlijk grasland (op termijn heischraal grasland) en heide.
  • De aanwezige bosranden worden versterkt en de variatie in de bosstructuur vergroot.

De groenbalans is positief.

Archeologiebeleid

Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden. De verwachtingskaart is doorvertaald naar een archeologische maatregelenkaart. Dit is een kaart waarop, voor de hele gemeente, inzichtelijk wordt gemaakt welke archeologische maatregelen per gebied gelden. De Monumentenwet geeft aan dat onderzoek noodzakelijk is bij grondroerende werkzaamheden van meer dan 100 m2. Hiervan kan worden afgeweken, mits gemotiveerd. De gemeente heeft voor het laatste gekozen en beslissingen onderbouwd. De onderscheiden gebieden en maatregelen zijn:

  • Archeologisch waardevol gebied (rijksbeschermd): geen bodemingrepen zonder monumentenvergunning toegestaan. Bij rijksmonumenten beslist de minister van OC&W;
  • Archeologisch waardevol gebied: (gemeentelijk beschermd): geen bodemingrepen zonder monumentenvergunning toegestaan;
  • Archeologisch waardevol gebied: onderzoek noodzakelijk als de oppervlakte van het te verstoren gebied meer dan 30 m2 bedraagt en de diepte meer dan 40 cm;
  • Hoge archeologische verwachting: onderzoek noodzakelijk als de oppervlakte van het te verstoren gebied meer dan 200 m2 bedraagt en de diepte meer dan 40 cm;
  • Middelhoge archeologische verwachting: onderzoek noodzakelijk als de oppervlakte van het te verstoren gebied meer dan 500 m2 bedraagt en de diepte meer dan 40 cm;
  • Lage archeologische verwachting: onderzoek noodzakelijk als de oppervlakte van het te verstoren gebied meer dan 2000 m2 bedraagt en de diepte meer dan 40 cm;
  • Verstoringen/reeds onderzocht: geen onderzoek noodzakelijk.

Erfgoednota 'Panorama Arnhem'

In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.

Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht van alle cultuurhistorische elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt.

Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:

• Behouden door ontwikkelen

• Behouden door beschermen

• Adviseren, stimuleren en verleiden

• Kennis verwerven en verspreiden

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke- En Programmatische Aspecten Van De Ontwikkelingen

4.1 Landschappelijke Inrichting

In het Inrichtingsplan Natuurbegraafplaats Heidepol is de inrichting van de natuurbegraafplaats beschreven. Het belangrijkste uitgangspunt bij de inrichting van Natuurbegraafplaats Heidepol is de handhaving en versterking van de aanwezige landschappelijke en natuurwaarden. In het Beheerplan Natuurbegraafplaats Heidepol staat beschreven hoe de verschillende natuurwaarden duurzaam in stand worden gehouden en hoe eeuwige grafrust wordt gegarandeerd.

In het initiatief wordt intensieve agrarische grond omgevormd tot natuur. Behoud van bestaande korrelgrootte in de ruimtelijke samenhang en afwisseling van open en besloten ruimten vergroot; zichtlijnen en lanen behouden en waar mogelijk versterkt. De landschappelijke samenhang en aansluiting bij omgevingskwaliteiten van heide, bos en schraal grasland versterkt. De bestaande natuurwaarden (mieren, dassen, zwarte specht, roofvogels etc.) waaronder het scheppen van goede voorwaarden voor behoud habitat van de aanwezige (beschermde en rode lijst) soorten gerespecteerd en ontwikkelen daarvan begeleid. In het bos wordt een kwaliteitsverbetering gerealiseerd door omvorming naar inheemse soorten en toename van variatie qua structuur in het bos. Om natuurwaarde en bosstructuur te versterken zal dit areaal bos voor maximaal 5% voor begraven worden benut. Gezien de historie van het terrein als ontginningsgebied van oorspronkelijk heide naar landbouw is het aanleggen van een graanakker in de overgangsperiode tussen huidige situatie en toekomstige natuur in de plannen voorzien. Dit levert in de overgangsperiode een toegevoegde waarde voor de landschappelijke beleving en natuurwaarden op.


De verhouding van begraven en natuurontwikkeling/ nieuwe natuur dient in balans te zijn en (tijdens de exploitatietermijn) gelijk op te gaan. Na de exploitatieperiode zal de verharding en de bebouwing worden verwijderd zodat er alleen nog onverharde paden overblijven. Uitzondering hierop is dat als er een natuureducatieve functie in het hoofdgebouw kan komen, deze in dat geval kan blijven bestaan evenals een toegangsweg daarnaar toe. Het terrein wordt dan opengesteld voor publiek en op termijn, na de exploitatieperiode van de natuurbegraafplaats, overdragen naar een natuurorganisatie.

Het noordelijke bosgebied wordt omgevormd tot heide en soortenrijk bos. Het oostelijke dassenbos wordt omgevormd tot een soortenrijk gemengd bos met daarin kleine openveldjes. De in het centrum gelegen huidige maïsakker wordt ontwikkeld tot bloemrijk grasland en de paardeweide tot heischraalgrasland.

De aanwezige opstallen worden afgebroken en op de locatie van de huidige woning, zal een ontvangstruimte worden gerealiseerd.

In onderstaande tabel 3.1 staan de oppervlakten weergegeven van de verschillende toekomstige terreintypen. In de tabel is tevens weergegeven hoe zich dit verhoudt ten opzichte van de huidige situatie.

Tabel 3.1: Oppervlakte toekomstige terreintypen

Terreintype Oppervlakte Oppervlakte
in % van totaal
Verschil oppervlakte tov huidige situatie
In m2 In m2
Bos 94.245 55,4% -760
Soortenrijk bos 65.045 + 65.045
Overig (soortenarm) bos 29.200 - 65.805
Heide 19.255 11,3% +19.255
Heischraal/bloemrijk grasland 55.850 32,8% + 55.850
Landbouwgrond 0 0% - 71.600
Bebouwing & verharding 850 0,5% - 2.745
Ontvangstgebouw 350 -395
Verharding 500 -2.350
Totaal 170.200 100,0% 0

4.2 Natuurgraven

Binnen het inrichtingsplan is naast ruimte voor de ontwikkeling van natuur ook ruimte gereserveerd om te begraven. Hier wordt zo zorgvuldig mogelijk mee omgegaan om de bestaande natuurwaarden niet aan te tasten Dit is in het ontwerp van de natuurbegraafplaats vertaald naar een differentiatie van dichtheden waarin begraven wordt. In de meest kwetsbare delen, het oostelijk bos met de dassen, wordt in een lage dichtheid begraven, waarbij de omvorming van het bos mede richtinggevend is. Dit betekent dat daar waar omvorming plaatsvindt en er open plekken worden gecreëerd, ook ruimte is voor een aantal graven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.764-0301_0016.jpg"

De bestaande dassenburcht en de directe omgeving, de lanen en de driehoek bos aan de Otterloseweg/Harderwijkerweg worden niet gebruikt om in te begraven. Dit is vanuit de functie niet wenselijk (lanen) of niet wenselijk vanuit de natuurwaarden van het gebied (dassen).

Gedurende de circa 30 jaar vanaf de openstelling tot beëindiging van de functie begraven trekken natuurontwikkeling en begraven met elkaar op. De diverse delen worden min of meer gelijktijdig in gebruik genomen. In principe wordt steeds gestart op afstand van de aula en langzaam richting het gebouw gewerkt.

Op dit moment (eind 2010) is voorzien dat er in 30 jaar in totaal 7250 graven over het hele terrein worden gerealiseerd. Hiervan zijn er 2500 in bestaand bos gepland. Bij een oppervlakte bestaand bos van 9,58 ha is dit een verstoring van 5 % over 30 jaar. Jaarlijks worden gemiddeld 83 begravingen in het bos uitgevoerd. Dit is een verstoring van 0,2 %. Op de voormalige landbouwgronden en in de te ontwikkelen heide worden in totaal in 30 jaar circa 4750 graven gerealiseerd

4.3 Bebouwing

De bebouwing in de toekomstige situatie bestaat uit een ontvangstruimte. In de ontvangstruimte zal ook een plaats worden gereserveerd voor een keuken, kantoor, sanitaire voorzieningen en een familiekamer waar naaste familieleden op gepaste wijze afscheid kunnen nemen. De reeds aanwezige woning en de daarbij behorende schuren worden allen gesloopt , waardoor de woonfunctie die op het perceel aanwezig is komt te vervallen. Op de locatie waar de huidige woning staat wordt een ontvangstruimte gebouwd. Het gebouw is in totaal ongeveer 350m2 groot.

De bebouwing oriënteert zich aan de noordzijde op het veld. De entree ligt aan de zuidzijde. Omwille van de privacy zullen dienstingangen aan de westzijde worden gesitueerd zodat de logistieke afwikkelingen elkaar niet kruisen. Uitgangspunt is een lage goot aan de zuidzijde die mogelijk oploopt richting noorden tot maximaal 8 meter.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een signalerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

5.2 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.2.1 Geluid

Externe werking

De Wet geluidhinder biedt bescherming tegen (spoor)weglawaai en industrielawaai van inrichtingen. In de Wet geluidhinder wordt een beperkt aantal typen objecten beschermd, de zogenoemde geluidsgevoelige objecten. De volgende objecten worden in Wet geluidhinder beschermd;

  1. 1. woningen
  2. 2. geluidsgevoelige terreinen
  3. 3. andere geluidsgevoelige gebouwen

Alle objecten die niet onder bovenstaande categorieën zijn te scharen, zijn op basis van de Wgh niet beschermd tegen geluidhinder. In twijfelgevallen (valt een bepaalde bestemming onder een bepaalde categorie) is een goede motivering van belang. De natuurbegraafplaats wordt in het kader van de Wet geluidhinder niet beschouwd als een geluidgevoelig object.

Geluidhinder

De natuurbegraafplaats zal naar verwachting nauwelijks geluidhinder gaan geven voor gevoelige objecten in de omgeving (met name 's Koonings Jaght). Het geluid wat geproduceerd wordt heeft met name betrekking op verkeersbeweging. Per begrafenis worden gemiddeld 50 tot 80 bezoekers verwacht waarbij maximaal 30 auto's het terrein op komen. De ceremonies op het terrein zijn ingetogen, zoals bij begrafenissen gewoon is.

5.2.2 Luchtkwaliteit

Het initiatief betreft de realisatie van een natuurbegraafplaats, waarvan wordt verwacht dat er gemiddeld 6 begrafenissen per week worden gehouden. Bij een begrafenis worden gemiddeld 20 auto's verwacht. Voor het initiatief worden een ontvangstruimte en 30 parkeerplaatsen aangelegd. Het betreft hier een zeer beperkte ontwikkeling. Kleine ontwikkelingen dragen nauwelijks bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De categorie met een bijdrage 'niet in betekende mate' ligt op een realisatie tot 500 woningen. Gezien dit feit wordt er vanuit gegaan dat deze ontwikkeling ook in de categorie 'niet in betekenende mate' komt te vallen. Derhalve hoeft geen onderzoek naar luchtkwaliteit plaats te vinden.

5.2.3 Hinder

Geur

Het initiatief betreft de ontwikkeling van een natuurbegraafplaats met een aula waar bezoekers maximaal 2 tot 3 uur verblijven. Volgens de Wet geurhinder en veehouderij is een geurgevoelig object een 'gebouw bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt'.

De aula op de natuurbegraafplaats zal niet permanent of op daarmee vergelijkbare wijze gebruikt gaan worden en wordt daardoor niet aangemerkt als geurgevoelig object.

5.2.4 Externe veiligheid

Op de risicokaart van Gelderland is te zien dat er ten noorden van het plangebied een Defensie pijpleiding is gelegen. De olieproducten die worden getransporteerd door de Defensie pijpleiding vallen onder de categorie K1 (lage ontbrandingstemperatuur). De pijpleiding heeft een diameter van 8 inch. De werkdruk bedraagt maximaal 80 bar. Aan de hand van de Circulaire Bekendmaking van voorschriften ten behoeve van Zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de k1, k2 en k3 categorie, ministerie van VROM, april 1991, is een bebouwingsvrije afstand van 5 meter en een toetsingsafstand van 27 meter toegekend aan de pijpleiding.

De bebouwing op de natuurbegraafplaats ligt op ruime afstand van de buisleiding. Bij inrichtingswerkzaamheden ten behoeve van de natuurbegraafplaats zal rekening gehouden worden met de toetsingsafstand van 27 meter.

Explosieven

Door Van den Herik Sliedrecht is een historisch vooronderzoek (zie bijlage 3) uitgevoerd naar mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven (CE) uit de Tweede Wereldoorlog op het landgoed Heidepol. Het doel van het onderzoek is inzage te geven in de mogelijke aanwezigheid van CE en de daarbij behorende risico's. Hierbij wordt een advies uitgebracht over een vervolgonderzoek in het kader van de geplande werkzaamheden. De rapportage bestaat doorgaans uit twee delen: een probleeminventarisatie en een probleemanalyse.

Uit de probleeminventarisatie komt naar voren dat er tijdens de meidagen van 1940 niet is gevochten rondom Heidepol; dat er wel Duitse eenheden in de nabije omgeving van Heidepol zijn geweest ten tijde van Operation Market Garden, maar dat er evenwel geen gevechtshandelingen hebben plaatsgevonden; dat luchtbombardementen op vliegveld Deelen (3 kilometer ten noordoosten) geen effect hebben gehad op het onderzoeksgebied; dat dwars over het landgoed een spoorlijn liep waarmee onder andere munitie werd aangevoerd voor vliegveld Deelen; dat er geen vliegtuigcrashes zijn geweest binnen het projectgebied en dat tijdens de bevrijding van de Veluwe in april 1945 Canadese troepen en tanks langs Heidepol zijn opgetrokken richting Otterlo. Op grond van dit onderzoek is de conclusie dat op landgoed Heidepol geen verhoogd risico is op het aantreffen van niet gesprongen CE. Er zal daarom geen probleemanalyse/vervolgonderzoek uitgevoerd hoeven worden.

5.2.5 Groen en ecologie

Bosgroepen Zuid- en Midden Nederland hebben de beoogde plannen voor het terrein getoetst aan de natuurwetgeving (zie bijlage 4). Uit dit onderzoek komen de volgende conclusies en aanbevelingen.

Natuurwaarden

Door het huidige intensieve beheer en gebruik zijn de ecologische waarden van het plangebied veel beperkter dan ze zouden kunnen zijn. Alleen al het stopzetten van dit beheer zal een aanzienlijke toename van natuurwaarden tot gevolg hebben.

Natuurbeschermingswet

Het plangebied ligt in het Natura 2000 gebied Veluwe en valt onder de herziene Natuurbeschermingswet 1998. Uit de natuurtoets is het volgende geconcludeerd:

  1. 1. Door de ingreep worden geen habitattypen of soorten aangetast waarvoor het Natura 2000-gebied Veluwe is aangewezen.
  2. 2. De ingreep zorgt juist voor toename van natuurwaarden waarvoor de Veluwe is aangewezen als Natura2000-gebied.
  3. 3. De voorgenomen ingreep heeft geen significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied. Toch zal er een vergunning worden aangevraagd voor deze ingreep in het kader van de Natuurbeschermingswet, aangezien er mogelijk negatieve (maar niet significante) effecten zijn.

Flora- en Faunawet

De volgende soorten komen voor of kunnen worden verwacht in het plangebied:

Tabel 1:
Algemene soorten
Tabel 2:
Licht beschermde soorten
Tabel 3:
Zwaar beschermde soorten
Rode bosmier Evt Eekhoorn Gewone en ruige dwergvleermuis
Gewone Pad Das
Bruine Kikker Hazelworm
Algemene soorten als ree, vos, konijn, haas, egel, Rosse woelmuis, bosmuis, Bosspitsmuis en Aardmuis Algemene vogels van bossen en parken.
Grote bonte specht eb Boomklever

Op basis van het onderzoek, worden de volgende conclusies getrokken:

  • De ontwikkelaar van de natuurbegraafplaats heeft van het ministerie een positieve afwijzing gehad en dit betekent dat er geen ontheffing van de Flora- en Faunawet nodig is. Voorwaarde hiervoor is dat de inrichtingswerkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd, geen gebouwen met verblijfplaatsen van vleermuizen worden gesloopt en geen bomen met verblijfplaatsen van holenbroeders of vleermuizen worden verwijderd. Er is dan geen sprake van verstoring van (streng) beschermde soorten.
  • Wanneer gebouwen gesloopt gaan worden is een controle nodig op het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen in het betreffende gebouw. Indien deze aanwezig zijn is een ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet nodig. In nieuwbouw zullen voorzieningen voor vleermuizen worden opgenomen.
  • Als de inrichtingswerkzaamheden verder uitgewerkt zijn en bekend is welke bomen verwijderd gaan worden, dienen deze gecheckt te worden op aanwezigheid van vleermuizen en van holen en spleten. Indien mogelijk kan een dergelijke boom gespaard worden. Zo niet dan is in het geval van een verblijfplaats van een holenbroeder een ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet nodig. De bomen die nu al aangegeven zijn op de kaart met ecologische waarden worden gespaard.
  • De inrichtingswerkzaamheden worden buiten het broedseizoen uitgevoerd.
  • Met de aanwezigheid van Das zal op korte en lange termijn rekening worden gehouden. In het bos waar de dassenburchten zijn gelegen, zullen geen begravingen plaatsvinden, verder zal dit bosje worden ontzien en zal heel geleidelijk worden omgevormd tot een natuurlijker bos. Bij begravingen in de omgeving van de burchten zal rekening gehouden worden met de burchten en zal volgens de gedragscode Zorgvuldig Bosbeheer werkzaamheden worden uitgevoerd. Het foerageergebied zal door de ontwikkelingen juist verbeteren voor de Das.
  • Nesten van Rode bosmier en hun voedselgebied worden bij werkzaamheden op korte en langere termijn gespaard. Dit door de nesten zelf niet aan te tasten en het voedselgebied rond de nesten te sparen door de Amerikaanse eiken niet in één keer te verwijderen, maar het bos geleidelijk om te vormen tot open bos met inheemse boomsoorten.
  • Tijdens de werkzaamheden en ook in de fase van natuurbegraven wordt gezorgd voor zoveel mogelijk beperking van verstoring door geluid en door mensen.
  • De verlichting zal zo spaarzaam mogelijk gehouden worden, hoogstens uit oogpunt van veiligheid.
  • Tijdens de inrichtingswerkzaamheden zal insporing en verdichting van de bodem worden voorkomen door gebruik te maken van vaste routes en zo nodig door het gebruik van rijplaten.
  • Voor de activiteiten tijdens het natuurbegraven zal een checklist worden opgesteld om verstoring van beschermde soorten te voorkomen.

EHS

Het plangebied is gelegen in de EHS. Uit onderzoek blijkt dat de kwaliteiten van het gebied als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur door de voorgenomen ingreep sterk zullen verbeteren.

Boswet

Door het omvormen van bos naar heide is sprake van afname van oppervlakte bos. Voor deze velling van bos dient een melding gedaan te worden conform de bepalingen van de Boswet. Tevens dient een ontheffingsverzoek herplantplicht verzocht te worden. De verwachting is dat deze ontheffing verleend wordt, omdat de ontwikkeling van heide overeenkomt met de doelstellingen voor het Natura2000-gebied Veluwe (uitbreiding oppervlakte en kwaliteit van habitattype H4030 Droge Europese heide).

Monitoring

De monitoring is geregeld in het bij dit bestemmingsplan behorende Beheerplan (bijlage 2). Om de ontwikkelingen in natuurwaarden te kunnen volgen wordt een tussentijdse monitoring uitgevoerd, zodat desgewenst bijgestuurd kan worden in beheer en gebruik om de gewenste ontwikkelingen te bereiken. Deze monitoring dient tevens als basis voor de actualisering van de ontheffing Flora en faunawet (eenmaal per vijf jaar) en voor de actualisering van het bestemmingsplan (eenmaal per 10 jaar).

5.2.6 Water

Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van Waterschap Rijn en IJssel. Waterschap Rijn en IJssel heeft in haar “Waterplan 2007-2010” de beleidsdoelstellingen voor het waterbeheer uitgewerkt. Centraal staat het streven naar schoon, levend en functioneel water en een optimale afstemming van het watersysteem op de ruimtelijke functies van het gebied. Het verbeteren van de waterkwaliteit en het voorkomen van overlast zijn hierbij aandachtspunten.

Beschrijving watersysteem

Binnen het plangebied zijn geen watergangen gelegen. De maaiveldhoogte van het terrein ligt gemiddeld op ca. 35m+NAP. De bodem bestaat uit voornamelijk haarpodzolgronden (Hd30 en Hd21). Door hun topografisch hoge ligging en het grofzandige, grindhoudende materiaal waarin ze zijn gevormd zijn gronden zeer goed ontwaterd. Volgens de grondwatertrappen kaart uit de wateratlas van de Provincie Gelderland kent het plangebied grondwatertrap VII*,

wat betekent dat de hoogste > 140 cm boven het maaiveld ligt en de laagste grondwaterschap >120 cm beneden maaiveld. De kaart Gemiddeld hoogste grondwaterstandkaart geeft aan dat deze zelfs onder de 300 cm beneden maaiveld ligt.

Riolering en Afvalwaterketen

Het afvalwater neemt toe door de ontwikkeling van de ontvangstruimte binnen de natuurbegraafplaats. Het afvalwater wordt afgevoerd naar een septicktank. Momenteel is er al een septictank aanwezig. De capaciteit van de septictank zal worden afgestemd op het toenemende afvalwater.

Wateroverlast

  1. 1. Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak af met ca 2.745 m2 (zie paragraaf 3.1) doordat, diverse opstallen worden verwijderd en doordat aanwezige verharding wordt verwijderd dan wel vervangen door halfverharding. Er is hier dan ook geen sprake van wateroverlast, kwantitatief en/of kwalitatief in de toekomst, waardoor extra maatregelen niet nodig zijn.
  2. 2. Door de ontwikkelingen in het plangebied is het mogelijk om verhard oppervlak af te koppelen van het rioolstelsel zodat de kans op wateroverlast door toekomstige regenbuien wordt verminderd. Momenteel is het verharde oppervlak ook niet gekoppeld aan het rioolstelsel. Hemelwater dat op de toekomstige 850 m2 verharding terechtkomt zal afvloeien en in de bodem infiltreren.

Grondwaterkwaliteit

Het plangebied bevindt zich nabij de 25/100 jaar beschermingszone voor de drinkwaterwinning. De functies die door het plangebied worden beoogd beïnvloeden de kwaliteit van het grondwater niet negatief doordat het grondwater een stuk dieper zit dan het niveau waarin de graven worden gerealiseerd. Regenwater van verhard oppervlak wordt geïnfiltreerd. Bij de realisatie van nieuwe bebouwing worden geen uitlogende en milieubelastende materialen gebruikt. De westelijke punt van het plangebied ligt binnen een intrekgebied wat rondom het grondwaterbeschermingsgebied is gelegen. Binnen het gedeelte van het plangebied wat in het intrekgebied ligt wordt niet begraven.

Volksgezondheid

Om de milieuhygiënische risico's tot een minimum te beperken worden maatregelen genomen zoals die worden voorgeschreven in het Besluit op de lijkbezorging. Dit betekent dat de graven minimaal 30 cm boven het gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) zullen begeven. Uitgaande van een kisthoogte van 50 cm, dient de GHG 145 te zijn. Uit de kaart Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand van de wateratlas provincie Gelderland is ligt deze nog dieper dan 300 cm. Verder zullen bij het natuurbegraven alleen gebruik worden gemaakt van makkelijk en niet schadelijke materialen voor de kist.

5.2.7 Bodem

Voor het plangebied is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd bij de gemeente Arnhem en de gemeente Ede (zie bijlage 5). Uit beide onderzoeken zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen voor bodemverontreinigende activiteiten binnen het plangebied. Geconcludeerd kan worden dat er geen belemmeringen bestaan tegen de voorgenomen wijziging van de bestemming. Hierbij dient echter wel te worden aangetekend, dat er een sanering loopt van de verontreiniging welke ten noorden van het plangebied is gelegen (DPO locatie aan Koningsweg). De verontreiniging van deze locatie levert geen belemmeringen op voor de bestemmingswijziging van het landgoed Heidepol.

5.2.8 Cultuurhistorie en archeologie

Op de archeologische verwachtingskaarten van de gemeenten Arnhem en Ede heeft het plangebied, gelegen op de zuidelijke flank van de Veluwe, respectievelijk een lage tot middelhoge archeologische verwachtingskans. Vanwege deze situatie is besloten om in relatie tot de planvorming een archeologisch bureau- en booronderzoek uit te voeren (zie bijlage 6). Dit om de informatie van de verwachtingskaarten te toetsen en te preciseren.

Aan de hand van het bureauonderzoek is het volgende gespecificeerde verwachtingsmodel opgesteld. Het plangebied ligt ter hoogte van een droog dal met in het noordelijke deel lage landduinen gevormd door stuifzand. In het overige deel bevinden zich smeltwaterafzettingen. Daar waar zich in de laatstgenoemde afzettingen podzolbodems hebben ontwikkeld, al dan niet afgedekt door stuifzanden, geldt een middelhoge archeologische verwachtingskans voor archeologische resten uit de periode laat paleolithicum-ijzertijd. Het handelt dan om resten van extensief landgebruik: jachtkampen uit het laat paleolithicum-mesolithicum, tijdelijke kampementen uit het laat neolithicum of de vroege bronstijd en grafheuvels en vlakgraven uit het neolithicum-de ijzertijd. Resten worden in de top van de bodem verwacht. Waar deze is verploegd, afgeplagd of verstoven, kan de verwachtingskans mogelijk naar beneden worden bijgesteld. Ter plaatse van de huidige akker en weiland in het plangebied, kan dit het geval zijn.


De gespecificeerde verwachting is opgesteld met behulp van aardwetenschappelijke, historische en archeologische gegevens. Met betrekking tot archeologische gegevens dient vermeld te worden dat op de Ederheide langs droge dalen prehistorische kampementen (laat neolithicum en/of vroege bronstijd) bekend zijn, en dat op 700 meter afstand van het plangebied ook een grafheuvellocatie is gekarteerd.


De bevindingen van het bureauonderzoek zijn door middel van een verkennend booronderzoek in het veld getoetst. Het gaat hierbij om een onderzoek dat zich met name richt op het beter in kaart brengen van het oude landschap en de verwachtingskansen die dit met zich mee brengt. Voor het daadwerkelijk opsporen van archeologische resten leent dit onderzoek zich niet, aangezien daarvoor gezien de bevindingen van het bureauonderzoek een dichter netwerk van boringen noodzakelijk is.


Er zijn in totaal 79 boringen gezet. Aangetroffen zijn goed ontwikkelde haar- en veldpodzolbodems, ontwikkeld in smeltwaterafzettingen. Lokaal heeft verstuiving plaatsgevonden. De stuifzanden komen met name voor in het noordoostelijke deel van het plangebied en aan de westrand van het droogdal, dat door het centrale deel van het plangebied loopt. Op de westrand van het droogdal heeft zich in de stuifzanden een dubbele podzolbodem ontwikkeld. In het noordwestelijke deel van het plangebied is de podzolisering echter beduidend minder en kan lokaal zelfs worden gesproken van een duinvaaggrond. Drie van de 79 boringen tonen verstoringen; daarnaast geldt voor het centrale deel van het plangebied, de akkerlocatie, dat de top van de bodem in een bouwvoor is omgevormd.


De conclusie van het booronderzoek luidt dat voor praktisch het hele plangebied de middelhoge archeologische verwachtingskans blijft bestaan. Er zijn goed ontwikkelde podzolbodems aanwezig en de verstoringen zijn beperkt. Aanwezigheid van archeologische resten onder de bouwvoor in het centrale deel van het plangebied kan daarnaast ook niet uitgesloten worden.


In overleg met de gemeentelijke archeologen van Arnhem en Ede is de volgende strategie bepaald. Archeologisch vervolgonderzoek dient te worden uitgevoerd in de delen van het plangebied waar de verstoringen door de aanleg van graven het hoogste is. Dit zijn de locaties waar meer dan 50 graven per 1000 m2 zijn gepland. Per 1000 m2 komt dit neer op een verstoring van maximaal 100 m2, oftewel 10%. Meer verstoring is niet acceptabel. In het Arnhemse deel van het plangebied zijn locaties met meer dan 50 graven per 1.000 m2 na overleg meer centraal in het droogdal gepland, omdat daar de archeologische verwachting lager wordt geacht dan langs de hoger liggende randen. Voor de Edese locaties met meer dan 50 graven per 1.000 m2 geldt dat de eerstvolgende archeologische actie het begeleiden van afplagwerkzaamheden in het uiterst noordwestelijke deel betreft. Op basis van de resultaten van dat onderzoek moet worden bepaald of en welke archeologische vervolgstappen nog noodzakelijk zijn.

5.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden

Net buiten het plangebied loopt een ondergrondse brandstofleiding. Binnen een afstand van 5 meter aan weerszijden van het hart van de leiding is het uit het oogpunt van veiligheid niet toegestaan om bouwwerken op te richten of soortgelijke activiteiten uit te voeren.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.

6.2 Opzet Van De Regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is verplicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  1. 1. Artikel 1 begrippen
    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
  2. 2. Artikel 2 Wijze van Meten

Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
  2. 2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  3. 3. Afwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels;
  4. 4. Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

In paragraaf 6.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.

6.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

Artikel 8 Antidubbeltelbepalingen
Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend

Artikel 9 Algemene Bouwregels
Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage.

6.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

6.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

6.3.1 Afzonderlijke bestemmingen

In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken. Er kan worden gekozen om bepaalde bestemmingen in één subparagraaf te behandelen zoals Bos en Natuur.

Per bestemming wordt ingegaan op:

  • welke gronden zijn zo bestemd;
  • wat houdt de bestemming in;
  • eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden;

6.3.2 Bos en Natuur

Het landgoed waar de natuurbegraafplaats wordt gerealiseerd bestaat momenteel uit bos, maïsakkers en een paardewei. De delen waar nu bos aanwezig is zijn bestemd als Bos en de overige delen zijn bestemd als Natuur. Binnen beide bestemmingen is een functieaanduiding 'begraafplaats' opgenomen, voor de delen van het terrein waar een begraafplaats mag worden gerealiseerd.

6.3.3 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' is bedoeld voor functies ten behoeve van onderwijs, welzijn, zorginstellingen, cultuur, religie, openbare dienstverlening en therapeutische functies. Voorbeelden hiervan zijn scholen, ziekenhuizen en kerken. Binnen het plangebied is de ontvangsruimte specifiek als zodanig bestemd. Deze bestemming komt alleen in de regels van de gemeente Arnhem voor.

6.3.4 Verkeer

Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' geldt voor de ontsluitingsweg / toegangsweg naar de begraafplaats op arnhems grondgebied. Deze bestemming is op deze toegangsweg gelegd om een onderscheid te maken tussen deze toegangsweg en de overige (on- en halfverharde) paden over de begraafplaats.

6.3.5 Dubbelbestemmingen

De SVBP 2008 geeft ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkelbestemmingen en daar iets over zeggen. In dit bestemmingsplan zijn 2 dubbelbestemming opgenomen:

Artikel 7 Leiding-Brandstof

De ondergrondse brandstofleiding is primair bestemd als brandstofleiding. De onderliggende bestemmingen zijn hieraan ondergeschikt. Voor de zone van deze leiding, waarvan de maat in dit artikel is opgenomen, zijn beperkingen van de bouwmogelijkheden opgenomen. Bouwen ten behoeve van de secundaire bestemmingen is slechts middels een afwijking van de regels mogelijk. Daarnaast is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen, ten aanzien van werken en werkzaamheden in en aan de grond.

Artikel 8 Waarde-Archeologie

Deze dubbelbestemming geldt voor de zone in het gebied waarvoor een bepaalde archeologische verwachtingskans geldt dan wel waardevolle resten zijn aangetoond. Dit artikel bevat een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen geldende beschermende bouwvoorschriften en nadere eisen. De zone waarbinnen sprake is van een archeologische verwachtingskans is op de plankaart nader aangeduid. Daarnaast is in de regels geregeld dat archeologisch vervolgonderzoek dient te worden uitgevoerd in de delen van het plangebied waar de verstoringen door de aanleg van graven het hoogste is. Dit zijn de locaties waar meer dan 50 graven per 1000 m2 zijn gepland. De uitkomst van dit onderzoek is dat, voordat een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt afgegeven, het inzichtelijk moet zijn dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd.

6.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

In de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • géén stilzwijgend gedogen;
  • gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
  • gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Een actualisatie van de voorgenoemde nota handhaving is in voorbereiding. Er is echter geen aanleiding om de bovenstaande uitgangspunten te wijzigen. Het is echter niet reëel om te pretenderen alle strijdigheden op het vlak van bouwregelgeving binnen redelijke termijn op te sporen en daar ook actie op te ondernemen. Daarom zal in deze actualisatie een prioriteitsstelling worden opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht zal worden besteed.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen en gevolgde afwijkingsprocedures geregistreerd worden.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.

6.5 Exploitatie

Financiële uitvoerbaarheid

Onderzoeken naar trends in de samenleving laten duidelijk zien dat er behoefte bestaat om dichter bij de natuur te komen. Daarnaast wordt de wens naar verduurzaming van de maatschappij groter (bron: MOOD 2010). Deze trends en andere onderzoeken laten zien dat er een latente vraag is naar natuurbegraafplaatsen, waarbij aan de behoeftes van de samenleving mensen wordt voldaan.


Ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk laten zien dat de afgelopen 15 jaar daar een enorme stijging is te zien van natuurbegraafplaatsen. Op dit moment zijn daar meer dan 250 natuurbegraafplaatsen. Deze ontwikkeling wordt ook in Nederland verwacht. Op dit moment zijn vier begraafplaatsen al enige jaren operationeel. Naast een regionale functie, komen daar mensen vanuit heel Nederland naar toe. Op 4 ander locaties worden voorbereidingen getroffen voor een natuurbegraafplaats. Overigens gaan deze natuurbegraafplaatsen wat betreft natuurontwikkeling en afwezigheid van grafbedekking niet zo ver als het initiatief van RIN.


Door een prijszetting die vergelijkbaar is met een begrafenis op de huidige algemene begraafplaatsen, is de natuurbegraafplaats een aanvulling in de huidige begraafmarkt. Daarnaast komt uit marktonderzoek naar voren dat vaak voor cremeren wordt gekozen om de nadelen van grafrechtverlenging en grafonderhoud door nabestaanden te vermijden. De natuurbegraafplaats is hiermee ook een goed alternatief voor deze groep. De genoemde argumenten en cijfers èn de stijging van het sterftecijfer met 50% in de komen jaren geven een positiefbeeld van de slagingskansen van de natuurbegraafplaats.

Op basis van bestaande uitgangspunten is een dekkende exploitatie voorzien van de natuurbegraafplaats. In de exploitatiebegroting zijn voorzieningen opgenomen om het eeuwig durend beheer te waarborgen middels een op te richten beheersstichting. Hiertoe wordt een fonds opgericht, waarmee met de baten het beheer kan worden uitgevoerd. Een deel van het fonds is gereserveerd om het pand na gebruik te kunnen slopen.

Grondexploitatie

Er zal een anterieure overeenkomst worden gesloten om de gemeentelijke kosten (plankosten en verbeteren van de Harderwijkerweg) in vast te leggen. Hiermee zijn de gemeentelijke kosten anderzinds verzekerd en hoeft geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 Bro overleg

In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar Provincie, Inspectie VROM, Waterschap, Defensie en de Arnhemse Linie. Daarnaast is het bestemmingsplan ter informatie naar de aangrenzende zorginstelling 's Koonings Jagt en de Arnhemse Linie gestuurd.

Naar aanleiding van de opmerkingen is het bestemmingsplan op een aantal kleine punten gewijzigd. De indieners van de opmerkingen zijn per brief op de hoogte gesteld van de wijze waarop met hun opmerkingen is omgegaan.

Publicatie voornemen ontwikkeling

Volgens artikel 1.3.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het voornemen tot een op ontwikkeling gericht bestemmingsplan worden gepubliceerd. Dit is gebeurd op 18 mei 2011 in de Arnhemse Koerier.

7.2 Procedure

Het ontwerp-bestemmingsplan 'Natuurbegraafplaats Heidepol' heeft vanaf 6 juni 2011 tot en met 18 juli 2011 terinzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingesteld.

Bijlage 1 Grafdichtheid

Bijlage 1 Grafdichtheid

Bijlage 1 Masterplan

Bijlage 1 Masterplan

Bijlage 2 Beheerplan

Bijlage 2 Beheerplan

Bijlage 3 Historisch Vooronderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 3 Historisch vooronderzoek externe veiligheid

Bijlage 4 Toetsing Natuurwetgeving

Bijlage 4 Toetsing natuurwetgeving

Bijlage 5 Historisch Bodemonderzoek

Bijlage 5 Historisch bodemonderzoek

Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 6 Archeologisch onderzoek