KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg
Artikel 6 Centrum
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Groen - Park
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Kantoor
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Recreatie
Artikel 13 Verkeer - Railverkeer
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied - 1
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied - 2
Artikel 16 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 17 Water
Artikel 18 Wonen
Artikel 19 Leiding - Gas
Artikel 20 Waarde - Archeologie (Archeologisch Waardevol Gebied)
Artikel 21 Waarde - Archeologie (Hoge Verwachting)
Artikel 22 Waarde - Archeologie (Lage Verwachting)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Artikel 24 Algemene Bouwregels
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
Artikel 28 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Situering En Begrenzing Plangebied
1.2 Aanleiding En Doel
1.3 Opzet Bestemmingsplan
1.4 Geldende Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Historische Ontwikkeling
2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur
2.4 Winkelcentrum Presikhaaf
2.5 Park Presikhaaf
2.6 Toekomstige Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Woonbeleid
3.4 Welstandsbeleid
3.5 Verkeersbeleid
3.6 Milieu- En Omgevingsbeleid
3.7 Sport-, Recreatie- En Spelen Beleid
3.8 Economisch Beleid
3.9 Coffeeshopbeleid
3.10 Prostitutiebeleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Geluid
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Hinder
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Groen En Ecologie
4.7 Water
4.8 Bodem
4.9 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving En -Verantwoording
5.1 Inleiding
5.2 Opzet Van De Regels
5.3 Verantwoording Van De Regels
5.4 Vergelijking Vigerende Bestemmingsplannen
5.5 Handhaving
5.6 Exploitatie
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Vooroverleg
6.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)
6.3 Vaststelling

Bestemmingsplan Winkelcentrum- en Park Presikhaaf

Bestemmingsplan - gemeente Arnhem

Vastgesteld op 27-08-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Winkelcentrum- en Park Presikhaaf van de gemeente Arnhem.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0202.788-0301.gml met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan-, uitbouw

een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 administratief kantoor

een in beginsel niet voor het publiek openstaand kantoor .

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.10 bed and breakfast

overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt in een woning, gedreven door de bewoner van die woning.

1.11 bedrijf

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.

1.12 bedrijfswoning / dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.

1.13 beroep aan huis

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bijgebouw

een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw .

1.17 bijzondere woonvorm

een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch behandeld te worden.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering casu quo kapruimte.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceelgrens.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijfwordt hieronder niet begrepen.

1.26 dienstverlenend bedrijf

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, reisbureau, kapsalon,kopieerservicebedrijf, videotheek en andere verhuurbedrijven, een autorijschool en dergelijke. Detailhandel en garagebedrijven worden hieronder niet begrepen

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 gezondheids- en welzijnszorg

  • geneeskundige verzorging en verpleging zoals ziekenhuizen;
  • medische, tandheelkundige en paramedische praktijken;
  • apotheken;
  • verpleeg- en verzorgingshuizen;
  • dag- en nachtvoorzieningen voor gehandicapten, psychiatrische patiënten, jongeren en maatschappelijke opvang met (therapeutische) behandeling inclusief overnachting;
  • maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting: dienstverlening gericht op ouderen en gehandicapten, kinderopvang en buitenschoolse opvang, jeugdzorg, maatschappelijk werk en dergelijke.

1.29 horecabedrijf

een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.

1.30 horeca - a

een horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.31 horeca - b

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.32 horeca - c

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, niet zijnde discotheken en nachtclubs.

1.33 horeca - d

horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 0.6.00 uur, zoals nachtclubs.

1.34 horeca - e

horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels, pensions en bed en breakfast -bedrijven met meer dan vier slaapplaatsen.

1.35 hoofdgebouw

een gebouwdat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.36 kantoor

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.

1.37 mantelzorg

het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn.

1.38 nutsbedrijven

bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op

  1. a. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  2. b. de verzorging van telecommunicatie;
  3. c. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;

1.39 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.40 onderwijs

georganiseerde communicatie van niet-incidentele aard met als doel overdracht van kennis, vermeerdering van inzicht en/of aanleren van vaardigheden zoals primair en speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar (beroeps)onderwijs en educatie, tertiair onderwijs en overig onderwijs en bij onderwijs behorende sportvoorzieningen.

1.41 openbare dienstverlening

  • openbaar bestuur en overheidsdiensten zoals een politiebureau, gemeentehuis, gerechtsgebouw, brandweerkazerne, bibliotheek en penitentiaire inrichting;
  • uitvaartverzorging, crematoria en begraafplaatsen.

1.42 peil

  1. 1. voor een gebouw , waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. 2. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. 3. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
  4. 4. voor zover als zodanig aangegeven in de bestemmingsregels: Normaal Amsterdams Peil (N.A.P.)

1.43 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.44 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.45 prostitué(e)

degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.46 publiekgericht kantoor

een kantoor ten behoeve van technische, administratieve of persoonlijke dienstverlening, (hieronder niet begrepen detailhandel of horeca-activiteiten), met een publiekaantrekkend karakter, dan wel met een baliefunctie.

1.47 raamprostitutie

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.

1.48 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.49 standplaats

een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.

1.50 straatmeubilair

onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.51 thuisprostitutie

vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

1.52 vestigingsbeleid

het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000).

1.53 werkplek

een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.

1.54 wijk

wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

1.55 winkel

een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.

1.56 wonen

voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen in ieder geval begrepen bijzondere woonvormen en bed and breakfast met ten hoogste vier slaapplaatsen;

1.57 woning

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.

1.58 woonwagen

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten

2.1 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een garagebedrijf;
  2. b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG zoals bedoeld in artikel 5.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 4' uitsluitend een luifel mag worden gebouwd.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf - Nutsvoorziening" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsbedrijven of soortgelijke instellingen en nutsvoorzieningen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van het verkeer en straatmeubilair.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. een benzinestation met bijbehorende voorzieningen, zoals een autowasstraat met dien verstande dat het bruto vloeroppervlak (bvo) van een verkoopruimte niet meer mag bedragen dan 100 m2;

en tevens voor:

  1. b. een garagebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf'.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 4' uitsluitend een luifel mag worden gebouwd.

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Centrum" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen zoals bedoeld in artikel 18 uitsluitend vanaf de tweede bouwlaag (eerste verdieping);
  2. b. maatschappelijke functies zoals bedoeld in artikel 11 uitsluitend tot en met de tweede bouwlaag (eerste verdieping);
  3. c. detailhandel uitsluitend tot en met de tweede bouwlaag (eerste verdieping);
  4. d. horeca a, b en c uitsluitend tot en met de tweede bouwlaag (eerste verdieping);
  5. e. dienstverlenende bedrijven uitsluitend tot en met de tweede bouwlaag (eerste verdieping);
  6. f. nutsbedrijven;
  7. g. voetgangersgebied.

6.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven bouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' uitsluitend overkappingen ten behoeve van een passage zijn toegestaan.
  2. b. Op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang', mag op de begane grond tot een hoogte van minimaal 3 meter niet worden gebouwd, tenzij dit ondersteunende constructies betreft.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. c. fiets- en wandelpaden, straatmeubilair en speel- en ontmoetingsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 8 Groen - Park

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen - Park" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, ecologische- en cultuurhistorische waarden.
  2. b. park- en groenvoorzieningen, waaronder speelvoorzieningen;
  3. c. fiets- en wandelpaden;
  4. d. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;

en tevens voor:

  1. e. parkeren ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein'.

8.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
  2. b. In afwijking van het bepaalde in sub a. van dit lid is een voetgangersbrug met een maximumbouwhoogte van 6 meter toegestaan ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' .

8.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden in strijd met de bestemming, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden:
    1. 1. als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
    2. 2. voor het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
    3. 3. voor het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.
  2. b. De in dit lid onder a. genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  2. b. het aanplanten van houtgewassen;
  3. c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of het apparatuur; andere apparatuur;
  4. d. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  5. e. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  6. f. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  7. g. het ophogen van gronden;
  8. h. het ophogen van de gronden;
  9. i. het verlagen van het waterpeil;
  10. j. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden.
  11. k. het aanleggen van parkeervoorzieningen;
  12. l. het aanbrengen van recreatie- en speelvoorzieningen;

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Horeca" aangewezen gronden zijn bestemd voor horecabedrijven in de categorieën a en b.

9.2 Bouwregels

Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, mogen met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend de in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 10 Kantoor

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Kantoor" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. horeca ten dienste van de in dit lid onder a. genoemde bestemming;
  4. d. kinderopvang ten dienste van de in dit lid onder a. genoemde bestemming;
  5. e. voorzieningen voor het verkeer en straatmeubilair.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met in achtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte en, voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. onderwijs;
  2. b. gezondheids- en welzijnszorg;
  3. c. levensbeschouwelijke functies;
  4. d. politieke-, belangen- en ideële organisaties/verenigingen en hobbyclubs;
  5. e. openbare dienstverlening:
  6. f. voorzieningen ten behoeve van het verkeer, groen- en speelvoorzieningen en straatmeubilair;
  7. g. functies vergelijkbaar met die genoemd onder a. tot en met e. van dit lid;
  8. h. dienstwoningen;

en tevens voor:

  1. i. kantoren ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor';

en uitsluitend voor:

  1. j. parkeren en onderwijsondersteunende administratieve functies ter plaatse van de functieaanduiding 'gemengd'.

en ondergeschikt voor:

  1. k. kleinschalige horeca en detailhandel, uitsluitend ten dienste van bovengenoemde bestemmingsomschrijvingen.

11.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte en, voor zover aangegeven, het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de inhoud van dienstwoningen maximaal 600 m3 per woning mag bedragen.
  2. b. In afwijking van het bepaalde artikel 24.1 is een voetgangersbrug met een maximumbouwhoogte van 6 meter toegestaan ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' .
  3. c. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 2' geldt in aanvulling op het bepaalde in sub a. van dit lid voor het te bebouwen deel van het bouwvlak de volgende verdeling van de toegestane maximumbouwhoogtes in relatie tot de bebouwingspercentages:
Bebouwingspercentage: Maximumbouwhoogte:
100% 8
40% 17
5% 24
  1. d. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 3' geldt in aanvulling op het bepaalde in sub a. van dit lid voor het te bebouwen deel van het bouwvlak de volgende verdeling van de toegestane maximumbouwhoogtes in relatie tot de bebouwingspercentages:
Bebouwingspercentage: Maximumbouwhoogte:
100% 5
60% 8
30% 16
  1. e. Ter plaatse van de functieaanduiding 'gemengd' mag in afwijking van het bepaalde onder a. van dit lid ten behoeve van het onderdeel 'administratieve onderdelen van onderwijs' maximaal 752 m2bebouwing worden opgericht met een maximumbouwhoogte van 24 meter.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.

Artikel 12 Recreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. natuureducatiecentrum met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven;
  3. c. groen- en speelvoorzieningen;
  4. d. fiets- en wandelpaden.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met in achtneming van de aangegeven maximumgoot- en maximumbouwhoogte, en voorzover aangegeven het bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 13 Verkeer - Railverkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Railverkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. personen- en goederenvervoer per spoor met de daarbij behorende technische en administratieve voorzieningen, zoals bouwwerken voor energievoorziening ten behoeve van het treinverkeer en wacht- en werkruimtes voor het spoorwegpersoneel;
  2. b. stations met de daarbij behorende winkel- en horecacvoorzieningen;
  3. c. (on)gelijkvloerse kruisingen, over- en onderbouwingen ten behoeve van weg- en waterverkeer;
  4. d. passages ten behoeve van faunaverkeer (ecoducten en dergelijke);
  5. e. geluidwerende voorzieningen;

13.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienst van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximumbouwhoogte van 10 meter gemeten vanaf de bovenzijde van de spoorstaaf.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van geluidsschermen maximaal2meter bedragen, gemeten vanaf de bovenzijde van de spoorstaaf.

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De als "Verkeer - Verblijfsgebied - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op
    bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groen- en watervoorzieningen;
  4. d. wandelgebieden en speelgelegenheden;
  5. e. terrassen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van
    direct aangrenzende bestemmingen.

14.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd
  2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals entrees tot parkeergarages mag ten hoogste 5 meter bedragen.
  3. c. In afwijking van het bepaalde in sub a. van dit lid is een voetgangersbrug met een maximumbouwhoogte van 6 meter toegestaan ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' .

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De als "Verkeer - Verblijfsgebied - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voetgangersgebied ten behoeve van de aangrenzende centrumfuncties;
  2. b. groen- en speelvoorzieningen;
  3. c. terrassen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van
    direct aangrenzende bestemmingen;
  6. f. centrumfuncties zoals genoemd in artikel 6.1 ter plaatse van de functieaanduiding 'centrum'.

15.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend overkappingen worden gebouwd;
  2. b. Ter plaatse van de functieaanduiding 'centrum' mag in aanvulling van het bepaalde in dit lid onder a. bebouwing zoals bedoeld in artikel 15.1 onder f. worden opgericht met een maximumbouwhoogte van 3 meter en een maximum oppervlak van 600 m2 voor de westelijk gelegen functieaanduiding en 150 m2 voor de oostelijk gelegen functieaanduiding.

Artikel 16 Verkeer - Wegverkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Wegverkeer" aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de aangegeven maximum aantal rijstroken, bestemd voor:

  1. a. wegen, fiets- en voetpaden, trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. groen- en watervoorzieningen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen.

16.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken
    zoals bruggen, viaducten, straatmeubilair en bouwwerken ter geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer worden gebouwd.
  2. b. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals geluidwerende voorzieningen, mag niet meer dan 4 meter bedragen.
  3. c. In afwijking van het bepaalde in sub a. van dit lid is een voetgangersbrug met een maximumbouwhoogte van 6 meter toegestaan ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' .

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. waterlopen en waterpartijen;

b. waterberging;

c. bermen en beplanting;

d. oevers;

met daaraan ondergeschikt:

f. groenvoorzieningen;

g. nutsvoorzieningen;

17.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 17.1 genoemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, zoals bruggen, dammen en duikers.
  2. b. In afwijking van het bepaalde in sub a. van dit lid is een voetgangersbrug met een maximumbouwhoogte van 6 meter toegestaan ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' .

17.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 ten behoeve van bouwwerken van geringe omvang zoals steigers, mits de waterstaatkundige functie niet (onevenredig) wordt geschaad, gehoord de waterbeheerder.

17.4 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als ligplaats voor (woon)schepen.

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
    en daaraan ondergeschikt voor:
    1. 1. groen- en speelvoorzieningen;
    2. 2. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
    3. 3. verblijfsgebieden.

en tevens voor:

  1. b. centrumfuncties zoals bedoeld in artikel 6.1 en kantoren uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'centrum';

18.2 Bouwregels

Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

18.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
  2. b. Het bepaalde in lid 18.3 onder a.is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik ten behoeve van beroep aan huis, hieronder mede begrepen bed and breakfast, door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan en mag het geen detailhandel, prostitutie of horeca betreffen.

Artikel 19 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 8 inch en een druk van ten hoogste 40 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  2. b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  4. d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;'
  5. e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  6. f. het permanent opslaan van goederen.

Artikel 20 Waarde - Archeologie (Archeologisch Waardevol Gebied)

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)" aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:

  1. a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
    2. 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 50 m2bedraagt of
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

20.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 20.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. b. Afwijken als bedoeld in artikel 20.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. c. Afwijken als bedoeld in artikel 20.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden, of van werkzaamheden

20.5 Omgevinsgvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 50 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.

20.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde- archeologie (archeologisch waardevol gebied)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 21 Waarde - Archeologie (Hoge Verwachting)

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie (hoge verwachting)" aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:

  1. a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  2. b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
    2. 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 200 m2bedraagt;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

21.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 21.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. b. Afwijken als bedoeld in artikel 21.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. c. Afwijken als bedoeld in artikel 21.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden, of van werkzaamheden

21.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (hoge archeologische verwachtingskans)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 200 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.

21.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (hoge archeologische verwachtingskans)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 22 Waarde - Archeologie (Lage Verwachting)

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie (lage verwachting)" aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

22.2 Bouwregels

Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:

  1. a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn
  2. b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft :
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
    2. 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 2000 m2bedraagt.

22.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 22.2 sub a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. b. Afwijken als bedoeld in artikel 22.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. c. Afwijken als bedoeld in artikel 22.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzaamheden, of van werkzaamheden

22.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (lage archeologische verwachtingskans)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 2000 m2 en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.

22.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (lage archeologische verwachtingskans)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene Bouwregels

24.1 Bouwen binnen bouwvlak

  1. a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  2. b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.

24.2 Bebouwingspercentage

  1. a. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel bebouwd worden.
  2. b. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
  3. c. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven geldt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
  4. d. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.

Artikel 25 Algemene Gebruiksregels

Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. b. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.

Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. 1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, het maximumoppervlak en de maximuminhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
  2. 2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 24.1 mits:
    1. a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter, de bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons, keldergaten (koekoeken) of galerijen;
    2. b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
      1. 1. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
      2. 2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
      3. 3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
      4. 4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  3. 3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
    1. a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3, en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;
    2. b. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
    3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
      1. 1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
      2. 2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
      3. 3. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet. geluidhinder.
    4. d. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge bepalingen van de Wet geluidhinder.
  4. 4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
    1. a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
    2. b. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
  5. 5. het bepaalde in artikel 25 voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat:
    1. a. het geen raamprostitutie betreft;
    2. b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
    3. c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het afwijken van de regels niet meer dan acht zal bedragen;
    4. d. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
    5. e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
    6. f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
    7. g. er geen onevenredige vergroting van de parkeerdruk ontstaat;
    8. h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed ten minste 250 meter bedraagt;
    9. i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken

27.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Winkelcentrum- en Park Presikhaaf'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Situering En Begrenzing Plangebied

Het stadsdeel Presikhaaf ligt in het oosten van Arnhem en is ingeklemd tussen de spoorlijn Arnhem–Zwolle en Arnhem–Zevenaar, de autosnelweg A12 en de Pleijroute. De bouw van het gehele stadsdeel heeft ruim 25 jaar geduurd en startte in 1949 met de woonbuurt Presikhaaf 1. Spoedig hierna volgde de realisatie van de buurt Presikhaaf 2, waarop uiteindelijk de bouw van buurt Presikhaaf 3 en het Winkelcentrum Presikhaaf in gang werd gezet.

Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft het Winkelcentrum- en Park Presikhaaf en wordt begrensd door de spoorlijn Arnhem-Zwolle aan de noordzijde, het Lange Water aan de oostzijde, de Lange Wal aan de zuidzijde en in het westen door de Laan van Presikhaaf. De exacte begrenzing is op de plankaart en in figuur 1.1 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0001.jpg"

Figuur 1.1: Ligging plangebied

1.2 Aanleiding En Doel

De aanleiding voor het maken van dit bestemmingsplan is de ouderdom van de geldende regelingen. De Wro schrijft voor dat bestemmingsplannen niet ouder dan 10 jaar mogen zijn. De bestemmingsplannen die nu gelden voor dit plangebied zijn allen ouder dan 10 jaar (zie paragraaf 1.4).

In 2008 is een nieuwe standaard voor bestemmingsplannen ingevoerd. Het doel is om de geldende regelingen te actualiseren en digitaal beschikbaar te stellen aan eigenaren en gebruikers van het gebied. De geldende regelingen zijn onderling verschillend en voldoen niet aan de nieuwe standaard. Doel van dit bestemmingsplan is om eenheid een te brengen.

In dit bestemmingsplan is de bestaande situatie bestemd. Dit betekent dat de bestaande functies en bebouwing(smogelijkheden) zijn opgenomen in het bestemmingsplan.

1.3 Opzet Bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze onderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

Dit plan is conform de Wro vormgegeven volgens de SVBP (Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen) 2008. Het SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels.

Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wabo, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.

1.4 Geldende Plannen

Het bestemmingsplan 'Winkelcentrum- en Park Presikhaaf' is een algehele herziening van de geldende plannen, voor zover van toepassing op dit plangebied. Onderstaand overzicht (tabel 1.1) geeft weer welke bestemmingsplannen en verordeningen (deels) komen te vervallen. De daarop van toepassing zijnde partiële herzieningen vervallen ook. Bij elk plan is de datum van vaststelling en goedkeuring weergegeven. Deze plannen zijn tevens weergegeven op de kaart, zie figuur 1.2

79 Bestemmingsplan 'Elsweide' 25.11.1963; 22.07.1964
84 Bestemmingsplan 'Presikhaaf I en II' 19.05.1964; 09.12.1964
283 Bestemmingsplan 'Plattenburg' 19.02.1979; 21.01.1980
448 Bestemmingsplan 'Winkelcentrum Presikhaaf' 30.06.1986; 15.01.1987
529 Bestemmingsplan 'Ruitenberglaan - Beverweerdlaan' 02.11.1992; 23.03.1993

Tabel 1.1: Geldende plannen

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0002.jpg"

Figuur 1.2: Overzicht geldende plannen

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van de bestaande situatie van het plangebied gegeven. Omdat het een bestemmingsplan voor een bestaande omgeving is, zal dit hoofdstuk voornamelijk ingaan op de huidige ruimtelijke en functionele structuur. Het doel van dit bestemmingsplan is het aanreiken van een kader waaraan ontwikkelingen in het plangebied kunnen worden getoetst. Uitgangspunt hierbij is de huidige functionele en ruimtelijke structuur van het gebied in stand te houden en te beschermen zodanig dat de huidige samenhang en de landschappelijke waarden kunnen blijven voortbestaan en zo mogelijk worden versterkt.

2.2 Historische Ontwikkeling

Het plangebied is voornamelijk gevormd in het Pleistoceen gedurende de voorlaatste ijstijd. De ijsmassa die toen ons land bereikte heeft vanuit het noordoosten de bodem opgestuwd. Zo ontstond o.a. de stuwwal van de Oost Veluwe. In het gebied tussen Arnhem en Nijmegen brak het ijs door naar het Betuwedal. Deze doorbraak van het ijs heeft vanuit het zuiden de stuwwal van Arnhem gevormd.

Het plangebied is gelegen op de zuidelijke flank van de stuwwal. Deze overgangszone is in het bijzonder van belang voor het aantreffen van pre- en protohistorische vindplaatsen. Vanaf de 3e/4e eeuw na Chr. vormt deze overgangszone een aantrekkelijke plaats om te gaan wonen. Men kon de gemakkelijk te bewerken zandgronden als bouwland gebruiken en het vee weiden in de laaggelegen gebieden. Bovendien leverden de iets hoger op de stuwwal gelegen 'woeste gronden' hout voor het bouwen van huizen en weidegrond voor schapen en varkens. In de 9e eeuw wanneer de schriftelijke berichtgeving iets toeneemt in vergelijking met de periode daarvoor worden voor het eerst de namen genoemd van nederzettingen die op de flank van de stuwwal zijn ontstaan: Velp, Oosterbeek, Monnikenhuizen en Arnhem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0003.png"

Figuur 2.1: Het plangebied e.o. omstreeks 1930

De aanleg van de spoorlijn Arnhem richting Zutphen in 1865 heeft ervoor gezorgd dat het oude buurtschap Plattenburg, een gebied met kleine buitenplaatsen en onbebouwd land, verdeeld werd in twee delen: Buitenplaats Klein Plattenburg ten noorden van de spoorlijn en buitenplaats /landgoed Groot Plattenburg, Groot Presikhaaf en Klein Presikhaaf ten zuiden van de spoorlijn. Een groot deel van het plangebied was toen nog deel van de natte Broeklanden. Het huidige plangebied werd dan ook intensief doorsneden met kleinere waterlopen die noodzakelijk waren voor de ontwatering van het gebied. Dat in de huidige situatie nog veel water aanwezig is, is een direct gevolg van deze van nature natte situatie.

In de uitbreidingsplannen van Arnhem van vóór de Tweede Wereldoorlog (1917), werd alleen het westelijk deel van het huidige stadsdeel/wijk Presikhaaf (delen van Presikhaaf 1 en 2) meegenomen in de planontwikkeling. De gemeentegrens met Velp bepaalde hier de beperkte uitbreidingsmogelijkheid. Na de Tweede Wereldoorlog moesten nieuwe prioriteiten worden gesteld in verband met de enorme woningbouwopgave door de woningnood en werd besloten de uitbreidingsplannen voor het stadsdeel Presikhaaf op te voeren. De plannen voor Presikhaaf werden uitgebreid tot aan de huidige Europaweg (autosnelweg A12) waarvoor een deel van het grondgebied van Velp moest worden geannexeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0004.jpg"

Figuur 2.2: Deelgebieden Presikhaaf

Winkelcentrum Presikhaaf

Toen het winkelcentrum Presikhaafin 1965 officieel werd geopend behoorde deze tot één van de eerste grootschalige, autovrije winkelcentra in Nederland en zelfs Europa. Het winkelcentrum werd destijds geprezen voor zijn evenwichtige architectonische-stedenbouwkundige opzet, waarbij het voetgangersdomein twee pleinen omvatte van verschillende grootte aan de uiteinden van een winkelpromenade. Veel aandacht is bij het ontwerp uitgegaan naar de samenhang en compositie van de verschillende volumes. In de loop der tijd zijn diverse veranderingen aangebracht aan het winkelcentrum, waaronder het aanbrengen van een overkapping.

Park Presikhaaf

Park Presikhaaf behoorde oorspronkelijk tot een landgoed in eigendom van de Graaf van Gelre. In 1354 kwam het landgoed in eigendom van de familie Presinck en werd het landgoed 'Presinckhof' genoemd. Het landgoed is één van de oudste historische plekken binnen de gemeentegrens. De monniken van de Sint-Salvatorabdij in Prüm hadden hier al sinds 893 een hoeve in bezit. In de 14de eeuw kwam de “grond” in eigendom van Sander van Presichave of de familie Van Presichave. In de tweede helft van de 18de eeuw groeide het landgoed uit tot een buitenplaats met een vijver en bossen. Rond 1850 werd het landgoed aangelegd in Engelse Landschapsstijl. Deze stijl kenmerkt zich door slingerende waterpartijen, vijvers, boompartijen, doorzichten en glooiende gazons. Met de aanleg van de spoorlijn van Arnhem naar Zutphen in 1865 werd het landgoed in tweeën gesplitst. Het zuidelijk deel van het landgoed ging verder onder de naam 'Groot Prezikhaaf', vernoemd naar het landhuis dat daar inmiddels stond. Het noordelijk deel is tegenwoordig bekend als park 'Sacre Coeur'. Toen in 1887 landgoed Prezikhaaf geveild werd, kwam het in handen van mr. L.C. Vegelin van Claerbergen. Hij liet het huis Groot Prezikhaaf slopen en meer noordelijk, ter hoogte van de Heemtuin, een nieuwe villa bouwen. In 1894 ging dit gebouw over naar de 'Maatschappij tot Verpleging van Zenuw- en Geesteszieken'.

In 1931 kocht de gemeente Arnhem het toen nog 30 hectare grote landgoed met de bedoeling om een gedeelte van de gronden voor woningbouw te reserveren. In 1949 werd met de bouw van eerste delen van Presikhaaf begonnen en begon het park langzaam zijn huidige vorm aan te nemen. In 1972 is de villa op Park Presikhaaf gesloopt. Begin jaren '90 is in het park de paardenmanifestatie 'Champion Arnhem' gehouden. Door de slechte weersomstandigheden en het gebruik van te zwaar materieel is het park ernstig aangetast.

2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Opbouw van de wijk Presikhaaf

De wijk Presikhaaf is een typische naoorlogse uitbreidingswijk die in haar hoofdopzet volgens de ideeën van de CIAM werd vormgegeven. De CIAM (afkorting van Congrès Internationaux D'Architecture Moderne) is een in 1928 te La Sarraz (Zwitserland) gestichte organisatie van architecten tot internationale bundeling van krachten bij het opstellen van richtlijnen tot vernieuwing van de architectuur, rekening houdende met technische, economische en sociale problemen.

De wijk kreeg een rationele verkaveling met open bouwblokken en strokenverkavelingen. De wijkopbouw is gebaseerd op de wijkgedachte: het geloof in de maakbaarheid van de samenleving kende aan de architectuur en stedenbouw een belangrijke rol toe in de ontwikkeling van de maatschappij. Door het bouwen van een nieuwe sociale orde zou het individu weer zijn plaats kunnen herkennen in de gemeenschap, die hij in de moderne stad was kwijtgeraakt. Als model hiervoor werd de wijkgedachte ontwikkeld. Een hechte sociale structuur stond voor ogen door een mix van woningtypen voor uiteenlopende gezinssamenstellingen en met een open bouwblokstructuur en gemeenschappelijk groen voor optimale beleving van de openbare ruimte.

De vanuit de wijkgedachte ontwikkelde wooneenheid vormde een configuratie van enkele rijtjes van woningen en/of stroken gestapelde bouw in een bepaalde compositie. De wooneenheden werden zo gecomponeerd dat recht werd gedaan aan bereikbaarheid, bezonning, mogelijkheden voor 'spel en verpozing', veiligheid voor voetgangers en afwisseling van ruimten. Door het veelvuldig herhalen van deze wooneenheden werden deze ook wel 'stempels' genoemd. Niet het stratenbeloop en de daaraan gerelateerde situering van woningblokjes maakte voortaan de wijkopbouw uit, maar de stempels bepaalden het stratenpatroon.

Een ander belangrijk kenmerk van de uitgangspunten van de CIAM was de ruimtelijke scheiding van de functies. Wonen, werken, recreëren werd ook in Presikhaaf zoveel mogelijk geconcentreerd op de daarvoor meest geschikte plekken. Volgens de wijkgedachte werd in de ontwerpopgave de wens om de bewoners in de directe woonomgeving tot ontplooiing te laten komen gelijkwaardig aan de eisen die de samenleving op wijkniveau stelde. Bij de structuur van een wijk als Presikhaaf valt dan ook op dat alle elementen afhankelijk van de specifieke taak die ze vervullen op wijkniveau, buurtniveau of woonomgeving, hun specifieke plaats in de wijk kregen.

Het plangebied op stadsniveau

Presikhaaf is voor Arnhem-Noord een uitzonderlijke wijk. Want daar waar bijna alle andere woonwijken van Arnhem -Noord op de hellingen van de Veluwe zijn gebouwd ligt de wijk Presikhaaf in de vlakke IJsselvallei. Daarnaast vertoont Presikhaaf de kenmerken van de naoorlogse bouw: een ruime groene opzet, duidelijke hiërarchie in wegen (hoofdstructuur), openbare ruimtes en voorzieningen alsmede flink wat hoogbouw.

Wat betreft de groen- en waterstructuur is Presikhaaf, gezien de vlakke ligging, als polderwijk te karakteriseren: een wijk met een stevig groen en blauw casco (raamwerk) en veel lijnvormige structuren op het gebied van verkeer. De verkeersaders zijn ruim (voor het plangebied zijn dat de IJssellaan, de Laan van Presikhaaf en het Lange Water). Die wegen hebben brede bermen, in een aantal gevallen lopen singels langszij en/of prachtige laanbeplantingen. In verhouding met andere wijken in Arnhem-Noord is Presikhaaf waterrijk. Een uitgebreid singelstelsel voert wijkwater af richting knooppunt Velperbroek.

Het plangebied "Winkelcentrum- en Park Presikhaaf" wordt op sommige plaatsen omsloten en/of doorkruist door de lijnvormige structuren en de groen/ blauwe casco's die deel uitmaken van de doorgaande infrastructurele hoofdstructuur van de wijk Presikhaaf en daardoor van belang zijn op stadsniveau wat betreft verkeersontsluiting en ecologie (ecologische zones). Hieronder worden deze structuren die van belang zijn op stadsniveau beschreven.

IJssellaan

De IJssellaan is één van de verkeersaders van Arnhem en vormt daarmee een belangrijke en drukke verbinding voor auto's, openbaar vervoer en fietsers. De IJssellaan is onderdeel van het fietsroute netwerk. Als verkeersader heeft de IJssellaan een belangrijke en representatieve functie voor Arnhem en voor Presikhaaf in het bijzonder.

Laan van Presikhaaf

De Laan van Presikhaaf is één van de oude noord-zuid lijnen van het gebied. Het vormt de grens/overgang tussen het Park Presikhaaf en Presikhaaf 1. De weg is onlangs versmald van 2 keer 2 rijbanen naar 2 keer 1 rijbaan. Belangrijke aanleiding hiervoor was de oversteekbaarheid verbeteren en de relatie tussen de wijk Presikhaaf 1 en het park te vergroten.

Het Lange Water

Het Lange Water is net als de IJssellaan een drukke en belangrijke verkeersader en maakt deel uit van het groen blauwe casco van de wijk Presikhaaf. Het Lange Water is, gezien vanaf de IJsseloordweg (N325), een statige entree voor zowel de stad Arnhem als de wijk Presikhaaf. Een brede middenberm met daarin grote statige bomen deelt de weg op in twee delen. Aan weerszijde van de weg zijn royale singels (brede groenzones met solitaire bomen en boomgroepen) al dan niet met watergang. Het beeld is typerend voor de ruime en groene opzet van Presikhaaf.

Het deel van het Lange Water tussen de IJssellaan en de spoorlijn heeft een andere opzet. Hier bestaat de weg uit twee rijbanen zonder middenberm. Aan weerszijde van de weg is wel veel groen aanwezig met aan de ene kant het Park Presikhaaf en de andere kant de groene voornamelijk achtertuinen van de wijk Elsweide.

De Lange Wal

De Lange Wal ligt ten zuiden van het winkelcentrum en vormt de grens tussen het winkelcentrum en het woongebied van Presikhaaf 3. De Lange Wal is een verkeersader die behalve voor gemotoriseerd verkeer vooral een belangrijke functie heeft voor openbaar vervoer en fietsers. De Lange Wal is onderdeel van het Arnhems fietsroutenetwerk.

De Lange Wal wordt gereconstrueerd. Het belangrijkste doel van de reconstructie is een snelle afwikkeling van het openbaar vervoer, meer comfort en veiligheid voor de fietsers en veilige oversteekplaatsen voor voetgangers. Om de drukte op de Lange Wal te verminderen en de veiligheid te vergroten, zal de auto-ontsluiting aan het Gildemeesterplein verdwijnen. Daarnaast zijn er twee nieuwe ontsluitingen gemaakt aan de IJssellaan. Voor het beeld van de Lange Wal zijn de doorzichten bij kruisingen met groenzones en waterpartijen en in het algemeen een hogere verblijfskwaliteit belangrijk. De reconstructie is in uitvoering.

2.4 Winkelcentrum Presikhaaf

Het hart van Presikhaaf wordt gevormd door het Winkelcentrum Presikhaaf. Met aan noordzijde het park (zie figuur 2.1). In de oorspronkelijke plannen was nog sprake van een wijkcentrum met winkels, maar in de praktijk werd het hele centrale gebied al snel 'Winkelcentrum Presikhaaf' genoemd.

Tijdens de jaren vijftig werd in Nederland het winkelapparaat ingrijpend gemoderniseerd. Het grootwinkelbedrijf en de supermarkt deden hierbij hun intreden. Presikhaaf werd toentertijd beschouwd als een stadsdeel dat groot genoeg was voor een eigen winkelcentrum. Het winkelcentrum werd een groot succes, niet alleen in het stadsdeel zelf maar in de wijde omtrek.

Het stedenbouwkundig ontwerp bestaat uit een reeks galerijflats met oost-west georiënteerde woningen die met elkaar het ruimtelijk kader vormen waarin het winkelcentrum is ingebed (zie figuur 2.2). In de noordoost-hoek van het complex staat een hoge kantoortoren als alternatief voor de traditionele kerktoren die aangeeft waar het marktplein is (zie figuur 2.3).

Het winkelcentrum, bestaande uit twee pleinen en een tussenliggende passage, wordt omzoomd door lagere bebouwing die haaks op het grote patroon van de galerijflats staat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0005.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0006.jpg"
Figuur 2.2: Winkelcentrum Presikhaaf Figuur 2.3: Het (Rijks)kantoorgebouw

(Rossem, V.T. van, & Vredenburg J. 2005; Presikhaaf: een naoorlogse wijk in Arnhem)

Het architectonisch ontwerp van het winkelcentrum was gestoeld op de gedachten van het 'Nieuwe Bouwen'. Hierbij waren de stedenbouw en architectuur onlosmakelijk verbonden met de maatschappelijke situatie: bouwkunst is de ruimtelijke vertaling van een bepaalde sociale structuur. Het Winkelcentrum Presikhaaf behoort tot de hoogtepunten van stedenbouw en architectuur in het naoorlogse Nederland en was zelfs in Europese Stedenbouw een baanbrekend ontwerp.

Sindsdien zijn er enkele aanpassingen aan het winkelcentrum gebracht. De belangrijkste verandering vond in 1987 plaats, toen een overkapping werd aangebracht.

De laatste jaren had de eigenaar van het Winkelcentrum Presikhaaf plannen voor grootschalige uitbreiding en renovatie van het winkelcentrum. Dit heeft nooit geleid tot een haalbaar plan.

Inmiddels heeft de eigenaar plannen voor een kleinschalige uitbreiding en vernieuwing van de bestaande bebouwing. Deze plannen zijn echter nog niet in een dusdanig stadium om nu al te verwerken in dit bestemmingsplan. Te zijner tijd zal deze kleine ontwikkeling eventueel mogelijk worden gemaakt in een aparte planologische procedure.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0007.png"

Figuur 2.4 Winkelcentrum Presikhaaf

Bron: Bing Maps, 2011

2.5 Park Presikhaaf

Park Presikhaaf ligt op de overgang tussen de stuwwal van de Veluwe en de polder en is te typeren als een polderlandschapspark. Het noordelijk deel behoort tot een voormalig landgoed, het zuidelijk deel is ingepast in de CIAM gedachte van de naoorlogse stadsuitbreiding. De twee stijlen zijn in het park duidelijk herkenbaar. De ruimtelijke contrasten tussen open en dichte ruimte, cultuur en natuur, strak en organisch zijn groot en is karakteristiek voor het park. Het is een gebruikspark waarin meerdere functies zijn ingepast. Naast een landschappelijke en recreatieve functie vervult het park ook een belangrijke ecologische functie met name als verbindingszone tussen de Veluwe en de Rijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0008.jpg"

Figuur 2.5 Park Presikhaaf

Bron: Bing Maps, 2011

Onlangs is het Park Presikhaaf in het kader van het Ontwikkelingsplan Presikhaaf grondig opgeknapt. De van oudsher twee verschillende stijlen in het park, de Engelse landschapsinrichting rond de vijver en de strakke lijnen langs de IJssellaan, zijn versterkt. Daarnaast zorgt de nieuwe aanplant voor een groter contrast tussen open en meer besloten delen en voor verrassende doorzichten. De renovatie heeft van het park een uitnodigende plek gemaakt. Naast het verbeteren van de inrichting van het park voorziet het ontwikkelingsplan tevens in een uitbreiding van het voorzieningenaanbod. Genoemd wordt bijvoorbeeld een trimparcours, ruimte voor vissen, een evenementenveld en een paviljoen. De stip op de ontwikkelkaart van Park Presikhaaf staat voor een mogelijke locatie waar een dergelijke voorziening gesitueerd zou kunnen worden.

Beheervisie:

De beheervisie van het park Presikhaaf geeft het ruimtelijk eindbeeld zoals is vastgesteld in het ontwerp van 2005. Dit eindbeeld is grotendeels gerealiseerd. Toch zijn er nog inrichtingswensen voor het park. Het doel is het in stand houden van het stadspark. Behoud, herstel en verdere ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het stadspark is uitgangspunt, waarbij wordt gestreefd naar het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden en recreatief gebruik.

Park Presikhaaf is onderdeel van de Groene Wig Oost en daarmee onderdeel van een robuuste, aantrekkelijke groenrecreatieve routing en onderdeel van een samenhangen watersysteem van de Veluwe de wijk in.

Het park kent twee historische parkdelen, die de vroegere overgang van landgoed naar polder uitbeelden. De wens is om in het park een ruimtelijke verwijzing naar de plek van het voormalige landhuis te realiseren, waarbij er ook een ruimtelijke relatie met de Heemtuin wordt gelegd. De plek van het voormalige Bethaniënklooster kan eveneens door een creatieve verwijzing zichtbaar worden gemaakt.

Het park omvat een veelzijdig ecosysteem. Er is een grote diversiteit in planten door de overgang van stuwwal naar polder. De diverse oeverzones, het oude bos en de Heemtuin maken het ecologisch nog interessanter.

Water speelt een belangrijke rol in het park. De twee grote waterpartijen zijn aantrekkelijke, sfeerbepalende verblijfsplaatsen in het park. De wens is om het beektraject tussen Bronbeek en het water aan het Lange Water bovengronds te brengen.

Park Presikhaaf is het directe uitloopgebied van de wijk Presikhaaf. Het padenstelsel sluit aan bij de historische stijlen. Gebogen lijnen in het deel van de Engelse Landschapsstijl. Rechte lijnen in het deel van de Nieuwe Zakelijkheid.

Door de centrale ligging voorziet het park in een behoefte als recreatiegebied. De Stadsboerderij met de bijzondere Heemtuin en een biologische boerderij worden druk bezocht door wijkbewoners en hebben een recreatieve functie voor de stad. Ze dragen bij aan het unieke karakter van het park. Er is hier ruimte voor evenementen, sport en spel. De boulevard vormt één lange band van 400 meter, met daarachter bomenrijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0009.jpg"

Figuur 2.6: Ruimtelijke concept 2005

Bron: Beheervisie Park Presikhaaf 2010-2019

Stadsboerderij

Ten westen van de vijver en ten zuiden van de Ruitenberglaan ligt het Centrum voor Milieu- en Natuureducatie (stads(kinder)boerderij). De hoofdbebouwing bestaat uit een boerderij uit 1956 Verder liggen op het gebouw nog diverse schuren en stallen waaronder een hooischuur.

Theehuis

Midden in Park Presikhaaf is een theehuis gerealiseerd. Het theehuis is gevestigd in het voormalige koepelgebouw van de stationsuitgang Sonsbeekzijde aan de Amsterdamseweg. Vanwege de uitbreiding van Arnhem Centraal was er voor dit gebouw geen plaats meer. Omdat het gebouw een belangrijke architectonische, cultuurhistorische en iconische waarde heeft, is besloten het gebouw te verplaatsen en van een nieuwe bestemming te voorzien.

Voor de realisatie van het theehuis, dat niet in het geldende bestemmingsplan paste, is een afwijkingsprocedure van het bestemmingsplan gevolgd. De komst van een theehuis past binnen de hierboven genoemde Beheervisie. In deze visie wordt de komst van een paviljoen (theehuis) genoemd als projectnummer 12.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0010.jpg"

Figuur 2.7: Impressie Theehuis in Park Presikhaaf

De belangrijkste redenen om de theekoepel mogelijk te maken in het park waren:

  • De theekoepel past in het ruimtelijk beleid voor Presikhaaf zoals opgenomen in Ontwikkelingsplan Presikhaaf en in de Beheervisie voor het Park Presikhaaf;
  • Horeca in het park past ook binnen het gemeentelijke horecabeleid zoals genoemd in de horeca-nota Gastvrij Arnhem;
  • De theekoepel is een belangrijke publiekstrekker voor het park, vormt een meerwaarde voor de uitstraling van het park en vergroot de functie voor de wijk;
  • Er zijn milieutechnisch geen beperkingen aan de komst van de theekoepel.

Hogeschool Arnhem - Nijmegen

In de uiterste noordpunt van het Park Presikhaaf is de bebouwing van Hogeschool aanwezig. Het complex bestaat feitelijk uit twee delen: het oudere deel ten zuiden van de Ruitenberglaan (voormalige HTS) en de nieuwe bebouwing ten noorden van de Ruitenberglaan.

Het oudere complex van de Hogeschool bestaat van oorsprong uit een aantal geschakelde gebouwen die stammen uit de late vijftiger jaren. Dit waren vooral platte doosvormige volumens van één en twee bouwlagen. Aan de zuidzijde van dit complex is aan het eind van de twintigste eeuw nieuwe bebouwing toegevoegd, met een doosvormig volume van drie bouwlagen. Aan de noordzijde zijn onlangs twee nieuwe doosvormig gebouwen aangebouwd van respectievelijk drie en vier bouwlagen.

Het nieuwere deel ten noordwesten van de Ruitenberglaan bestaat uit drie flinke in architectuur verschillende gebouwen van vier tot vijf bouwlagen met platte daken die zijn gegroepeerd rondom een driehoekige binnenplaats. Hieromheen zijn er nog wat kleinere gebouwtjes in de vorm van bijvoorbeeld een fietsenstalling geplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0011.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0012.jpg"
Figuur 2.8: Hogeschool Arnhem - Nijmegen Figuur 2.9: Hogeschool Arnhem - Nijmegen


Arentheem College

Deze school ligt in het park Presikhaaf aan de hoofdstructuur van de wijk: op de hoek Laan van Presikhaaf IJssellaan. Het scholencomplex is van grote invloed op de sfeer van het park in deze hoek. De oude school die was gelegen op deze hoek is in 2007 gesloopt en de nieuwe school is in juni 2009 geopend. Vanwege de bijzondere ligging waren er specifieke eisen gesteld aan deze nieuwbouw. Vanuit de stedenbouwkundige uitgangspunten en de beperkte ruimte is het tweede maaiveld ontstaan. Boven deze 'plint' zijn de leerlandschappen theorie in aparte volumes vormgegeven. Onder dit tweede maaiveld bevinden zich alle praktijkruimten en de zogenaamde servicestrook waarin alle utilitaire functies zoals parkeren, bevoorrading, afvalverwerking en fietsenbergingen zijn ondergebracht. Het tweede maaiveld is overwegend groen en voorzien van daglichtopeningen. Op dit landschap bevinden zich de entreepleinen en de diverse buitenruimten tussen de verschillende volumes. De vereiste transparantie vanuit de stad blijft zo gewaarborgd.

Het gebouw is verdiept aangelegd op anderhalve meter onder het peil van de straat. Het tweede maaiveld rijst aan de parkzijde op uit het water als een groen talud waardoor het gebouw vanuit het park zal worden ervaren als een voortzetting van het parklandschap. Door de schaalverkleining van de verschillende volumes op het tweede maaiveld, de groene inrichting en de verdiepte bouw vormt de campus geen obstakel in het park, maar wordt het geïntegreerd in het landschap. Drie bruggen met een ruime trap vormen de ontsluiting van het tweede maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0013.jpg"

Figuur 2.10: Arentheem College

2.6 Toekomstige Ontwikkelingen

Dit bestemmingsplan legt de bestaande ruimtelijke situatie juridisch vast. Er is uitgegaan van de informatie en situatie zoals deze beschikbaar was voordat het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage is gelegd. Op dat moment was een aantal ontwikkelingen bekend maar nog niet zodanig uitgewerkt dat het mogelijk was om mee te nemen in dit bestemmingsplan. Deze ontwikkelingen zullen, als zij doorgang vinden, ter zijner tijd in een aparte juridische procedure worden geregeld.

Rijkswaterstaattoren: studentenhuisvesting

De 'Rijkswaterstaattoren' (Het (Rijks)kantoorgebouw, zie ook figuur 2.3) staat op de hoek van het Lange Water en de IJssellaan en is vanwege zijn hoogte en locatie een herkenningspunt in Arnhem. De oorspronkelijke gebruiker, Rijkswaterstaat, heeft het kantoor verlaten en het kantoor staat leeg. De huidige eigenaren hebben plannen voor de herontwikkeling van de toren ten behoeve van studentenhuisvesting. De eerste drie bouwlagen moeten een andere functie krijgen maar de exacte functie is nog onduidelijk.

Op dit moment zijn de plannen nog niet in een dusdanig stadium dat ze kunnen worden meegenomen in dit bestemmingsplan. Er zijn bijvoorbeeld nog geen onderzoeken gedaan naar de gevolgen van het verkeer voor de woningen. Daarom is gekozen om deze ontwikkeling niet mee te nemen bij dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Wettelijk- En Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de kaart en in de regels.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijks-, Provinciaal- en regionaal beleid

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.

Het ruimtelijk beleid van de provincie is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 “Kansen voor de regio”. Het Streekplan, dat wordt vastgesteld voor een periode van 10 jaar, is een schakel tussen rijks- en gemeentelijke plannen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Bij de herziening van de Wro is het streekplan opgewaardeerd tot provinciale structuurvisie. In de "Wro-agenda" is neergelegd met welke (nieuwe) instrumenten het geformuleerde beleid wordt vormgegeven.

Het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen 'Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa' is de opvolger van het Regionaal structuurplan 2015 uit 1998. Het regionaal plan vormt het richtinggevend kader voor beleid en uitvoering van het regionaal beleid van de stadsregio op het gebied van ruimte, mobiliteit, economie en wonen.

3.2.2 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Arnhem 2010

Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. Om plannen en initiatieven goed op

elkaar af te stemmen, stelt de gemeente met enige regelmaat een structuurplan vast. Het nieuwe

Structuurplan Arnhem 2010 (2000) is de opvolger van het tot nu toe geldende Structuurplan uit 1984.

Het Structuurplan Arnhem 2010 beschrijft het ruimtelijk beleid voornamelijk in hoofdlijnen. Het plan is

flexibel, zodat het kan inspelen op veranderende omstandigheden en inzichten. Formeel is het

nieuwe Structuurplan Arnhem 2010 tien jaar van kracht: van 2000 tot 2010. Maar de inrichting van de

ruimte werpt haar schaduw veel verder vooruit. Waar dat mogelijk is, richt het Structuurplan zijn blik

daarom op het jaar 2030. Het Structuurplan Arnhem 2010 is op 2 oktober 2000 door de raad

vastgesteld.

In 2006 is de Tussenrapportage Structuurvisie Arnhem 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In

de Tussenrapportage wordt de bestaande Structuurvisie op een aantal punten herzien. De

Structuurvisie is vastgesteld in 2000 en heeft aanpassingen nodig. De Tussenrapportage bevat deze

herijking van het ruimtelijk beleid.

Naast de herijking van het bestaande beleid wordt ook een uitwerking gepresenteerd voor het beleid

met betrekking tot hoogbouw. Dit is gedaan aan de hand van 10 principes voor hoogbouw in Arnhem

welke zijn vertaald op een kaart van Arnhem. Voor het plangebied geldt dat er géén verdichting voor

hoogbouw is opgenomen.

Ontwikkelingsplan Presikhaaf

De wijk Presikhaaf is gebouwd in de jaren '50-'70 en is aan een forse opknapbeurt toe. Grote delen van de wijk voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. Om deze veroudering tegen te gaan is er door de gemeente een plan opgesteld dat een toekomstvisie voor de hele wijk bevat: het Ontwikkelingsplan Presikhaaf. Het Ontwikkelingsplan is op 8 mei 2003 door de gemeenteraad vastgesteld en is in nauw overleg opgesteld met de woningcorporaties en andere belanghebbenden in de wijk (waaronder de bewoners). Het biedt een samenhangend ruimtelijk en programmatisch kader voor de herontwikkeling van de wijk.

Als basis voor de ontwikkelingen in Presikhaaf gelden de volgende hoofdlijnen:

  • Een herkenbare wijk met samenhang;
  • Een wijk voor iedereen;
  • Een toegankelijke en veilige wijk;
  • Een bedrijvige wijk;
  • Een groene en duurzame wijk;
  • Een wijk in verandering

Voor het plangebied geldt dat zowel het park als het winkelcentrum in het Ontwikkelingsplan zijn aangewezen als 'verandergebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0014.jpg"

Figuur 3.1: Kaart Ontwikkelingsplan Presikhaaf

Structuurvisie Arnhem 2020 - 2040

De Structuurvisie Arnhem 2020/doorkijk 2040 is in ontwerp gereed. Het college van burgemeester en wethouders heeft deze 31 januari 2012 vrijgegeven voor de inspraak. De Structuurvisie Arnhem 2020/doorkijk 2040 is de opvolger van het Structuurplan Arnhem 2010.

Elke gemeente in Nederland moet de plannen die zij heeft op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling van de stad vastleggen in een document: een structuurvisie. Het is hét richtinggevende document voor overheden, maatschappelijke organisaties, private partijen en burgers. De ontwerp-structuurvisie 'Arnhem 2020/ doorkijk 2040' heeft vanaf half februari tot half maart 2012 ter inzage gelegen. Na verwerking van de reacties zal de structuurvisie in het voorjaar 2012 worden vastgesteld door de gemeenteraad.

In de Structuurvisie is de bestaande stad gekarakteriseerd volgens een 'typologie van ruimtelijke milieus'. Het winkelcentrum is in de Structuurvisie getypologeerd als 'Stad van licht, lucht en ruimte (1945-1970)'. Dit is als volgt beschreven:

"De oorlog leidt tot vele verwoestingen in Arnhem. Het Wederopbouwplan voor Arnhem van Leupen

en Van der Laan is opgezet volgens het principe van licht, lucht en ruimte dat wordt bepleit door het

C.I.A.M. (Congrès Internationaux d’Architecture Moderne). Het wederopbouwplan omvat onder meer

de herbouw van een groot deel van de binnenstad, grote verkeersdoorbraken, het doorzetten van

door de oorlog gestaakte uitbreidingsplannen zoals in Malburgen, en de bouw van een grote nieuwe

wijk in Presikhaaf. De basisgedachte van het C.I.A.M. is in de basis nog steeds die van de tuinstad,

maar dan met een industriële benadering van bouwen, een strikte scheiding van functies, scheiding

van voetganger en fietser van automobilist en een puur functionele benadering van architectuur en

stedenbouw. De zoektocht naar de ideale, meest efficiënte verkaveling beheerste in deze periode

gedwongen door de grote woningnood het debat onder stedenbouwers. Hoogbouw was hierbij

onvermijdelijk. Met name Presikhaaf zal uitgroeien tot een schoolvoorbeeld van een C.I.A.M.-wijk."

Het Park Presikhaaf is getypologeerd als 'Stad van groene weelde (de oude landgoederen)'. Hiervoor geldt de volgende beschrijving:

"De oude landgoederen In het reliëfrijke landschap op de overgang tussen Veluwe en de rivieren ontstond in de afgelopen eeuwen een groot aantal landgoederen en buitenplaatsen. Ze worden gekenmerkt door landschapsparken, formeel aangelegde lanenstelsels, weidse panorama’s over de rivierdalen, gegraven sprengbeken en bijzondere waterwerken zoals cascades. Vanaf het eind van de 19e eeuw wordt een aantal landgoederen zoals Klarenbeek en Sonsbeek aangekocht door de gemeente. Die landgoederen worden grotendeels omgezet in stadsparken en zijn nog altijd in hoge mate bepalend voor de unieke groene kwaliteit en identiteit van Arnhem."

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0015.jpeg"

Figuur 3.2: Kaart uit Structuuvisie Arnhem 2020 - 2040

Na de typologering van de bestaande stad is in de Structuurvisie een aantal 'koersgebieden' gemarkeerd waar zich ontwikkelingen aftekenen voor de korte of lange termijn. Presikhaaf valt binnen deze koersgebieden. Over het koersgebied Presikhaaf staat:
"Het Ontwikkelingsplan Presikhaaf is mede door de vastgoedcrisis aan evaluatie en herijking toe. Projecten zoals het winkelcentrum, op de voormalige ROC- locaties en Bethaniënstraat zijn stilgelegd. Een aantal terreinen ligt braak. Het bedrijventerrein Merwede wordt voorlopig niet ontwikkeld. Ook vinden er aanpassingen in het programma plaats, zoals appartementen die worden omgezet naar eengezinswoningen. Het Ontwikkelingsplan ging uit van realisatie vóór 2020; voor onderdelen zal de realiseringstermijn langer worden.

Woningbouwprogramma's voor Presikhaaf moeten in een bredere context tegen het licht gehouden worden. Kansen liggen in differentiatie door toepassing van (collectief) particulier opdrachtgeverschap, realisatie van studentenwoningen en een grotere variatie door menging van functies zoals wonen en werken.

Herijking van het middendeel (winkelcentrum en P3) is nodig voor de periode tot 2020 naast visie-ontwikkeling voor de periode na 2020 voor Presikhaaf Oost. De optie op langere termijn voor een nieuwe stationshalte Pleij (zie onder 3.3.5 Stationsknooppunten) aan de zuidwest zijde biedt kansen voor Presikhaaf en de herontwikkeling van het bedrijventerrein IJsseloord 1."

3.3 Woonbeleid

3.3.1 Woonvisie 2015

In de Woonvisie Gemeente Arnhem 2015 (vastgesteld in 2004) is de basis gelegd voor het gemeentelijk te voeren woonbeleid. In deze Woonvisie staat het motto 'Arnhem aantrekkelijke woonstad in balans' centraal. Bij het opstellen van de Arnhemse Woonvisie is rekening gehouden met wet- en regelgeving en de beleidskaders van andere overheden zoals de E.U., het Rijk, de provincie en de Stadsregio.

Met instrumenten als het Woningbouwkompas (WK), de Gebiedsgerichte uitwerking van de 24 wijken en een uitvoeringsgericht woonprogramma (de woonagenda) stuurt de gemeente op een gedifferentieerde woningvoorraad in de stad en op o.a. de (fysiek en sociale) samenstelling en kwaliteit van de woningvoorraad en de woon- en leefomgeving in wijken.

De hoofddoelen van de Woonvisie zijn:

  1. 1. het bouwen van voldoende nieuwe woningen, daarbij wordt niet alleen gestuurd op aantallen, maar gaat het vooral om de kwaliteit, toekomstwaarde en duurzaamheid van de nieuwe woningen;
  2. 2. het vergroten van de keuzevrijheid en zeggenschap van bewoners bij hun woning en woonomgeving;
  3. 3. het bevorderen van de doorstroming en het doorbreken en verbeteren van de eenzijdige grote goedkope woningvoorraad door te bouwen waar in de woningvoorraad vraag is en er een tekort bestaat;
  4. 4. het vraaggericht toevoegen van woningen met een gevarieerde mix aan woningtypen in verschillende prijsklassen waarbij naast het toevoegen van betaalbare koop, het accent ligt op toevoegen van woningen in de daarop aansluitende prijscategorieën middel-duur en duur;
  5. 5. het bevorderen van het eigen woningbezit in de stad om zo in 2015 meer evenwicht te bereiken in de eigendomsverhouding van huurwoningen en koopwoningen;
  6. 6. het stimuleren van allerlei vormen van particulier opdrachtgeverschap of vormen van collectieve samenbouw voor mensen met een grote of kleine beurs, specifieke behoeften (creatieven, zelfstandig ondernemers, idealisten, senioren of mensen met een functiebeperking), die op deze manier hun woonwensen kunnen realiseren.

Het Arnhemse woonbeleid speelt hiermee in op de behoefte en wensen van alle woonconsumenten en draagt bij aan meer diversiteit in de bevolkingssamenstelling en de kenmerken die verschillende wijken en buurten bezitten.

3.3.2 Wonen, welzijn en zorg

Er ligt op het gebied van wonen, welzijn en zorg een stevige fysieke opgave. Dit betekent dat er in woonwijken voor bijzondere doelgroepen en met name voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschaliger aanbod aan levensloopbestendige woningen, woonvormen of andere bijzondere woonconcepten, gerealiseerd en gefaciliteerd moet worden, eventueel aangevuld met (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning, toezicht of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen in de directe of nabije woonomgeving.

3.3.3 Kamerverhuur

Het beleid ten aanzien van kamerverhuur staat het kamersgewijs verschaffen van woonverblijf aan maximaal vier personen per (zelfstandige) woning toe, zonder dat daarvoor een gebruiksvergunning nodig is. De intensiteit van de bewoning en de mate van overlast bij een dergelijk gebruik zijn immers vergelijkbaar met die van een huishouden bestaande uit vier personen. Voor vijf of meer verschillende personen, die niet tot één huishouden zijn terug te voeren, is wel een vergunning vereist. In gebieden waar zich veel kamerverhuurbedrijven bevinden kan het noodzakelijk zijn om een maximum vast te leggen aan het aantal kamerverhuurbedrijven dan wel het aantal vergunningen te bevriezen of terug te dringen om de leefbaarheid in een gebied of wijk te waarborgen.

3.4 Welstandsbeleid

Arnhem kiest er in haar welstandsnota (2004) voor om zoveel mogelijk recht te doen aan de reeds bestaande verschillen in de bebouwde omgeving. Hiervoor is een indeling gemaakt in een aantal logische eenheden in de stad. Deze eenheden bestaan uit stedelijke gebied, rivierengebied, stedelijk groen en buitengebied. Elke ruimtelijke eenheid heeft een welstandsniveau, "zwaar", "normaal", of "licht", dat aangeeft in welke mate welstand in dat gebied wordt ingezet. Daarnaast gelden voor bedrijven- en industrieterrein nog aparte welstandsniveaus: Utilitair normaal en utilitair licht.

Voor het plangebied zijn de niveaus normaal (bebouwing in stedelijk groen), licht (bebouwing in stedelijk gebied) en utilitair normaal (zie figuur 3.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0016.jpg"

Figuur 3.3: Welstandniveaus

Onder niveau 'normaal' vallen in het algemeen de karakteristieke vooroorlogse wijken maar voor dit plangebied voor de bebouwing in het stedelijk groen. Voor de zichtbare gevels hebben de criteria een conserverend karakter waarmee de gebouwvorm, de dakvorm en de karakteristieke elementen worden gespaard. Aan de straatzijde mogen alleen ornamentele dakkapellen worden toegevoegd zoals die oorspronkelijk in die gebieden waren ontworpen. Serres mogen aan de achterzijde slechts in één laag vanaf de begane grondverdieping worden gerealiseerd. Kelder-entrees (met keerwanden en trappen) die aangebracht worden in de straatgevels zijn niet aanvaardbaar. Er worden geen bijzondere eisen gesteld aan bijgebouwen in de achtertuin, niet zichtbaar vanaf het openbaar gebied.

In gebieden met het welstandsniveau 'licht' vindt de gemeente het voldoende om bouwplannen op hoofdlijnen op welstand te toetsen. De verantwoordelijkheid voor de invulling ligt vooral bij bewoners en eigenaren. Het gaat hier met name om de bestaande na-oorlogse delen van de stad. De criteria geven daar waar nodig de bescherming die noodzakelijk is om de kwaliteit van het publieke domein op redelijk niveau te houden.

In de utilitaire gebieden zit het onderscheid tussen de welstandsniveaus 'normaal' en 'licht' in de representativiteit. De gebieden met een welstandniveau normaal zijn ontworpen op zowel representativiteit als functionaliteit en in het welstandsniveau 'licht' is het ontwerp (in het algemeen) uitsluitend gericht op de functionaliteit. De criteria voor het welstandsniveau normaal zijn dan ook hoger dan die van welstandsniveau licht.

Er wordt inmiddels gewerkt aan nieuw welstandsbeleid.

3.5 Verkeersbeleid

3.5.1 Rijksbeleid

Op rijksniveau geeft de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Nederland concurrerend, bereikbaar leefbaar en veilig (2012) de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Het Rijk streeft hiernaar met een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal verstigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Het mobiliteitssysteem moet robuust en samenhangend worden (waaronder knooppuntontwikkeling), meer keuzemogelijkheden bieden en voldoende capaciteit hebben om de groei van de mobiliteit op de middellange (2028) en lange (2040) termijn op te vangen. De ambitie is dat gebruikers in 2040 beschikken over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling. De stadsregio Arnhem Nijmegen is aangeduid als stedelijke regio met een concentratie van topsectoren.

3.5.2 Provinciaal en regionaal beleid

De wijze waarop de provincie Gelderland steden, bedrijventerreinen en voorzieningen bereikbaar wil houden staat in het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan (PVVP-2). Daarin staat ook dat het op een veilige manier wordt uitgevoerd, met zo min mogelijk nadelige effecten voor de leefomgeving. De provincie kiest voor een aanpak waarmee problemen op mobiliteitsgebied voorkomen worden door infrastructuur en economische ontwikkelingen beter op elkaar af te stemmen. Bestaande wegen, fietspaden en openbaar vervoerverbindingen worden beter benut. De provincie investeert daarom in fietsvoorzieningen, hoogwaardig openbaar vervoer (zoals Lightrail) en nieuwe stations. Daarbij hoort ook beter onderhoud en veiligheid. Hierin wordt zelfs een inhaalslag gemaakt.

De Stadsregio Arnhem Nijmegen heeft haar mobiliteitsbeleid voor de periode tot 2020 verwoord in de Regionale Nota Mobiliteit (2006). Deze nota is geactualiseerd onder de noemer Mobiliteitsaanpak, actualisering Regionale Nota Mobiliteit (2011). De mobiliteitsdoelstellingen (bundelen en verknopen) uit de Regionale Nota Mobiliteit zijn onverminderd van kracht: een betere regionale bereikbaarheid, aantrekkelijker openbaar vervoer en het beter op elkaar aansluiten van auto, trein, bus en fiets. De actualisatie richt zich nog meer op een robuust en samenhangend verkeers- en vervoerssysteem in 2020 door te streven naar:

  • betrouwbare doorstroming;
  • voldoende capaciteit, ook bij verstoringen;
  • keuzemogelijkheden; door verbetering van de overstap;
  • sublieme reisinformatie; thuis en onderweg.

3.5.3 Gemeentelijk beleid

De gemeente Arnhem heeft haar actuele verkeersbeleid verwoord in het Stedelijk Verkeers- en Vervoersplan Arnhem 2000-2010 (SVVP). De essentie ervan is het terugdringen van de verkeersonveiligheid en het geleiden van de mobiliteit. Daarbij geldt het principe van vrijheid van keuze voor de mobilist, die de gemeente probeert te beïnvloeden door “verleidelijke” alternatieven aan te bieden. Voor het onderdeel parkeren gelden beleidsregels voor toepassing van de bouwverordening.

Voor het bestemmingsplan is de uitwerking van het SVVP in het Categoriseringsplan Arnhem 2000 richtinggevend. Volgens het categoriseringsplan wordt de verkeersruimte in Arnhem duurzaam veilig (her-)ingericht. Arnhem kent twee typen wegen: de verblijfsgebieden en de verkeersaders. Deze laatste zijn de hoofd- en ontsluitingswegen en vormen het Arnhemse hoofdwegennet voor het autoverkeer. Deze wegen kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger. Alle andere wegen vallen onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten krijgen het karakter van de 30 km/uur-zone. Ze hebben een verblijfsfunctie en ontsluiten percelen. Veelal zijn het woonstraten.

Nota van Randvoorwaarden Hoofdstructuur Presikhaaf

Voor Presikhaaf is door het college van B&W in 2007 de Nota van Randvoorwaarden Hoofdstructuur Presikhaaf vastgesteld. De herinrichting van de hoofdwegenstructuur is onderdeel van het Ontwikkelingsplan Presikhaaf (zie paragraaf 3.2.2). In het Ontwikkelingsplan, dat in mei 2003 door de raad is vastgesteld, staat dat Presikhaaf een heldere structuur van wegen en straten kent. De hoofdwegenstructuur blijft in zijn huidige vorm gehandhaafd, maar in het Ontwikkelingsplan wordt wel een aantal knelpunten en wensen genoemd.

De belangrijkste doelen van de Nota van Randvoorwaarden zijn het verbeteren van de verkeersafwikkeling, de verkeersveiligheid en de beeldkwaliteit. Deze doelen leiden tot verschillende maatregelen zoals de reconstructie van kruisingen en wegen. Voor het Winkelcentrum Presikhaaf wordt het volgende voorgesteld:

“Voor de ontsluiting van het winkelcentrum is gekozen voor een geheel andere oplossing, met als doel de verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling op de Lange Wal te verbeteren. De IJssellaan is straks de hoofdontsluiting voor auto's van en naar het winkelcentrum. Er komen twee nieuwe geregelde compacte kleine kruispunten, één ter hoogte van de bestaande aansluiting naar de HTS en één ter hoogte van de benzinepomp van Shell. De functie en de inrichting van de parallelweg zullen in het kader van de herinrichting van het winkelcentrum bepaald worden. Hierbij is de veiligheid van fietsers een belangrijk aandachtspunt. De Lange Wal blijft wel een functie vervullen voor de ontsluiting van de Langenbachstraat en vooral voor de afwikkeling van het openbaar vervoer en langzaam verkeer. De kwaliteit van de voorzieningen voor bus en fiets worden hier aanzienlijk verbeterd.”

Voor dit bestemmingsplan heeft de Nota van Randvoorwaarden geen gevolg. De beschreven maatregelen zijn deels al uitgevoerd en passen binnen het geldende en dit nieuwe bestemmingsplan.

3.6 Milieu- En Omgevingsbeleid

In de Integrale Milieuvisie 2008-2011 is aangegeven hoe het milieubeleid een positieve bijdrage kan leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunten zijn duurzame ontwikkeling en een optimale leefomgevingskwaliteit van de stad.

Op 26 mei 2008 heeft de gemeenteraad Hoofdstuk 3 "Gebiedsgerichte aanpak" van de Integrale Milieuvisie 2008-2011 vastgesteld. De gebiedsgerichte aanpak vormt de kern van de integrale milieuvisie en is een uitwerking van de zonering van milieukwaliteiten die in het Structuurplan Arnhem 2010 zijn opgenomen. Hiermee differentiëren we milieuambities naar verschillende gebieden. Niet overal in de stad streven we immers dezelfde milieuambities na: in een dynamisch centrum accepteren we bijvoorbeeld meer geluid dan in een woonwijk. Wel wordt rekening gehouden met grenswaarden en streefwaarden. Grenswaarden mogen niet worden overschreden. Van streefwaarden kan worden afgeweken als daar - op een hoger schaalniveau- aantoonbare milieuwinst tegenover staat en zolang er geen concentratiegebieden ontstaan waar de milieubelasting zich ophoopt.

Door expliciet te maken welke milieukwaliteiten we in het betreffende gebied willen handhaven of realiseren, wordt ook duidelijk of een eventuele toekomstige ontwikkeling wel of niet past in het betreffende gebied.

Bestemmingsplangebied

Het bestemmingsplangebied kent het gebiedstypen Stadswijk en Stedelijk groen en water. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is goed en de toegestane milieubelasting overwegend laag. Er wordt in het algemeen voldaan aan de streefwaarden.

Stedelijk groen en water. De na te streven milieukwaliteit in het gebied is goed en de toegestane milieubelasting laag. Er wordt in het algemeen voldaan aan de streefwaarden.

In dit hoofdstuk wordt per beleidsthema het beleidskader voor de beleidsinzet gegeven. Prioritering van de beleidsinzet bij toekomstige ontwikkelingen vindt plaats aan de hand van de methode beschreven in de Integrale Milieuvisie, deel 1 hoofdstuk 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0017.jpg"

Figuur 3.4: Gebiedstypen milieuvisie

3.6.1 Geluid

Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals scholen en zorginstellingen.

In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.

De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde).

Voor het verlenen van een hogere grenswaarde is de nota “uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde” van de gemeente Arnhem van toepassing.

Beleidsplan Geluid

In augustus 2008 is het geactualiseerde beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naar mate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.

3.6.2 Luchtkwaliteit

Wet Luchtkwaliteit 2007

De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Wet Luchtkwaliteit. Het doel van de Wet Luchtkwaliteit 2007 is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.

Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:

  • PM10 (fijnstof)
    1. 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet worden overschreden;
    2. 2. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden.
  • NO2 (stikstofdioxide)
    1. 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden;
    2. 2. de uurgemiddelde concentratie van 200 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.

Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.

Op 15 november 2007 is de Wet Luchtkwaliteit van kracht geworden. De wet is nodig omdat de aanleg van een groot aantal bouwprojecten en bestemmingsplannen stilgelegd zijn door uitspraken van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De grenswaarden zijn ongewijzigd gebleven, maar de nieuwe wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL is 1augustus 2009 van kracht geworden.

Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit

Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit het toenmalige Besluit Luchtkwaliteit 2005 te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen voor 2010 op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de Wet Luchtkwaliteit is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2005-2010 van februari 2006.

3.6.3 Hinder

In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.

Geurhinder van industriële bedrijven

Op 13 december 2010 is het beleidsplan geur vastgesteld. Dit beleidsplan gaat in op geur afkomstig van industriële bedrijven waarvoor de gemeente Arnhem het bevoegde gezag is. Milieubeleid kan een positieve bijdrage leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Geur is een milieuaspect dat een belangrijke bijdrage levert aan de leefbaarheid. Het geurbeleid van de gemeente Arnhem sluit, voor zover dat mogelijk is, aan op het geurbeleid van de provincie Gelderland. Het doel van het geurbeleid is dat inwoners van Arnhem nu en in de toekomst niet worden blootgesteld aan geuroverlast door industriële bedrijven.

3.6.4 Externe veiligheid

Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).

Landelijk beleid

Voor bedrijven is op 28 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen (artikel 5.1 van de Wet milieubeheer) vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.

Voor de routes (weg, water, spoor en ondergrondse leidingen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, komt in 2012 een AMvB transport. In deze AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) worden ook milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.

Gemeentelijk beleid

Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid 2005-2008 vastgesteld dat op 14 februari 2009 is verlengd. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.

Om het bereikte gebiedsgerichte externe veiligheidsniveau vast te houden, en omdat er na 2010 vanuit het Rijk niet veel nieuwe wet- en regelgeving te verwachten is, heeft gemeenteraad op 14 februari 2011 besloten om het beleidsplan met nog eens 4 jaar te verlengen. Wel zijn de punten “risico's in stadswijken” en “objecten in de directe omgeving van risicovolle activiteiten” in het plan verhelderd en duidelijker omschreven.

3.6.5 Groen en ecologie

Natura 2000

Het tot stand brengen van een samenhangende Europese ecologische hoofdstructuur, genaamd Natura 2000, is per 1 oktober 2005 door de nieuwe Natuurbeschermingswet overgenomen. De Natura 2000 gebieden in Arnhem zijn: Veluwe, Gelderse Poort en IJssel. Voor elk van deze gebieden zijn habitattypen en soorten benoemd die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet 1998. De bescherming van de Natura 2000 gebieden is vergelijkbaar met de bescherming volgens artikel 6 van de Habitatrichtlijn, die de afgelopen jaren in Nederland is toegepast. Nederland past hiervoor een vergunningenstelsel toe. Door projecten en handelingen, waarvoor het gebied is aangewezen, mogen geen verslechtering van de kwaliteit van habitats of een verstorend effect op de soorten optreden.

Om de effecten van de ruimtelijke ingrepen van het bestemmingsplan op het Natura 2000-gebied te toetsen, moet de Habitattoets worden uitgevoerd, bestaande uit een voortoets. De voortoets verkent of er door de ontwikkelingen waarin het plan voorziet mogelijk negatieve gevolgen zijn voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het leveren van de informatie (zorgplicht, artikel 19l). Het bevoegd gezag toetst de gegevens. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een natuurbeschermingswetvergunning is Gedeputeerde Staten van de provincie waarbinnen het beschermingsgebied ligt.

In de strategische milieubeoordeling van de Stadsregio Arnhem Nijmegen ten behoeve van het Regionaal Plan 2005-2010 zijn effecten op de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) ten gevolge van woningbouw onderzocht. In dat kader is aangegeven dat de toetsing van plannen in de nabijheid van een beschermd gebied betrekking heeft op gebieden binnen een afstand van 2 kilometer.

Flora- en Faunawet 2002

De opdrachtgever / initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet. De wet gaat uit van het “nee-tenzij” principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

Eind januari 2005 is het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Er zijn 3 beschermingscategorieën:

  • tabel 1. algemeen beschermde soorten;
  • tabel 2. beschermde soorten;
  • tabel 3. streng beschermde soorten

Provinciaal beleid: Richtlijn compensatie natuur en bos

De provincie heeft het compensatiebeleid "De Compensatierichtlijn natuur en bos" als uitwerking van provinciale structuurvisie en de Structuurschema Groene Ruimte opgesteld. De gemeente zal dat compensatiebeleid uitvoeren. Is de provinciale richtlijn van toepassing dan treedt de gemeentelijke regelgeving terug.

Uitgangspunt van het compensatiebeleid is dat natuur en bos alleen plaats kunnen maken voor een ander ruimtegebruik als er voor de specifieke locatiegebonden ontwikkeling geen alternatieve locaties aanwezig zijn (nee-tenzij-beleid). In principe dient natuur door natuur en bos door bos te worden gecompenseerd. De compensatierichtlijn is van toepassing op:

- alle natuur die in de provinciale verordening of op de bestemmingsplankaart de bestemming natuur heeft of een vegetatiewaarde van 6 of hoger heeft;

- gebieden met de bestemming bos, zoals aangegeven in de provinciale verordening of op de bestemmingsplankaart;

- alle gebieden die conform de Boswet herplantplichtig zijn, zowel binnen als buiten de bebouwde kom.

Boswet

De Boswet is van toepassing op alle bossen en houtopstanden groter dan 10 are of - in geval van rijbeplantingen - meer dan twintig bomen, die gelegen zijn buiten de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'. De Boswet verplicht om de grond waarop het bos of de bomen hebben gestaan binnen drie jaar opnieuw in te planten.

Als voor de uitvoering van een werk de bestemming moet worden gewijzigd treedt de provinciale richtlijn 'Bos- en natuurcompensatie' in werking. Deze richtlijn is een uitwerking van het Streekplan en geldt ook voor bos binnen de zogenaamde 'bebouwde kom Boswet'.

Groenplan Arnhem 2004 – 2007 / 2015

Op 28 juni 2004 is het groenplan 2004-2007/2015 vastgesteld. De gemeente Arnhem streeft ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.

De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor herontwikkeling. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen. Het oppervlakte groen en de bomen moeten dus eerst geïnventariseerd worden. In het bestemmingsplan is een groenbalans opgenomen, waarin is aangegeven hoe de groencompensatieregels zijn toegepast.

Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel.

Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Andere punten zijn de volgende:

  • alleen inzetten op natuur daar waar deze kansrijk is, waarbij cultuurlijk en natuurlijk beeld en gebruik op elkaar afgestemd zijn;
  • barrières van de stedelijke druk opheffen of zoneren.

Er worden 5 samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd:

  1. 1. natuurkernen;
  2. 2. natuurzones en stapstenen;
  3. 3. natuurlijke groenzones;
  4. 4. overig groen;
  5. 5. de Stenen stad.

Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld.

3.6.6 Water

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2009-2015. Deze is vanaf 22 december 2009 van kracht. Het plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de planperiode tot 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water.

Daarnaast hebben Rijk, provincies, gemeente, waterschappen, en drinkwaterbedrijven afgesproken om gezamenlijk maatregelen te nemen voor een doelmatiger waterbeheer; het Bestuursakkoord Water (d.d. april 2011. De inzet ligt bij mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van watersysteem en waterketen. De kwaliteit moet omhoog tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

In de Nota Ruimte uit 2006 is water een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de Waterwet die op 22 december 2009 van kracht is geworden. In de Waterwet zijn ondermeer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van hemelwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.

Provinciaal en regionaal beleid

Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015.

Het Waterplan gaat verder op de ingeslagen weg van het derde Waterhuishoudingsplan. Nieuw is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en de verplichtingen die voortvloeien uit de Waterwet. Een belangrijk aanpassing uit de Waterwet is dat de vergunningverlening voor het onttrekken van grondwater grotendeels is overgedragen aan de waterschappen. Slechts in drie gevallen is de provincie hiervoor nog aanspreekpunt;

  • onttrekkingen voor drinkwaterwinning;
  • onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals koude- en warmte opslag (KWO);
  • industriële onttrekkingen meer dan 150.000 m³ per jaar.

Beleid waterschap en gemeente

Het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Noord is overgedragen aan het Waterschap Rijn en IJssel waardoor de gemeente Arnhem rekening dient te houden met het vigerende beleid van het waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het vastgestelde Waterbeheerplan (2010-2015) en de Keur en legger van het waterschap.

Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen.

  • Gemeentelijk RioleringsPlan (2009-2013), vastgesteld op 26 mei 2008; dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.
  • Waterplan Arnhem (2009-2015). Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit Tweede Waterplan Arnhem opgesteld. De gemeenteraad heeft op 19 oktober 2009 het waterplan vastgesteld. Op 26 februari 2010 hebben gemeente en de beide waterschappen de intentieovereenkomst ondertekend. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen:

- Arnhem aantrekkelijke waterstad;

- Klimaatbestendig watersysteem en waterketen;

- Goede kwaliteit water en waterbodem;

- Bewustwording.

Resumé

Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

  • negatieve verstoring van de grondwaterstanden en –stromingen niet toegestaan zijn om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen.
  • maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling.
  • bij nieuwbouw het hemelwater op eigen terrein moet worden verwerkt .
  • voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie.
  • het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt.
  • het gebruik van uitloogbare materialen en chemische bestrijdingsmiddelen niet is toegestaan.

3.6.7 Bodem

Voor dit gebied zonder ontwikkelingen (beheerbestemmingsplan) is getoetst of de kwaliteit van de bodem (inclusief grondwaterkwaliteit) de aanwezige bestemmingen/functies toelaat.

Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:

  • Wet Bodembescherming (Wbb, 1 januari 2006, gewijzigd 1 oktober 2008 en 1 april 2009);
  • Beleidsnota bodem 2008, Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen, januari 2008;
  • Besluit Bodemkwaliteit (2008);
  • Nota Bodembeheer, vastgesteld september 2011.

3.6.8 Cultuurhistorie en archeologie

Rijksbeleid

Monumentenwet

Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.

Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg

De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:

  • archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
  • bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

Dit verdrag is het vertaald in de Monumentenwet 1988.

Provinciaal beleid

Nota Belvoir

Het Belvedere-uitgangspunt “behoud door ontwikkeling” is in 2000 overgenomen in de provinciale Nota Belvoir. Doel is dat cultuurhistorie voortaan prominent wordt meegewogen bij de ontwikkeling van alle ruimtelijke en economische plannen. Om nog meer in te kunnen spelen op de kansen die cultuurhistorie biedt voor de ruimtelijke omgeving, kiest de Provincie met de nieuwe nota Belvoir 3 voor een gebiedsgericht en uitvoeringsgericht beleid. In de nota worden 10 cultuurhistorisch waardevolle gebieden benoemd, waarnaar speciale aandacht zal uitgaan. Relevant voor Arnhem is de aandacht voor het Veluwemassief, de Veluwezoom en het Rivierengebied.

Gemeentelijk beleid

Erfgoednota 'Panorama Arnhem'

In de Erfgoednota 2008-2012 wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert de komende twintig jaar in hoog tempo. Het nieuwe erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.

Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht van alle cultuurhistorische elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt.

Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.

Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:

  • in archeologisch waardevolle gebieden (buiten monumenten) dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 50 m2;
  • in gebieden met een hoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 200 m2;
  • in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 500 m2;
  • in gebieden met een lage archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 2000 m2.

Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten, geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.

Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:

  • behouden door ontwikkelen;
  • behouden door beschermen;
  • adviseren, stimuleren en verleiden;
  • kennis verwerven en verspreiden.

3.7 Sport-, Recreatie- En Spelen Beleid

In 2005 is de Sportnota "Sport over de breedte" vastgesteld. Het sportbeleid concentreert zich rond vijf thema's:

  1. 1. samenhang tussen bewegingsonderwijs, sportbuurtwerk en sportverenigingen met het doel meer mensen in beweging te krijgen;
  2. 2. verbeteren van de kwaliteit van sportverenigingen, uitgaande van de cruciale rol van sterke sportverenigingen voor het sportaanbod in Arnhem;
  3. 3. voldoende en kwalitatief goede sportaccommodatie: bestaande accommodaties aanpassen aan de huidige kwaliteitsnormen, goede spreiding van voorzieningen over de stad en nieuwe voorzieningen waar dat wenselijk is;
  4. 4. topsport in de stad als het evenementen betreft;
  5. 5. dienstverlening in de sport: ondersteuning van verenigingen, informatie en advies en belangenbehartiging.

Spelen en ontmoeten

In 2009 is de "Nota Ruimte voor de Jeugd (Spelennota) 2010-2020" vastgesteld. Er wordt rekening gehouden met speel- en ontmoetingsruimte voor 0 – 25 jarigen. Er moeten voldoende ruimte zijn voor veilige formele en informele speel- en ontmoetingsruimte voor kinderen, jeugdigen, jongeren en jong volwassenen. Daarnaast wordt het natuurlijk spelen zoveel mogelijk bevorderd. De gemeente streeft er naar, volgens de richtlijnen van de NUSO, per hectare netto woongebied 300m2 (= 3%) te reserveren voor speelruimte (formeel en informeel).

3.8 Economisch Beleid

De gemeente heeft haar economische visie en koers voor de middellange termijn vastgelegd in de Economische Agenda Arnhem 2015. De agenda stelt dat in de eerste plaats de basis op orde moet zijn. De gemeente wil daarom zorgen voor een gunstig ondernemingsklimaat door adequate dienstverlening te bieden en geschikte, goed bereikbare vestigingsplaatsen in een stimulerende economische omgeving. In de tweede plaats kunnen de sterke sectoren verder uitgebouwd. Het gaat dan om de verdere versterking als zesde kantorenstad van ons land, en het behalen van winst in de sectoren zorg & welzijn en toerisme & vrije tijd. Tot slot gaat de gemeente Arnhem extra werk maken van haar kansrijke economische clusters: energie- & milieutechnologie en mode & vormgeving. Dit zijn bedrijvensectoren, waarin Arnhem bijzonder is en die een sterke basis bieden om een regionale en nationale positie op te bouwen.

De Economische Agenda levert een bijdrage aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad en het tegengaan van de maatschappelijke tweedeling. De agenda bepaalt de gemeentelijke koers en is opgesteld na stadsgesprekken met ondernemers en onderwijs- en kennisinstellingen. De gemeente stimuleert de economische ontwikkeling en is regisseur van het samenspel tussen overheid, ondernemers, onderwijs en onderzoek. In de stadsgesprekken hebben de partners duidelijk gemaakt, wat zij gezamenlijk kunnen en willen doen om het ondernemingsklimaat te versterken.

Arnhem heeft relatief gezien een groot aantal arbeidsplaatsen (rond de 100.000), dat voor een belangrijk deel (ongeveer 35.000) wordt vervuld door niet-Arnhemmers. Het aandeel Arnhemmers met een lage opleiding en met beperkte kansen op de arbeidsmarkt is groot. De aanpak uit de Economische Agenda levert naast banen voor hoog en middelbaar opgeleiden, vooral ook banen voor lager opgeleide inwoners op.

3.8.1 Wijkeconomie

Het stimuleren van 'werken in de wijk' oftewel wijkeconomie, zoals vastgelegd in de gelijknamige Nota Wijkeconomie (2001), blijft een belangrijk thema. De ontwikkeling van (kleinschalige) bedrijvigheid en werkgelegenheid levert een bijdrage aan de verbetering van de leefbaarheid en sociale samenhang in de wijk. In dit verband is het werken aan huis, binnen duidelijk beperkte kaders, toegestaan. Concreet betekent dit dat de gemeente actief blijft bij het stimuleren van woon-werkeenheden en het ontwikkelen van kleinschalige bedrijfsverzamelgebouwen in wijken, bedoeld voor bedrijven in de ambachtelijke bedrijvigheid en de persoonlijke, zakelijke en overige dienstverlening. In dat kader past ook het faciliteren van de bedrijvendynamiek als het gaat om startende bedrijvigheid en zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers). Tot slot richt wijkeconomie zich in samenhang met het detailhandelsbeleid eveneens op het behoud en de versterking van de winkel- en eventuele horecavoorzieningen in de wijk.

3.8.2 Kantoren

In de Nota Herijking Kantorenbeleid Arnhem 2008 – 2020 staat het herstel van het evenwicht in de kantorenmarkt centraal. Hiertoe wordt ingezet op hergebruik van langdurig leegstaande kantorenpanden, alsmede het beperken en faseren van nieuwbouwplannen. Nieuw kantorenprogramma wordt beperkt tot een gelimiteerd aantal strategische locaties in de stad (onder andere Arnhem Centraal, Rijnboog, Arnhems Buiten en IJsseloord II). Ontwikkeling van kantoren buiten deze locaties is in principe ongewenst.

3.8.3 Detailhandel

Met de nota Detailhandelsbeleid Arnhem: herijking 2008 is het beleid voor detailhandel geactualiseerd. Centraal in de nota staat hoe het beste op ontwikkelingen kan worden ingespeeld om Arnhem haar positie als belangrijk koopcentrum te laten behouden en hoe de positie kan worden versterkt. Tevens hoe een evenwichtig detailhandelsaanbod voor de consument in de binnenstad, de stadsdeelcentra, de buurt- en wijkcentra en op de perifere locaties kan worden behouden en opgebouwd. De beleidsuitgangspunten in het detailhandelsbeleid uit 2001 zijn niet gewijzigd. De belangrijkste aanbevelingen en actiepunten in de nota zijn:

  • stimuleren van gebiedsprofielen voor de binnenstad;
  • ontwikkelen van het Woonwinkelcentrum in Centrum Zuid;
  • planologisch vastleggen van het themacentrum Wonen in Centrum Zuid;
  • plannen voor Kronenburg begeleiden;
  • uitbreiding van supermarkten in Arnhem Noord;
  • stimuleren van de verplaatsing van detailhandel op bedrijventerreinen en solitaire locaties;
  • stimuleren van de komst van gewenste detailhandel;
  • onderzoek naar regionale en lokale koopstroomontwikkelingen;
  • stimuleren en ontwikkelen van wijkeconomie.

Het is van belang – zeker in economisch mindere tijden en met continu veranderd consumentengedrag – dat er geïnvesteerd blijft worden in het up-to-date houden en waar nodig versterken van het bestaande winkelapparaat. Bovendien wordt het vestigen van ontbrekende en vernieuwende formules in de binnenstad gestimuleerd.

3.8.4 Horeca

De horecanota Gastvrij Arnhem (2005) geeft de uitgangspunten aan voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling ten aanzien van horeca. Hoofdlijn van de nota is de randvoorwaardenscheppende en faciliterende rol van de gemeente, zodat een evenwichtig aanbod van horeca ontstaat. Horecaontwikkeling is afgestemd op de functie van het gebied. De ontwikkeling van de attractieve stad vraagt om horecaontwikkeling met name in de binnenstad en omgeving. In de detailhandelgebieden (Kronenburg, Presikhaaf) heeft horeca vooral een belangrijke ondersteunende functie voor de detailhandel. Ook in de toeristische centra van de stad heeft de horeca een ondersteunende functie. In woonwijken heeft horeca een verzorgende functie. En langs de radialen heeft het een bovenwijkse of stedelijke functie.

Het gemeentelijk beleid krijgt mede gestalte door vergunningverlening en handhaving. Dit gebeurt integraal; dat wil zeggen dat de verschillende beleidsterreinen op elkaar worden afgestemd (bijvoorbeeld openbare orde en veiligheid, voedsel- en brandveiligheid, milieu, gezondheid). Zo ontstaat duidelijkheid voor de horecaondernemers en andere belanghebbenden. Daarnaast wil de gemeente een goede gesprekspartner zijn voor ondernemers en ontwikkelingen stimuleren.

3.8.5 Hotels

Hotels zijn belangrijk voor het toerisme en de zakelijke markt. In 2008 werd geconstateerd dat Arnhem weinig hotels heeft in de binnenstad. Er zijn nu 6 grotere en kleinere hotels in en om de binnenstad met ongeveer 250 kamers. Maar de hotelcapaciteit ligt vooral aan de rand van de stad en langs de Veluwezoom. In Arnhem zijn in totaal ongeveer 800 kamers.

Bestuurlijk werd in 2008 besloten de komst van één of meer nieuwe hotels in de binnenstad te stimuleren. Dit werd besloten in de raadsnota 'Verruiming vestigingsmogelijkheden hotels' van 30 juni 2008.

In de raadsnota 'Stand van zaken hotelontwikkelingen' van 19 oktober 2009 werd besloten dat vanwege de beperkte marktruimte een terughoudend beleid voor hotelontwikkeling buiten de binnenstad noodzakelijk is. Een hotelontwikkeling zou mogelijk moeten zijn als dit kansen biedt om het toeristisch aanbod te versterken. De gemeente kan meewerken aan omgevingsvergunning- en planologisch traject voor een hotelontwikkeling, als het gaat om hotels:

  • in het hogere segment, die zowel de zakelijke als de toeristische markt bedienen;
  • die door hun uitstraling zich onderscheiden en het imago van Arnhem als innovatieve en creatieve stad versterken (bijv. een designhotel);
  • die de parkeerbehoefte in of nabij het pand oplossen.

Tevens werd besloten om kleine bed & breakfast accommodaties vergunningvrij te maken (onder bestemming “wonen” mits deze verblijf verschaft aan niet meer dan 4 personen). Grotere accommodaties dienen aan dezelfde voorwaarden als een hotel te voldoen.

3.8.6 Evenementen

In de nota Regels voor evenementen in Arnhem (maart 2010) zijn de randvoorwaarden vastgelegd waaronder evenementen in Arnhem kunnen plaatsvinden. Arnhem verwelkomt aantrekkelijke en goed georganiseerde evenementen en ondersteunt deze. Tegelijkertijd wil de gemeente voorkomen dat de evenementen onnodige overlast aan omwonenden of schade aan de natuur veroorzaken. Daarom zijn door het college regels vastgesteld en zijn terreinen – ook in de parken – aangewezen waar evenementen kunnen worden georganiseerd. Dit betekent niet dat er op andere locaties geen evenementen kunnen plaatsvinden, maar de randvoorwaarden waaronder zijn dan wel stringenter en worden per evenement via de evenementenvergunning geregeld.


In de parken vinden de evenementen in de regel en ook bij voorkeur plaats op de volgende (aangewezen) evenemententerreinen:

  • Sonsbeek-Ronde Weide;
  • Sonsbeek-Grote Vijver (Boerderij);
  • Sonsbeek-Tellegenlaan (Witte Villa);
  • Zypendaal (gazon naast Kasteel);
  • Sonsbeek, terrein plateau Steile Tuin;
  • Sonsbeek, terrein tussen Bezoekerscentrum Sonsbeek en Watermuseum;
  • Park Presikhaaf;
  • Steenfabriek Meinerswijk;
  • Steenfabriek Elden

Gelet op het ontbreken van het permanente karakter zijn de evenementen en festivals niet als zodanige activiteiten in het bestemmingsplan bestemd. De activiteiten kunnen worden toegestaan door middel van het evenementenvergunningenstelsel. Bij de vergunningverlening zal worden getoetst aan de in bovengenoemde nota vastgelegde Regels voor Evenementen. Bij het houden van evenementen moet het type evenement per locatie worden beoordeeld naar draagkracht, geluidbelasting, aantal mensen, hinder en dergelijke.

3.9 Coffeeshopbeleid

De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (1998) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd. In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig of toegestaan.

3.10 Prostitutiebeleid

In de nota Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000) is het beleid neergelegd, dat gevoerd wordt in verband met de afschaffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000. Gemeenten krijgen hierdoor de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om de prostitutie te reguleren.

Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de volgende elementen:

  1. 1. concentratie van de raamprostitutie op één plek;
  2. 2. het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken, waarbij het huidige aantal van 240 ramen verlaagd wordt naar 120;
  3. 3. het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast;
  4. 4. concentratie van de tippelprostitutie.

Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.

In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig en ook in het CBS-telgebied is geen seksinrichting aanwezig. In Arnhem mogen maximaal 8 seksinrichtingen zijn, waarbij er maximaal één seksinrichting per telgebied is toegestaan. In Arnhem zijn op dit moment 9 seksinrichtingen. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat een nieuwe aanvraag voor een seksinrichting zal worden gehonoreerd.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de milieu- en omgevingsaspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied besproken. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een signalerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

4.2 Geluid

Het bestemmingsplan Winkelcentrum- en Park Presikhaaf wordt conserverend bestemd. Binnen dit beheerbestemmingsplan vinden geen nieuwe planologische wijzigingen plaats. Het plan hoeft daarom niet getoetst te worden aan de Wet geluidhinder en het gemeentelijke geluidbeleid.

4.3 Luchtkwaliteit

Het gebied staat volgens de monitoringstool niet bekend als een luchtkwaliteitknelpunt. Doordat er verder geen nieuwe planologische wijzigingen plaatsvinden, kan worden opgemaakt dat luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de goedkeuring van het plan.

4.4 Hinder

Binnen het plangebied bevindt zich een winkelcentrum, een aantal scholen (Ruitenberglaan 26 en IJssellaan 89), twee benzinetankstations (Lange Water 2 en Kramers Gildeplein 92), een stadsboerderij (Ruitenberglaan 4), kantoren (IJssellaan 82), maatschappelijke functies (Kramers Gildeplein 3) en horeca (Laan van Presikhaaf 3).

Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering geldt voor bedrijven/inrichtingen een richtafstand¹ ten opzichte van woningen binnen woongebieden of gemengde gebieden (wonen naast werken). Voor milieucategorie 1 bedrijven/inrichtingen is deze afstand 10 meter en voor milieucategorie 2 bedrijven 30 meter.

De winkels binnen het winkelcentrum zijn hoofdzakelijk milieucategorie 1 bedrijven. De benzinetankstations, scholen, stadsboerderij, kantoren en de horeca zijn milieucategorie 2 bedrijven.

Bij ontwikkelingen binnen de richtafstand kan er gemotiveerd van deze afstand worden afgeweken. De bedrijven/inrichtingen binnen het plangebied hebben een omgevingsvergunning waarbij getoetst is ten opzichte van de dichtstbijzijnde woningen. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied voorzien.

Conclusie

Vanuit hinder zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

¹) Afstand waardoor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en een milieugevoelige functie als wonen anderzijds kan worden gecreëerd

4.5 Externe Veiligheid

Plaatsgebonden risicocontour (10-6 PR² contour)

Ondergrondse aardgasleiding

Binnen het plangebied ligt een ondergrondse aardgasleiding met een maximale druk van 40 bar en een diameter van 8 inch. Deze ondergrondse aardgasleiding heeft geen 10-6 PR contour. Wel is er een zakelijke rechtstrook van 4 meter vanuit het hart van de leiding. Deze zakelijke rechtstrook staat op de plankaart aangegeven.

Consumentenvuurwerk (Hanzestraat 185)

Op de locatie Hanzestraat 185 is opslag van maximaal 2000 kg consumentenvuurwerk. Binnen 8 meter van de vuurwerkopslagplaats bevinden zich geen kwetsbare/beperkt kwetsbare objecten. Verkooppunten voor consumentenvuurwerk hebben geen 10-6 PR contour.

Transport van gevaarlijke stoffen via het spoortraject Arnhem-Zutphen

Op het traject Arnhem-Zutphen vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Er is geen 10-6 PR contour.

Verantwoording groepsrisico³

Het bestemmingsplan is uitsluitend gericht op het actualiseren van een verouderd bestemmingsplan, waarbij wordt uitgegaan van de bestaande situatie en de aanwezige rechten zoveel mogelijk worden gerespecteerd.

Voor transportroutes waaronder het spoor en de ondergrondse aardgasleiding moet bij een ontwikkeling binnen het invloedsgebied van het groepsrisico een verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden.

Voor het spoortraject Arnhem-Zutphen zijn in het kader van de ontwikkeling van het Basisnet risicoberekeningen uitgevoerd. Uit deze risicoberekeningen volgt dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico op dit traject niet wordt overschreden.

Voor de ondergrondse aardgasleiding zijn groepsrisicoberekeningen uitgevoerd (Save, Externe veiligheid buisleidingen MRA, 6 februari 2012). Uit deze berekeningen volgt dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. Het groepsrisico is zelfs kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde.

Het gaat hier om het actualiseren van een bestaand bestemmingsplan. Binnen de invloedsgebieden is in het geactualiseerde bestemmingplan geen nieuwe situatie voorzien. Dit betekent dat op basis van het geactualiseerde bestemmingsplan het aantal aanwezige mensen en dus het groepsrisico niet zal wijzigen.

Conclusies:

  • Er is geen 10-6 PR contour binnen het plangebied.
  • De zakelijke rechtstrook van 4 meter van de ondergrondse aardgasleiding is op de plankaart aangegeven.

²) Het PR (Plaatsgebonden Risico) is het risico op een bepaalde plaats. Het PR is de kans dat een persoon, die zich permanent en onbeschermd op die plaats zou bevinden, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het PR is de 10-6/jr PR contour.

³) Het GR (GroepsRisico) is de kans dat in een keer een groep mensen van ten minste een bepaalde grootte komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het GR is een oriënterende waarde.

4.6 Groen En Ecologie

Beschrijving bestaande situatie

In het kader van de herstructurering Presikhaaf is in 2005 door Eelerwoude (Inventarisatie flora en fauna. Locatie Arnhem Presikhaaf. Project nr. 1546. 28 september 2005) en in 2010 door Ekoza (Inventarisatie flora en fauna. Wijk Presikhaaf te Arnhem. Projectnummer: 10.035. 3 februari 2011) een inventarisatie uitgevoerd naar de flora en fauna in geheel Presikhaaf, waaronder het park en het winkelcentrum.

Zoogdieren

Vleermuizen

Verspreid over het gehele plangebied zijn foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen. Er zijn geen verblijven aangetroffen. Vliegroutes, welke tussen verblijfplaatsen en foerageergebieden liggen, zijn niet waargenomen. Wel zijn er een aantal foerageerroutes langs watergangen aanwezig. Ze worden als foerageergebied gebruikt en spelen geen essentiële rol in het vliegen van kolonie naar jachtgrond. Het winkelcentrum Presikhaaf is minder interessant voor de vleermuizen doordat er minder (geschikt) groen aanwezig is waar gejaagd kan worden.

Van de rosse vleermuis is een foeragerend exemplaar in park Presikhaaf waargenomen.

Ook van deze soort welke in holle bomen verblijft zijn geen verblijven aangetroffen. Verblijfplaatsen liggen naar alle waarschijnlijkheid buiten het plangebied. Er is een kolonie bekend uit Park Angerenstein. De ruige dwergvleermuis is foeragerend in het park waargenomen. Van deze soort zijn geen verblijfplaatsen gevonden. Boven de vijver in het park zijn watervleermuizen foeragerend op rondvliegende insecten aangetroffen.

Eekhoorn

Aan de noordkant van park Presikhaaf aan de Ruitenberglaan en in de Heemtuin worden al jaren eekhoorns gesignaleerd. In park Presikhaaf zijn twee eekhoorns waargenomen. Een daarvan was nog een heel jong dier wat er op wijst dat het zeer waarschijnlijk is dat de eekhoorn zich voortplant in het park.

Overige zoogdieren

Van konijnen, egels en mollen zijn verspreid over het plangebied vele waarnemingen gedaan en vele sporen gevonden. Rond de kinderboerderij in park Presikhaaf zijn veel konijnen waargenomen.

Broedvogels

In het plangebied zijn met name soorten waargenomen die vrij algemeen zijn voor het stedelijk gebied. Gebouwbewonende soorten als de huismus en het kauwtje broeden vooral in de stadsboerderij en in de gebouwen van het winkelcentrum.

In park Presikhaaf en soms ook boven het winkelcentrum verzamelen zich 's avonds honderden kauwtjes met daartussen zwarte kraaien. Deze vliegen met z'n allen naar hun slaapplaats bij de vuilverbranding in Duiven (Schoppers, 1997).

Boerenzwaluwen broeden in de stallen van de kinderboerderij. Hier zijn zwaluwnesten opgehangen. Scholeksters zijn ook een aantal keren waargenomen. Een paartje heeft zich zeer waarschijnlijk op een van de schoolgebouwen van de HAN genesteld.

In de groenstroken (plantsoenen) en bebouwing (tuinen) met bomen en struiken zijn veel

zangvogels waargenomen zoals de merel, koolmees, pimpelmees, heggenmus, vink en tjiftjaf.

Vogelhuisjes bij bewoners in de tuin of aan de muur worden opvallend veel gebruikt door

koolmezen en pimpelmezen. Daarnaast zijn er in het bos en het park een aantal soorten aangetroffen die minder algemeen zijn voor het stedelijk gebied zoals de grote bonte specht, boomkruiper en de zwartkop.

De watervogels zijn verspreid over het plangebied waargenomen. In bijna elke watergang

zijn meerkoeten en wilde eenden te vinden. Ook het waterhoentje is algemeen aanwezig.

Twee koppels knobbelzwanen zijn tot broeden gekomen, één in park Presikhaaf en één in het water nabij het winkelcentrum.

Vaatplanten

Beschermde soorten volgens de Flora- en faunawet

De in de Flora- en faunawet genoemde soorten zijn de gewone dotterbloem, gewone vogelmelk, en de brede wespenorchis. De gewone dotterbloem groeit in de grote vijver van het park. De brede wespenorchis groeit in de berm van de Ruitenberglaan ter hoogte van de HAN en in het struweel en in de oeverzone aan de watergang ten zuiden van de HAN. Ook de gewone vogelmelk groeit in de berm van de Ruitenberglaan en langs de watergang van de IJssellaan.

Uit tabel 2 zijn gevonden het ruig klokje, steenbreekvaren en rietorchis. Er zijn twee vindplaatsen van het ruige klokje. Een is tegenover de ingang van de Heemtuin. Wellicht gaat het om een verwilderd exemplaar uit de heemtuin. Na wegwerkzaamheden aan de IJssellaan is tussen opkomende ruigteplanten een ruig klokje aangetroffen. De steenbreekvaren groeit graag op oude muren waaronder een keermuur bij station Presikhaaf. Daar groeit ook de onbeschermde maar wel bijzondere muurbaren. De rietorchis groeit in de berm langs de IJssellaan aan de kant van Park Presikhaaf. Waar de Presikhaafparkbrug over de IJssellaan heen gaat zijn er ongeveer 10 gevonden. Bij het kruispunt met het Lange water zijn er ongeveer 100 waargenomen zowel in gevlekte en ongevlekte vorm.

Tenslotte is er één Rode Lijst soort in het plangebied aangetroffen namelijk de korenbloem. Deze is gevonden in een rommelhoekje bij de school op de hoek van de IJssellaan en de Laan van Presikhaaf.

Andere soorten

Naast de voor de wet belangrijke planten soorten zijn er nog andere soorten die genoemd

kunnen worden. De algemene soorten die in en langs de waterkant voorkomen zijn: riet, harig

wilgenroosje, grote lisdodde, watermunt, wolfspoot, grote kattenstaart, late guldenroede, grote

egelskop, grote waterweegbree en valeriaan, maar ook: beekpunge, blauw glidkruid, echte

koekoeksbloem, heelblaadjes, wilde bertram, kikkerbeet en pijlkruid. Soorten die

voornamelijk in het bos voorkomen zijn naast de eik, beuk en vlier de bosandoorn, gevlekte

aronskelk, gewone salomonszegel en het groot heksenkruid. De grazige bermen bestaan vooral

uit scherpe- en kruipende boterbloemen, duizendblad, madeliefje, rode- en witte klaver,

zilverschoon en gewone brunel.

Amfibieën en vissen

In het plangebied zijn alleen algemeen voorkomende soorten aangetroffen. De bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander zijn soorten die in tabel 1 van de Flora- en faunawet worden genoemd. Al deze soorten zijn wat minder kritisch ten opzichte van hun voortplantingswater. Wat vissen betreft zijn er stekelbaarsjes en zeelt gevangen.

Beschrijving van de groenstructuur

Park Presikhaaf

Park Presikhaaf is onderdeel van de Groene Wig oost. Daarmee is het onderdeel van een robuuste, aantrekkelijke groenrecreatieve routing dat als onderdeel van een samenhangend watersysteem van de Veluwe de wijk in loopt. De Stadsboerderij en de Heemtuin zijn twee grote publiekstrekkers en van belang voor de hele stad. Er staat 1 monumentale boom in het park namelijk een zomereik (1900).

Park Presikhaaf is het directe uitloopgebied van de wijk Presikhaaf. Door de centrale ligging voorziet het park in een behoefte als recreatiegebied. Er is hier ruimte voor evenementen, sporten en (natuurlijk) spelen. De boulevard vormt één lange bank van 400 meter met daarachter bomenrijen.

Park Presikhaaf is een landschapspark en omvat een veelzijdig ecosysteem. Er is een grote diversiteit in planten door de overgang van stuwwal naar polder. De diverse oeverzones, het oude bos en de Heemtuin maken het ecologisch nog interessanter. Het park ligt momenteel ruimtelijk los van park Sacré Coeur. Een natte ecologische verbinding tussen park Sacré Coeur en de Heemtuin is beoogd om de ruimtelijke relatie te vergoten en om meer water richting het park te krijgen. Binnen het ontwikkelingsplan Presikhaaf zal het park worden verbonden met de ecozones van Presikhaaf. Een droge ecozone langs de IJssellaan richting Park12 en een natte ecozone langs de spoorlijn. Daarnaast is er de wens om de beek aan de Schaapsdrift bovengronds te leggen.

Lanen

De Laan van Presikhaaf, de IJssellaan en het Lange Water hebben een structurerende bomenlaan (Groenplan 2004).

Winkelcentrum

Het groen in het winkelcentrum wordt met name gevormd door de bomen op parkeerterreinen en pleinen. Aan de westzijde van het centrum ligt een watergang met kruidenrijke bermen en bomen als onderdeel van het structureel groen (Groenplan 2004).

4.7 Water

Beschrijving bestaande situatie

Oppervlaktewater

Het gedeelte van het plangebied tussen de spoorbaan en de IJssellaan kan gekenmerkt worden als een overgangsgebied tussen het bekenlandschap en het polderlandschap. Vanaf de Schaapsdrift stroomt de Beek op de Paasberg met een lange duiker de heemtuin in. In de heemtuin vormt de beek de basis voor meerder verschillende biotopen die hier zijn aangelegd. Naar verwachting stroomt het beekwater binnenkort niet meer via de duiker, maar via een nieuwe verbinding tussen park Sacré Coeur en park Presikhaaf de heemtuin in. Hierdoor vormt de beek een duidelijke eenheid in het landschap en krijgt water een visueel aantrekkelijke plaats in het park. Na de heemtuin stroomt het water door een voormalig vijver van het landgoed Presikhaaf richting de watergang aan de IJssellaan en vervolgens naar de achterliggende wijk.

Vanaf Elsweide stroomt water vanaf de Bronbeek en de Beek op de Paasberg het plangebied binnen; bij het HAN-gebouw aan het Lange Water. Een overzicht van waterlopen en kunstwerken (stuwen en duikers) is te vinden op de waterattentiekaart.

Het hoogteverschil in het maaiveld is terug te vinden in de verschillende waterniveaus. Gedurende de loop tussen de heemtuin en de IJssellaan stoomt het water over meerdere stuwen, waardoor verschillende niveaus worden gecreëerd: van 12.60 m. + N.A.P. bij de eerste stuw in de Heemtuin naar 9,50 m. + N.A.P. in de watergang langs de IJssellaan. Bij kruisingen met wegen zijn de watergangen onderling door duikers met elkaar verbonden.

Als bij uitbreiding van verhard oppervlak het niet mogelijk is om hemelwater op een andere manier te verwerken dan via afvoer naar het oppervlaktewater, dan geldt vanuit het waterschap de watercompensatie. Als vuistregel geldt dat de compensatie 10% bedraagt van het nieuw verhard oppervlak.

Grondwater

Het grondwater maakt onderdeel uit van het grote systeem dat vanuit de Veluwe richting de IJssel en de Betuwe stroomt. Ongeveer ter hoogte van de spoorbaan Arnhem-Zutphen verandert het gebied van stuwwal naar (voormalig) uiterwaardengebied. De grondslag verandert ook; van een infiltratiegebied met dikke, goed doorlatende zandbodem naar een kwelgebied met een bodem die afwisselend uit klei en/of zand en veen bestaat. In deze zone komt het diepe grondwaterniveau ook dichter aan het oppervlak te liggen.

Het poldersysteem in Presikhaaf is gevoelig voor overlast van het ondiepe grondwater. Een hoge rivierstand kan een toename van kweldruk veroorzaken. In ieder geval in de zone achter de waterkering, maar het is niet duidelijk of dit effect ook nog voorkomt verder in het plangebied. Dat heeft te maken met een ander effect, namelijk dat hoge rivierstanden ook de stroming van het diepe grondwater vanaf de Veluwe belemmeren. Hierdoor wordt deze grondwaterstroom geblokkeerd en zal het diepe grondwater omhoog komen (Veluwekwel). Bij langdurige hemelval zal de bodem verzadigd raken. Hoe hoger de grondwaterspiegel en hoe slechter doorlatend de bodem is, hoe eerder er plassen op het gras komen te staan. Gezien de bodemopbouw is het zeer goed mogelijk dat in delen van het plangebied na langduriger hemelbuien het water zichtbaar is op het maaiveld.

In de wijk Plattenburg, gelegen ten noorden van de spoorbaan Arnhem-Zutphen, ligt het grondwater op ongeveer 12 m. + N.A.P., ten zuiden van de IJssellaan is dit nog 9 m. + N.A.P. Bij het Arentheem college zijn de grondwaterstanden gemeten op 9,3 m. + N.A.P. Deze waarden geven een ontwateringsdiepte aan die tussen de 1 en 1,4 m. bedraagt. Bij het spoor is de ontwateringsdiepte iets groter: tussen de 1,5 m. en 2 m.

Hemel- en afvalwatersysteem

Het zuidelijke deel van het plangebied, het winkelcentrum, is voorzien van een gescheiden rioolstelsel. Dat wil zeggen dat er twee verschillende afvoerleidingen in de grond liggen; één voor het vuilwater en één voor het hemelwater. Het hemelwater van daken en wegen stroomt naar de omliggende watergangen. In het noordelijke deel, het park wordt alleen vuilwater ingezameld. Al het vuilwater uit het plangebied wordt afgevoerd naar het rioolgemaal Driepoorten. In de Laan van Presikhaaf en langs de spoorbaan liggen transportriolen die het afvalwater van bovenliggende wijken transporteren richting het rioolgemaal Driepoorten.

Het gebouw van de HAN Ruitenberglaan is aangesloten op een verbeterd gescheiden stelsel, het oude gebouw aan de Lange Water heeft een gescheiden stelsel. Bij dit verbeterd gescheiden rioolstelsel wordt het vuilwater en de eerste hoeveelheid hemelwater afgevoerd via het vuilwaterriool. Daarna stroomt het hemelwater naar het oppervlaktewater. Het vuilwater is aangesloten op een oud riooltracé van het voormalige landhuis. Deze leiding ligt door het park en sluit aan op het transportriool in de Laan van Presikhaaf. Ook het vuilwater van het schoolgebouw van het Arentheem is hierop aangesloten. Het hemelwater van het Arentheem-college wordt met vertraging afgevoerd op het omliggende oppervlaktewater. Voor het theehuis is een persleiding in de planning.

De verwachting is dat het transportriool langs de spoorbaan en de oude riolering van het landhuis op korte termijn worden vervangen door een riool onder de Ruitenberglaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0018.jpg"

Figuur 4.1: Waterattentiekaart

Conclusie en aanbevelingen

In deze paragraaf worden de feitelijke beperkingen aangegeven die van belang kunnen zijn bij veranderingen in het plangebied.

Bij nieuwbouw of herinrichting moet rekening gehouden worden met de minder geschikte ontwateringstoestand van met name het zuidelijke deel van het plangebied.

Aandacht voor de op de waterattentiekaart aangegeven voorzieningen. Deze mogen niet beperkt worden in hun functioneren.

4.8 Bodem

Voor het bestemmingsplan is als eerste met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied. Het gebied heeft de bodemfunctieklasse wonen met uitzondering van de wegen IJssellaan en Lange Water welke de bodemfunctieklasse industrie hebben.

Uit de inventarisatie is gebleken dat in het bestemmingsplangebied de volgende gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn:

Adres BISnr. Aangetoond of
potentieel geval
Omschrijving
A Schaapsdrift 51 e.o. 0083 Ernstig en spoedeisend Grondwater is hier vanaf 1,5 m-mv tot maximaal 36 m-mv verontreinigd met VOCl. De sanering (onttrekking van grondwater in de bron van de verontreiniging aan noordzijde van spoorlijn hoek Plattenburgweg) is in uitvoering.
B Raadsheerplein /
Hanzestraat 145a /
Conradweg
4144 Beschikking deel NO afgegeven, spoedeisendheid is nog niet bepaald. Grondwater is hier sterk verontreinigd met VOCl. Beschikking deel NO, geval van ernstige bodemverontreiniging is afgegeven, Maar spoedeisendheid is in een beschikking nog niet opgenomen. Op grond van het nader onderzoek is hier sprake van een spoedeisend geval vanwege de verspreidings-
risico's. Er zal binnenkort een beschikking worden genomen.
C Lange Water /
IJssellaan
0290 Voorlopig beschikt als ernstig niet spoedeisend Het grondwater in het freatisch pakket is verontreinigd met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen (VOCl). Op grond van nader onderzoek is hier sprake van een spoedeisend geval vanwege de verspreidingrisico's. Er zal binnenkort een herbeschikking worden genomen.
D Park Presikhaaf 0227 Ernstig niet urgent Nog sterke restverontreiniging met PAK in de grondlaag van 0,5-1,0 m-mv. De exacte omvang hiervan is nog niet bepaald. Verontreiniging is te relateren aan de aanwezige puinlaag.
E Ruitenberglaan 1640 Beschikking deel NO afgegeven, spoedeisendheid is nog niet bepaald Grondwater is hier sterk verontreinigd met VOCl. Beschikking deel NO, geval van ernstige bodemverontreiniging is afgegeven, Maar spoedeisendheid is in een beschikking nog niet opgenomen. Oorzaak verontreiniging nog niet duidelijk en de omvang is nog niet volledig in kaart gebracht.
F Kramersgildeplein 92 0178 Ernstig urgentie niet bepaald In grond nog sterke restverontreiniging met aromaten ter plaatse van riool en verkoopruimte in grondwater nog lichte verontreiniging aanwezig

Tabel 4.1: Bodem

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0019.jpg"

Figuur 4.2: Bodem

Conclusie en aanbeveling

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn een aantal gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig.

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen gevaar voor de volksgezondheid bij de aanwezige bestemmingen/functies in het beheerbestemmingsplangebied.

Bemalen/oppompen van grondwater ter plaatse van het beheerbestemmingsplan Winkelcentrum – en Park Presikhaaf is niet toegestaan zonder toestemming van het bevoegde gezag Wet bodembescherming (Wbb). Mocht er t.b.v. de ontwikkeling of anderszins toch bemalen moeten worden dan zal er contact moeten worden opgenomen met de afdeling Milieu van de gemeente Arnhem. Gezien de diverse grondwaterverontreinigingen en de toekomstige ontwikkelingen in Presikhaaf is door de gemeente Arnhem een Gebiedsgericht grondwaterbeheerplan Presikhaaf (GGB plan Presikhaaf) opgesteld. De eventuele verplaatsing van de pluimen Schaapsdrift 51 e.o., IJssellaan/Lange Water en Raadsheerplein/Hanzestraat 145a/Conradweg vallen binnen de voorwaarden van het op 29 juni 2011, kenmerk 2011-04-00635/4210.52.01 vastgestelde gebiedsgericht grondwaterbeheerplan (GGB-plan) Presikhaaf. Geadviseerd wordt om bij bemalingen hierover contact op te nemen met afdeling Milieu.

Omdat het een beheerbestemmingsplan betreft, is het onderzoek vooralsnog beperkt tot het uitvoeren van deze inventarisatie. Bij concrete bestemmingsplanwijziging en/of nieuwbouw plannen, waarbij nog onvoldoende inzicht bestaat in de bodemkwaliteit, kan een bodemonderzoek noodzakelijk zijn.

eisen/voorwaarden)

4.9 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie

Plangebied Winkelcentrum en Park Presikhaaf bevindt zich ter hoogte van twee oudlandschappelijke eenheden. De archeologische verwachtingskaart van Arnhem-Noord toont voor het winkelcentrumgedeelte komafzettingen; het parkdeel ligt grotendeels ter hoogte van een zogeheten 'hellingafzettingswaaier'. Deze ontstond in de laatste ijstijd doordat smelt- en regenwater door de permanent bevroren bodem niet konden wegzakken en van de stuwwalhelling afstroomde. Hierdoor erodeerde de stuwwal. Zand en grind, waaruit de stuwwal is opgebouwd, werd in lagere delen als een soort van puinwaaier afgezet. Het komgebied ontstond in het Holoceen, het tijdperk na de ijstijd, op te vatten als een tussenijstijd die tot de dag van vandaag duurt. Door de warmere condities en meer vegetatie namen de rivieren in plaats van een vlechtend een meanderend patroon aan. Vanwege de stijging van de zeespiegel, een opstuwing veroorzakend, gingen de rivieren ter hoogte van Arnhem zich vanaf ongeveer 2000 v. Chr. in hun eigen afzettingen insnijden. Bij hoogwater werd zand en zavel op de oevers afgezet. Na verloop van tijd slibden deze oevers op tot hoge zandlichamen, 'oeverwallen' genaamd. De fijnere kleideeltjes bleven langer in suspensie en werden in de kommen tussen oeverwallen afgezet, vandaar de term 'komgebied'.

In het plangebied bevindt zich een aantal vindplaatsen, alle in het parkdeel (nummering ontleend aan de verwachtingskaart):

  • Ne42: middeleeuwse bewoningsresten (1050-1500);
  • Ne50: locatie van de voormalige villa Presikhaaf;
  • Lg2: locatie van het landgoed Presikhaaf;
  • Kl1: locatie van het klooster Bethaniën (1419-1591), terrein van hoge archeologische waarde.

In de omgeving van het plangebied zijn vooral losse vondsten gedaan, zoals een zwaard uit de bronstijd in Presikhaaf, een Romeinse munt aan de Velperweg en een prehistorisch stenen werktuig aan eveneens de Velperweg.

De hellingafzettingswaaier heeft een hoge archeologische verwachtingskans. Vanwege de biodiversiteit en betere landbouwgronden migreerde de prehistorische mens vanaf de hogere stuwwalgronden naar de flanken; juist hier ontstaan in de volle middeleeuwen ook nederzettingskernen als Arnhem en Oosterbeek. Komgebieden hebben een lage archeologische verwachting. Deze waren te nat voor bewoning en werden extensief gebruikt, met name in relatie tot het weiden van vee. Dit laat weinig sporen na.

Ter hoogte van het winkelcentrum en IJssellaan 89 is een archeologisch booronderzoek uitgevoerd. In de ondergrond blijken zich inderdaad komafzettingen te bevinden; archeologische waarden zijn niet aangetoond. Ter hoogte van deze locaties hoeft op grond van deze waarnemingen geen vervolgonderzoek plaats te vinden.

Conclusie

Het plangebied heeft een gedifferentieerde archeologische verwachtingskans. Het noordelijke deel, samenvallend met de hellingafzettingswaaier, heeft een hoge verwachtingskans; het zuidelijke deel (komgebied) een lage. Booronderzoeken bevestigen dat laatste beeld. Voorts bevinden zich in het park met de villa- en kloosterresten zones die als 'archeologisch waardevol gebied' zijn opgevat. Dit beeld moet naar de plankaart worden vertaald; de locaties van de booronderzoeken zijn vrij van verdere archeologieplicht. Voor de zones met een lage dan wel hoge verwachtingskans, en de archeologisch waardevolle gebieden geldt de omgang zoals opgenomen in het beleidskader en de Erfgoedverordening (verstoringsomvang en -diepte en noodzaak tot onderzoek).

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0020.jpg"

Figuur 4.3: Archeologische verwachtingskaart

Cultuurhistorie

In paragraaf 2.1 wordt ingegaan op de historische ontwikkeling. Hier worden ook de cultuurhistorische karakteristieken beschreven. In deze paragraaf wordt ingegaan op de waardering van deze cultuurhistorische elementen.

Winkelcentrum Presikhaaf

Het winkelcentrum Presikhaaf behoort tot één van de hoogtepunten van stedenbouw en architectuur in Nederland. Het winkelcentrum, aanpalende hoogbouwflats en de Rijkstorenflat vormen een architectonisch sterke eenheid. De bouwmassa en compositie maken het tot een zeer herkenbaar en voor Arnhem uniek gebouwencomplex. De originele architectuur van het winkelcentrum is door de overkapping en de renovatie in de jaren '80 op straatniveau aangetast. Hierboven is de woningbouw nog zeer gaaf. Het was het eerste grootschalige, autovrije winkelcentrum in een uitbreidingswijk.

Het winkelcentrum staat op de nominatie om aangewezen te worden tot Rijksmonument.

Presikhaaf 3

De gestempelde verkavelingstructuur met de wooneenheden als ontwerp principe is zeer helder en consistent uitgevoerd door vrijwel geheel Presikhaaf 3. De verkavelingstructuur en bebouwing zijn vrijwel niet aangetast en nog gaaf zoals deze ontworpen is midden en eind jaren '60. Binnen Presikhaaf vormt Presikhaaf 3 daarmee de buurt met het meest consistent uitgevoerde en meest bijzondere verkavelingstype. Voor Arnhem is het verkavelingsprincipe van de gestempelde wooneenheid op deze schaal uniek. Naast het verkavelingsprincipe vormt de groen- en waterstructuur een belangrijk structurerend element in de buurt. De architectuur is niet van bijzondere kwaliteit. Het grootste gedeelte van Presikhaaf 3 valt buiten de grenzen van het plangebied.

Park Presikhaaf heeft grote cultuurhistorische waarde als groengebied dat oorspronkelijk tot een landgoed behoorde. Er bevinden zich diverse cultuurhistorische waardevolle elementen uit verschillende tijdperiodes. Vooral het noordelijk deel van het park rond de vijver kent nog de karakteristiek van het oude landgoed op de rand van de stuwwal in romantische landschapsstijl, met als meest opvallend element de vijver. Het stationskoepeltje in het park heeft aanzienlijke architectuurhistorische waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.788-0301_0021.jpg"

Figuur 4.4: Landschap en Cultuurhistorie

Bron: Beheervisie Park Presikhaaf

In het plangebied bevinden zich (nog) geen beschermde monumenten.

Het groene karakter van Park Presikhaaf moet in het bestemmingsplan worden beschermd, inclusief de cultuurhistorische waardevolle elementen, zoals de vijver en monumentale bomen. Er is een wens om in het park een ruimtelijke verwijzing naar de plek van het voormalige landhuis te realiseren, waarbij ook een ruimtelijke relatie met de Heemtuin wordt gelegd. De plek van het voormalige Bethaniënklooster kan eveneens door een creatieve verwijzing zichtbaar worden gemaakt.

Conclusie

Het plangebied bevat diverse cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren. Het meest in het oog springend is daarbij het winkelcentrum Presikhaaf. Voor het centrale ensemble van het centrumgebied geldt dat gezien de herkenbaarheid en uniciteit van het architectonisch en stedenbouwkundig ensemble, het is van belang is om bij herstructurering zorgvuldig om te gaan met de bestaande cultuurhistorische kwaliteiten. De herkenbaarheid en consistentie van de waardevolle stedenbouwkundige compositie is zoveel mogelijk behouden door het strak vastleggen van de bestaande bouwgrenzen en de maximumbouwhoogten. De toren van Rijkswaterstaat vormt daarbij een belangrijk verticaal element. (zie ook: Cultuurhistorische Randvoorwaarden Presikhaaf- Arnhem, De Architekten Cie, sept. 2004)

Het groene karakter van Park Presikhaaf inclusief de cultuurhistorisch waardevolle elementen, zoals de vijver en monumentale bomen zijn in het bestemmingsplan bestemd als 'Groen - Park'. Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning noodzakelijk voor werken (geen bouwwerken zijnde) en werkzaamheden zoals het kappen van (monumentale) bomen en het aanleggen van fiets- en wandelpaden (zie ook paragraaf 5.3.4. Hierbij wordt getoetst aan de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, ecologische- en cultuurhistorische waarden. Hiermee zijn de waardevolle cultuurhistorische elementen in het park goed beschermd.

Er is een wens om in het park een ruimtelijke verwijzing naar de plek van het voormalige landhuis te realiseren, waarbij er ook een ruimtelijke relatie met de Heemtuin wordt gelegd. De plek van het voormalige Bethaniënklooster kan eveneens door een creatieve verwijzing zichtbaar worden gemaakt. Het bestemmingsplan maakt met een binnenplanse afwijking (zie paragraaf 5.2.3) het oprichten van kunstobjecten (zoals verwijzingen naar historisch waardevolle plekke) mogelijk.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving En -Verantwoording

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.

5.2 Opzet Van De Regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is verplicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

5.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  1. 1. Artikel 1 Begrippen
    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
  2. 2. Artikel 2 Wijze van meten
    Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.

5.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
  2. 2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  3. 3. Afwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels;
  4. 4. Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

In paragraaf 5.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.

5.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  1. 1. Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
    Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend
  2. 2. Artikel 24 Algemene bouwregels
    Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage.
  3. 3. Artikel 25 Algemene gebruiksregels
    In dit artikel zijn de algemene bouwregels opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan.
  4. 4. Artikel 26 Algemene afwijkingsregels
    In dit artikel worden de voorwaarden beschreven waaronder kan worden afgeweken van een bestemmingsregel. Deze afwijkingen kunnen worden toegepast op alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.

5.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

5.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

5.3.1 Afzonderlijke bestemmingen

In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken. Er kan worden gekozen om bepaalde bestemmingen in één subparagraaf te behandelen zoals Groen en Groen - Park en de Verkeersbestemmingen.

Per bestemming wordt ingegaan op:

  • welke gronden zijn zo bestemd;
  • wat houdt de bestemming in;
  • eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden;
  • vergelijking vigerend bestemmingsplan zowel qua functie als qua bebouwing (zie hiervoor ook paragraaf 5.4);

5.3.2 Bedrijf

In dit bestemmingsplan zijn drie bedrijfsbestemmingen opgenomen:

  • Bedrijf(Artikel 3);
  • Bedrijf - Nutsvoorziening (Artikel 4);
  • Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg (Artikel 5).

Bedrijf

Het voormalige garagebedrijf met het nog functionerende tankstation (zonder lpg) gelegen aan de IJssellaan is bestemd als 'Bedrijf'. Binnen deze bestemming zijn ook uitsluitend een garagebedrijf en een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG toegestaan. De luifel aan de voorzijde van het gebouw is toegestaan met een 'specifieke bouwaanduiding'. Dat betekent dat ter plaatse van deze aanduiding uitsluitend een luifel mag worden gebouwd.

In het geldende bestemmingsplan is dit pand bestemt als 'garagebedrijf'. Bij een garagebedrijf is een tankstation zonder lpg maar met luifel toegestaan. De bestaande bestemming en bouwmogelijkheden zijn overgenomen.

Bedrijf - Nutsvoorziening

Deze bestemming is bedoeld voor nutsbedrijven of soortgelijke instellingen. Dit zijn bedrijven, gericht op de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, de verzorging van telecommunicatie of de afvoer en verwerking van afvalstoffen. Deze bestemming geldt voor het nutsgebouw gelegen op het westelijk parkeerterrein van het Winkelcentrum Presikhaaf en het nutsgebouw op het Hisveldplein.

Er is gekozen om deze voorzieningen/bedrijven specifiek als nutsvoorziening te bestemmen. Een algemene bedrijfsbestemming maakt naast nutsvoorzieningen op deze locatie ook andere bestemmingen mogelijk zoals een autobedrijf en dat is niet wenselijk.

Naast de nutsvoorzieningen/-bedrijven die expliciet zijn bestemd (zoals de waterzuiveringsinstallatie), zijn er nutsvoorzieningen van geringe omvang zoals transformatorstations en schakelhuisjes, die niet apart bestemd zijn. Voor dergelijke voorzieningen kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken tot maximaal 75 m3 binnen elke bestemming.

In het geldende bestemmingsplan zijn de nutsbedrijven bestemd als 'instelling van openbaar nut'. De bestemming is niet gewijzigd.

Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg

Aan het Lange Water ligt een tankstation waar geen LPG wordt verkocht. Dit tankstation is bestemd als 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' Aan de voorzijde van het tankstation is, met een bouwaanduiding, uitsluitend een luifel toegestaan.

In het geldende bestemmingsplan is dit tankstation bestemd als 'motorbrandstoffenstation'. Binnen deze bestemming is de verkoop van lpg uitgesloten en is de bouw van een luifel toegestaan. Ook hier is in het nieuwe bestemmingsplan de bestaande bestemming overgenomen.

5.3.3 Centrum

De bebouwing van het Winkelcentrum Presikhaaf is bestemd als 'Centrum' (Artikel 6). Dit is een verzamelingbestemming waarin stedelijke functies zoals detailhandel, horeca (met uitzondering van nachtclubs, discotheken en coffeeshops), kantoren maar ook de functies wonen en maatschappelijk zijn toegestaan. Dit betekent dat deze functies onderling uitwisselbaar zijn. Dit zorgt voor flexibiliteit bij de invulling van het winkelcentrum. Zo kan een bakkerij worden vervangen door een kapper etc.

Voor het Winkelcentrum Presikhaaf is in de toegestane functie een onderscheid gemaakt tussen de begane grond en eerste verdieping en de daarboven gelegen bouwlagen. In de onderste twee bouwlagen zijn de centrumfuncties toegestaan zoals detailhandel en horeca. Vanaf de tweede verdieping zijn uitsluitend woningen toegestaan.

Het voetgangersgebied (zowel de passage als het onoverdekte deel)zijn bestemd als 'Verkeer -Verblijfsgebied - 2'.

Bebouwingsmogelijkheden

Voor het Winkelcentrum Presikhaaf zijn zoveel mogelijk de bebouwingsmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan overgenomen. Dat betekent dat de maximumbouwhoogtes, de bouwgrenzen en onderdoorgangen aansluiting is gezocht bij de bestaande situatie.

5.3.4 Groen

In het plangebied is veel groen aanwezig en dat is bestemd als 'Groen' (Artikel 7) of 'Groen - Park' (Artikel 8).

In het Groenplan (zie paragraaf 3.6.5) is voor de groenvoorzieningen een onderscheid gemaakt tussen structureel groen en snippergroen. De groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken, speelvelden) aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn de belangrijkste waterlopen en waterpartijen opgenomen in deze bestemming. Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer zijn eveneens toegestaan. Wegen voor doorgaand autoverkeer en parkeren is niet toegestaan. Bij snippergroen wordt afhankelijk van de locatie gekozen voor de groenbestemming of de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied - 1. Dit hangt af van de grootte van de groenzone en de ligging.

Bebouwing binnen de groenbestemming is uitsluitend toegestaan indien dit binnen de bestemming past zoals speeltoestellen en verlichting met een maximumbouwhoogte van 4 meter.

De grotere groengebieden zoals het Park Presikhaaf die een landschappelijke, ecologische of recreatieve functie hebben, zijn bestemd als 'Groen - Park'. Dit is een zwaardere bestemming dan groen omdat hieraan een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is gekoppeld. Dat betekent dat binnen de bestemming een omgevingsvergunning noodzakelijk is om bepaalde werkzaamheden uit te voeren zoals het aanleggen van verharding en het kappen van bomen.

Binnen de bestemming 'Groen - Park' is geen bebouwing toegestaan. Er is wel een afwijking mogelijk indien kan worden aangetoond dat de bebouwing geen afbreuk doet aan het park. Het gaat dan om bebouwing die past binnen de bestemming zoals speeltoestellen waarbij een maximumbouwhoogte geldt van 4 meter.

De parkeerplaatsen bij de stadsboerderij in het park zijn met een functieaanduiding 'parkeerterrein' mogelijk gemaakt. Parkeren is binnen het park niet toegestaan en daarom was een specifieke aanduiding noodzakelijk.

De voetgangsbrug tussen het Winkelcentrum en het park en de voetgangersbrug bij de Hogeschool passen niet binnen de bestemming (bebouwing is niet toegestaan). Daarom zijn deze bruggen met een specifieke (bouw)aanduiding mogelijk gemaakt.

In de geldende bestemmingsplannen zijn de groenstroken die aanwezig zijn rondom het winkelcentrum en omliggende panden bestemd als 'openbaar groen' en in het nieuwe bestemmingsplan als 'Groen'.

Het Park Presikhaaf is grotendeels bestemd als 'bos en park' (in bestemmingsplan 'Elsweide') en 'Park' (in het bestemmingsplan 'Ruitenberglaan-Beverweerdlaan'). In het nieuwe bestemmingsplan is het Park bestemd als 'Groen - Park'. Deze nieuwe bestemmingen komen vrijwel overeen met de wijze van bestemmen in de geldende bestemmingsplannen. Er zijn drie verschillen (zie ook paragraaf 5.4):

  1. 1. De watergangen zijn expliciet bestemd al 'Water';
  2. 2. De groenstrook ten westen van het Winkelcentrum langs de Laan van Presikhaaf is bestemd als 'Groen - Park' in plaats van 'Openbaar groen'.
  3. 3. In het nieuwe bestemmingsplan is aan de bestemming 'Groen - Park' een omgevingsvergunning gekoppeld. Daar was in de geldende bestemmingsplannen geen sprake van.

5.3.5 Horeca

De bestemming 'Horeca' (artikel 9) ligt op het theehuis dat is gelegen in Park Presikhaaf. Binnen deze bestemming is horeca in categorie-a (zoals lunchrooms) en categorie-b (zoals restaurants) toegestaan.

Het theehuis is met een afwijking van het geldende bestemmingsplan mogelijk gemaakt en was daarin dus nog niet bestemd. De gronden kenden een bestemming 'bos en park'.

5.3.6 Kantoor

De bestemming 'Kantoor' (Artikel 10) is bedoeld voor bedrijven die uitsluitend dienstverlenende- en geen productiewerkzaamheden verrichten.

Het kantoor op hoek van de IJssellaan en de Laan van Presikhaaf en op de hoek IJssellaan en het Lange Water zijn als 'Kantoor' bestemd. Dit is overeenkomstig de bestemmingen in het geldende bestemmingsplan.

5.3.7 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' (Artikel 11) is bedoeld voor functies ten behoeve van onderwijs, welzijn, zorginstellingen, cultuur, religie, openbare dienstverlening en therapeutische functies. Voorbeelden hiervan zijn scholen, ziekenhuizen en kerken. Dienstwoningen die horen bij de bestemming, zoals bijvoorbeeld een conciërgewoning of pastorie, zijn indien noodzakelijk toegestaan. Aan de hoofdfunctie ondergeschikte horeca (kantine) is eveneens toegestaan.

Binnen het plangebied zijn de volgende voorzieningen als 'Maatschappelijk' bestemd:

  • Hogeschool Arnhem Nijmegen aan weerszijde van de Ruitenberglaan;
  • de school op de hoek Laan van Presikhaaf - IJssellaan;
  • het gebouw aan de IJssellaan 3 waar het trainings- en adviescentrum van het ROC/A12 is gevestigd.

De bestemming komt overeen met de wijze van bestemmen in de geldende bestemmingsplannen.

Bebouwingsmogelijkheden

De Hogeschool Arnhem Nijmegen valt binnen de grenzen van het geldende bestemmingsplan 'Ruitenberglaan-Beverweerdlaan'. Voor de Hogeschool is gekozen voor gedetailleerde bouwmogelijkheden waarbij bepaalde bebouwingsprocedures zijn gekoppeld aan maximumbouwhoogtes. In dit bestemmingsplan zijn deze bebouwingsmogelijkheden overgenomen door in de regels zijn twee tabellen op te nemen waarin de maximumbouwhoogtes in relatie tot de bebouwingspercentages zijn opgenomen.

De voetgangsbrug bij de Hogeschool past niet binnen deze bestemming omdat deze (grotendeels) is gelegen buiten het bouwvlak en daar is bebouwing niet toegestaan. Daarom is deze brug met een specifieke (bouw)aanduiding mogelijk gemaakt.

5.3.8 Recreatie

De stadsboerderij in Park Presikhaaf is bestemd als 'Recreatie' (Artikel 12) en deze bestemming is expliciet bedoeld voor een natuureducatiecentrum/stadsboerderij met bijbehorende functies. In het geldende bestemmingsplan was de stadsboerderij nog bestemd als 'bos en park'.

5.3.9 Verkeer

De bestemming verkeer is opgedeeld in een viertal 'sub-bestemmingen' te weten:

  1. 1. 'Verkeer - Railverkeer' (artikel 13);
  2. 2. 'Verkeer - Verblijfsgebied - 1' (artikel 14);
  3. 3. 'Verkeer - Verblijfsgebied - 2' (artikel 15);
  4. 4. 'Verkeer - Wegverkeer' (artikel 16).

Hieronder wordt ingegaan op deze vier sub-bestemmingen:

Verkeer - Railverkeer

De bestemming 'Verkeer - Railverkeer' is gegeven aan spoorwegen voor personen en goederenvervoer met bijbehorende paden en groenaanleg. In dit plangebied ligt de spoorlijn Arnhem-Zutphen. Het bouwen van in de bestemming passende bebouwing is mogelijk binnen deze bestemming. Gluidwerende voorzieningen zijn ook toegestaan maar hiervoor geldt een maximumbouwhoogte van 2 meter (gemeten vanaf bovenkant van het spoor).

Verkeer - Verblijfsgebied - 1

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied - 1' geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd. Deze bestemming geldt onder andere voor de parkeerterreinen rondom het Winkelcentrum Presikhaaf en voor de Ruitenberglaan.

De voetgangsbrug tussen het Winkelcentrum en het park en de voetgangersbrug bij de Hogeschool passen niet binnen de bestemming (bebouwing is niet toegestaan). Daarom zijn deze bruggen met een specifieke (bouw)aanduiding mogelijk gemaakt.

Verkeer - Verblijfsgebied - 2

Het voetgangsersgebied inclusief de passage van het Winkelcentrum Presikhaaf is bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied - 2'. Binnen deze bestemming zijn een voetgangersgebied ten behoeve van de aangrenzende centrumfuncties, groen- en speelvoorzieningen en terrassen toegestaan. Bebouwing is ook toegestaan maar uitsluitend in de vorm van een passage.

Op twee plekken zijn (met een functieaanduiding) ook centrumfuncties toegestaan. Voor bebouwing ten behoeve van deze aanduiding (zoals een horecagelegenheid) geldt een afwijkende maximumbouwhoogte.

Verkeer - Wegverkeer

De bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' is bedoeld voor wegen die een doorgaand karakter hebben. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Onder andere wegen, voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming. Deze bestemming geldt voor de stroomwegen en de verkeersaders (zowel hoofdwegen als ontsluitingswegen) die zijn gelegen in het plangebied zoals de autosnelweg A12, IJssellaan, Laan van Presikaaf, het Lange Water en de Lange Wal.

De voetgangsbrug tussen het Winkelcentrum en het park en de voetgangersbrug bij de Hogeschool passen niet binnen de bestemming (bebouwing is niet toegestaan). Daarom zijn deze bruggen met een specifieke (bouw)aanduiding mogelijk gemaakt.

5.3.10 Water

In het plangebied liggen meerdere hoofdwatergangen, ook wel A-watergangen genoemd. Deze watergangen zijn specifiek als 'Water' (Artikel 17) bestemd.

De voetgangsbrug tussen het Winkelcentrum en het park past niet binnen de bestemming en daarom is deze brug met een specifieke (bouw)aanduiding mogelijk gemaakt.

5.3.11 Wonen

Functie

Alle woningen in het plangebied zijn bestemd als 'Wonen' (Artikel 18). Binnen deze bestemming passen verscheidene woonvormen zoals gezinsbewoning, bejaardenhuizen, kamerbewoning (tot maximaal 4 personen), serviceflats, etc. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Bijzondere woonvormen, niet specifiek gericht op therapeutische behandeling, passen ook binnen deze bestemming.

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn in principe beroepsmatige activiteiten toegestaan. Om hinder voor de directe omgeving te voorkomen is hieraan wel een aantal voorwaarden verbonden. In de eerste plaats mag slechts een gedeelte van de woning, inclusief de bijgebouwen (maximaal 1/3 van de totale vloeroppervlakte van de woning) worden gebruikt als praktijkruimte door de bewoner. Is er meer dan 1/3 van de woning in gebruik voor het uitoefenen van een beroep, dan is er geen sprake meer van een 'beroep aan huis' en derhalve strijd met het bestemmingsplan. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat (bijvoorbeeld beperkte reclamemogelijkheden) noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan. Tot slot zijn er vormen van beroepsuitoefening expliciet uitgezonderd, omdat ze te veel overlast voor de omgeving veroorzaken (detailhandel, prostitutie, horeca-activiteiten en beroepen die milieuoverlast veroorzaken).

Garageboxen zijn op de plankaart aangeduid met "garage" binnen de bestemming wonen. Naast het stallen van auto's is een beperkte opslag toegestaan, mits gerelateerd aan de woonfunctie. Wonen in garageboxen is niet toegestaan evenmin als bijvoorbeeld detailhandel, prostitutie en bedrijfsmatige activiteiten.

In de bestemming 'Wonen' zijn woonwagens, woonschepen en bijvoorbeeld gevangenissen en asielzoekerscentra niet inbegrepen. Deze vormen van wonen zijn, indien van toepassing, in een specifieke vorm van de woonbestemming opgenomen.

Op koppen van de flats die haaks op het winkelcentrum zijn gelegen, is op de begane grond ruimte voor commerciële functies. Dit bestemmingsplan maakt deze functies ook mogelijk middels een functieaanduiding 'centrum'. Dat betekent dat hier naast woningen ook andere functies zoals kantoren en detailhandel zijn toegestaan.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen de bestemming 'wonen' zijn twee zones te onderscheiden: de bouwzone en de onbebouwbare zone.

De bouwzone omvat het eigenlijke woongebouw met, daar waar mogelijk en gewenst, uitbreidingsmogelijkheden. Als geen bebouwingspercentage is vermeld, mag deze gehele zone worden bebouwd in de aangegeven bouwhoogte, mits aan andere vereisten (bijvoorbeeld welstand) is voldaan.

De onbebouwbare zone is bedoeld voor tuinen, buurtgroen, speelplekken, woonstraten, trottoirs en parkeerplaatsen ten behoeve van de woonfunctie.

5.3.12 Dubbelbestemmingen

De SVBP 2008 geeft ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkelbestemmingen en daar iets over zeggen. In dit bestemmingsplan zijn twee dubbelbestemmingen opgenomen:

  • 'Leiding - Gas' (Artikel 19)
  • 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' (Artikel 20);
  • 'Waarde - Archeologie (hoge verwachting)' (Artikel 21);
  • 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' (Artikel 22)

Hieronder worden deze kort toegelicht:

Leiding - Gas

De aardgasleiding ligt in het noorden van het plangebied en loopt parallel aan de spoorlijn tussen het Lange Water en de Laan van Presikhaaf. De gasleiding is primair bestemd als gasleiding. De onderliggende bestemmingen zijn hieraan ondergeschikt. Voor de zone van deze leiding, waarvan de maat in dit artikel is opgenomen, zijn beperkingen van de bouwmogelijkheden opgenomen. Bouwen ten behoeve van de secundaire bestemmingen is bij recht allen mogelijk als het vervanging of vernieuwing betreft. Verder is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen.

Daarnaast is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen, ten aanzien van werken en werkzaamheden in en aan de grond.

Waarde - Archeologie

Deze dubbelbestemming geldt voor de zone in het gebied waarvoor een hoge archeologische verwachtingskans geldt. Dit artikel bevat een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen geldende beschermende bouwvoorschriften en nadere eisen. De zone waarbinnen sprake is van een hoge archeologische verwachtingskans is op de plankaart nader aangeduid. Daarnaast is in de regels geregeld dat ter plaatse van de op de plankaart aangegeven zone een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden alleen mag worden afgegeven wanneer blijkt dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd. Daartoe geldt een onderzoeksplicht. De uitkomst van dit onderzoek is dat, voordat een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt afgegeven, het inzichtelijk moet zijn dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd.

In de vigerende bestemmingsplannen is deze bestemming niet opgenomen en worden de archeologische waarden ook niet op een andere wijze beschermd.

5.4 Vergelijking Vigerende Bestemmingsplannen

In 2008 is een landelijke standaard voor bestemmingsplannen ingevoerd. De vigerende bestemmingsplan die worden herzien met dit bestemmingsplan zijn voor 2008 opgesteld en in werking getreden. Hierdoor kan het voorkomen dat noodzakelijkerwijs aanpassingen of wijzigingen zijn gedaan ten opzichte van de huidige plannen. Deze wijzigingen hebben niet zozeer betrekking op de juridische (gebruiks- en bouw)mogelijkheden maar meer op de naamgeving en verbeelding van de bestemmingen. Naast de wijzigingen vanuit de standaardisering is in de loop der jaren ook de methodiek van bestemmen binnen de gemeente Arnhem op kleine onderdelen gewijzigd.

Hieronder volgt een opsomming van de overige wijzigingen die zijn doorgevoerd in dit bestemmingsplan ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen:

  • Binnen de gemeente Arnhem is nieuw beleid op het gebied van archeologie vastgesteld. Het beleid houdt o.a. in dat voor het gehele grondgebied in kaart is gebracht wat de archeologische verwachting is. De gebieden waar de kans op archeologische vondsten hoog is, zijn op de plankaart aangegeven. Voor deze gebieden is voor grote bodemingrepen een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden noodzakelijk. Dit was niet geregeld in de vigerende bestemmingsplannen.
  • In dit bestemmingsplannen hebben alle watergangen met een functie voor de waterhuishouding van de wijk (A-watergangen) een bestemming 'water'. In de vigerende bestemmingsplannen waren deze watergangen nog bestemd als 'Groen'.
  • Voor de realisatie van het nieuwe Arentheem College op de hoek van de Laan van Presikhaaf en de IJssellaan is een vrijstelling op grond van artikel 19 lid 2 van de Wet Ruimtelijke Ordening verleend. Deze vrijstelling is in dit bestemmingsplan vertaald.
  • De Stadsboerderij in Park Presikhaaf viel binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Elsweide' en is bestemd als 'Bos en Park'. In dit bestemmingsplan is de bestemming gewijzigd naar 'Recreatie'. Deze bestemming sluit beter aan bij het gebruik van stadsboerderij als natuur- en educatiecentrum
  • Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan 'Elsweide' is in het Park Presikhaaf het theehuis mogelijk gemaakt. Voor de realisatie van het theehuis is eerder aan afwijkingsprocedure verleend, een omgevingsvergunning vastgesteld op 19-8-2011. Deze afwijking is in het nieuwe plan 'Winkelcentrum- en Park Presikhaaf verwerkt.

5.5 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

In de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • géén stilzwijgend gedogen;
  • gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
  • gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Een actualisatie van de voorgenoemde nota handhaving is in voorbereiding. Er is echter geen aanleiding om de bovenstaande uitgangspunten te wijzigen. Het is echter niet reëel om te pretenderen alle strijdigheden op het vlak van bouwregelgeving binnen redelijke termijn op te sporen en daar ook actie op te ondernemen. Daarom zal in deze actualisatie een prioriteitsstelling worden opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht zal worden besteed.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen en gevolgde afwijkingsprocedures geregistreerd worden.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.

5.6 Exploitatie

Het bestemmingsplan "Winkelcentrum- en Park Presikhaaf" is beheermatig van aard. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt derhalve geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan achterwege gelaten worden.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Vooroverleg

In het kader van artikel 3.1.1 is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar het Waterschap Rijn IJssel. Daarnaast zijn de Nederlandse Gasunie, ProRail, de NS en de Kamer van Koophandel op de hoogte gesteld van het plan hebben

Eveneens is het bestemmingsplan opgestuurd naar de ondernemingsvereniging van het Winkelcentrum Presikhaaf (SOB), naar de eigenaar van het Winkelcentrum Presikhaaf (Corio), de Hogeschool Arnhem - Nijmegen en de Eigenaren vereniging Stoere Houtman.

Er zijn meerdere reacties ingediend. Het concept-bestemmingsplan is naar aanleiding van deze reactie op kleine onderdelen aangepast.

6.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)

Het ontwerp-bestemmingsplan 'Winkelcentrum- en Park Presikhaaf' heeft vanaf 31 mei 2012 gedurende een periode van zes weken terinzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

6.3 Vaststelling

Op 27 augustus 2012 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Winkelcentrum- en Park Presikhaaf' ongewijzigd vastgesteld.