KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Situering En Begrenzing Plangebied
1.3 Opzet Bestemmingsplan
1.4 Geldende Plannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Inleiding
2.2 Historische Ontwikkeling
2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur
2.4 Verkeer En Parkeren
2.5 Groenstructuur
2.6 Monumenten En Archeologie
Hoofdstuk 3 Relevant Beleid En Regelgeving
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid En Regelgeving
3.3 Welstandsbeleid
3.4 Verkeersbeleid
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke- En Programmatische Aspecten Van De Ontwikkelingen
4.1 Inleiding
4.2 Programmatische Aspecten
4.3 Landschappelijke Inrichting
4.4 Verkeer En Mobiliteitsaspecten
4.5 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking (Art. 3.1.6, Lid 2 Besluit Ruimtelijke Ordening)
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Van De Regels
6.3 Overzicht Wijzigingen
6.4 Verantwoording Van De Regels
6.5 Handhaving
6.6 Exploitatie
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Vooroverleg
7.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)
Bijlagen
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 3 Vleermuisonderzoek
Bijlage 4 Rapport Stikstofdepositie
Bijlage 5 Bodemonderzoek
Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bos
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Groen - Landschap En Park
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 8 Leiding - Brandstof
Artikel 9 Waarde - Archeologie (Hoge Verwachting)
Artikel 10 Waarde - Natuur En Landschap
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Inrichtingsplan Rijzenburg

Rijzenburg 2020

Bestemmingsplan - gemeente Arnhem

Vastgesteld op 16-09-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Lange tijd werd de voormalige boerderij 'De Rijzenburg' gebruikt als restaurant. Nadat bleek dat verdere exploitatie van een restaurant om bedrijfseconomische redenen niet meer haalbaar was, is 'De Rijzenburg' in 2014 herbestemd als woning. Deze woningen zijn nooit gerealiseerd.

Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe wil nu, in samenwerking met een zorgpartner, op de locatie aan de Koningsweg 17 (Rijzenburg) een woonzorgfunctie voor (dementerende) ouderen realiseren. Ten behoeve van de zorglocatie wordt de bestaande bebouwing op de Rijzenburg uitgebreid met circa 500 m2. Dit is in strijd met het huidige bestemmingsplan. Om dit plan uit te kunnen voeren moet een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. In dit bestemmingsplan wordt de huidige woonfunctie gewijzigd naar maatschappelijk ten behoeve van een zorgfunctie voor (dementerende) ouderen. Om de uitbreiding te kunnen realiseren wordt het bouwvlak vergroot.

De locatie van het plangebied ligt binnen de 'Groene ontwikkelingszone (GO)'. De provincie Gelderland heeft in de Omgevingsverordeningen de gebieden aangewezen die binnen de GO vallen. Binnen deze zone zijn kleinschalige nieuwe functies toegestaan, onder de voorwaarde dat de ontwikkeling gepaard gaat met een flinke plus voor de natuur. Aan dit bestemmingsplan is daarom een plan voor verevening gekoppeld. In het vereveningsplan worden op diverse manieren de kernkwaliteiten van het gebied versterkt.

1.2 Situering En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt aan de Koningsweg 17 en wordt begrensd door de Koningsweg aan de zuidzijde en de Kemperbergerweg aan de oost- en westzijde. Ten noorden van het plangebied bevindt zich het natuurgebied Het Nationale Park De Hoge Veluwe. Binnen het plangebied ligt het voormalige restaurant Rijzenburg met omliggende gronden en de gronden welke behoren tot de zuidelijke ingangspartij van Het Nationale Park de Hoge Veluwe.

verplicht

Figuur 1.1. Globale ligging plangebied, voor de precieze locatie wordt verwezen naar de verbeelding.

1.3 Opzet Bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

Dit plan is, conform de Wet ruimtelijke ordening (hierna; Wro), vormgegeven volgens de Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (hierna: SVBP 2012). De SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels.

1.4 Geldende Plannen

Het bestemmingsplan Rijzenburg 2019 is een algehele herziening van het geldende bestemmingsplan Rijzenburg. Onderstaand overzicht geeft weer welke bestemmingsplannen en verordeningen (deels) komen te vervallen. De daarop van toepassing zijnde partiële herzieningen vervallen ook. Bij elk plan is de datum van vaststelling weergegeven.

Bestemmingsplan Datum van vaststelling
Rijzenburg 30 juni 2014 (onherroepelijk)
Facetplan parkeren 30 mei 2018 (onherroepelijk)

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van de bestaande situatie van het plangebied gegeven. Dit bestemmingsplan voorziet in een wijziging van de mogelijkheden in het plangebied. Functionele en ruimtelijke vernieuwingen zullen resulteren in nieuwe verhoudingen met de bestaande en de te behouden situaties. Voor een goede samenhang is kennis nodig van de bestaande situatie van het plangebied.

2.2 Historische Ontwikkeling

Het plangebied kent een rijke geschiedenis. In 1852 kocht F. Burgers, paardenpostmeester in Arnhem, een stuk grond waarop hij de ontginningsboederij De Rijzenburg liet bouwen. De Rijzenburg kende vervolgens verschillende eigenaren. In 1921 werd het gehele landgoed Kemperberg met inbegrip van Rijzenburg aan Anton Kröller verkocht. Kröller was eigenaar van De Hoge Veluwe. Met de aankoop van het landgoed kon het gebied van de Hoge Veluwe worden vergroot. In 1935 werd het gebied van Kröller Müller, met inbegrip van de Rijzenburg, eigendom van de Stichting Het Nationale Park de Hoge Veluwe (hierna: NPHV).

verplicht

Figuur 2.1. De oude boerderij Rijzenburg, Bron: W. H. V. Schaarsbergen

In de Tweede Wereldoorlog werd Rijzenburg door de Duitse luchtmacht gevorderd waarna er Duitse officieren kwamen te wonen. Na de oorlog werd de Rijzenburg gebruikt door de mijnopruimingsdienst die er een opslagruimte voor munitie van maakte. De Rijzenburg werd bouwvallig en het bestuur van NPHV besloot het gebouw weer op te knappen en het te veranderen in een restaurant dat in 1950 onder dezelfde naam werd geopend.

Op 30 maart 1992 werd de Rijzenburg door een brand in de as gelegd. Alleen de voorgevel bleef behouden. Gelijk na de brand besloot het bestuur van de stichting tot opbouw van het restaurant en in 1993 werd het geheel weer geopend. Als gevolg van tegenvallende bedrijfsresultaten werd de exploitatie van het restaurant in het voorjaar 2010 beëindigd.

In 2014 is gezocht naar een nieuwe bestemming. Het bestaande gebouw is hierbij behouden en gekozen werd voor de mogelijkheid om het interieur te verbouwen tot twee zelfstandige woningen.

2.3 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Het plangebied ligt direct ten noorden van de Koningsweg en ten oosten van de Kemperbergweg. Aan de west- en noordzijde wordt het plangebied begrensd door bossen en bosschages, die deel uitmaken van het NPHV. In het westelijke deel van het plangebied ligt de toegangsweg naar de entree van het NPHV.

Op de gronden bevindt zich het voormalig restaurant 'De Rijzenburg' met aanbouw. Het restaurant was tot 2010 als zodanig in bedrijf.

verplicht

Figuur 2.2. Vooraanzicht van de Rijzenburg.

Achter het gebouw ligt de parkeerplaats van de voormalige horecavestiging. In het noordwestelijke deel van het plangebied bevinden zich de ingang van het NPHV, het bijbehorende entreegebouw en een parkeerterrein voor de bezoekers van het park. Het noordoostelijke deel van het plangebied heeft nog een beperkte agrarische functie.

verplicht

Figuur 2.3. Parkeerplaatsen bij de Rijzenburg

Het plangebied kenmerkt zich in landschappelijk opzicht door een half-open groene structuur met bomen, bosschages en open ruimten. De half-open structuur biedt vanaf de Koningsweg een karakteristiek zicht op het restaurant dat na de brand weer is herbouwd in de stijl van de voormalig ontginningsinsboederij die op deze locatie stond.

2.4 Verkeer En Parkeren

In het plangebied ligt de toegangsweg naar de entree van het NPHV en het bijbehorende parkeerterrein. Andere wegen zijn niet in het plangebied opgenomen.

2.5 Groenstructuur

De locatie van het plangebied grenst in het noorden aan het uitgestrekte bosgebied van het NPHV. Het buitengebied van Arnhem Noord bestaat grotendeels uit bos met daarbinnen incidentele bebouwing. Deze bebouwing wordt in noordelijke richting steeds extensiever.

Langs de Koningsweg ligt de bebouwing verspreid en bestaat het landschap uit een afwisselend mozaïek van open agrarische of grasland percelen en besloten ruimten met bos.

2.6 Monumenten En Archeologie

De boerderij is niet aangewezen als rijksmonument of gemeentelijk monument.

Het plangebied heeft archeologische waarde. Uit archeologisch bureau- en booronderzoek blijkt een middelhoge verwachting op sporen en vondsten die te verbinden zijn met jager-verzamelaars gedurende het einde van de oude steentijd en de middensteentijd. Ook geldt een hoge kans op het aantreffen van vlakgraven uit de prehistorie, resten van een boerenerf/ontginningsboerderij en archeologie van de Tweede Wereldoorlog.

Hoofdstuk 3 Relevant Beleid En Regelgeving

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het ruimtelijk rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid en de toepasselijke regelgeving. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Deze kaders zijn in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de kaart en in de regels.

3.2 Ruimtelijk Beleid En Regelgeving

3.2.1 Rijksbeleid

3.2.2 Provinciaal beleid

Op 19 december 2018 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels en afspraken om de opgaven uit de Omgevingsvisie te realiseren. De Omgevingsvisie en -verordening zijn allebei op 1 maart 2019 in werking getreden.

De Omgevingsvisie en –verordening zijn dynamische instrumenten. Doordat wetten veranderen of door de komst van nieuwe initiatieven, kijkt de provincie 2 keer per jaar of de plannen moeten worden aangepast. Met de Omgevingsvisie en -verordening loopt de provincie vooruit op de aankomende Omgevingswet.

3.2.3 Gemeentelijk beleid

3.3 Welstandsbeleid

3.3.1 Welstandsnota 2015

3.4 Verkeersbeleid

3.4.1 Rijksbeleid

Op rijksniveau geeft de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 'Nederland concurrerend, bereikbaar leefbaar en veilig' (SVIR, 2012) de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Het mobiliteitssysteem moet robuust en samenhangend worden, meer keuzemogelijkheden bieden en voldoende capaciteit hebben om de groei van de mobiliteit op de middellange (2028) en lange (2040) termijn op te vangen. De ambitie is dat gebruikers in 2040 beschikken over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.

De regio Arnhem Nijmegen is aangeduid als stedelijke regio met een concentratie van topsectoren.
Voor Arnhem is samenwerking tussen Rijk, decentrale overheden en bedrijfsleven relevant om een robuust hoofdwegennet en spoorwegennet, binnen de regio, tussen regio's en met het achterland te realiseren en te behouden.

3.4.2 Provinciaal beleid

In de provinciale Omgevingsvisie Gaaf Gelderland uit 2018, beschrijft de provincie welke ambitie zij de komende jaren heeft voor bereikbaarheid. Een van de kerntaken van de provincie is te zorgen voor een goede regionale bereikbaarheid en een goed regionaal openbaar vervoer. Voorts geeft de provincie veel aandacht aan mobiliteitsbehoefte van inwoners en bedrijven in Gelderland en kijkt daarbij naar toekomstige ontwikkelingen als het digitale werken. Maar er is ook veel oog voor leefbaarheid en verkeersveiligheid.

Gelderland streeft naar een efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag. Het verkeer en (openbaar) vervoer moet schoner, gezonder en duurzamer. Zo zet Gelderland zich in voor een dekkend netwerk van duurzame oplaad- en tankpunten in Gelderland.

3.4.3 Gemeentelijk beleid

De gemeente Arnhem heeft haar verkeersbeleid op hoofdlijnen verwoord in de Structuurvisie Arnhem 2020-2040 (vastgesteld 2012). Voor mobiliteit biedt het structuurplan een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. Arnhem streeft naar een duurzame bereikbaarheid in een aantrekkelijke en veilige stad. Vooral in de bestaande stad geldt daarbij het principe: eerst de bestaande verkeersruimte beter benutten en pas daarna zoeken naar mogelijkheden tot uitbreiding van de (auto)verkeersruimte. De inzet van slim ruimtegebruik, voor versterking van fiets en openbaar vervoer, aangevuld met spitsmijdende maatregelen moet Arnhem de komende jaren bereikbaar houden.

Fiets

Het beleidsplan fietsverkeer 'Nieuwe verbindingen, nieuwe fietsers' uit 2013 is een uitwerking van de inzet voor versterking van het fietsgebruik. Inzet is de bestaande fietser beter faciliteren maar vooral automobilisten verleiden meer te fietsen. Uitgangspunten voor deze beleidsnota zijn:

  • nadruk op utilitair fietsgebruik (de ritten naar werk, school en voorzieningen);
  • inzetten op de nieuwe fietser, dat is de fietser die nu nog in de auto zit;
  • aanleggen van kortsluitende verbindingen;
  • aanleggen van hoogwaardige doorgaande verbindingen (snelfietsroutes);
  • hoogwaardige stallingsvoorzieningen (belangrijk bij ketenverplaatsingen).

De bestaande fietser heeft vooral behoefte aan een samenhangend fietsnetwerk, veiligheid, comfort, snelheid en stallingsvoorzieningen. Om de nieuwe fietser te verleiden zullen we vooral moeten inzetten op de aanleg van nieuwe verbindingen. De opkomst van de elektrische fiets helpt hierbij.

Openbaar vervoer

De Arnhemse beleidsnota openbaar vervoer 'De reiziger centraal' (2014) heeft als doel het in stand houden van betaalbaar en kwalitatief goed openbaar vervoer en het doorgroeien naar emissieloos openbaar vervoer. Het openbaar vervoer wordt toekomstvast door een kwaliteitsslag met als maatregelen:

  • een hoogwaardig openbaar vervoernetwerk;
  • de reiziger centraal stellen;
  • een mobiliteit bieden voor iedereen;
  • een emissieloos openbaar vervoer.

Parkeren

Voor het onderdeel parkeren gelden beleidsregels en Arnhemse parkeernormen. Deze zijn opgenomen in de Beleidsregels Parkeren van de gemeente Arnhem.

Voor een verpleeg- en verzorgingstehuis geldt een parkeernorm van 0,4 per wooneenheid. Met de ontwikkeling worden maximaal 24 onzelfstandige woonruimten gerealiseerd. Dit betekent dat er gerekend moet worden met de beschikbaarheid van 8-10 parkeerplaatsen. Op eigen terrein is voldoende ruimte om in de parkeerbehoefte te voorzien.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke- En Programmatische Aspecten Van De Ontwikkelingen

4.1 Inleiding

De ontwikkeling bestaat uit het het verbouwen van de Rijzenburg tot maximaal 24 onzelfstandige zorgwoningen voor dementerende ouderen. Om dit mogelijk te maken wordt de bebouwing uitgebreid met 500m2.

4.2 Programmatische Aspecten

Het plan voorziet in zorgplaatsen voor demente ouderen. Er wordt gestreefd naar maximaal 24 onzelfstandige wooneenheden ten behoeve van de huisvesting van dementerende ouderen. De appartementjes hebben een eigen sanitair, maar de keuken en een grote zitkamer zijn gemeenschappelijk. De huisvesting van deze kwetsbare groep mensen vereist 24-uurs zorg. Er is daarom gekozen om deze medische voorziening een maatschappelijke bestemming te geven.

4.3 Landschappelijke Inrichting

In het inrichtingsplan 'Herinrichting en verevening t.b.v. functieverandering Rijzenburg', opgenomen in Bijlage 1 van de regels, is de inrichting voor de omgeving van de Rijzenburg beschreven. Voor de maatschappelijke functie is uitzicht zeer wenselijk. Met de inrichting wordt het stelsel van hagen versoberd en voorziet het plan nu in een relatief lage haagbeukenhaag om het erf. Het nieuwe inrichtingsvoorstel geeft tevens aan hoe de verevening wordt ingevuld die nodig is ter compensatie van de toe te voegen bebouwing.

In de inrichting krijgt dit deel in samenhang met het erf achter de Rijzenburg een ecologisch en cultuurhistorisch waardevolle beplanting. In de relatief arme bossen en heiden op de zandgronden van de Hoge Veluwe bieden bloeiende en vruchtdragende boom- en plantensoorten een waardevolle toevoeging voor zowel de ecologie als voor de beleving.

verplicht

Figuur 4.1: Inpassingsplan, bron: 'Herinrichting en verevening t.b.v. functieverandering Rijzenburg'.

verplicht

Figuur 4.2. (Huidige) Incomplete boomgaard

Het oude hoogstamboomgaardje past erg goed bij het karakter van een boerderij op een landgoed, in deze groene ontwikkelzone. De boomgaard wordt weer compleet gemaakt met nieuwe aanplant bestaande uit oude rassen. Het gaat om appelbomen, pruimenbomen, stoofpeer en kersenbomen. Fruitbomen hebben een grote waarde voor vele soorten: de bloei biedt nectar aan wilde bijen en andere insecten, het vallende fruit biedt voedsel voor vogels en dassen.

In de parkweide worden groepen inheemse boomsoorten met bijbehorende bosmantel aangeplant. Er worden soorten gekozen die opeenvolgend bloeien en nectar bieden, dit geeft een grotere waarde voor bijen om jaarrond een populatie in stand te houden.

De tweede ontsluitingsweg, de oostelijke ontsluitingsweg die de Rijzenburg verbindt met de Kemperbergerweg wordt wegbestemd in dit bestemmingsplan. Een gedeelte van het parkeerterrein, ten zuiden van het parkeerterrein dat is gelegen binnen de aanduiding 'parkeerterrein', zal door middel van een voorwaardelijke verplichting feitelijk moeten verdwijnen bij het in gebruik nemen van de zorglocatie.

4.4 Verkeer En Mobiliteitsaspecten

Het bestaande parkeerterrein ten noorden van de boerderij werd in het verleden gebruikt ten behoeve van de horecavestiging. De verharding van het parkeerterrein zal worden verwijderd. Hierdoor komt de boerderij vrij te liggen in de weide. Op het nieuwe erf is voldoende ruimte aanwezig om in de parkeerbehoefte van de maatschappelijke functie te voorzien.

Ten noorden van de boerderij Rijzenburg ligt een parkeerterrein ten behoeve van de bezoekers van het Nationale Park De Hoge Veluwe. Het gebruik van deze gronden blijft ongewijzigd.

4.5 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking (Art. 3.1.6, Lid 2 Besluit Ruimtelijke Ordening)

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Voor het doorlopen van de laddertoets moeten een aantal deelvragen worden beantwoord.

1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Een zorgcomplex wordt ingevolge vaste jurisprudentie aangewezen als een stedelijke ontwikkeling (AbRvS 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2921).

2. Is stedelijke ontwikkeling 'nieuw'?

De laddertoets wordt alleen uitgevoerd wanneer de stedelijke ontwikkeling 'nieuw' is. In voorliggend geval is sprake van het transformeren van een voormalige boerderij naar huisvesting voor dementerende ouderen. Hiermee is sprake van een 'nieuwe ontwikkeling'.

Dit betekent dus dat de laddertoets moet worden doorlopen.

Behoefte
De nieuwe ontwikkeling voorziet in het de toevoeging van 24 onzelfstandige wooneenheden voor ouderen met dementie. Wij zien in Arnhem een behoefte naar deze woningen. De verwachting is dat in 2030, 18 procent van de Arnhemse bevolking boven de 65 jaar is. Dit is een grote toename in vergelijking met de 15% van nu. Met de vergrijzing neemt ook de behoefte aan specialistische zorg toe. Vooral de groep met dementie zal na verwachting de komende jaren fors gaan groeien.

3. Bestaand stedelijk gebied?

In artikel 1.1.1 onder h van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip 'bestaand stedelijk gebied' vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt:

‘bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’. Rijzenburg ligt in het buitengebied van de gemeente op een flinke afstand van de bebouwde kom. De locatie is omringd door agrarische gronden en bos. De ontwikkeling vindt dus plaats buiten bestaand stedelijk gebied.

Kwaliteit
De locatie leent zich uitstekend voor deze specifieke doelgroep. Binnen bestaand stedelijk gebied van de gemeente Arnhem zijn geen andere locaties voorhanden die dezelfde specifieke kenmerken hebben als deze locatie. De grotendeels groene ligging zorgt voor een prikkelarme omgeving. Ook is er hierdoor weinig kans op overlast voor omwonenden. Naast de geschikte locatie zijn de woningen ook levensloopgeschikt wat langdurige zorg in de woningen mogelijk maakt.

4.5.1 Conclusie

Gelet op het bovenstaande wordt voldaan aan de 'Ladder van duurzame verstedelijking'.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een signalerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

5.2 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.2.1 Geluid

5.2.2 Luchtkwaliteit

5.2.3 Hinder

5.2.4 Externe veiligheid

5.2.5 Groen en ecologie

5.2.6 Water

5.2.7 Bodem

5.2.8 Cultuurhistorie en archeologie

5.2.9 Energie en duurzaam bouwen

Rijksbeleid
Nieuwe gebouwen en woningen moeten volgens landelijke regelgeving voldoen aan het Bouwbesluit. In het bouwbesluit worden de energieprestaties voor nieuwe gebouwen en woningen fasegewijs

aangescherpt. Per 1 januari 2015 is de Energieprestatiecoëfficient (EPC) voor nieuwbouw van woningen aangescherpt tot 0,4. Voor overige gebouwen is de EPC afhankelijk van de functie.

Vanaf 1 januari 2021 moeten alle nieuwe gebouwen in Nederland bijna energieneutrale gebouwen (BENG) zijn. Dit vloeit voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese richtlijn EPBD. Voor overheidsgebouwen geldt dat zij vanaf 1 januari 2019 voldoen aan de BENG eisen.

Gemeentelijk beleid
De gemeente Arnhem hanteert de volgende voorkeursvolgorde inzake de ambities voor nieuwbouw:

  1. Energieneutraal,
  2. Bijna energieneutraal (BENG),
  3. Conform eisen bouwbesluit.

De gemeente vraagt bij gebiedsontwikkelingen van meer dan 50 woningequivalenten een energievisie van de initiatiefnemer. Energieneutraliteit is hierbij het streven. Met behulp van een energievisie kan een geschikte combinatie van energieconcepten gekozen worden. De energievisie brengt verschillende energieopties voor het plangebied in beeld en beschrijft de consequenties daarvan. De visie kan uitgebreid worden tot een duurzaamheidsvisie door bijvoorbeeld ook thema's als duurzaam bouwen, afval, groen, water, mobiliteit en openbare ruimte mee te nemen.

5.2.10 M.e.r.- toets

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. (uitvoeringswetgeving met betrekking tot de m.e.r.) gewijzigd. De belangrijkste wijziging is dat de drempels voor de m.e.r.-beoordeling gewijzigd zijn van absolute in indicatieve waarden. Dit blijkt uit het aangepaste artikel 2, lid 5, onder b van het Besluit. Onder dit artikelonderdeel vallen alle activiteiten die beneden de voor de m.e.r.-beoordeling gedefinieerde drempelwaarden vallen. Dit betekent concreet dat het bevoegd gezag zich er van moet vergewissen of de activiteit daadwerkelijk geen belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben, waarbij het in het bijzonder moet worden nagaan of sprake is van de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de Europese Richtlijn betreffende de milieueffect-beoordeling. Beoordeeld moet dus worden of er voor het op een later te nemen besluit een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Voor deze toets, die een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term “vormvrije m.e.r.-beoordeling” gehanteerd. De toetsing van de m.e.r.-beoordeling vindt plaats volgens het nee, tenzij-principe. Dit betekent dat er geen MER hoeft te worden opgesteld, tenzij bij het verlenen van de omgevingsvergunning in de toekomst de vraag aan de orde is of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu op voorhand niet zijn uit te sluiten.

Toetsing

Onderhavig plan betreft de realisatie van een zorglocatie voor dementerende ouderen met maximaal 24 plaatsen. Het plan kan worden gekwalificeerd als de wijziging van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen als genoemd in onderdeel D.11.2 van de bijlage van het Besluit m.e.r.. Bij de uitleg van de Europese m.e.r.-richtlijn wordt immers aangegeven dat 'stedelijke ontwikkelingsprojecten' breed moet worden geïnterpreteerd en een herontwikkeling wordt als wijziging in de zin van het Besluit m.e.r. beschouwd.

Bij de activiteit zijn drie relevante indicatieve drempelwaarden opgenomen, namelijk:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer;
  • een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen;
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.

Het project blijft ver onder de indicatieve drempelwaarden; er kan in eerste instantie met een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden volstaan. In de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt beoordeeld of de activiteit belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben. Hierbij moet in het bijzonder worden nagegaan of er sprake is van de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de Europese Richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling. Daarbij dient te worden ingegaan op de volgende onderdelen:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats waar de activiteit plaatsvindt;
  • de kenmerken van het potentiële effect.

Conclusie

Er is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. Hieruit volgt dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van de kenmerken en locatie van het plan, die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Voor de meeste beoordeelde milieuaspecten geldt dat er geen verandering optreedt. Uitsluitend voor wat betreft natuur (soortenbescherming) zijn er mogelijk negatieve milieueffecten, maar die zijn zeer gering en niet als een belangrijk negatief milieueffect te kwalificeren. De conclusie is dan ook dat belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten. Het volgen van een m.e.r.-(beoordelings-) procedure is daarom niet nodig.

5.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden

Ten zuiden van het plangebied ligt een ondergrondse buisleiding. Deze leiding heeft een aftakking in noordelijke richting. Deze aftakking ligt in het plangebied en loopt parallel aan de Kemperbergerweg langs de oostrand van het plangebied. Binnen een afstand van 5 meter van de leiding gelden beperkingen ten aanzien van gebruik en bebouwing.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen binnen 5 meter afstand van de leiding.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving En -Verantwoording

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.

6.2 Opzet Van De Regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) is verplicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. Bestemmingsregels;
  3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  4. Overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  1. Artikel 1 Begrippen
    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
  2. Artikel 2 Wijze van meten
    Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  1. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
  2. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  3. Afwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels;
  4. Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

In paragraaf 6.4 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze bestemming is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.

6.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  1. Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
    Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend.
  2. Artikel 12 Algemene bouwregels
    Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage.
  3. Artikel 13 Algemene gebruiksregels
    In dit artikel zijn algemene regels met betrekking tot het gebruik van de gronden en opstallen in het plangebied opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan.

6.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

6.3 Overzicht Wijzigingen

In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de wijzigingen die zijn doorgevoerd in het bestemmingsplan Rijzenburg 2020 ten opzichte van het oude bestemmingsplan. De onderstaande tabel bevat een uitsnede van de verbeeldingen van de bestemmingsplannen. Gekozen is om de contouren van het oude plangebied over te nemen.

verplicht verplicht
Bestemmingsplan Rijzenburg, vastgesteld in 2014. Bestemmingsplan Rijzenburg 2020.

Lijst met belangrijkste wijzigingen (zie nummers uitsede bestemmingsplan 'Rijzenburg 2020':

1. De bestemming is gewijzigd. In plaats van een woonbestemming krijgt de Rijzenburg een maatschappelijke bestemming. Mogelijkheid wordt geboden om 24 zorgwoningen te realiseren. Daarnaast is de landschappelijke bescherming uitgebreid met de dubbelbestemming Waarde Landschap. Daarnaast moet worden voldaan aan het Inrichtingsplan (verveningsplan) voordat de zorglocatie in gebruik mag worden genomen. Het bouwvlak wordt uitgebreid.

2. Momenteel ligt in het vak 'sg-1' een parkeerplaats. Deze parkeerplaats moet worden opgeheven voordat de maatschappelijke locatie in gebruik mag worden genomen.

3. De oostelijke ontsluitingsweg wordt wegbestemd in het ontwerpbestemmingsplan.

4. De westelijke ontsluitingsweg wordt smaller in het ontwerpbestemmingsplan. Tevens komt het de aanduiding 'tuin' te vervallen binnen de bestemming 'Groen - Landschap en Park'.

5. Het gedeelte ten noorden van het gebouw krijgt zwaardere landschappelijke bescherming door de bestemming 'Groen - Landschap en Park' in plaats van de woonbestemming en agrarische bestemming van het oude plan.

6.4 Verantwoording Van De Regels

6.4.1 Algemeen

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging, veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

6.4.2 Afzonderlijke bestemmingen

In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken. Er kan worden gekozen om bepaalde bestemmingen in één subparagraaf te behandelen zoals Bedrijf en Bedrijf - Nutsvoorziening, Groen en Groen - Park en de Verkeersbestemmingen.

Per bestemming wordt ingegaan op:

  • welke gronden zijn zo bestemd;
  • wat houdt de bestemming in;
  • eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden;
  • vergelijking vigerend bestemmingsplan zowel qua functie als qua bebouwing.

6.4.3 Agrarisch

Deze bestemming (artikel 3) bevat een beperkte gebruiksregeling uitsluitend voor extensief agrarisch beheer en het herstel of behoud van de voorkomende vochtige terreintypen, zoals grasland, bestaande uit graasweiden. Bouwwerken en bedrijfsgebouwen worden niet toegelaten.

Binnen deze bestemming is de aanduiding 'parkeerterrein' opgenomen voor het semi-verharde en het onverharde deel van het parkeerterrein voor de bezoekers van Het Nationale Park De Hoge Veluwe. Dit deel van het totale parkeerterrein wordt gebruikt als overloopgebied voor het parkeren van bezoekers ingeval het verharde deel van het parkeerterrein binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' onvoldoende capaciteit heeft bij piekbelastingen.

Op deze bestemming is ook de dubbelbestemming "Waarde - Natuur en landschap" (artikel 9) van toepassing.

6.4.4 Bos

Het bestaande bosgebied is bestemd als 'Bos' (artikel 4).

6.4.5 Groen

In het plangebied is groen aanwezig en dat is bestemd als 'Groen - Landschap en park' (artikel 6)

Binnen de bestemming 'Groen - Landschap en park is geen bebouwing toegestaan. Er is wel een afwijking mogelijk indien kan worden aangetoond dat de bebouwing geen afbreuk doet aan het park. Het gaat dan om bebouwing die past binnen de bestemming zoals speeltoestellen waarbij een maximumbouwhoogte geldt van 4 meter.

6.4.6 Maatschappelijk

De bestemming 'Maatschappelijk' (artikel 5) is bedoeld voor functies ten behoeve van de zorg voor demente ouderen. Binnen de maatschappelijke bestemming komen appartementjes met eigen sanitair met een gedeelte keuken en een grote zitkamer. De huisvesting van deze groep kwetsbare mensen vereist 24-uurs zorg.

6.4.7 Verkeer

De bestemming verkeer is opgedeeld in een drietal 'sub-bestemmingen' te weten:

  1. Verkeer - Railverkeer;
  2. Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 7);
  3. Verkeer - Wegverkeer.

In dit bestemmingsplan is alleen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' aanwezig. Daarom zal alleen worden ingegaan op deze sub-bestemming.

Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' geldt voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen. Dit zijn dus voornamelijk wijken (30 km/uur zones) waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd.

De toegangsweg naar het Nationale Park de Hoge Veluwe is als zodanig bestemd naast het parkeerterrein.

6.4.8 Dubbelbestemmingen

De SVBP 2008 geeft ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkelbestemmingen en daar iets over zeggen. In dit bestemmingsplan zijn drie dubbelbestemmingen opgenomen:

- Leiding - Brandstof (artikel 8);

- Waarde - Archeologie (hoge verwachting) (artikel 9)

- Waarde - Landschap (artikel 10).

Hieronder worden deze kort toegelicht:

Leiding - Brandstof

De brandstofleiding ligt aan de oostzijde van het plangebied. Deze leiding is primair bestemd als brandstofleiding. De onderliggende bestemmingen zijn hieraan ondergeschikt. Voor de zone van deze leiding, waarvan de maat in dit artikel is opgenomen, zijn beperkingen van de bouwmogelijkheden opgenomen. Bouwen ten behoeve van de secundaire bestemmingen is slechts middels een afwijking van de regels mogelijk. Daarnaast is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen, ten aanzien van werken en werkzaamheden in en aan de grond.

Waarde Archeologie (hoge verwachting)

Voor het plangebied is een archeologisch bureau- en booronderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt een middelhoge verwachting op sporen en vondsten die te verbinden zijn met jager-verzamelaars gedurende het einde van de oude steentijd en de midden-steentijd. Voorts geldt een hoge kans op het aantreffen van vlakgraven uit de prehistorie, resten van een boerenerf/ontginningsboerderij en archeologie van de Tweede Wereldoorlog. Vanwege deze situatie dient het plangebied een dubbelbestemming 'waarde archeologie' te krijgen. Hoewel er ook sprake is van een middelhoge verwachting, is de hoge verwachting die voor het hele plangebied uitgaat maatgevend. Dit houdt in dat indien bodemingrepen dieper dan 40 cm reiken en daarbij een oppervlak van meer dan 200 m2 verstoren, archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Waarde - Landschap

Het plangebied maakt onderdeel uit van het waardevolle bos- en natuurlandschap van het Arnhemse Buitengebied-Noord. Om deze landschappelijke waarden extra te beschermen ligt over de bestemming 'Agrarisch' de dubbelbestemming 'Waarde -' Natuur en landschap', waarvoor een stelsel van omgevingsvergunningen geldt. Activiteiten die gevolgen hebben voor het landschappelijke karakter van het gebied en dienen zorgvuldig te worden uitgevoerd. De activiteiten die samenhangen met het vereveningsplan zijn vrijgesteld van de vergunningverplichting.

6.5 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor de burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van zijn buren en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

In de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • géén stilzwijgend gedogen;
  • gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
  • gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Deze beleidsuitgangspunten zijn geëvalueerd in de nota "Handhavingsplan Fysieke Leefomgeving 2011-2014". De destijds geformuleerde uitgangspunten pretenderen dat alle overtredingen worden opgespoord en aangepakt. Deze ambitie blijkt met de beschikbare menskracht te ambitieus en daarom is in de nieuwe nota een prioriteitsstelling opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht wordt besteed. Dit houdt in dat het uitgangspunt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt afhankelijk wordt van de prioriteitsstelling uit het Handhavingsplan. De prioriteitsstelling is ondermeer afhankelijk van het type overtreding en het type gebied (beschermd stadsgezicht, buitengebied, industrieterrein enz.) waar de overtreding wordt geconstateerd en zal op basis van politieke realiteit per looptijd van het Handhavingsplan worden geactualiseerd.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in ontwerp ter visie leggen van casu quo het in werking treden van een bestemmingsplan. Als vervolg op deze inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunningen voor het bouwen en gevolgde afwijkingsprocedures worden geregistreerd.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 19.500). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.

6.6 Exploitatie

6.6.1 Financiële haalbaarheid

De grond waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft is niet in eigendom van de gemeente. De kosten die samenhangen met de ontwikkelingen zijn voor risico en rekening van de initiatiefnemer. Dit betekent dat de aanleg en exploitatie van de ontwikkeling voor de gemeente Arnhem geen negatieve financiële gevolgen hebben.

6.6.2 Grondexploitatie

Er is een anterieure overeenkomst gesloten om de gemeentelijke kosten (plankosten) in vast te leggen. Hiermee zijn de gemeentelijke kosten verzekerd en hoeft geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 Bro overleg

In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar de Provincie. De provincie had een aantal opmkeringen, deze zijn in het bestemmingsplan verwerkt.

Publicatie voornemen ontwikkeling

Volgens artikel 1.3.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het voornemen tot een op ontwikkeling gericht bestemmingsplan worden gepubliceerd. Dit is gedaan op 28 februari 2020.

7.2 Terinzagelegging (Ontwerp-bestemmingsplan)

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft 6 weken ter inzage gelegen vanaf 21 april tot en met 2 juni 2020. Tijdens de terinzagetermijn zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlagen

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 3 Vleermuisonderzoek

Bijlage 4 Rapport Stikstofdepositie

Bijlage 5 Bodemonderzoek

Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Rijzenburg 2020 met identificatienummer NL.IMRO.0202.951-0301 van de gemeente Arnhem.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 beleidsregels Parkeren van de gemeente Arnhem

Onder de Beleidsregels Parkeren van de gemeente Arnhem wordt verstaan: de 'Beleidsregels voor toepassing van artikel 2.5.30 van de Bouwverordening gemeente Arnhem 2003', dan wel zoals deze regels komen te luiden na wijziging van deze regels.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 bestaande bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde en niet zijnde een tijdelijk toegestaan bouwwerk, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan volgens het geldende recht aanwezig of in uitvoering zijn dan wel na dat tijdstip zijn of mogen worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning, die vóór dat tijdstip is aangevraagd.

1.7 bebouwing

Eén of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bed and breakfast

Overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt in een woning, gedreven door de bewoner van die woning.

1.9 beroep aan huis

Een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.

1.10 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.11 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bijzondere woonvorm

Een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch behandeld te worden.

1.13 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceelgrens.

1.17 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.19 dunning

Velling welke uitsluitend is bedoeld als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende bo(o)m(en), bos of houtopstand.

1.20 extensief agrarisch grondgebruik

een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van akkerbouwproducten, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

1.21 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 gezondheids- en welzijnszorg

  • geneeskundige verzorging en verpleging zoals ziekenhuizen;
  • medische, tandheelkundige en paramedische praktijken;
  • apotheken;
  • verpleeg- en verzorgingshuizen;
  • dag- en nachtvoorzieningen voor gehandicapten, psychiatrische patiënten, jongeren en maatschappelijke opvang met (therapeutische) behandeling inclusief overnachting;
  • maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting: dienstverlening gericht op ouderen en gehandicapten, kinderopvang en buitenschoolse opvang, jeugdzorg, maatschappelijk werk en dergelijke.

1.23 hoofdgebouw

Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.24 normaal onderhoud, gebruik en beheer

Gebruik gericht op het in zodanige conditie houden van objecten of de terreingesteldheid dat het voortbestaan van deze objecten of de terreingesteldheid op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehouden. Onder normaal onderhoud, gebruik en beheer wordt ook dunning van beplanting begrepen

1.25 nutsbedrijven

Bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op

  1. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  2. de verzorging van telecommunicatie;
  3. de afvoer en verwerking van afvalstoffen;

1.26 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.27 peil

  1. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
  4. voor zover als zodanig aangegeven in de bestemmingsregels: Normaal Amsterdams Peil (N.A.P.)

1.28 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.29 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig- constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.30 prostitué(e)

Degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.31 raamprostitutie

Een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.

1.32 seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.33 straatmeubilair

Onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.34 thuisprostitutie

Vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostitutué(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

1.35 vestigingsbeleid

Het beleid neergelegd in de nota 'van Rood naar Groen' (vastgesteld 26 juni 2000).

1.36 volumineuze detailhandel

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstraling, zoals de verkoop van tuininrichtingsartikelen, meubelen, keukens, sanitair, (elektrische) fietsen, bromfietsen en scooters.

1.37 werken, werkzaamheden van geringe omvang

Werken of werkzaamheden die geen wezenlijke verandering van de terreingesteldheid of van een inrichting tot gevolg hebben.

1.38 wijk

Wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

1.39 wonen

Voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen mede geval begrepen bijzondere woonvormen en bed and breakfast met ten hoogste vier slaapplaatsen;

1.40 woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf inbegrepen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten

2.1 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. extensief agrarisch grondgebruik ten behoeve van weidegang of hooiland;
  2. het herstel of behoud van de op de gronden voorkomende vochtige terreintypen, zoals grasland, bestaande uit graasweiden;
  3. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  4. waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen in de waterhuishouding.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mag niet worden gebouwd.

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bos" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel en ontwikkeling van het bos voor natuur, landschap en houtteelt;
  2. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen natuurwaarden, ecologische waarden, landschappelijke waarden en cultuurhistorische waarden;
  3. vormen van extensieve recreatie, welke niet strijdig zijn met het behoud of herstel van de onder b. genoemde waarden;
  4. wildwissels;
  5. de instandhouding van onverharde wegen;
  6. waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 1 van dit artikel genoemde gronden mag niet worden gebouwd.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2:

  1. voor het oprichten van erf- of terreinafscheidingen met een maximale hoogte van 3 meter, mits:
    1. deze geen belemmering vormen voor de in het plangebied levende fauna en
    2. noodzakelijk zijn in verband met de veiligheid;
  2. voor het oprichten van brandtorens;
  3. voor het oprichten van voederbergingen of voederruiven voor wild, mits:
    1. deze noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het wild;
    2. de inhoud ten hoogste 3 m3 per bouwwerk bedraagt;
    3. de hoogte ten hoogste 2 meter bedraagt;
  4. voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van het bosbeheer en extensieve recreatie mits:
    1. door de bouw de aanwezige natuurwaarden en landschappelijke waarden niet onevenredig worden geschaad;
    2. de hoogte maximaal 2,5 m bedraagt;
    3. de maximale oppervlakte 10 m2 per bouwwerk bedraagt.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  2. het aanleggen of aanbrengen van leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
  3. het afgraven of het ophogen van de bodem;
  4. het verbreden of verharden van parkeerplaatsen e.d.;
  5. het aanbrengen van recreatievoorzieningen;
  6. het bebossen van de gronden;
  7. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van sloten, greppels, beken etc.;
  8. het aanleggen van reservoirs;
  9. het aanleggen van ruitervoorzieningen, hindernissen etc.;
  10. het aanbrengen van rasters.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gezondheids- en welzijnszorg;
  2. wonen in de vorm van appartementen en bijzondere woonvoorzieningen, in combinatie met medische, paramedische en verzorgende ondersteuning;
  3. tuinvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'tuin';

met daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;
  2. groen- en speelvoorzieningen;
  3. waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de huishouding.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven maximumbouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen, van kleine bouwwerken passend in de bestemming zoals fietsenstallingen, hekwerken en zitbanken met een maximumbouwhoogte van 3 meter.

5.4 Voorwaardelijke verplichting

Het in gebruik nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming is uitsluitend toegestaan indien binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan:

  1. uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in de Bijlage 1 Inrichtingsplan Rijzenburg opgenomen inrichtingsplan;

Artikel 6 Groen - Landschap En Park

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen - Landschap en park" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. park- en groenvoorzieningen, waaronder recreatieve- en speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
  2. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, cultuurhistorische-, ecologische- en natuurwaarden;
  3. de aanleg van in-/ en uitritten ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  4. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 voor het bouwen van binnen de bestemming passende bouwwerken, zoals bijenstallen, met een maximumhoogte van 4 meter met dien verstande dat geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de waarden genoemd in lid 6.1 onder b.

6.4 Specifieke gebruiksregels

  1. Onder gebruik van de gronden in strijd met de bestemming, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden:
    1. als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
    2. voor het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
    3. voor het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines;
    4. het bedrijfsmatig houden van vee.
  2. De in dit lid onder a. genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

6.5 Voorwaardelijke verplichting

Het in gebruik nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig het bepaalde in 5.1 is uitsluitend toegestaan indien binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan:

  1. uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in de Bijlage 1 Inrichtingsplan Rijzenburg opgenomen inrichtingsplan;
  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - 1' het parkeerterrein wordt opgeheven en opgeheven blijft.

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  2. het aanplanten van houtgewassen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of andere apparatuur;
  4. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  5. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden;
  6. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 25 m2;
  7. het ophogen, egaliseren of ontginnen van de bodem, waaronder tevens wordt verstaan het aanleggen van wegen ten behoeve van het bestemmingsverkeer.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De als Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op
    bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
  2. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  3. een toegangsvoorziening voor Het Nationale Park De Hoge Veluwe;
  4. groen- en watervoorzieningen;
  5. wandelgebieden en speelgelegenheden;
  6. terrassen;
  7. nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

  1. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd.
  2. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals entrees tot parkeergarages en straatmeubilair, mag ten hoogste 5 meter bedragen.

Artikel 8 Leiding - Brandstof

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor het transport van vloeibare brandstoffen aardgas door een hoofdtransportleiding.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 2,00 meter van de in lid 8.1 genoemde bestemming.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere bestemming(en) mits:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoofdtransportleiding;
  2. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  3. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  4. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  5. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.

Artikel 9 Waarde - Archeologie (Hoge Verwachting)

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie (hoge verwachting)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
    2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 200 m2 bedraagt of;
    3. een bouwwerk met een oppervlak dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst

9.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 9.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. Afwijken als bedoeld in lid 9.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. Afwijken als bedoeld in lid 9.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (hoge archeologische verwachting)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 200 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (hoge archeologische verwachting)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 10 Waarde - Natuur En Landschap

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Natuur en Landschap aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke waarden.

10.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van de situering van bouwwerken die mogen worden gebouwd op grond van de andere bestemming(en) nadere eisen stellen ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:

  1. het aanbrengen van recreatievoorzieningen, dan wel als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
  2. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
  3. het opslaan, lozen c.q. storten, als dan niet ten verkoop van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  2. het aanbrengen beplantingen;
  3. het aanbrengen van leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
  4. het afgraven, verlagen of ophogen van de bodem;
  5. het ophogen, egaliseren of ontginnen van de bodem, waaronder tevens wordt verstaan het aanleggen van wegen t.b.v. bestemmingsverkeer;
  6. het gebruik van groeistoffen, stoorstoffen of kunstmest;
  7. het verbreden of verharden van voetpaden, rijwielpaden, ontsluitingswegen en parkeerplaatsen;
  8. het aanbrengen van recreatievoorzieningen;
  9. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van sloten, greppels, beken en andere waterpartijen;
  10. aanleggen van reservoirs;
  11. grootschalig verwijderen van bosstrooisel of mos;
  12. aanbrengen van rasters.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

12.1 Bouwen binnen bouwvlak

  1. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens anders luidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  2. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.

12.2 Bebouwingspercentage

  1. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel worden bebouwd.
  2. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
  3. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven geldt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
  4. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning;
  2. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen;
  3. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de in de geldende Arnhemse beleidsregels voor parkeren opgenomen normen.

Artikel 14 Overige Regels

14.1 Parkeren

  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
    Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken - waarvoor een omgevingsvergunning is benodigd - daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in de parkeer- of stallingsbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden.
  2. De onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's.
  3. Aan het bepaalde onder a. wordt geacht te zijn voldaan indien de ruimte voor parkeren of stallen voldoet aan de in de Beleidsregels Parkeren van de gemeente Arnhem daartoe opgenomen normen.

14.2 Laden of lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in, of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor het genoemde in lid 14.1 overeenkomstig de beleidsregels als bedoeld in lid 3.6.

14.4 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 14.1 en 14.2:

  1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of
  2. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

14.5 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in de leden 14.1 en 14.2 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  2. de woon- en leefsituatie.

14.6 Beleidsregels

  1. Burgemeester en wethouders passen deze bouwregels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
  2. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden
  3. met de wijziging.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

15.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Rijzenburg 2020.

Bijlagen

Bijlage 1 Inrichtingsplan Rijzenburg