KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Natuur
Artikel 10 Verkeer - Railverkeer
Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 12 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 13 Water
Artikel 14 Wonen
Artikel 15 Wonen - Woonschepenligplaats
Artikel 16 Leiding - Gas
Artikel 17 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 18 Leiding - Riool
Artikel 19 Leiding - Water
Artikel 20 Waarde - Natuur
Artikel 21 Waterstaat
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Artikel 24 Algemene Bouwregels
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
Artikel 29 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Bouwwerken
Bijlage 2 Woonschepen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Situering En Begrenzing Plangebied
1.2 Aanleiding En Doel
1.3 Opzet Bestemmingsplan
1.4 Geldende Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Deelgebieden
2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Toekomstige Ontwikkelingen
Hoofdstuk 4 Wettelijk- En Beleidskader
4.1 Inleiding
4.2 Ruimtelijk Beleid
4.3 Woonbeleid
4.4 Welstandsbeleid
4.5 Verkeersbeleid
4.6 Milieu- En Omgevingsbeleid
4.7 Sport-, Recreatie- En Spelen Beleid
4.8 Economisch Beleid
4.9 Coffeeshopbeleid
4.10 Prostitutiebeleid
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Van De Regels
6.3 Verantwoording Van De Regels
6.4 Vergelijking Vigerende Plannen
6.5 Handhaving
6.6 Exploitatie
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vooroverleg
7.2 Terinzagelegging
Bijlagen
Bijlage 1 Raadsvoorstel- En Besluit Woonschepen Op Ongewenst Locaties (+ Aangenomen Amendement Haalbaar En Betaalbaar)
Bijlage 2 Memo Aanpassingen Bestemmingsplan Rivierzone 2013 N.a.v. Commissiebehandeling
Bijlage 3 Raadsvoorstel Gewijzigd Vaststellen Bestemmingsplan Rivierzone 2013

Bestemmingsplan Rivierzone 2013

Bestemmingsplan - gemeente Arnhem

Vastgesteld op 27-01-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Rivierzone 2013' van de gemeente Arnhem.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.767-0301.gml met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan-, uitbouw

een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 administratief kantoor

een in beginsel niet voor het publiek openstaand kantoor .

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest

1.8 afmeerzone

een bij dit bestemmingsplan aangewezen gedeelte van het water dat bestemd is voor een vaartuig dat door gedurende langere tijd ligt.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.11 bed and breakfast

overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt in een woning, gedreven door de bewoner van die woning.

1.12 bedrijf

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.

1.13 bedrijfswoning / dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.

1.14 beroep aan huis

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bijgebouw

een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw .

1.18 bijzondere woonvorm

een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch behandeld te worden.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag

een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering casu quo kapruimte.

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceelgrens.

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.

1.27 dienstverlenend bedrijf

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon,kopieerservicebedrijf, videotheek en andere verhuurbedrijven, een autorijschool en dergelijke. Detailhandel en garagebedrijven worden hieronder niet begrepen

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 horecabedrijf

een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.

1.30 horeca - a

een horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.31 horeca - b

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.32 horeca - c

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, niet zijnde discotheken en nachtclubs.

1.33 horeca - d

horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 0.6.00 uur, zoals nachtclubs.

1.34 horeca - e

horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels, pensions en bed en breakfast -bedrijven met meer dan vier slaapplaatsen.

1.35 hoofdgebouw

een gebouwdat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.36 kantoor

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.

1.37 mantelzorg

het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn.

1.38 nutsbedrijven

bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op

  1. a. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  2. b. de verzorging van telecommunicatie;
  3. c. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;

1.39 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.40 peil

  • voor een gebouw , waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

1.41 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.42 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.43 prostitué(e)

degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.44 publiekgericht kantoor

een kantoor ten behoeve van technische, administratieve of persoonlijke dienstverlening, (hieronder niet begrepen detailhandel of horeca-activiteiten), met een publiekaantrekkend karakter, dan wel met een baliefunctie.

1.45 raamprostitutie

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.

1.46 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.47 standplaats

een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.

1.48 straatmeubilair

onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.49 thuisprostitutie

vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

1.50 vestigingsbeleid

het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000).

1.51 werkplek

een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.

1.52 wijk

wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

1.53 winkel

een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.

1.54 wonen

voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen bijzondere woonvormen en bed and breakfast met ten hoogste vier slaapplaatsen;

1.55 woonschip

Elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd of bestemd is voor bewoning.

1.56 woonwagen

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.57 woning

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:

  1. 1. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  2. 2. indien van toepassing, vanaf N.A.P. tot het hoogste, respectievelijk diepste punt van een bouwwerk.

2.4 hoogte van een woonschip

gemeten van de waterlijn tot het hoogste punt van het woonschip. Voor het hoogste punt van een woonschip worden niet in aanmerking genomen elementen als schoorstenen, masten en antennes

2.5 breedte van een woonschip

gemeten over de kortste zijde van een woonschip inclusief bebouwde overstekken, maar exclusief niet bebouwde overstekken en met uitzondering van kleine elementen, zoals vlaggenmasten.

2.6 lengte van een woonschip

gemeten over de langste zijde van een woonschip exclusief niet bebouwde overstekken en met uitzondering van kleine elementen, zoals vlaggemasten.

2.7 onderlinge afstand tussen de woonschepen

gemeten tussen de niet bebouwde overstekken en niet bebouwde terrassen, of indien niet aanwezig, tussen de woonschepen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 oppervlakte van een woonschip

gemeten op basis van de loodrechte projectie op het water van het drijflichaam, vermeerderd met de buiten het drijflichaam uitstekende opbouw, niet meegerekend niet-bebouwde overstekken en drijvende terrassen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven.

3.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten en het maximale bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, waaronder maximaal één dienstwoning, met dien verstande dat maximaal twee dienstwoningen zijn toegestaan daar waar deze ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp -bestemmingsplan aanwezig of bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, zoals schuren, stallen, mesttanks en silo's;
  2. b. het vergroten van de in sub a genoemde bouwwerken binnen het bouwvlak is toegestaan, met dien verstande dat de in tabel 1 van bijlage Bouwwerken, onder het kopje "Veerweg naar Westervoort" aangegeven oppervlakten niet mag worden overschreden.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor een scheepswerf.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, en voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met dien verstanden dat de in tabel 1 bijlage 1 onder het kopje "Veerweg naar Westervoort" als "bestaand in m²" aangegeven oppervlakten niet mag worden overschreden.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van de bouwwerken, met dien verstande dat:

  • het vergroten plaatsvindt met inachtneming van de maximumbouwhoogte van het oorspronkelijk te vergroten bouwwerk;
  • de situatie en de uitvoering van de uitbreiding zodanig dienen te zijn, dat de waterstandverhoging en de belemmering voor de toekomstige verlaging zo gering mogelijk zijn;
  • vooraf een positief adviest dient te zijn uitgebracht door Rijkswaterstaat (Dienstkring Oost-Nederland) met betrekking tot de toepassing van de Beleidslijn Grote Rivieren.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf - Nutsvoorziening" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsbedrijven of soortgelijke instellingen en nutsvoorzieningen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van het verkeer en straatmeubilair.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg" aangewezen gronden zijn bestemd voor een benzinestation met bijbehorende voorzieningen, zoals een autowasstraat met dien verstande dat het bruto vloeroppervlak (bvo) van een verkoopruimte niet meer mag bedragen dan 100 m2.

6.2 Bouwregels

  1. a. op de gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend in de gegevens bestemming passende bouwerken worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van het bepaald in artikel 24 sub 1 mag buiten de bouwzone, voor zover als zodanig op de plankaart aangegeven met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1', een luifel worden opgericht met een maximumhoogte glijk aan de in dit lid onder a genoemde bebouwing.

6.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 6.2 ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van de bouwwerken, met dien verstande dat:

  • de in tabel 1 als "toegestaan in m²" aangegeven oppervlakte niet mag worden overschreden;
  • het vergroten plaatsvindt met inachtneming van de maximumbouwhoogte van het oorspronkelijk te vergroten bouwwerk;
  • de situatie en de uitvoering van de uitbreiding zodanig dienen te zijn, dat de waterstandverhoging en de belemmering voor de toekomstige verlaging zo gering mogelijk zijn;
  • vooraf positief advies dient te zijn uitgebrecht door Rijkswaterstaat (Dienstkring Oost-Nederland) met betrekking tot de toepassing van de Beleidslijn Grote Rivieren.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. c. fiets- en wandelpaden, straatmeubilair en speelvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onderwijs;
  2. b. gezondheids- en welzijnszorg;
  3. c. levensbeschouwelijke functies;
  4. d. politieke-, belangen- en ideële organisaties/verenigingen en hobbyclubs;
  5. e. openbare dienstverlening:
  6. f. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, groen- en speelvoorzieningen en straatmeubilair;
  7. g. functies vergelijkbaar met die genoemd onder a. tot en met e. van dit lid;
  8. h. dienstwoningen;

en ondergeschikt voor:

  1. i. kleinschalige horeca en detailhandel, uitsluitend ten dienste van bovengenoemde bestemmingsomschrijvingen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte en, voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 9 Natuur

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, beheer, herstel of ontwikkeling van de op deze gronden voorkomende landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische, archeologische en natuurwaarden;
  2. b. agrarische doeleinden;
  3. c. extensief recreatief medegebruik;
  4. d. wegen ten behoeve van langzaam verkeer;
  5. e. wegen ten behoeve van bestemmingsverkeer;
  6. f. en tevens voor, voor zover als zodanig op de plankaart aangegeven:
    - toegang tot en opslagvoorzieningen voor een scheepsreparatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1;
    - een rederij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2';

- een terrein voor scouting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1';

- een laad- en losplaats voor schepen ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats'.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van één observatiehut met een maximale oppervlakte van 90 m2 en een maximale hoogte van 10 meter alsmede gebouwde voorziening voor laden en lossen schepen.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. a. Het aanleggen, aanbrengen of verwijderen van onder- of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
  2. b. het vellen, rooien, beschadigen of aanbrengen van houtgewassen;
  3. c. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van waterpartijen;
  4. d. het aanleggen, verwijderen of verbreden van verharde wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  5. e. het aanleggen of aanbrengen van afmeerplaatsen voor schepen;
  6. f. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 centimeter, waaronder woelen, mengen, diepploegen, afgraven, verlagen, egaliseren en ontginnen.

Artikel 10 Verkeer - Railverkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Railverkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. personen- en goederenvervoer per spoor met de daarbij behorende technische en administratieve voorzieningen, zoals bouwwerken voor energievoorziening ten behoeve van het treinverkeer en wacht- en werkruimtes voor het spoorwegpersoneel;
  2. b. (on)gelijkvloerse kruisingen, over- en onderbouwingen ten behoeve van weg- en waterverkeer;
  3. c. passages ten behoeve van faunaverkeer (ecoducten en dergelijke);
  4. d. geluidwerende voorzieningen;

10.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximumbouwhoogte van 10meter vanaf de bovenzijde van de spoorstaaf.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van geluidsschermen maximaal 2 meter bedragen, gemeten vanaf de bovenzijde van de spoorstaaf.

Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op
    bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groen- en watervoorzieningen;
  4. d. wandelgebieden en speelgelegenheden;
  5. e. terrassen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van
    direct aangrenzende bestemmingen.

11.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd
  2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals entrees tot parkeergarages en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter bedragen.

Artikel 12 Verkeer - Wegverkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Wegverkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, fiets- en voetpaden, trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. groen- en watervoorzieningen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. straatmeubilair

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken zoals bruggen, viaducten maximaal 12 meter mogen bedragen.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het gebruik als water, inclusief het gebruik als scheepvaartweg, waaronder tevens wordt verstaan het gebruik ten behoeve van het laden en lossen van schepen;
  2. b. en tevens voor, voor zover als zodanig op de plankaart aangegeven
    1. 1. twee scheepsreparatiebedrijven voor het gehele plangebied zijnde een inrichting als bedoeld in bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1';
    2. 2. een rederij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2';
    3. 3. maximaal 5 scheepsreparatiebedrijven, niet zijnde scheepsreparatiebedrijven als hierboven bedoeld onder 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3';
    4. 4. een scheepsbouw- en reparatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 4';
    5. 5. een terrein voor scouting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1';
    6. 6. een jachthaven met ondergeschikte horeca ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';

13.2 Bouwregels

Op de in lid 13.1 genoemde gronden mogen bouwwerken worden opgericht welke passen

  1. a. in het normale beheer en onderhoud van de rivier, zoals oever- en kribvakverdedigingen, strekdammen en het plaatsen van bakens en scheepvaarttekens;
  2. b. afmeervoorzieningen zoals steigers en spudpalen ten behoeve van de in lid 13.1 onder b. genoemde bestemmingen.

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen; en daaraan ondergeschikt voor:
  2. b. groen- en speelvoorzieningen;
  3. c. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
  4. d. verblijfsgebieden

14.2 Bouwregels

  1. a. op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, voor zover binnen de bouwzone gelegen, mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
  2. b. Het vergroten van de in lid 14.1 genoemde bouwwerken buiten de bouwzone is toegestaan,met dien verstande dat:
    1. 1. de in de tabel van bijlage 1 als "toegestaan in m2" aangegeven oppervlakte per bouwwerk niet mag worden overschreden;
    2. 2. het vergroten plaatsvindt 5 meter achter de voorgevelbouwgrens met inachtneming van de maximumbouwhoogte van het oorspronkelijke te vergroten bouwwerk.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 25 wordt in elk geval begrepen:

  1. a. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
  2. b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  3. c. Het bepaalde in lid 14.3 onder a. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik als praktijkruimte door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.

Artikel 15 Wonen - Woonschepenligplaats

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - Woonschepenligplaats" aangewezen gronden, aangeduid met 'w-wl' zijn uitsluitend bestemd voor:

  1. a. het wonen in de vorm van bewoning van woonschepen al dan niet afgemeerd aan spudpalen.

en daaraan ondergeschikt voor:

  1. b. groen en speelvoorzieningen;
  2. c. buurtwegen en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
  3. d. verblijfsgebieden;
  4. e. gebruik in de zin van artikel 13 van de regels, exclusief het gebruik als scheepvaartweg.

15.2 Afmeer- en Bouwregels

Op deze gronden mogen:

  1. a. uitsluitend de in bijlage 2 genoemde woonschepen, met bijbehorende drijvende terrassen worden afgemeerd c.q. gebouwd met inachtneming van het volgende:
    1. 1. de afstand tussen woonschip, en eventuele overstekken en terrassen, en kavelgrens dient minimaal 1 meter te bedragen;
    2. 2. de hoogte van een woonschip mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven maximumhoogte of de maat die gelijk is aan de hoogte in de op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan voor de betreffende geldende ligplaatsvergunning indien deze maat hoger is dan de op de plankaart aangegeven hoogte;
    3. 3. de maximumbreedte van een woonschip bedraagt 8 meter exclusief onbebouwde overstekken;
    4. 4. de woonschepen mogen uitsluitend worden afgemeerd in een enkele, de oeverlijn volgende, rij en zodanig, dat de langste zijde evenwijdig aan de oever is gelegen.
    5. 5. In afwijking van het bepaalde in lid 15.2 sub a onder 4 mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' tot aan maximum van 2 woonschepen naast elkaar, evenwijdig aan de oever, worden afgemeerd;
    6. 6. de oppervlakte van een woonschip, zoals aangegeven in de van deze regels deel uitmakende tabel van bijlage 2, mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen in de kolom "Toegestane totale oppervlakte", met dien verstande dat voor een nieuw af te meren woonschip de maximale oppervlaktemaat niet groter mag zijn dan 150 m²;
    7. 7. een woonschip mag worden aangemeerd met spudpalen.
  2. b. voor zover binnen de zone bijgebouwen gelegen, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bijgebouwen met een maximumhoogte van 3 meter worden gebouwd, waarbij de maximale oppervlakte aan bijgebouwen per woonschip niet meer mag bedragen dan de in de tabel in bijlage 2 opgenomen oppervlaktemaat in de kolom "Bijgebouwen", met dien verstande dat bij vervanging of vernieuwing van bouwwerken de totale maximale oppervlakte niet meer dan 25 m2 per woonschip mag bedragen.
  3. c. afmeervoorzieningen zoals steigers en spudpalen gerealiseerd worden ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemmingen.
  4. d. Burgemeester en wethouders kunnen voor de woonschepen, gesitueerd in de Haven van Coers en vermeld op de huisnummertabel Haven van Coers, zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels van het bestemmingsplan, afwijken van de op de plankaart aangegeven maximum bouwhoogte tot maximaal 30% van deze hoogte.

15.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming bedoeld in artikel 25 van deze voorschriften wordt in elk geval begrepen:

  1. a. het gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
  2. b. Het bepaalde in lid 15.3 lid a is niet van toepassing op het gedeelte van een woonschip in gebruik als praktijkruimte door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van het woonschip. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.

Artikel 16 Leiding - Gas

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een daarbij behorende belemmeringenstrook.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering

16.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  2. b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  4. d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  5. e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  6. f. het permanent opslaan van goederen.

Artikel 17 Leiding - Hoogspanningsverbinding

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Hoogspanningsverbinding" aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor transport van electriciteit door een bovengrondse hoogspanningsleiding.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) uitsluitend hoogspanningsmasten tot een hoogte van maximaal 35 meter en andere bouwwwerken geen gebouden zijnde tot een hoogte van maximaal 2 meter ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming worden gebouwd.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere bestemming(en) tot een hoogte van maximaal 4 meter mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsleiding;
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

Artikel 18 Leiding - Riool

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Riool" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor het transport van afvalwater door een hoofdtransportleiding;

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 2 meter ten behoeve van in lid 18.1 genoemde bestemming.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere bestemming(en) mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoofdtransportleiding;
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  3. c. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  4. d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  5. e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.

Artikel 19 Leiding - Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Water" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van water door een hoofdtransportleiding.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 2 meter ten behoeve van in lid 19.1 genoemde bestemming.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere bestemming(en) mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoofdtransportleiding;
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  3. c. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  4. d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  5. e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.

Artikel 20 Waarde - Natuur

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Natuur" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke waarden.

20.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van de situering van bouwwerken die mogen worden gebouwd op grond van de andere bestemming(en) nadere eisen stellen ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden.

20.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:

  1. a. het aanbrengen van recreatievoorzieningen, dan wel als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
  2. b. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
  3. c. het opslaan, lozen c.q. storten, als dan niet ten verkoop van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. a. Het aanleggen, aanbrengen of verwijderen van onder- of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
  2. b. het vellen, rooien, beschadigen of aanbrengen van houtgewassen;
  3. c. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van waterpartijen;
  4. d. het aanleggen, verwijderen of verbreden van verharde wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  5. e. het aanleggen of aanbrengen van afmeerplaatsen voor schepen;
  6. f. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 centimeter, waaronder woelen, mengen, diepploegen, afgraven, verlagen, egaliseren en ontginnen.

Artikel 21 Waterstaat

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. waterberging en de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs ten behoeve van de rivier;
  2. b. het treffen van maatregelen voor het vergroten van de afvoercapaciteit van de rivier;
  3. c. de waterhuishouding.

21.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, tenzij sprake is van:
    1. 1. vervangende herbouw/vernieuwing van een bouwwerk ten behoeve van de andere bestemming(en) , mits de oppervlakte van het bouwwerk niet vergroot wordt ten opzichte van het ten tijde van het ter visie liggen van dit bestemmingsplan, aanwezige bouwoppervlakte;
    2. 2. het vergroten van de oppervlakte van een bouwwerk ten behoeveve van de andere bestemming(en), mits de vergroting niet meer bedraagt dan 10% ten opzichte van het huidige aanwezige oppervlak;
    3. 3. bouwwerken, geen gebouw zijnde, die vallen onder de normale onderhoud- en beheerwerkzaamheden ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde functies
  2. b. Voorafgaand aan beslissing omtrent vergunningverlening dient een positief advies te zijn uitgebracht door de rivierbeheerder met betrekking tot de toepassing van de beleidslijn Grote Rivieren.

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden, zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een waterkering en de daarvoor benodigde voorzieningen.
  2. b. waterstaatsdoeleinden zoals bedoeld in artikel 21 in de zone tussen de begrenzing van de bestemming en de buitenkruinlijn van de waterkering.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene Bouwregels

24.1 Bouwen binnen bouwvlak

  1. a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  2. b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.

24.2 Bebouwingspercentage

  1. a. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel bebouwd worden.
  2. b. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
  3. c. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven geldt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
  4. d. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.

Artikel 25 Algemene Gebruiksregels

Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. b. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.

Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels

26.1 Geluidzone - Industrie

Op de als "geluidzone" aangewezen gronden mag de geluidsbelasting van de gevel van woningen als gevolg van het industrielawaai van het gezoneerde industrieterrein Arnhem-Noord niet hoger zijn dan de in artikel 44 van de Wet Geluidhinder aangegeven 50 dB(A)

26.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding "Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied" zijn de gronden naast de overige aangegeven bestemmingen tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

26.3 Veiligheidszone - bevi

Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. 1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte, het maximumoppervlak en de maximuminhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
  2. 2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 24.1 mits:
    1. a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter, de bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons, keldergaten (koekoeken) of galerijen;
    2. b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
      1. 1. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
      2. 2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
      3. 3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
      4. 4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  3. 3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
    1. a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m³ , en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m³;
    2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
      1. 1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
      2. 2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
      3. 3. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet. geluidhinder.
  4. 4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
    1. a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
    2. b. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
  5. 5. het bepaalde in artikel 25 voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat:
    1. a. het geen raamprostitutie betreft;
    2. b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
    3. c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het afwijken van de regels niet meer dan acht zal bedragen;
    4. d. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
    5. e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
    6. f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
    7. g. er geen onevenredige vergroting van de parkeerdruk ontstaat;
    8. h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
    9. i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken/woonschepen

28.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Rivierzone 2013'.

Bijlagen

Bijlage 1 Bouwwerken

Boterdijk

Huisnr Bouwwerken Bijgebouwen
Bestaande Toegestane Bestaande Toegestane
oppervlakte oppervlakte oppervlakte oppervlakte
4 138 m² 152 m² - -

Drielse Rijndijk

Huisnr Bouwwerken Bijgebouwen
Bestaand Toegestaan Bestaand Toegestaan
oppervlakte oppervlakte oppervlakte oppervlakte
105 189 m² 208 m² 119 m² 130 m²

Eldenseweg

Huisnr Bouwwerken Bijgebouwen
Bestaand Toegestaan Bestaand Toegestaan
oppervlakte oppervlakte oppervlakte oppervlakte
2 112 m² 123 m² 140 m² 154 m²

Veerweg naar Westervoort

Huisnr Bouwwerken Bijgebouwen
Bestaand Toegestaan Bestaand Toegestaan
oppervlakte oppervlakte oppervlakte oppervlakte
23 68 m² 95 m² 302 m² 332 m²
25 69 m² 76 m² - -
7 245 m² 270 m² 127 m² 140 m²
29 - - - -
31 174 m² 302 m² 6.526 m² 6.526

Bijlage 2 Woonschepen

Boterdijk

Huisnr Woonschepen Bijgebouwen
Bestaande Toegestane Bestaande
Oppervlakte Uitbreiding Totale oppervlakte Oppervlakte
5 178 m² - 178 m² -
7 153 m² - 153 m² -
9 197 m² - 197 m² -
9a 65 m² 35 m² 100 m² -
11 198 m² - 198 m² -
13 142 m² 8 m² 150 m² 16,5 m²
17 138 m² 12 m² 150 m² 19 m²
21 96 m² 25 m² 121 m² 33 m²
23 114 m² 25 m² 139 m² 30 m²
25 150 m² - 150 m² 16 m²
31 77 m² 25 m² 102 m² -

Haven van Coers

Huisnr Woonschepen Bijgebouwen
Bestaande Toegestane Bestaande
Oppervlakte Uitbreiding Totale oppervlakte Oppervlakte
3 199 m² - 199 m² -
5 102 m² 25 m² 127 m² -
6 102 m² 25 m² 127 m² -
8 141 m² 9 m² 150 m² -
9 77 m² 25 m² 102 m² 43 m²
10 103 m² 25 m² 128 m² 36 m²
11 133 m² 17 m² 150 m² 39 m²
12 115 m² 25 m² 140 m² 50 m²
13 113 m² 25 m² 138 m² 20 m²
14 127 m² 23 m² 150 m² 12 m²
15 139 m² 11 m² 150 m² 35 m²
16 131 m² 19 m² 150 m² 81 m²
17 66 m² 34 m² 100 m² 37 m²
19 147 m² 3 m² 150 m² 65 m²

Klingelbeekseweg

Huisnr Woonschepen Bijgebouwen
Bestaande Toegestane Bestaande
Oppervlakte Uitbreiding Totale oppervlakte Oppervlakte
31 103 m² 25 m² 128 m² 12 m²
33 192 m² - 192 m² 20 m²
35 175 m² - 175 m² 36 m²

Meinerswijk / De Praets / Mandelabrug

Huisnr Woonschepen Bijgebouwen
Bestaande Toegestane Bestaande
Oppervlakte Uitbreiding Totale oppervlakte Oppervlakte
6 114 m² 25 m² 139 m² 27 m²
10 102 m² 25 m² 127 m² 30 m²
Oostelijk¹ 206 m² - 206 m² -
Westelijk² 188 m² - 188 m² -

1) Bestemd voor woonschip "VIOS"

2) Bestemd voor woonschip "Het Goedeleven"

Onderlangs

Huisnr Woonschepen Bijgebouwen
Bestaande Toegestane Bestaande
Oppervlakte Uitbreiding Totale oppervlakte Oppervlakte
100 145 m² 5 m² 150 m² 34 m²
101 64 m² 36 m² 100 m² 81 m²
102 136 m² 14 m² 150 m² 16 m²
103 117 m² 25 m² 142 m² 27 m²
104 96 m² 25 m² 121 m² 1 m²
105 164 m² - 164 m² 10 m²
106 150 m² - 150 m² 45 m²
107 116 m² 25 m² 141 m² -
108 135 m² 15 m² 150 m² 46 m²
109 72 m² 28 m² 100 m² 4 m²
110 105 m² 25 m² 130 m² 38 m²
111 130 m² 20 m² 150 m² 3 m²
112 96 m² 25 m² 121 m² 6 m²
113 112 m² 25 m² 137 m² 7 m²
114 144 m² 6 m² 150 m² 20 m²
115 127 m² 23 m² 150 m² 6 m²
116 100 m² 25 m² 125 m² 10 m²
117 140 m² 10 m² 150 m² 56 m²
118 116 m² 25 m² 141 m² 7 m²
119 118 m² 25 m² 143 m² 28 m²
120 137 m² 13 m² 150 m² 55 m²
121 92 m² 25 m² 117 m² -
122 117 m² 25 m² 142 m² 14 m²
123 114 m² 25 m² 139 m² 21 m²
124 127 m² 23 m² 150 m² 30 m²
125 116 m² 25 m² 141 m² 29 m²
126 108 m² 25 m² 133 m² 34 m²
127 152 m² - 152 m² 21 m²
128 142 m² 8 m² 150 m² 36 m²
129 134 m² 16 m² 150 m² 29 m²
130 134 m² 16 m² 150 m² 28 m²

Rijnkade

Huisnr Woonschepen Bijgebouwen
Bestaande Toegestane Bestaande
Oppervlakte Uitbreiding Totale oppervlakte Oppervlakte
162 338 m² - 338 m² -

Rosandepolder

Huisnr Woonschepen Bijgebouwen
Bestaande Toegestane Bestaande
Oppervlakte Uitbreiding Totale oppervlakte Oppervlakte
1 91 m² 25 m² 116 m² 48 m²
2 78 m² 25 m² 103 m² 25 m²
3 86 m² 25 m² 111 m² 29 m²
4 91 m² 25 m² 116 m² 48 m²
5 85 m² 25 m² 110 m² 7 m²
6 49 m² 51 m² 100 m² 19 m²
7 133 m² 17 m² 150 m² 28 m²
8 119 m² 25 m² 144 m² 19 m²
9 122 m² 25 m² 147 m² 67 m²
10 147 m² 3 m² 150 m² 45 m²
11 145 m² 5 m² 150 m² 31 m²
12 149 m² 1 m² 150 m² 47 m²
13 173 m² - 173 m² 64 m²
14 202 m² - 202 m² 155 m²
15 112 m² 25 m² 137 m² 20 m²
38 141 m² 9 m² 150 m² -
39 80 m² 25 m² 105 m² 4 m²
40 133 m² 17 m² 150 m² 40 m²
41 95 m² 25 m² 120 m² 83 m²
42 151 m² - 151 m² 54 m²
43 80 m² 25 m² 105 m² 34 m²
44 208 m² - 208 m² 20 m²

Westervoortsedijk

Huisnr Woonschepen Bijgebouwen
Bestaande Toegestane Bestaande
Oppervlakte Uitbreiding Totale oppervlakte Oppervlakte
89 130 m² 20 m² 150 m² -
89a 130 m² 20 m² 150 m² -
90 78 m² 25 m² 103 m² 15 m²
93 88 m² 25 m² 113 m² 7 m²
94 240 m² - 240 m² -
94a 141 m² 9 m² 150 m² -
94b 250 m² - 250 m² -

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Situering En Begrenzing Plangebied

Het plangebied omvat de rivieren de Rijn en de IJssel met uiterwaarden in de gemeente Arnhem. Voor wat betreft de Rijn betreft het plangebied voornamelijk de zuidoever en uiterwaarden, de rivier zelf en de Rosandepolder. Bij de IJssel betreft het de westelijke oever en de westelijke helft van de rivier. Vanwege toekomstige ontwikkelingen in de gebieden Stadsblokken en Meinerswijk is gekozen deze gebieden niet in dit bestemmingsplan op te nemen. Voor deze ontwikkelingen zal een apart bestemmingsplan worden opgesteld, gebaseerd op de gebiedsvisie 'Stadsblokken - Meinerswijk'.

De exacte begrenzing is op de plankaart en in figuur 1.1 weergegeven. Het gebied wordt gekenmerkt door de functies water, natuur en landbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.767-0301_0001.png"
Figuur 1.1: Ligging plangebied

1.2 Aanleiding En Doel

Het bestemmingsplan 'Rivierzone' – de voorloper van dit plan – is door de raad vastgesteld op 30 november 2009.

Het plan is op 16 juli 2010 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. Daarbij zijn echter drieëntwintig woonschepen buiten goedkeuring gehouden. Deze schepen waren vanwege hun oppervlakte (groter dan 150 vierkante meter) onder het overgangsrecht geschaard, ook wel 'wegbestemd' genoemd. Omdat de gemeente niet had aangegeven hoe er omgegaan zou worden met deze strijdige situatie (bijv. door uitkoop of handhaving), hebben GS geoordeeld dat de regeling geen recht deed aan de feitelijke situatie en dat daarom geen goedkeuring gegeven kon worden. Deze schepen zijn in dit plan positief bestemd op hun huidige omvang.

Naast het positief bestemmen van de oppervlaktematen van de drieëntwintig woonschepen, is afgesproken om ook de maatvoering voor de hoogte- en breedtemaat volgens de huidige situatie over te nemen. Waar deze 23 woonschepen de standaardwaarden met betrekking tot de bouwhoogte van woonschepen overschrijden, zijn deze nu ook bestemd conform de feitelijke situatie (zie ook paragraaf 6.3.8). Van overschrijding van de maximale breedtemaat (8 meter) is niet gebleken. De onbebouwde overstekken worden niet meegerekend bij het meten van de breedte en daarmee vallen de bestaande situaties binnen de gestelde 8 meter.

Op 31 augustus 2011 is er uitspraak gedaan op twee beroepsschriften tegen het bestemmingsplan 'Rivierzone' door de Raad van State. Daarbij is goedkeuring onthouden op twee punten: een deel van de natuurbestemming op de Koningspleij en de bestemming woonschepen in de Haven van Coers. De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente om na onthouding van goedkeuring voor reparatie te zorgen. Het doel van de herziening van het bestemmingsplan is mede om hier invulling aan te geven.

Op de valreep is er nog een aanleiding toegevoegd aan de herziening van dit bestemmingsplan. Op 25 juni 2012 is op de nota "Woonschepen op ongewenste locaties" na amendement besloten om een aantal ligplaatsen toe te voegen c.q. gewenst te verklaren. Dit besluit is in dit bestemmingsplan verankerd en eveneens opgenomen in de bijlage van de toelichting (zie bijlage 1). In dit besluit is eveneens opgenomen dat onderzoek verricht moet worden naar de mogelijkheden om nieuw ligplaatsen in de Defensiehaven, de Rosandepolder en aan de Westervoortsedijk te creëren; zie hoofdstuk 3.

Bij uitwerking (Stad en Rivier) van de Structuurvisie 2012 zal gekeken worden welke keuzes voor de lange termijn gemaakt worden. Daar zal ook een uitspraak gedaan worden over de wenselijkheid van het aantal en de omvang van nieuwe woonschepen.

1.3 Opzet Bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

Deze herziening is erop gericht om de woonschepen met de juiste maatvoering positief te bestemmen en daarmee het bestemmingsplan compleet te maken. Daarnaast is de bestemming op Koningspleij conform de uitspraak van de Raad van State aangepast en zijn de woonschepen in de Haven van Coers ook nu positief bestemd.

Daarnaast is ten behoeve van de vestiging van een scheepsreparatiebedrijf in de Nieuwe Haven een daarbij passende bestemming opgenomen.

Een bestemmingsplanherziening kan – gezien de eisen van de Wro – alleen volgens de SVBP (standaard vergelijkbaarheid bestemmingsplannen) worden vormgegeven. Daarom is het nodig de gehele plankaart volgens de nieuwe methodiek in te richten en de voorschriften om te zetten in regels. Dit plan is conform de Wro vormgegeven volgens landelijke standaarden (IMRO 2008). IMRO 2008 geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels. Daarbij verandert er overigens inhoudelijk niets.

Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wabo, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.

1.4 Geldende Plannen

Het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Rivierzone 2013' is een algehele herziening van de het geldende bestemmingsplan 'Rivierzone'; vastgesteld op 30.11.2009 en goedgekeurd op 16.07.2010.

De Rijnkade, voor zover de kademuur verlaagd wordt in het kader van de Rijnboog-plannen buiten dit bestemmingsplan gehouden. Het bestemmingsplan 'Rijnboog Nieuwstraat e.o.' zal voorzien in de beschrijving en bestemming van deze gronden.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Inleiding

Arnhem is ontstaan als een bescheiden nederzetting op het kruispunt van twee handelswegen bij de samenvloeiing van de Jansbeek en de Molenbeek. De hoofdstroom van de Nederrijn had toen een meer zuidelijke loop. In de 16e eeuw werd de rivier naar de stad verlegd doordat men op last van de Hertog van Gelre een nieuwe bedding groef ten zuiden van de toenmalige stadsmuur. Ten gevolge van de nieuwe rivierloop werden Stadsblokken en zuidelijker gelegen gebieden van de stad gescheiden. De stad begon vanaf het midden van de 19e eeuw flink te groeien en kreeg langzamerhand een echt rivierfront. Tegenwoordig kan men de Nederrijn kenschetsen als een landschappelijk element van formaat dat dwars door de stad loopt.

De rivierzone van Arnhem betreft het stroomgebied van de Nederrijn en de IJssel (tot en met de bandijken). Verder wordt het gebied begrensd door het stedelijk gebied van Arnhem-Noord en -Zuid. Hoofdfuncties zijn waterberging en natuur; het gebied is onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS); recreatie is een nevenfunctie. In de beroepsvaart speelt de riviercruise-vloot een belangrijke rol.

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Omdat het een bestemmingsplan voor een bestaand gebied is, zal dit hoofdstuk voornamelijk ingaan op de huidige ruimtelijke structuur.
Het doel van dit bestemmingsplan is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in het gebied kunnen worden getoetst. Uitgangspunt hierbij is dat de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied worden gewaarborgd en zo mogelijk versterkt.

2.2 Deelgebieden

Het plangebied is opgebouwd uit meerdere delen die nogal van elkaar verschillen. Van west naar oost gaande zijn de volgende deelgebieden te onderscheiden:

  1. 1. uiterwaarden van Schuytgraaf;
  2. 2. Rosandepolder;
  3. 3. Malburgse uiterwaarden;
  4. 4. Koningspley;
  5. 5. IJsseloordse uiterwaarden.

De uiterwaarden van Schuytgraaf behoren sinds 1 januari 1995 tot de gemeente Arnhem. Voordien behoorde dit gebied tot de gemeenten Heteren en Els (nu Overbetuwe). Deze grensverlegging is tot stand gekomen ten behoeve van de nieuwbouw van de Vinex-wijk Schuytgraaf.

De buitendijkse gronden zijn visueel en functioneel een landschappelijk fraaie eenheid met de er tegenover liggende uiterwaarden van Oosterbeek (gemeente Renkum), die door de dichtbegroeide stuwwal gedomineerd worden. Opvallend is dat de zeer brede Oosterbeekse uiterwaarden vrij dicht begroeid zijn met meidoorn, knotwilgen e.d.; terwijl de uiterwaarden van Schuytgraaf voornamelijk bestaan uit grasland. De achter de Drielsedijk gelegen boerderijen en hun agrarisch gebied doen mee in het landelijke beeld.
Verdere opvallende blikvangers zijn de hooggelegen spoorbrug over de Rijn, hoogspanningsmasten, de SEP-toren en een windturbine.
De afgraving van het noordelijke spoortalud heeft de breedte van de Rijnbedding zichtbaarder gemaakt. Deze afgraving vond plaats in het kader van de beleidslijn "Ruimte voor de Rivier", om de doorstroming te verbeteren. De spoorbrug vormt de karakteristieke begrenzing met de polder Meinerswijk, die geen onderdeel is van het plangebied.

Meinerswijk vormt een landschappelijke eenheid met de aan de overzijde van de Rijn gelegen Rosandepolder. Het in oppervlak geringe Arnhemse deel hiervan bestaat hoofdzakelijk uit de helft van een waterplas met daarin gelegen woonboten. De beide uiterwaardpolders hebben een belangrijke waterstaatkundige functie als waterberging van de Rijn. Bij een lage waterstand vormen ze een nat en droog natuurgebied; bij hoge waterstand van de rivier staat het grootste deel van beide gebieden onder water.
Aan de zuidoever van de Rijn tussen Mandelabrug en de John Frostbrug vormen de strandjes en de bosschages aan een opvallend contrast met het historische stadscentrum aan de overzijde. Arnhem-Zuid is vanaf de Rijnkade niet zichtbaar.

De Haven van Coers, gelegen tussen de Nelson Mandela- en de John Frostbrug, vormt een met bomen omzoomde woonboten-enclave.

De Malburgse uiterwaarden bestaan uit een reeks natuurlijke graslanden, tussen dijk en rivier en zijn uitloopgebied voor Malburgen. De eerste fase van de herinrichting van de uiterwaard van Bakenhof in de vorm van een dijkverlegging, die inmiddels in 2001 is uitgevoerd, heeft ca. ha. nieuwe natuur toegevoegd. Sinds 2004 is natuurontwikkeling en recreatief medegebruik door de inrichting van de Natuur- en Speeluiterwaard Bakenhof in gang gezet.

Door de havenactiviteiten en rommelige bebouwing aan de stenige noordoever worden deze uiterwaarden visueel beïnvloed. De John Frostbrug is dominant aanwezig, evenals de toren van de Eusebius kerk en het Stadskantoor. De recente dijkverlegging heeft ter hoogte van De Bakenhof een "flessenhals" in het rivierensysteem opgeheven. De doorstroming en waterberging zijn hierdoor flink vergroot. Het langs de rivier aangelegde fietspad maakt recreatief medegebruik mogelijk. Bij hoogwater verdwijnt dit onder de golven; dit maakt mede de rivierdynamiek duidelijk. Het gebied heeft een landschapsecologische inrichting gekregen conform de rivierenrichtlijn, in de vorm van een 2e stroombaan met natuurlijke graslanden.

Het plangebied volgt oostwaarts, aan de andere oever van de Rijn, een agrarisch gebruikte landtong bij het industriegebied Kleefsewaard. Deze vormt de scheiding tussen rivier en haven. De huidige Akzo-haven is gesitueerd op de oorspronkelijke loop van de IJssel. Dit gebied gaat via het talud van de Pleybrug over in de Koningspley. Deze agrarische grond ligt aan de splitsing van Rijn en IJssel, met een boerderij op de uiterste punt. De waterscouting Miguel Pro heeft in de nieuwe haven haar tijdelijke onderkomen met steiger, clubhuis en boten.
De openheid van het rivierenlandschap met zijn grote maten, in combinatie met de landelijke sfeer maken dit een gebied met een zeer bijzondere uitstraling. Het ligt buiten de stedelijke invloed; Arnhem lijkt hier ver weg.

De Koningspley gaat aan de oostzijde over in de IJsseloordse uiterwaarden langs de IJssel. Aan de oude Veerweg naar Westervoort ligt nog enige scheepsbouwbedrijvigheid. Het is het gebied met de spoor-, auto- en fietsbruggen naar Westervoort enerzijds en de brug van de A12 anderzijds. In de Nieuwe Haven zijn twee drijvende scheepsreparatiebedrijven gevestigd. De uiterwaardgronden zelf hebben een agrarisch gebruik. Het rivierenlandschap wordt hier aan beide zijden door binnendijkse bedrijventerreinen gedomineerd; het bedrijventerrein IJsseloord II kenmerkt zich door een forse kegelvormige heuvel en moderne gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.767-0301_0002.png"
Figuur 2.1: Deelgebieden

2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur

2.3.1 Geologische vorming, bodem, reliëf

Algemeen
Het rivierenlandschap is het gebied tussen de dijken. Het ontstaan en de vorming ervan lopen parallel aan die van de Betuwe. Het vormt van oorsprong in feite een eenheid met het Betuwelandschap. Door bedijking zijn deze twee echter in de loop der tijd min of meer los van elkaar komen te staan. Het rivierenlandschap kent van nature een grote dynamiek, het is in meerdere opzichten afwisselend. Een natuurlijke rivier vormt een meanderend stelsel met hoofd- en nevengeulen; er liggen zandbanken, eilanden en opwassen. Er treden grote verschillen op in waterstand; bij extreme toevloed van water vinden doorbraken plaats, verleggen bochten zich en worden nieuwe gebieden ingesneden. Tijdens minder waterrijke perioden slibben zij-armen dicht, en verzanden oude beddingen. Moerassige rietlanden, ooibossen, kreken, stranden e.d. ontstaan en verdwijnen dikwijls weer. Kenmerkend voor gebieden die door rivieren zijn gevormd is doorgaans de aanwezigheid van oeverwallen, komgronden en overslaggronden.

Een rivier als de Rijn krijgt regelmatig grote waterhoeveelheden te verwerken. Vooral in vroeger tijden, toen er nog geen dijken bestonden, betekende dit, dat grote gebieden onder water kwamen te staan. Het stromende water van de rivier sleept permanent vanuit de gebergten een grote hoeveelheid geërodeerd materiaal met zich mee, dat zowel uit grind en zand als uit heel fijne deeltjes bestaat (slib).
Treedt de rivier buiten zijn oevers, dan zal eerst het grove en zware materiaal bezinken; dit komt dichtbij de bedding terecht. Deze afzettingen vormen de oeverwallen. Door hun grovere structuur zijn deze gronden later goed waterdoorlatend. De fijnere in het water opgenomen slibdeeltjes blijven langer zweven en zetten zich op grotere afstand van de rivier af. Zij vormen de komgronden: een zware, weinig water doorlatende klei. Overslaggronden worden na een dijkdoorbraak afgezet rond de plek waar deze doorbraak plaatsvond. Deze gronden kunnen heel anders van samenstelling zijn dan het reeds aanwezige bodemmateriaal.

Naast deze natuurlijke dynamiek heeft de mens vanaf vroege tijden ingegrepen in dit vruchtbare, maar onberekenbare land. Eerst door te gaan wonen op de hogere delen (bijv. op rivierduinen of op terpen) en later door met behulp van dijken grote gebieden hoogwatervrij te houden. Op de buitendijkse gronden werd vee geweid en klei gewonnen; binnendijks werden de hoger gelegen en zandige gebieden - de oeverwallen - benut voor tuinbouw, boomgaarden en als vestigingsplaats. De lager gelegen komgebieden boden ruimte voor veeteelt.
Het huidige rivierenlandschap is daarmee het resultaat van eeuwenlange menselijke strijd met het water; met daarbij aangetekend dat diezelfde mens er economisch grotendeels afhankelijk van was.

Bodemgesteldheid
Het gebied ten zuiden van de Rijn heeft een bijzonder afwisselende samenstelling van de bodem, die ook in het plangebied terug te vinden is. Deze opmerkelijke variatie is ontstaan door het hierboven beschreven ontstaansproces, zoals de opbouw uit een reeks van oeverwallen, komgronden en overslaggronden. Verder o.a. door afzetting van bodemmateriaal door het opdringende landijs in het Pleistoceen (de voorlaatste ijstijd) en het naderhand deponeren van zogenaamde spoelzanden - afkomstig van het Veluwemassief - in de rivierdalen toen het klimaat warmer werd. De Betuwse bodems zijn over het algemeen kalkrijk. Ten westen van Arnhem zijn alleen de gronden langs de zuidoever van de Rijn gevormd zoals hierboven beschreven; de noordoever bestaat uit weggeschuurde stuwwal.
De uiterwaarden in het plangebied, met name die van de IJssel, hebben grotendeels nog de oorspronkelijke opbouw, omdat daar in tegenstelling tot Meinerswijk weinig tichelactiviteiten hebben plaatsgevonden.

Reliëf
De uiterwaarden zijn hoofdzakelijk vlak. Op microniveau zijn er hoogteverschillen, gevormd door het dynamische riviermilieu. Greppels verdelen de gronden in verschillende percelen.
In de Rosandepolder wordt het reliëf gevormd door dijken en de hoger liggende weg.

2.3.2 Water

Oppervlaktewater
In het plangebied komen twee types oppervlaktewater voor, ten eerste de rivieren Nederrijn en IJssel met zijtakken (de havens) en ten tweede de Slijpbeek. In het plangebied zijn de rivieren Nederrijn en IJssel het belangrijkste onderdeel. Het rivierdeel binnen dit plangebied is maar een klein deel van het gehele stroomgebied van de Rijn en moet aansluiten bij beneden- en bovenstroomse delen.
Binnen het plangebied ligt een belangrijk splitsingspunt van de rivier; de IJsselkop. De combinatie van dit splitsingspunt met de verder westelijk gelegen stuw bij Driel speelt een belangrijke rol bij de waterverdeling over de beide riviertakken.

De Nederrijn en de IJssel

Van nature is de Rijn in Nederland een vlechtende rivier. Door inperken van de stroomvlakte het uitdiepen van vaargeulen en het bedijken van de iets hoger gelegen gebieden is dit karakter verloren gegaan. Toch heeft de rivier nog de neiging om zich over de stroomvlakte te “verplaatsen”. Om dit tegen te gaan is de rivier voor het grootste gedeelte voorzien van kribben of harde oevers.
Binnen het plangebied bevinden zich drie verbindingen over de rivier; de John Frostbrug, de Nelson Mandelabrug en de Andrej Sacharovbrug.
In gewone situaties stroomt de rivier in de zomerbedding, de watervoerende geul waar onder andere de scheepvaart in plaats vindt. Bij hoogwater zal de rivier buiten het zomerbed treden en de uiterwaarden onder water zetten. Het zomerbed plus de uiterwaarden worden samen het winterbed genoemd. De grens van het winterbed wordt in Nederland over het algemeen gevormd door de winter- of bandijken.
Het onder water lopen van de uiterwaarden is goed zichtbaar in de Groene Rivier en op de Lage Kade langs het centrum. Bij een waterniveau iets hoger dan 11 m. + N.A.P. wordt er water zichtbaar in de Groene Rivier en staan de laagste delen van de Lage Kade onder water. Dit niveau wordt gemiddeld eens per jaar bereikt. Als het water nog iets verder stijgt dan verandert de Groene Rivier in een meestromende riviergeul ofwel een blauwe rivier.
De Groene Rivier begint net ten oosten van de John Frostbrug en stroomt door een laagte in de uiterwaarden boven Malburgen naar Meinerswijk. Net voor de spoorbrug Arnhem-Nijmegen stroomt de Groene Rivier weer in de Nederrijn.

Langs het industriegebied Kleefse Waard ligt nog een haven die van de rivier gescheiden wordt met een landtong; de Nieuwe Haven. De havenmond bevindt zich aan de Westervoortsedijk. Bij hoogwater komt ook de landtong onder water te staan.
Deze gemeentelijke haven is in gebruik als aanmeerplaats voor vracht- en cruiseschepen. Op de hoek van de Westervoortsedijk en de Nieuwe Havenweg is een jachthaven gesitueerd. In de Nieuwe Haven zijn twee scheepsreparatiebedrijven gevestigd. Voor de waterscouting Miguel Pro is een ontheffing verleend.

Slijpbeek

De Slijpbeek stroomt in haar benedenloop nog door het plangebied. De Slijpbeek is een SED-beek die ontspringt op het landgoed Mariëndaal en via het voormalige KEMA-terrein naar de uiterwaarden stroomt. Vanaf de Slijpbeekweg vormt de beek ook de gemeentegrens. De Slijpbeek is de enige Arnhemse beek met vrije uitstroming in de rivier.

Grondwater
Het grondwater in het plangebied staat onder sterke invloed van het rivierpeil. Bij een normaal rivierpeil hebben de rivieren een drainerend effect op het omliggende gebied, dat wil zeggen dat het ondiepe grondwater richting het zomerbed van de rivier stroomt. Bij een stijgend rivierpeil zal de richting van de grondwaterstroming veranderen en van de rivier afstromen wat tot kwel in de binnendijkse gebieden leidt.

Voor het diepe grondwater (het 1e watervoerende pakket) is er een verschil tussen de Nederrijn en de IJssel. Bij de Nederrijn stroomt het diepe grondwater voor het grootste deel onder de rivierbedding door en komt als kwel aan het oppervlak in de Betuwe. Dit in tegenstelling tot de IJssel waar de rivier een sterk drainerende functie heeft op het grondwater.

Aan de noordoostzijde van Malburgen valt een klein deel van het plangebied binnen de 25-jaarszone van het grondwaterbeschermingsgebied van het pompstation Ir. H Symons.

Regen- en afvalwatersysteem
Het grootste deel van het plangebied is onverhard waardoor het hemelwater direct in de bodem infiltreert of in het oppervlaktewater valt.
Daarnaast wordt het gebied nog beperkt gebruikt voor bewoning en bedrijvigheid. De woningen en bedrijfspanden in het plangebied zijn gedeeltelijk aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel. Dit geldt voor de woonarken langs de Boterdijk en Onderlangs en voor de woningen in de Praets.
Daarnaast zijn er ook nog panden die niet aangesloten zijn op de riolering.

Waterkering
Het uiterwaardengebied is voor het grootste gedeelte omsloten door een technische waterkering in de vorm van kademuren of winterdijken. Een uitzondering hierop is de noordelijke oever ten westen van het Rijnhotel. Het maaiveld loopt hier zo ver omhoog dat er zonder technische waterkering geen kans is op inundatie; dit worden de `hoge gronden' genoemd. De keur van het waterschap op de waterkering is hier dan ook niet van toepassing. De hoge gronden' zelf vallen buiten het plangebied.
De technische waterkeringen vormen voor een groot deel de grens van het plangebied:

  • zuidelijke oever: de gehele zuidelijke rand van het uiterwaardengebied tussen de gemeentegrenzen
  • noordelijke oever: waterkering vanaf het Rijnhotel tot aan de gemeentegrens op rijksweg A12. De waterkering tussen het Rijnhotel en de Andrej Sacharovbrug valt zelf buiten het plangebied

2.3.3 Landschap

Het gebied ten noorden van de Nederrijn is een stuwwallenlandschap, een onderdeel van het Veluwemassief. De stuwwal van Arnhem raakt bij Onderlangs aan de rivier en geeft het unieke hoogteverschil weer. Het plangebied van dit bestemmingsplan behoort tot het rivierenlandschap. Achter de dijken van Arnhem-Zuid ligt het polderlandschap van de Betuwe.
De aanwezigheid van de stad bepaalt het Arnhemse deel van het rivierengebied. In het verleden maakten uiterwaarden plaats voor industrieterreinen, scheepswerven en havenactiviteiten, met bijbehorende los- en laadkaden. Aan de zuidkant werd een groot uiterwaardgebied ingedijkt en als woongebied ingericht. Ter verbinding werden er bruggen gebouwd waar eens een pontje dienst deed.
Andere delen van het rivierenlandschap ondergingen minder veranderingen en zien er nog vrijwel hetzelfde uit als vroeger, met name die welke wat verder van de stad gelegen zijn. De oude landschapsstructuren met zomer- en winterdijken zijn daar nog intact.
Opvallend is dat vanaf Arnhem-Noord de rivier en Arnhem-Zuid slechts op enkele uitzichtspunten goed bekeken kunnen worden. Woonschepen, huizen en opgaande beplantingen belemmeren veelal het zicht. Alleen vanaf Boterdijk, Rijnkade, Nieuwekade en Westervoortsedijk is een goed zicht op de rivier mogelijk.

Vanaf Arnhem-Zuid is de rivier alleen vanaf de dijken zichtbaar.

2.3.4 Ecologie

Ecologische gebiedsbeschrijving en bekende natuurwaarden

De rivierzone wordt in het groenplan bestemd als natuurkern. De rivier met uiterwaarden vormt een dynamisch gebied, met (ruige) graslanden, struwelen, bossen, water en oevers. Soorten als kwartelkoning en amfibieën komen hier voor. In dit uiterwaarden gebied komen veel diergroepen voor, waaronder relatief bijzondere soorten zoals aardaker, kwartelkoning, ijsvogel, kamsalamander en veel soorten vleermuizen. Het gebied is vooral waardevol vanwege de mogelijkheden die het biedt voor dieren die een uitgestrekt, aaneengesloten gebied als habitat hebben.
Ook voor dieren die specifieke eisen aan hun leefgebied stellen, is het gebied van speciaal belang. Hierbij valt te denken aan factoren als rust, dekking, voedselbronnen, uitwisseling met andere populaties.
De noordzijde van het plangebied bestaat uit een stedelijke wand van bebouwing met een herkenbare en passende enkele bomenrij op de kades. De boomsoort is afhankelijk van de omgeving en van de onderlegger: de linde in het stadscentrum en op de stuwwal, de populier in het poldergebied. Tussen de bomen is het stedelijke gebied met hoogwaardige verblijfsruimten aan de rivier. Ter plaatse van Park Onderlangs raakt de stuwwal de rivier. Het reliëf en de panorama's zijn unieke kwaliteiten.
Aan de zuidzijde ligt de dijk als een groene wand met stedelijke accenten. De uiterwaarden liggen vooral aan de zuidzijde van de rivier. Alleen aan de IJssel en ter plaatse van de Rosandehaven liggen de uiterwaarden noordelijk van de rivier.
Voor de uiterwaarden van de IJssel ligt de nadruk op behoud van de huidige situatie (agrarische functie) met in de toekomst meer ruimte voor de natuur. Er ligt een ambitie om te onderzoeken of het mogelijk is een attractieve route via Koningspleij en Kleefse waard naar het centrum te realiseren zodat een rondgang langs de rivier wordt volmaakt.

De dijkverlegging van Bakenhof heeft geresulteerd in een natuurspeel-uiterwaard met meer ruimte voor water, natuur en recreatie.

Natuurwaarden in het rivierengebied
De ecologische waarde stijgt boven het niveau van de gemeente uit. Het is onderdeel van de EHS en de Natura 2000 gebieden. Het gebied is:

  1. 1. een natuurkern met ooibossen, moeras, grasland en open water;
  2. 2. een aaneengesloten leefgebied voor grote fauna;
  3. 3. een leefgebied voor bijzondere vogelsoorten;
  4. 4. een gebied met natuurzones en stapstenen voor ringslang en kamsalamander.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het ruimtelijk beeld in relatie tot de ecotopen, de bijbehorende vogelgroepen en de effecten op de doorstroming.

ruimtelijk beeld ecotoop ecotoop karakteristieke vogelgroepen ruwheidsklassen voor waterdoorstroming
Open water open water dodaarsgroep
slobeendgroep
ijsvogelgroep
open water
strandjes Strandpleviergroep Zand
slikkige oever
moeras riet
waterrietvogels
moeras
riet
zegge Zegge
grazige vegetatie grazige vegetatie zomertalinggroep
grutto groep
veldleeuwerikgroep
grasland natuurbeheer
ruigte ruigte Ruigte
half open doornige struwelen doornige struwelen
bosrand struweelvogels
struwelen/ struiken
zachthout struwelen zachthout struwelen
Dicht zachthout bos zachthout bos bosrand struweelvogels
appelvinkgroep
holenbroeders
zwartkopgroep
Ooibos
hardhout bos hardhout bos

Van het rivierengebied is geen inventarisatie van alle soortgroepen bekend.
Onderstaand een overzicht van de bekende waarnemingen in het uiterwaardengebied van Arnhem. Van het gebied van de IJssel zijn nagenoeg geen waarnemingen bekend.

Gebied soortgroep aantal soorten aantal territoria aantal rode lijst soorten Bron
Groene Rivier/ Bakenhof vogels 24 88 4 Vogelwerkgroep 2000
incl. dijk en park Malburgen flora 327 7 KNNV 1996 / 2005
Koningspley vogels 16 35 Vogelwerkgroep 2002 / provincie Gelderland
flora 297 8 KNNV 1990-1991
IJssel vogels 21 58 2 Vogelwerkgroep 2002 / provincie Gelderland
flora


De flora van de dijk bij Malburgen en rivieroever zijn uitermate rijk. De soorten aan de rivieroever zijn gebonden aan de zandstranden en kribben. Op de dijk zijn duidelijk soorten van het rivierenlandschap aanwezig en bij continuering van verschralingbeheer en verbetering van de bezonning zal de ontwikkeling doorzetten. Van de 121 soorten zijn er 23 met een zeldzaamheidswaarde. Tevens is het aantal soorten behorende tot de pleviergroep groter.
Duidelijk zichtbaar in de winterperiode zijn de ganzen, die grazen in het gebied ten zuiden van de Koningspley. Langs de IJssel en ter hoogte van Schuytgraaf is nog agrarisch gebruik.

Vegetatie
Water en oever
Bij de Bakenhof is een nevengeul gegraven en in de Rosandepolder ligt een groot water, dat in open verbinding staan met de Rijn. Gemeenschappen van Glanzig fonteinkruid en gemeenschappen van Witte waterlelie en Gele plomp komen hier voor. Aan de oever van de Rijn en IJssel groeit echte kruisdistel en grote kaardebol en zwanebloem .

Graslanden
Het gebied bestaat uit verschillende soorten graslanden met een verschillend beheer en structuur. In het gebied van de Bakenhof is momenteel een extensief begrazingsbeheer in gang gezet. De graslanden zijn structuur- en soortenrijk (van kort afgegraasd gras tot ruigtes). De graslanden in de overige gebieden worden nu nog intensief begraasd en zijn structuur- en soortenarm. Rode lijst soorten (min of meer bedreigde soorten) die zijn waargenomen, zijn klein vlooienkruid, bieslook, Engelse alant, kleine pimpernel, zacht vetkruid, wilde marjolein. Daarnaast zijn zeldzame soorten aangetroffen zoals, smalle aster, kleine aster en slijkgroen. De grote kaardebol groeit in meer ruigere graslanden in de meer natte delen groeit lange ereprijs
Markant voor het rivierengebied zijn de bloemrijke bermen met hun eigen stroomdalflora, zoals cichorei en kattedoorn. Afhankelijk van het aandeel bomen langs de dijk en het beheer heeft deze vegetatie zich kunnen ontwikkelen. In de dijkzone aan de Eldenseweg – Batavierenweg – Drielsedijk is aardaker en goudhaver (rode lijst soort), grasklokje, grote centaurie, grote ratelaar en melige toorts gevonden.

Bossen en struwelen
De bossen in het plangebied zijn verschillend qua ouderdom en samenstelling, met ooibos en wilgen-, sleedoorn- en meidoornstruwelen. Aan randen van de bossen groeit gewone vogelmelk en rapunzelklokje.
In het kader van het versterken van de natuurwaarden zijn bij de inrichting en het beheer de "Potentiële Natuurlijke Vegetaties" richtinggevend. De sleedoorn is onder andere belangrijk voor sleedoornpage.

Fauna
Vogels
Van broedvogels is een vlakdekkende inventarisaties gedaan tussen 1995 tussen 2007. In het plangebied zijn diverse vogelsoorten waargenomen, die broeden op het Water (fuut, wilde eend, slobeend, wintertaling, zomertaling, meerkoet, kuifeend), in oevervegetatie (rietgors, kleine karekiet, bosrietzanger, gele kwikstaart), in graslanden (kievit, kleine plevier, tureluur, oeverloper, grauwe gans, scholekster, wulp), in ruigte (fazant, patrijs), in holen in grond (bergeend, oeverzwaluw), in struwelen (grasmus) en in bomen, o.a. in zuidpunt Koningspley (buizerd, zwarte kraai, holeduif). De boerenzwaluw, witte kwikstaart broedt in de boerderij in de zuidpunt van Koningspley. De oeverzwaluw broedt in de rand van de oever van de Rijn bij de Malburger Haven. De uiterwaard heeft voor een deel ook betekenis als slaapplaats o.a. voor wulpen, omgeving IJsselkop en landtong.

Amfibieën
In het gebied komen kleine watersalamander, bruine Kikker, rugstreeppad, gewone pad en groene kikker (complex) voor. De soorten komen voor in natte delen van de uiterwaard. De Kamsalamander komt voor in de uiterwaard nabij de spoorbrug. Er zijn diverse overwinteringsplekken voor amfibieën, waaronder de wateren, ruigtes en dijkzone.

Zoogdieren
In het gebied komen watervleermuis, meervleermuis, rosse vleermuis, gewone dwergvleermuis en laatvlieger voor. Deze soorten foerageren in de uiterwaarden boven water en graslanden. De soorten verblijven in Arnhem Noord. Bekende verblijfplaatsen zijn KEMA-terrein en omgeving en parken Sonsbeek en Zypendaal en Park Angerenstein. Vanaf deze plekken vliegen ze naar de uiterwaarden, over zogenaamde vliegroutes. Bekende vliegroutes zijn de Holleweg in de wijk Hoogstede, over de wijk Presikhaaf, hoek Westervoortsedijk / Nieuwe Kade richting Malburgen (Pimpernelstraat), J. Frostbrug en Burgemeesterskwartier.

Verder zijn waarnemingen bekend van haas en konijn in de uiterwaard. De dijkzone vormt geschikt leefgebied voor de veldmuis en mogelijk de huisspitsmuis. Daarnaast is de bunzing als verkeersslachtoffer langs de Eldense weg aangetroffen. Het leefgebied van de bunzing strekt zich waarschijnlijk uit tot het hele plangebied.

Beschermde soorten
Samenvattend zijn, voor zover bekend, er in het plangebied 19 broedvogelsoorten, 15 vaatplantsoorten, 6 amfibieënsoorten en 8 zoogdiersoorten aangetroffen. Alle soorten zijn beschermd conform de Flora- en faunawet 2002. De vogels zijn tevens beschermd conform de EU Vogelrichtlijn. Daarnaast zijn 6 soorten tevens beschermd conform de EU Habitatrichtlijn Bijlage 4. Noot daarbij is dat de vleermuizen alleen in het plangebied foerageren.

Belemmeringen
Het oorspronkelijke natuurlijke milieu is sterk aangetast door de dijkaanleg en de daarmee samenhangende versmalling van het rivierensysteem (uiterwaard). De uiterwaarden werden agrarische graslandgronden. Hierdoor verdween overstromingsgebied en natuurlijk gradiënt en daarmee de soortenrijkdom en de vele structuren in de vegetatie. Daaraan gekoppeld verdween voor een groot deel aanwezige fauna. Op enkele plekken werd intensief gebruikte grond min of meer teruggegeven aan de natuur. Voorbeelden zijn de dijkverlegging bij de Bakenhof, waar de dijk in 2001, ca. 200 meter binnendijks werd verlegd, waardoor er meer ruimte voor de rivier en de natuur ontstond.
De uiterwaarden worden op enkele plekken doorkruist door bruggen en wegen. De waterdoorstroming en de migratie van flora en fauna wordt hierdoor belemmerd. Om de doorstroming te vergroten is sinds kort de spoorbrug bij de Rosandepolder vergroot, wordt er gekeken naar doorstroming in Meinerswijk en is de dijk bij de Bakenhof binnendijks verlegd. Op een enkele plek in het rivierengebied wordt gewoond. Onder andere zijn dit de woonboten in de Rosandepolder en aan de oever van de Rijn. Dit geeft een verstoring voor de aanwezige flora en fauna.

Natuur
Het algemene uitgangspunt is bescherming en verder ontwikkelen van een samenhangend natuurnetwerk en het ontwikkelen van de bestaande natuurwaarden en de daaraan ten grondslag liggende milieuomstandigheden. De gemeente streeft naar versterking van de natuurwaarden, veelal nog agrarisch gebied. Onder andere de uiterwaarden van de Koningspley en IJsseloord II zijn momenteel in gebruik als landbouwgrond. Het versterken van natuurwaarden in de uiterwaarden zorgt voor een samenhangend netwerk van natuur en water in de EHS.

Het rivierensysteem in Arnhem is smal. De buitendijkse dynamische systemen en de binnendijkse gedempte riviersystemen vullen elkaar aan. Voor het goed functioneren van de EHS zijn verbindingen en uitwisseling met het toekomstig park Lingezege noodzakelijk. Het grote groen in het zuidelijk stadsdeel zal in de vorm van groenblauwe lijnen een rol vervullen in het ecologisch netwerk. Met de realisatie van de Natuur Speeluiterwaard Bakenhof wordt de beschikbare ruimte voor doorgaande natuur vergroot. Hierbij wordt een balans gezocht voor verweving van natuur en recreatie.

Voor de Rosandepolder is in het kader van Ruimte voor de Rivier een herinrichtingsplan ontwikkeld, waardoor water en natuur meer kansen krijgen. Ook aan de zijde van Westervoort is rivierverruiming voorzien, waardoor ook de ruimte voor de natuur wordt vergroot. Het plan van Meinerswijk is voor een deel gerealiseerd. De doorwerking van Ruimte voor de Rivier zal maatwerk vragen in de balans tussen beplanting en waterdoorstroming. De zuidkant van de Koningspley en de uiterwaarden van de IJssel bieden potenties voor riviergebonden graslanden, zodat in combinatie met de Hondsbroeksche Pleij een eenheid ontstaat. Misschien zelfs mogelijkheden voor grote grazers.

Met de waterdoorstroming zal een balans gevonden moeten worden. Het is noodzakelijk dat het samenhangend stelsel van ecotopen, wat begraasd kan worden, aansluit op voldoende hoogwatervrije plaatsen.

De vermeerdering van aantal en omvang van woonschepen moet worden uitgesloten.

2.3.5 Archeologie en cultuurhistorie in het plangebied

Geomorfologie

Het plangebied ligt in het Arnhemse rivierengebied. Gedurende de ijstijd hebben hier rivieren in brede riviervlakten grof sediment afgezet en rivierterrassen gevormd. Aan het einde van de ijstijd zijn hier ook donken of rivierduinen ontstaan, door opgewaaid zand afkomstig van drooggevallen rivierbeddingen. Gedurende het Holoceen (10.000 v. Chr.-heden) warmde het klimaat op en nam de vegetatie toe. Rivieren gingen meer meanderen. Bij overstromingen werd op de oevers het zwaardere materiaal (zand) afgezet, terwijl de fijnere deeltjes (klei) langer in suspensie bleven en verder weg werden afgezet. Op deze wijze ontstonden langs rivieren hoog opgeslibde zandlichamen: de oeverwallen. Het tussen de oeverwallen in gelegen gebied lag lager en wordt als komgebied aangeduid. Hier kon zich door de natte omstandigheden ook veen ontwikkelen. Het geheel van rivierbedding en oeverwal wordt aangeduid als stroomgordel. Doordat een rivier in loop der tijden verschillende malen haar loop verlegt, ontstaat er in het rivierenlandschap een ingewikkeld patroon van stroomruggen die weer door latere afzettingen zijn afgedekt. Op het moment van bedijking in de Middeleeuwen kwam hieraan een einde. De rivier kon zich vanaf dat moment alleen maar binnen de dijken bewegen. Op momenten brak de rivier door de dijken, daarbij kolken vormend. Dergelijke dijkdoorbraken laten zich in de ondergrond kenmerken door hun zandige samenstelling; deze gronden worden overslaggronden genoemd.

Bewoningsgeschiedenis rivierengebied

Het rivierengebied tussen Arnhem en Nijmegen is reeds lange tijd bewoond. Dit heeft onder andere te maken met de diversiteit van het landschap. Op de hoger liggende, zandige oeverwallen kon men wonen en gewassen verbouwen, terwijl de lager liggende komgebieden geschikt waren voor het weiden van vee. Daarnaast boden de rivieren goede mogelijkheden voor transport.

De vroegste aanwijzingen voor menselijke activiteit in het Arnhemse rivierengebied stammen uit de Nieuwe Steentijd, meer specifiek uit de periode rond 4000 v. Chr. Het handelt hier waarschijnlijk om een jachtkamp dat in Schuytgraaf is aangetroffen, op een donk. Naast een jachtkamp zijn er op een rivierterras en stroomruggen tal van sporen uit de Bronstijd, IJzertijd, Romeinse Tijd en Vroege Middeleeuwen gevonden. Sporen van bewoning uit de Vroege Middeleeuwen zijn ook elders in Arnhem-Zuid aangetroffen, bijvoorbeeld ter hoogte van De Koppel. In de Rosandepolder, benoorden de Rijn, zijn tijdens baggerwerkzaamheden veel vondsten uit de Romeinse Tijd gedaan. Grenzend aan het plangebied, in Meinerswijk, ligt een castellum. Dit is een Romeins fort, gebouwd in het begin van de jaartelling. Het castellum had als doel de noordgrens van het Romeinse rijk te verdedigen. De grens liep deels door Meinerswijk; het samenstel van castella, wachttorens en wegen langs de grens wordt als limes aangeduid. Het plangebied ligt ten noorden van de limes.

Archeologische monumenten

In het plangebied liggen geen (beschermde) archeologische monumenten.

Archeologische waarden in het plangebied

In tegenstelling tot andere locaties in het Arnhemse rivierengebied (Stadsblokken, Meinerswijk) zijn er in het plangebied nauwelijks vindplaatsen bekend. Er ligt maar één bekende vindplaats, in de Rosandepolder. Hier is veel verspoeld Romeins materiaal gevonden. Wel zijn er hiernaast een aantal mogelijke vindplaatsen, gebaseerd op historisch kaartmateriaal en historische gegevens. Hiervan wordt vermoed dat er zich nog resten in de ondergrond manifesteren. De vindplaatsen zijn nader omschreven in de tabel. Dat er nauwelijks vindplaatsen zijn aangetroffen, hangt enerzijds samen met het feit dat in het plangebied geen archeologisch onderzoek plaats heeft gevonden. Anderzijds betreft het een rivierdynamisch en energetisch milieu. Dit kan ertoe hebben geleid dat aanwezige archeologische resten zijn geërodeerd of wellicht was de situatie te nat voor bewoning.

Het plangebied grenst onder andere aan Malburgen-Oost. Malburgen zelf betreft een nederzetting met kerk die teruggaat tot het begin van de 14e eeuw. De nederzetting moet worden gezocht bij de Bakenhofweg, waar de dijk een knik maakt. In 2007 is net ten zuiden van deze locatie een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd waarbij nederzettingssporen vanaf circa 1400 zijn aangetroffen. Een kaart uit 1586 toont het oude Malburgen, met buitendijks een kasteel dat als “Malenburg” is aangeduid. Dat kasteel kan door het Rijnwater verzwolgen zijn, maar kan zich ook nog net in het plangebied bevinden. Deze zone is archeologisch relevant.

Naast bovengenoemde zones nabij de oude nederzettingskern van Malburgen en in de Rosandepolder zijn er nog twee andere zones van belang. Dit betreft de Koningspleij, waar resten van schansen te verwachten zijn, en het westelijke deel van het plangebied. De Koningspleij wordt hieronder verder besproken. In het westelijke deel van het plangebied zijn er aanwijzingen dat daar een deel van de limes heeft gelopen. Indien dat juist is, kunnen er gerelateerde resten aangetroffen worden. Hierbij moet met name aan wegdelen worden gedacht.

Vindplaatsnummer Coördinaten Omschrijving Datering
22 192,357/441,918 steenfabriek Nieuwe Tijd
26 192,256/442,479 veerhuis Nieuwe Tijd
27 191,940/442,310 veerhuis Nieuwe Tijd
28 188,220/443,334 aardewerk Romeinse Tijd

Cultuurhistorie in het plangebied

De Rijn heeft met haar wisselende loop het landschap gevormd en gedomineerd. De rivier heeft in grote mate bepaald waar en hoe mensen in het gebied woonden en werkten. In de Romeinse tijd was de Rijn een belangrijke verbindingsroute en werd een weg aangelegd die de verschillende limesforten met elkaar verbond. Vanaf de 12de eeuw werden dijken aangelegd en gebieden langs de Rijn (Meinerswijk) ingepolderd. Hiermee begon een eeuwenlang gevecht met de Rijn. Dijken werden regelmatig doorbroken. Kolken en wielen herinneren hier nog aan.

Een deel van het plangebied wordt reeds op de Kaart van Jacob van Deventer (1558-1570) afgebeeld. De kaart toont meerdere Rijnstrangen. De meest noordelijke betreft de Rijnloop van tegenwoordig. Deze is in opdracht van de hertog rond 1530 gegraven. De andere Rijnstrangen geven de oude loop van de Rijn weer.

Het land heeft van de vroege middeleeuwen tot in de 19de eeuw vooral in het teken gestaan van landbouw en veeteelt. Een kaart van Nicolaas van Geelkercken uit 1655 toont dit fraai. Op de kaart zien we de Schipbrug (nabij de tegenwoordige Mandelabrug). Deze brug verving het veer tussen Arnhem en de Praets vanaf 1603. Verder is de Grift te zien, deze werd in 1610 aangelegd als trekvaart tussen Arnhem en Nijmegen (parallel aan de Eldenseweg). De Grift is inmiddels gedempt, maar grote delen van het oorspronkelijk tracé zijn nog goed herkenbaar. Kaartmateriaal uit de 19e eeuw toont diverse dijklichamen, verkavelingsstructuren en bij de Koningspleij de Veerweg met aan de zuidzijde bebouwing. In de tweede helft van de 19de eeuw werden fort Westervoort en fort Elden aangelegd. De forten vervulden in de landsverdediging een grote functie.

Rond 1875 ontstond in het rivierengebied een hele keten van steenfabrieken. Ze konden hun producten gelijk kwijt aan de overzijde van de rivier, want Arnhem was actief bezig met stadsuitbreidingen, sinds het aan het begin van de 19de eeuw verlost was van zijn vestingwerken. De klei voor deze bakstenen werd gegraven in de uiterwaarden. In Stadsblokken vestigde zich industrie, met als belangrijkste vertegenwoordiger (vanaf 1889) de Arnhemsche Stoomsleephelling Maatschappij (ASM). Rond 1900 was de ASM een van Arnhems grootse bedrijven.

Met de bouw van de eerste Arnhemse vaste brug in de jaren '30 kon de sprong over de rivier worden gemaakt.

Het plangebied is onlosmakelijk verbonden met de IJssellinie. Als antwoord op de vermeende Russische dreiging werden de Rijn en IJssel als verdedigingslinie ingericht. In 1951 begon men met de uitvoer van de IJssellinie. Dit onder strikte geheimhouding; het project werd aangeduid als “Noodbruggenpontonplan (NBPP) Betuwe”. In Arnhem, Nijmegen en Olst werden stuwen gebouwd die bij dreiging in de Rijn, Waal en IJssel konden worden afgezonken. Hierdoor konden de uiterwaarden worden geïnundeerd waardoor terreinen voor de vijand moeilijk begaanbaar werden. Een systeem van tankkazematten, vierlingmitrailleurs en zoeklichten moest de IJssellinie verdedigen. Deze werd op kunstmatige ophogingen aangelegd. Voor de inundatie en ex-inundatie is een complex van (overstort)dijken, doorlaatbruggen en sluizen aangelegd. De stuw in Arnhem lag in de zogeheten Defensiehaven. Van de IJssellinie zijn daar nog aanwezig het landhoofd, meerpalen, loodsen, fundering van het wachtgebouw en betonnen schuttingen. De IJssellinie is nooit daadwerkelijk in werking getreden.

Monumenten

In het plangebied liggen enkele beschermde rijks- en gemeentelijke monumenten:

Object Adres Status Opmerkingen
John Frostbrug Eusebiusbuitensingel 53, bij (191,037/443,071) Rijksmonument De opgangen van de JF brug zijn beschermd als gemeentelijk monument (net buiten plangebied)
Doorlaatbrug Gelderse Rooslaan, bij (188,299/442,617) Rijksmonument 1920 (deels buiten plangebied)
Doorlaatbrug Meginhardweg 55, Drielsedijk 1 Rijksmonument 1934 (deels buiten plangebied)
Spuisluizen Rijnkade ter hoogte van nr. 28 en nr. 143 2 rijksmonumenten
Grenspaal Drielsedijk 4 Gemeentelijk monument Net binnen of buiten plangebied?

Cultuurhistorische waarden

In het plangebied bevinden zich, naast bovengenoemde monumenten, meerdere objecten en structuren die als cultuurhistorisch (zeer) waardevol kunnen worden aangemerkt. Het gaat hierbij om:

IJssellinie

In het plangebied bevinden zich cruciale onderdelen van de IJssellinie:

  • Stuw (nr. 1. Invaar en afzinklocatie van de drijvende stuw. Aan de noordzijde zijn het landhoofd en de vloer van de sluis onder de doorlaatbrug nog aanwezig)
  • Defensiehaven (nr 2. Berghaven voor de drijvende stuw. Nog aanwezig, maar wel verland. Meerpalen voor de drijvende geleidebalk nog aanwezig. Rondom de haven onder neer verschillende loodsen voor opslag, een deel van de betonnen schutting en een wachtgebouw waarvan de fundering resteert)
  • Doorlaatsluis (nr. 7. Civiele doorlaatsluis met betonnen brugconstructie en stalen schuifluiken; beschermd als rijksmonument)
  • Doorlaatsluis (nr. 8. militaire doorlaatsluis met betonnen brugconstructie en stalen schuifluiken; bij hoog water nog functioneel; beschermd als rijksmonument)

Diverse onderdelen zijn in de loop de tijd verdwenen of slecht zichtbaar geworden (bijv. nr 20 en 22 opstelplaatsen). Buiten het plangebied bevinden zich meer onderdelen van de IJssellinie (tankkazematten, opstelplaatsen voor vierlingmitrailleurs en zoeklichten, (overstort)dijken, etc). De nummers verwijzen naar: “Overzicht en waardering Noodbrugpontonplan Object Arnhem”, SB4, 2005.

Cultuur-landschappelijk

  • oude dijken en kades (oa Drielse dijk)
  • de resten van de strekdam aan de noordzijde van de plaats, daar waar sinds de 13e eeuw een veerverbinding lag, en van 1603 tot 1934 de schipbrug
  • de resten van de 17e-eeuwse Grift (een kanaal van Arnhem naar Nijmegen)
  • Veerweg (naar Westervoort)

Net ten zuiden van het zuidelijk deel van het plangebied bevinden zich (de restanten van) enkele wielen en kolken.

Overige cultuurhistorische elementen

  • ASM haven (met gedeelte van de scheepshelling)
  • Spoorbrug Westervoort

Verder heeft de Limes (oude Romeinse grens) naar alle waarschijnlijkheid door het plangebied gelopen en kunnen net ten zuiden van de binnenstad sporen aangetroffen worden van vestingwerken (uit oa 1650 en 1730).

Fort Westervoort ligt net buiten het plangebied.

Waardering

IJssellinie

De restanten van de IJssellinie bij Arnhem zijn in hun samenhang van hoge militair-historische, cultuurhistorische en architectuurhistorische waarde:

- als onderdeel van de IJssellinie die zich uitstrekte van Nijmegen tot aan Kampen;

- als tastbare herinnering aan de tijd van de Koude Oorlog;

- als onderdeel van een technisch waterstaatkundig mega-project, dat vanaf 1950 in hoog tempo werd

opgebouwd en na 1963 werd afgebroken;

- als militair complex;

- vanwege het gebruik van beton en de toepassing van standaardontwerpen.

De afzonderlijke onderdelen zijn van waarde als ten dienste staand aan het gehele systeem en als

specifieke militair objecten uit de tijd van de Koude Oorlog, gebouwd volgens standaard ontwerp. Deze

onderdelen dienden voor:

- het stellen van de inundatie;

- het voorkomen van te hoge waterstanden;

- de verdediging van de waterstaatkundige werken tegen aanvallen uit het water, uit de lucht of vanaf

land.

Waardevol zijn in principe alle nog aanwezige elementen, aangezien zij samen het verhaal van het stuwcomplex vertellen. Bijzonder waardevol zijn die elementen die thans nog relatief gaaf en/of goed herkenbaar aanwezig zijn. In het plangebied geldt dat in ieder geval voor de stuw, de Defensiehaven,(overstort)dijken en de doorlaat sluizen.

Cultuur-landschappelijk

De aanwezige oude wegen, dijken en kades in het plangebied hebben cultuurhistorische waarde als zichtbaar bewijs van de ontstaansgeschiedenis van het gebied. Het aanlandpunt van de schipbrug is van cultuurhistorische waarde en gaat terug tot de 13de eeuw.

De Grift was in de 17de eeuw een belangrijke verbinding met Nijmegen (trekvaart). De Grift zelf is gedempt; de dijken van het kanaal groeiden echter al snel uit tot de belangrijkste verbindingsweg tussen Arnhem en Nijmegen. Het oorspronkelijk tracé van de Grift is nog over grote delen goed herkenbaar en als zodanig cultuurhistorisch waardevol.

Overige cultuurhistorische elementen

De limes(weg) verbond de Romeinse limesforten ten zuiden van de Rijn met elkaar. Onderzoek heeft uitgewezen dat de weg op verschillende plekken in en buiten het plangebied nog traceerbaar is. Het is een zeer belangrijke cultuurhistorische structuur van bovenlokale waarde. De Rijn vormde de (natte) noordgrens van het Romeinse Rijk.

De bruggen in het plangebied zijn van grote cultuurhistorische en architectuurhistorische waarde. In de jaren dertig werd een vaste brug aangelegd en waagde Arnhem de sprong over de rivier. De John Frostbrug zelf (en directe omgeving) heeft daarnaast ook grote internationale betekenis in het kader van de Slag om Arnhem. Het uitbreidingsplan voorzag ook in een overloop voor de rivier (de Groene Rivier). De doorlaatbruggen die hiermee samenhangend werden aangelegd, zijn cultuurhistorisch en architectuur-historisch waardevol en beschermd als rijksmonument.

De ASM haven is van belang vanwege als voorbeeld van de industriële ontwikkeling van Arnhem. Van de Arnhemse Scheepsbouw Maatschappij (ASM) resteren nog resten van een sleephelling en de haven.

De 19de eeuwse spuisluizen aan de Rijnkade zijn van cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van de afwatering van het in noordelijke richting sterk glooiende Arnhemse landschap, waarin waterstromen (waaronder de voor het ontstaan van Arnhem belangrijke Jansbeek) en rioleringen een weg zoeken naar de Rijn. Deze uitwateringssluis met gietijzeren heugelstang vormt een belangrijk voorbeeld van 19de eeuwse industrie en techniek.

2.3.6 Woonschepen

Wonen op het water is een vorm van wonen die als zodanig geen erkenning meer behoeft. Het is een volwaardige woonvorm: in ons waterrijke land niet meer weg te denken. Het is voor velen een zeer aantrekkelijke vorm van wonen. Ook Arnhem kent wonen op het water, al gedurende vele decennia, op verschillende locaties. Het geeft kleur aan de stad, maar vraagt ook om ordening. Deze behoefte heeft ertoe geleid, dat woonschepen als woonvorm en de ruimtelijke verschijningsvorm van het woonschip als ook de kwaliteit van de ligplaats onder de aandacht is gekomen. Er is voor gekozen om voor wonen op het water zoveel mogelijk dezelfde rechten en plichten te laten gelden als voor wonen op het land. Gelet op de specifieke woonvorm voor wonen op het water is het nodig bijzondere regels vast te leggen.

Door de raadswerkgroep Woonschepen is in januari 2003 een notitie Woonschepen uitgebracht waarin zes kaders zijn geformuleerd voor de door het college uit te werken nota Woonschepen.
In een door de raad op 13 oktober 2003 aangenomen motie werd nog eens expliciet het belang benadrukt om bij het uitwerken van het beleid op een positieve wijze de bewoners van woonschepen te benaderen en de door de raad geformuleerde kaders en aanbevelingen ter harte te nemen.

Het resultaat hiervan is verwoord in de notitie 'Woonschepen; uitwerking kaders en onderbouwing locaties', die de basis vormt voor het gemeentelijk te voeren woonbotenbeleid.

Naar aanleiding van een door de gemeenteraad unaniem aangenomen amendement in het kader van het bestemmingsplan 'Rivierzone' uit 2009, is de maatvoering voor de uitbreidingsmogelijkheden van de woonschepen aangepast. Voor de exacte regeling wordt verwezen naar hoofdstuk 6.3 "Verantwoordingvan de regels"

Op basis van de geformuleerde uitgangspunten en de randvoorwaarden zijn de volgende locaties in 2007 (bij collegebesluit) aangewezen als locatie voor woonschepen. Daarbij moet onderscheid gemaakt worden tussen wenselijke locaties en niet wenselijke locaties. De voor ligging van woonschepen wenselijke locaties zijn:

  1. 1. de Rosandepolder voor zover dit het grondgebied van de gemeente Arnhem betreft (gedeeltelijk);
  2. 2. de Defensiehaven (gedeeltelijk);
  3. 3. Onderlangs
  4. 4. de Boterdijk (gedeeltelijk);
  5. 5. de Westervoortsedijk en aan de kop van de Van Oldebarneveldtstraat (gedeeltelijk);
  6. 6. twee ligplaatsen op de locatie de Praets;
  7. 7. de Haven van Coers (gedeeltelijk).

De voor ligging van woonschepen niet wenselijke locaties zijn:

  1. 1. de Haven van Coers (gedeeltelijk, betreffende de ligplaats bekend als nummer 5);
  2. 2. de Westervoortsedijk en aan de kop van de Van Oldebarneveldtstraat (gedeeltelijk, betreffende de ligplaatsen bekend als nummers 85b, 85c en 89a);
  3. 3. de Boterdijk (gedeeltelijk, betreffende de ligplaatsen 5 t/m 11);
  4. 4. de ASM-haven;
  5. 5. de Rijnkade (gedeeltelijk, betreffende de ligplaats bekend als nummer 162);
  6. 6. de Nieuwe Haven (gedeeltelijk, betreffende 8 ligplaatsen).

Bij Raadsbesluit van 25 juni 2012 zijn deze locaties alsnog gewenst verklaard uitgezonderd de ASM-haven. De onderbouwing van dit besluit is te vinden in het betreffende raadsvoorstel met amendement. Deze stukken zijn als Bijlage 1 aan deze toelichting toegevoegd.

Als alternatief voor de ontruimde ASM-haven wordt nog gezocht naar nieuw locaties. Genoemd zijn de Rosandepolder (7 plaatsen) en de Defensiehaven (3 plaatsen). Voor het creëren van deze nieuwe ligplaatsen is nog onderzoek en besluitvorming nodig. Dit kan gaan leiden tot het opnieuw herzien van dit bestemmingsplan. Hier zal eventueel een aparte planologische procedure voor worden gevolgd (zie ook hoofdstuk 3 - Toekomstige ontwikkelingen).

In totaal liggen er ca. 120 woonschepen binnen Arnhems grondgebied, waarvan een aantal op niet wenselijke locaties. Voor die woonboten zal een andere locatie gekozen moeten worden.

Bij de goedkeuring van het bestemmingsplan 'Rivierzone' (d.d. 16.07.2010) zijn 23 woonschepen buiten goedkeuring gehouden. Deze schepen waren vanwege hun oppervlakte (> dan 150 m²) onder het overgangsrecht geschaard.

Omdat de gemeente niet had aangegeven hoe omgegaan zou worden met deze strijdige situatie (bijv. door uitkoop of handhaving) hebben Gedeputeerde Staten geoordeeld dat de regeling geen recht deed aan de feitelijke situatie en dat daarom goedkeuring niet gegeven kon worden.

Het plan is nu in werking behalve voor die 23 woonschepen.

Er is op 31 augustus 2011 uitspraak gedaan door de Raad van State. Bij deze uitspraak werd goedkeuring onthouden aan de woonschepen-ligplaatsen in de Haven van Coers. Daarmee is het bestemmingsplan Rivierzone onherroepelijk en moet de bestemming voor de 23 ligplaatsen plus de schepen in de Haven van Coers nog (in dit plan) geregeld worden.

Na het onthouden van goedkeuring door GS is door de gemeente een extern bureau ingeschakeld dat de aanvankelijk globale inmeting heeft overgedaan. Uit deze nieuwe inmeting is gebleken dat 15 van de 23 schepen het maximum van 150 m² niet overschrijden.

Op 5 oktober 2011 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de eigenaar van de ASM-haven en de woonbootbewoners. Alle ligplaatsen moeten binnen 14 dagen na betekening van het vonnis ontruimd zijn.

Voor de scoutinggroep Miguel Pro is een tijdelijke locatie gevonden in de Nieuwe Haven tot verhuizing naar Meinerswijk (Plas van Bruil)

2.3.7 Bedrijvigheid

In het plangebied is weinig bedrijvigheid aanwezig. Het overgrote deel van de uiterwaarden in het plangebied heeft een agrarische functie en dit bepaalt in belangrijke mate het beeld. Op de splitsing van Rijn en IJssel ligt een akkerbouwbedrijf/veehouderij.
In het plangebied is verder nog een jachtwerf in de Koningspley gevestigd en is aan de noordzijde van de Rijn, langs de kade (buiten het plangebied), nog een aantal bedrijven gevestigd.

Aan de Boterdijk zijn een rederij, een café en een 'partyship' gevestigd.
Aan de Rijnkade is een tweetal bedrijven gevestigd: een oliehandel en een bunkerstation. De Rijnkade wordt veel gebruikt door rederijen als start- en landingsplaats voor deelnemers aan riviercruises.

De cruisevaart in Arnhem onderscheidt zich in:

  • doorreis (circa 200 schepen, 20-25.000 personen per jaar);
  • begin-/eindpunt (circa 400 schepen, 60.000 personen);
  • dagtochten (circa 50 schepen, 32.500 personen).

Aan de Nieuwe Kade is het kantoor van havenmeester gevestigd.

De Nieuwe Haven maakt eveneens onderdeel van het bestemmingsplangebied uit. Dit gebied grenst direct aan het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan voor het industrieterrein Kleefse Waard-Koningspley Noord. In deze haven is een aantal scheepsreparatiebedrijven gevestigd, dat als zodanig is bestemd.
Daarnaast kent dit onderdeel van de haven een industrieel gebruik door de aanwezigheid van een aan- en afmeerkade langs de gehele lengte van de haven. Hoewel deze kade niet tot het plangebied van dit bestemmingsplan hoort, maar is opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan Kleefse Waard-Koningspleij Noord, bestaat er als zodanig dus een directe relatie met het aangrenzende bedrijventerrein.
De bedrijven binnen het plangebied betreffen hoofdzakelijk milieucategorie 2 en 3 bedrijven. In de directe omgeving van deze bedrijven zijn geen ontwikkelingen voorzien. Bij ontwikkelingen binnen 30 meter van milieucategorie 2 en binnen 100 meter van milieucategorie 3 bedrijven moet getoetst worden aan de vergunde situatie van het bedrijf om te beoordelen of deze ontwikkeling mogelijk is.

In de Nieuwe Haven is -zoals al eerder aangegeven- de waterscouting Miguel Pro tijdelijk geplaatst.

2.3.8 Recreatie

De uiterwaarden in het algemeen spelen vooral een recreatieve rol als achtergrond bij fietstochten op de dijken. Het fotogenieke, typisch Nederlandse rivierenlandschap leent zich hier uitstekend voor. De Drielsedijk langs de uiterwaarden van Schuytgraaf (en Meinerswijk) is echter door het drukke autoverkeer geen veilige fietsroute.
De Malburgse uiterwaardenhebben door de dijkverlegging en de beëindiging van het agrarisch gebruik recreatieve mogelijkheden gekregen. Doordat de dijk verlegd is richting binnendijks gebied, is er in het verbrede winterbed ruimte gekomen voor een recreatief fietspad, en is er ook ruimte voor wandelen en spelen in de "natuurspeeluiterwaard Bakenhof".
Ondanks de fraaie landschappelijke ligging heeft de Koningspley geen recreatieve betekenis. De Koningspley-zuid - ten zuiden van de Pleyroute - is particuliere grond, agrarisch in gebruik; de Koningspley ten noorden van de Pleyroute is een beoogd milieu-bedrijventerrein ("Brundlandtpark").
Ook de IJsseloordse uiterwaardenhebben geen recreatieve betekenis, er is alleen een fietspad over de dijk.

De aanwezigheid van woonschepen maakt van openbaar gebied privaat gebied, waar niet gerecreëerd kan worden'

Hoofdstuk 3 Toekomstige Ontwikkelingen

Woonschepen op ongewenste locaties

Op 25 juni 2012 is naar aanleiding van de nota Woonschepen op ongewenste locaties besloten om een aantal woonschiplocaties alsnog gewenst te verklaren en twee (of drie) woonschepen te verplaatsen naar permanente ligplaatsen bij de Praets. In dezelfde nota was oorspronkelijk ook een beslispunt opgenomen om 15 ligplaatsen die voorheen in de ASM-haven lagen, te herplaatsen dan wel uit te kopen. Naast de eerder genoemde locaties op de Praets, betrof dit:

- 3 woonschepen naar extra te creëren permanente ligplaatsen in de Defensiehaven;

- 3 ligplaatsvergunningen (naar verwachting) aankopen;

- 7 woonschepen verplaatsen naar nieuw te creëren permanente ligplaatsen aan een steiger in de Rosandepolder.

Na aangenomen amendement is besloten om het onderdeel waarbij de 15 ligplaatsen worden herplaatst c.q. uitgekocht te laten vervallen (zie ook bijlage 1).

Daarbij is het voor het bestemmingsplan van belang dat in deze wijziging is opgenomen dat:

- nieuw te creëren ligplaatsen in eerste instantie worden gezocht in de Defensiehaven, de Rosandepolder en aan de Westervoortsedijk;

- de Malburgse Wetering en de kaap van de ASM-haven als opties verder worden onderzocht;

- voor de Defensiehaven geldt dat de herinrichting zo plaatsvindt dat de scouting haar activiteiten in de Defensiehaven op een voor de kinderen veilige wijze kan voortzetten;

- voor de Rosandepolder geldt dat eventuele inbreiding in goed overleg met bewoners en de KEMA plaatsvindt en de bedrijfsvoering van de KEMA niet in gevaar komt.

Eveneens is het college verzocht:

- de gemeenteraad een uitgewerkt voorstel voor te leggen met een ruimtelijke en financiële onderbouwing van de nieuw te creëren ligplaatsen in Defensiehaven, de Rosandepolder en aan de Westervoortsedijk.

Voor het creëren van deze nieuwe ligplaatsen is nog verder onderzoek en besluitvorming nodig. Dit kan gaan leiden tot het opnieuw herzien van dit bestemmingsplan. Hier zal te zijner tijd eventueel een aparte planologische procedure voor worden gevolgd. Voor alle opties of mogelijkheden moet nog verder onderzoek gedaan worden naar technische, veiligheids- en nautische aspecten. Eveneens is er ook nog overleg met de bewoners en overige belanghebbenden nodig.

Waterscouting Miguel Pro

De waterscoutinggroep Miguel Pro zal van de tijdelijke locatie in de Nieuwe Haven verhuizen, hoogstwaarschijnlijk naar Meinerswijk (de Plas van Bruil). Deze toekomstige locatie valt buiten het bestemmingsplan 'Rivierzone', het desbetreffende bestemmingsplan zal daar ruimte voor maken.

Hoofdstuk 4 Wettelijk- En Beleidskader

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en vertaald op de kaart en in de regels.

4.2 Ruimtelijk Beleid

4.2.1 Rijks-, Provinciaal- en regionaal beleid

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimte vragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Het ruimtelijk beleid van de provincie is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 “Kansen voor de regio”. Het Streekplan, dat wordt vastgesteld voor een periode van 10 jaar, is een schakel tussen rijks- en gemeentelijke plannen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimte vragende functies op het beperkte oppervlak.

Het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen 'Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa' is de opvolger van het Regionaal structuurplan 2015 uit 1998. Het regionaal plan vormt het richtinggevend kader voor beleid en uitvoering van het regionaal beleid van de stadsregio op gebied van ruimte, mobiliteit, economie en wonen.

4.2.2 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Arnhem 2020 - 2040

De opvolger van het Structuurplan Arnhem 2010 is de Structuurvisie Arnhem 2020/doorkijk 2040 en deze is op 10 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld.

Elke gemeente in Nederland moet de plannen die zij heeft op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling van de stad vastleggen in een document: een structuurvisie. Het is hét richtinggevende document voor overheden, maatschappelijke organisaties, private partijen en burgers.

In de Structuurvisie is de bestaande stad gekarakteriseerd volgens een 'typologie van ruimtelijke milieus'. Het plangebied van het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Rivierzone 2013" is getypologeerd als 'Rivierlandschap (Rijn, IJssel en uiterwaarden':

"De Rijn (die ter hoogte van Arnhem eigenlijk Nederrijn heet) en de IJssel zijn zeer bepalende elementen in de ruimtelijke opbouw van Arnhem. Het gebied omvat behalve de rivieren zelf ook uitgestrekte uiterwaarden, zoals Meinerswijk. Het rivierlandschap loopt als een brede landschappelijke strook door Arnhem heen en biedt ruimte, rust, groen in een stedelijk gebied. De rivier wordt vanuit verschillende plekken in de stad steeds op een andere manier beleefd."

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.767-0301_0003.png"
Figuur 4.1: Typologie van ruimtelijke milieus en koersgebieden.
Bron: Structuurvisie Arnhem 2020-2040

Voor de rivierzone zal een uitwerking van de structuurvisie worden gemaakt. Hierin zal oa.ingegaan worden op de toekomstige situatie ten aanzien van de woonschepen. Daar zal de geldende maatvoering van 100 m² voor nieuwe schepen opnieuw tegen het licht worden gehouden.

4.3 Woonbeleid

In de Woonvisie Gemeente Arnhem 2015 (vastgesteld in 2004) is de basis gelegd voor het gemeentelijk te voeren woonbeleid. De Provinciale kaders en ambities voor een kwalitatief woonprogramma maken deel uit van de Regionale Woonvisie van het KAN, deze zijn kaderscheppend geweest bij het opstellen van de Arnhemse Woonvisie. In de Arnhemse woonvisie staat het motto 'Arnhem aantrekkelijke woonstad in balans' centraal. Dit betekent dat Arnhem inzet op versnelling van de woningbouwproductie, het vergroten van de keuzevrijheid en zeggenschap van de woonconsument, het bevorderen van de doorstroming en het doorbreken en verbeteren van de eenzijdige grote goedkope woningvoorraad door datgene te bouwen waar vraag en een tekort aan is.

Op Regionaal niveau zijn voor de komende vijf jaar tot 2009 procentuele afspraken gemaakt voor sociale woningbouw. Voor Arnhem ligt er een inspanningsverplichting om gedurende deze periode op het totaal aan nieuwbouwplannen ten minste 35% betaalbare koop- en huurwoningen in de stad te realiseren. Door het accent te leggen op de bouw van middelduur en duurdere woningen ontstaat er een grotere differentiatie en een ruimer en gevarieerd aanbod van woningtypen en woon- en leefomgevingen. Ook ligt er een inspanningsverplichting om het eigen woningbezit in de stad te bevorderen om zo in 2015 meer evenwicht te bereiken in de eigendomsverhouding van huurwoningen en koopwoningen. In het te voeren woonbeleid spelen de behoefte en wensen van alle woonconsument een belangrijke rol evenals de diversiteit in de bevolkingsamenstelling en de kenmerken die verschillende wijken en buurten in het Arnhemse bezitten.

De landelijke ontwikkelingen op de beleidsdriehoek wonen, welzijn en zorg zijn vertaald in de gemeentelijke kaderstellende nota's, o.a. de Arnhemse Woonvisie en Stad in Balans. Er ligt dan ook op het gebied van wonen, welzijn en zorg bij de gemeente een stevige opgave om de doelstellingen uit deze driehoek in fysieke en sociale zin te realiseren. Dit betekent dat er in woonwijken voor bijzondere doelgroepen en m.n. voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschaliger aanbod aan levensloopbestendige woningen, woonvormen of andere bijz. woonconcepten, gerealiseerd en gefaciliteerd moet worden, eventueel aangevuld met (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning, toezicht of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen in de directe of nabije woonomgeving.

4.4 Welstandsbeleid

Arnhem kiest er in haar welstandsnota (2004) voor om zoveel mogelijk recht te doen aan de reeds bestaande verschillen in de bebouwde omgeving. Hiervoor is een indeling gemaakt in een aantal logische eenheden in de stad. Deze eenheden bestaan uit stedelijke gebied, rivierengebied, stedelijk groen en buitengebied. Elke ruimtelijke eenheid heeft een welstandsniveau, 'zwaar', 'normaal', of 'licht', dat aangeeft in welke mate welstand in dat gebied wordt ingezet. Daarnaast is er voor de bedrijven- en industrieterrein gelden nog aparte welstandsniveaus: Utilitair normaal en utilitair licht.

Onder niveau 'normaal' vallen in het algemeen de karakteristieke vooroorlogse wijken maar voor dit plangebied voor de bebouwing in het stedelijk groen. Voor de zichtbare gevels hebben de criteria een conserverend karakter waarmee de gebouwvorm, de dakvorm en de karakteristieke elementen worden gespaard. Aan de straatzijde mogen alleen ornamentele dakkapellen worden toegevoegd zoals die oorspronkelijk in die gebieden waren ontworpen. Serres mogen aan de achterzijde slechts in één laag vanaf de begane grondverdieping worden gerealiseerd. Kelderentrees (met keerwanden en trappen) die aangebracht worden in de straatgevels zijn niet aanvaardbaar. Er worden geen bijzondere eisen gesteld aan bijgebouwen in de achtertuin, niet zichtbaar vanaf het openbaar gebied.

In gebieden met het welstandsniveau 'licht' vindt de gemeente het voldoende om bouwplannen op hoofdlijnen op welstand te toetsen. De verantwoordelijkheid voor de invulling ligt vooral bij bewoners en eigenaren. Het gaat hier met name om de bestaande na-oorlogse delen van de stad. De criteria geven daar waar nodig de bescherming die noodzakelijk is om de kwaliteit van het publieke domein op redelijk niveau te houden.

In de utilitaire gebieden zit het onderscheidt tussen de welstandsniveaus 'normaal' en 'licht' in de representativiteit. De gebieden met een welstandniveau normaal zijn ontworpen op zowel representativiteit als functionaliteit en in het welstandsniveau 'licht' is het ontwerp (in het algemeen) uitsluitend gericht op de functionaliteit. De criteria voor het welstandsniveau normaal zijn dan ook hoger dan die van welstandsniveau licht.

Er is nieuwe welstandsbeleid in voorbereiding en de dit is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. De gemeenteraad moet het nog wel goedkeuren. Arnhem kiest in de nieuwe welstandsnota voor variatie waar het kan, bescherming waar het moet. Er wordt getoetst op welstand in gebieden waar dat nodig is om een bepaalde samenhang in de omgeving te borgen. Er is een indeling gemaakt in drie welstandsniveaus die van elkaar verschillen de mate waarin getoetst wordt op welstandscriteria: 'zware toets', 'lichte toets', of 'géén toets'. De toetscriteria zijn opgesteld voor meest voorkomende bouwwerken. Voor alle andere bouwwerken gebruiken we de algemene welstandscriteria (zie Welstandsnota 2012). Hierin staat in algemene bewoordingen beschreven waaraan een bouwwerk moet voldoen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.767-0301_0004.jpg"
Figuur 4.2: Welstandniveaus uit het nieuwe (in voorbereiding zijnde) welstandsbeleid
Bron: Ontwerp welstandsnota 2012

4.5 Verkeersbeleid

4.5.1 Rijksbeleid

Op rijksniveau geeft de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 'Nederland concurrerend, bereikbaar leefbaar en veilig' (SVIR, 2012) de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Het mobiliteitssysteem moet robuust en samenhangend worden, meer keuzemogelijkheden bieden en voldoende capaciteit hebben om de groei van de mobiliteit op de middellange (2028) en lange (2040) termijn op te vangen. De ambitie is dat gebruikers in 2040 beschikken over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling. De stadsregio Arnhem Nijmegen is aangeduid als stedelijke regio met een concentratie van topsectoren.

4.5.2 Provinciaal en regionaal beleid

De wijze waarop de provincie Gelderland steden, bedrijventerreinen en voorzieningen bereikbaar wil houden staat in het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan (PVVP-2, 2004). Daarin staat ook dat het op een veilige manier wordt uitgevoerd, met zo min mogelijk nadelige effecten voor de leefomgeving. De provincie kiest voor een aanpak waarmee problemen op mobiliteitsgebied voorkomen worden door infrastructuur en economische ontwikkelingen beter op elkaar af te stemmen. Bestaande wegen, fietspaden en openbaar vervoerverbindingen worden beter benut. De provincie investeert daarom in fietsvoorzieningen, hoogwaardig openbaar vervoer (zoals Lightrail) en nieuwe stations. Daarbij hoort ook beter onderhoud en veiligheid. Hierin wordt zelfs een inhaalslag gemaakt.

De Stadsregio Arnhem Nijmegen heeft haar mobiliteitsbeleid voor de periode tot 2020 verwoord in de Regionale Nota Mobiliteit (2006). Deze nota is geactualiseerd onder de noemer Mobiliteitsaanpak, actualisering Regionale Nota Mobiliteit (2011). De mobiliteitsdoelstellingen (bundelen en verknopen) uit de Regionale Nota Mobiliteit zijn onverminderd van kracht: een betere regionale bereikbaarheid, aantrekkelijker openbaar vervoer en het beter op elkaar aansluiten van auto, trein, bus en fiets. De actualisatie richt zich nog meer op een robuust en samenhangend verkeers- en vervoerssysteem in 2020 door te streven naar betrouwbare doorstroming, voldoende capaciteit, keuzemogelijkheden door verbetering van de overstap en sublieme reisinformatie zowel thuis en onderweg.

4.5.3 Gemeentelijk beleid

De gemeente Arnhem heeft haar verkeersbeleid verwoord in het Stedelijk Verkeers- en Vervoersplan Arnhem 2000-2010 (SVVP). De essentie ervan is het terugdringen van de verkeersonveiligheid en het geleiden van de mobiliteit. In 2009 is de gemeentelijke discussienota 'Arnhem Aantrekkelijk Bereikbaar' opgesteld. Hierin wordt aangegeven wat het SVVP in 2000 tot doel had en wat daarvan terecht gekomen is. Deze evaluatie is aangevuld met het resultaat van een raadpleging van een externe klankbordgroep, het Arnhemse digipanel en de gemeentelijke organisatie. Op basis hiervan wordt in de discussienotitie een eerste voorzet gegeven voor de hoofdlijnen van een geactualiseerde visie op het verkeer en vervoer in Arnhem. Voor een deel zijn deze hoofdlijnen een voortzetting van het in de afgelopen jaren gevoerde beleid. Zo blijven belangrijke uitgangspunten het beter benutten van de bestaande ruimte en het stimuleren van openbaar vervoer en fiets. Nieuw is dat we ons niet meer uitspreken tegen de groei van de automobiliteit en dat we meer aandacht vragen voor handige manieren om met deze groei om te gaan en deze groei te beperken, zoals dynamisch verkeersmanagement (slim doorrijden en doseren), het faciliteren van de parkeervraag en mobiliteitsmanagement. Ook de leefbaarheid wordt een steeds belangrijker uitgangspunt bij het slim doseren van verkeer.

Inmiddels is de Structuurvisie Arnhem 2020-2040 vastgesteld (zie ook 4.2.2 Gemeentelijk beleid). De Structuurvisie biedt een strategisch kader voor ruimtelijke planning op stedelijk niveau. Voor mobiliteit biedt het structuurplan een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. Arnhem streeft naar een duurzame bereikbaarheid in een aantrekkelijke en veilige stad. Vooraal in de bestaande stad geldt daarbij het principe: eerst de bestaande verkeersruimte beter benutten en pas daarna zoeken naar mogelijkheden tot uitbreiding van de (auto)verkeersruimte. De inzet van slim ruimtegebruik, voor versterking van fiets en openbaar vervoer, aangevuld met spitsmijdende maatregelen moet Arnhem de komende jaren bereikbaar houden. In de structuurvisie is ook de wegencatergorisering opgenomen. De verkeersruimte in Arnhem wordt duurzaam veilig (her-)ingericht waarbij twee typen wegen worden onderscheiden: de gebiedsontsluitingswegen (1e en 2e orde) en verblijfsgebieden. De gebiedsontsluitingswegen vormen het Arnhemse hoofdwegennet en kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger. Een onderscheid naar 1e en 2e orde is gebaseerd op de bespreekbaarheid van snelheidsremmende maatregelen en oversteekvoorzieningen op 2e orde gebiedsontsluitingswegen. Alle andere wegen vallen onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten hebben of krijgen het karakter van de 30 km/uur-zone. Ze hebben een verblijfsfunctie en ontsluiten percelen. Veelal zijn het woonstraten.

Voor het onderdeel parkeren gelden beleidsregels en Arnhemse parkeernormen. Deze zijn opgenomen in de Beleidsregels voor toepasing van artikel 2.5.30 van de Bouwverordening gemeente Arnhem 2003'.

4.6 Milieu- En Omgevingsbeleid

In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale leefomgevingskwaliteit van de stad.

Op 26 mei 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn opgenomen. Hiermee differentiëren we milieuambities naar verschillende gebieden. Niet overal in de stad streven we immers dezelfde milieuambities na: in een dynamisch centrum accepteren we bijvoorbeeld meer geluid dan in een woonwijk. Wel wordt rekening gehouden met grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich ophoopt.

Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten we in het betreffende gebied willen handhaven of realiseren, wordt ook duidelijk of een bepaalde ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied.

Bestemmingsplangebied

In het bestemmingsplangebied komen de volgende gebiedstype(n) voor:

  • Stedelijke zone. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is redelijk en de toegestane milieubelasting vrij hoog. Dit wordt hoofdzakelijk bepaald door de sterke functiemenging.
  • Stadswijk. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is goed en de toegestane milieubelasting overwegend laag. Er wordt in het algemeen voldaan aan de streefwaarden.
  • Stedelijk groen en water. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is goed en de toegestane milieubelasting laag. Er wordt in het algemeen voldaan aan de streefwaarden.
  • Natuur en water. Het streven is hier het bereiken van een maximale milieukwaliteit ten behoeve van een maximale natuurlijke kwaliteit. De toegestane milieubelasting is laag.

In de volgende hoofdstukken worden per beleidsthema het beleidskader, de analyse van het plangebied en de conclusies voor de beleidsinzet gegeven. Prioritering van de beleidsinzet vindt plaats aan de hand van de methode beschreven in de Integrale Milieuvisie, deel 1 hoofdstuk 3.

4.6.1 Geluid

Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals bijvoorbeeld scholen en zorginstellingen.

In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidsbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.

De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde).

Voor het verlenen van een hogere grenswaarde is de nota uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde van de gemeente Arnhem van toepassing.

Beleidsplan Geluid

Op 5 augustus 2008 is het geactualiseerde beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naar mate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.

4.6.2 Luchtkwaliteit

De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Wet Luchtkwaliteit. Het doel van de Wet Luchtkwaliteit 2007 is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxide ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.

Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:

  • PM10 (fijnstof)
    1. 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet worden overschreden;
    2. 2. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
  • NO2 (stikstofdioxide)
    1. 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden;
    2. 2. de uurgemiddelde concentratie van 200 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.

Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.

Wet Luchtkwaliteit 2007

Op 15 november 2007 is de Wet Luchtkwaliteit van kracht geworden. De wet is nodig bevonden omdat de aanleg van een groot aantal bouwprojecten en bestemmingsplannen stilgelegd zijn door uitspraken van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De grenswaarden zijn ongewijzigd gebleven, maar de wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is 1 augustus 2009 van kracht geworden.

Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit

Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit het toenmalige Besluit Luchtkwaliteit 2005 te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen voor 2010 op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de onlangs van kracht geworden Wet Luchtkwaliteit is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2005-2010 van februari 2006.

4.6.3 Hinder

In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de

VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.

4.6.4 Externe veiligheid

Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).

Het PR (Plaatsgebonden Risico) is het risico op een bepaalde plaats. Het PR is de kans dat een persoon, die zich permanent en onbeschermd op die plaats zou bevinden, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het PR is de 10-6/jr PR contour.

Het GR (GroepsRisico) is de kans dat in een keer een groep mensen van tenminste een bepaalde grootte komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het GR is een oriënterende waarde.

Landelijk beleid

Voor bedrijven is op 28 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen (artikel 5.1 van de Wet milieubeheer) vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.

Voor de routes (weg, water, spoor en ondergrondse leidingen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, komt in 2009/2010 een AMvB transport. In deze AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) worden ook milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.

Gemeentelijk beleid

Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid 2005-2008 vastgesteld. Op 16 februari 2009 heeft de gemeenteraad besloten om het beleidsplan met 2 jaar (tot en met 2010) te verlengen. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.

4.6.5 Groen en ecologie

Flora- en Faunawet 2002

De opdrachtgever / initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet. De wet gaat uit van het “nee-tenzij” principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

Eind januari 2005 is het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Er zijn 3 beschermingscategorieën:

  • tabel 1. algemeen beschermde soorten;
  • tabel 2. beschermde soorten;
  • tabel 3. streng beschermde soorten.

Provinciaal beleid: Richtlijn compensatie natuur en bos

De provincie heeft het compensatiebeleid "De Compensatierichtlijn natuur en bos" als uitwerking van provinciale structuurvisie en de Structuurschema Groene Ruimte opgesteld. De gemeente zal dat compensatiebeleid uitvoeren. Is de provinciale richtlijn van toepassing dan treedt de gemeentelijke regelgeving terug.

Uitgangspunt van het compensatiebeleid is dat natuur en bos alleen plaats kunnen maken voor een ander ruimtegebruik als er voor de specifieke locatiegebonden ontwikkeling geen alternatieve locaties aanwezig zijn (nee-tenzij-beleid). In principe dient natuur door natuur en bos door bos te worden gecompenseerd. De compensatierichtlijn is van toepassing op

  • alle natuur die in de provincieale verordening of op de bestemmingsplankaart de bestemming natuur heeft of een vegetatiewaarde van 6 of hoger heeft;
  • gebieden met de bestemming bos, zoals aangegeven in de provincieale verordening of op de bestemmingsplankaart;
  • alle gebieden die conform de Boswet herplantplichtig zijn, zowel binnen als buiten de bebouwde kom Boswet.

De compensatierichtlijn kent een kwaliteitstoeslag, bij wijziging van functie dient dus meer bos of natuur te worden gerealiseerd dan verloren gaat.

Er kunnen zich situaties voordoen waarbij het acceptabel is dat bos door natuur vervangen wordt. Deze situaties worden beschreven in de nota inzake de toepassing van de Boswet bij herstel en ontwikkeling van bijzondere natuurwetenschappelijke waarden (de "Nota Open Bos") van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan de Tweede Kamer d.d. 26 november 1992.

Boswet

De Boswet is van toepassing op alle bossen en houtopstanden groter dan 10 are of - in geval van rijbeplantingen - meer dan twintig bomen, die gelegen zijn buiten de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'. De Boswet verplicht om de grond waarop het bos of de bomen hebben gestaan binnen drie jaar opnieuw in te planten.

Als voor de uitvoering van een werk de bestemming moet worden gewijzigd treedt de provinciale richtlijn 'Bos- en natuurcompensatie' in werking. Deze richtlijn is een uitwerking van het Streekplan en geldt ook voor bos binnen de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'.

Groenplan Arnhem 2004 – 2007 / 2015

Op 28 juni 2004 is het groenplan 2004-2007/2015 vastgesteld. De gemeente Arnhem streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.

De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor herontwikkeling. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventariseerd worden. In het bestemmingsplan is een groenbalans opgenomen, waarin is aangegeven hoe de groencompensatieregels zijn toegepast.

Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel.

Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn:

  • Alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en gebruik op elkaar afgestemd zijn;
  • Barrières van de stedelijke druk opheffen of zoneren.

Er worden 5 samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd: Natuurkernen, Natuurzones en stapstenen, Natuurlijke groenzones, Overig groen en De Stenen stad. Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld.

4.6.6 Water

Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2009-2015. Deze is vanaf 22 december 2009 van kracht. Het plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de planperiode tot 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water.

Daarnaast hebben Rijk, provincies, gemeente, waterschappen, en drinkwaterbedrijven afgesproken om gezamenlijk maatregelen te nemen voor een doelmatiger waterbeheer; het Bestuursakkoord Water (d.d. april 2011. De inzet ligt bij mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van watersysteem en waterketen. De kwaliteit moet omhoog tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

In de Nota Ruimte uit 2006 is water een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de Waterwet die op 22 december 2009 van kracht is geworden. In de Waterwet zijn ondermeer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.

Provinciaal en regionaal beleid

Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015.

Het Waterplan gaat verder op de ingeslagen weg van het derde Waterhuishoudingsplan. Nieuw is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en de verplichtingen die voortvloeien uit de Waterwet. Een belangrijk aanpassing uit de Waterwet is dat de vergunningverlening voor het onttrekken van grondwater grotendeels is overgedragen aan de waterschappen. Slechts in drie gevallen is de provincie hiervoor nog aanspreekpunt;

  • onttrekkingen voor drinkwaterwinning;
  • onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals koude- en warmte opslag (KWO);
  • industriële onttrekkingen meer dan 150.000 m³ per jaar.

De gemeenten in Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) hebben het Convenant Duurzaam Bouwen in het KAN (2000) opgesteld. Het 'pakket duurzaam bouwen' maakt hier onderdeel van uit. Voor water is het volgende streefbeeld opgesteld: natuurlijke waterhuishouding (vermindering verdroging) en schone water in de wijk, waardoor natuurontwikkeling mogelijk is.

Beleidslijn ruimte voor de rivieren

De beleidslijn heeft ten doel meer ruimte voor de rivier te creëren, een duurzame bescherming van mens en dier tegen overstroming bij hoogwater te bieden en het beperken van materiële schade. Deze doelstelling wordt op hoofdlijnen bereikt door:

  • Handhaven van de beschikbare ruimte in het winterbed. Dit betekent dat deze ruimte beschikbaar blijft voor het opvangen van hoogwater en dat er enkel activiteiten mogen plaatsvinden die onlosmakelijk verbonden zijn met de rivier.
  • Creëren van ruimte: een vergroting van de afvoercapaciteit door verbreding en verlaging van het winterbed, in combinatie met natuurontwikkeling. Er worden geen ontwikkelingen toegestaan die een verbreding of verlaging van het winterbed onmogelijk maken.
  • Een minimaal beschermingsniveau van 1:1250 jaar voor nieuwe activiteiten die in het winterbed kunnen worden toegestaan en die bij hoge waterstanden schade kunnen oplopen.

Beleidslijn grote rivieren

In 2005 is de Beleidslijn “ruimte voor de rivier” (1997) geëvalueerd. De evaluatie van de beleidslijn was noodzakelijk om aan te kunnen geven of, en zo ja hoe de beleidslijn kon worden aangepast. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat het toetsingskader van de beleidslijn ruimte voor de rivier in het algemeen helder en duidelijk is ten aanzien van de toelaatbaarheid van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. De bestaande ruimte die de rivier nodig heeft is mede dankzij dit toetsingskader behouden. De beleidslijn 'grote rivieren' vervangt de beleidslijn 'ruimte voor de rivier'.

Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Tevens geldt dat het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, binnen de randvoorwaarden die de veiligheid stelt, van belang is voor het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. Voor de Beleidslijn grote rivieren gelden twee concrete doelstellingen:

- de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden;

- ontwikkelingen tegen gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en

verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.

Deze doelstellingen zijn bij de herziening van de beleidslijn niet gewijzigd.

Grondwaterbescherming

De gemeente Arnhem is verantwoordelijk voor bescherming van de 25 jaarsintrekzone van de stedelijke grondwaterbeschermingsgebieden. Deze bescherming wordt geregeld in de bestemmingsplannen via een aanlegvergunningenstelsel. Om zo objectief mogelijk te blijven, volgt de gemeente de provinciale richtlijnen. Dit houdt in dat het “stand still/step forward” principe gehanteerd wordt waardoor er geen veranderingen in het gebied mogen plaatsvinden die een negatief effect hebben op de kwaliteit van het grondwater. Dit stelt tevens beperkingen aan het (ongecontroleerd) afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater of van infiltratie naar het grondwater. Uitbreiding van al bestaande risicovolle situaties is slechts aanvaardbaar als door de gemeente wordt aangetoond dat daardoor de risico's van de winning van drinkwater niet worden vergroot.

Voor de lijst met verboden inrichtingen wordt verwezen naar de Provinciale Milieuverordening.

Beleid waterschap en gemeente

Het realiseren en behouden van een goede waterkwaliteit in de rivieren en in de overige waterpartijen in de uiterwaarden valt onder de verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat. Om de veiligheid van het binnendijkse gebied te waarborgen tegen overstromingen zijn, met uitzondering van de hoge gronden, waterkeringen aangelegd. Deze waterkeringen bestaan uit kades en dijken en vallen onder de verantwoordelijkheid van de waterschappen. Voor de kades en keringen langs de noordoever van de rivieren ligt de verantwoordelijkheid bij het Waterschap Rijn en IJssel, langs de zuidoever bij het Waterschap Rivierenland. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem zijn de vastgestelde Waterbeheerplannen (2010-2015) en de Keur en legger van beide waterschappen.

Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen.

  • Gemeentelijk RioleringsPlan (2009-2013), vastgesteld op 26 mei 2008; dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.
  • Waterplan Arnhem (2009-2015). Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit Tweede Waterplan Arnhem opgesteld. De gemeenteraad heeft op 19 oktober 2009 het waterplan vastgesteld. Op 26 februari 2010 hebben gemeente en de beide waterschappen de intentieovereenkomst ondertekend. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen:
  1. 1. Arnhem aantrekkelijke waterstad;
  2. 2. Klimaatbestendig watersysteem en waterketen;
  3. 3. Goede kwaliteit water en waterbodem;
  4. 4. Bewustwording.

Resumé

Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

  • negatieve verstoring van de grondwaterstanden en –stromingen niet toegestaan zijn om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen.
  • maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling.
  • bij nieuwbouw het regenwater binnen het plangebied afgekoppeld moet worden van de riolering en worden verwerkt op eigen terrein.
  • voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie.
  • het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt.
  • het gebruik van uitloogbare materialen niet is toegestaan.
  • binnen 25-jaars intrekzone het “stand still/step forward” principe wordt gehanteerd.
  • geen ontwikkelingen mogen plaatsvinden die het functioneren van de waterkering beperken.
  • de aanwezige ruimte in het winterbed van de rivieren beschikbaar blijft voor het primaire doel; waterberging en waterafvoer.

4.6.7 Bodem

Voor een beheerbestemmingsplan is getoetst of de kwaliteit van de bodem (inclusief grondwaterkwaliteit) de aanwezige bestemmingen/functies toelaat. Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:

  • Wet Bodembescherming (wbb, 1 januari 2006, gewijzigd 1 oktober 2008 en 1 april 2009);
  • Beleidsnota bodem 2008, Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen, januari 2008;
  • Besluit Bodemkwaliteit (2008);
  • Nota Bodembeheer, vastgesteld september 2011.

4.6.8 Cultuurhistorie en archeologie

Rijksbeleid

Monumentenwet

Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.

Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg

De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:

  • archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
  • bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

Inmiddels is het verdrag vertaald in de Monumentenwet 1988.

Provinciaal beleid

Nota Belvoir

Het Belvedere-uitgangspunt “behoud door ontwikkeling” is in 2000 overgenomen in de provinciale Nota Belvoir. Doel is dat cultuurhistorie voortaan prominent wordt meegewogen bij de ontwikkeling van alle ruimtelijke en economische plannen. Om nog meer in te kunnen spelen op de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving, kiest de Provincie met de nieuwe nota Belvoir 3 voor een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht beleid. In de nota worden 10 cultuurhistorisch waardevolle gebieden benoemd, waarnaar speciale aandacht zal uitgaan. Relevant voor Arnhem is de aandacht voor het Veluwemassief, de Veluwezoom en het Rivierengebied.

Gemeentelijk beleid

Erfgoednota 'Panorama Arnhem'

In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzes. Het stadsbeeld van Arnhem verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.

Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht van alle cultuurhistorische elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt.

Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.

Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:

  • in archeologisch waardevolle gebieden (buiten monumenten) dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 50 m2;
  • in gebieden met een hoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 200 m2;
  • in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 500 m2;
  • in gebieden met een lage archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 2000 m2.

Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten, geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.

Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:

  • Behouden door ontwikkelen;
  • Behouden door beschermen;
  • Adviseren, stimuleren en verleiden;
  • Kennis verwerven en verspreiden.

4.7 Sport-, Recreatie- En Spelen Beleid

In 2005 is de Sportnota "Sport over de breedte" vastgesteld. Het sportbeleid concentreert zich rond vijf thema's:

  1. 1. Samenhang tussen bewegingsonderwijs, sportbuurwerk en sportverenigingen met het doel meer mensen in beweging te krijgen;
  2. 2. Verbeteren van de kwaliteit van sportverenigingen, uitgaande van de cruciale rol van sterke sportverenigingen voor het sportaanbod in Arnhem;
  3. 3. Voldoende en kwalitatief goede sportaccommodaties: bestaande accommodaties aanpassen aan de huidige kwaliteitsnormen, goede spreiding van voorzieningen over de stad en nieuwe voorzieningen waar dat wenselijk is;
  4. 4. Topsport in de stad als het evenementen betreft;
  5. 5. Dienstverlening in de sport: ondersteuning van verenigingen, informatie en advies en belangenbehartiging.

4.8 Economisch Beleid

De gemeente heeft haar economische visie en koers voor de middellange termijn vastgelegd in de Economische Agenda Arnhem 2015. De agenda stelt dat in de eerste plaats de basis op orde moet zijn. De gemeente wil daarom zorgen voor een gunstig ondernemingsklimaat door adequate dienstverlening te bieden en geschikte, goed bereikbare vestigingsplaatsen in een stimulerende economische omgeving. In de tweede plaats kunnen de sterke sectoren verder uitgebouwd. Het gaat dan om de verdere versterking als zesde kantorenstad van ons land, en het behalen van winst in de sectoren zorg & welzijn en toerisme & vrije tijd. Tot slot gaat de gemeente Arnhem extra werk maken van haar kansrijke economische clusters: energie- & milieutechnologie en mode & design. Dit zijn bedrijvensectoren, waarin Arnhem bijzonder is en die een sterke basis bieden om een regionale en nationale positie op te bouwen.

De Economische Agenda levert een bijdrage aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad en het tegengaan van de maatschappelijke tweedeling. De agenda bepaalt de gemeentelijke koers en is opgesteld na stadsgesprekken met ondernemers en onderwijs- en kennisinstellingen. De gemeente stimuleert de economische ontwikkeling en is regisseur van het samenspel tussen overheid, ondernemers, onderwijs en onderzoek. In de stadsgesprekken hebben de partners duidelijk gemaakt, wat zij gezamenlijk kunnen en willen doen om het ondernemingsklimaat te versterken.

Arnhem heeft relatief gezien een groot aantal arbeidsplaatsen (rond de 100.000), dat voor een belangrijk deel (ongeveer 35.000) wordt vervuld door niet-Arnhemmers. Het aandeel Arnhemmers met een lage opleiding en met beperkte kansen op de arbeidsmarkt is groot. De aanpak uit de Economische Agenda levert naast banen voor hoog en middelbaar opgeleiden, vooral ook banen voor lager opgeleide inwoners op.

4.8.1 Wijkeconomie

Het stimuleren van 'werken in de wijk' oftewel wijkeconomie, zoals vastgelegd in de gelijknamige Nota Wijkeconomie (2001), blijft een belangrijk thema. De ontwikkeling van (kleinschalige) bedrijvigheid en werkgelegenheid levert een bijdrage aan de verbetering van de leefbaarheid en sociale samenhang in de wijk. In dit verband is het werken aan huis, binnen duidelijk beperkte kaders, toegestaan. Concreet betekent dit dat de gemeente actief blijft bij het stimuleren van woon-werkeenheden en het ontwikkelen van kleinschalige bedrijfsverzamelgebouwen in wijken, bedoeld voor bedrijven in de ambachtelijke bedrijvigheid en de persoonlijke, zakelijke en overige dienstverlening. In dat kader past ook het faciliteren van de bedrijvendynamiek als het gaat om startende bedrijvigheid en zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers). Tot slot richt wijkeconomie zich in samenhang met het detailhandelsbeleid eveneens op het behoud en de versterking van de winkel- en eventuele horecavoorzieningen in de wijk.

4.8.2 Kantoren

In de Nota Herijking Kantorenbeleid Arnhem 2008 – 2020 staat het herstel van het evenwicht in de kantorenmarkt centraal. Hiertoe wordt ingezet op hergebruik van langdurig leegstaande kantorenpanden, alsmede het beperken en faseren van nieuwbouwplannen. Nieuw kantorenprogramma wordt beperkt tot een gelimiteerd aantal strategische locaties in de stad (onder andere Arnhem Centraal, Rijnboog, Arnhems Buiten en IJsseloord II). Ontwikkeling van kantoren buiten deze locaties is in principe ongewenst behalve voor de locaties die nu juridisch (door bestemmingsplannen) al mogelijk worden gemaakt.

4.8.3 Detailhandel

Met de nota Detailhandelsbeleid Arnhem: herijking 2008 is het beleid voor detailhandel geactualiseerd. Centraal in de nota staat hoe het beste op ontwikkelingen kan worden ingespeeld om Arnhem haar positie als belangrijk koopcentrum te laten behouden en hoe de positie kan worden versterkt. Tevens hoe een evenwichtig detailhandelsaanbod voor de consument in de binnenstad, de stadsdeelcentra, de buurt- en wijkcentra en op de perifere locaties kan worden behouden en opgebouwd. De beleidsuitgangspunten in het detailhandelsbeleid uit 2001 zijn niet gewijzigd. De belangrijkste aanbevelingen en actiepunten in de nota zijn:

  • stimuleren van gebiedsprofielen voor de binnenstad;
  • ontwikkelen van het Woonwinkelcentrum in Centrum Zuid;
  • planologisch vastleggen van het themacentrum Wonen in Centrum Zuid;
  • plannen voor Kronenburg begeleiden;
  • uitbreiding van supermarkten in Arnhem Noord;
  • stimuleren van de verplaatsing van detailhandel op bedrijventerreinen en solitaire locaties;
  • stimuleren van de komst van gewenste detailhandel;
  • onderzoek naar regionale en lokale koopstroomontwikkelingen;
  • stimuleren en ontwikkelen van wijkeconomie.

Het is van belang – zeker in economisch mindere tijden en met continu veranderd consumentengedrag – dat er geïnvesteerd blijft worden in het up-to-date houden en waar nodig versterken van het bestaande winkelapparaat. Bovendien wordt het vestigen van ontbrekende en vernieuwende formules in de binnenstad gestimuleerd.

4.8.4 Horeca

De horecanota Gastvrij Arnhem (2005) geeft de uitgangspunten aan voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling ten aanzien van horeca. Hoofdlijn van de nota is de randvoorwaardenscheppende en faciliterende rol van de gemeente, zodat een evenwichtig aanbod van horeca ontstaat. Horecaontwikkeling is afgestemd op de functie van het gebied. De ontwikkeling van de attractieve stad vraagt om horecaontwikkeling met name in de binnenstad en omgeving. In de detailhandelgebieden (Kronenburg, Presikhaaf) heeft horeca vooral een belangrijke ondersteunende functie voor de detailhandel. Ook in de toeristische centra van de stad heeft de horeca een ondersteunende functie. In woonwijken heeft horeca een verzorgende functie. En langs de radialen heeft het een bovenwijkse of stedelijke functie.

Het gemeentelijk beleid krijgt mede gestalte door vergunningverlening en handhaving. Dit gebeurt integraal; dat wil zeggen dat de verschillende beleidsterreinen op elkaar worden afgestemd (bijvoorbeeld openbare orde en veiligheid, voedsel- en brandveiligheid, milieu, gezondheid). Zo ontstaat duidelijkheid voor de horecaondernemers en andere belanghebbenden. Daarnaast wil de gemeente een goede gesprekspartner zijn voor ondernemers en ontwikkelingen stimuleren.

4.8.5 Hotels

De Gemeenteraad heeft in 2008 ruimte geboden voor de ontwikkeling van één of meer hotels in de binnenstad (gebied binnenstad, inclusief de singels en het Coehoorngebied). De gemeente werkt mee aan het bouwvergunning- en planologisch traject voor een hotel-ontwikkeling. Als criterium is gesteld dat het moet gaan om hotels:

  • in het hogere segment, die zowel de zakelijke als de toeristische markt bedienen;
  • die door hun uitstraling zich onderscheiden en het imago van Arnhem als innovatieve en creatieve stad versterken (bijv. een designhotel);
  • die de parkeerbehoefte in of nabij het pand oplossen.

De marktruimte is bepalend voor de uitbreidingsruimte. Een hotelontwikkeling is ook mogelijk buiten de binnenstad. Bij deze ontwikkelingen wordt per geval bestuurlijk beoordeeld of de ontwikkeling een meerwaarde oplevert voor de toeristische ontwikkeling van Arnhem.

4.9 Coffeeshopbeleid

De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (1998) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd. In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig of toegestaan.

4.10 Prostitutiebeleid

In de nota Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000) is het beleid neergelegd, dat gevoerd wordt in verband met de afschaffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000. Gemeenten krijgen hierdoor de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om de prostitutie te reguleren

Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de volgende elementen:

  1. 1. concentratie van de raamprostitutie op één plek;
  2. 2. het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken, waarbij het huidige aantal van 240 ramen verlaagd wordt naar 120;
  3. 3. het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast;
  4. 4. concentratie van de tippelprostitutie.

Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zelf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.

In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig. Gezien de aanwezigheid van een seksinrichting binnen het betreffende CBS-telgebied is het niet waarschijnlijk, dat er een situatie zal ontstaan, dat een vergunningaanvraag gehonoreerd zal worden.

In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig en ook in het CBS-telgebied is geen seksinrichting aanwezig. In Arnhem mogen maximaal 8 seksinrichtingen zijn, waarbij er maximaal één seksinrichting per telgebied is toegestaan. In Arnhem zijn op dit moment 9 seksinrichtingen. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat een nieuwe aanvraag voor een seksinrichting zal worden gehonoreerd.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een signalerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

5.2 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.2.1 Geluid

Wegverkeer

Binnen het plangebied bevinden zich een beperkt aantal wegen. De wegen in het plangebied hebben een belangrijke functie als toegangs-/ontsluitingswegen van Arnhem en hebben daardoor ook een relatief hoge verkeersintensiteit. Van deze wegen zijn de relevante geluidscontouren in beeld gebracht. De berekende contouren geven een indicatief beeld van de toekomstige akoestische situatie van het bestemmingsplan Rivierzone. Op het moment dat binnen de 48 dB contour geluidgevoelige objecten bestemd worden, is nader akoestisch onderzoek noodzakelijk. De contourenkaart wegverkeer is weergegeven in bijlage 2 van de milieuaspectenstudie.

Railverkeer

Het plangebied Rivierzone wordt doorkruist door een tweetal spoorlijnen, te weten Arnhem-Zevenaar en Arnhem-Nijmegen. Van deze spoorwegen zijn de relevante geluidscontouren door het adviesbureau DGMR in beeld gebracht. De berekende contouren geven een indicatief beeld van de toekomstige akoestische situatie van het bestemmingsplan Rivierzone. Op het moment dat binnen de 55 dB contour (op de kaarten vergelijkbaar met de 57 dB(A) contour = oude dosismaat) geluidgevoelige objecten bestemd worden is nader akoestisch onderzoek noodzakelijk. De contourenkaart railverkeer is weergegeven in
bijlage 3 van de milieuaspectenstudie.

Industrie

De nieuwe wettelijke zone van het gezoneerd industrieterrein dient te zijn vastgelegd op de bestemmingsplankaart Rivierzone. Het bestemmingsplan Rivierzone maakt het mogelijk dat een scheepswerf voor de reparatie van schepen met een lengte van meer van 25 meter komt in de Malburgerhaven.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op de uiterste grens van de zone niet meer bedraagt dan 50 dB(A). Ter plaatse van de dijkwoningen in het plandeel de Plantage wordt de grenswaarde van 57 dB(A) niet overschreden. Op MTG's wordt de grenswaarde van 55 dB(A) niet overschreden. De geluidsbelasting op de zonebewakingspunten en de MTG's zijn opgenomen in bijlage 4 van de milieuaspectenstudie.

De uiterste grens van de zone van het gezoneerd industrieterrein Arnhem noord wordt in het kader van het paraplubestemmingsplan gewijzigd. Het gezoneerd industrieterrein wordt gewijzigd voor wat betreft de inrichting als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit (scheepswerf). De grens van de zone wordt gewijzigd. Deze wijziging, voor zover het de Rivierzone betreft, dient in onderhavig bestemmingsplan te worden opgenomen.

5.2.2 Luchtkwaliteit

Uit de Regionale Verkeers Milieukaart (RVMK) van de gemeente Arnhem zijn voor het peiljaar 2016/2017 de gegevens gehaald over de te verwachten luchtverontreinigingconcentraties langs de wegen binnen en grenzend aan het bestemmingsplan Rivierzone. De concentraties van stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) zijn berekend conform het huidige reken- en meetvoorschrift.
Alleen langs de N325-IJsseloordweg wordt de grenswaarde van 40 mg/m3 voor NO2 overschreden. Deze overschrijding is echter niet van invloed op het plangebied. Ter hoogte van deze overschrijding worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
De Wet Luchtkwaliteit legt derhalve voor het bestemmingsplan Rivierzone geen beperkingen op.

5.2.3 Hinder

De bedrijven binnen het plangebied betreffen hoofdzakelijk milieucategorie 2 en 3 bedrijven. In de directe omgeving van deze bedrijven zijn geen ontwikkeling voorzien. Bij ontwikkelingen binnen 30 meter van milieucategorie 2 en binnen 100 meter van milieucategorie 3 bedrijven moet getoetst worden aan de vergunde situatie van het bedrijf om te beoordelen of deze ontwikkeling mogelijk is. Door het conserverende karakter van het bestemmingsplan behoeven hieraan nu geen consequenties te worden verbonden. Voor wat betreft de eventuele hinder van bedrijven buiten het plangebied wordt verwezen naar het thema industrielawaai;

5.2.4 Externe veiligheid

Het externe veiligheidsrisico tengevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, water, ondergrondse leidingen en de opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven binnen het plangebied Rivierzone is geïnventariseerd. Binnen het plangebied vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats via de Rijn, de Pleijweg en het spoortraject Arnhem-Zevenaar. Op basis van de huidige transportgegevens en bevolkingsdichtheden wordt er binnen het plangebied voldaan aan de normen voor het Plaatsgebonden Risico (PR) en Groepsrisico (GR). Het GR hoeft niet te worden verantwoord omdat het om de bestemming groen of water gaat. Daarnaast ligt in de haven het lospunt van de Shell met een 10-6 plaatsgebonden risico-contour. Binnen deze contour is geen kwetsbaar object aanwezig. Ook wordt de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet overschreden.

Door het plangebied loopt een 150 kV hoogspanningslijn. Het gaat hierbij om een bestaande situatie. Binnen de specifieke zones bevinden zich geen gevoelige objecten.

5.2.5 Groen en ecologie

Omdat er geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn gepland worden er dus geen verbodsbepalingen Flora- en faunawet overtreden, zijn er geen negatieve effecten op het (toekomstige) Natura 2000-gebied IJssel en is er geen aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur.

Voorwaarden zijn:

  • In de regels moet rekening worden gehouden met de ecologische waarden en natuurwaarden in bestemmingsomschrijvingen van “Natuur”, “Groen” en “Water”.
  • In de regels dient een aanlegvergunningsplicht te worden opgenomen voor de bestemmingen natuur, groen en recreatie.

Ontwikkellocatie Scheepvaartbedrijf Misti

Er worden geen verbodsbepalingen Flora- en faunawet overtreden, er zijn geen negatieve effecten op het (toekomstige) Natura 2000-gebied IJssel en er is geen aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur mits:

  • Er een strook van 55 meter tussen de functie 'scheepsreparatiebedrijf' (Misti) en de landtong wordt aangehouden; dit is als zodanig op de plankaart aangegeven.
  • De norm van 40 decibel wordt niet overschreden.
  • Er is geen lichtverstoring is. Verlichting is gericht op de ontwikkellocatie en op de ontsluitingsweg.

Tijdelijke locatie waterscouting Miguel Pro

Ook de tijdelijke vestiging van de waterscouting Miguel Pro in de Nieuwe Haven vormt geen verstoring.

5.2.6 Water

Oppervlaktewater

Het gehele gebied tussen de waterkeringen is primair bedoeld voor waterstaatsdoeleinden. Alle andere functies in het gebied zijn daar aan ondergeschikt.

In het plangebied wordt op enkele plekken oppervlaktewater vanuit het stedelijk gebied op de rivier geloosd; één locatie in Arnhem-zuid en drie locaties in Arnhem-noord. De Slijpbeek gelegen op de grens van de gemeente heeft de status van SED-beek wat betekent dat de huidige waterhuishoudkundige situatie minimaal gelijk moet blijven; het “stand still”-principe. Verder mogen er geen nadelige effecten optreden in het oppervlaktewater en grondwater door menselijke beïnvloeding en moet de invloed op ecologie, waterkwantiteit en -kwaliteit zo minimaal mogelijk gehouden worden. Als laatste voorwaarde geldt dat het beheer afgestemd moet worden op de natuurwaarden.

Grondwater

Bij ontwikkelingen in het plangebied geldt het uitgangspunt “Stand still-step forward”-principe: voor het grondwater is het niet toegestaan dat er een verslechtering ontstaat. Vanuit het waterbeleid gelden onder andere de volgende beperking:

  • Er mogen geen negatieve verstoringen van de grondwaterstanden en –stromingen worden veroorzaakt om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen.
  • Bij de ontwikkeling van bouwplannen moet rekening worden gehouden met de stand en de stromingsrichting van het grondwater. Voor de eventuele ondergrondse bouwwerken geldt als uitgangspunt dat deze de lokale grondwaterstroming en het grondwaterpeil niet permanent significant beïnvloeden. Bij ondergrondse bouw wordt in dit kader uitgegaan dat de constructie zodanig van aard zal zijn dat een permanente grondwateronttrekking niet noodzakelijk is.

Verder moet aangetoond worden dat de aanpassing geen negatieve effecten veroorzaken op de al bestaande omgeving.

Drinkwaterbescherming

Over een klein deel van het uiterwaarden ligt de beschermingszone van de drinkwaterwinning Ir. H. Symons. In bijna alle gevallen is de provincie het bevoegd gezag wat betreft de grondwateronttrekkingen ten behoeve van drinkwaterwinning en de bescherming van de intrekzones (25-jaarszone). Uitzondering hierop zijn de stedelijke winningen in o.a. Arnhem-zuid. Voor deze uitzonderingen moet de bescherming van de intrekzones geregeld worden via de bestemmingsplannen. Het grondwater moet uiteindelijk wel aan dezelfde voorwaarden voldoen; het einddoel voor zowel stedelijke als niet-stedelijke winningen is hetzelfde. Voor de eenduidigheid volgt de gemeente dan ook de provinciale richtlijnen. Daarom is een aanlegvergunning nodig voor alle werkzaamheden in de ondergrond binnen de berekende 25-jaarszone. Uitzondering op dit principe is dat normale stedelijke functies mogelijk zijn. Vanuit het provinciaal beleid is specifiek benoemd dat koude-warmteopslag binnen de 25-jaarszone niet is toegestaan.

Voor nieuwe ontwikkelingen geldt dat de risico's moeten worden afgewogen tegen de risico's van de huidige activiteiten (“Stand still-Step forward”-principe).

Regen- en afvalwatersysteem

In het plangebied is het tracé van het hoofdtransportriool van Arnhem-Noord naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie in Duiven gelegen. Het tracé, een persleiding, loopt vanaf het Rijngemaal bij de John Frostbrug naar de kruising Oude Veerweg / IJsseloordweg, langs de Oude Veerweg, richting de zomerbedding van de IJssel. Ondertussen kruist de leiding de primaire waterkering. In de uiterwaarden maakt de leiding een knik waarna het, op ca 40 m. afstand parallel aan de rivier, richting de brug van de rijksweg A12 gaat en uiteindelijk naar de zuiveringsinstallatie. Ter bescherming geldt een beschermingsstrook van 10 m. breed boven de leiding. De leiding is eigendom van het waterschap Rijn & IJssel.

Op dit hoofdtransportriool prikken twee kleinere leidingen in, te weten:

  • Een persleiding, ook van het waterschap Rijn & IJssel, vanuit IJsseloord 2. Dit industrieterrein heeft een eigen rioolgemaal. De persleiding van dit gemaal prikt in de uiterwaarden in op het grote transportriool. De beschermingsstrook boven deze persleiding is 4 mtr. breed.
  • Een riooltransportleiding vanuit Arnhem-zuid en Huissen. Vanuit de Huissensche Uiterwaarden gaat dit riool onder de Nederrijn door en ligt vervolgens vlak langs de oever van de IJssel. Dit riool sluit aan bij de knik van het hoofdtransportriool van het waterschap Rijn & IJssel in de uiterwaarden. Dit transportriool is eigendom van het waterschap Rivierenland. De beschermingszone bij deze leiding bedraagt 6 m.

Bij zware regenval is het gemengde rioolstelsel in het bebouwd gebied meestal te klein gedimensioneerd om al het regenwater te kunnen verwerken. Ter ontlasting van het rioolstelsel zijn er overstorten in het stelsel aangebracht om te voorkomen dat het rioolwater op straat komt te staan. Deze riooloverstorten lozen het overtollige water op het oppervlaktewater. Binnen het plangebied liggen enkele riooloverstorten van het rioolstelsel van Arnhem-noord.

Verder bevinden zich binnen het plangebied enkele uitlaten van regenwaterstelsels.
De transportriolen en alle uitlaten staan (indicatief) op de waterattentiekaart aangegeven

Waterkering

Als bescherming tegen hoog water ligt langs het plangebied de primaire waterkering. Voor de instandhouding van de waterkering is de desbetreffende Keur van het waterschap van toepassing; voor de noordelijke kering de Keur van het waterschap Rijn & IJssel en voor de zuidelijke kering die van het waterschap Rivierenland. De waterkering bestaat uit een kernzone en een beschermingszone en kan per locatie verschillen. Voor de exacte begrenzing en beperkingen wordt verwezen naar de Legger waterkering en de Keur van beide waterschappen.

5.2.7 Bodem

Voor het bestemmingsplan is als eerste met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied.

Voor grote delen van het rivierengebied (Nederrijn plus havens, uiterwaarden) is Rijkswaterstaat (RWS) bevoegd gezag voor de Wet bodembescherming (Wbb); dat betekent dat RWS in dat gebied beschikkingen afgeeft voor bodemsaneringen. In het rivierengebied is de gemeente Arnhem alleen bevoegd gezag Wbb voor de 'drogere oevergebieden' (steenfabrieksterreinen, Stadsblokken, de Praets, Rosandepolder, lage kades Arnhem-Noord en terrein bij Veerweg naar Westervoor nrs 23-27a).

Uit de inventarisatie is gebleken dat in het bestemmingsplangebied en in de directe nabijheid de volgende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn:

Adres BISnr. Aangetoond of potentieel geval Omschrijving Provinciale nummering
Meinerswijk 0024 aangetoond Ernstig niet urgent VOS 030-030
Stadsblokken-Groene rivier (vml stortplaats) 0023 Potentieel Ernstig, niet urgent
Onderlangs 10 0734 aangetoond Enstig niet urgent
Onderlangs/Boterdijk (ophooglaag) 0726 potentieel Ernstig, niet urgent
Meinerswijk (steenfabriek Meinerswijk) 0144 aangetoond Ernstig, niet urgent
Meinerswijk achter steenfabriek (stort) 0039 aangetoond Ernstig, niet urgent
Stadsblokkenweg (ASM-TERREIN) 0037 aangetoond Ernstig, spoedeisendheid nog nader te bepalen
Stadsblokkenweg (AUTOSLOOP) 0074 aangetoond Ernstig, spoedeisendheid nog nader te bepalen
Westervoortsedijk 7 (Vml. Gasfabriek) 0017 aangetoond Ernstig en urgent
Billitonterrein (lood) 0012 aangetoond Ernstig, niet spoedeisend
Nieuwe Havenweg/Billitonkade (ophooglaag) 1207 aangetoond restverontreiniging
Nieuwe Havenweg 11 0075 aangetoond restverontreiniging
Veerweg naar Westervoort/Pleijweg 2339 aangetoond Ernstig, niet urgent

Daarnaast ligt binnen het bestemmingsplan een tweetal gevallen van ernstige waterbodem-verontreinigingen nl. Malburgerhaven (ook wel bekend onder de naam Nieuwe Haven) en Haven van Coers. De Malburgerhaven is inmiddels gesaneerd. Er is nog wel sprake van een beperkte restverontreiniging. De haven van Coers is nog niet gesaneerd.

Direct aangrenzend aan het bestemmingsplangebied liggen de volgende grondwaterverontreinigingen:

Adres BISnr. Aangetoond of potentieel geval Omschrijving
Amsterdamseweg 38 e.o. (Neproma) 0032 aangetoond Urgent sanering in uitvoering
Rijnkade/Vossenstraat 2852 aangetoond Ernstig, niet spoedeisend

Conclusie

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn een aantal (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Direct aangrenzend aan het plangebied liggen een tweetal grondwaterverontreinigingen.

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen gevaar voor de volksgezondheid bij de aanwezige bestemmingen/functies in het beheerbestemmingsplangebied.

Omdat het een beheerbestemmingsplan betreft, is het onderzoek vooralsnog beperkt tot het uitvoeren van deze inventarisatie. Bij concrete bestemmingsplanwijziging en/of nieuwbouw plannen, waarbij nog onvoldoende inzicht bestaat in de bodemkwaliteit, kan een bodemonderzoek noodzakelijk zijn.

5.2.8 Cultuurhistorie en archeologie

Hoewel het plangebied een grotendeels uiterwaardengebied betreft, zijn er meerdere archeologische en overige cultuurhistorische waarden aanwezig. Er is een vindplaats waar Romeins materiaal is gevonden, hetgeen gezien de nabijheid van de limes niet verwonderlijk is. Daarnaast is er op basis van historische gegevens een aantal mogelijke vindplaatsen te duiden en zijn er zones met een archeologische verwachting: het uiterst westelijke deel (limes), nabij de oude nederzetting van Malburgen (buitendijks kasteel) en de Koningspleij (forten). Een behoorlijk deel van het plangebied heeft echter een lage archeologische verwachting gezien de geomorfologische en paleogeografische situatie. In het plangebied zijn ook cultuurhistorische waarden aanwezig. Dit de John Frostbrug (monument), fort Westervoort (aanwijzing tot monument), een bunker (idem), de spoorbrug naar Westervoort en relicten die samenhangen met de inrichting/het gebruik van het plangebied: verkavelingspatronen, wegen, dijken en een deel van de Grift.

In het plangebied liggen vele kansen om de cultuurhistorie uit verschillende perioden beleefbaar te maken en het verhaal te vertelen van het rivierenlandschap en onze omgang met water.

5.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden

Over het plangebied loopt een straalpad voor het doorgeven van telefoon- en andere signalen, dat beperkingen aan de bouwhoogte stelt. Vanuit noordelijke richting loopt een straalpad van KPN. De maximum bouwhoogten die in het bestemmingsplan zijn toegelaten, zijn lager dan dit straalpad, zodat daaruit geen beperkingen voortvloeien.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.

6.2 Opzet Van De Regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is verplicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  1. 1. Artikel 1 Begrippen
    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen. De begrippen voor woonschip, nieuw woonschip en ligplaats zijn hier ook gedefinieerd. Enkel de permantent bewoonde woonschepen vallen onder de begripsbepaling. Schepen dienen in hoofdzaak voor bewoning te worden gebruikt.
  2. 2. Artikel 2 Wijze van meten
    Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.

In dit artikel is ook de wijze van meten van woonschepen neergelegd. De niet bebouwde overstekken worden niet meegerekend bij het oppervlak van het woonschip.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
  2. 2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  3. 3. Afwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels;
  4. 4. Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

In paragraaf 6.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.

6.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  1. 1. Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
    Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend
  2. 2. Artikel 24 Algemene bouwregels
    Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage.
  3. 3. Artikel 25 Algemene gebruiksregels
    In dit artikel zijn de algemene bouwregels opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan.
  4. 4. Artikel 27 Algemene afwijkingsregels
    In dit artikel worden de voorwaarden beschreven waaronder kan worden afgeweken van een bestemmingsregel. Deze afwijkingen kunnen worden toegepast op alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.

6.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

6.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

6.3.1 Afzonderlijke bestemmingen

In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken. Er kan worden gekozen om bepaalde bestemmingen in één subparagraaf te behandelen.

Per bestemming wordt ingegaan op:

  • welke gronden zijn zo bestemd;
  • wat houdt de bestemming in;
  • eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden.

6.3.2 Agrarisch

Binnen de bestemming "Agrarisch" (Artikel 3) zijn agrarische bedrijven toegestaan. Alle bedrijfsgebouwen (inclusief schuren, loodsen, mestplaten en silo's) en één agrarische dienstwoning vallen binnen deze bestemming.

Voor de bestaande situatie aan de Veerweg naar Westervoort is bepaald dat twee dienstwoningen zijn toegestaan. Bij de grootte van de bouwzone is rekening gehouden de agrariërs reële mogelijkheden voor de toekomst te bieden.
Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer zijn eveneens toegestaan. Wegen voor doorgaand autoverkeer zijn niet toegestaan.

Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State met betrekking tot een deel van de natuurbestemming op de Koningspleij, zijn deze gronden conform de uitspraak bestemd als "Agrarisch".

6.3.3 Bedrijf

In dit bestemmingsplan zijn twee bedrijfsbestemmingen opgenomen: "Bedrijf" (Artikel 4),

"Bedrijf - Nutsvoorziening" (Artikel 5) en "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg" (Artikel 6)

Bedrijf (Artikel 4)

Binnen de bestemming "Bedrijf" is een scheepswerf op de Koningspley, aan de IJsseloever toegestaan. De scheepswerf is volgens de beleidslijn niet-riviergebonden omdat daar schepen worden gebouwd die kleiner zijn dan 25 meter gemeten langs de waterlijn. Voor alle bedrijfsbebouwing geldt dat deze door middel van een vrijstelling met 10% mogen worden uitgebreid.

Bedrijf - Nutsvoorziening (Artikel 5)

Deze bestemming is bedoeld voor nutsbedrijven of soortgelijke instellingen. Dit zijn bedrijven, gericht op de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, de verzorging van telecommunicatie of de afvoer en verwerking van afvalstoffen.

Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg (Artikel 6)

De bestemming "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg"'ligt op het tankstation aan de Eldenseweg. Omdat het hier gaat om een niet-riviergebonden functie is een uitbreiding van 10% toegestaan door middel van een ontheffing. Ten behoeve van de luifel (bouwwerk buiten de bouwzone) is een aanduiding ("specifieke bouwaanduiding - 1") op de plankaart opgenomen.

6.3.4 Groen

Voor de strook langs de A12 en ter hoogte van de Boterdijk is de bestemming "Groen" (Artikel 7) opgenomen.

6.3.5 Natuur

Binnen de bestemming "Artikel 9" staan het behoud, beheer en herstel of de ontwikkeling van voorkomende landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische, archeologische en natuurwaarden voorop. Daarnaast is het gebruik ten behoeve van agrarische doeleinden en extensieve recreatie toegestaan, maar slechts indien dat geen belemmering vormt voor of aantasting vormt van de hiervoor omschreven waarden.

De bestemming "Natuur" is verkleind tenopzichte van het vigerende plan, dit als gevolg van de uitspraak van de Raad van State met betrekking tot de Koningspleij, in plaats van "Natuur" ligt hier nu deels de bestemming "Agrarisch" (zie 6.3.2)

Wat betreft de infrastructuur is van belang dat binnen deze bestemming wegen ten behoeve van langzaam verkeer en ten behoeve van bestemmingsverkeer zijn toegestaan.

Aanduidingen binnen deze bestemming zijn opgenomen voor:

- een scheepsreparatiebedrijf ("specifieke vorm van bedrijf - 1");

- een rederij ("specifieke vorm van bedrijf - 2");

- een terrein voor scouting ("specifieke vorm van recreatie");

- een laad- en losplaats voor schepen ("laad- en losplaats").

6.3.6 Verkeer

De bestemming verkeer is opgedeeld in een drietal 'sub-bestemmingen' te weten:

"Verkeer - Railverkeer" (Artikel 10);

"Verkeer - Verblijfsgebied" (Artikel 11);

"Verkeer - Wegverkeer" (Artikel 12).

Verkeer - Railverkeer (Artikel 10)

De bestemming "Verkeer - Railverkeer" is gegeven aan spoorwegen voor personen en goederenvervoer en rangeerterreinen met bijbehorende paden en groenaanleg. Het bouwen van wacht- en werkruimtes, spoorviaducten, elektriciteit- en verbindingshuisjes en masten voor bovenleidingen e.d. is mogelijk binnen deze bestemming. Deze bestemming is gelegen op de gronden van het tracé Arnhem-Nijmegen die deels door het plangebied lopen.

Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 11)

De bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.

Verkeer - Wegverkeer (Artikel 12)

De bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' is bedoeld voor verkeerszones die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden, of wegen die onderdeel uitmaken van een doorgaande busroute. Onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming. De woonstraten zijn veelal gelegen in de woonbestemming (onbebouwbare zone).

6.3.7 Water

De waterbestemming (Artikel 13) maakt het gebruik van water, inclusief het gebruik als scheepvaartweg mogelijk. Dat betekent dat hierbinnen verkeer te water kan plaatsvinden, alsmede waterberging, afvoer van water, het laden en lossen en het repareren van schepen. Vormen van riviergebonden bedrijvigheid zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven.

6.3.8 Wonen

Functie

De enkele woningen in het plangebied zijn bestemd als "Wonen" (Artikel 14) of "Wonen -Woonschepenligplaats" (Artikel 15).

Binnen de woonbestemming zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen is hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).

Wonen (Artikel 14)

De grondgebonden woningen in dit bestemmingsplan (aan de Drielse Rijndijk en de Drielsedijk) zijn ingevolge de Beleidslijn Grote Rivieren niet-riviergebonden functies. Voor de woningen geldt dat ieder afzonderlijk gebouw, dus zowel hoofd- als bijgebouw, eenmalig 10% bij recht mag worden uitgebreid. De voorschriften verwijzen naar een tabel die de aanwezige bebouwing weergeeft ("bestaand in m2") en de maximale toegestane bebouwing ("toegestaan in m2").

Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Binnen de bestemming Wonen zijn twee zones te onderscheiden: de bouwzone en de onbebouwbare zone.

  • De bouwzone omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst, uitbreidingsmogelijkheden.
  • De onbebouwbare zone is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten, trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.

Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).

In de bestemming "Wonen" zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld zorgtehuizen, gevangenissen en asielzoekerscentra niet inbegrepen. Deze vormen van wonen zijn, indien van toepassing, in een aparte bestemming opgenomen.

Wonen - Woonschepenligplaats (Artikel 15)

De bestemming "Wonen - Woonschepenligplaats" is bestemd voor woonschepen. Binnen deze bestemming zijn woonschepen met bijbehorende drijvende terrassen toegestaan indien deze direct in verbinding staan met de kade. Het afmeren van meerdere woonschepen naast elkaar is niet toegestaan. Uiteraard mogen die situaties waarin dat wel het geval is blijven voortbestaan tot er sprake is van vervanging. Op de plankaart is een uitzondering opgenomen, ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - 1" mogen vier schepen naast elkaar worden afgemeerd.

Tevens kan een bebouwbare zone opgenomen zijn voor ondergeschikte bijgebouwen zoals een tuinhuisje of berging tot een maximale oppervlakte van 25 m2.

Alle woonschepen in het plangebied zijn volgens de Beleidslijn Grote Rivieren (nu PKB Ruimte voor de Rivier) niet-riviergebonden functies en groei in aantal en maatvoering moet beperkt worden tot 10% van de oorspronkelijke omvang.

In het bestemmingsplan 'Rivierzone', de voorloper van dit plan is ervoor gekozen om uitbreidingsmogelijkheden niet per woonschip te verdelen, maar om kleine schepen wat meer en grote schepen geen uitbreidingsmogelijkheden te bieden. Er is daar gekozen om woonschepen bij vervanging te beperken tot 100 m². Wanneer een woonboot door een calamiteit teniet gaat mag de bestaande, afwijkende oppervlakte maat worden gehanteerd.

In dit bestemmingsplan is de maximum oppervlaktemaat die geldt bij vernieuwing of vervanging van een woonschip heroverwogen. Hierbij is de conclusie getrokken dat deze regeling ongewenste of negatieve gevolgen kan hebben. Daarom is nu geregeld dat woonschepen bij vernieuwing of vervanging moeten voldoen aan de oppervlaktemaat van 100 m² of de maat die gelijk is aan de in de ligplaatsvergunning opgenomen maximummaat, waarbij wel een beperking geldt van 150 m².

Dit komt er op neer dat schepen die kleiner zijn dan 100 m² bij vernieuwing of vervanging naar een maximale oppervlaktemaat van 100 m² mogen; voor woonschepen tussen de 100 m² en 150 m² geldt dat bij vernieuwing de huidige (vergunde) oppervlaktemaat mag worden gerealiseerd; woonschepen die groter zijn dan 150 m² worden bij vervanging of vernieuwing beperkt tot een maximale oppervlaktemaat van 150 m².

De oppervlaktematen van de woonschepen zijn opgenomen in de ligplaatsvergunning (APV). Voor de schepen met een oppervlaktemaat van meer dan 150m² heeft een hermeting plaats gevonden door het bureau "Drijvend Wonen" naar aanleiding van onthouding van goedkeurig aan het bestemmingsplan 'Rivierzone' door GS.

De bestaande oppervlaktematen uit de ligplaatsvergunning c.q. vastgesteld bij het nader onderzoek zijn opgenomen in de tabellen bij bijlage 2 - Woonschepen horend bij de regels. In diezelfde tabel zijn eveneens de bestaande hoogtes die groter zijn dan de toegestane maximale bouwhoogte op de plankaart opgenomen.

Uitbreidingsmogelijkheden met betrekking tot de oppervlakte zijn als volgt:

- woonschepen met een oppervlakte tot 75m2 mogen uitbreiden tot maximaal 100 m2;
- woonschepen met een oppervlakte tussen 75m2 en 125 m2 mogen met maximaal
25 m2 uitbreiden;
- woonschepen met een oppervlakte groter dan 125 m2 mogen uitbreiden tot maximaal
150 m²

Bestaande woonschepen met een oppervlakte groter dan 150 m2 zijn op hun feitelijke maatvoering bestemd en mogen niet uitgebreid worden. Ook voor de woonschepen die hoger zijn dan de op de plankaart aangegeven maximumhoogte zijn op hun huidige hoogte bestemd.

Voor wat betreft het positief bestemmen van overschrijdende breedtematen: in de voorloper van dit bestemmingsplan (het bestemmingsplan 'Rivierzone') geldt een maximum breedtemaat voor de woonschepen van 8 meter. Deze breedte werd gemeten inclusief onbebouwde overstekken. Doordat in dit plan de wijze van meten (zie hoofdstuk 1 Inleidende regels, artikel 2 - Wijze van meten) tenopzichte van het vorige plan gewijzigd is, waardoor onbebouwde overstekken niet worden meegerekend bij de breedemaat, zijn er géén breedtes meer die over het maximum van 8 meter overschrijden (wellicht nog wel voor zover het onbebouwde overstekken betreft, maar deze worden in dit plan niet meer meegereken bij de maximale maat van 8 meter.

De maximale hoogte is gedifferentieerd op basis van de stedenbouwkundige/landschappelijke situatie. Voor de locatie Onderlangs en Rosandepolder geldt een maximale hoogte van 5 meter. Voor de Haven van Coers is naar aanleiding van het unaniem aangenomen amendement bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Rivierzone' een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen voor de maximale bouwhoogte van 30% van de maat die op de plankaart is opgenomen (4m) bij de vaststelling van het oorspronkelijke plan.

Naar aanleiding van het raadsbesluit van 25 juni 2012 is een aantal ligplaatsen alsnog gewenst verklaard. Deze ligplaatsen zijn bij deze herziening positief bestemd. De oppervlaktematen in de bijlage bij deze regel zijn ook overgenomen uit de reeds bestaande ligplaatsvergunningen.

De regels verwijzen naar een tabel (zie bijlage 2 van de regels) waarin de bestaande oppervlakte van het casco van het woonschip is opgenomen. Hierbij zijn, conform de wijze van meten bij de ligplaatsvergunning, onbebouwde overstekken niet meegerekend.

Aanpassing naar aanleiding van raadsbehandeling van voorstel tot vaststelling van bestemmingsplan

De bestemming "Wonen – Woonschepenligplaats" is in aanloop tot vaststelling van dit bestemmingsplan bij behandeling in de raadscommissie op onderdelen gewijzigd. Voor de nieuwe regeling en de toelichting op deze regeling zie bijlage 2 (Memo aanpassingenbestemmingsplan Rivierzone 2013 n.a.v. commissiebehandeling) en bijlage 3 (Raadsvoorstelgewijzigd vaststellen bestemmingsplan Rivierzone 2013) van de toelichting.

6.3.9 Dubbelbestemmingen

De SVBP 2008 geeft ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkel bestemmingen en daar iets over zeggen. Dit bestemmingsplan is een aantal dubbelbestemmingen opgenomen:

Leidingen - Gas, Hoogspanningsverbinding, Riool, Water (Artikelen 16, 17, 18 en 19)

In het plangebied zijn leidingen gelegen. Om deze leidingen en hun omgeving te beschermen tegen eventueel gevaar, is een afstand opgenomen waarbinnen bepaalde werken en werkzaamheden aan een aanlegvergunning zijn gebonden. Daarnaast geldt ter plaatse van de leiding een bouwverbod voor andere bouwwerken dan ten behoeve van de leiding. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen, ten behoeve van het bouwen van de secundaire bestemmingen, mits het leidingbelang niet in gevaar komt.

Waterstaat (Artikel 21)

Het hele plangebied, met uitzondering van een gedeelte van de bestemming "Waterstaat - Waterkering", heeft de primaire bestemming "Waterstaat".

Waterstaat - Waterkering (Artikel 22)

De waterkering wordt in dit artikel primair bestemd. Dit om de bescherming van de waterkering te garanderen.

Waarde - Natuur (Artikel 20)

De natuurwaarden op de Koningspleij die conform de uitspraak van de Raad van State gewijzigd zijn van de bestemming "Natuur" naar de bestemming "Agrarisch", zijn beschermd door de dubbelbestemming "Waarde - Natuur."

6.3.10 Algemene afwijkingsregels

De 10% afwijkingsmogelijkheid (zoals opgenomen in artikel 26 - Algemene afwijkingsregels) geldt voor bouwen, niet voor gebruik. Woonschepen zijn geen gebouwen, dus hiervoor geldt geen afwijkingsmogelijkheid. Wel echter voor de bijgebouwen, omdat deze wel bouwwerken zijn.

6.4 Vergelijking Vigerende Plannen

Op enkele punten na is dit bestemmingsplan gelijk aan het bestemmingsplan Rivierzone. De verschillen zijn in de inleiding bij hoofdstuk 1 al genoemd.

6.5 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

In de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • géén stilzwijgend gedogen;
  • gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
  • gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Een actualisatie van de voorgenoemde nota handhaving is in voorbereiding. Er is echter geen aanleiding om de bovenstaande uitgangspunten te wijzigen. Het is echter niet reëel om te pretenderen alle strijdigheden op het vlak van bouwregelgeving binnen redelijke termijn op te sporen en daar ook actie op te ondernemen. Daarom zal in deze actualisatie een prioriteitsstelling worden opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht zal worden besteed.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen en gevolgde afwijkingsprocedures geregistreerd worden.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.

6.6 Exploitatie

Het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Rivierzone 2013' is beheermatig van aard. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan achterwege gelaten worden.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg

Bewonersoverleg

Bij de totstandkoming van de voorloper van dit bestemmingsplan, het bestemmingsplan Rivierzone, dat in 2009 door de raad is vastgesteld, is zeer veel overlegd met de bewoners. Naar aanleiding daarvan zijn ambtelijke en politieke keuzes gemaakt. Hierbij ging het veelal om de ligplaatsen voor en de maatvoering van de woonschepen.

Na de onthouding van goedkeuring door GS aan de woonschepen met een groter oppervlak dan 150 m² is in 2010 opnieuw overleg opgestart met de desbetreffende bewoners. In dat overleg is afgesproken om over te gaan tot hermeting van de betreffende schepen door een daarin gespecialiseerd bureau. Deze hermeting heeft plaatsgevonden in overleg met de bewoners en de resultaten zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.

Het concept-bestemmingsplan is daarna toegezonden aan de bewoners. Dit heeft geleid tot een aantal verbeteringen. Ook is het concept toegezonden aan de heer Reijers in verband met de gewijzigde bestemming voor de gronden die hij als agrarier in gebruik heeft.

Artikel 3.1.1 Bro overleg

In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar Provincie, Waterschap en de aangrenzende gemeente. Daarnaast is het bestemmingsplan ter informatie naar de Gasunie en Rijkswaterstaat gestuurd.

Publicatie voornemen ontwikkeling

Dit is een beheerbestemmingsplan dat geen ontwikkelingen mogelijk maakt. Daarom was het niet nodig om het voornemen te publiceren.

7.2 Terinzagelegging

Het ontwerp-bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Rivierzone 2013' heeft vanaf 7 februari 2013 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn 23 zienswijzen ingediend.

Naar aanleiding van een deel van deze zienswijzen is voorgesteld om het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen. De wijzigingen zijn opgesomd in het dictum van het raadsbesluit.

In de aanloop tot vaststelling van dit bestemmingsplan is bij raadsbehandeling van dit voorstel de zienswijzennota en het vaststellingsbesluit op enkele punten gewijzigd. Als gevolg hiervan is een memo opgesteld die voorzag in deze aanpassingen, volledigheidshalve is deze memo bijgevoegd als bijlage bij dit bestemmingsplan (Bijlage 2 - Memo aanpassingenbestemmingsplan Rivierzone 2013 n.a.v. commissiebehandeling).

Op maandag 27 januari 2014 is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.

Bijlagen

Bijlage 1 Raadsvoorstel- En Besluit Woonschepen Op Ongewenst Locaties (+ Aangenomen Amendement Haalbaar En Betaalbaar)

Bijlage 2 Memo Aanpassingen Bestemmingsplan Rivierzone 2013 N.a.v. Commissiebehandeling

Bijlage 3 Raadsvoorstel Gewijzigd Vaststellen Bestemmingsplan Rivierzone 2013