KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Groen - Park
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 7 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Situering En Begrenzing Plangebied
1.2 Aanleiding En Doel
1.3 Opzet Bestemmingsplan
1.4 Geldende Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Historische Ontwikkeling
2.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Woonbeleid
3.4 Welstandsbeleid
3.5 Verkeersbeleid
3.6 Milieu- En Omgevingsbeleid
3.7 Coffeeshopbeleid
3.8 Prostitutiebeleid
3.9 Overige Beleidsuitgangspunten
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke- En Programmatische Aspecten
4.1 Inleiding
4.2 Ruimtelijke Inkadering En Hoofdopzet
4.3 Het Plan Saksen Weimar 2012
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Milieu- En Omgevingsaspecten
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Van De Regels
6.3 Verantwoording Van De Regels
6.4 Vergelijking Vigerend Bestemmingsplan
6.5 Handhaving
6.6 Exploitatie
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vooroverleg
7.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)
Bijlage 1 Groene Treden Saksen Weimar- Arnhem Schets Fase Ii
Bijlage 2 Akoestische Analyse Saksen Weimar

Bestemmingsplan Saksen Weimar 2012

Bestemmingsplan - gemeente Arnhem

Vastgesteld op 27-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanSaksen Weimar 2012 van de gemeente Arnhem.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.778-201.gml met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.9 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.10 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.11 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.15 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.16 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 aan-, uitbouw:

een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.18 bouwlaag:

een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering c.q. kapruimte.

1.19 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.20 peil:

  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
  • voor zover in deze regels van toepassing verklaard: Nieuw Amsterdams Peil (N.A.P.)

1.21 wonen

voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen: bijzondere woonvormen en bed and breakfast met ten hoogste vier slaapplaatsen;

1.22 bed and breakfast

overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt in een woning, gedreven door de bewoner van die woning.

1.23 bijzondere woonvorm

een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch behandeld te worden.

1.24 woning:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.

1.25 mantelzorg

het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn.

1.26 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest

1.27 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.28 standplaats:

een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.

1.29 straatmeubilair:

onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.30 bedrijfswoning / dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.

1.31 beroep aan huis:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.

1.32 bedrijf:

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.

1.33 dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijf, videotheek en andere verhuurbedrijven, een autorijschool en dergelijke, met uitzondering van garagebedrijven. Detailhandel wordt hieronder niet begrepen

1.34 nutsbedrijven:

bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op:

  1. a. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  2. b. de verzorging van telecommunicatie;
  3. c. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;

1.35 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.36 prostitué(e):

degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.37 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.38 raamprostitutie:

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.

1.39 thuisprostitutie:

vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

1.40 werkplek:

een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.

1.41 wijk:

wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

1.42 vestigingsbeleid:

het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000).

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil:tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. c. fiets- en wandelpaden, straatmeubilair en speelvoorzieningen.
  4. d. buurtontsluitingswegen ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - 1".
  5. e. ongebouwde parkeervoorzieningen ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - 2"

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 4 Groen - Park

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - Park aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, ecologische- en natuurwaarden.
  2. b. park- en groenvoorzieningen, waaronder speelvoorzieningen;
  3. c. fiets- en wandelpaden;
  4. d. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  5. e. buurtontsluitingswegen ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - 1".
  6. f. ongebouwde parkeervoorzieningen ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - 2"

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

4.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden in strijd met de bestemming, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden:
    1. 1. als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
    2. 2. voor het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
    3. 3. voor het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.
  2. b. De in dit lid onder a. genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  2. b. het aanplanten van houtgewassen;
  3. c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of het apparatuur; andere apparatuur;
  4. d. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  5. e. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  6. f. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  7. g. het ophogen van gronden;
  8. h. het ophogen van de gronden;
  9. i. het verlagen van het waterpeil;
  10. j. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden.
  11. k. het aanleggen van parkeervoorzieningen;
  12. l. het aanbrengen van recreatie- en speelvoorzieningen;

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De als Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op
    bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groen- en watervoorzieningen;
  4. d. wandelgebieden en speelgelegenheden;
  5. e. terrassen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van
    direct aangrenzende bestemmingen.

5.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd
  2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 5 meter bedragen.

Artikel 6 Verkeer - Wegverkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Wegverkeer aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het aangegeven maximum aantal rijstroken, bestemd voor:

  1. a. wegen, fiets- en voetpaden, trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. groen- en watervoorzieningen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen.
  5. e. straatmeubilair

6.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken
    zoals bruggen, viaducten, straatmeubilair en bouwwerken ter geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer worden gebouwd.
  2. b. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals geluidwerende voorzieningen, mag niet meer dan 5 meter bedragen.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
    en daaraan ondergeschikt voor:
  2. b. groen- en speelvoorzieningen;
  3. c. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
  4. d. verblijfsgebieden.

7.2 Bouwregels

Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, voor zover gelegen binnen het bouwvlak) mogen uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, waarbij het volgende geldt:

  1. a. de bouwhoogte van de hoofdbebouwing bedraagt maximaal de hoogte zoals weergegeven op de verbeelding;
  2. b. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van het hoofdgebouw;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, passend binnen de bestemming, bedraagt maximaal 3 meter;
  4. d. het aantal hoofdgebouwen in het noordelijk bestemmingsvlak bedraagt maximaal 35;
  5. e. het aantal hoofdgebouwen in het zuidelijk bestemmingsvlak bedraagt maximaal 22;
  6. f. het aantal te realiseren hoofdgebouwen in het gehele plangebied bedraagt minimaal 39.

7.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. In het noordelijk bestemmingsvlak wordt ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting" minimaal een doorgang voor voetgangers in noord-zuidrichting gerealiseerd.
  2. b. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
  3. c. Het bepaalde in lid 7.3 onder b. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik ten behoeve van beroep aan huis, hieronder mede begrepen bed and breakfast, door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan en mag het geen detailhandel, prostitutie of horeca betreffen.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 onder a. van de regels ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte mits:

  1. 1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een onafhankelijk deskundige wordt ingewonnen
  2. 2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
  3. 3. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening wordt gehouden met milieu-aspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
  4. 4. het bijgebouw, dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, is gelegen op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw (op hetzelfde bouwperceel);
  5. 5. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
  6. 6. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
  7. 7. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleren burgemeester en wethouders tweejaarlijks of nog aan de voorwaarden wordt voldaan, waaronder met een omgevingsvergunning van de regels is afgeweken.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Bouwen binnen bouwvlak

  1. a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  2. b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.

9.2 Bebouwingspercentage

  1. a. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel bebouwd worden.
  2. b. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
  3. c. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven geldt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
  4. d. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. b. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.

Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels

11.1 Geluidzone - weg

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. 1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
  2. 2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 9.1 mits:
    1. a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter, de bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons, keldergaten (koekoeken) of galerijen;
    2. b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
      1. 1. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
      2. 2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
      3. 3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
      4. 4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  3. 3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
    1. a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3 , en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;
    2. b. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
    3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
      1. 1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
      2. 2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
      3. 3. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet. geluidhinder.
  4. 4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
    1. a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
    2. b. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
  5. 5. het bepaalde in artikel 10 voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat:
    1. a. het geen raamprostitutie betreft;
    2. b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
    3. c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het afwijken van de regels niet meer dan acht zal bedragen;
    4. d. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
    5. e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
    6. f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
    7. g. er geen onevenredige vergroting van de parkeerdruk ontstaat;
    8. h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
    9. i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

13.2 Overgangsrecht gebruik

13.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanSaksen Weimar 2012.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Situering En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt aan de noordrand van Arnhem en wordt begrensd door de Apeldoornseweg in het westen, de monumentale gebouwen van de voormalige Saksen Weimarkazerne in het oosten en de Weg achter het bos in het zuiden. Aan de noordkant wordt het plangebied begrensd door een bestaande groenwal.

Figuur 1, ligging plangebied, geeft de globale gebiedsaanduiding aan.

De exacte begrenzing is op de verbeelding (plankaart) en globaal in Figuur 2, geldende plannen, weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.778-0301_0001.jpg"

Figuur 1 ligging plangebied

1.2 Aanleiding En Doel

Na vertrek van Defensie is dit gebied vrijgekomen voor een nieuwe invulling. Er is gekozen voor woningbouw. Het project Saksen Weimar moet gaan voorzien in de huisvesting van een brede afspiegeling van de Arnhemse bevolking. Een diversiteit aan huishoudensamenstellingen, leeftijdscategorieën en inkomensgroepen zullen hier een passende woning en woonomgeving vinden.

Voor de ontwikkeling van het terrein heeft de gemeente een ontwikkelcompetitie uitgeschreven. Deze competitie is in 2006 gewonnen door de bouw- en vastgoedconcerns Westerbeek Vastgoed, Giesbers Groep en woningcorporatie Vivare en het stedenbouwkundig en landschaps-ontwerpbureau Lubbers, met het plan “De Groene Treden”

Onder meer ten behoeve van de realisering van deze ontwikkeling is in 2009 het bestemmingsplan Saksen Weimar door de gemeenteraad vastgesteld. Dit plan is in 2010 onherroepelijk geworden.De gevolgen van de kredietcrisis hebben echter een herijking van uitgangspunten noodzakelijk gemaakt. Gevolg hiervan is dat de planologische regeling voor de te realiseren nieuwbouwwoningen zowel qua situering als regels aanpassingen behoeft. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet daarom in een aangepaste regeling voor het zuidelijk deel van de locatie Saksen Weimar.
De aanpassingen hebben enerzijds betrekking op de gehanteerde woningtypologie, anderzijds op de stedenbouwkundige opzet.

1.3 Opzet Bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

Dit plan is conform de Wro vormgegeven volgens de SVBP (Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen) 2008. Het SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels.

Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wabo, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.

1.4 Geldende Plannen

Het bestemmingsplan Saksen Weimar 2012 is een algehele herziening van het zuidwestelijk deel van het bestemmingsplan Saksen Weimar uit 2010 voor zover van toepassing op dit plangebied. . Figuur 2, geldende plannen, verbeeldt welk deel van het bestemmingsplan Saksen Weimar (727) komt te vervallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.778-0301_0002.jpg"

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Historische Ontwikkeling

Het gebied Saksen Weimar, waar het plangebied deel van uitmaakt, ligt op de stuwwal van Arnhem, die tijdens de voorlaatste ijstijd is ontstaan, zo'n 200.000 jaar geleden. Gletsjers stuwden de aanwezige zandbodem hoog op. In later tijd schuurde de wind- en watererosie diepe dalen uit. Dit heeft geresulteerd in een zeer reliëfrijk landschap. De afwisseling van bos en open ruimte leveren een aantrekkelijk en rustiek beeld op.In de 19e eeuw behoorde het plangebied tot de landgoederen Klarenbeek en Angerenstein en werd het gebruikt voor landbouw.

De bouw van de kazerne eind jaren dertig van de 20e eeuw veranderde de functie van het zuidelijke deel. Het noordelijk deel veranderde rond 1950 toen de gemeentelijke sportvelden aangelegd werden. De oudere landschapspatronen, die dateerden uit de periode dat het gebied werd ontgonnen tot landbouwgrond, verdwenen toen; het terrein werd anders ingedeeld en terrasvormig geëgaliseerd, nieuwe boomsingels werden aangeplant en er kwamen enkele sportgebouwtjes. Het kazernecomplex bestaat uit diverse kazernegebouwen, een exercitieterrein, loodsen, een voertuigenparkeerterrein, een bunker en sportvelden.

Sinds 2002 heeft het kazernecomplex geen militaire functie meer maar is het tijdelijk in gebruik door kunstenaars. De oorspronkelijke kazernebebouwing is gemeentelijk monument. Door het vele groen in de vorm van bosschages en begroeide taluds langs de omsluitende wegen en de relatieve rust heeft het gebied tevens ecologische waarde.

2.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur

2.2.1 inbedding in de omgeving

Het plangebied ligt aan de radiaal Apeldoornseweg, die vanaf de Schelmseweg richting stadscentrum loopt langs gevarieerde woongebieden in een zeer groene setting. De landschappelijke onderlegger heeft fraaie welvingen ten gevolge, zowel flauwe hellingen als bochten. Vanaf de Apeldoornseweg zijn de woongebieden zelf slechts hier en daar even zichtbaar door het vele bosachtige groen. Pas bij park Sonsbeek staan de huizen tot aan de weg; vanaf daar is de stedelijke invloedssfeer steeds sterker aanwezig. Het plangebied past met zijn huidige besloten ligging duidelijk in deze opbouw.

Ook aan de zuidzijde van het plangebied heeft het landschap een nogal gesloten karakter door het bos van park Klarenbeek. Dit parkbos herbergt twee oude Arnhemse attractiepunten: de Steenen Tafel en de gelijknamige Watertoren. De fraaie, volgroeide eikenbomen langs de Weg achter het Bos geven deze laan een zeer bijzondere aanblik.

Aan de oostzijde van het plangebied liggen de voormalige kazernegebouwen.

Aan de westkant domineert het hoge, parkachtige groen van begraafplaats Moscowa en de zware laanbeplanting langs de oude Apeldoornseweg.

Door de monumentale laanbomen en de ruige randbeplantingen manifesteren de wegen rondom zich als halfopen en besloten ruimte. Deze versterken de markante lijnen in het landschap. De contrasten tussen open en gesloten worden versterkt, door het reliëf in combinatie met beplanting langs zuid- en noordrand van de A12. De lengterichting van het dal maakt lange zicht-assen mogelijk; losstaande bomen en boomgroepen dienen als coulissen in het idyllische landschap.

2.2.2 Het plangebied

Aan de binnenzijde van de dicht beplante, veelal hoger gelegen randen langs Saksen Weimar is een visueel gesloten geheel ontstaan; het gebied is een landschappelijke eenheid, terrasvormig aflopend naar het noorden. De vergravingen vormen één van de hoofdkenmerken van het gebied. Het belangrijkste oost-westlopende talud tussen de terrassen is fraai bosachtig begroeid. Er is voor gekozen dit talud te behouden.

2.2.3 Woonfunctie

De ligging van Saksen Weimar aan de noordrand van de stad is aantrekkelijk voor het vestigen van diverse vormen van woningbouw. Pluspunten zijn het fraaie landschap, de nabijheid van de uitvalswegen en van befaamd stedelijk en landelijk groen als recreatiemogelijkheden (respectievelijk park Klarenbeek en Veluwe). De binnenstad ligt niet ver weg. De (buurt)winkelvoorziening is op ca. 1 km. afstand gelegen (Schuttersbergplein).

Door de ligging is het plangebied een locatie met een aantrekkelijke uitstraling en meerwaarde. Verder biedt de combinatie van groene beslotenheid met fraaie vergezichten mogelijkheden voor het scheppen van bijzondere woonmilieus; de landschappelijke situatie van het plangebied is waardevol en bijzonder en geeft richting aan de stedenbouwkundige structuur.

Nadelen kunnen zijn, dat het naastgelegen sportcomplex Valkenhuizen wel wat onrust en (soms) parkeeroverlast veroorzaakt. Verder moet er rekening gehouden worden met het verkeerslawaai van de omringende wegen.

2.2.4 Omgeving

In de omgeving van het plangebied zijn de volgende cultuurhistorische elementen aanwezig:

Landgoed Klarenbeek, met parkbos langs de weg achter het Bos. Daarbinnen zijn verschillende monumenten gelegen, naast de Watertoren (met een restaurant op de begane grond) ook de Steenen Tafel. Dit is een grafsteen die behoorde bij het middeleeuwse klooster dat ooit in het dal stond. Het is een bekende oude Arnhemse toeristische bezienswaardigheid.

Begraafplaats Moscowa; hier is de oude boerderij Moscowa, die ooit deel uitmaakte van het landgoed Sonsbeek, van belang. Dit geldt ook voor een deel van de oude monumentale aanleg.

Het voormalige Fina-benzinestation (thans makelaarskantoor) langs de Apeldoornseweg uit de jaren 50 is een monument.

Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de kaart en in de regels.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijks-, Provinciaal- en regionaal beleid

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.

Het ruimtelijk beleid van de provincie is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 “Kansen voor de regio”. Het Streekplan, dat wordt vastgesteld voor een periode van 10 jaar, is een schakel tussen rijks- en gemeentelijke plannen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Bij de herziening van de Wro is het streekplan opgewaardeerd tot provinciale structuurvisie. In de "Wro-agenda" is neergelegd met welke (nieuwe) instrumenten het geformuleerde beleid wordt vormgegeven.

Het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen 'Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa' vormt het richtinggevend kader voor beleid en uitvoering van het regionaal beleid van de stadsregio op het gebied van ruimte, mobiliteit, economie en wonen.

3.2.2 Gemeentelijk beleid

Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. Om plannen en initiatieven goed op elkaar af te stemmen, stelt de gemeente met enige regelmaat een structuurplan vast. Het Structuurplan "Arnhem 2010" is de opvolger van het Structuurplan uit 1984. Dit plan is in 2000 door de raad vastgesteld. Het Structuurplan Arnhem 2010 beschrijft het ruimtelijk beleid voornamelijk in hoofdlijnen. Het plan is flexibel, zodat het kan inspelen op veranderende omstandigheden en inzichten. Formeel is het Structuurplan Arnhem 2010 tien jaar van kracht: van 2000 tot 2010. Maar de inrichting van de ruimte werpt haar schaduw veel verder vooruit. Waar dat mogelijk is, richt het Structuurplan zijn blik daarom op het jaar 2030.

In het Structuurplan is het terrein van de Saksen Weimarkazerne aangewezen als woningbouwlocatie. Woningbouw in dit gebied voorziet in een behoefte en creëert extra draagvlak voor de voorzieningen in de buurt.Om een dergelijke functie in een landschappelijk waardevol gebied in te kunnen passen zijn in 2005 een Masterplan en Nota van Randvoorwaarden opgesteld. In het Masterplan zijn de kaders en koers voor de nieuwe invulling vastgesteld. Dit Masterplan en de nota van randvoorwaarden zijn de basis geweest voor de “spelregels” van de ontwikkelcompetitie.

In 2006 is de Tussenrapportage Structuurplan Arnhem 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Tussenrapportage wordt het bestaande Structuurplan op een aantal punten herzien. De Tussenrapportage bevat een herijking van het ruimtelijk beleid. Naast de herijking van het bestaande beleid wordt ook een uitwerking gepresenteerd voor het beleid met betrekking tot hoogbouw. Dit is gedaan aan de hand van 10 principes voor hoogbouw in Arnhem welke zijn vertaald op een kaart van Arnhem.

Bij de invoering van de Wro (2008) is het structuurplan opgewaardeerd tot structuurvisie. Een nieuwe structuurvisie is in voorbereiding. De agenda voor de structuurvisie 2020 met doorkijk naar 2040 is gereed. In dit bestemmingsplan is al rekening gehouden met de nieuwe inzichten.

3.3 Woonbeleid

Woonvisie 2015

In de Woonvisie Gemeente Arnhem 2015 (vastgesteld in 2004) is de basis gelegd voor het gemeentelijk te voeren woonbeleid. In deze Woonvisie staat het motto 'Arnhem aantrekkelijke woonstad in balans' centraal. Bij het opstellen van de Arnhemse Woonvisie is rekening gehouden met wet- en regelgeving en de beleidskaders van andere overheden zoals Brussel, het Rijk, de provincie en de Stadsregio.

Met instrumenten als het Woningbouwkompas (WK), de Gebiedsgerichte uitwerking van de 24 wijken en een uitvoeringsgericht woonprogramma (de woonagenda) stuurt de gemeente op een gedifferentieerde woningvoorraad in de stad en op o.a. de (fysiek en sociale) samenstelling en kwaliteit van de woningvoorraad en de woon en leefomgeving in wijken.

.

De hoofddoelen van de Woonvisie zijn:

  1. 1. het bouwen van voldoende nieuwe woningen, daarbij wordt niet alleen gestuurd op aantallen, maar gaat het vooral om de kwaliteit, toekomstwaarde en duurzaamheid van de nieuwe woningen.
  2. 2. het vergroten van de keuzevrijheid en zeggenschap van bewoners bij hun woning en woonomgeving
  3. 3. het bevorderen van de doorstroming en het doorbreken en verbeteren van de eenzijdige grote goedkope woningvoorraad door te bouwen waar in de woningvoorraad vraag en een tekort aan is.
  4. 4. het vraaggericht toevoegen van woningen met een gevarieerde mix aan woningtypen in verschillende prijsklassen waarbij naast het toevoegen van betaalbare koop, het accent ligt op toevoegen van woningen in de daarop aansluitende prijscategorieën middelduur en duur.
  5. 5. het bevorderen van het eigen woningbezit in de stad om zo in 2015 meer evenwicht te bereiken in de eigendomsverhouding van huurwoningen en koopwoningen.
  6. 6. het stimuleren van allerlei vormen van particulier opdrachtgeverschap of vormen van collectieve samenbouw voor mensen met een grote of kleine beurs, specifieke behoeften (creatieven, zelfstandig ondernemers, idealisten, senioren of mensen met een functiebeperking), die op deze manier hun woonwensen kunnen realiseren.

Het Arnhemse woonbeleid speelt hiermee in op de behoefte en wensen van alle woonconsumenten en draagt bij aan meer diversiteit in de bevolkingsamenstelling en de kenmerken die verschillende wijken en buurten bezitten.

Wonen, welzijn en zorg

Er ligt op het gebied van wonen, welzijn en zorg een stevige fysieke opgave.Dit betekent dat er in woonwijken voor bijzondere doelgroepen en m.n. voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschaliger aanbod aan levensloopbestendige woningen, woonvormen of andere bijz. woonconcepten, gerealiseerd en gefaciliteerd moet worden, eventueel aangevuld met (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning, toezicht of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen in de directe of nabije woonomgeving.

3.4 Welstandsbeleid

Arnhem kiest er in haar welstandsnota (2004) voor om zoveel mogelijk recht te doen aan de reeds bestaande verschillen in de bebouwde omgeving. Hiervoor is een indeling gemaakt in een aantal logische eenheden in de stad. Elke ruimtelijke eenheid heeft een welstandsniveau, 'zwaar', 'normaal', of 'licht', dat aangeeft in welke mate welstand in dat gebied wordt ingezet. Bij nieuw te ontwikkelen gebieden worden beeldkwaliteitsplannen opgesteld, die toetskaders voor welstand vormen. Voor het onderhavig plan zal na realisering het welstandsniveau "normaal"gaan gelden.

3.5 Verkeersbeleid

3.5.1 Rijksbeleid

De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Centraal staat dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling.

3.5.2 Provinciaal en regionaal beleid

De provincie Gelderland en de Stadsregio Arnhem-Nijmegen kennen respectievelijk het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan-2 en het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan.
De provincie Gelderland kiest voor een duurzame mobiliteit, waarbij het verkeers- en vervoerssysteem een sterke economie ondersteunt, welvaart versterkt en de sociale integratie stimuleert. Om dat te bereiken kiest Gelderland voor de volgende aanpak:
voorkomen, beter benutten, bouwen en beprijzen.

De essentie van het Stadsregio-verkeersbeleid is identiek aan dat van de provincie Gelderland. Voor Arnhem is het project RegioRail in het bijzonder van belang. Stadsregio kiest als ruggengraat van ontwikkeling en vervoer het spoor tussen Zutphen-Zevenaar via Arnhem en Nijmegen naar Boxmeer en Cuijk. Planontwikkeling en –realisatie vinden bij voorkeur in bebouwd gebied en in de omgeving van het spoor plaats.

3.5.3 Gemeentelijk beleid

Als resultaat van de wisselwerking tussen Rijk, provincie/regio en gemeente, heeft de gemeente Arnhem haar verkeersbeleid verwoord in het Structuurplan Arnhem 2010 en in het Stedelijk Verkeers- en Vervoersplan SVVP Arnhem 2000-2010. De essentie ervan – overeenstemmend met die van Rijk, provincie en regio – is het terugdringen van de verkeersonveiligheid en het geleiden van de mobiliteit. Daarbij geldt het principe van vrijheid van keuze voor de mobilist, die de gemeente probeert te beïnvloeden door “verleidelijke” alternatieven aan te bieden. Ook speelt het prijsmechanisme hierin een steeds grotere rol.

Voor de werkingsduur van voorliggend bestemmingsplan is de uitwerking van het SVVP in het Categoriseringsplan Arnhem 2000 richtinggevend. Het categoriseringsplan werkt uit hoe de verkeersruimte in Arnhem duurzaam veilig (her-)ingericht wordt. Arnhem kent twee typen wegen: 1) de verblijfsgebieden en 2) de verkeersaders. Deze laatste zijn de hoofd- en ontsluitingswegen en vormen het Arnhemse hoofdwegennet voor het autoverkeer. Deze wegen kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger. Alle andere wegen vallen onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten krijgen het karakter van de 30 km/uurzone. Ze hebben een verblijfsfunctie en ontsluiten percelen. Veelal zijn het woonstraten.

Het SVVP Arnhem 2000-2010 is voor het onderdeel parkeren nader vormgegeven in de Parkeernota Arnhem 2003-2010 en in uitwerkingen van deze nota. Er is een nieuwe visie 'Arnhem... aantrekkelijk bereikbaar' in de aanloop naar een nieuwe mobiliteitsagenda gemaakt. Onder de vlag van de nieuwe structuurvisie wordt een uitwerking voor de langere termijn gemaakt (2020-2030).

3.6 Milieu- En Omgevingsbeleid

In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale leefomgevingskwaliteit van de stad.

In 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn opgenomen. Hiermee differentiëren we milieuambities naar verschillende gebieden. Niet overal in de stad streven we immers dezelfde milieuambities na: in een dynamisch centrum accepteren we bijvoorbeeld meer geluid dan in een woonwijk. Wel wordt rekening gehouden met grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich ophoopt.

Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten we in het betreffende gebied willen handhaven of realiseren, wordt ook duidelijk of een bepaalde ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied.

3.6.1 Geluid

In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.

De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde).

Voor het verlenen van een hogere grenswaarde is de nota uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde van de gemeente Arnhem van toepassing.

Beleidsplan

Op 5 augustus 2008 is het geactualiseerde beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Hetbeleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naar mate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.

3.6.2 Luchtkwaliteit

De Europese richtlijnen inzake luchtkwaliteit zijn geïmplementeerd in de Wet Luchtkwaliteit. Het doel van de Wet Luchtkwaliteit 2007 is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.

Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:

  1. a. PM10 (fijnstof)
    1. 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 ìg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet worden overschreden;
    2. 2. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 ìg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
  2. b. NO2 (stikstofdioxide)
    1. 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 ìg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden;
    2. 2. de uurgemiddelde concentratie van 200 ìg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.

Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.

Wet Luchtkwaliteit 2007

Op 15 november 2007 is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet was nodig bevonden omdat de aanleg van een groot aantal bouwprojecten en bestemmingsplannen stilgelegd zijn door uitspraken van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De grenswaarden zijn ongewijzigd gebleven, maar de nieuwe wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is 1augustus 2009 van k racht geworden.

3.6.3 Hinder

In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.

Geurhinder van industriële bedrijven

Op 13 december 2010 is het beleidsplan geur vastgesteld. Dit beleidsplan gaat in op geur afkomstig van industriële bedrijven waarvoor de gemeente Arnhem het bevoegde gezag is. Milieubeleid kan een positieve bijdrage leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Geur is een milieuaspect dat een belangrijke bijdrage levert aan de leefbaarheid. Het geurbeleid van de gemeente Arnhem sluit, voor zover dat mogelijk is, aan op het geurbeleid van de provincie Gelderland. Het doel van het geurbeleid is dat inwoners van Arnhem nu en in de toekomst niet worden blootgesteld aan geuroverlast door industriële bedrijven.

3.6.4 Externe veiligheid

Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).

Het PR (Plaatsgebonden Risico) is het risico op een bepaalde plaats. Het PR is de kans dat een persoon, die zich permanent en onbeschermd op die plaats zou bevinden, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het PR is de 10-6/jr PR contour.

Het GR (GroepsRisico) is de kans dat in een keer een groep mensen van tenminste een bepaalde grootte komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het GR is een oriënterende waarde.

Landelijk beleid

Voor bedrijven is op 28 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen (artikel 5.1 van de Wet milieubeheer) vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.

Voor de routes (weg, water, spoor en ondergrondse leidingen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, komt in 2009/2010 een AMvB transport. In deze AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) worden ook milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.

Gemeentelijk beleid

Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid 2005-2008 vastgesteld dat op 14 februari 2009 met 2 jaar is verlengd. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.

Om het bereikte gebiedsgerichte externe veiligheidsniveau vast te houden, en omdat er na 2010 vanuit het Rijk niet veel nieuwe wet- en regelgeving te verwachten is, heeft gemeenteraad op 14 februari 2011 besloten om het beleidsplan met nog eens 4 jaar te verlengen. Wel zijn de punten “risico's in stadswijken” en “objecten in de directe omgeving van risicovolle activiteiten” in het plan verhelderd en duidelijker omschreven.

3.6.5 Groen en ecologie

Flora- en Faunawet 2002

De opdrachtgever / initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet.

De wet gaat uit van het “nee-tenzij” principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

Sinds 2005 is het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Er zijn 3 beschermingscategorieën:

  1. 1. algemeen beschermde soorten;
  2. 2. beschermde soorten
  3. 3. streng beschermde soorten

Provinciaal beleid: Richtlijn compensatie natuur en bos

De provincie heeft het compensatiebeleid "De Compensatierichtlijn natuur en bos" als uitwerking van provinciale structuurvisie en de Structuurschema Groene Ruimte opgesteld. De gemeente zal dat compensatiebeleid uitvoeren. Is de provinciale richtlijn van toepassing dan treedt de gemeentelijke

regelgeving terug.

Uitgangspunt van het compensatiebeleid is dat natuur en bos alleen plaats kunnen maken voor een ander ruimtegebruik als er voor de specifieke locatiegebonden ontwikkeling geen alternatieve locaties aanwezig zijn (nee-tenzij-beleid). In principe dient natuur door natuur en bos door bos te worden gecompenseerd. De compensatierichtlijn is van toepassing op

  • alle natuur die in de provincieale verordening of op de bestemmingsplankaart de bestemming natuur heeft of een vegetatiewaarde van 6 of hoger heeft;
  • gebieden met de bestemming bos, zoals aangegeven in de provincieale verordening of op de bestemmingsplankaart;
  • alle gebieden die conform de Boswet herplantplichtig zijn, zowel binnen als buiten de bebouwde kom Boswet.

De compensatierichtlijn kent een kwaliteitstoeslag, bij wijziging van functie dient dus meer bos of natuur te worden gerealiseerd dan verloren gaat.

Er kunnen zich situaties voordoen waarbij het acceptabel is dat bos door natuur vervangen wordt. Deze situaties worden beschreven in de nota inzake de toepassing van de Boswet bij herstel en ontwikkeling van bijzondere natuurwetenschappelijke waarden (de "Nota Open Bos") van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan de Tweede Kamer d.d. 26 november 1992.

Boswet

De Boswet is van toepassing op alle bossen en houtopstanden groter dan 10 are of - in geval van rijbeplantingen - meer dan twintig bomen, die gelegen zijn buiten de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'. De Boswet verplicht om de grond waarop het bos of de bomen hebben gestaan binnen drie jaar opnieuw in te planten.

Als voor de uitvoering van een werk de bestemming moet worden gewijzigd treedt de provinciale richtlijn 'Bos- en natuurcompensatie' in werking. Deze richtlijn is een uitwerking van het Streekplan en geldt ook voor bos binnen de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'.

Groenplan Arnhem 2004 – 2007 / 2015

In het Groenplan Arnhem 2004-2007/2015 vastgesteld streeft de gemeente Arnhem ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.

De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor herontwikkeling. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventariseerd worden. In het bestemmingsplan is een groenbalans opgenomen, waarin is aangegeven hoe de groencompensatieregels zijn toegepast.

Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel.

Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn:

Alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en gebruik op elkaar afgestemd zijn;

Barrières van de stedelijke druk opheffen of zoneren.

Er worden 5 samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd: Natuurkernen, Natuurzones en stapstenen, Natuurlijke groenzones, Overig groen en De Stenen stad. Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld.

3.6.6 Water

Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2009-2015. Deze is vanaf 22 december 2009 van kracht. Het plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de planperiode tot 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water.

Daarnaast hebben Rijk, provincies, gemeente, waterschappen, en drinkwaterbedrijven afgesproken om gezamenlijk maatregelen te nemen voor een doelmatiger waterbeheer; het Bestuursakkoord Water (d.d. april 2011). De inzet ligt bij mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van watersysteem en waterketen. De kwaliteit moet omhoog tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

In de Nota Ruimte uit 2006 is water een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de Waterwet die op 22 december 2009 van kracht is geworden. In de Waterwet zijn ondermeer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.

Provinciaal en regionaal beleid

Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015. Het Waterplan gaat verder op de ingeslagen weg van het derde Waterhuishoudingsplan. Nieuw is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en de verplichtingen die voortvloeien uit de waterwet. Een belangrijk aanpassing uit de Waterwet is dat de vergunningverlening voor het onttrekken van grondwater grotendeels is overgedragen aan de waterschappen. Slechts in drie gevallen is de provincie hiervoor nog aanspreekpunt:

  • onttrekkingen voor drinkwaterwinning;
  • onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals koude- en warmte opslag (KWO);
  • industriële onttrekkingen meer dan 150.000 m³ per jaar.

De gemeenten in Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) hebben het Convenant Duurzaam Bouwen in het KAN (2000) opgesteld. Het 'pakket duurzaam bouwen' maakt hier onderdeel van uit. Voor water is het volgende streefbeeld opgesteld: natuurlijke waterhuishouding (vermindering verdroging) en schone water in de wijk, waardoor natuurontwikkeling mogelijk is.

Beleid waterschap en gemeente

Het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Noord is overgedragen aan het Waterschap Rijn en IJssel waardoor de gemeente Arnhem rekening dient te houden met het vigerende beleid van het waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het vastgestelde Waterbeheerplan (2010-2015) en de Keur en legger van het waterschap.

Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen:

  • Gemeentelijk RioleringsPlan (2009-2013), vastgesteld op 26 mei 2008; dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.
  • Waterplan Arnhem (2009-2015). Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit Tweede Waterplan Arnhem opgesteld. De gemeenteraad heeft in 2009 het waterplan vastgesteld. Op 26 februari 2010 hebben gemeente en de beide waterschappen daartoe een intentieovereenkomst ondertekend. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen:

1. Arnhem aantrekkelijke waterstad;

2. Klimaatbestendig watersysteem en waterketen;

3. Goede kwaliteit water en waterbodem;

4. Bewustwording.

Resumé

Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling

moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

  • er geen negatieve verstoring van de grondwaterstanden mag worden veroorzaakt.
  • er maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling.
  • er voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie.
  • het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt.
  • het gebruik van uitloogbare materialen niet is toegestaan.

3.6.7 Bodem

Voor dit gebied zonder ontwikkelingen is getoetst of de kwaliteit van de bodem (inclusief grondwaterkwaliteit) de aanwezige bestemmingen/functies toelaat.

Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:

Wet bodembescherming (Wbb, 1 januari 2006, gewijzigd 1 oktober 2008 en
1 april 2009),

Beleidsnota bodem 2008, Gelderse wegwijzer in bodemland (Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen, 27 november 2007),

Beleidsnota 'Hergebruik van licht verontreinigde grond in Arnhem' (november 1999, met aanvullingen in 2001 en 2002).

3.6.8 Cultuurhistorie en archeologie

Rijksbeleid

Monumentenwet

Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.

Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg

De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:

  • archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
  • bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

Inmiddels is het verdrag vertaald in de Monumentenwet 1988.

Provinciaal beleid

Nota Belvoir

Het Belvedere-uitgangspunt “behoud door ontwikkeling” is in 2000 overgenomen in de provinciale Nota Belvoir. Doel is dat cultuurhistorie voortaan prominent wordt meegewogen bij de ontwikkeling van alle ruimtelijke en economische plannen. Om nog meer in te kunnen spelen op de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving, kiest de Provincie met de nieuwe nota Belvoir 3 voor een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht beleid. In de nota worden 10 cultuurhistorisch waardevolle gebieden benoemd, waarnaar speciale aandacht zal uitgaan. Relevant voor Arnhem is de aandacht voor het Veluwemassief, de Veluwezoom en het Rivierengebied.

Gemeentelijk beleid

Erfgoednota 'Panorama Arnhem'

In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.

Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht van alle cultuurhistorische elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt.

Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.

Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:

  • in archeologisch waardevolle gebieden (buiten monumenten) dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 30 m2;
  • in gebieden met een hoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 200 m2;
  • in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 500 m2;
  • in gebieden met een lage archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 2000 m2.

Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten, geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.

Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:

  • Behouden door ontwikkelen
  • Behouden door beschermen
  • Adviseren, stimuleren en verleiden
  • Kennis verwerven en verspreiden

3.7 Coffeeshopbeleid

De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (2009) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd. In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig of toegestaan op grond van het coffeeshopbeleid (er is geen ruimte voor het afgeven van exploitatievergunningen).

3.8 Prostitutiebeleid

In de nota 'Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000)' is het Arnhems prostitutiebeleid vervat. De opheffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000 was aanleiding voor het opstellen van dit beleid. Dit beleid is nog steeds van kracht.
Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de volgende elementen:

  • concentratie van de raamprostitutie op één plek;
  • het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken (120 en dat is een halvering van het aantal ramen en werkplekken ten opzichte van de voormalige raamprostitutielocatie in het Spijkerkwartier);
  • het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij – overgangsrechtelijke situaties uitgezonderd - in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast;
  • concentratie van de tippelprostitutie.

Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.
In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig. Gezien de aanwezigheid van een seksinrichting binnen het betreffende CBS - telgebied is het niet waarschijnlijk, dat er een situatie zal ontstaan, dat een vergunningaanvraag gehonoreerd zal worden.
(Of bijvoorbeeld)
In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig en ook in het CBS-telgebied is geen seksinrichting aanwezig. In Arnhem mogen maximaal 8 seksinrichtingen zijn, waarbij er maximaal één seksinrichting per telgebied is toegestaan. Arnhem kent op dit moment 8 vergunde seksinrichtingen. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat een nieuwe aanvraag voor een seksinrichting zal worden gehonoreerd.

3.9 Overige Beleidsuitgangspunten

Projectmatige nieuwbouwplannen in bestaand stedelijk gebied moeten voldoen aan de specificaties die het "Politiekeurmerk Veilig Wonen" stelt aan woningen en woongebouwen.

Voor het bestemmingsplan is vooral van belang dat indien de omgevingssituatie dit mogelijk maakt ook de woonomgeving aan de eisen van het keurmerk dient te voldoen.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke- En Programmatische Aspecten

4.1 Inleiding

In het Structuurplan is het terrein aangewezen als woningbouwlocatie. Woningbouw in dit gebied creëert extra draagvlak voor de voorzieningen in de buurt. Om woningen en voorzieningen in een landschappelijk waardevol gebied te kunnen passen zijn in 2005 een Masterplan en een Nota van Randvoorwaarden opgesteld. In het Masterplan zijn de kaders en koers voor de nieuwe invulling vastgesteld.

Voor de ontwikkeling van het gebied is een competitie uitgeschreven. In 2006 heeft het plan de "Groene Treden" opgesteld in de opdracht van bouw- en vastgoedconcerns Westerbeek Vastgoed, Giesbers Groep en woningcorporatie Vivare door het stedenbouwkundig - en landschaps ontwerpbureau Lubbers de competitie gewonnen. Met dit plan als uitgangspunt is verder samengewerkt door de ontwikkelaar en de gemeente. Dit heeft geresulteerd in een "voorlopig-ontwerp stedenbouwkundig plan Groene Treden" 19 maart 2009 Dit plan vormt de basis van het vigerende bestemmingsplan.

De gevolgen van de kredietcrisis hebben echter een herijking van uitgangspunten noodzakelijk gemaakt. Gevolg hiervan is dat de planologische regeling voor de te realiseren nieuwbouwwoningen zowel qua situering als regels aanpassingen behoeft. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet daarom in een aangepaste regeling voor het zuidelijk deel van de locatie Saksen Weimar.
De aanpassingen hebben enerzijds betrekking op de gehanteerde woningtypologie , anderzijds op de stedenbouwkundige opzet.

4.2 Ruimtelijke Inkadering En Hoofdopzet

4.2.1 De Groene Treden

Schakel tussen waardevolle landschappen

De landschappelijke context van de locatie op de heuvelrijke bosachtige noordrand van Arnhem is zeer bepalend voor het ontwerp van de Groene Treden. De ligging op de overgang van de stad naar de Veluwe, op een noordhelling gericht op het dal van Valkenhuizen, geven de locatie karakteristieken die in Nederland maar weinig voorkomen. De locatie is omringd door landschappelijk waardevolle eenheden als: de Veluwe, Klarenbeek, begraafplaats Moscowa, Angerenstein en Sonsbeek en kan daarin een belangrijke ecologische en recreatieve schakel worden. Dit samen met de niveauverschillen in het gebied maken de locatie Saksen Weimar de Groene Trede tussen de Veluwe en de Stad. Groene Treden is daarbij een bosachtig woonlandschap dat karakteristiek is voor deze omgeving.

Voor de transformatie van de locatie in Groene Treden is het van belang om in het plangebied groenstructuren te verbinden en aan te sluiten op bestaande recreatieve routes (verlengde Beukenlaan, Klarenbeek, Valkenhuizenpad). Daarnaast moet het gebied ook een eigen gezicht krijgen. Hiervoor bieden de (cultuur)historische karakteristieken van de Saksen Weimar kazerne een bijzondere kans. Het kazernecomplex verandert, gedeeltelijk door reconstructie (exercitieterrein, logiesgebouwen) en gedeeltelijk door transformatie (nieuwe bebouwing en functies rond het exercitieterrein), in het icoon van dit gebied. Hier wordt met een mix van wonen, cultuur en kleinschalige voorzieningen een zeer gedifferentieerd milieu gecreëerd. Woonlandschap en kazernecomplex zijn niet geïntegreerd in één (gebouwde) structuur. Ze worden door het landschap bijeengehouden en contrasteren door de verschillen in karakteristieken en kwaliteiten. Op die manier wordt er een woon-/werk-/recreatie milieu gecreëerd dat in de gemiddelde woonwijk niet voorkomt.

Nadat Groene Treden in 2006 als winnend ontwerp is gekozen is er achtereenvolgens een Voorlopig concept Definitief Ontwerp Inrichtings- en Stedenbouwkundig Plan (DOISP mei 2010) voor fase 1 Kazerne Saksen Weimar gemaakt. Hierna heeft de ontwikkeling enige tijd stil gelegen. De financiële crisis en de daarop volgende crisis op de woningmarkt leiden tot vertraging en tot nieuwe inzichten met name op het gebied van woningtypologieën. Begin 2011 wordt begonnen aan een doorstart. Om flexibeler om te kunnen gaan met onzekerheden in de toekomst wordt er voor gekozen om de essentie van het plan Groene Treden vast te leggen in een vijftal lagen, voorzien van kernuitgangspunten. De uitwerking van de woongebieden vindt plaats op basis van de kernuitgangspunten en steeds aansluitend op de maatschappelijke en economische context van dat moment (met name omstandigheden als vraag, prijs, doelgroep).

Het plan Groene Treden bevat de landschappelijke kaders om deze locatie te transformeren in een hedendaagse, duurzame en betekenisvolle plek voor Arnhem. Het plan bestaat uit een vijftal lagen die tevens de stedenbouwkundige en landschappelijke en kernuitgangspunten vormen:

  • Landschappelijke onderlegger;
  • Landschappelijk raamwerk;
  • Openbare ruimte;
  • Woongebieden;
  • Kazerne Saksen Weimar.

Landschappelijke onderlegger

De niveauverschillen in het gebied bieden kansen voor het ontwikkelen van een woonlandschap en een openbare ruimte die uniek zijn in Nederland. De belangrijkste drager van Groene Treden is het geplooide landschap. In het bestaande landschap zijn zeven terrassen te onderscheiden (incl. kazerneterrein) die elk afzonderlijk waterpas liggen. De terrassen lopen in hoogte af richting het noorden en oosten. Van de oorspronkelijke hoogtelijnen in het gebied is maar weinig terug te vinden. Om de dramatiek van het landschap te versterken voorziet het plan Groene Treden in het afgraven van de terrassen aan de zuidzijde en het ophogen aan de noordzijde. De relatief steile zuidhellingen die ontstaan bieden unieke mogelijkheden voor de realisatie van bijzondere woonmilieus met een gunstige (duurzame)oriëntatie op de zon en zorgen tevens voor meer variatie in het boslandschap.

Ten gevolg van de nieuwe niveauverschillen ontstaat er een omdraaiing van de hemelwaterafvoer in het gebied. In plaats van een beektracé naar het laagste punt in het noorden ontstaan er meerdere tracés die afwateren naar de laagste plekken onderaan de zuidhellingen. Hier kan het water worden opgevangen in poelen waar andere vegetatie ontstaat en spannende plekken kunnen worden gecreëerd.

Kernuitgangspunt:

Het principe van afgraven en ophogen van terrassen (met uitzondering van het kazerneterrein).

Landschappelijk raamwerk

Over het geplooide landschap liggen een aantal landschappelijke dragers. Ze vormen samen het landschappelijk raamwerk. Het ruimtelijk kader waarbinnen in de tijd invullingen kunnen plaatsvinden. Op deze manier worden de belangrijkste landschappelijke kwaliteiten vastgelegd en kan met enige flexibiliteit op toekomstige onzekerheden worden ingespeeld.

De landschappelijke dragers bestaan uit een aantal groenzones, een drietal recreatieve langzaamverkeersroutes en de ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer.

De zone langs de Apeldoornseweg is bij uitstek geschikt om verder te bebossen om zo de groene (ecologische) schakel meer maat te geven. Een deel van deze zone blijft vrij van woonbebouwing in verband met het geluid van de Apeldoornseweg. De groene zone sluit aan op de bestaande beboste stijlrand die het plangebied in oostwest richting doorsnijdt en op de bestaande beboste (stijl)rand langs De Weg Achter Het Bos. Aan de noordzijde van het kazerne terrein ligt een (brinkachtige) centrale groene ruimte waarin de bunkerheuvel ligt. De groene rand rond Groene Treden wordt gesloten door een smalle groenzone langs de Monnikensteeg die het bosachtige beeld van de Groene Treden langs de weg moet waarborgen.

Drie langzaamverkeersroutes spelen elk op een andere manier in op de beleving van het landschap. De verlengde Beukenlaan, wordt vanuit de aangrenzende woonwijk Geitenkamp de Groene Treden ingetrokken en sluit aan op de route naar het park Klarenbeek. Doordat de verlengde Beukenlaan vanaf de Monnikensteeg haaks op de nieuwe hoogtelijnen omhoog loopt is het glooiende landschap aan beide zijden van de Beukenlaan goed waarneembaar. Het Valkenhuizenpad doorsnijdt het plangebied in de noordzuid richting. De route sluit aan op de weg naar de Stenen Tafel aan de zuidzijde en het pad door het dal van Valkenhuizen aan de noordzijde. In het plangebied volgt deze route de stijlranden zodat de beleving van het reliëf optimaal is. Een nieuwe geënsceneerde route door de beboste zone aan langs de Apeldoornseweg geeft een optimale beleving van het landschap. Deze “trapjesroute” daalt af van de zuidhellingen en klimt met trapjes tegen de stijlranden. De route loopt door het bos langs diverse poelen.

De ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer sluit aan de noordzijde aan op de Monnikensteeg en aan de zuidzijde op de Weg achter het Bos. De route wordt ingeplant met Amerikaanse eik. en volgt ook zoveel mogelijk de stijlranden. De hoofdontsluiting is geknipt zodat het bestaande beboste talud niet doorsneden wordt. Haaks op de hoofdontsluiting zijn de aftakkingen naar de woonstraten en de kazerne gesitueerd.

De verschillende woongebieden in Groene Treden worden van elkaar gescheiden door (minimaal 30 meter) brede boszones die in oostwest richting tussen de zone langs de Apeldoornseweg, de hoofdontsluitingslaan en de groene rand langs de Monnikensteeg zijn opgespannen.

Het landschappelijk raamwerk wordt bebost met afwisselende boomsoorten zoals die nu in de omgeving van Saksen Weimar voorkomen. Een gemengd bos van wintereik, beuk, pinus, robinia en berk ligt als een deken over het woonlandschap. Uit dit bos zijn als het ware de woongebieden en open plekken uitgesneden. De onderbegroeiing van het bos bestaat uit een kruidenvegetatie die varieert doordat er meer of minder licht kan toetreden (bos, open plekken, noordhellingen, zuidhellingen).

Kernuitgangspunten:

  • De groene zone evenwijdig aan de Apeldoornseweg;
  • De beboste stijlrand die het plangebied in de oost-west richting door midden snijdt;
  • De groene randen langs de Weg achter het Bos en de Monnikensteeg;
  • De groene (brinkachtige) ruimte ten noorden van de Saksen Weimar kazerne;
  • De recreatieve route van Klarenbeek naar het Dal van Valkenhuizen;
  • De verlengde Beukenlaan die vanuit Geitenkamp het plangebied wordt ingetrokken;
  • Hoofdontsluiting van het gebied met laanbeplanting (noord-zuid as);
  • Dooradering oostwest lopende boszones als onderdeel van het raamwerk;
  • (Aanvullende) beplanting van onderdelen van het raamwerk met wintereiken-beukenbos.

Openbare ruimte

Het bijzondere karakter van Groene Treden komt vooral tot uiting in de openbare ruimte. Naast de onderdelen van het landschappelijke raamwerk en de verblijfsplekken en recreatieve routes die zich hierin bevinden moet ook de inrichten van de woonstraten aansluiten op het karakter van Groene Treden. Met name de niveauverschillen zowel in noordzuid- als oostwest richting moeten zichtbaar worden. De inrichting van de straat aflopend naar het oosten en de niveauverschillen tussen privé naar openbaar zijn daarvoor belangrijke ontwerpmiddelen. De inrichting van de openbare ruimte is hierbij hoogwaardig maar “low profile” passend bij het bosachtige karakter. Parkeren in het openbaar gebied wordt zorgvuldig ingepast tussen plantvakken met bosplantsoen.

Kernuitgangspunten:

  • Het reliëf moet voelbaar en zichtbaar zijn in het openbaar gebied;
  • Er moet in en tussen de verschillende fasen samenhang ontstaan tussen de inrichtingselementen van het openbaar gebied, aansluitend op het bosachtige karakter.

Woongebieden (exclusief Kazerneterrein)

De woongebieden zijn als het ware gestanst uit de groene deken van wintereikenbeukenbos die over het woonlandschap van Groene Treden ligt. Ze reageren, met name in de openbare ruimte maar indien gewenst/mogelijk ook met woningtypologieën, optimaal op het geaccidenteerde landschap en het landschappelijk raamwerk. Doordat het aantal en de positie van de oostwest lopende boszones nog niet vast ligt kunnen de woongebieden per bouwfase nog worden gemoduleerd om optimaal aan te sluiten op woonprogramma en woontypologieën die op dat moment gewenst zijn.

Kernuitgangspunten:

  • De woongebieden reageren op het landschappelijke raamwerk;
  • Binnen het raamwerk (en de landschappelijke onderlegger) vinden de woongebieden met de bijbehorende openbare ruimte hun plek. In de woongebieden wordt met als basis de kernuitgangspunten steeds aansluitend op de maatschappelijke en economische context (met name omstandigheden als vraag, prijs, doelgroep) van dat moment invulling gegeven aan woningen, tuinen en openbaar gebied.

Saksen Weimar kazerne

De historische bebouwing van de Saksen Weimar Kazerne moet zoals gezegd het gezicht (de icoon) van het gebied worden. De monumentale gebouwen en de tussenliggende opeenvolging van ruimtes bieden mogelijkheden om hier een unieke mix van wonen, werken en kleinschalige voorzieningen te creëren. Uitgangspunt hierbij zijn de historisch waardevolle kazernegebouwen (monumenten) en het exercitieterrein. Echter het kazernecomplex is nooit helemaal voltooid waardoor het ensemble niet goed tot zijn recht komt. Om het kazerne complex te voltooien wordt aan de historische kazernegebouwen nieuwe bebouwing toegevoegd waardoor er een prettige pleinruimte ontstaat. De inrichting van de openbare ruimte tussen de kazerne gebouwen is hierbij het bindmiddel. De openbare ruimte moet uitnodigen om te verblijven en flexibel genoeg zijn om allerlei activiteiten te kunnen ontplooien.

Het Plan Saksen Weimar 2012 volgt deze landschappelijke benadering. De stedenbouwkundige uitwerking wat woningtypologie betreft; een meer traditioneel woningtype van rijenwoningen, twee onder één kap en vrijstaande woningen, vraagt echter om een andere stedenbouwkundige figuratie.

4.2.2 Duurzaamheid

Ecologie

De ligging van het plangebied binnen Arnhems' stedelijke structuur is zodanig dat er een bijzonder accent op duurzaamheid gelegd wordt. De voorgenomen nieuwbouw goed integreren met de waarden van natuur en landschap zoals die beschreven staan in het Masterplan Saksen Weimar.

Het westelijke deel van het plangebied bestaat uit een ca. 80 m. brede natuurzone, ingericht als bos en kruidenrijk grasland, en struiken (mantel en zoomvegetaties) daartussen; ook het natuurbeheer zal afgestemd zijn op goede leefomstandigheden van planten en dieren en de mogelijkheden voor vestiging en verspreiding daarvan. Zo zijn de nu aanwezige “vleermuis-routes” - via lijnvormige begroeiingen - ingepast en versterkt in het plan. De bestaande bosaanplant zal aangevuld worden met de potentieel natuurlijke vegetatie (wintereiken-beukenbos); waar nodig zal het te éénzijdige bosbestand ook worden omgevormd naar dit type.

De groene inrichting zet zich voort tussen de bebouwingsstroken zodat er een groot aanrakingsvlak is met de nieuwbouwwoningen. Door de toepassing van wadi's - voor de opvang van regenwater - aan het einde van de aldus gevormde groenstroken ontstaan er ook ecologisch interessante overgangen van droog naar meer nat gebied. Qua inrichting zal het accent in deze groenstroken meer liggen op “stadsnatuur”. Dit betekent bijv. dat er vlinder-aantrekkende begroeiing wordt aangeplant en dat de er aan grenzende bebouwing nestelmogelijkheden voor vogels kan bieden.

Zo ontstaan er diverse groenzones met veel natuurlijke variatie en diversiteit

Extensieve recreatie is een belangrijke nevenfunctie van deze groenstroken; de natuurzone dient tevens ter vermindering van het verkeerslawaai en als fijnstoffilter.

In de ontwikkeling van de locatie is het aspect duurzaamheid integraal opgepakt met stedenbouw, architectuur, volkshuisvesting, beheer en milieu waardoor de duurzame kwaliteit in Saksen Weimar hoger is dan de som van deze onderdelen apart. Dit zorgt ervoor dat het niet alleen nu maar ook in de toekomst een prettige omgeving is om in te wonen, werken en recreëren. Uitgangspunt van het plan "De Groene Treden" voor herontwikkeling van de locatie Saksen Weimar is geweest de bestaande kwaliteiten te behouden en door toevoeging van met name groene en rode componenten waar mogelijk te versterken. Een voorwaarde daarbij is dat het nieuwe Saksen Weimar' aansluit bij haar omgeving.

Dit is in de planontwikkeling gewaarborgd doordat het plangebied op elk schaalniveau is geplaatst in de context van die omgeving. Gebouwen en openbaar terrein worden integraal vanuit de schaalniveaus planologie, stedenbouw en architectuur ontworpen, ontwikkeld en gerealiseerd.

Ruimte.

Bij keuzes in de planologische en stedenbouwkundige context bij de herontwikkeling van Saksen Weimar is voortdurend de afweging gemaakt hoe efficiënt gebruik van de beschikbare ruimte kan worden gemaakt.

Eén van de exponenten daarvan is dat door zowel bestaande als nieuwe gebouwen een meervoudige functie te geven (wonen, parkeren, werken en recreëren) minder beslag gelegd wordt op de ruimte waardoor meer plek overblijft voor de toepassing van groen en andere recreatieve invulling.

Door de wijze waarop de wegenstructuur is ontworpen wordt de (auto-)mobiliteit beperkt en de mogelijkheden voor langzaam verkeer (te voet en per fiets) bevorderd. Hiertoe worden langzaam verkeerroutes losgekoppeld van snelverkeer en recreatieve wandel- en fietsroutes gelegd. Met de noord-zuid verbinding voor langzaam verkeer wordt tevens bevorderd dat bewoners / gebruikers per fiets naar het centrum gaan.Tenslotte wordt met de routes aangesloten op halteplaatsen van het openbaar vervoer.

Een invulling met wonen, een grote verscheidenheid aan bedrijven (o.a. kinderdagopvang, medische zorg en kunstateliers) en een vorm van gemeenschapsvoorziening (informatie / educatiecentrum in de toekomst eventueel ingevuld door horeca) zorgt voor een grote sociale en economische diversiteit. De grote variëteit in woningtype en prijsklasse binnen het plangebied draagt daaraan bij.

Energie.

Op dit moment wordt nog onderzoek gedaan naar de toepasbaarheid van alternatieve energie voorzieningen.

4.3 Het Plan Saksen Weimar 2012

Om dit deel van Groene Treden een typisch Arnhemse wijk te maken is ingezoomd op de landschappelijke en stedenbouwkundige situatie. Vervolgens is deze gekoppeld aan de conclusies uit een analyse van de wijken in Arnhem noord. Uit dit onderzoek zijn ruimtelijk principes te destilleren die kunnen worden toegepast in dit plandeel. In bijlage 1Groene Treden Saksen Weimar- Arnhem SchetsFase II zijn de resultaten van dit onderzoek verwoord.

4.3.1 Analyse

Reliëf en raamwerk

Het terras waarop wordt aan de zuidzijde en aan de westzijde duidelijk begrenst door beboste stijlranden langs de Weg Achter Het Bos en de Apeldoornse Weg. Vanaf deze zijdes zal dit plandeel (in ieder geval tijdens voorjaar en zomer) nagenoeg niet zichtbaar zijn. Met behulp van deze beboste stijlranden wordt de beleving van het wonen in het bos gerealiseerd. Aan de noord- en oostzijde ligt dit plandeel juist hoger dan de aansluitende terrassen (fases). De overgangen worden hier ook gemaakt met behulp van beboste stijlranden. Daarnaast loopt de laan van de hoofdontsluiting tussen dit plandeel en fase 1; het kazerne complex Saksen Weimar. Het lagergelegen kazerne complex zal door een filter van bomen zichtbaar zijn. . Het reliëf in de landschappelijke onderlegger en de groene randen uit het landschappelijk raamwerk geven dit plandeel (en de daarop volgde fases) een opzichzelfstaand karakter van een woongebied/ buurtschap in het bos.

Haaks op de hoogtelijnen

Van dit plandeel is de noordoosthoek het hoogste punt en de waterretentie in de zuidwesthoek het laagste punt en heeft dus over een beperkte afstand een behoorlijk verval. De gegeven oost-west verkavelingsrichting (evenwijdig aan de kazerne) uit het Masterplan van de gemeente Arnhem heeft als gevolg dat de straat haaks op de hoogtelijnen ligt.De noordrand van dit plandeel heeft alle aanleidingen in zich om af te wijken van de hoofdverkavelingsrichting uit het Masterplan. Landschappelijke onderlegger en –raamwerk geven hier aanleiding om het hoogste punt en het laagste punt van dit plateau met elkaar te verbinden door middel van een gebogen lijn. De aflopende gebogen lijn biedt daarbij kansen om hoogteverschillen goed zichtbaar te maken met behulp van de verspringende goot- en noklijnen.

4.3.2 Ruimtelijke principes

  • Straten en verkavelingsrichting van de nieuwe woongebieden liggen in principe oost-west. Volgend op de verkavelingsrichting van de Saksen Weimar Kazerne. Tenzij het landschap aanleiding geeft om dit principe te verlaten om juist de landschappelijke (reliëf)lijnen te volgen;
  • Voor Dit plandeel betekent dit dat de straat oost-west, haaks op de hoogtelijnen komt te liggen en de woningen langs de bosrand juist de golvende lijn van het hoogste naar het laagste punt volgen;
  • De straat staat haaks op de hoogtelijnen.
  • Openingen naar het bos worden gemaakt door woningen aan het eind van de straat iets terug te laten springen (zoals in Geitenkamp en Monnikenhuizen);
  • Reeksen van woningen (m.n. 2/1 kap) zijn juist gewenst. Woningen staan in rooilijn (of gebogen lijn). Verkaveling is formeel;
  • Asymmetrische profielen: noordzijde straat hoger dan de zuidzijde;
  • Informele doorsteek naar volgende fase gewenst;
  • Ruime profielen met bosplantsoen;
  • Aandacht voor materialiseren openbare ruimte. (Moet ook kunnen worden toegepast in latere fases).
  • Dramatiseren hoogte verschillen door toepassen van trapjes, taluds en muurtjes bij de voortuinen;
  • Voortuinen niet te diep;

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een signalerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

5.2 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.2.1 Geluid

Geluid in het plangebied

In 2009 heeft Goudappel Coffeng BV in opdracht van de gemeente Arnhem een akoestisch onderzoek uitgevoerd ten behoeve van het op te stellen bestemmingsplan 'Saksen Weimar'. Dit rapport dateert van 22 mei 2009 en heeft het kenmerk ARH200/Kmc/1273.

Conclusie uit het rapport ARH200/Kmc/1273 (22 mei 2009)

Het aantal overschrijdingen zijn laag en het aanleggen van geluidswallen om de normoverschrijdingen te voorkomen, lijkt dan ook niet doelmatig. Wel kan om andere redenen toch worden voorzien in de aanleg van geluidswallen. Uit nader onderzoek blijkt dat langs de Apeldoornseweg een geluidswal van circa 200 m lang en ten minste 3 m hoog ervoor zorgt dat er geen normoverschrijdingen voorkomen. Langs de Weg achter het Bos moet daarvoor worden voorzien in een geluidswal van circa 100 m lang en ten minste 2 m hoog. Wanneer er niet wordt voorzien in geluidsafscherming, dan is voor een bepaald aantal woningen ontheffing voor hogere grenswaarden noodzakelijk. Inmiddels is er voor het basisplan een beschikking afgegeven.

De verkaveling van het plan is nog onderhevig aan wijzigingen. Uiteindelijk zullen de typen woningen worden gerealiseerd die in de huidige markt het meeste gevraagd worden. Elk plan zal passen binnen de contouren van de nu onderzochte verkaveling. Er zullen geen overschrijdingen van de 58 dB-grens voorkomen. Hiermee voldoet dit als “wonen” aangeduid gebied aan de eisen zoals gesteld in de Arnhemse geluidnota.

Het exacte aantal woningen dient te worden vastgesteld, zodra de definitieve verkaveling van het plan bekend is. Hierbij dient rekening te worden gehouden met eventuele aanvullende eisen (en te maken extra kosten) ten aanzien van de gevelisolatie van de woningen. Bij het formele akoestische onderzoek voor dit plandeel worden de exacte gevelbelastingen bepaald. Voor de woningen met een normoverschrijding worden tevens de gecumuleerde geluidsbelastingen bepaald, ten behoeve van het kunnen vaststellen van de benodigde (extra) gevelisolatie.

Inmiddels zijn vanwege de veranderende woningmarkt en de economische situatie de ideeën over de invulling van Saksen Weimar gewijzigd. Besloten is om enkele aanpassingen aan het plan door te voeren. Groene Treden Ontwikkeling bv te Arnhem werkt aan de herontwikkeling van het plan Saksen Weimar

Het eerste deelplan dat nader wordt uitgewerkt, is het zuidwestelijk gelegen plandeel. Voor dit plandeel is een nieuwe verkaveling en akoestisch onderzoek opgesteld. Voor dit deelplan heeft het adviesbureau Goudappel Coffeng wederom de gevolgen van de ruimtelijke ontwikkeling op het wegverkeerslawaai onderzocht en gerapporteerd in het onderzoek “Akoestische analyse

Saksen Weimar” met het kenmerk GBG007/Bxt/0030 d.d. 19 juli 2011, zie bijlage 2.

Conclusie Deelplan

Op basis van de huidige conceptverkaveling van het deelplan van Saksen Weimar zullen zowel ten gevolge van de Weg achter het Bos als de Apeldoornseweg geluidsbelastingen optreden die de norm (voorkeursgrenswaarde van 48 dB) overschrijden. Ten gevolge van de Weg achter het Bos gaat het om een maximale geluidsbelasting van 50 dB. Ten gevolge van de Apeldoornseweg gaat het om een maximale belasting van 53 dB. Voor beide wegen geldt dat op de niveaus van de begane grond (tuinniveau) bij alle woningen wordt voldaan aan 48 dB. De belastingen en de woningaantallen blijven binnen de reeds afgegeven hogere grenswaarden van het basisplan.

5.2.2 Luchtkwaliteit

Luchtkwaliteit in het plangebied

Het adviesbureau Goudappel Coffeng heeft de gevolgen van de ruimtelijke ontwikkeling op de luchtkwaliteit onderzocht en gerapporteerd in het onderzoek “Milieueffecten bestemmingsplan Saksen Weimar te Arnhem” met het kenmerk ARH200/Kmc/1273.

Resultaten:

Jaargemiddelde concentratie NO2:

Uit de berekeningen volgt dat er langs alle wegen wordt voldaan aan de grenswaarden van stikstofdioxide (jaargemiddelde van 40 mg/m3).

Jaargemiddelde concentratie PM10:

Op alle wegen wordt voldaan aan de grenswaarden van fijnstof (jaargemiddelde van 40 mg/m3).

Piekconcentraties:

De 24 uurgemiddelde concentratie van 50 µg/m3 binnen de toegestane 35 dagen voor fijnstof en de uurgemiddelde concentratie van 200 µg/m3 binnen de toegestane 18 uur voor NO2 wordt nergens ook maar eenmaal overschreden.

Uit het rapport volgt dat de luchtkwaliteitsnormen in 2009, 2010 en 2019 inclusief en exclusief ruimtellijke ontwikkelingen van Saksen Weimar voldoen aan de Wet luchtkwaliteit.

Conclusie

De Wet luchtkwaliteit legt geen beperkingen op om het plan Saksen Weimar te realiseren.

5.2.3 Hinder

Hinder in het plangebied

Binnen het plangebied bevinden zich geen bedrijven. De ontwikkeling betreft woningbouw. Woningen vallen niet onder de werking van de Wet milieubeheer. Hinder is hierbij dus geen aspect. In de directe omgeving bevindt zich wel een LPG tankstation (Apeldoornseweg 300). Bij het onderdeel externe veiligheid wordt hier verder op ingegaan.

Conclusie

Vanuit hinder zijn er geen voorwaarden omdat er binnen het plangebied geen nieuwe bedrijven zijn voorzien. Bij het onderdeel externe veiligheid wordt ingegaan op het LPG tankstation aan de Apeldoornseweg.

5.2.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid in het plangebied

Binnen het plangebied Saksen Weimar ligt een gedeelte van een LPG tankstation (Apeldoornseweg 300). De woningbouwontwikkeling ligt binnen het invloedsgebied van dit LPG tankstation. In verband met de planontwikkeling zal het LPG-tankstation met ingang van 1 januari 2012 stoppen met de verkoop van LPG. Er blijf dan alleen verkoop van benzine en diesel over. Het plangebied valt dan niet meer binnen het invloedsgebied van het tankstation aan de Apeldoornseweg en vormt geen belemmering voor de woningbouw.

Door de sanering van het LPG gedeelte is er geen 10-6 PR contour meer.

Verantwoording groepsrisico

De woningbouwlocatie valt binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico (150 meter). Op dit moment is het groepsrisico laag omdat er weinig objecten en dus personen binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico aanwezig zijn. Door de ontwikkeling zal het groepsrisico toenemen. Op basis van het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Arnhem is er aangegeven dat het groepsrisisico in woonwijken niet mag toenemen. In het kader van de verantwoording van het groepsrisico voor het bestemmingsplan Saksen Weimar is er een advies aan de regionale brandweer gevraagd. In de brief heeft de brandweer geadviseerd om het LPG gedeelte te saneren.

Daarom wordt met ingang van 2012 het LPG gedeelte van het tankstation aan de Apeldoornseweg gesaneerd.

Conclusie

Door de sanering van het LPG gedeelte van het tankstation aan de Apeldoornseweg is er geen 10-6 PR contour.

Door de sanering van het LPG gedeelte ligt de woningbouwlokatie niet meer binnen het invloedsgebied. Dit betekent dat er geen belemmering is voor deze bestemmingsplanwijziging.

5.2.5 Groen en ecologie

Beschrijving van de bestaande situatie

Het gebied bestaat uit het voormalige kazerneterrein en sportterrein met wegen, bermen, parkeerplekken, braakliggend terrein, overhoekjes, gebouwen, sportvelden, bomen en bos. Aan de randen van het plangebied is een struweel- en bosstrook aanwezig van 5 – 30 m breed, dat aansluit op de omgeving: in het zuiden park Klarenbeek, in het noorden de Veluwe, in het westen Moscowa en in oosten de wijk Geitenkamp met boomstructuren langs de straten.

In 2009 is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld voor het bestemmingsplan Saksen Weimar (30-11-2009). Voor dit proces is een natuurtoets gedaan in 2005 (Aukema, R. Beschermde flora en fauna saksen-weimar. Onderzoek in het kader van de Flora en faunawet. In opdracht van gemeente Arnhem. Natuur Balans. Nijmegen. Oktober 2005) en is een ontheffing verkregen in het kader van de Flora- en faunawet is 2008 (FF/75C/2008/0470). De ontheffing is verkregen voor de wilde marjolein en de grote bonte specht en betreft het project 'Herontwikkeling Saksen Weimar', waar de 'Projectomschrijving Saksen Weimar Arnhem (29 september 2008) aan ten grondslag ligt.

Beschrijving ontwikkelingen

Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet (Natura-2000)

De locatie Saksen Weimar ligt ongeveer 200 meter ten zuiden van het beoogde Natura-2000-gebied Veluwe. Het gebied is vanaf 2009 niet wezenlijk verandert. De in 2009 omschreven onderbouwing is nog steeds van toepassing.

  • Er komen ook geen habitattypen of soorten uit de EU-Habitatrichtlijn Veluwe voor in het plangebied. Er komen geen vogels voor die in EU-Vogelrichtlijngebied Veluwe zijn gekwalificeerd (wespendief, zwarte specht, boomleeuwerik, grauwe klauwier, nachtzwaluw, duinpieper, ijsvogel).
  • De versterking van de boszone parallel aan de Apeldoornseweg aansluiten aan het bos van park Klarenbeek en het buitengebied Arnhem Noord biedt kansen tot versterking van de beschermde habitattypen en soorten in de toekomst.
  • Emissies: In het plangebied komen alleen woningen, waardoor er geen sprake is van een merkbare toename van emissies van verzurende, vermestende dan wel verontreinigde stoffen. Er zijn geen effecten op de Veluwe te verwachten.
  • Geluids-, zicht- en lichtverstoring: Door het extensief wonen in het landschap en door het wegnemen van de activiteiten op de sportterrein is er geen toename van verstoring van geluid of zicht. Gedurende de bouwfase moet verlichting zo min mogelijk worden toegepast.
  • Grondwater: Het verder bebouwen van het plangebied zal geen effect hebben op de grondwaterstand. Er is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. Bij de nieuwbouw mogen de eventuele grondwaterstromen /-banen niet worden verstoord.

Soortbescherming: Flora en faunawet

De verkregen ontheffing (FF/75C/2008/0470) is geldig tot 31 december 2013 en er geldt geen plicht tot monitoring of tussentijds onderzoek. De werkzaamheden die schadelijke effecten kunnen veroorzaken ten aanzien van beschermde soorten zijn ook niet gewijzigd t.o.v. de projectomschrijving (29 september 2009). Deze zijn:

  • sloop van gebouwen waarin gierzwaluw, zwarte roodstaart, huismus of witte kwikstaart broeden;
  • verwijderen van houtopstand waarin vogels broeden (o.a. grote bonte specht), waar gewone dwergvleermuizen langs foerageren of waar een vos foerageert en diverse konijn verblijven;
  • vergraven of veranderen van het zandig terrein waarop onder andere wilde marjolein groeit;
  • vergraven van bermen en open ruimtes waar vos foerageert, konijn verblijven en vaatplanten groeien.

De verkregen ontheffing is dus nog geldig en gaat samengevat uit van de volgende voorwaarden:

  • Werkzaamheden in en nabij groen (bomen, struiken en bloemrijk gras) moeten worden uitgevoerd onder begeleiding van een extern ter zake kundige op het gebied van vogels en vaatplanten, waarbij rekening gehouden moet worden met de broedperiode van de grote bonte specht en de groeiperiode van de wilde marjolein. Er zal daarbij alleen overdag gewerkt worden en er zal geen bouwverlichting tijdens de nacht worden toegepast.
  • Verder is artikel 2 van de Flora- en faunawet van toepassing: de zorgplichtbepaling.
  • En mochten er gedurende de werkzaamheden andere beschermde soorten worden aangetroffen of mochten er andere handelingen nodig zijn dan vermeld in de ontheffing, dan moet dit aan het bevoegd gezag worden gemeld.

De projectomschrijving gaat samengevat uit van de volgende ongewijzigde ontwerpprincipes en de mitigerende en compenserende maatregelen:

  • De bestaande groene randen met bomen en struiken worden in de nieuwe situatie zoveel mogelijk behouden. De groene zone parallel aan de Apeldoornseweg wordt versterkt waardoor een 50 – 80 meter brede natuurzone ontstaat als leefgebied en verbinding voor planten en dieren (broedvogels) van de Veluwe naar de zuidelijk gelegen parken. De oost-west gericht groene zone tussen kazerne- en sportterrein blijft behouden en wordt versterkt waardoor het foerageergebied voor vleermuizen behouden blijft. Daarnaast vormen de nieuw aan te leggen groenzones het groene netwerk in de wijk.
  • In het plangebied zijn 6 soorten aangetroffen die beschermd zijn (4) of vermeld staan op de Rode lijst (2). Het betreft gewone agrimonie en harige ratelaar (rode lijst), akkerklokje, grote kaardenbol en brede wespenorchis (allen tabel 1 FFwet) en wilde marjolein (tabel 2 FFwet). De vindplaats van wilde Marjolein zal tijdens en na uitvoering niet intact blijven waardoor verplaatsing naar een geschikte en duurzame locatie zal plaatsvinden door een extern ter zake doende veldwerker.

Boswet en Richtlijn Compensatie Bos en Natuur

Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom boswet. De Boswet is dus niet van toepassing. Wel kan de Richtlijn Compensatie Bos en Natuur van toepassing zijn, als bos moet wijken voor een werk overeenkomstig een goedgekeurd bestemmingsplan. Deze richtlijn is een uitwerking van het streekplan en het compensatiebeginsel uit het Structuurschema Groene Ruimte. Er wordt echter geen bos conform de regels van de Boswet verwijdert.

Groenplan 2004

De groencompensatie is meegenomen in de planontwikkeling. Belangrijke structuren en bomen zijn hiervoor in beeld gebracht en blijven behouden. De aangepaste plankaart (2012) gaat eveneens uit van het behoud van de aanwezige groenstructuren. Het gebied krijgt een bosrijk karakter met aan de westzijde een boszone met inheems eiken- en beukenbos.

  • Behoud en versterken van de westelijke bosstrook (type “Wintereiken beukenbos”) aan de Apeldoornseweg, waarbij ecologische processen een grote rol spelen en het medegebruik bestaat uit rustige vormen van recreatie (wandelen). In park Klarenbeek is deze bosstrook ca. 250 m breed. Vanaf de Weg achter het bos naar het noorden toe versmalt deze naar 50 – 80 m breed. Voor bos- en struweel gebonden soorten functioneert de westelijke bosstrook als noord- zuid gerichte ecologische verbindingszone (“Natuurzone en stapsteen”), vanaf park Klarenbeek richting de Veluwe. Doelsoorten zijn groene specht en zwarte specht.
  • Behoud en versterken van de bomen, bomenrijen en de groene taluds in het plangebied, als leef- en groeigebied voor diverse dieren en planten.
  • Behoud van de 'bomenlijstbomen' (Quercus robur, 1930) in de berm aan de noordzijde van de Weg achter het Bos. Deze zijn ouder dan 50 jaar.

Conclusie

Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet (Natura-2000)

De ontwikkeling van woningen in het plangebied vormt geen bedreiging voor de beschermde habitattypen en soorten. Een vergunning conform artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 is dan ook niet nodig.

5.2.6 Water

Beschrijving huidige situatie

Oppervlaktewater

Er is geen oppervlaktewater aanwezig.

Grondwater

Langs de Apeldoornseweg, ten noorden van het plangebied, ligt de bovenloop van een smeltwaterdal uit de ijstijd. Aan het eind van de ijstijd stroomde het smeltwater van het plangebied door dit dal af richting één van de het grootste smeltwaterdalen van Nederland. Dit dal, ook wel de Grote Slenk genoemd, is goed zichtbaar op de Veluwerand en de Rijksweg A50, iets ten noorden van het verkeersknooppunt Waterberg.

Het diepe grondwater bevindt zich tussen de 50 tot 60 m. - mv. en is Noord-zuid gericht. Door de ligging op de rand van de stuwwal, komt er in de zandige bodem leem voor. Omdat leem moeilijk tot niet doordringbaar is voor water kunnen er grote afwijkingen voorkomen van de te verwachten grondwaterstand.

Afvalwatersysteem

In de huidige situatie is het plangebied voorzien van een gescheiden rioolsysteem waarbij het regenwater infiltreert op eigen terrein in de bodem.

Aan de zuid- en westrand van het plangebied, ligt een persleiding. Deze loopt van de 'Weg naar de stenen Tafel' via de 'Weg achter het Bos' naar de 'Apeldoornse weg'.

Beschrijving van de toekomstige situatie

Oppervlaktewater

Hierin is geen verandering.

Grondwater

Bij ontwikkelingen is een duurzaam (grond)watersysteem het uitgangspunt. De belangrijkste duurzame uitgangspunten ten aanzien van de grondwaterhuishouding zijn:

  • voorkomen van verdroging en wateroverlast binnen en buiten het plangebied;
  • voorkomen afwenteling van vervuiling buiten het plangebied;
  • behouden, versterken of realiseren van natuurwaarden die samenhangen met gebiedsgebonden waterhuishouding.

Voor het plangebied is een geo-hydrologisch onderzoek uitgevoerd waarin de bodem in kaart is gebracht. Uit dit onderzoek volgt dat er in het ontwikkeldeel tot 5 meter onder het maaiveld geen storende lagen aanwezig zijn. Daarnaast is er gekeken of het gebied zich leent voor infiltratie van regenwater. In het plangebied worden geen problemen verwacht met ondergronds bouwen tot 5 meter onder het maaiveld en het infiltreren van regenwater binnen het gebied.

Bij ontwikkelingen dieper dan 5 meter onder het maaiveld zal een nieuw onderzoek gedaan moeten worden.

Afvalwatersysteem

Bij nieuwbouw mag regenwater niet meer aangesloten worden op het gemengde rioolstelsel. In de huidige situatie is dit al het geval. Voor de ontwikkeling wordt een geïntegreerd stelsel voorgeschreven, wat betekent dat neerslag afkomstig van het openbare gebied bovengronds naar infiltratievoorzieningen moet worden afgevoerd. Regenwater dat valt op particulier terrein moet op eigen terrein worden geïnfiltreerd

Voor de vuilwaterafvoer is het de bedoeling dat het afvalwater op het riool in de 'Weg naar de Stenen Tafel' wordt aangesloten.

Overleg gemeente en waterbeheerders

De waterparagraaf is ook verstuurd naar Waterschap Rijn en IJssel. Eventuele reactie van het Waterschap volgt nog.

Conclusie

  • Ontwikkelingen tot 5 meter onder het maaiveld leveren geen risico's of belemmeringen op ten aanzien van de waterhuishouding;
  • In het plangebied komt een nieuw (geïntegreerd) rioolstelsel; dit houdt in dat alleen nog afvalwater wordt afgevoerd. Hemelwater moet op eigen terrein verwerkt worden;
  • Op de waterattentiekaart is een persleiding aangegeven. Het beheer en onderhoud van deze leiding mag als gevolg van de ontwikkelingen in het gebied niet worden bemoeilijkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.778-0301_0003.jpg"

5.2.7 Bodem

Beschrijving bodemkwaliteit in het plangebied

Met het oog op de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied Saksen Weimar is onderzocht of (een) eventueel aanwezige bodemverontreiniging consequenties heeft in de verdere planontwikkeling.

Hiervoor zijn verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd in het plangebied. Daarvoor is een historisch onderzoek uitgevoerd, waarbij alle bodembedreigende activiteiten in het heden en verleden zijn geïnventariseerd.

De verkennende onderzoeken zijn uitgevoerd in opdracht van de sector Stadsingenieurs door diverse adviesbureaus.

  • CSO, kenmerk 05.J019.10, april 2005
  • Syncera De Straat, kenmerk B05B0613, december 2005
  • Witteveen+Bos, kenmerk KL 139.1, februari 1996
  • UDM Midden, kenmerk 07-04-0011, februari 2007
  • UDM Midden, kenmerk 07-04-0103, juni 2007

Conclusie

Over het gehele plangebied heeft verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden. Met uitzondering van enkele beperkte locale minerale olieverontreinigingen in de grond en lokaal aanwezig afval in de bodem is op basis van uitgevoerde bodemonderzoeken, het ontwikkelingsgebied milieuhygiënisch geschikt voor herontwikkeling. Het afval en de bodemverontreinigingen dienen verwijderd te worden.

Hierna kan grondverzet binnen het plangebied plaatsvinden.

Enige aandacht behoeft de actualiteit van de betreffende onderzoeken; op die plaatsen waar thans nog potentieel bodembedreigende activiteiten plaatsvinden, kan voorafgaande aan de bouwvergunningen een actualisatie noodzakelijk zijn.

Voor het project Saksen Weimar zijn de volgende extra randvoorwaarden geformuleerd, dit zijn wensen/ambities en aandachtspunten:

a. zo mogelijk werken met gesloten grondbalans;

b. zo mogelijk overtollige” grond of ander bouwstoffen proberen te hergebruiken in bouwwerken zoals infrastructurele werken of anders (geluidswallen o.i.d.);

c. het opstellen van een grondstromenplan met aandacht voor de interactie met de sanering van de verontreinigingsgevallen en ondergronds bouwen en andere bodem en landschappelijke aspecten.

5.2.8 Cultuurhistorie en archeologie

Archeologie

Het plangebied heeft op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) een onbekende trefkans. Dit komt door de ligging in stedelijk gebied, waardoor er geen kartering plaats heeft gevonden. Volgens de archeologische verwachtingskaart van Arnhem-Noord heeft het noordelijke deel een middelhoge archeologische verwachtingskans; het zuidelijke deel een lage archeologische verwachtingskans vanwege afgravingen. De middelhoge trefkans hangt samen met de landschappelijke ligging op de flank van de stuwwal: een goede vestigingslocatie voor de pre- en protohistorische mens vanwege onder meer de aanwezigheid van verschillende landschapstypen (gradiëntzones), waaronder beekdalen. Hier zijn ook vroegmiddeleeuwse nederzettingen onstaan zoals Arnhem, Oosterbeek en Velp. Onlangs is in het plangebied archeologisch onderzoek uitgevoerd in de vorm van een booronderzoek. Hieruit blijkt dat niet alleen het zuidelijke deel van het plangebied verstoord is. Ook het noordelijke deel is door afgravingen aangetast. Voordat het booronderzoek plaatsvond, was er één vindplaats bekend: een mogelijk grafveld in het zuidoostelijke deel van het plangebied. Uit de onlangs geplaatste boringen blijkt dat ook hier sprake is van een verstoring.

Cultuurhistorie

In de 17e eeuw werd in het plangebied door Rutger Huygens tot Klarenbeeck, burgemeester van Arnhem, het Klarenbeekse bos aangelegd. Aan het einde van de 18e eeuw werd dit bos gerooid en plantte men eikenhakhout. In 1807 kwam het in eigendom van Jan Baron van Pallandt, een belangrijke grootgrondbezitter die zich beijverde voor de ontginning van woeste gronden ten noorden van Arnhem. Ook het plangebied werd ontgonnen (1825?) en opnieuw beplant, ditmaal met voornamelijk dennebos. Tussen 1832 en 1850 moeten er paden zijn aangelegd. Kaartmateriaal uit 1876 leert dat de bosopstand in die periode bijna verdwenen was. Uit deze periode dateert ook de Beukenlaan, aangelegd in verband met de ontginningen op de Geitenkamp. In het midden van de 19e eeuw verwierf de gemeente Arnhem het plangebied. Blijkens de chromotopografische kaart van circa 1900-1910 was het plangebied in het begin van de 20e eeuw gebruik als landbouwgrond, doorsneden door een aantal paden waarvan er één het vervolg van de ten oosten van het plangebieddeel gelegen Beukenlaan was, zonder laanbeplanting.

Conclusie

Vanwege de verstoring in het plangebied hoeft er geen nader onderzoek meer plaats te vinden. Archeologie hoeft niet in de voorschriften en op de plankaart te worden opgenomen, met uitzondering van het voorschrift dat als er toch archeologische waarden worden aangetroffen, men deze conform de Monumentenwet dient te melden.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.

6.2 Opzet Van De Regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is verplicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  1. 1. Artikel 1 Begrippen
    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
  2. 2. Artikel 2 Wijze van meten
    Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
  2. 2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  3. 3. Afwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels;
  4. 4. Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

In paragraaf 6.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.

6.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  1. 1. Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
    Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend
  2. 2. Artikel 9 Algemene bouwregels
    Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage.
  3. 3. Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
    Het betref hier de aanduiding van geluidszones langs de Apeldoornseweg en de Weg achter het Bos. Deze zone legt een beperking op voor het bouwen van woningen in die zone . Deze mogen alleen worden gebouwd indien aan de voorkeurgrenswaarde of een verkregen ontheffing voor deze waarden is voldaan. Een eventuele ontheffing moet zijn verleend vóór vaststelling van het bestemmingsplan.
  4. 4. Artikel 10 Algemene gebruiksregels
    In dit artikel zijn de algemene bouwregels opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan.
  5. 5. Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
    In dit artikel worden de voorwaarden beschreven waaronder kan worden afgeweken van een bestemmingsregel. Deze afwijkingen kunnen worden toegepast op alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.

6.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

6.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

6.3.1 Afzonderlijke bestemmingen

In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken.

Per bestemming wordt ingegaan op:

  • welke gronden zijn zo bestemd;
  • wat houdt de bestemming in;
  • eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden;
  • vergelijking vigerend bestemmingsplan zowel qua functie als qua bebouwing;

6.3.2 Groen

In het plangebied is veel groen aanwezig en dat is bestemd als 'Groen' (artikel 3) of 'Groen-Park' (artikel 4).

In het Groenplan (zie paragraaf ) is voor de groenvoorzieningen een onderscheid gemaakt tussen structureel groen en snippergroen. De groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn de belangrijkste waterlopen en waterpartijen opgenomen in deze bestemming. Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer zijn eveneens toegestaan. Wegen voor doorgaand autoverkeer en parkeren is niet toegestaan. Bij snippergroen wordt afhankelijk van de locatie gekozen voor de groenbestemming of de bestemming Verkeer-verblijfsgebied. Dit hangt af van de grootte van de groenzone en de ligging.

Bebouwing binnen de groenbestemming is uitsluitend toegestaan indien dit binnen de bestemming past zoals speeltoestellen en verlichting met een maximumbouwhoogte van 4 meter.

De grotere groengebieden die een landschappelijke, ecologische of recreatieve functie hebben, zijn bestemd als 'Groen-park'. Dit is een zwaardere bestemming dan groen omdat hieraan een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is gekoppeld. Dat betekent dat binnen de bestemming een omgevingsvergunning noodzakelijk is om bepaalde werkzaamheden uit te voeren zoals het aanleggen van verharding en het kappen van bomen.

Binnen de bestemming 'Groen-Park' is geen bebouwing toegestaan. Er is wel een afwijking mogelijk indien kan worden aangetoond dat de bebouwing geen afbreuk doet aan het park. Het gaat dan om bebouwing die past binnen de bestemming zoals speeltoestellen waarbij een maximumbouwhoogte geldt van 4 meter.

in beide bestemmingen zijn via functieaanduidingen de buurtontsluitingen en het realiseren van parkeertvakken toegestaan.

6.3.3 Verkeer

De bestemming verkeer is opgedeeld in een tweetal 'sub-bestemmingen' te weten:

  1. 1. Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 5);
  2. 2. Verkeer - Wegverkeer (artikel 6).

Hieronder wordt ingegaan op deze twee sub-bestemmingen

Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.

Verkeer - Wegverkeer

De bestemming "Verkeer - Wegverkeer" is bedoeld voor wegen die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Onder andere wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming.

In verband met de Wet geluidhinder is op de verbeelding het aantal rijstroken weergegeven.

6.3.4 Wonen

Functie

Alle woningen in het plangebied zijn bestemd als 'Wonen' (artikel 7). Binnen deze bestemming passen verscheidene woonvormen zoals gezinsbewoning, bejaardenhuizen, kamerbewoning (tot maximaal 4 personen), serviceflats, etc. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Bijzondere woonvormen, niet specifiek gericht op therapeutische behandeling, passen ook binnen deze bestemming.

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen is hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).

In de bestemming "Wonen" zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld gevangenissen en asielzoekerscentra niet inbegrepen. Deze vormen van wonen zijn, indien van toepassing, in een specifieke vorm van de woonbestemming opgenomen.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen de bestemming 'wonen' zijn twee zones te onderscheiden: de bouwzone en de onbebouwbare zone.

De bouwzone omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst, uitbreidingsmogelijkheden. Als geen bebouwingspercentage is vermeld, mag deze gehele zone worden bebouwd in de aangegeven bouwhoogte, mits aan andere vereisten (bijvoorbeeld welstand) is voldaan.

De onbebouwbare zone is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten, trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.

Hoogte van woningen

In het plangebied zijn verschillende type woningen toelaatbaar, de maximale bouwhoogte voor al deze woningen varieert van 13 tot 15 meter.

6.4 Vergelijking Vigerend Bestemmingsplan

Voor de ontwikkeling van het gebied Saksen Weimar is in 2006 een competitie uitgeschreven. Met het plan de "Groene Treden", opgesteld in de opdracht van bouw- en vastgoedconcerns Westerbeek Vastgoed, Giesbers Groep en woningcorporatie Vivare is door het stedenbouwkundig - en landschaps ontwerpbureau Lubbers de competitie gewonnen. Met dit plan als uitgangspunt is verder samengewerkt door de ontwikkelaar en de gemeente. Deze samenwerking heeft uiteindelijk in 2010 geresulteerd in het vigerende bestemmingsplan.

De gevolgen van de kredietcrisis hebben echter een herijking van uitgangspunten noodzakelijk gemaakt. Gevolg hiervan is dat de planologische regeling voor de te realiseren nieuwbouwwoningen zowel qua situering als regels aanpassingen behoeft. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet daarom in een aangepaste regeling voor het zuidelijk deel van de locatie Saksen Weimar.
De aanpassingen hebben enerzijds betrekking op de gehanteerde woningtypologie , anderzijds op de stedenbouwkundige opzet. In de functies als zodaing wonen, groen, groen-park etc hebben geen wijzigingen plaats gevonden.

6.5 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

In de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • géén stilzwijgend gedogen;
  • gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
  • gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Een actualisatie van de voorgenoemde nota handhaving is in voorbereiding. Er is echter geen aanleiding om de bovenstaande uitgangspunten te wijzigen. Het is echter niet reëel om te pretenderen alle strijdigheden op het vlak van bouwregelgeving binnen redelijke termijn op te sporen en daar ook actie op te ondernemen. Daarom zal in deze actualisatie een prioriteitsstelling worden opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht zal worden besteed.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen en gevolgde afwijkingsprocedures geregistreerd worden.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.

6.6 Exploitatie

Ten behoeve van de ontwikkeling Saksen Weimar geeft de gemeente Arnhem circa 19,5 hectare grond inclusief de opstal Saksen Weimar kazerne uit aan de Groene Treden C.V. (opgericht door de ontwikkelcombinatie Giesbers Groep B.V./ Vivare Projecten B.V.). De Groene Treden C.V. realiseert in het totale plangebied de bouw van maximaal 450 woningen en circa 4800 m² b.v.o. voorzieningen. Tussen de gemeente en de Groene Treden C.V. is in mei 2011 de Realisatieovereenkomst Saksen Weimar gesloten. Hierin is ondermeer vastgelegd dat de De Groene Treden C.V. ook het openbaar gebied inricht dat ligt in het plangebied. De opbrengsten uit de verkoop van de grond dekken de gemeentelijke kosten. De ontwikkeling is financieel haalbaar.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 Bro overleg

In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar Het Waterschap Rijn en IJssel. Het waterschap heeft in haar reactie te kennen gegeven dat de wateraspecten voldoende in het plan zijn verwerkt.

7.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)

Het bestemmingsplan heeft vanaf 15 december 2011 gedurende zes weken als ontwerp ter iznage gelegen conform het bepaalde in artikel 3. 8 van de Wet ruimtelijke ordening.

Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlage 1 Groene Treden Saksen Weimar- Arnhem Schets Fase Ii

Bijlage 1 Groene Treden Saksen Weimar- Arnhem Schets Fase II

Bijlage 2 Akoestische Analyse Saksen Weimar

Bijlage 2 Akoestische analyse Saksen Weimar