KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bos
Artikel 6 Centrum
Artikel 7 Detailhandel
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Kantoor
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Sport
Artikel 12 Tuin
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen-1
Artikel 16 Wonen-2
Artikel 17 Wonen-3
Artikel 18 Waarde - Archeologie 1
Artikel 19 Waarde - Archeologie 2
Artikel 20 Waarde - Landschap
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 23 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 25 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
Artikel 27 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Gemeente Barneveld
2.2 Begrenzing Plangebied
2.3 Geldende Bestemmingen
2.4 Ontstaansgeschiedenis
2.5 Ruimtelijke Structuur
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Functies
3.2 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijk
4.2 Provincie
4.3 Waterschap Vallei En Eem
4.4 Gemeente
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Archeologie
5.2 Bodem
5.3 Cultuurhistorie
5.4 Ecologie
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Geluid
5.7 Geur
5.8 Leidingen
5.9 Luchtkwaliteit
5.10 Milieuzonering
5.11 Natuur En Landschap
5.12 Water
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Juridische Aspecten
6.2 Handhaving
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Voorontwerp
8.2 Inspraak En Bestuurlijk Overleg Bestemmingsplan Jan De Jagerweg En Omgeving
8.3 Ontwerp-bestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 1 Nota Inspraak
Bijlage 2 Nota Vooroverleg
Bijlage 3 Rapportage Externe Veiligheid
Bijlage 4 Ontwerp-raadsbesluit
Bijlage 5 Raadsbesluit
Bijlage 6 Memo Molenweg 10/12
Bijlage 7 Staat Van Wijzigingen
Bijlage 8 Nota Zienswijzen

Voorthuizen-Oost

Bestemmingsplan - gemeente Barneveld

Onherroepelijk op 24-12-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet bestaande uit ambachtelijke en/of detailhandelsactiviteiten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.2 Aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Aanlegvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder sub a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.6 Agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van een broederij, een glastuinbouwbedrijf, een kwekerij, een pelsdierenfokkerij, een paardenhouderij, een proefbedrijf, een wormen- en madenkwekerij en/of een viskwekerij;

1.7 Algemene wet bestuursrecht

wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.8 Archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.9 Autobox

een gebouw bestemd voor de stalling van auto's, andere vervoermiddelen en caravans;

1.10 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 Bebouwingspercentage

het in procenten uitgedrukte deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak dan wel bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.12 Bedrijf

onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.13 Bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 Bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.15 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0203.1005.0003) met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.17 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 Bijgebouw

een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan de hoofdbestemming, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte;

1.19 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.22 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 Bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.24 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 Dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.27 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 Dienstverlening

het verlenen van economische diensten aan derden;

1.29 Erf

bij de bestemming behorende gronden waarvan het gebruik ten dienste van deze bestemming is;

1.30 Gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 Gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.32 Geluidsgevoelige functies

bewoning of ander geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.33 Geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.34 Hogere waarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit Geluidhinder;

1.35 Hoofdgebouw

een (deel van een) gebouw, dat vanwege zijn indeling en uiterlijke verschijningsvorm, gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel of bouwvlak moet worden aangemerkt en waartoe eventuele uitbouwen, aanbouwen en bijgebouwen niet worden gerekend;

1.36 Horeca

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfuncties;

1.37 Hulpdiensten

Brandweer, politie en ambulance;

1.38 Kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.39 Kantoor- en/of praktijkruimte

een niet voor bewoning bestemd gedeelte van een woning of gebouw bij een woning, dat uitsluitend dient voor de uitoefening van beroepsactiviteiten van de bewoner van de woning op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied;

1.40 Landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.41 Maaiveld

gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein dat een gebouw of bouwwerk omgeeft;

1.42 Maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.43 Nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d, van de Wet ruimtelijke ordening;

1.44 Natuur(wetenschappe)lijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.45 Ondergronds bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die onder het maaiveld is gelegen;

1.46 Ontheffing

een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub c, van de Wet ruimtelijke ordening;

1.47 Overkapping

een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, bestaande uit tenminste een dak en maximaal één wand;

1.48 Peil

het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein;

1.49 Plan

het bestemmingsplan 'Voorthuizen-Oost' van de gemeente Barneveld;

1.50 Productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.51 Recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.52 SBI-Code

Standaard Bedrijf Indelingscode van het Centraal Bureau voor Statistiek;

1.53 Staat van Bedrijfsactiviteiten

als bijlage(n) bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst(en) van bedrijven en instellingen;

1.54 Uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.55 Uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.56 Uitwerking

een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.57 Verbeelding

De bij het bestemmingsplan behorende kaart (analoog of digitaal) waarop onder meer de begrenzing van het plan, de in het bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, aanduidingen en topografische en kadastrale gegevens zijn weergegeven.

1.58 Vloeroppervlak

grootte van de oppervlakte van een bouwlaag;

1.59 Voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw;

1.60 Voorgevelrooilijn

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de (bestaande) bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

1.61 Voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.62 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566) houdende vaststelling van nieuwe planregels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.63 Wgh-inrichting

een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 1.1 derde lid van de Wet Milieubeheer en artikel 1 van de Wet geluidhinder en genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

1.64 Wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening;

1.65 Woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.66 Woningwet

Wet van 29 augustus 1991, Stb. 439, tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 De hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.7 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;

2.8 De oppervlakte van een ondergronds bouwwerk

onder de begane grondvloer, tussen de harten van de ondergrondse buitenste muren;

2.9 De oppervlakte van een overkapping

de loodrechte projectie van de overkapping op het maaiveld;

2.10 Het vloeroppervlak

boven de vloeren, tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren.

2.11 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders weergegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. openbare nutsvoorzieningen;
  2. c. recreatief medegebruik;
  3. d. infrastructurele voorzieningen;
  4. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. f. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbij behorende:

  1. g. gebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
  2. h. bedrijfswoning ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
  3. i. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoning;
  4. j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. de verkeersveiligheid; en
    2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.3 van toepassing.

3.4 Ontheffing van de bouwregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 3.2.1 ten behoeve van het bouwen van maximaal 100 m2 aan kassen;
  2. 2. Bij het verlenen van een ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.1 van toepassing.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de categorieën A en B, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is ook het specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan;
      Aanduiding Bedrijf SBI-code (2008) Maximale milieucategorie
      (sb-4) specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf 41 / 42 / 43 3.2
      (sb-15) specifieke vorm van bedrijf - autowasserij 45205 2
      (sb-3) specifieke vorm van bedrijf - betonmortelcentrale 2363 4.2
      (sb-7) specifieke vorm van bedrijf - fabriek voor eiersorteer- en verpakkingsmachines 27 / 28 / 33 / 2561 / 3311 4.1
      (sb-8) specifieke vorm van bedrijf - fabriek voor kunststof fietsonderdelen 222 / 255 / 331 4.1
      (sb-1) specifieke vorm van bedrijf - groothandel in aardappelen en zaden 466 / 469 2
      (sb-11) specifieke vorm van bedrijf - groothandel in melk en zuivelproducten 4632 / 4633 3.1
      (sb-9) specifieke vorm van bedrijf - hondenfokbedrijf 0149 3.1
      (sb-2) specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf 255 / 331 3.2
      (sb-16) specifieke vorm van bedrijf - opslag veevoederbenodigheden 4621 3.1
      (sb-12) specifieke vorm van bedrijf - productie van prefab beton 2369 4.2
      (sb-5) specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf 494 3.2
      (sb-10) specifieke vorm van bedrijf - veevoederfabriek 1091 4.1
      (vm) verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg 473 2
      (sb-6) specifieke vorm van bedrijf - Wgh-inrichting
    2. 2. bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de categorieën A en B, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen het specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan;
      Aanduiding Bedrijf
      (hv) hovenier
      (nb) nutsbedrijf
      (nv) nutsvoorziening
      (op) opslag
      (sb-14) specifieke vorm van bedrijf - taxibedrijf
      (wt) windturbine
      (zo) zend-/ontvangstinstallatie
    3. 3. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, textiel, schoeisel en lederwaren, en huishoudelijke artikelen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' ook voor een geluidsscherm;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast' voor een reclamemast;
  5. e. tuinen, erven en terreinen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. wegen, straten en paden;
  9. i. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de goede milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.3 van toepassing.

4.4 Ontheffing van de bouwregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 4.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
    2. b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 4.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
  3. 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 4.2.4 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 4 m.
  4. 4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 4.2.1, sub e, f en/of g mits de bereikbaarheid van de bebouwing voor hulpdiensten voldoende is gewaarborgd.
  5. 5. De in deze bepaling genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  6. 6. Bij het verlenen van een ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.1 van toepassing.

4.5 Specifieke gebruiksregels

De opslag van goederen is niet toegestaan op gronden die onbebouwd dienen te blijven volgens artikel 4.2.1, sub e, f en g.

4.6 Ontheffing van de gebruiksregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 4.1, sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën A en B, mits het geen Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen betreft.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 4.1, ten behoeve van de vestiging van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie C dan wel daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven, mits:
    1. a. de gevolgen voor omliggende woningen niet onevenredig ongunstiger zijn dan de invloed van in artikel 4.1, sub a onder 1 bedoelde bedrijven; en
    2. b. het functioneren van één of meer bedrijven, die reeds in de omgeving daarvan aanwezig zijn, niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed.
  3. 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 4.1, sub a onder 2 voor het (be)bouwen en gebruiken van gronden en bouwwerken voor een ander bedrijf dan volgens de aanduiding op de verbeelding is toegestaan, mits dat bedrijf is genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de categorieën A en B.
  4. 4. Bij het verlenen van een ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.1 van toepassing.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

  1. 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bij het plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen, dit met inachtneming dat een wijziging betrekking kan hebben op het toevoegen van soorten bedrijven, het afvoeren van soorten bedrijven en het wijzigen van de categorie-indeling van soorten bedrijven.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemmingen Wonen-1 en Tuin. Met inachtneming van de volgende regels:
    1. a. niet meer dan 1 woning per 300 m2 van het bestemmingsvlak 'Bedrijf';
    2. b. de woningen dienen georiënteerd te zijn op de weg;
    3. c. de voorgevel van de woning dient te staan in de voorgevelrooilijn van aansluitende bebouwing;
    4. d. de minimale perceelsbreedte per woning 14 m en de minimale diepte 23 m bedraagt;
    5. e. de omvang en de goot- en bouwhoogte dient aan te sluiten bij de omvang en goot- en bouwhoogten in de directe omgeving van het perceel;
    6. f. na wijziging is het bepaalde in artikel 15Wonen-1 en artikel 12Tuin van overeenkomstige toepassing;
    7. g. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
    8. h. aangetoond dient te worden dat de woningen passen binnen de gemeentelijke woningbouwprogrammering;
    9. i. voldaan wordt aan alle geldende milieukwaliteitseisen, zo:
      • moet de kwaliteit van de bodem geschikt zijn voor de beoogde functie; en
      • mag de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
      • moet worden voldaan aan de normen uit de Wet geurhinder en veehouderij;
    10. j. gegarandeerd is dat de door de gemeente gemaakte grondexploitatiekosten op de particuliere grondeigenaren binnen het te exploiteren gebied verhaald worden;
    11. k. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de woonsituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  3. 3. Bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.2van toepassing.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos;
  2. b. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. paden en wegen;
  2. d. waterlopen en waterpartijen;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. extensief recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  1. g. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

  1. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

5.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
    2. b. de verkeersveiligheid; en
    3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.3 van toepassing.

5.4 Ontheffing van de bouwregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 5.2 voor de bouw van gebouwen ten behoeve van onderhoud zoals houtloodsen en bergingen, met een maximale oppervlakte van 30 m2en een maximale goothoogte van 2,5 m en met inachtneming van het volgende:
    1. a. het aantal gebouwen bedraagt maximaal één per 100 ha bos;
    2. b. ontheffing kan slechts worden verleend indien de noodzaak wordt aangetoond voor het oprichten van een gebouw uit oogpunt van het op handhaving van de bestemming gerichte beheer;
    3. c. ontheffing kan niet worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden en hieraan door het nemen van maatregelen niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
  2. 2. Bij het verlenen van een ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.1 van toepassing.

5.5 Aanlegvergunning

  1. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. a. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
    2. b. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen.
  2. 2. Het verbod uit artikel 5.5, eerste lid sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. a. het normale onderhoud betreffen;
    2. b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  3. 3. De aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. detailhandel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' of ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende detailhandelsvoorziening toegestaan;
      aanduiding Detailhandel
      (su) supermarkt
      (tc) tuincentrum
    2. 2. horeca, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten';
    3. 3. dienstverlening, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening uitgesloten';
  3. c. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. f. tuinen, erven en terreinen;
  2. g. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. een goede woonsituatie;
    3. c. de verkeersveiligheid;
    4. d. de sociale veiligheid; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.3 van toepassing.

6.4 Ontheffing van de bouwregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 6.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
    2. b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 6.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
  3. 3. De in deze bepaling genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  4. 4. Bij het verlenen van een ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.1 van toepassing.

6.5 Specifieke gebruiksregels

  1. 1. Woningen zijn niet toegestaan op de begane grond aan de zijde van de voorgevel(s) van het gebouw, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  2. 2. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is geen detailhandel toegestaan;
  3. 3. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' is geen horeca toegestaan;
  4. 4. Ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening uitgesloten' is geen dienstverlening toegestaan;
  5. 5. Voor zover detailhandel dan wel horeca niet expliciet zijn uitgesloten, zijn deze functies alleen toegestaan op de begane grond, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - detailhandel en horeca', want daar zijn deze functies tevens op de verdieping toegestaan.

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van detailhandel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende voorziening toegestaan;
    aanduiding Detailhandel
    (su) supermarkt
    (tc) tuincentrum
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken;

met daaraan gerelateerd en ondergeschikt:

  1. c. gebouwen ten behoeve van dienstverlening;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. g. tuinen, erven en terreinen;
  2. h. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid; en
    4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.3 van toepassing.

7.4 Ontheffing van de bouwregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 7.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
    2. b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 7.2.3 en toestaan dat de totale oppervlakte van bijgebouwen die horen bij de bedrijfswoning wordt vergroot tot 60 m², mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.
  3. 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 7.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m;
  4. 4. De in deze bepaling genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  5. 5. Bij het verlenen van een ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.1 van toepassing.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Het is niet toegestaan een bedrijfswoning die onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw te situeren op de begane grond aan de zijde van de voorgevel(s).

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. paden;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' ook voor een geluidsscherm;

met daaraan ondergeschikt:

  1. g. verhardingen;
  2. h. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

  1. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. 2. De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 3 m bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' want daar geldt de maximale bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  3. 3. De bouwhoogte van een geluidsscherm mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is weergegeven;
  4. 4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, behoudens palen en masten waarvoor een maximale bouwhoogte van 9 m geldt.

8.3 Ontheffing van de gebruiksregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 8.1 ten behoeve van het aanleggen van in- en uitritten om aangrenzende gebouwen en terreinen te kunnen bereiken en verlaten. De breedte van een in- en uitrit mag niet meer dan 4 m bedragen.
  2. 2. De in deze bepaling genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid; en
    3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  3. 3. Bij het verlenen van de ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.1 van toepassing.

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Tuin'.
  2. 2. Bij het wijzigen van het plan is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.2 van toepassing.

Artikel 9 Kantoor

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van kantoren;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. groenvoorzieningen;
  3. d. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. e. tuinen, erven en terreinen;
  2. f. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid; en
    4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.3 van toepassing.

9.4 Ontheffing van de bouwregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 9.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
    2. b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 9.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
  3. 3. De in deze bepaling genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  4. 4. Bij het verlenen van de ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.1 van toepassing.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende maatschappelijke voorziening toegestaan;
    aanduiding Maatschappelijke voorzieningen
    (bp) begraafplaats
    (bi) bibliotheek
    (brk) brandweerkazerne
    (sm-1) specifieke vorm van maatschappelijk - dorps- buurt- en clubhuis
    (gz) gezondheidszorg
    (sm-2) specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang
    (sm-4) specifieke vorm van maatschappelijk - gymzaal
    (mz) militaire zaken
    (od) openbare dienstverlening
    (on) onderwijs
    (sm-3) specifieke vorm van maatschappelijk - politie
    (re) religie
    (zoi) zorginstelling
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. speelvoorzieningen;
  5. g. water;

met de daarbij behorende:

  1. h. tuinen, erven en terreinen;
  2. i. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid; en
    4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.3 van toepassing.

10.4 Ontheffing van de bouwregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 10.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
    2. b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 10.2.1 voor verhoging van gedeelten van het hoofdgebouw, die om technische redenen boven het dakvlak moeten uitsteken, mits:
    1. a. het bewuste gedeelte niet meer dan 3 m hoger is dan de op de verbeelding weergegeven bouwhoogte; en
    2. b. de te verhogen gedeelten maximaal 10% van de oppervlakte van de het hoofdgebouw beslaan.
  3. 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 10.2.3 voor vergroting van de totale oppervlakte tot 60 m², mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.
  4. 4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 10.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
  5. 5. De in deze bepaling genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  6. 6. Bij het verlenen van een ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.1 van toepassing.

10.5 Ontheffing van de gebruiksregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 10.1 voor het (be)bouwen en gebruiken van gronden en bouwwerken voor een andere maatschappelijke voorziening, als genoemd in de tabel onder artikel 10.1, mits vanuit ruimtelijk en milieutechnisch oogpunt aanvaardbaar.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 10.1, voor ondergeschikte detailhandel en horeca die is gerelateerd aan de maatschappelijke voorziening die is aangeduid op de verbeelding, mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.
  3. 3. Bij het verlenen van de ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.1 van toepassing.

Artikel 11 Sport

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportterreinen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een kantine;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. water;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. tuinen, erven en terreinen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid; en
    4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.3 van toepassing.

11.4 Ontheffing van de bouwregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 11.2.3 voor de bouw van tribunes, mits:
    1. a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m;
    2. b. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 5% van het bestemmingsvlak.
  2. 2. De in deze bepaling genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  3. 3. Bij het verlenen van een ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.1 van toepassing.

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen

met de daarbij behorende:

  1. b. verharding, waaronder in- en uitrit;
  2. c. bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' ook voor een geluidsscherm;
  4. e. ter plaatse van de aanduiding 'groen' alleen voor groen;
  5. f. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' alleen voor waterberging;
  6. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - weegbrug' ook voor een weegbrug;

alsook:

  1. h. uitbouwen van een hoofdgebouw dat op aangrenzende gronden is gelegen.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. een goede woonsituatie
    3. c. de verkeersveiligheid; en
    4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.3 van toepassing.

12.4 Ontheffing van de bouwregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 12.2.2 voor het (deels) bouwen van een overkapping van maximaal 18 m2 mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 12.2 ten behoeve van het bouwen van kleine bouwwerken, zoals een prieel, plantenkas, hondenkennel, volière of houtberging met in acht name van de volgende bepalingen:
    1. a. de gezamenlijke oppervlakte van kleine bouwwerken op gronden van één bouwperceel mag niet meer dan 10 m² bedragen;
    2. b. de goothoogte van gebouwen en de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen.
  3. 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 12.2, ten behoeve van het bouwen van trappenhuizen, liftschachten en portieken bij gestapelde woningen, als bedoeld in artikel 16.1, met in acht name van de volgende bepalingen:
    1. a. de goothoogte van een trappenhuis en van een liftschacht mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de gestapelde woningen waaraan zij worden gebouwd, vermeerderd met 3 m;
    2. b. de goothoogte van een portiek mag niet meer dan 3 m bedragen.
  4. 4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 12.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
  5. 5. De in deze bepaling genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  6. 6. Bij het verlenen van de ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.1 van toepassing.

12.5 Specifieke gebruiksregels

  1. 1. Ter plaatse van de aanduiding 'groen' is geen verharding toegestaan.
  2. 2. Ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' is geen verharding toegestaan.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  4. d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  5. e. bermen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' ook voor een geluidsscherm;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'pad' alleen voor pad;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' ook voor spoorweg;

met de daarbij behorende:

  1. i. gebouwen ten behoeve van de spoorweg, ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg';
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen.

13.2 Bouwregels

  1. 1. Ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' mag een gebouw uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  2. 2. Het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven.
  3. 3. De goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven.
  4. 4. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  5. 5. Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    1. a. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 4 m bedragen;
    2. b. de bouwhoogte van palen, masten en verwijsborden mag niet meer dan 9 m bedragen;
    3. c. de bouwhoogte van een geluidsscherm mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is weergegeven;
    4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen.

13.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. de verkeersveiligheid;
    2. b. de sociale veiligheid; en
    3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.3 van toepassing.

13.4 Ontheffing van de bouwregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 13.2 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken tot een bouwhoogte van 10 m;
  2. 2. De in deze bepaling genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid.
  3. 3. Bij het verlenen van de ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.1 van toepassing.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in de bestemming 'Tuin'.
  2. 2. Bij het wijzigen van het plan is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.2 van toepassing.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'groen', ook voor groen;

met de daarbij behorende:

  1. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

14.2 Bouwregels

  1. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. 2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

Artikel 15 Wonen-1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen (niet zijnde gestapelde woningen);
  2. b. aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  3. c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' alleen voor standplaats(en) van woonwagen(s) met één berging en één gebouw voor sanitaire voorziening per standplaats;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor kantoor;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - kantoor- en/of praktijkruimte' tevens voor kantoor- en/of praktijkruimte;

met de daarbij behorende:

  1. g. tuinen en erven;
  2. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. een goede woonsituatie;
    3. c. de verkeersveiligheid;
    4. d. de sociale veiligheid; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.3 van toepassing.

15.4 Ontheffing van de bouwregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 15.2.1 ten behoeve van het situeren van de voorgevel van een woning tot ten hoogste 5 m uit de bedoelde grens van een bouwvlak.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 15.2.1 en toestaan dat de bouw- en/of goothoogte van een woning, zoals weergegeven op de verbeelding, word(en) vergroot met maximaal 3 m.
  3. 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 15.2.2 en toestaan dat de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen en overige bijgebouwen maximaal 30% bedraagt.
  4. 4. De in deze bepaling genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  5. 5. Bij het verlenen van de ontheffing is de procedure zoals weergegeven in 25.1 van toepassing.

15.5 Specifieke gebruiksregels

  1. 1. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van één of meer aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden;
    1. a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    2. b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    3. c. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
    4. d. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
  2. 2. De maximale oppervlakte van de kantoor- en/of praktijkruimte per woning bedraagt 100 m2 ter plaatse van de aanduiding 'kantoor- en/of praktijkruimte'.

15.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de verbeelding weergegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de verbeelding nieuwe bouwvlakken worden weergegeven, mits:
    1. a. de geluidbelasting door het verkeer op geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
    2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de woonsituatie;
      • de verkeersveiligheid; en
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het wijzigen is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.2 van toepassing.

Artikel 16 Wonen-2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gestapelde woningen, met bijbehorende trappenhuizen, liftschachten en portieken;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' voor onderdoorgang ten behoeve van verkeer;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens voor dienstverlening op de begane grond;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens voor maatschappelijke voorzieningen op de begane grond;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum' tevens voor een sportcentrum op de begane grond;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' alleen voor zorgwoning(-en);

met de daarbij behorende:

  1. h. tuinen en erven;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2 Bouwregels

Artikel 17 Wonen-3

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. autoboxen

met de daarbij behorende:

  1. b. tuinen, erven en terreinen.

17.2 Bouwregels

  1. 1. Op of in deze gronden mogen uitsluitend autoboxen worden gebouwd.
  2. 2. Voor het bouwen van bebouwing als bedoeld in het eerste lid gelden de volgende bepalingen:
    1. a. de bebouwing mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
    3. c. de oppervlakte van een autobox mag niet meer dan 25 m2 bedragen.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), primair bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

18.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 30 m2bedraagt.

18.3 Ontheffing van de bouwregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 18.1 en 18.2 ten behoeve van het (ondergronds) bouwen van bouwwerken, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. a. Een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate zijn vastgesteld;
    2. b. Indien uit het in het eerste lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de ontheffing zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen op voorwaarde dat:
      • technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; en/of
      • opgravingen worden verricht; en/of
      • een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt.
  2. 2. Bij het verlenen van de ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.1 van toepassing.

18.4 Aanlegvergunning

  1. 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - archeologie 1' verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    1. a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
    2. b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
    3. c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld.
  2. 2. Het in artikel 18.4, eerste lid, sub a, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. a. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    3. c. de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
  3. 3. De aanlegvergunning kan alleen worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de archeologische waarden van de gronden.

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigingen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of de aanwijzing als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988 is ingetrokken.
  2. 2. Bij het wijzigen is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.2 van toepassing.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 2

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), primair bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

19.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 100 m2 bedraagt.

19.3 Ontheffing van de bouwregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 19.1 en 19.2 ten behoeve van het (ondergronds) bouwen van bouwwerken, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. a. Een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate zijn vastgesteld;
    2. b. Indien uit het in het eerste lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de ontheffing zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen op voorwaarde dat:
      • technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; en/of
      • opgravingen worden verricht; en/of
      • een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt.
  2. 2. Bij het verlenen van de ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.1 van toepassing.

19.4 Aanlegvergunning

  1. 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - archeologie 2' verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    1. a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
    2. b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
    3. c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,4 m onder het maaiveld.
  2. 2. Het in artikel 19.4, eerste lid, sub a, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. a. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
    3. c. de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
  3. 3. De aanlegvergunning kan alleen worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de archeologische waarden van de gronden.

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigingen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of de aanwijzing als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988 is ingetrokken.
  2. 2. Bij het wijzigen is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.2 van toepassing.

Artikel 20 Waarde - Landschap

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), primair bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van monumentale bomen dan wel houtsingels.

20.2 Bouwregels

  1. 1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  3. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat alleen zitbanken mogen worden opgericht.

20.3 Aanlegvergunning

  1. 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Landschap' verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    1. a. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
    2. b. het aanleggen van verhardingen;
    3. c. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
    4. d. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m ten opzichte van het maaiveld;
    5. e. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    6. f. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
  2. 2. Het in artikel 20.3, eerste lid, sub a, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. a. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  3. 3. De aanlegvergunning kan alleen worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de monumentale bomen dan wel de houtsingel.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels

22.1 Antennemast

Ongeacht de bestemming van de gronden is ter plaatse van de aanduiding 'Antennemast' één antennemast toegestaan.

Artikel 23 Algemene Ontheffingsregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het plan:
    1. a. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of de richting van wegen, parkeerstroken, paden, bermen en sloten en ligging van bebouwingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein, die bij de uitmeting blijkt, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is weergegeven niet meer dan 10 m zijn;
    2. b. ten behoeve van het bouwen in afwijking van de bepalingen ten aanzien van de afmetingen van de bebouwing, waaronder begrepen bebouwingspercentages, mits de afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de bij recht in het plan weergegeven maten.
  2. 2. Een ontheffing, als bedoeld in het eerste lid, kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of enige aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de ontheffing kan worden voorkomen.
  3. 3. Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in het eerste en tweede lid is de procedure van toepassing zoals weergegeven in artikel 25.1.

Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover dringende redenen die na het vaststellen van het plan tot hun kennis zijn gekomen hiertoe aanleiding geven en voor zover het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het gebied dat in het plan is begrepen niet wordt geschaad:
    1. a. een bestemmingsgrens tussen twee bestemmingsvlakken zodanig wijzigen, dat het kleinste bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot;
    2. b. een bebouwingsgrens zodanig wijzigen, dat het bebouwingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
  2. 2. Bij het wijzigen is de procedure van toepassing zoals weergegeven in artikel 25.2.

Artikel 25 Algemene Procedureregels

25.1 Procedure bij het verlenen van een ontheffing

Voor een besluit tot verlening van ontheffing geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. 2. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. De kennisgeving geschiedt tevens langs elektronische weg.
  3. 3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder 1 genoemde termijn;
  4. 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

25.2 Procedure bij het wijzigen van het plan

Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging een besluit nemen omtrent de wijziging.

25.3 Procedure bij het stellen van nadere eisen

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. 2. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. De kennisgeving geschiedt tevens langs elektronische weg.
  3. 3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder 1 genoemde termijn;
  4. 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  4. 4. Bij het verlenen van een ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.1 van toepassing.

26.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Voorthuizen-Oost' van de gemeente Barneveld.

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Barneveld

d.d. 28 september 2010 tot vaststelling.

Mij bekend,

de griffier.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend bestemmingsplan omvat het oostelijk deel van de kern Voorthuizen. Met dit bestemmingsplan worden 35 bestemmingsplannen herzien. Voorliggend bestemmingsplan is voor een groot deel beheersgericht. Dat wil zeggen dat de in de geldende bestemmingsplannen toegekende bestemmingen worden overgenomen. Dit houdt echter niet in dat de bestaande ruimtelijke situatie voor het plangebied van dit bestemmingsplan voor de komende tien jaar wordt bevroren.

1.1 Aanleiding

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijk ordening in werking getreden. Deze wet verplicht gemeenten om een bestemmingsplan binnen tien jaar te herzien (net als de voorgaande wet). In de nieuwe wet is daarnaast de verplichting opgenomen om een bestemmingsplan digitaal beschikbaar te stellen.

In de gemeente Barneveld gelden veel bestemmingsplannen die verschillen van systematiek en opzet. Het merendeel van deze bestemmingsplannen is ouder dan tien jaar. Daarnaast zijn in de loop van de jaren ook veel projecten gerealiseerd op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Om te kunnen voldoen aan de bepalingen van de wet, actualiseert de gemeente alle bestemmingsplannen. Met deze actualiseringslag worden alle oude bestemmingsplannen binnen de bebouwde kom van de gemeente herzien. De gemeente ziet de herziening als een geschikte gelegenheid om de verschillende ontwikkelingen waarvoor planologische procedures zijn gevolgd te verwerken in de bestemmingsplannen. Met de actualisering wordt tevens een grote uniformiteit tussen de plannen onderling aangebracht en wordt voldaan aan de digitaliseringplicht (artikel 1.2.1 lid 1, sub b van het Besluit ruimtelijke ordening).

Met de actualisering wordt het totaal aantal bestemmingsplannen in de gemeente teruggebracht. Het terugbrengen van het aantal bestemmingsplannen vindt onder andere plaats door bundeling van ruimtelijk-functioneel gelijke gebieden. Voor Voorthuizen worden drie actualiseringsplannen opgesteld. Eén voor het oosten van de kern, één voor het centrum en één voor het westen van de kern. Voorliggend bestemmingsplan Voorthuizen-Oost is het eerste plan in de kern Voorthuizen dat in het kader van de actualisering wordt opgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Gemeente Barneveld

De gemeente Barneveld maakt, samen met de andere gemeenten uit de Gelderse Vallei, deel uit van de schil van de oprukkende Randstad. Aan de oostzijde van de gemeente ligt een deel van het grondgebied in het Veluwemassief.

De gemeente wordt doorkruist door twee autosnelwegen, de rijksweg A1 in oostwestelijke richting en de rijksweg A30 in noordzuidelijke richting. In de nabijheid van het knooppunt van deze twee wegen ligt het gebied Barneveld-Harselaar-Voorthuizen. Veruit de meeste inwoners van de gemeente Barneveld wonen én werken in dit gebied. Harselaar kan gezien worden als het bedrijventerrein van de gemeente. Barneveld en Voorthuizen zijn de grootste kernen van de gemeente.

Voorthuizen wordt aan de west- en zuidzijde omgeven door open agrarisch landschap. Aan de oost- en noordzijde wordt het landschap meer afgewisseld met bos. Voorthuizen heeft zich ontwikkeld tot een dorp dat een groot deel van zijn welvaart en het relatief uitgebreide voorzieningen apparaat aan het toerisme heeft te danken.

2.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied beslaat het oostelijk deel van de kern Voorthuizen. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Hoevelakense beek en een stuk Apeldoornsestraat. Aan de oostzijde loopt de grens van het plangebied langs de bebouwing van de wijk De Steenkamp, via het perceel van de sporthal aan de Jan de Jagerweg langs de woningen aan de Harremaatweg naar de Molenweg. De Molenweg loopt over in de Garderbroekerweg. De zuidgrens ligt vanaf de Garderbroekerweg naar de Elzenkamperweg en gaat dan via het perceel Bakkersweg 96 langs de zuidzijde van de wijk Kromme Akker. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Van den Berglaan, de Koninginnelaan, de Kievitsstraat en via de Apeldoornsestraat naar de Sportparkstraat. Vanaf de Sportparkstraat loopt de westgrens via de westzijde van de sportvelden aan de Roelenengweg door naar de wijk Blankensgoed. Bij de wijk Blankensgoed wordt de westgrens gevormd door de achtertuinen van de woningen aan de Kerkstraat en door de Rubensstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1005-0004_0001.png"

Figuur 1 Plangebied

2.3 Geldende Bestemmingen

Voorliggend bestemmingsplan betreft een actualisering van alle bestemmingsplannen binnen het plangebied Voorthuizen-Oost. Dit houdt in dat de volgende 39 bestemmingsplannen worden herzien.

Naam bestemmingsplan Datum vaststelling Datum goedkeuring
1. Apeldoornsestraat 02-07-1996 09-08-1996
2. Apeldoornsestraat 03-11-1992 14-01-1993
3. Apeldoornsestraat II 28-02-1998 18-08-1998
4. Apeldoornsestraat III 24-02-1998 09-04-1998
5. Apeldoornsestraat IV 30-03-2010
6. Bakkersweg 24-03-1981 09-11-1981
7. Bakkersweg 16-08-1977 14-06-1978
8. Bakkersweg 10-09-1991 30-10-1991
9. Bakkersweg IV 22-03-1988 19-05-1988
10. Bakkersweg V 25-02-1992 06-05-1992
11. Bakkersweg VI 26-04-1994 20-06-1994
12. Bakkersweg VII 27-01-1998 26-02-1998
13. Bakkersweg IX 31-10-2000 15-12-2000
14. Bakkersweg X 25-09-2001 15-11-2001
15. Blankensgoed 18-12-2007 10-06-2008
16. Buitengebied 2000 30-10-2001 11-6-2002
17. Buitengebied 1983 17-04-1984 16-6-1985
18. De Steenkamp 20-12-1983 16-07-1984
19. De Steenkamp II 25-06-1985 03-12-1985
20. De Steenkamp-III 22-03-1988 22-06-1988
21. De Steenkamp IV 21-02-1989 12-05-1989
22. De Steenkamp V 06-11-1990 01-02-1990
23. Effrinkstraat 12-12-1989 12-02-1990
24. Haarkampstraat 14-10-1980 22-06-1981
25. Haarkampstraat 19-08-1980 06-05-1981
26. Haarkampstraat III 06-10-1998 19-01-1999
27. Haarkampstraat IV 22-02-2000 20-04-2000
28. Haarkampstraat, Molenweg 08-10-1991 29-01-1992
29. Harremaatweg 14-08-1979 21-02-1980
30. Hoekstraat 14-10-1980 22-06-1981
31. Johannabos 07-10-1986 19-01-1987
32. Kromme Akker 23-01-2001 02-05-2001
33. Nieuwe Kampstraat 06-09-1983 19-03-1984
34. Molenweg 23-02-1988 29-02-1988
35. Molenweg 11-09-1990 04-01-1991
36. Molenweg II 28-05-1996 15-08-1996
37. Roelenengweg 18-11-1985 09-04-1986
38. Voorthuizen 02-05-1974 25-06-1975
39. Zuidrand 26-09-2006 27-02-2007

2.4 Ontstaansgeschiedenis

Voorthuizen ontwikkelde zich langs de Hessenweg tussen Amsterdam en Deventer (huidige Hoofdstraat/Apeldoornsestraat). Ter plaatse van de nederzetting kruiste de Hessenweg de Ganzebeek. Tevens vond bebouwing plaats langs de weg van Barneveld naar Putten, tegenwoordig Kerkstraat geheten. Met de bestrating van het wegdek van de oude Hessenweg aan het begin van de negentiende eeuw kreeg de ontwikkeling van Voorthuizen nieuwe impulsen.

Achter de lintbebouwing aan de Hoofdstraat/Apeldoornsestraat en de Kerkstraat zijn door de jaren heen clusters van vrijstaande woningen gebouwd. In de jaren '50-'60 zijn de eerste uitbreidingswijken van Voorthuizen gerealiseerd. Deze wijken liggen ten oosten van de kern, aan beide zijden van de Apeldoornsestraat. In het oosten van de kern ligt ook de eerste inbreidingslocatie. Deze is tevens in de jaren '50-'60 gebouwd. In de jaren '70-'80 zijn uitbreidingswijken en één inbreidingslocatie in het noordwesten en zuidwesten van Voorthuizen gerealiseerd. Vervolgens heeft uitbreiding plaats gevonden in de jaren '90-'00 in het oosten en ten zuiden van het centrum. Op dit moment wordt de uitbreidingswijk Blankensgoed aan de noordzijde van de kern gebouwd. De dynamische ontwikkeling van Voorthuizen heeft weinig monumentale gebouwen achtergelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1005-0004_0002.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1005-0004_0003.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1005-0004_0004.jpg"

2.5 Ruimtelijke Structuur

Voorthuizen is te typeren als een straatdorp: een langgerekte structuur, waarbij alle belangrijke voorzieningen zich aan of in de nabijheid van de doorgaande weg bevinden (Hoofdstraat/Apeldoornsestraat en de Kerkstraat).

Naast de twee doorgaande wegen zijn in de loop der jaren kleinere uitvalswegen ontstaan. Hierbij valt te denken aan de Molenweg, Bakkersweg en Noordersingel. Ook langs deze wegen zijn vrijstaande woningen gebouwd. De vrijstaande woningen in Voorthuizen hebben ruime voortuinen. Dit levert een groen straatbeeld op.

Het plangebied bevat de in- en uitbreidingswijken van Voorthuizen uit de jaren '50-'60. De andere twee uitbreidingswijken in het plangebied zijn recente uitbreidingswijken. De Kromme Akker ten zuiden van het centrum en Blankensgoed ten noorden van de kern. In het noordoosten van het plangebied liggen twee groengebieden, de sportvelden. In het zuiden ligt het Johannabos. Het overige deel van het plangebied bestaat uit (hoofdzakelijk vrijstaande) woningen, parkjes en waterpartijen. De woonwijken in het plangebied zijn sterk verwant aan wijken die door heel Nederland voorkomen. Ieder met de, voor die tijd, kenmerkende eigenschappen. Onderstaande afbeelding geeft de ruimtelijke structuur van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1005-0004_0005.png"

Figuur 2 Ruimtelijke structuur

Het oudste buurtje van Voorthuizen (inbreidingswijk) vormt een opzichzelfstaand geheel tussen de Jan de Jagerweg en de Kamphuisstraat. De aaneengebouwde woningen wijken af van de omringende woningen doordat ze in een strak patroon zijn geplaatst. Deze woningen zijn gebouwd onder afwijkende hoek van de straat en omringende bebouwing. De woningen hebben een voortuin, met veelal lage heggen als erfafscheiding.

De structuur van de eerste planmatig gebouwde uitbreidingswijken bestaan voornamelijk uit open bouwblokken met de woningen aan de straat en de achtertuinen met schuren naar binnen gekeerd. De woningen staan over het algemeen in een strakke rooilijn. In de wijk De Steenkamp zijn stroken van aaneengebouwde woningen in een zich herhalend patroon van stempels gegroepeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1005-0004_0006.jpg"

Figuur 3 Woonwijk de Steenkamp

De wijk de Kromme Akker heeft een kenmerkende vorm. Twee bogen die gevormd worden door een waterpartij. Deze wijk bestaat uit twee-onder-één-kap en rijwoningen. De wijk Blankensgoed is geheel in aanbouw. Deze wijk krijgt een afwisseling van vrijstaande woningen, twee-onder-één-kap woningen en rijwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1005-0004_0007.jpg"

Figuur 4 Kromme Akker

De bebouwing in het plangebied heeft veelal één à twee bouwlagen en is voorzien van een kap. Over het algemeen zijn de percelen ruim opgezet, met uitzondering van de wijk De Steenkamp. Globaal gezien worden de percelen ruimer naarmate zij dichter bij het buitengebied liggen.

De groenvoorzieningen bevinden zich voornamelijk aan de noord-, oost- en zuidzijde van het plangebied (en van de kern Voorthuizen). De voorzieningen behorende bij de sportvelden zijn in de tweede helft van de vorige eeuw gerealiseerd, gelijk met de hier gebouwde woonwijken. De bebouwing ligt enigszins verscholen ten opzichte van de weg, achter opgaande beplanting of op enige afstand achter parkeerplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1005-0004_0008.jpg"

Figuur 5 Sportvelden

Aan de oostzijde, ten noorden van de Kromme Akker, ligt het parkje Het Molenveen. In het zuiden van het plangebied ligt het Johannabos. Aan de rand van dit bos staan woningen op ruime kavels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1005-0004_0009.png"

Figuur 6 Park Molenveen

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

Het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost is een beheersgericht plan. De geldende bestemmingen worden voor het overgrote deel in dit bestemmingsplan overgenomen en vertaald conform de SVBP2008. In de voorbereiding van bestemmingsplan Voorthuizen-Oost is aan het licht gekomen dat in het plangebied op sommige plekken de feitelijke situatie (illegale bouw en/of gebruik) niet in overeenstemming is met de vigerende plannen. Ingeval geen concreet zicht op legalisatie bestaat (door middel van een afzonderlijke planologische procedure), is de geldende bestemming overgenomen.

Een drietal locaties is buiten het plangebied gelaten. Op deze locaties vinden ontwikkelingen plaats waarvoor een aparte planologische procedure wordt gevoerd of zal worden gevoerd. Deze procedures zijn nog niet afgerond waardoor de ontwikkeling nog niet meegenomen kan worden in het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost. Het gaat om onderstaande locaties:

  • Koninginnelaan 44;
  • Apeldoornsestraat 35;
  • De uitwerking van het bestemmingsplan Blankensgoed.

3.1 Functies

Voorthuizen kent een relatief uitgebreid voorzieningenapparaat, dat mede is ontstaan vanwege de talrijke recreatiebedrijven in de omgeving. Deze voorzieningen bevinden zich aan de westzijde van het plangebied, in het centrum van de kern Voorthuizen. De functies in het plangebied liggen verspreid ten opzichte van elkaar.

Het plangebied bestaat overwegend uit woonwijken met hier en daar een andere functie. De woningen met bijbehorende functies als tuin en verkeer worden als zodanig bestemd. Verspreid in de woonwijken ligt een aantal groenstroken/(speel)veldjes en waterpartijen. De gemeente is zuinig op het aanwezige groen en water in de woonwijken. Dit moet dan ook behouden blijven en worden daarom als zodanig bestemd. Hier mag niet gebouwd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1005-0004_0010.jpg"

Figuur 7 Speelveldje Marijkelaan

Het plangebied bevat vijf grotere groengebieden. Dit betreffen de volgende groengebieden:

  • een beekzone ten noorden van de woonwijk Blankensgoed;
  • de sportvelden in het noordelijke deel van het plangebied;
  • het park Molenveen ten noorden van de woonwijk Kromme Akker
  • het Johannabos in het zuidelijk deel van het plangebied;
  • agrarische gronden ten zuiden en oosten van het Johannabos.

De andere functies die verspreid in het plangebied liggen zijn maatschappelijke functies en bedrijvigheid. De maatschappelijke functies bestaan onder meer uit een school, een kerk en een gezinsvervangend tehuis. De bedrijvigheid bestaat uit detailhandel en dienstverlening, een tankstation zonder LPG of overige kleinschalige bedrijvigheid. Een opvallend bedrijf in de woonwijk is het kalvermelk en mengvoederbedrijf Brons aan de Molenweg 10. Dit is een familiebedrijf dat hier is ontstaan en door de jaren heen is uitgegroeid tot een groot bedrijf met een zware milieucategorie. De bestaande bouwmogelijkheden bij recht van het plan "Molenweg" zijn in dit plan overgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1005-0004_0011.jpg"

Figuur 8 Molenweg, Brons

Aan de Van den Berglaan is het perceel ten zuiden van nummer 79 bestemd als Agrarisch. Dit is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan 'Voorthuizen'. In het voorontwerpbestemmingsplan 'Kromme Akker' was het perceel aangewezen voor maatschappelijke voorzieningen. Omdat destijds echter onvoldoende duidelijkheid was ten aanzien van de invulling van het perceel is dit verder buiten het plangebied van 'Kromme Akker' gelaten.

De Woningstichting Barneveld heeft het plan om op dit perceel een gezondheidscentrum te realiseren. Wanneer er daadwerkelijk een plan in procedure wordt gebracht, wordt het perceel uit het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost gehaald.

3.2 Ontwikkelingen

Ondanks dat het plan beheersgericht is, worden kleinschalige ontwikkelingen wel toegestaan. Dit zijn kleine ontwikkelingen die geen (negatieve) invloed hebben op de omgeving. De ontwikkelingen die worden toegelaten zijn bijvoorbeeld het toestaan van andere bedrijvigheid op locaties waar al een bedrijf of maatschappelijke functie is gevestigd. Het andere bedrijf dat wordt toegestaan moet dezelfde, of een lagere milieucategorie hebben.

Andere ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden, zijn het wijzigen van het bestemmingsplan. Met een wijziging van het bestemmingsplan kan het mogelijk gemaakt worden om de bestemming Bedrijf te wijzigen in de bestemming Wonen en/of Tuin. In dit bestemmingsplan is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het omzetten van de bestemming Groen in de bestemming Tuin. Dit is bedoeld voor bewoners die een stuk groen van de gemeente kopen en deze bij de woning willen betrekken.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijk

Het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020 is vastgelegd in de Nota Ruimte. In deze nota geldt de periode 2020 tot 2030 als doorkijk naar de lange termijn. De nota stelt ruimte voor ontwikkeling met het motto 'decentraal wat kan en centraal wat moet'.

Het algemene doel van de nota is 'krachtige steden en een vitaal platteland bevorderen'. Andere doelen zijn:

  • verbetering van de leefbaarheid en de sociaaleconomische positie van steden;
  • verbetering van de bereikbaarheid;
  • een goede afstemming tussen infrastructuur en verstedelijking;
  • behoud en versterking van de variatie tussen stad en land;
  • borging van de milieukwaliteit en veiligheid voor de bevolking in relatie tot risicovolle activiteiten.

Revitalisering, herstructurering en transformatie van woon- en werkgebieden is derhalve cruciaal om de ruimtelijke doelen van deze nota te kunnen bereiken.

Voor zover schaal, gevaar of hinder van bedrijven en voorzieningen het toelaten verdient functiemenging voorrang. Juist woon- en werkgebieden bieden een aantrekkelijke omgeving met mogelijkheden om lopend of op de fiets tal van bestemmingen te bereiken. Daarnaast is het belangrijk dat provincies en gemeenten voldoende ruimte voor parken, groengebieden, sportterreinen en 'groene' en 'blauwe' recreatiemogelijkheden reserveren in en om de stad.

Het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit woongebieden met hier en daar een andere functie. Voorliggend plan betreft een beheersgericht plan. Nieuwe ontwikkelingen worden bijna niet toegestaan. De bestaande voorzieningen in het plangebied, zoals de sportvelden en begraafplaats blijven behouden.

4.2 Provincie

Het Streekplan Gelderland 2005 geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015. Het streekplan is erop gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.

In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen 'bestaand bebouwd gebied' en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied.

Voorliggend plan is voornamelijk beheersgericht. Waar mogelijk wordt een algemene bestemming op gebieden gelegd, waarbij meerdere functies mogelijk worden gemaakt. Waar functiemenging niet mogelijk is, wordt een eenzijdige bestemming toegekend. Op deze manier wordt aangesloten bij de doelen van de provincie.

4.3 Waterschap Vallei En Eem

Waterschap Vallei & Eem heeft in 2005 als zijn missie geformuleerd:

“Wij beschermen onze inwoners tegen overstromingen en ernstige wateroverlast. Wij zorgen voor schoon en levend water en een waterpeil dat aansluit bij het gebruik van de grond. Wij werken transparant, milieu- en kostenbewust en gericht op samenwerking.” Het hiervan afgeleide motto van het waterschap is: 'Helder in water'.

Het waterschap geeft zijn taken vorm in drie programma's:

  • Veilige dijken; bescherming tegen overstroming.
  • Voldoende en schoon water; waar het nodig is, is water van goede kwaliteit beschikbaar. Er wordt geen overlast van het water ondervonden.
  • Zuivering afvalwater; het waterschap zuivert gebruikt en verontreinigd water en hemelwater dat in rioleringen wordt verzameld. Dit gebeurt voordat het water op het oppervlaktewater wordt geloosd.

Bestemmingsplan Voorthuizen-Oost is niet gericht op verandering van de waterhuishoudkundige situatie. De doelen van het waterschap komen niet in het gedrang door dit bestemmingsplan.

4.4 Gemeente

Het gemeentelijk beleid voor ruimtelijke ontwikkeling is verwoord in de structuurvisie 2009. In deze visie staat dat de behoefte aan wonen, werken en voorzieningen in beginsel op kernniveau geaccommodeerd dient te worden. Kernoverstijgende ontwikkelingen of functies die ruimtelijk niet in kleine kernen passen worden primair in het bundelingsgebied -Harselaar-Voorthuizen ondergebracht. In de nota wordt gestreefd naar een verdere verbetering van de bereikbaarheid van en leefbaarheid en verkeersveiligheid in de gemeente.

Alvorens te besluiten tot een substantiële uitbreiding van een kern met woon- of bedrijfsbebouwing moeten de mogelijkheden tot inbreiding onderzocht worden. Het voorzien in voldoende groen en speelmogelijkheden is daarbij voorwaarde.

Met voorliggend plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Gezien het plangebied, kan geen ruimte worden geboden voor uitbreiding. De voorzieningen die in het plangebied aanwezig zijn, blijven gehandhaafd. Hiermee wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Archeologie

De Wet op de archeologische monumentenzorg vraagt van gemeenten in de voorbereidingsfase van nieuwe bestemmingsplannen of bij ontheffingen op bestaande plannen, de archeologische verwachtingswaarde in de bodem te (laten) onderzoeken.

Volgens de beleidsadvieskaart van de gemeente Barneveld wordt een deel van het gebied getypeerd als "historische kern: hoog". Het betreft het gebied rond de kruising Koninginnelaan - Bakkersweg. Het overige deel van het plangebied heeft een middelmatige tot hoge verwachtingswaarde. Voor enkele delen van het plangebied is al archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het betreft percelen in de wijken Kromme Akker en Blankensgoed en het perceel van de sporthal aan de Jan de Jagerweg 50.

In de regels wordt opgenomen dat bij bouwaanvragen in gebieden met archeologische verwachtingswaarden, een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Dit onderzoek moet uitwijzen of er daadwerkelijk archeologische waarden in de bodem zitten. Hiermee wordt voorkomen dat archeologische waarden worden vernietigd. Bij de historische kern is dit bij bouwaanvragen groter dan 30 m2 en bij gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde is dit bij bouwaanvragen groter dan 100 m2. Bij de percelen waarvoor al archeologisch onderzoek is uitgevoerd gelden deze regels niet.

5.2 Bodem

Bij een ontwikkeling in een gebied dient te worden beoordeeld of de uiteindelijke bodemkwaliteit binnen dit gebied uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aan zekere kwaliteitsnormen voldoet om te voorkomen dat op verontreinigde grond wordt gebouwd.

Voorliggend plan betreft voor een groot deel een beheersplan. Zoals in hoofdstuk drie is beschreven worden nieuwe ontwikkelingen nauwelijks toegelaten. De nieuwe ontwikkelingen die worden toegelaten zijn dermate kleinschalig, dat een bodemonderzoek daarvoor niet noodzakelijk is.

5.3 Cultuurhistorie

Het gebied heeft geen specifieke cultuurhistorische waarde. Er is geen sprake van een rijks- of gemeentelijk monument of van bijzondere landschappelijke elementen en structuren of bijzondere stedenbouwkundige structuren.

5.4 Ecologie

De belangrijkste wetten voor natuurbescherming in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Beide wetten zijn een Nederlandse vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De verplichtingen voor bescherming van natuurgebieden zijn overgenomen door de Natuurbeschermingswet 1998, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten en dieren.

5.4.1 Natuurbeschermingswet 1998

De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet de aanwijzing van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden.

Het plangebied Voorthuizen-Oost ligt niet in of nabij Natura 2000-gebieden.

5.4.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet beschermt plant- en diersoorten in de beschermde natuurgebieden én daarbuiten. In de praktijk komt het er op neer dat beschermde planten en dieren zoveel mogelijk met rust gelaten moeten worden.

Het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost is voornamelijk een beheersgericht bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet of nauwelijks toegestaan. Hierdoor is de verwachting dat de beschermde plant- en diersoorten niet worden aangetast.

5.5 Externe Veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze handelingen kunnen bestaan uit het behandelen, produceren, vervoeren of opslag van de gevaarlijke stoffen. De risico's die hieraan verbonden zijn moeten aanvaardbaar blijven. Met het oog daarop heeft de rijksoverheid risiconormen vastgesteld. Voor situaties waarbij het ontwikkelingsgebied binnen het invloedsgebied van risicobronnen ligt, moet het resultaat van een risicoanalyse getoetst worden aan de gestelde risiconormen.

Binnen het plangebied Voorthuizen-Oost is geen sprake van transport van gevaarlijke stoffen over het spoor. Er bevinden zich in het plangebied geen bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen.

De N344 van Amersfoort naar Apeldoorn is aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Transport van gevaarlijke stoffen over de weg is daarom in dit plangebied mogelijk. Uit de rapportage Inventarisatie van externe veiligheidsrisico's vervoer gevaarlijke stoffen van het Ministerie Verkeer en Waterstaat, blijkt dat geen PR 10-6 contour geldt voor de N344.

Uit de verkeerstellingen is gebleken dat in 2007 de volgende gevaarlijke stoffen over de N344 zijn vervoerd:

Aantal tankwagens

Stofcategorie Intensiteit
LF1 131
LF2 99
GF3 230

In RBMII versie 2 zijn de risico's voor de bestaande situatie berekend (zie bijlage 3). Hieruit volgt dat geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaarcontour.

Het groepsrisico is lager meer dan een factor 100 onder de oriënterende waarde. In het beleidsplan “Beleidsvisie externe veiligheid Gemeente Barneveld” is vastgelegd dat in de bebouwde kom de oriënterende waarde niet mag worden overschrijden. Hieraan wordt ruimschoots voldaan.

Hier is sprake van een actualisering van het bestemmingsplan waarbij een aantal functies anders worden gespecificeerd, maar in grote lijnen gelijk zijn aan het vigerend bestemmingsplan en de huidige situatie. Dit betekent dat realisatie van de actualisering niet leidt tot een toename van de personendichtheid.

5.6 Geluid

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moeten de bepalingen van de Wet geluidhinder in acht worden genomen. Wanneer in het bestemmingsplan gronden worden bestemd voor nieuwe woningbouw of andere geluidsgevoelige objecten, moet worden nagegaan of voor deze gronden een zogenaamde geluidszone van kracht is. Indien een geluidszone van kracht is, moet een akoestisch onderzoek uitwijzen of de voorkeursgrenswaarden worden overschreden.

Voorliggend plan is voornamelijk een beheersgericht plan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet of nauwelijks mogelijk gemaakt. Een akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

5.7 Geur

De Wet milieubeheer (Wm) bepaalt dat het oprichten of veranderen van bepaalde categorieën inrichtingen niet is toegestaan, behoudens vergunning. Het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geeft een limitatieve opsomming van die categorieën. Veehouderijen zijn opgenomen in bijlage 1, categorie 8.1, onder sub a van dat besluit.

Het bevoegd gezag betrekt bij de beslissing op de aanvraag om een milieuvergunning de gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken (artikel 8.8, eerste lid, onder sub b Wm). Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij in werking getreden. Deze wet geeft bindende aanwijzingen aan het bevoegd gezag met betrekking tot het verlenen van de milieuvergunning. Slechts in de gevallen waarin de wet dat bepaalt, kan een vergunning worden geweigerd vanwege de nadelige gevolgen van geuremissie vanuit de veehouderij. Daarmee bevat de Wet geurhinder en veehouderij een landsdekkend exclusief beoordelingskader dat, voor zover het de gevolgen van geuremissie vanuit dierenverblijven betreft, in de plaats treedt van de toetsing die anders bij vergunningverlening op grond van de Wm zou moeten worden uitgevoerd.

Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt de waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is de waarde een wettelijk vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Onder een 'geurgevoelig object' wordt verstaan: een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

De Wet geurhinder en veehouderij geeft gemeenten de mogelijkheid om gebiedsgericht beleid vast te stellen door middel van een geurverordening. De standaardnormen zoals opgenomen in de wet mogen binnen een bandbreedte naar boven en beneden worden bijgesteld. Op 7 oktober 2008 heeft de raad de Geurverordening vastgesteld. Deze verordening trad in werking op 18 oktober 2008. Buiten de gebieden die zijn genoemd in de Geurverordening gelden de standaardnormen uit de Wet geurhinder en veehouderij.

In de omgeving van het plangebied Voorthuizen-Oost zijn meerdere agrarische bedrijven gevestigd. De nabijheid van die agrarische bedrijven is echter irrelevant in zoverre dat bestemmingsplan Voorthuizen-Oost conserverend is en dus niet (rechtstreeks) mogelijk maakt dat nieuwe geurgevoelige objecten komen binnen geurcontouren. In het bestemmingsplan is wel de bevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen in 'Wonen-1' en/of 'Tuin'. Bij de toepassing van deze bevoegdheid moet worden voldaan aan de geldende milieukwaliteitseisen. Deze regel staat eraan in de weg dat nieuwe woningen komen binnen de geurcontour van nabijgelegen agrarische bedrijven.

5.8 Leidingen

Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen geen leidingen of beschermingszones van leidingen voor die in het kader van onderhavig bestemmingsplan bescherming behoeven. Eveneens zijn er geen straalpaden of laagvliegroutes die beperkingen stellen aan de bouwhoogten.

5.9 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moet worden. Om dit te toetsen zijn normen opgenomen voor onder andere stikstofdioxide en fijn stof. Dit zijn geen harde grenswaarden. De normen zijn bedoeld om mens en milieu te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost is in hoofdzaak een beheersgericht plan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet of nauwelijks mogelijk gemaakt. De ontwikkelingen die eventueel mogelijk gemaakt worden, zijn dermate kleinschalig dat ze vallen binnen de randvoorwaarden van het Besluit Niet in Betekenende Mate Bijdragen. De invloed van deze kleinschalige ontwikkelingen hoeven niet in beeld gebracht te worden.

5.10 Milieuzonering

De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) is een hulpmiddel voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden.

Het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

De Staat van Bedrijfsactiviteiten voor functiemenging geeft een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

5.11 Natuur En Landschap

Verspreid door het plangebied liggen groenstroken. Naast de openbare groenstroken hebben de meeste woningen in het plangebied een voortuin. De groenstroken en voortuinen zorgen voor een ruim, groen aanzicht van de woonstraten. De gemeente streeft naar behoud van deze groenelementen in de woonwijken. De openbare groenstroken zijn als zodanig bestemd. Ook de voortuinen krijgen een passende bestemming, zodat het niet mogelijk is om hier te bouwen.

5.12 Water

In de jaren negentig van de vorige eeuw heeft de rijksoverheid de Commissie Waterbeheer 21ste Eeuw in het leven geroepen om zich te buigen over het waterbeheer in Nederland. Om water als één van de principes voor de ruimtelijke ordening verder te ontwikkelen, heeft de commissie doelstellingen geformuleerd om water prominenter in beeld te krijgen. Eén van die doelstellingen is het uitvoeren van een 'watertoets' bij alle ruimtelijke plannen en besluiten. Hiertoe dient de initiatiefnemer van een plan de waterbeheerder vroegtijdig bij de planvorming te betrekken. Het betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is om te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten.

Met voorliggend plan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die invloed hebben op de waterhuishoudkundige situatie in het plangebied. De waterhuishoudkundige situatie in het plangebied zal dan ook niet verslechteren.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Juridische Aspecten

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan de toepassing van ontheffingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.

De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene ontheffing- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.

Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten. De bepalingen uit bijlage 12 van SVBP2008 zijn overgenomen in de standaardregels van gemeente Barneveld.

Bestemmingsregels

Bestemming 'Agrarisch'

Binnen deze bestemming zijn agrarische bedrijven toegestaan. De bestemming is opgesteld voor situaties binnen of aan de rand van de bebouwde kom.

Bestemming 'Bedrijf'

De bestemming 'Bedrijf' wordt gebruikt in gebieden met een variatie aan functies, bijvoorbeeld het centrum of een woongebied met bedrijven. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A en B. De vestiging van bedrijven met activiteiten uit categorie C is mogelijk na ontheffing van burgemeester en wethouders. Bij het bepalen van het bouwvlak is het geldende bestemmingsplan het uitgangspunt. Via ontheffing is een beperkte verruiming van de bouwmogelijkheden mogelijk, met het oog op de levensvatbaarheid van bedrijven.

In sommige gevallen zijn specifieke bedrijven met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. In dergelijke situaties is alleen het specifieke bedrijf toegestaan. Hiervoor is gekozen in situaties waarin andere (zwaardere) bedrijven op de locatie niet wenselijk zijn. Bijvoorbeeld bij nutsvoorzieningen en opslag. Daarnaast is een aanduiding op de verbeelding opgenomen voor bestaande zware bedrijven. Dergelijke zware bedrijven horen in beginsel thuis op een bedrijventerrein en niet in een gebied van functiemenging, laat staan in vrij homogene woonwijken. De regeling laat toe dat na het vertrek van zo'n zwaar bedrijf daarvoor bedrijven met activiteiten uit categorie A dan wel B in de plaats komen. Deze bedrijven zitten vaak al jaren op het perceel. Het is niet wenselijk dat hiervoor alsnog een ontheffing verleend moet worden.

In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn alleen bedrijven opgenomen. Andere functies zoals maatschappelijke voorzieningen en horeca komen niet voor. Deze functies zijn niet toegestaan binnen de bestemming 'Bedrijf'. Daardoor is het niet nodig deze in de Staat van Bedrijfsactiviteiten op te nemen.

In verband met de bereikbaarheid van objecten voor de hulpdiensten (met name de brandweer) is bepaald dat de onderlinge afstand van een bedrijfsgebouw tot een zijdelingse perceelsgrens en tussen bedrijfsgebouwen onderling niet minder dan 5 meter mag bedragen (Notitie Proacties Gemeentebrandweer Barneveld).

De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven. Bij 'Bedrijf' is een ontheffing opgenomen voor een hoogte van 4 meter.

Wanneer de aanduiding 'geluidsscherm' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor geluidsscherm. De maximale bouwhoogte van het geluidsscherm staat op de verbeelding.

Bestemming 'Bos'

Gronden waarop de bestemming 'Bos' rust, zijn alleen bestemd voor bos en groenvoorzieningen. De bebouwingsmogelijkheden binnen deze bestemming zijn minimaal.

Bestemming 'Centrum'

Binnen de bestemming 'Centrum' zijn meerdere functies toegestaan, waaronder woningen, detailhandel, horecavoorzieningen en dienstverlenende bedrijven.

De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter.

Bestemming 'Detailhandel'

Binnen de bestemming 'Detailhandel' zijn gebouwen ten behoeve van detailhandel toegestaan. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan.

Bestemming 'Groen'

Het structureel groen krijgt de bestemming 'Groen'. Onder structureel groen worden wijkparken, grotere groenelementen op buurt- of blokniveau, groen om wegen en waterlopen en wadi's verstaan. Binnen deze bestemming zijn ook speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en paden toegestaan. De bestemming 'Groen' wordt alleen toegepast op openbare gronden, niet op particuliere terreinen.

Er is een ontheffingsbevoegdheid opgenomen om in- en uitritten te kunnen aanleggen.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Groen' in 'Tuin' te wijzigen. Deze wijzigingsbevoegdheid kan toegepast worden wanneer de gemeente grond verkoopt aan particulieren ter uitbreiding van tuinen.

Bestemming Kantoor

Wanneer een gebouw overwegend bedoeld is voor kantoor, en niet voor baliefunctie, dan wordt de bestemming 'Kantoor' toegekend. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter.

Bestemming 'Maatschappelijk'

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Door middel van een aanduiding op de verbeelding wordt een specifieke maatschappelijke voorziening aangegeven, zoals begraafplaats, kinderopvang of religie. In principe wordt zo min mogelijk gebruik gemaakt van aanduidingen om het bestemmingsplan zo flexibel mogelijk te maken. Wanneer echter een andere maatschappelijke voorziening niet wenselijk is, door de ligging of omvang van het perceel, dan wordt wel een aanduiding toegepast. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan.

Bestemming 'Sport'

Binnen de bestemming 'Sport' zijn sportterreinen en gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden toegestaan. Een ontheffing is mogelijk voor een tribune. Door deze bouwmogelijkheid te koppelen aan een ontheffing, kan het bestuursorgaan de locatie bepalen.

Bestemming 'Tuin'

De bestemming 'Tuin' is gelegen bij andere bestemmingen zoals 'Wonen-1' en 'Bedrijf'. De bestemming wordt alleen toegepast op terreinen van particulier eigendom. Dit deel van het perceel mag beperkt bebouwd worden.

De bedrijvenbestemming wordt toegepast bij bedrijven in een woonomgeving. Omdat de woonfunctie dominant is, dienen andere functies hierbij aan te sluiten. Bij bedrijven is, net als bij woningen, sprake van een tuinbestemming tussen het bedrijf en de weg.

In een tuinbestemming mag verharding worden gerealiseerd. Het is ook mogelijk om binnen een tuinbestemming te parkeren.

De grens tussen de bestemming 'Wonen-1' en de bestemming 'Tuin' verspringt. Zo is gewaarborgd dat hoofdgebouwen hun prominente positie behouden. Dit is wenselijk vanuit stedenbouwkundig oogpunt. Bebouwing buiten het bouwvlak is ondergeschikt. Buiten het bouwvlak is tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn geen bebouwing toegestaan.

Wanneer de aanduiding 'geluidsscherm' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor geluidsscherm. De maximale bouwhoogte van het geluidsscherm staat op de verbeelding.

Wanneer de aanduiding 'groen' is aangegeven, is de grond alleen bestemd voor groen. Bouwwerken en verharding is niet toegestaan.

Bestemming 'Verkeer'

De bestemming 'Verkeer' wordt opgenomen voor wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden. Daarnaast zijn parkeer-, groen- en speelvoorzieningen mogelijk. Evenals waterhuishoudkundige doeleinden en bermen.

Wanneer de aanduiding 'pad' is aangegeven, is de grond alleen voor pad bestemd. Hiermee wordt voorkomen dat auto's gebruik kunnen maken van het pad. In de nu geldende bestemmingsplannen worden paden vaak aangeduid. Bij de actualiseringsplannen proberen we minder gedetailleerd te bestemmen. Het is vaak niet nodig om paden aan te duiden. De toegankelijkheid van auto's kan middels verkeersvoorzieningen worden geregeld.

Wanneer de aanduiding 'geluidsscherm' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor geluidsscherm. De maximale bouwhoogte van het geluidsscherm staat op de verbeelding.

Wanneer de aanduiding 'spoorweg' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor spoorweg. Hiermee wordt bereikt dat het overige verkeer gebruik kan blijven maken van de gronden, maar dat een spoorweg ook is bestemd.

Bestemming 'Water'

Alleen wanneer het water een belangrijk element vormt in zijn omgeving dan wel van groot belang is voor de waterhuishouding, wordt de bestemming 'Water' toegekend. In de andere gevallen valt water onder de bestemming 'Groen'.

Bestemming 'Wonen-1'

De bestemming 'Wonen-1' wordt opgenomen voor het woonperceel (met eventuele uitbreidingsmogelijkheden van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen). Het gedeelte van het perceel tussen de woning en de weg krijgt de bestemming 'Tuin'.

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, overkappingen en overige bijgebouwen is een regeling opgenomen waarbij de omvang van het bouwwerk is gekoppeld aan de omvang van het perceel.

Omdat aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten zowel in de woning als in de aan- en uitbouwen onder voorwaarden zijn toegestaan, is gekozen voor een algemene gebruiksbepaling in een apart artikel.

Bij hoekwoningen worden beide gevels die naar de weg zijn gekeerd aangemerkt als voorgevels.

Bestemming 'Wonen-2'

De bestemming 'Wonen-2' wordt opgenomen wanneer sprake is van gestapelde woningen.

Bestemming 'Wonen-3'

De bestemming 'Wonen-3' wordt opgenomen voor autoboxen.

Dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 1' en 'Waarde – archeologie 2'

In gebieden met een (middel-)hoge verwachtingswaarde of in historische kernen wordt de dubbelbestemming Waarde – archeologie toegepast. 'Waarde – archeologie 1' wordt toegepast in historische kernen. 'Waarde- archeologie 2' wordt toegepast in gebieden met een (middel) hoge verwachtingswaarde.

Dubbelbestemming 'Waarde – Landschap'

Voor te handhaven bijzondere bomen en houtsingels is een dubbelbestemming 'Waarde – Landschap' opgenomen. Aan deze dubbelbestemming is een aanlegvergunning gekoppeld, zodat de bomen niet zonder een dergelijke vergunning kunnen worden gekapt, gerooid of verplaatst. Ook zijn werkzaamheden en werken in de bodem niet toegestaan zonder aanlegvergunning.

Algemene regels

Anti-dubbeltelbepaling

Het doel van de anti-dubbeltelbepaling is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene aanduidingsregels

De aanduidingen bevatten specificaties van de (dubbel-)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. De bouwaanduiding antennemast is mogelijk. Nieuwvestiging van antennemasten binnen de bebouwde kom is in principe niet toegestaan. Bij andere bestemmingen zoals bedrijventerreinen, sportparken, grote parkeerplaatsen, benzinestations, nutsvoorzieningen en/of langs grootschalige infrastructuur is dit wel mogelijk. In de regels is een aanduiding opgenomen die bij de betreffende bestemmingen kan worden toegevoegd.

Algemene ontheffingsregels

Er is een algemene ontheffingsregel opgenomen wanneer dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze ontheffingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.

Algemene procedureregels

Voor het verlenen van een ontheffing, het wijzigen van het plan en het stellen van een nadere eis zijn procedureregels aangegeven. In afwijking van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ligt het voornemen om ontheffing te verlenen met bijbehorende stukken twee weken ter inzage.

Algemene wijzigingsregels

In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

Overgangs- en slotregels

Overgangsregels

Onderscheid is gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. De overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken gelden vanaf terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik vanaf het van kracht worden (inwerkingtreding) van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht. Vooraf dient een afweging te worden gemaakt tussen legaliseren (positief bestemmen) dan wel handhaving van illegale situaties.

De overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik zijn overgenomen uit artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Slotregel

Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het voorliggende bestemmingsplan.

6.2 Handhaving

De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:

  • de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving;
  • handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren;
  • niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.

Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (o.a. in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, verlening van vrijstellingen en de bouw-, aanleg- en sloopvergunningen worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.

In 2007 heeft de gemeente de Nota handhaving ruimtelijke en bouwregelgeving gemeente Barneveld opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de achtergronden die geleid hebben tot de totstandkoming van de nota. Ook geeft het voor overtredingen op het gebied van bestemmingsplan- en bouwregelgeving aan hoe met geconstateerde overtredingen om te gaan en welke prioriteitsstelling daarbij te hanteren (repressieve handhaving).

Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.

Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:

  • de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels;
  • het ontheffingenbeleid.

In onderhavig bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.

Verder zijn aan de in het plan opgenomen ontheffingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Dit plan heeft in de eerste plaats tot doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente.

Nieuwe ontwikkelingen

In het plan wordt een aantal kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van het verlenen van ontheffing of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in alle gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.

Mochten er andere kosten zijn die op grond van artikel 6.13 Wro dienen te worden verhaald dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de ontheffing of wijziging nadat een exploitatieovereenkomst is gesloten.

Planschade

De enige kosten die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. Door de gekozen uitgangspunten worden de financiële consequenties in de vorm van planschade echter zo veel mogelijk beperkt. Bijvoorbeeld doordat geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen worden. Daardoor worden eventuele financiële consequenties als gevolg van nieuwe ontwikkelingen buiten het bestemmingsplan al afgewogen en uitvoerbaar bevonden.

Geen exploitatieplan

Gezien het voorgaande is een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zullen die uitsluitend onder wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of er een kostenverhaalsovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.

Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak

8.1 Voorontwerp

Het voorontwerpbestemmingsplan werd op 13 november 2009 twee weken ter inzage gelegd voor de inspraak. Gedurende deze twee weken had een ieder de gelegenheid een inspraakreactie over dit plan naar voren te brengen. In het kader van het bestuurlijk vooroverleg is het plan ook voorgelegd aan onder andere de provincie Gelderland, het waterschap Vallei en Eem en de VROM-inspecteur. Ook zij hadden de gelegenheid een reactie naar voren te brengen. Na de terinzagelegging voor de inspraak werd het ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Het ontwerpbestemmingsplan wordt zes weken ter inzage gelegd in het kader van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.

8.2 Inspraak En Bestuurlijk Overleg Bestemmingsplan Jan De Jagerweg En Omgeving

Het voorontwerpbestemmingsplan Jan de Jagerweg en omgeving heeft van 4 mei 2007 tot en met 14 juni 2007 ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn inspraakreacties ingediend. De bestemmingsplanprocedure is stopgezet in verband met ontwikkelingen omtrent het digitaliseringproces van het bestemmingsplan. De inspraakreacties zijn op dat moment dan ook niet beoordeeld. De indieners van de inspraakreacties zijn hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. Daarnaast is aangegeven dat het bestemmingsplan Jan de Jagerweg en omgeving wordt opgenomen in het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost. De ingediende inspraakreacties worden meegenomen in dit nieuwe bestemmingsplan. Deze notitie, waarvan de tekst hieronder integraal is opgenomen, heeft niet de formele status van verslag van inspraak. De notitie is niet vastgesteld door het bevoegde bestuursorgaan.

Daarnaast is het bestemmingsplan aan instanties voorgelegd in het kader van artikel 10 Bro-overleg.

Inspraak

In totaal zijn zeven reacties op het voorontwerp ingekomen. Hierna volgen de samenvattingen en de beoordelingen van de zeven reacties. De persoonsgegevens zijn weggelaten in verband met de Wet bescherming persoonsgegevens.

  1. 1. Samenvatting

In het voorontwerp heeft het perceel Harremaatweg 2 een woonbestemming, terwijl in het geldende bestemmingsplan de bestemming “Verzorgende bedrijven” van toepassing is.

Beoordeling

In het geldende bestemmingsplan Voorthuizen heeft het perceel de bestemming “Verzorgende bedrijven”. Bij conserverende bestemmingsplannen wordt over het algemeen de bestaande bestemming overgenomen. In dit geval betekent dit dat een woonbestemming niet de juiste bestemming is. Het plangebied Jan de Jagerweg en omgeving wordt opgenomen in het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost.

In het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost zal de bestemming “Bedrijf” opgenomen worden. Bij het opstellen van het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost hebben wij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP) in acht genomen. Dit is een nieuwe landelijke norm die onderdeel uitmaakt van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening. De bestemming “Verzorgende bedrijven” komt niet voor in de hoofdgroepen van bestemmingen uit de SVBP. Om die reden is aan de gronden die werden aangemerkt als verzorgende bedrijven een nieuwe bestemming toebedacht (veelal “Bedrijf”), waarbij de geldende bouw- en gebruiksmogelijkheden zoveel mogelijk zijn aangehouden.

In het voorontwerp Voorthuizen-Oost wordt de bestemming “Bedrijf” toegepast, in plaats van “Verzorgende bedrijven”.

  1. 2. Samenvatting

Op de plankaart zijn de speelveldjes in het verlengde van De Steenkamp 126 en 109 en op de hoek van Jan de Jagerweg 49 niet weergegeven. Inspreekster vraagt of dit bij het definitieve plan wordt weergegeven.

Beoordeling

In het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost vallen de speelveldjes onder de bestemmingen “Groen” en “Verkeer”. Binnen deze bestemmingen zijn speelveldjes toegestaan. Hiervoor is geen nadere aanduiding nodig.

Deze reactie leidt niet tot wijziging van het voorontwerp Voorthuizen-Oost.

  1. 3. Samenvatting

De begrenzing van het bestemmingsplan Jan de Jagerweg en omgeving is niet logisch, aangezien bestemmingsplannen eens in de tien jaar moeten worden herzien. Inspreker stelt een plangebied voor van de bebouwde kom tussen de Bakkersweg en de Apeldoornsestraat. Bij een dergelijk plan kan gekeken worden naar de verkeerssituatie op de Molenweg, met name op het punt van verkeersveiligheid. Er wordt te hard gereden op de Molenweg, een gedeelte met een verlaagd voetpad wordt gerekend ten behoeve van parkeren en rijden, er wordt geparkeerd op openbare wegen en voetpaden en er wordt gemanoeuvreerd op de voorrangsweg. Daarnaast kan in een groter bestemmingsplan de vestiging van twee bedrijven worden geregeld. Het bedrijf op het perceel Molenweg 12 is in deze tijd niet meer te handhaven. Het bedrijf overtreedt alle milieubepalingen.

Het perceel Molenweg 95/Harremaatweg 2 heeft in het voorontwerpbestemmingsplan een woonbestemming gekregen, terwijl dit in het geldende bestemmingsplan een bedrijvenbestemming heeft. Hierdoor wordt inspreker ernstig gedupeerd in zijn bedrijfsuitoefening.

Beoordeling

Het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost omvat een groter gebied dan het bestemmingsplan Jan de Jagerweg en omgeving. Het bestemmingsplan is echter geen instrument om bijvoorbeeld de verkeerssnelheid te regelen. Het bestemmingsplan regelt bouw- en gebruiksmogelijkheden van gronden. Dus wel dat gronden als weg gebruikt worden, maar niet hoe hard op die weg gereden mag worden of welke kleur en materiaal het wegdek heeft.

De veevoederfabriek aan de Molenweg 12 van Brons past binnen het geldende bestemmingsplan Molenweg. De aanwezigheid van het bedrijf moet als een gegeven worden beschouwd. Bij het afgeven van milieuvergunningen wordt gekeken naar eventuele milieuhygiënische bezwaren.

In het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestemming in het geldende bestemmingsplan.

Deze reactie leidt niet tot wijziging van het voorontwerp Voorthuizen-Oost.

Voor de beantwoording van de inspraakreactie met betrekking tot de woonbestemming/bedrijvenbestemming volstaan wij met de verwijzing naar de beoordeling van de inspraakreactie onder punt 1.


4a. Samenvatting

In het voorontwerpbestemmingsplan wordt het perceel Molenweg 75 aangeduid als “Bedrijf” (categorie 3). Dit is naar mening van inspreker correct. Onder paragraaf 4.7 van de toelichting is aangegeven dat het bedrijf feitelijk niet de geluidsuitstraling heeft waar de hindercirkel van een bedrijf van categorie 3 op gebaseerd is. Het bedrijf kan beschouwd worden als een bedrijf van categorie 2. Het bedrijf dient als bedrijf van categorie 3 bestemd worden.

In de bouwvoorschriften is opgenomen dat langs één van de zijdelingse perceelsgrenzen en langs de perceelsgrens die van de weg is afgekeerd een aangesloten stuk grond van tenminste vijf meter onbebouwd dient te blijven. Dit bouwvoorschrift geeft een grote beperking voor de ruimtelijke indeling van de inrichting bij eventuele nieuwbouw.

Aan bedrijven worden geen uitbreidingsmogelijkheden toegekend. Inspreker verzoekt een uitbreidingsmogelijkheid toe te kennen van 400 m2 voor de komende 10 jaar.

Beoordeling

In het geldende bestemmingsplan Voorthuizen heeft het perceel de bestemming “Verzorgende bedrijven”. In de voorschriften van het bestemmingsplan staat dat hieronder wordt verstaan nijverheids-, handels- (niet zijnde detailhandels-) en dienstverlenende bedrijven van overwegend plaatselijk verzorgende aard.

In het voorontwerpbestemmingsplan Jan de Jagerweg en omgeving heeft het perceel de bestemming “Bedrijf”, met de aanduiding bedrijfscategorie III. In de toelichting is aangegeven dat het bedrijf beschouwd kan worden als een bedrijf met bedrijfscategorie II. De voorschriften zijn echter bindend. Het bedrijf wordt planologisch niet beperkt.

Omdat het voorontwerpbestemmingsplan Jan de Jagerweg en omgeving geen status heeft gekregen, kijken we bij het bepalen van de juiste bestemming naar het geldende bestemmingsplan Voorthuizen. De mogelijkheden die in dit bestemmingsplan worden geboden, worden vertaald naar een nieuwe bestemmingsregeling.

In het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost zal de bestemming “Bedrijf” opgenomen worden. Bij het opstellen van het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost hebben wij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP) in acht genomen. Dit is een nieuwe landelijke norm die onderdeel uitmaakt van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening. De bestemming “Verzorgende bedrijven” komt niet voor in de hoofdgroepen van bestemmingen uit de SVBP. Om die reden is aan de gronden die werden aangemerkt als verzorgende bedrijven een nieuwe bestemming toebedacht (veelal “Bedrijf”), waarbij de geldende bouw- en gebruiksmogelijkheden zoveel mogelijk zijn aangehouden.

De bestemming “Bedrijf” wordt gebruikt in gebieden met een variatie aan functies, bijvoorbeeld het centrum of een woongebied met bedrijven. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A en B. C is via ontheffing mogelijk. Een glasbewerkingsbedrijf valt onder categorie B.

Het voorschrift dat 5 meter onbebouwd moet blijven is afkomstig van de brandweer. De bereikbaarheid van objecten voor de brandweer is van groot belang. Bij een brand is het van groot belang dat de brandweer veilig om het object heen kan komen om te blussen. Dit met name om overslag op belendende percelen te voorkomen. In het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost is de regeling enigszins aangepast. De afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens, tussen bedrijfsgebouwen en tot een weg mag niet minder dan 5 meter bedragen. Daarnaast is de opslag van goederen niet toegestaan op deze onbebouwde gronden.

Een uitbreiding van het bedrijf is niet mogelijk. Het bedrijf ligt in een woongebied. Uitbreiding van de bedrijfsfunctie, betekent vergroting van hinder voor omliggende woningen.

In het voorontwerp Voorthuizen-Oost wordt de bestemming “Bedrijf” toegepast, in plaats van “Verzorgende bedrijven”.

4b. Samenvatting

In het voorontwerpbestemmingsplan wordt het perceel Molenweg 79 aangeduid als “Bedrijf” (categorie 3). Dit is naar mening van inspreker correct. Onder paragraaf 4.7 van de toelichting is aangegeven dat het bedrijf feitelijk niet de geluidsuitstraling heeft waar de hindercirkel van bedrijven van categorie 3 op gebaseerd is. Het bedrijf kan beschouwd worden als een bedrijf van categorie 2. Het bedrijf dient als bedrijf van categorie 3 bestemd worden.

In het voorontwerpbestemmingsplan is een goothoogte van 4 meter opgenomen. Inspreker verzoekt een goothoogte van 6,5 meter op te nemen. Bij de huidige bebouwing zijn de goten al op deze hoogte aanwezig.

In de bouwvoorschriften is opgenomen dat langs één van de zijdelingse perceelsgrenzen en langs de perceelsgrens die van de weg is afgekeerd een aangesloten stuk grond van tenminste vijf meter onbebouwd dient te blijven. Dit bouwvoorschrift geeft een grote beperking voor de ruimtelijke indeling van de inrichting bij eventuele nieuwbouw.

Aan bedrijven worden geen uitbreidingsmogelijkheden toegekend. Inspreker verzoekt een uitbreidingsmogelijkheid toe te kennen van 400 m2 voor de komende 10 jaar.

Beoordeling

Voor de beantwoording van de inspraak met betrekking tot bedrijfscategorie volstaan wij met de verwijzing naar de beoordeling van de inspraakreactie onder punt 4a. Aanvullend kan worden gesteld dat het bedrijf, houtbewerking met spuiterij, valt onder categorie B.

In het geldende bestemmingsplan Voorthuizen is een goothoogte van 6,5 meter toegestaan. Deze goothoogte wordt overgenomen in het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost.

Voor de beantwoording van de inspraakreactie met betrekking tot de bebouwingsvrije zone en de uitbreidingsmogelijkheid van het bedrijf volstaan wij met de verwijzing naar de beoordeling van de inspraakreactie onder punt 4a.

4c. Samenvatting

In het voorontwerpbestemmingsplan wordt het perceel Molenweg 101aangeduid als “Bedrijf” (categorie 3). Dit is naar mening van inspreker correct. Onder paragraaf 4.7 van de toelichting is aangegeven dat het bedrijf feitelijk niet de geluidsuitstraling heeft waar de hindercirkel van bedrijven van categorie 3 op gebaseerd is. Het bedrijf kan beschouwd worden als een bedrijf van categorie 2. Het bedrijf dient als bedrijf van categorie 3 bestemd worden.

Niet alle gebouwen staan in het bouwblok van de bestemming. Inspreker verzoekt het bouwblok aan te passen.

In de bouwvoorschriften is opgenomen dat langs één van de zijdelingse perceelsgrenzen en langs de perceelsgrens die van de weg is afgekeerd een aangesloten stuk grond van tenminste vijf meter onbebouwd dient te blijven. Dit bouwvoorschrift geeft een grote beperking voor de ruimtelijke indeling van de inrichting bij eventuele nieuwbouw. Aan één van de zijden van het perceel ligt een weiland. Het opnemen van deze bepaling dient in deze situatie geen enkel doel.

Aan bedrijven worden geen uitbreidingsmogelijkheden toegekend. Inspreker verzoekt een uitbreidingsmogelijkheid toe te kennen van 200 m2 voor de komende 10 jaar.

Beoordeling

Voor de beantwoording van de inspraakreactie met betrekking tot bedrijfscategorie volstaan wij met de verwijzing naar de beoordeling van de inspraakreactie onder punt 4a. Aanvullend kan worden gesteld dat het bouwbedrijf valt onder categorie B.

Voor de bebouwing die buiten het bouwvlak is gesitueerd is geen bouwvergunning verleend. Het bouwvlak wordt niet aangepast.

Voor de beantwoording van de inspraakreactie met betrekking tot de bebouwingsvrije zone en de uitbreidingsmogelijkheid van het bedrijf volstaan wij met de verwijzing naar de beoordeling van de inspraakreactie onder punt 4a. Aanvullend kan gemeld worden dat de aanwezigheid van het naastgelegen weiland geen reden is om de bebouwingsvrije zone op te heffen. De aanwezigheid garandeert niet de bereikbaarheid voor de brandweer.

4d. Samenvatting

In het voorontwerpbestemmingsplan wordt het perceel Haarkampstraat 10 aangeduid als “Bedrijf”. Aangegeven wordt dat een combinatie van een herstelinrichting en een verkoopbedrijf landbouwvoertuigen gezien mag worden als een bedrijf van categorie 2. Dit is naar de mening van inspreker onjuist. Bij bepalen van de categorie dient niet alleen de vergunde situatie leidend te zijn, maar ook de feitelijke situatie. Inspreker is van mening dat de inrichting hoort te vallen onder SBI 014 of SBI 281, wat betekent dat het een bedrijf van categorie 3 is.

Onder paragraaf 4.7 van de toelichting is aangegeven dat het bedrijf feitelijk niet de geluidsuitstraling heeft waar de hindercirkel van bedrijven van categorie 3 op gebaseerd is. Het bedrijf kan beschouwd worden als een bedrijf van categorie 2. Het bedrijf dient als bedrijf van categorie 3 bestemd worden.

Niet alle gebouwen staan in het bouwblok van de bestemming. Inspreker verzoekt het bouwblok aan te passen. Daarnaast is een maximale bouwhoogte van 4 meter toegestaan, terwijl de aanwezige bebouwing hier niet aan voldoet. Inspreker verzoekt de goothoogte vast te stellen op maximaal 4 meter en de bouwhoogte op maximaal 8 meter.

In de bouwvoorschriften is opgenomen dat langs één van de zijdelingse perceelsgrenzen en langs de perceelsgrens die van de weg is afgekeerd een aangesloten stuk grond van tenminste vijf meter onbebouwd dient te blijven. Dit bouwvoorschrift geeft een grote beperking voor de ruimtelijke indeling van de inrichting bij eventuele nieuwbouw.

Aan bedrijven worden geen uitbreidingsmogelijkheden toegekend. Inspreker verzoekt aan haar een uitbreidingsmogelijkheid toe te kennen van 750 m2 voor de komende 10 jaar.

Beoordeling

Voor de beantwoording van de inspraakreactie met betrekking tot bedrijfscategorie volstaan wij met de verwijzing naar de beoordeling van de inspraakreactie onder punt 4a. Aanvullend kan worden gesteld dat het bedrijf valt onder categorie B. Ook een bedrijf als bedoeld met SBI 014 of SBI 281 valt onder categorie B.

Voor de bebouwing die buiten het bouwvlak is gesitueerd is geen bouwvergunning verleend. Het bouwvlak wordt niet aangepast.

In het geldende bestemmingsplan Partiële herziening (Haarkampstraat) van het bestemmingsplan Voorthuizen is de nokhoogte 8 meter. In het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost zal de goothoogte 4 meter en de bouwhoogte 8 meter bedragen.

Voor de beantwoording van de inspraakreactie met betrekking tot de bebouwingsvrije zone en de uitbreidingsmogelijkheid van het bedrijf volstaan wij met de verwijzing naar de beoordeling van de inspraakreactie onder punt 4a.

Conclusie

In het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost zullen de volgende zaken worden overgenomen:

In de regels wordt de bestemming "Verzorgende bedrijven" gewijzigd in "Bedrijf". Op de plankaart wordt de bestemming "Verzorgende bedrijven" gewijzigd in "Bedrijf". De goothoogte van het perceel Molenweg 79 wordt gewijzigd in 6, 5 meter en de goothoogte van het perceel Haarkampstraat 10 wordt gewijzigd in 8 meter.

Artikel 10 Bro 1985-overleg

In totaal zijn 3 artikel 10 Bro 1985-overlegreacties ingekomen.

  1. 1. Provincie Gelderland, dienst Ruimte, Economie en Welzijn, afdeling Ruimtelijke Ordening, onderafdeling Ruimtelijk Beleid Veluwe en Oost-Gelderland, mr. J.B.J. Bekhuis, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem
  2. 2. Waterschap Vallei en Eem, de heer P. van Eck, Postbus 330, 3830 AJ Leusden
  3. 3. Waterschap Veluwe, P.J.M. Duteweert, Postbus 4142 7320 AC Apeldoorn

1. Samenvatting

Met betrekking tot de sporthal vragen de diensten zich af of de bestemming 'Maatschappelijk', met de aanduiding “Onderwijs” juist is. De diensten vragen zich ook af of het verstandig en noodzakelijk is om een bebouwingspercentage van 100% aan te houden.

Met betrekking tot het bouwvlak van het bedrijf voor landbouwwerktuigen merken de diensten op dat zij de indruk hebben dat de aanwezige bebouwing hoger is dan de op de plankaart toegestane bouwhoogte. Tevens wordt in het bouwvlak aangegeven dat één bedrijfswoning is toegestaan. De diensten vragen aan te geven of er reeds een bedrijfswoning is en deze dan ook apart te bestemmen.

De diensten adviseren om in het hoofdstuk Juridische aspecten (hoofdstuk 5) ook een paragraaf Maatschappelijk op te nemen in verband met onder andere de sporthal.

Beoordeling

In het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost valt de sporthal binnen de bestemming “Sport”. Het bebouwingspercentage blijft 100 %. Een lager bebouwingspercentage is niet nodig, omdat het bouwvlak niet veel groter is dan het gebouw.

Voor de beantwoording van de artikel 10 Bro-reactie met betrekking tot de hoogte van het bedrijf op het perceel Haarkampstraat 10 volstaan wij met de verwijzing naar de beoordeling van de inspraakreactie onder punt 4d.

In het geldende bestemmingsplan is geen bedrijfswoning op het perceel toegestaan. Er zal dus geen aanduiding voor bedrijfswoning worden opgenomen.

In de toelichting wordt in het hoofdstuk juridische aspecten alle bestemmingen nader omschreven.

2. Samenvatting

Het voorontwerp geeft geen aanleiding voor het maken van opmerkingen.

Beoordeling

De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.

3. Samenvatting

Het plangebied ligt niet in het beheergebied van Waterschap Veluwe. Hierdoor is het voorontwerp niet verder in behandeling genomen.

Beoordeling

De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.

Conclusie

In het bestemmingsplan Voorthuizen-Oost zullen de volgende zaken worden overgenomen:

Op de plankaart valt de sporthal binnen de bestemming “Sport”. De bedrijfswoning op het perceel Haarkampstraat 10 wordt aangeduid.

In de toelichting worden in het hoofdstuk Juridische aspecten alle toegepaste bestemmingen omschreven.

8.3 Ontwerp-bestemmingsplan

Na de terinzagelegging voor de inspraak werd het ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Het ontwerpbestemmingsplan werd zes weken ter inzage gelegd in het kader van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.

De raad stelt dit bestemmingsplan gewijzigd vast. De wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn opgenomen in de bijgevoegde Staat van wijzigingen (bijlage 5).

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging

Bijlage 1 Nota Inspraak

Bijlage 1 Nota Inspraak

Bijlage 2 Nota Vooroverleg

Bijlage 2 Nota Vooroverleg

Bijlage 3 Rapportage Externe Veiligheid

Bijlage 3 Rapportage externe veiligheid

Bijlage 4 Ontwerp-raadsbesluit

Bijlage 4 Ontwerp-raadsbesluit

Bijlage 5 Raadsbesluit

Bijlage 5 Raadsbesluit

Bijlage 6 Memo Molenweg 10/12

Bijlage 6 Memo Molenweg 10/12

Bijlage 7 Staat Van Wijzigingen

Bijlage 7 Staat van wijzigingen

Bijlage 8 Nota Zienswijzen

Bijlage 8 Nota Zienswijzen