KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Centrum
Artikel 6 Detailhandel
Artikel 7 Dienstverlening
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Tuin
Artikel 12 Verkeer
Artikel 13 Water
Artikel 14 Wonen - 1
Artikel 15 Wonen - 2
Artikel 16 Wonen - 3
Artikel 17 Waarde - Archeologie 1
Artikel 18 Waarde - Landschap
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 22 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
Artikel 24 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Gemeente Barneveld
2.2 Begrenzing Plangebied
2.3 Geldende Bestemmingsplannen
2.4 Ontstaansgeschiedenis
2.5 Ruimtelijke Structuur
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Functies
3.2 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijk
4.2 Provincie
4.3 Waterschap Vallei En Eem
4.4 Gemeente
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Archeologie
5.2 Bodem
5.3 Cultuurhistorie
5.4 Ecologie
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Geluid
5.7 Geur
5.8 Leidingen
5.9 Luchtkwaliteit
5.10 Milieuzonering
5.11 Natuur En Landschap
5.12 Water
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Juridische Aspecten
6.2 Handhaving
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Grondexploitatie
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
8.2 Inspraak
8.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 1 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 2 Ontwerp-raadsbesluit
Bijlage 3 Nota Zienswijzen
Bijlage 4 Staat Van Wijzigingen

Voorthuizen-West

Bestemmingsplan - gemeente Barneveld

Onherroepelijk op 21-06-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet bestaande uit ambachtelijke en/of detailhandelsactiviteiten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.2 Aanbouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van een broederij, een glastuinbouwbedrijf, een kwekerij, een pelsdierenfokkerij, een paardenhouderij, een proefbedrijf, een wormen- en madenkwekerij en/of een viskwekerij;

1.6 Ambachtelijk bedrijf

een bedrijf waar overwegend door middel van handwerk producten worden vervaardigd, bewerkt, onderhouden of hersteld;

1.7 Archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.8 Autobox

een gebouw bestemd voor de stalling van auto's, andere vervoermiddelen en caravans;

1.9 Avondhorecabedrijf

horecabedrijvigheid, waaronder geen restaurants en hotels zijn begrepen, welke naar aard en openingstijden zich in hoofdzaak richt op het in avond- en nachtelijke uren uitgaande publiek, zoals cafés, bars, discotheken, dancings en/of koffiehuizen of combinaties hiervan dan wel variaties op deze bedrijfsvoering;

1.10 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 Bebouwingspercentage

het in procenten uitgedrukte deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak dan wel bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.12 Bedrijf

onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.13 Bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 Bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.15 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0203.1007-0004 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.17 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 Bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.19 Bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.20 Bijgebouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan de bij omschrijving van de hoofdbestemming opgesomde functies, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte;

1.21 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.24 Bouwmarkt

een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig artikelen in de bouwbranche ter verkoop worden aangeboden. Tot bouwmaterialen worden onder meer gerekend: bouwstoffen zoals cement, hout en bouwstenen, wand- en vloertegels, ijzerwaren, elektrisch installatiemateriaal alsmede sanitair-, badkamer- en keukeninrichtingsmaterialen, en doe-het-zelfproducten;

1.25 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 Bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.27 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 Cultuur en ontspanning

voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning, waaronder: podiumkunsten / theater, bioscopen, musea, expositieruimten, galeries, toeristische attracties, bowling- en poolcentra, muziek- en dansscholen, creativiteitscentra, casino's en zalencentra;

1.30 Dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.31 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.32 Detailhandel volumineus

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een grote oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;

1.33 Dienstverlening

het verlenen van economische diensten aan derden;

1.34 Erf

bij de bestemming behorende gronden waarvan het gebruik ten dienste van deze bestemming is;

1.35 Gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 Gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.37 Geluidsgevoelige functies

bewoning of ander geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.38 Geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.39 Gymzaal

vertrek voor sportles op school;

1.40 Hogere waarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit Geluidhinder;

1.41 Hoofdgebouw

een (deel van een) gebouw, dat vanwege zijn indeling en uiterlijke verschijningsvorm, gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel of bouwvlak moet worden aangemerkt en waartoe eventuele uitbouwen, aanbouwen en bijgebouwen niet worden gerekend;

1.42 Horeca

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfuncties;

1.43 Hulpdiensten

Brandweer, politie en ambulance;

1.44 Kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.45 Kantoor- en/of praktijkruimte

een niet voor bewoning bestemd gedeelte van een woning of gebouw bij een woning, dat uitsluitend dient voor de uitoefening van beroepsactiviteiten van de bewoner van de woning op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied;

1.46 Kwetsbaar object

woningen, gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals kantoren, hotels en restaurants, winkels, kampeer- en andere recreatieterreinen en objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.47 Landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.48 Maaiveld

gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein dat een gebouw of bouwwerk omgeeft;

1.49 Maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.50 Muziekkoepel

overdekt podium voor openbare muziekuitvoeringen;

1.51 Nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d, van de Wet ruimtelijke ordening;

1.52 Natuur(wetenschappe)lijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.53 Omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.54 Ondergronds bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die onder het maaiveld is gelegen;

1.55 Onderhoudsgebouw

een gebouw ten behoeve van het onderhoud van een landgoed, zoals een gebouw voor de stalling van materieel, een houtloods of een berging;

1.56 Overkapping

een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, bestaande uit tenminste een dak en maximaal één wand;

1.57 Particulier opdrachtgeverschap

situatie dat de burger of een groep van burgers – in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst – tenminste de economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning;

1.58 Peil

het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein;

1.59 Plan

het bestemmingsplan 'Voorthuizen-West' van de gemeente Barneveld;

1.60 Productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.61 Recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.62 SBI-Code

Standaard Bedrijf Indelingscode van het Centraal Bureau voor Statistiek;

1.63 Seksinrichting

een terrein, gebouw, vaar- of voertuig waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.64 Sociale huurwoning

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.65 Sociale koopwoning

koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.66 Staat van Bedrijfsactiviteiten

als bijlage(n) bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst(en) van bedrijven en instellingen;

1.67 Straalpad

vrije ruimte die nodig is voor ongehinderde ontvangst van (radio-)signaal;

1.68 Uitbouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.69 Uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.70 Uitwerking

een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.71 Verbeelding

De bij het bestemmingsplan behorende kaart (analoog of digitaal) waarop onder meer de begrenzing van het plan, de in het bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, aanduidingen en topografische en kadastrale gegevens zijn weergegeven.

1.72 Vloeroppervlak

grootte van de oppervlakte van een bouwlaag;

1.73 Volkstuin

een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;

1.74 Voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw;

1.75 Voorgevelrooilijn

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de (bestaande) bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

1.76 Voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.77 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566) houdende vaststelling van nieuwe planregels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.78 Wgh-inrichting

een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 1.1 derde lid van de Wet Milieubeheer en artikel 1 van de Wet geluidhinder en genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

1.79 Wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening;

1.80 Woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.81 Zorgwoning

een woning die speciaal bedoeld en geschikt is voor mensen met een zorgvraag;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 De hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.7 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;

2.8 De oppervlakte van een ondergronds bouwwerk

onder de begane grondvloer, tussen de harten van de ondergrondse buitenste muren;

2.9 De oppervlakte van een overkapping

de loodrechte projectie van de overkapping op het maaiveld;

2.10 Het vloeroppervlak

boven de vloeren, tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren.

2.11 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders weergegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  2. b. hobbymatig agrarisch gebruik in de vorm van het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. openbare nutsvoorzieningen;
  2. d. recreatief medegebruik;
  3. e. infrastructurele voorzieningen;
  4. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbij behorende:

  1. h. gebouwen;
  2. i. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken;
  3. j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

  1. 1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. de verkeersveiligheid; en
    2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 22.1 van toepassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.1 ten behoeve van het bouwen van maximaal 100 m2 aan kassen.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de categorieën A en B, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is ook het specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan;
    Aanduiding Bedrijf SBI-code (2008) Maximale milieucategorie
    (sb-4) specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf 41 / 42 / 43 3.2
    (sb-15) specifieke vorm van bedrijf - autowasserij 45205 2
    (sb-3) specifieke vorm van bedrijf - betonmortelcentrale 2363 4.2
    (sb-7) specifieke vorm van bedrijf - fabriek voor eiersorteer- en verpakkingsmachines 27 / 28 / 33 / 2561 / 3311 4.1
    (sb-8) specifieke vorm van bedrijf - fabriek voor kunststof fietsonderdelen 222 / 255 / 331 4.1
    (sb-1) specifieke vorm van bedrijf - groothandel in aardappelen en zaden 466 / 469 2
    (sb-11) specifieke vorm van bedrijf - groothandel in melk en zuivelproducten 4632 / 4633 3.1
    (sb-9) specifieke vorm van bedrijf - hondenfokbedrijf 0149 3.1
    (sb-2) specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf 255 / 331 3.2
    (sb-18) specifieke vorm van bedrijf - natuursteenbewerkingsbedrijf 237 3.1
    (sb-16) specifieke vorm van bedrijf - opslag veevoederbenodigheden 4621 3.1
    (sb-12) specifieke vorm van bedrijf - productie van prefab beton 2369 4.2
    (sb-5) specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf 494 3.2
    (sb-10) specifieke vorm van bedrijf - veevoederfabriek 1091 4.1
    (sb-6) specifieke vorm van bedrijf - Wgh-inrichting
    (vm) verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg 473 2
    (sb-21) specifieke vorm van bedrijf - wasserij 96011 3.1
  2. b. bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de categorieën A en B, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen het specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan;
    Aanduiding Bedrijf
    (ga) garage
    (hv) hovenier
    (nb) nutsbedrijf
    (nv) nutsvoorziening
    (op) opslag
    (sb-14) specifieke vorm van bedrijf - taxibedrijf
    (wt) windturbine
    (zo) zend-/ontvangstinstallatie
  3. c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, textiel, schoeisel en lederwaren, en huishoudelijke artikelen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. parkeervoorzieningen;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. wegen, straten en paden;

met daarbij behorende:

  1. g. gebouwen;
  2. h. tuinen, erven en terreinen;
  3. i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
  4. j. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' ook voor een geluidsscherm;
  5. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast' voor een reclamemast;
  6. l. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de goede milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 22.1 van toepassing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
    2. b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m;
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.4 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 4 m;
  4. 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.1, sub e, f en/of g mits de bereikbaarheid van de bebouwing voor hulpdiensten voldoende is gewaarborgd.
  5. 5. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.5 Specifieke gebruiksregels

De opslag van goederen is niet toegestaan op gronden die onbebouwd dienen te blijven volgens artikel 4.2.1, sub e, f en g.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën A en B, mits het geen Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen betreft.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1, ten behoeve van de vestiging van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie C dan wel daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven, mits:
    1. a. de gevolgen voor omliggende woningen niet onevenredig ongunstiger zijn dan de invloed van in artikel 4.1, sub a bedoelde bedrijven; en
    2. b. het functioneren van één of meer bedrijven, die reeds in de omgeving daarvan aanwezig zijn, niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed.
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1, sub b voor het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een ander bedrijf dan volgens de aanduiding op de verbeelding is toegestaan, mits dat bedrijf is genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de categorieën A en B.
  4. 4. Het afwijken van de gebruiksregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen de bij het plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigen, dit met inachtneming dat een wijziging betrekking kan hebben op het toevoegen van soorten bedrijven, het afvoeren van soorten bedrijven en het wijzigen van de categorie-indeling van soorten bedrijven.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming Bedrijf wordt gewijzigd in de bestemmingen Wonen - 1 en Tuin. Met inachtneming van de volgende regels:
    1. a. niet meer dan 1 woning per 300 m2 van het bestemmingsvlak 'Bedrijf';
    2. b. de woningen dienen georiënteerd te zijn op de weg;
    3. c. de voorgevel van de woning dient te staan in de voorgevelrooilijn van aansluitende bebouwing;
    4. d. de minimale perceelsbreedte per woning 14 m en de minimale diepte 23 m bedraagt;
    5. e. de omvang en de goot- en bouwhoogte dient aan te sluiten bij de omvang en goot- en bouwhoogten in de directe omgeving van het perceel;
    6. f. na wijziging is het bepaalde in artikel 14 Wonen - 1 en artikel 11 Tuin overeenkomstige toepassing;
    7. g. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
    8. h. aangetoond dient te worden dat de woningen passen binnen de gemeentelijke woningbouwprogrammering;
    9. i. voldaan wordt aan alle geldende milieukwaliteitseisen, zo:
      • moet de kwaliteit van de bodem geschikt zijn voor de beoogde functie; en
      • mag de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
      • moet worden voldaan aan de normen uit de Wet geurhinder en veehouderij;
    10. j. gegarandeerd is dat de door de gemeente gemaakte grondexploitatiekosten op de particuliere grondeigenaren binnen het te exploiteren gebied verhaald worden;
    11. k. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de woonsituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. detailhandel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' en alleen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' tevens voor detailhandel volumineus;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende detailhandelsvoorziening toegestaan;
    aanduiding Detailhandel
    (su) supermarkt
    (tc) tuincentrum
  4. d. horeca (niet zijnde avondhorecabedrijven), uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten';
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - avondhorecabedrijf' tevens voor avondhorecabedrijf;
  6. f. dienstverlening, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening uitgesloten';
  7. g. ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is tevens het specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan;
    Aanduiding Bedrijf SBI-code (2008) Maximale
    milieucategorie
    (ga) garage 451 2
    (sb-22) specifieke vorm van bedrijf - carrosseriebedrijf 2562 3.1
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - politie' tevens voor politie;
  9. i. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. j. wegen en paden;
  2. k. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. l. gebouwen;
  2. m. tuinen, erven en terreinen;
  3. n. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. een goede woonsituatie;
    3. c. de verkeersveiligheid;
    4. d. de sociale veiligheid; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 22.1 van toepassing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
    2. b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
  3. 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.5 Specifieke gebruiksregels

  1. 1. Woningen zijn niet toegestaan op de begane grond aan de zijde van de voorgevel(s) van het gebouw, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  2. 2. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is geen detailhandel toegestaan;
  3. 3. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' is geen horeca toegestaan;
  4. 4. Ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening uitgesloten' is geen dienstverlening toegestaan;
  5. 5. Voor zover detailhandel dan wel horeca niet expliciet zijn uitgesloten, zijn deze functies alleen toegestaan op de begane grond, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - detailhandel en horeca', want daar zijn deze functies tevens op de verdieping toegestaan.

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel en alleen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' tevens voor detailhandel volumineus;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende voorziening toegestaan;
aanduiding Detailhandel
(su) supermarkt
(tc) tuincentrum

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. dienstverlening;
  2. d. wegen en paden;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. g. gebouwen;
  2. h. tuinen, erven en terreinen;
  3. i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken;
  4. j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid; en
    4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 22.1 van toepassing.

6.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
    2. b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2.3 en toestaan dat de totale oppervlakte van bijgebouwen die horen bij de bedrijfswoning wordt vergroot tot 60 m², mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m;
  4. 4. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Het is niet toegestaan een bedrijfswoning die onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw te situeren op de begane grond aan de zijde van de voorgevel(s).

Artikel 7 Dienstverlening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlening;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - verkeersveiligheidscentrum' alleen voor gebouwen ten behoeve van het verkeersveiligheidscentrum;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. f. gebouwen;
  2. g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
  3. h. tuinen, erven en terreinen;
  4. i. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid; en
    3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 22.1 van toepassing.

7.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
    2. b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.2.3 en toestaan dat de totale oppervlakte van bijgebouwen die horen bij de bedrijfswoning wordt vergroot tot 60 m², mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
  4. 4. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Het is niet toegestaan een bedrijfswoning die onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw te situeren op de begane grond aan de zijde van de voorgevel(s).

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. paden;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. waterlopen, waterpartijen en waterberging;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. verhardingen;
  2. g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' ook voor een geluidsscherm;
  2. i. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

  1. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. 2. De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 3 m bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' want daar geldt de maximale bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
  3. 3. De bouwhoogte van een geluidsscherm mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is weergegeven;
  4. 4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, behoudens palen en masten waarvoor een maximale bouwhoogte van 9 m geldt.

8.3 Afwijken van de gebruiksregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.1 ten behoeve van het aanleggen van in- en uitritten om aangrenzende gebouwen en terreinen te kunnen bereiken en verlaten. De breedte van een in- en uitrit mag niet meer dan 4 m bedragen.
  2. 2. Het afwijken kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid; en
    3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Tuin'.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecavoorzieningen, met uitzondering van avondhorecabedrijven;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - avondhorecabedrijf' tevens voor avondhorecabedrijf;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. f. gebouwen;
  2. g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
  3. h. tuinen, erven en terreinen;
  4. i. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid; en
    4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 22.1 van toepassing.

9.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
    2. b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.3 en toestaan dat de totale oppervlakte van bijgebouwen die horen bij de bedrijfswoning wordt vergroot tot 60 m², mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
  4. 4. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Voor zover de gronden, als bedoeld in artikel '9.1', niet zijn bebouwd mogen daarop uitsluitend tuinen en erven worden aangelegd en mogen deze gronden uitsluitend als tuinen en erven worden gebruikt.

  1. 5. Het is niet toegestaan een bedrijfswoning die onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw te situeren op de begane grond aan de zijde van de voorgevel(s).

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel '9.1' ten behoeve van het gebruik van avondhorecabedrijven, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de sociale veiligheid; en
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende maatschappelijke voorziening toegestaan;
aanduiding Maatschappelijke voorzieningen
(bp) begraafplaats
(bi) bibliotheek
(brk) brandweerkazerne
(sm-1) specifieke vorm van maatschappelijk - dorps- buurt- en clubhuis
(gz) gezondheidszorg
(sm-2) specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang
(sm-4) specifieke vorm van maatschappelijk - gymzaal
(mz) militaire zaken
(od) openbare dienstverlening
(on) onderwijs
(sm-3) specifieke vorm van maatschappelijk - politie
(re) religie
(zoi) zorginstelling

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. speelvoorzieningen;
  5. f. water;

met de daarbij behorende:

  1. g. gebouwen;
  2. h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
  3. i. tuinen, erven en terreinen;
  4. j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid; en
    4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 22.1 van toepassing.

10.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 10.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
    2. b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 10.2.1 voor verhoging van gedeelten van het hoofdgebouw, die om technische redenen boven het dakvlak moeten uitsteken, mits:
    1. a. het bewuste gedeelte niet meer dan 3 m hoger is dan de op de verbeelding weergegeven bouwhoogte; en
    2. b. de te verhogen gedeelten maximaal 10% van de oppervlakte van de het hoofdgebouw beslaan.
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 10.2.3 voor vergroting van de totale oppervlakte tot 60 m², mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.
  4. 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 10.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
  5. 5. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 10.1 voor het (be)bouwen en gebruiken van gronden en bouwwerken voor een andere maatschappelijke voorziening, als genoemd in de tabel onder artikel 10.1, mits vanuit ruimtelijk en milieutechnisch oogpunt aanvaardbaar.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 10.1, voor ondergeschikte detailhandel en horeca die is gerelateerd aan de maatschappelijke voorziening die is aangeduid op de verbeelding, mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 11 Tuin

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. verharding, waaronder in- en uitrit;

met de daarbij behorende:

  1. c. bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' ook voor een geluidsscherm;
  3. e. ter plaatse van de aanduiding 'groen' alleen voor groen;
  4. f. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' alleen voor waterberging;
  5. g. uitbouwen van een hoofdgebouw dat op aangrenzende gronden is gelegen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. een goede woonsituatie
    3. c. de verkeersveiligheid; en
    4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 22.1 van toepassing.

11.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 11.2.2 voor het (deels) bouwen van een overkapping van maximaal 18 m2 mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 11.2 ten behoeve van het bouwen van kleine bouwwerken, zoals een prieel, plantenkas, hondenkennel, volière of houtberging met in acht name van de volgende bepalingen:
    1. a. de gezamenlijke oppervlakte van kleine bouwwerken op gronden van één bouwperceel mag niet meer dan 10 m² bedragen;
    2. b. de goothoogte van gebouwen en de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen.
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 11.2, ten behoeve van het bouwen van trappenhuizen, liftschachten en portieken bij gestapelde woningen, als bedoeld in artikel 15.1, met in acht name van de volgende bepalingen:
    1. a. de goothoogte van een trappenhuis en van een liftschacht mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de gestapelde woningen waaraan zij worden gebouwd, vermeerderd met 3 m;
    2. b. de goothoogte van een portiek mag niet meer dan 3 m bedragen.
  4. 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 11.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
  5. 5. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.5 Specifieke gebruiksregels

  1. 1. Ter plaatse van de aanduiding 'groen' is geen verharding toegestaan.
  2. 2. Ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' is geen verharding toegestaan.

Artikel 12 Verkeer

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  4. d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  5. e. bermen;

met de daarbij behorende:

  1. f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' ook voor een geluidsscherm;
  2. g. ter plaatse van de aanduiding 'pad' alleen voor pad;
  3. h. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' ook voor spoorweg;
  4. i. gebouwen ten behoeve van de spoorweg, ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg';
  5. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen.

12.2 Bouwregels

  1. 1. Ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' mag een gebouw uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  2. 2. Het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven.
  3. 3. De goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven.
  4. 4. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  5. 5. Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
    1. a. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 4 m bedragen;
    2. b. de bouwhoogte van palen, masten en verwijsborden mag niet meer dan 9 m bedragen;
    3. c. de bouwhoogte van een geluidsscherm mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is weergegeven;
    4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen.

12.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. de verkeersveiligheid;
    2. b. de sociale veiligheid; en
    3. c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 22.1 van toepassing.

12.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 12.2 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken tot een bouwhoogte van 10 m;
  2. 2. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid.

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in de bestemming 'Tuin'.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'groen', ook voor groen;

met de daarbij behorende:

  1. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

13.2 Bouwregels

  1. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. 2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

Artikel 14 Wonen - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woning (niet zijnde gestapelde woningen);
  2. b. aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' alleen voor standplaats(en) van woonwagen(s) met één berging en één gebouw voor sanitaire voorziening per standplaats;
  2. d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor kantoor;
  3. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - kantoor- en/of praktijkruimte' tevens voor kantoor- en/of praktijkruimte;
  4. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang' tevens voor kinderopvang;

met de daarbij behorende:

  1. g. gebouwen;
  2. h. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  3. i. tuinen en erven;
  4. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. een goede woonsituatie;
    3. c. de verkeersveiligheid;
    4. d. de sociale veiligheid; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 22.1 van toepassing.

14.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 14.2.1 ten behoeve van het situeren van de voorgevel van een woning tot ten hoogste 5 m uit de bedoelde grens van een bouwvlak.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 14.2.1 en toestaan dat de goothoogte van een woning, zoals weergegeven op de verbeelding, word(en) vergroot met maximaal 3 m.
  3. 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 14.2.2 en toestaan dat de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen en overige bijgebouwen maximaal 30% bedraagt.
  4. 4. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. b. de verkeersveiligheid;
    3. c. de sociale veiligheid;
    4. d. de milieusituatie; en
    5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.5 Specifieke gebruiksregels

  1. 1. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van één of meer aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden;
    1. a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
    2. b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    3. c. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
    4. d. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
  2. 2. De maximale oppervlakte van de kantoor- en/of praktijkruimte per woning bedraagt 100 m2 ter plaatse van de aanduiding 'kantoor- en/of praktijkruimte'.

14.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de verbeelding weergegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de verbeelding nieuwe bouwvlakken worden weergegeven, mits:

  1. 1. de geluidbelasting door het verkeer op geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  2. 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
      2. b. de woonsituatie;
      3. c. de verkeersveiligheid; en
      4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 15 Wonen - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gestapelde woningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens voor dienstverlening op de begane grond;
  2. c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens voor maatschappelijke voorzieningen op de begane grond;
  3. d. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum' tevens voor een sportcentrum op de begane grond;
  4. e. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' alleen voor zorgwoning(-en);

met de daarbij behorende:

  1. f. gebouwen met bijbehorende trappenhuizen, liftschachten en portieken
  2. g. bijgebouwen;
  3. h. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' voor onderdoorgang ten behoeve van verkeer;
  4. i. tuinen en erven;
  5. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Wonen - 3

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. autoboxen

met de daarbij behorende:

  1. b. tuinen, erven en terreinen.

16.2 Bouwregels

  1. 1. Op of in deze gronden mogen uitsluitend autoboxen worden gebouwd.
  2. 2. Voor het bouwen van bebouwing als bedoeld in het eerste lid gelden de volgende bepalingen:
    1. a. de bebouwing mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
    3. c. de oppervlakte van een autobox mag niet meer dan 25 m2 bedragen.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), primair bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

17.2 Bouwregels

  1. 1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 10.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt.
  2. 2. Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat op deze gronden, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen en in het eerste lid is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd:
    1. a. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van Waarde - Archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde' meer dan 1.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
    2. b. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van Waarde - Archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde' meer dan 250 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
    3. c. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van Waarde - Archeologie 1 - historische kern' meer dan 100 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
    4. d. voor zover de ondergrondse bouwdiepte bij 'specifieke vorm van Waarde - Archeologie 1 - vastgestelde archeologische waarde' meer dan 0,3 m bedraagt.
  3. 3. In afwijking van artikel 17.1 en 17.2 mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien:
    1. a. Een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    2. b. Indien uit het in het eerste lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het afwijken van de bouwregels zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken op voorwaarde dat:
      • technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; en/of
      • opgravingen worden verricht; en/of
      • een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - archeologie 1' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van 10.000 m2:
    1. a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
    2. b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
    3. c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
  2. 2. Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zoals genoemd in artikel 17.3, lid 1, sub a, b en c:
    1. a. bij 'specifieke vorm van Waarde - Archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde' over een oppervlakte van meer dan 1.000 m2;
    2. b. bij 'specifieke vorm van Waarde - Archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde' over een oppervlakte van meer dan 250 m2;
    3. c. bij 'specifieke vorm van Waarde - Archeologie 1 - historische kern' over een oppervlakte van meer dan 100 m2;
    4. d. bij 'specifieke vorm van Waarde - Archeologie 1 - vastgestelde archeologische waarde'.
  3. 3. Het in artikel 17.3, eerste lid, sub a, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. a. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    3. c. de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.

17.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigingen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of de aanwijzing als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988 is ingetrokken.

Artikel 18 Waarde - Landschap

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), primair bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van monumentale bomen dan wel houtsingels.

18.2 Bouwregels

  1. 1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  3. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat alleen zitbanken mogen worden opgericht.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

  1. 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Landschap' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    1. a. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
    2. b. het aanleggen van verhardingen;
    3. c. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
    4. d. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m ten opzichte van het maaiveld;
    5. e. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    6. f. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
  2. 2. Het in artikel 18.3, eerste lid, sub a, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. a. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan:
    1. a. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of de richting van wegen, parkeerstroken, paden, bermen en sloten en ligging van bebouwingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein, die bij de uitmeting blijkt, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is weergegeven niet meer dan 10 m zijn;
    2. b. ten behoeve van het bouwen in afwijking van de bepalingen ten aanzien van de afmetingen van de bebouwing, waaronder begrepen bebouwingspercentages, mits de afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de bij recht in het plan weergegeven maten.
  2. 2. Het afwijken van de bouwregels, als bedoeld in het eerste lid, kan niet indien enig aangrenzend terrein of enige aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de afwijking van de bouwregels kan worden voorkomen.

Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels

21.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover dringende redenen die na het vaststellen van het plan tot hun kennis zijn gekomen hiertoe aanleiding geven en voor zover het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het gebied dat in het plan is begrepen niet wordt geschaad:

  1. 1. een bestemmingsgrens tussen twee bestemmingsvlakken zodanig wijzigen, dat het kleinste bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot;
  2. 2. een bebouwingsgrens zodanig wijzigen, dat het bebouwingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.

Artikel 22 Algemene Procedureregels

22.1 Procedure bij het stellen van nadere eisen

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. 2. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. De kennisgeving geschiedt tevens langs elektronische weg.
  3. 3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder 1 genoemde termijn;
  4. 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

23.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Voorthuizen-West' van de gemeente Barneveld.

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Barneveld

d.d. tot vaststelling.

Mij bekend,

de griffier.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend bestemmingsplan omvat het westelijke deel van de kern Voorthuizen. Met dit bestemmingsplan wordt een heel aantal bestemmingsplannen herzien. Voorliggend bestemmingsplan is voor een groot deel beheersgericht. Dat wil zeggen dat de in het geldende bestemmingsplan toegekende bestemmingen waar dit mogelijk en wenselijk is, worden overgenomen. Dit houdt echter niet in dat de bestaande ruimtelijke situatie voor het plangebied van dit bestemmingsplan voor de komende tien jaar wordt bevroren.

1.1 Aanleiding

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Deze wet verplicht gemeenten (net als de voorgaande wet) om een bestemmingsplan binnen tien jaar te herzien. In de nieuwe wet is daarnaast de verplichting opgenomen om een bestemmingsplan digitaal beschikbaar te stellen.

In de gemeente Barneveld gelden veel bestemmingsplannen die verschillen van systematiek en opzet. Het merendeel van deze bestemmingsplannen is ouder dan tien jaar. Daarnaast zijn in de loop van de jaren ook veel projecten gerealiseerd op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud).

Om te kunnen voldoen aan de bepalingen van de wet, actualiseert de gemeente de bestemmingsplannen. Met deze actualisering worden alle oude bestemmingsplannen herzien. De gemeente ziet de actualisering als een geschikte gelegenheid om de verschillende ontwikkelingen waarvoor planologische procedures zijn gevolgd te verwerken in de bestemmingsplannen. Met de actualisering wordt tevens een grote uniformiteit tussen de plannen onderling aangebracht en wordt voldaan aan de digitaliseringsplicht (artikel 1.2.1 lid 1 sub b van het Besluit ruimtelijke ordening).

Met de actualisering wordt het totaal aantal bestemmingsplannen in de gemeente teruggebracht. Het terugbrengen van het aantal bestemmingsplannen vindt onder andere plaats door bundeling van ruimtelijk-functioneel gelijke gebieden. In het kader van de actualisatie wordt nu het voorliggende bestemmingsplan Voorthuizen-West opgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Gemeente Barneveld

De gemeente Barneveld maakt, samen met de andere gemeenten uit de Gelderse Vallei, deel uit van de schil van de oprukkende Randstad. Aan de oostzijde van de gemeente ligt een deel van het grondgebied in het Veluwemassief.

De gemeente wordt doorkruist door twee autosnelwegen, de rijksweg A1 in oostwestelijke richting en de rijksweg A30 in noordzuidelijke richting. In de nabijheid van het knooppunt van deze twee wegen ligt het gebied Barneveld-Harselaar-Voorthuizen. Veruit de meeste mensen van de gemeente Barneveld wonen en werken in dit gebied. Harselaar kan worden gezien als het bedrijventerrein van de gemeente. Barneveld en Voorthuizen zijn de grootste kernen van de gemeente.

2.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied beslaat het westelijke deel van de kern Voorthuizen. Het plangebied wordt aan de noord-, west- en zuidzijde begrensd door landelijk gebied, met uitzondering van percelen ten noorden van de Hoofdstraat tot aan de Buurtweg. De oostzijde wordt begrensd door het centrum van Voorthuizen en de wijk Kromme Akker. Deze grens bestaat uit de Rubensstraat, Rembrandtstraat, Beatrixlaan en Van den Berglaan. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1007-0004_0001.png"

Afbeelding 1 Plangebied

2.3 Geldende Bestemmingsplannen

Voorliggend bestemmingsplan betreft een actualisering van alle bestemmingsplannen binnen het plangebied Voorthuizen-West. Dit houdt in dat de volgende 54 bestemmingsplannen worden herzien.

Bestemmingsplan Vastgesteld Goedgekeurd
Beatrixlaan 23-04-2002 30-10-2002
Beethovenlaan-3 11-10-1983 19-03-1984
Buitengebied (1971) 17-02-1981 07-06-1982
Buitengebied 2000 30-10-2001 11-06-2002
De Maat 14-05-1985 24-04-1986
De Maat V 25-04-1995 02-08-1995
De Ruijterlaan-II 01-09-1987 21-10-1987
De Ruijterlaan-III 16-03-1993 11-05-1993
Ganzenbeekstraat 31-05-1983 22-11-1983
Ged. herz. Baron van Nagellstraat 11-09-1979 27-02-1980
Ged. herz. De Maat-III (globaal plan) 21-02-1989 12-05-1989
Ged. herz. De Ruijterlaan 14-10-1980 23-06-1981
Ged. herz. Evertsenlaan (103.20.12) 26-04-1977 04-01-1978
Ged. herz. Evertsenlaan (103.20.25) 22-04-1980 27-01-1981
Ged. herz. Evertsenlaan (103.20.42) 23-11-1981 02-06-1982
Ged. herz. Ferdinand Bolstraat 26-03-1985 12-08-1985
Ged. herz. Frans Halsstraat 22-03-1977 25-01-1978
Ged. herz. Hoofdstraat 25-05-1982 21-12-1982
Ged. herz. Hoofdstraat 27-05-1986 21-08-1986
Ged. herz. Noordersingel 16-02-1982 14-07-1982
Ged. herz. Noordersingel IV 17-04-2001 16-07-2001
Ged. herz. Rembrandtstraat (beh. tot bp Ganzenbeekstraat) 30-06-1987 17-08-1987
Ged. herz. Rembrandtstraat (beh. tot bp Voorthuizen) 20-12-1983 26-06-1984
Ged. herz. Rubensstraat 23-12-1975 08-06-1976
Hoofdstraat-9 06-09-1983 19-03-1984
Hoofdstraat-X 17-12-1985 02-06-1986
Hoofdstraat-XI 06-10-1987 27-11-1987
Hoofdstraat-XV 25-04-1984 01-05-1989
Hoofdstraat-XVII 28-04-1992 22-06-1992
Hoofdstraat-XIX 09-09-1997 08-01-1998
Hoofdstraat XX 26-09-2006 28-11-2006
Hoofdstraat XXI 12-12-2000
Hoofdstraat XXII 19-06-2001 09-08-2001
Hoofdstraat XXIII 30-10-2001 11-12-2001
Hoofdstraat XXIV 26-10-2004 11-01-2005
Hoofdstraat XXV 28-06-2005 24-08-2005
Hoofdstraat-XXVI 29-01-2008 03-04-2008
Hoofdstr./de Ruyterlaan 05-10-1993 27-01-1994
Jan Steenstraat 28-05-1996 13-09-1996
Klompenmakerslaan 08-10-1991 16-12-1991
Noordersingel II 17-01-1989 03-03-1989
Noordersingel V 26-04-2005 23-06-2005
Noordersingel VI 29-10-2002 17-12-2002
Partiele herziening Jan Steenstraat (103-20-15) 27-06-1978 22-12-1978
Plaggenmeierslaan 28-05-1996 07-08-1996
Rembrandtstraat-II 26-02-1991 19-06-1991
Uitw. Fase I van De Maat 31-03-1988 27-05-1988
Uitw. Fase II van De Maat 15-06-1989 04-08-1989
Uitw. Fase III van De Maat 10-07-1989 14-08-1989
Uitw. Fase IV van De Maat 02-07-1990 09-08-1990
Van den Berglaan 27-01-1998 02-04-1998
Voorthuizen 02-05-1974 25-061975
Wikselaar 06-09-1994 12-12-1994
Wikselaar 14-12-2004 11-02-2005

2.4 Ontstaansgeschiedenis

Voorthuizen ontwikkelde zich langs de Hessenweg tussen Amsterdam en Deventer (huidige Hoofdstraat/Apeldoornsestraat). Ter plaatse van de nederzetting kruiste de Hessenweg de Ganzebeek. Tevens vond bebouwing plaats langs de weg van Barneveld naar Putten, tegenwoordig Kerkstraat geheten. Met de bestrating van het wegdek van de oude Hessenweg aan het begin van de negentiende eeuw kreeg de ontwikkeling van Voorthuizen nieuwe impulsen.

In Voorthuizen is het de Hoofdstraat die de ruimtelijke hoofdstructuur kenmerkt, met de dwarsverbinding daarop van de Kerkstraat. Achter de lintbebouwing aan de Hoofdstraat/Apeldoornsestraat en de Kerkstraat zijn door de jaren heen clusters van vrijstaande woningen gebouwd. In de jaren '50-'60 zijn, ten oosten van de kern, de eerste uitbreidingswijken van Voorthuizen gerealiseerd. In de jaren '70-'80 zijn twee uitbreidingswijken in het noordwesten (Schilderswijk) en zuidwesten (Componistenwijk) en één inbreidingslocatie in het westen van Voorthuizen gerealiseerd. Vervolgens heeft uitbreiding plaats gevonden in de jaren '90-'00 in het westen en ten zuiden van het centrum. De dynamische ontwikkeling van Voorthuizen heeft weinig monumentale gebouwen achtergelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1007-0004_0002.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1007-0004_0003.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1007-0004_0004.jpg"

2.5 Ruimtelijke Structuur

Voorthuizen is te typeren als een straatdorp: een langgerekte structuur, waarbij alle belangrijke voorzieningen zich aan of in de nabijheid van de twee doorgaande wegen bevinden (Hoofdstraat/Apeldoornsestraat en Baron van Nagellstraat/Rembrandtstraat/Rubensstraat). Naast de twee doorgaande wegen zijn in de loop der jaren kleinere uitvalswegen ontstaan. Hierbij valt te denken aan de Molenmakerslaan, Wikselaarseweg en Noordersingel. Ook langs deze wegen zijn vrijstaande woningen gebouwd. De vrijstaande woningen in Voorthuizen hebben ruime voortuinen. Dit levert een groen straatbeeld op.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1007-0004_0005.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1007-0004_0006.png"

Afbeelding 2 Molenmakerslaan Noordersingel

Het plangebied bevat de bebouwing aan de doorgaande wegen en kleinere uitvalswegen. De in- en uitbreidingswijken in het plangebied zijn gerealiseerd in de periodes '70-'80 en '90-'00. De woonwijken zijn sterk verwant aan wijken die door heel Nederland voorkomen, ieder met de voor hun tijd kenmerkende eigenschappen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1007-0004_0007.jpg"

Afbeelding 3 Ruimtelijke structuur

De wijken die in de jaren '70 en '80 zijn gebouwd (Schilderswijk, Componistenwijk en een kleine inbreidingswijk), bestaan hoofdzakelijk uit aaneengebouwde woningen. Deze zijn soms gegroepeerd in open bouwblokken met de voorgevel naar de straat. Ook komen herhaalde patronen voor van verspringende stroken met aan de weg geclusterde garages of woonerven met verspringende rooilijnen en garages aan de voorzijde van iedere woning. Waar de wijken grenzen aan het buitengebied zijn vrijstaande woningen gerealiseerd ter afronding van de kern.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1007-0004_0008.jpg"

Afbeelding 4 Paulus Potterstraat/Frans Halsstraat

De meest westelijke uitbreidingswijk (De Maat), ten westen van de Noordersingel, is in de jaren '90 gerealiseerd. Deze wijk heeft één ontsluitingsweg met daaraan kleine woonstraten die de woningen ontsluiten. De bebouwing in deze wijk is zeer divers qua woningtypen en architectuur. De verschillende typen wisselen elkaar af. Het betreft een ruim opgezette wijk met stroken groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1007-0004_0009.jpg"

Afbeelding 5 De Maat

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

Het bestemmingsplan Voorthuizen-West is een beheersgericht plan. De geldende bestemmingen worden voor het overgrote deel in dit bestemmingsplan overgenomen en vertaald conform de SVBP2008. In de voorbereiding van het bestemmingsplan Voorthuizen-West is aan het licht gekomen dat in het plangebied op sommige plekken de feitelijke situatie (illegale bouw en/of gebruik) niet in overeenstemming is met de vigerende plannen. Ingeval geen concreet zicht op legalisatie bestaat (door middel van een afzonderlijke planologische procedure), is ook de geldende bestemming overgenomen.

Een viertal locaties is buiten het plangebied gelaten. Op deze locaties vinden ontwikkelingen plaats waarvoor een aparte planologische procedure wordt gevoerd of zal worden gevoerd. Deze procedures zijn nog niet afgerond waardoor de ontwikkeling nog niet meegenomen kan worden in het bestemmingsplan Voorthuizen-West. Het gaat om onderstaande locaties:

  • Baron van Nagellstraat 2 (De Punt);
  • omgeving Buurtweg 10;
  • De Ruijterlaan 27a;
  • Hoofdstraat 96-100.

De Ruijterlaan 27a is niet meegnomen in het plangebied omdat hier een ontwikkeling gaande is. Er is hiervoor een verzoek om bestemmingsplanherziening ingediend.

De locaties Baron van Nagellstraat 2 (De Punt) en omgeving Buurtweg 10 (woningbouw) zijn op de grens van het plangebied Voorthuizen-West gelegen en buiten het plangebied gelaten omdat dus ook hier ontwikkelingen spelen en het niet reëel is de huidige bestemming in het nieuwe bestemmingsplan te handhaven. De bestaande woning aan Buurtweg 10 is daarentegen wel meegenomen in het bestemmingsplan Voorthuizen-West.

Daarnaast is ook de locatie Hoofdstraat 96-100 (realiseren appartementengebouw) uit het plan gelaten, omdat deze planologische procedure ook nog niet is afgerond.

3.1 Functies

Voorthuizen kent een relatief uitgebreid voorzieningenapparaat, dat mede is ontstaan vanwege de talrijke recreatiebedrijven in de omgeving. Deze voorzieningen bevinden zich aan de oostzijde van het plangebied, in het centrum van de kern Voorthuizen.

De wijken ten noorden en ten zuiden van de Hoofdstraat zijn woonwijken met hoofdzakelijk woningen. Hier en daar zit openbare bijzondere bebouwing welke is bedoeld voor verschillende instellingen. Langs de Hoofdstraat zijn verschillende bedrijven gevestigd. Een aantal bedrijven zijn hier door de jaren heen gevestigd en gegroeid.

De groenvoorzieningen in het plangebied bestaan uit verschillende groenstroken tussen de woningen, een zijtak van de Voorthuizerbeek ten noorden van de woonwijk De Maat en een stuk agrarisch gebied en de Ganzebeek ten noorden van de percelen aan de Hoofdstraat 1 t/m 45.

Ten zuiden van de Hoofdstraat ligt ook een stuk agrarisch gebied. Dit gebied wordt in de toekomst ontwikkeld tot bedrijventerrein. In eerste instantie maakte dit bedrijventerrein ook onderdeel uit van het actualiseringsplan. Bij nader inzien is ervoor gekozen dit buiten het plangebied van Voorthuizen-West te laten vallen. Het bedrijventerrein zal nu als zelfstandig plan ontwikkeld worden. De bestaande bedrijven aan de Hoofdstraat, die grenzen aan het nieuwe bedrijventerrein, vallen buiten het plangebied Voorthuizen-West. Dit met uitzondering van het perceel naast de Hoofdstraat 30, waar opslag is toegestaan.

3.2 Ontwikkelingen

Ondanks dat het plan beheersgericht is, worden kleinschalige ontwikkelingen wel toegestaan. Dit zijn kleine ontwikkelingen die geen (negatieve) invloed hebben op de omgeving. De ontwikkelingen die worden toegelaten zijn bijvoorbeeld het toestaan van andere bedrijvigheid op locaties waar al een bedrijf of maatschappelijke functie is gevestigd. Het andere bedrijf dat wordt toegestaan moet dezelfde, of een lagere milieucategorie hebben.

Daarnaast is op een aantal plekken de feitelijke situatie bestemd, in afwijking van het voorheen geldende plan. Het betreft het toekennen van de bestemming 'Groen' op plaatsen waar feitelijk en beeldbepalend groen aanwezig is, bijvoorbeeld aan de Paulus Potterstraat. Ook is er op een aantal plaatsen waar sinds jaar en dag gewoond wordt en geen bedrijf meer aanwezig is nu een woonbestemming toegekend, in plaats van een bedrijfsbestemming.

Een andere ontwikkeling die mogelijk gemaakt wordt, is het wijzigen van het bestemmingsplan. Met een wijziging van het bestemmingsplan kan de bestemming 'Bedrijf' worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen' en/of 'Tuin'. In dit bestemmingsplan is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het omzetten van de bestemming 'Groen' in de bestemming 'Tuin'. Dit is bedoeld voor bewoners die een stuk groen van de gemeente kopen en deze bij de tuin willen betrekken. Dit is slechts onder bepaalde voorwaarden mogelijk.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijk

Het Nationaal ruimtelijk beleid tot 2020 is vastgelegd in de Nota Ruimte. In deze nota geldt de periode 2020 tot 2030 als doorkijk naar de lange termijn. De nota stelt ruimte voor ontwikkeling met het motto 'decentraal wat kan en centraal wat moet'.

Het algemene doel van de nota is 'krachtige steden en een vitaal platteland bevorderen'. Andere doelen zijn:

  • verbetering van de leefbaarheid en de sociaaleconomische positie van steden;
  • verbetering van de bereikbaarheid;
  • een goede afstemming tussen infrastructuur en verstedelijking;
  • behoud en versterking van de variatie tussen stad en land;
  • borging van de milieukwaliteit en veiligheid voor de bevolking in relatie tot risicovolle activiteiten.

Revitalisering, herstructurering en transformatie van woon- en werkgebieden is derhalve cruciaal om de ruimtelijke doelen van deze nota te kunnen bereiken.

Voor zover schaal, gevaar of hinder van bedrijven en voorzieningen het toelaten verdient functiemenging voorrang. Juist woon- en werkgebieden bieden een aantrekkelijke omgeving met mogelijkheden om lopend of op de fiets tal van bestemmingen te bereiken. Daarnaast is het belangrijk dat provincies en gemeenten voldoende ruimte voor parken, groengebieden, sportterreinen en 'groene' en 'blauwe' recreatiemogelijkheden reserveren in en om de stad.

Het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit woongebieden met hier en daar een andere functie. Voorliggend plan betreft een beheersgericht plan. Nieuwe ontwikkelingen worden bijna niet toegestaan. De bestaande voorzieningen in het plangebied, zoals De Wheemschool, blijven behouden.

4.2 Provincie

Het Streekplan Gelderland 2005 geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015. Het streekplan is erop gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.

In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen 'bestaand bebouwd gebied' en 'stedelijke uitbreiding'. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied.

Voorliggend plan is voornamelijk beheersgericht. Waar mogelijk wordt een algemene bestemming op gebieden gelegd, waarbij meerdere functies mogelijk worden gemaakt. Waar functiemenging niet mogelijk is, wordt een eenzijdige bestemming toegekend. Op deze manier wordt aangesloten bij de doelen van de provincie.

4.3 Waterschap Vallei En Eem

Waterschap Vallei & Eem heeft in 2005 als missie geformuleerd:

"Wij beschermen onze inwoners tegen overstromingen en ernstige wateroverlast. Wij zorgen voor schoon en levend water en een waterpeil dat aansluit bij het gebruik van de grond. Wij werken transparant, milieu- en kostenbewust en gericht op samenwerking". Het hiervan afgeleide motto van het waterschap is: 'Helder in water'.

Het waterschap geeft zijn taken vorm in drie programma's:

  • Veilige dijken; bescherming tegen overstroming.
  • Voldoende en schoon water; waar het nodig is, is water van goede kwaliteit beschikbaar. Er wordt geen overlast van water ondervonden.
  • Zuivering afvalwater; het waterschap zuivert gebruikt en verontreinigd water en hemelwater dat in rioleringen wordt verzameld. Dit gebeurt voordat het water op het oppervlaktewater wordt geloosd.

Bestemmingsplan Voorthuizen-West is niet gericht op verandering van de waterhuishoudkundige situatie. De doelen van het waterschap komen niet in het gedrang door dit bestemmingsplan.

4.4 Gemeente

Het gemeentelijk beleid voor ruimtelijke ontwikkeling is verwoord in de structuurvisie 2009. In deze visie staat dat de behoefte aan wonen, werken en voorzieningen in beginsel op kernniveau geaccommodeerd dient te worden. Kernoverstijgende ontwikkelingen of functies die ruimtelijk niet in kleine kernen passen, worden primair in het bundelingsgebied Barneveld-Harselaar-Voorthuizen ondergebracht. In de nota wordt gestreefd naar een verdere verbetering van de bereikbaarheid van en leefbaarheid en verkeersveiligheid in de gemeente.

Alvorens te besluiten tot een substantiële uitbreiding van een kern met woon- of bedrijfsbebouwing moeten de mogelijkheden tot inbreiding onderzocht worden. Het voorzien in voldoende groen en speelmogelijkheden is daarbij voorwaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1007-0004_0010.jpg"

Afbeelding 6 Speelmogelijkheid Schilderswijk

Met voorliggend plan worden geen of nauwelijks nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Gezien het plangebied, kan geen ruimte worden geboden voor uitbreiding. De voorzieningen die in het plangebied aanwezig zijn, blijven gehandhaafd. Hiermee wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Archeologie

De Monumentenwet 1988 vraagt van gemeenten in de voorbereidingsfase van nieuwe bestemmingsplannen of bij afwijkingen, de archeologische verwachtingswaarde in de bodem te (laten) onderzoeken.

Volgens de beleidsadvieskaart van de gemeente Barneveld heeft het grootste deel van het plangebied een middelmatige verwachtingswaarde. Rond de Vincent van Goghstraat, de Rubensstraat en de Hoofdstraat (1 tot en met 67 en 2 tot en met 46a) en een gedeelte van de Jan van Galenlaan geldt een hoge verwachtingswaarde. In het noordwesten van woonwijk De Maat (ter hoogte van de volgende straten: Touwslagerslaan, Molenmakerslaan, Plaggenmakerslaan, Leidekkerslaan, Koperslagerslaan, Steenhouwerslaan, Wolkammerslaan en Weverslaan) geldt een lage verwachtingswaarde.

In de regels wordt opgenomen wanneer een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Dit is afhankelijk van de verwachtingswaarde van het gebied. Dit onderzoek moet uitwijzen of er daadwerkelijk archeologische waarden in de bodem zitten. Hiermee wordt voorkomen dat archeologische waarden worden vernietigd.

5.1.1 Archeologie lage verwachting

De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor deze zone nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 10.000 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm.

5.1.2 Archeologie middelmatige verwachting

De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor deze zone nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 1.000 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm.

5.1.3 Archeologie hoge verwachting

De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor deze zone nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 250 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm.

5.2 Bodem

Bij een ontwikkeling in een gebied dient te worden beoordeeld of de uiteindelijke bodemkwaliteit binnen dit gebied uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aan zekere kwaliteitsnormen voldoet om te voorkomen dat de verontreinigde grond wordt gebouwd. In het plangebied zijn geen verdachte locaties bekend.

Voorliggend plan betreft voor een groot deel een beheersplan. Zoals in hoofdstuk drie is beschreven, worden nieuwe ontwikkelingen nauwelijks toegelaten. De nieuwe ontwikkelingen die worden toegelaten zijn dermate kleinschalig, dat een bodemonderzoek daarvoor niet noodzakelijk is.

5.3 Cultuurhistorie

Het gebied heeft specifieke cultuurhistorische waarde. In het plangebied staan twee gemeentelijke monumenten namelijk Hoofdstraat 125 en De Ruijterlaan 4b. De Ruijterlaan 4b vormt samen met De Ruijterlaan 4a één gebouw. Het deel De Ruijterlaan 4a staat nog niet op de gemeentelijke monumentenlijst, maar heeft wel monumentale waarden. Het plangebied bevat geen bijzondere stedenbouwkundige structuren.

In het gebied bevindt zich tevens een bijzondere landschappelijke structuur/element. Het betreft een rij bomen/groensingel en deze bevindt zich aan een zijweg van de Hoofdstraat, ter hoogte van Hoofdstraat 68, grenzende aan het perceel van een garagebedrijf aan de Hoofdstraat 58/60. Dit zal ook zodanig op de verbeelding worden aangegeven (met de bestemmingen 'Groen' en 'Waarde - Landschap').

5.4 Ecologie

De belangrijkste wetten voor de natuurbescherming in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Beide wetten zijn een Nederlandse vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De verplichtingen voor bescherming van natuurgebieden zijn overgenomen door de Natuurbeschermingswet 1998, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten en dieren.

5.4.1 Natuurbeschermingswet 1998

De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet de aanwijzing van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet 1998 bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden.

Het plangebied Voorthuizen-West ligt niet in of nabij Natura 2000-gebieden.

5.4.2 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet beschermt plant- en diersoorten in de beschermde natuurgebieden én daarbuiten. Ongeveer 500 soorten in Nederland vallen onder de bescherming van deze wet.

Het bestemmingsplan Voorthuizen-West is voornamelijk een beheersgericht bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet of nauwelijks toegestaan. Hierdoor is de verwachting dat de beschermde plant- en diersoorten niet worden aangetast.

5.5 Externe Veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. De risico's moeten aanvaardbaar zijn. Met het oog daarop heeft de rijksoverheid risiconormen vastgesteld waarmee bedrijven, wegbeheerders en vervoerders, maar ook gemeenten en provincies, rekening dienen te houden. Voor situaties waarbij het ontwikkelingsgebied binnen het invloedsgebied van een risicobron ligt, moet het resultaat van een risicoanalyse getoetst worden aan de gestelde risiconormen.

Het externe veiligheidsbeleid voor inrichtingen is wettelijk verankerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, afgekort als Bevi. In de artikelen 12 en 13 van het Bevi en artikel 4.3 van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is de verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag ten aanzien van de acceptatie van het groepsrisico wettelijk geregeld.

In de omgeving van het plangebied zijn het Total tankstation Voorthuizen aan de Baron van Nagellstraat 62, waar LPG verkocht wordt en de provinciale weg N344 aanwezig. Het tankstation valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Een deel van de contour voor het groepsrisico (150 meter) valt binnen het plangebied. Dit betekent dat het groepsrisico veroorzaakt door dit tankstation meegenomen moet worden.

Uit de telgegevens van Rijkswaterstaat, Dienst Verkeer en Scheepvaart blijkt dat in 2007 over de N344 transport van gevaarlijke stoffen (brandbare vloeistoffen, toxische vloeistoffen en brandbare gassen) heeft plaatsgevonden. Recentere gegevens zijn niet beschikbaar, zodat er vanuit wordt gegaan dat er nog steeds transport plaatsvindt.

Uit verkeerstellingen is gebleken dat in 2007 de volgende gevaarlijke stoffen over de N344 zijn vervoerd:

Aantal tankwagens N344

Stofcategorie Intensiteit
LF1 131
LF2 99
GF3 230


Worst-case scenario
Als worst-case scenario hanteert de regionale brandweer het scenario BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion). Als gevolg van het door verhitting oplopen van de druk (of mechanische beschadiging) kan een tank bezwijken. Indien het vrijkomende gas direct ontstoken wordt gaat dit gepaard met een snel uitzettende brandende gaswolk. Ook bestaat de mogelijkheid dat bij het bezwijken van de tank delen daarvan op afstand schade veroorzaken. Voor de effectafstanden hanteert de brandweer 150 en 300 meter voor de 100%- en 1%-letaalafstand.

Reëel scenario
Als reëel scenario geldt een plasbrand als gevolg van transport van benzine als maatgevend. Door een ongeval ontstaat een scheur in de tankwand waardoor de vloeistof snel uitstroomt en een plas vormt die vervolgens ontsteekt met een plasbrand tot gevolg. De brand die volgt is kort en hevig en veroorzaakt binnen het invloedsgebied secundaire branden. Voor de effectafstanden worden afstanden van 25 en 60 meter gehanteerd voor respectievelijk de 100%- en 1% letaalafstand.

Rampenbestrijding
Bij het zich voordoen van een BLEVE bij het tankstation is het waarschijnlijk dat er in het eerste uur sprake zal zijn van schaarste aan medische transportcapaciteit (ambulances). Het ligt echter niet in de verwachting dat de mogelijkheden voor de rampenbestrijding worden overschreden. Echter als de BLEVE zich voordoet ter hoogte van de N344, dus in stedelijk gebied, zullen dusdanig veel slachtoffers vallen dat dit niet beheersbaar is voor de hulpverlening.

De meeste optimale maatregel voor het verbeteren van de risicosituatie, de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid is het creëren van meer afstand tussen risicobron en risico-ontvanger. In Nederland is dat in veel gevallen niet mogelijk.

Vanuit de gedachte dat een risico bestaat uit de kans maal het effect wordt het risico gereduceerd door de kans te verkleinen en/of de effecten te verkleinen.

In het kader van een bestemmingsplan kunnen geen maatregelen voorgeschreven worden die betrekking hebben op de risicobronnen. Omdat het hier een conserverend plan betreft zijn de mogelijkheden om maatregelen te treffen erg beperkt. In het algemeen kan wel gedacht worden aan het optimaliseren van de bluswatercapaciteit langs transportroutes en het verhogen van de zelfredzaamheid van omwonenden door risicocommunicatie mensen te informeren over de risico's en wat te doen ingeval van een incident.

Concluderend kan het volgende gesteld worden. In RBMII versie 2 zijn de risico's voor de bestaande situatie berekend. Hieruit volgt dat geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaarcontour.

Het groepsrisico ligt een factor 100 onder de oriënterende waarde. In het beleidsplan "Beleidsvisie externe veiligheid Gemeente Barneveld" is vastgelegd dat in de bebouwde kom de oriënterende waarde niet mag worden overschreden. Hieraan wordt ruimschoots voldaan.

Hier is sprake van een actualisatie van het bestemmingsplan waarbij een aantal functies anders worden gespecificeerd, maar in grote lijnen gelijk zijn aan het vigerend bestemmingsplan en de huidige situatie. Dit betekent dat realisatie van de actualisatie niet leidt tot een toename van de personendichtheid. Dit heeft tot gevolg dat het groepsrisico niet verandert, en daarom behoeft er geen verantwoording uitgevoerd te worden.

5.6 Geluid

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen de bepalingen van de Wet geluidhinder in acht te worden genomen. Dit betekent onder meer dat wanneer in het bestemmingsplan gronden worden bestemd voor nieuwe woningbouw of andere geluidsgevoelige objecten, moet worden nagegaan of voor deze gronden een zogenaamde geluidszone van kracht is. Met uitzondering van het aantal wegen, bevinden zich in principe langs alle wegen geluidzones. Binnen een zone moet akoestisch onderzoek worden verricht, waaruit blijkt of de voorkeurswaarde of de maximaal toelaatbare geluidbelasting wordt overschreden.

Voorliggend plan is voornamelijk een beheersgericht plan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet of nauwelijks mogelijk gemaakt. Een akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

5.7 Geur

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het oprichten of veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting niet is toegestaan, behoudens omgevingsvergunning. Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) geeft een limitatieve opsomming van die categorieën inrichtingen en van vergunningplichtige inrichtingen. Veehouderijen zijn opgenomen in bijlage 1, categorie 8, onder sub a van dat besluit.

Het bevoegd gezag betrekt bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning de gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken (artikel 8.8, eerste lid, onder sub b Wm). Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij in werking getreden. Deze wet geeft bindende aanwijzingen aan het bevoegd gezag met betrekking tot het verlenen van de omgevingsvergunning. Slechts in de gevallen waarin de wet dat bepaalt, kan een vergunning worden geweigerd vanwege de nadelige gevolgen van geuremissie vanuit de veehouderij. Daarmee bevat de Wet geurhinder en veehouderij een landsdekkend exclusief beoordelingskader dat, voor zover het de gevolgen van geuremissie vanuit dierenverblijven betreft, in de plaats treedt van de toetsing die anders bij vergunningverlening op grond van de Wabo zou moeten worden uitgevoerd.

Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt de waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is de waarde een wettelijk vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Onder een 'geurgevoelig object' wordt verstaan: een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

De Wet geurhinder en veehouderij geeft gemeenten de mogelijkheid om gebiedsgericht beleid vast te stellen door middel van een geurverordening. De standaardnormen zoals opgenomen in de wet mogen binnen een bandbreedte naar boven en beneden worden bijgesteld. Op 7 oktober 2008 heeft de raad de Geurverordening vastgesteld. Deze verordening trad in werking op 18 oktober 2008. Buiten de gebieden die zijn genoemd in de Geurverordening gelden de standaardnormen uit de Wet geurhinder en veehouderij.

In de omgeving van het plangebied Voorthuizen-West zijn meerdere agrarische bedrijven gevestigd. De nabijheid van die agrarische bedrijven is echter irrelevant in zoverre dat bestemmingsplan Voorthuizen-West conserverend is en dus niet (rechtstreeks) mogelijk maakt dat nieuwe geurgevoelige objecten komen binnen geurcontouren. In het bestemmingsplan is wel de bevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in 'Wonen-1' en/of 'Tuin'. Bij de toepassing van deze bevoegdheid moet worden voldaan aan de geldende milieukwaliteitseisen. Deze regel staat eraan in de weg dat nieuwe woningen komen binnen de geurcontour van nabijgelegen agrarische bedrijven.

5.8 Leidingen

Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen geen leidingen of beschermingszones van leidingen voor die in het kader van onderhavig bestemmingsplan bescherming behoeven. Eveneens zijn er geen straalpaden of laagvliegroutes die beperkingen stellen aan de bouwhoogten.

5.9 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moeten worden. Om dit te toetsen zijn normen opgenomen voor onder andere stikstofdioxide en fijn stof. Dit zijn geen harde grenswaarden. De normen zijn bedoeld om mens en milieu te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Het bestemmingsplan Voorthuizen-West is in hoofdzaak een beheersgericht plan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet of nauwelijks mogelijk gemaakt. De ontwikkelingen die eventueel mogelijk gemaakt worden, zijn dermate kleinschalig dat ze vallen binnen de randvoorwaarden van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen. De invloed van deze kleinschalige ontwikkelingen hoeven niet in beeld gebracht te worden.

5.10 Milieuzonering

De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) is een hulpmiddel voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden.

Het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

De Staat van Bedrijfsactiviteiten voor functiemenging geeft een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

5.11 Natuur En Landschap

Verspreid door het plangebied liggen groenstroken. Naast de openbare groenstroken hebben veel woningen in het plangebied een voortuin. De groenstroken en voortuinen zorgen voor een ruim, groen aanzicht van de woonstraten. De gemeente streeft naar behoud van deze groenelementen in de woonwijken. De openbare groenstroken zijn als zodanig bestemd. Ook de voortuinen krijgen een passende bestemming, zodat het niet mogelijk is om hier te bouwen.

5.12 Water

In de jaren negentig van de vorige eeuw heeft de rijksoverheid de Commissie Waterbeheer 21ste Eeuw in het leven geroepen om zich te buigen over het waterbeheer in Nederland. Om water als één van de principes voor de ruimtelijke ordening verder te ontwikkelen, heeft de commissie doelstellingen geformuleerd om water prominenter in beeld te krijgen. Eén van die doelstellingen is het uitvoeren van een 'watertoets' bij alle ruimtelijke plannen en besluiten. Hiertoe dient de initiatiefnemer van een plan de waterbeheerder vroegtijdig bij de planvorming te betrekken. Het betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is om te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten.

Met voorliggend plan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die invloed hebben op de waterhuishoudkundige situatie in het plangebied. De waterhuishoudkundige situatie in het plangebied zal dan ook niet verslechteren.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Juridische Aspecten

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het afwijken met een omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.

De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene afwijkings- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.

Met het voorliggend bestemmingsplan wordt de huidige planologische situatie vastgelegd. Nieuwe ontwikkelingen worden vrijwel niet toegestaan. De regels van het bestemmingsplan kunnen veranderd zijn ten opzichte van de voorschriften in de bestemmingsplannen die worden geactualiseerd, omdat nieuwe standaardregels zijn toegepast. Deze standaardregels zijn opgesteld met het oog op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP). Dit is een nieuwe landelijke norm die onderdeel uitmaakt van de regeling standaarden ruimtelijke ordening. Niet alle bestemmingen in die geldende bestemmingsplannen komen voor in de hoofdgroepen van bestemmingen. Voor deze bestemmingen is een vertaling gemaakt naar de nieuwe standaardregels. De geldende bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn zoveel mogelijk aangehouden.

Bevoegdheid

Onder bevoegd gezag verstaan wij het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Over het algemeen zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het kan echter incidenteel voorkomen dat bijvoorbeeld het Rijk dan wel de provincie het bevoegd gezag is.


Burgemeester en wethouders zijn altijd bevoegd gezag bij het wijzigen van een plan en het stellen van nadere eisen.

Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten. De bepalingen uit bijlage 12 van SVBP2008 zijn overgenomen in de standaardregels van gemeente Barneveld.

Bestemmingsregels

Bestemming 'Agrarisch'

Binnen deze bestemming zijn agrarische bedrijven toegestaan. De bestemming is opgesteld voor situaties binnen of aan de rand van de bebouwde kom.

Bestemming 'Bedrijf'

De bestemming 'Bedrijf' wordt gebruikt in gebieden met een variatie aan functies, bijvoorbeeld het centrum of een woongebied met bedrijven. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A en B. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken voor de vestiging van bedrijven met activiteiten uit categorie C. Bij het bepalen van het bouwvlak is het geldende bestemmingsplan het uitgangspunt. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken voor een beperkte verruiming van de bouwmogelijkheden, met het oog op de levensvatbaarheid van bedrijven.


In sommige gevallen zijn specifieke bedrijven met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. In dergelijke situaties is alleen het specifieke bedrijf toegestaan. Hiervoor is gekozen in situaties waarin andere (zwaardere) bedrijven op de locatie niet wenselijk zijn. Bijvoorbeeld bij nutsvoorzieningen en opslag. Daarnaast is een aanduiding op de verbeelding opgenomen voor bestaande zware bedrijven. Dergelijke zware bedrijven horen in beginsel thuis op een bedrijventerrein en niet in een gebied van functiemenging, laat staan in vrij homogene woonwijken. De regeling laat toe dat na het vertrek van zo'n zwaar bedrijf daarvoor bedrijven met activiteiten uit categorie A dan wel B in de plaats komen. Deze bedrijven zitten vaak al jaren op het perceel. Het is niet wenselijk dat hiervoor alsnog met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van de regels.

Daarnaast is een bevoegdheid opgenomen om het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming Bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming Wonen-1 en Tuin. Het doel van deze wijzigingsbevoegdheid is om de mogelijkheid te bieden bij vertrek van een bedrijf een nieuwe passende bestemming aan een perceel te geven.


In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn alleen bedrijven opgenomen. Andere functies zoals maatschappelijke voorzieningen en horeca komen niet voor. Deze functies zijn niet toegestaan binnen de bestemming 'Bedrijf'. Daardoor is het niet nodig deze in de Staat van Bedrijfsactiviteiten op te nemen.

In verband met de bereikbaarheid van objecten voor de hulpdiensten (met name de brandweer) is bepaald dat de onderlinge afstand van een bedrijfsgebouw tot een zijdelingse perceelsgrens en tussen bedrijfsgebouwen onderling niet minder dan 5 meter mag bedragen (Notitie Proactie Gemeentebrandweer Barneveld).

De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven. Bij 'Bedrijf' kan et een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels voor een hoogte van 4 meter.

Wanneer de aanduiding 'geluidsscherm' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor geluidsscherm. De maximale bouwhoogte van het geluidsscherm staat op de verbeelding.

Bestemmingen 'Centrum'

Binnen de bestemming 'Centrum' zijn meerdere functies toegestaan, waaronder woningen, detailhandel, horecavoorzieningen en dienstverlenende bedrijven. Indien differentiatie niet is gewenst dient een specifieke bestemming te worden opgenomen. Bijvoorbeeld detailhandel in de winkelstraat.

De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter.

Bestemming 'Detailhandel'

Binnen de bestemming 'Detailhandel' zijn gebouwen ten behoeve van detailhandel toegestaan. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan.

Bestemmingen 'Dienstverlening' en 'Kantoor'

Het verschil tussen beide bestemmingen wordt bepaald door het aandeel kantoor of baliefunctie. Is het gebouw overwegend bedoeld voor kantoor dan wordt de bestemming 'Kantoor' toegekend. Is het gebouw met name bedoeld voor baliefunctie dan ligt de bestemming 'Dienstverlening' voor de hand. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan bij de bestemming 'Dienstverlening'.

Bestemming 'Groen'

Het structureel groen krijgt de bestemming 'Groen'. Onder structureel groen worden wijkparken, grotere groenelementen op buurt- of blokniveau, groen om wegen en waterlopen en wadi's verstaan. Binnen deze bestemming zijn ook speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en paden toegestaan. De bestemming 'Groen' wordt in principe alleen toegepast op openbare gronden, niet op particuliere terreinen.

Het is mogelijk om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels voor de aanleg van in- en uitritten.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Groen' in 'Tuin' te wijzigen. Deze wijzigingsbevoegdheid kan toegepast worden wanneer de gemeente grond verkoopt aan particulieren ter uitbreiding van tuinen.

Doorgaande fietsroutes die onderdeel uitmaken van het fietsnetwerk uit het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP 2010) "Barneveld bereikbaar voor de toekomst" krijgen de bestemming 'Verkeer'.

Bestemming 'Horeca'

Binnen de bestemming 'Horeca' zijn gebouwen ten behoeve van horecavoorzieningen toegestaan. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan.

Bestemming 'Maatschappelijk'

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Door middel van een aanduiding op de verbeelding wordt een specifieke maatschappelijke voorziening aangegeven, zoals begraafplaats, kinderopvang of religie. In principe wordt zo min mogelijk gebruik gemaakt van aanduidingen om het bestemmingsplan zo flexibel mogelijk te maken. Wanneer echter een andere maatschappelijke voorziening niet wenselijk is, door de ligging of omvang van het perceel, dan wordt wel een aanduiding toegepast. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan.

Bestemming 'Tuin'

De bestemming 'Tuin' is gelegen bij andere bestemmingen zoals 'Wonen-1' en 'Bedrijf'. De bestemming wordt in principe alleen toegepast op terreinen van particulier eigendom. Dit deel van het perceel mag beperkt bebouwd worden.

De bedrijvenbestemming wordt toegepast bij bedrijven in een woonomgeving. Omdat de woonfunctie dominant is, dienen andere functies hierbij aan te sluiten. Bij bedrijven is, net als bij woningen, sprake van een tuinbestemming tussen het bedrijf en de weg.

In een tuinbestemming mag verharding worden gerealiseerd. Het is ook mogelijk om binnen een tuinbestemming te parkeren.

De grens tussen de bestemming 'Wonen-1' en de bestemming 'Tuin' verspringt. Buiten het bouwvlak is tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn geen bebouwing toegestaan. Zo is gewaarborgd dat hoofdgebouwen hun prominente positie behouden. Dit is wenselijk vanuit stedenbouwkundig oogpunt. Bebouwing buiten het bouwvlak is ondergeschikt.

Wanneer de aanduiding 'geluidsscherm' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor geluidsscherm. De maximale bouwhoogte van het geluidsscherm staat op de verbeelding.

Wanneer de aanduiding 'groen' is aangegeven, is de grond alleen bestemd voor groen. Bouwwerken en verharding zijn niet toegestaan.

Bestemming 'Verkeer'

De bestemming 'Verkeer' wordt opgenomen voor wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden. Daarnaast zijn parkeer-, groen- en speelvoorzieningen mogelijk. Evenals waterhuishoudkundige doeleinden en bermen.

Wanneer de aanduiding 'geluidsscherm' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor geluidsscherm. De maximale bouwhoogte van het geluidsscherm staat op de verbeelding.

Wanneer de aanduiding 'pad' is aangegeven, is de grond alleen voor pad bestemd. Hiermee wordt voorkomen dat auto's gebruik kunnen maken van het pad.

Wanneer de aanduiding 'spoorweg' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor spoorweg. Hiermee wordt bereikt dat het overige verkeer gebruik kan blijven maken van de gronden, maar dat een spoorweg ook is bestemd.

Bestemming 'Water'

Alleen wanneer het water een belangrijk element vormt in zijn omgeving dan wel van groot belang is voor de waterhuishouding, wordt de bestemming 'Water' toegekend. In de andere gevallen valt water onder de bestemming 'Groen'.

Bestemming 'Wonen-1'

De bestemming 'Wonen-1' wordt opgenomen voor het woonperceel (met eventuele uitbreidingsmogelijkheden van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen). Het gedeelte van het perceel tussen de woning en de weg krijgt de bestemming 'Tuin'.

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, overkappingen en overige bijgebouwen is een regeling opgenomen waarbij de omvang van het bouwwerk is gekoppeld aan de omvang van het perceel.

Omdat aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten zowel in de woning als in de aan- en uitbouwen onder voorwaarden zijn toegestaan, is gekozen voor een algemene gebruiksbepaling in een apart artikel.

Bij hoekwoningen worden beide gevels die naar de weg zijn gekeerd aangemerkt als voorgevels.

Bestemming 'Wonen-2'

De bestemming 'Wonen-2' wordt opgenomen wanneer sprake is van gestapelde woningen.

Bij de aanduiding 'zorgwoning' zijn alleen zorgwoningen toegestaan. De zorgwoning is een kleinschalige woonvorm, bedoeld voor mensen die in principe zelfstandig kunnen wonen, maar de optie hebben om gebruik te maken van de zorgcomponent bij de woning(en).

Bestemming 'Wonen-3'

De bestemming 'Wonen-3' wordt opgenomen voor autoboxen.

Dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 1'

In alle gebieden die (nog) niet zijn vrijgegeven na archeologisch onderzoek of waar is besloten tot behoud in situ wordt de dubbelbestemming Waarde - archeologie toegepast. 'Waarde - archeologie 1' wordt toegepast bij een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m:

  • in gebieden met een lage verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 10.000 m²);
  • in gebieden met een middelmatige verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 1.000 m²);
  • in gebieden met een hoge verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 250 m²);
  • in historische kernen (bij een oppervlakte van meer dan 100 m²) en
  • voor niet zichtbare terreinen met archeologische waarde.

Dubbelbestemming 'Waarde – Landschap'

Voor te handhaven bijzondere bomen en houtsingels is een dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' opgenomen. Aan deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden gekoppeld, zodat de bomen niet zonder een dergelijke vergunning kunnen worden gekapt, gerooid of verplaatst. Ook zijn werkzaamheden en werken in de bodem niet toegestaan zonder omgevingsvergunning voor het uitvoren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Algemene regels

Anti-dubbeltelbepaling

Het doel van de anti-dubbeltelbepaling is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene aanduidingsregels

De aanduidingen bevatten specificaties van de (dubbel-)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bijzondere regels, extra regels of nadere afwegingen gelden. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. De volgende soorten gebiedsaanduidingen zijn toegepast: geluidszone, vrijwaringszone en veiligheidszone.

Daarnaast is de bouwaanduiding antennemast mogelijk. Nieuwvestiging van antennemasten binnen de bebouwde kom is in principe niet toegestaan. Bij andere bestemmingen zoals bedrijventerreinen, sportparken, grote parkeerplaatsen, benzinestations, nutsvoorzieningen en/of langs grootschalige infrastructuur is dit wel mogelijk. In de regels is een aanduiding opgenomen die bij de betreffende bestemmingen kan worden toegevoegd.

Algemene afwijkingsregels

Er is een algemene afwijkingsregel opgenomen wanneer dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.


Het is niet de bedoeling dat deze algemene bevoegdheid wordt toegepast in combinatie met het afwijken zoals dat bij een specifieke bestemming is genoemd. Met andere woorden: cumulatie van deze bevoegdheden is uitgesloten. Een voorbeeld: de maximale bouwhoogte voor een woning is 12 meter. Bij de bestemming 'Wonen-1' is de bevoegdheid opgenomen om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en die bouwhoogte te vergroten met maximaal 3 meter. Het is niet de bedoeling dat dan nog eens toepassing wordt gegeven aan de algemene afwijkingsbevoegdheid met een vergroting van nog eens 10% tot gevolg.

Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging een besluit nemen omtrent de wijziging.


Voor het stellen van nadere eisen is geen procedure opgenomen in de wet. De procedure staat beschreven in hoofdstuk 3 "Algemene regels" van dit bestemmingsplan.

Algemene wijzigingsregels

In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

Overgangs- en slotregels

Overgangsregels

Onderscheid is gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. De overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken gelden vanaf terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik vanaf het van kracht worden (inwerkingtreding) van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht. Vooraf dient een afweging te worden gemaakt tussen legaliseren (positief bestemmen) dan wel handhaving van illegale situaties.

De overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik zijn overgenomen uit artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Slotregel

Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het voorliggende bestemmingsplan.

6.2 Handhaving

De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:

  • de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving;
  • handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren;
  • niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.

Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (onder andere in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, afwijken van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.

In 2007 heeft de gemeente de Nota handhaving ruimtelijke en bouwregelgeving gemeente Barneveld opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de achtergronden die geleid hebben tot de totstandkoming van de nota. Ook geeft het voor overtredingen op het gebied van bestemmingsplan- en bouwregelgeving aan hoe met geconstateerde overtredingen om te gaan en welke prioriteitsstelling daarbij te hanteren (repressieve handhaving).

Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.

Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:

  • de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels;
  • het afwijkingenbeleid.

In onderhavig bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.

Verder zijn aan de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

7.1 Grondexploitatie

Dit plan heeft in de eerste plaats tot doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente.

Nieuwe ontwikkelingen

Op grond van artikel 6.12, eerste lid Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Bro is aangewezen. In afwijking hiervan kan de gemeenteraad in een aantal situaties echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen. Deze situaties zijn omschreven in artikel 6.12, tweede lid Wro en in artikel 6.2.1a Bro.

In het plan wordt een aantal kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door bij een omgevingsvergunning af te wijken van het plan of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in alle gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt. De kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden zullen dan ook de grenzen zoals deze genoemd staan in artikel 6.2.1a Bro niet te buiten gaan.

Mochten er andere kosten zijn die op grond van artikel 6.13 Wro dienen te worden verhaald dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de afwijking of wijziging nadat een exploitatieovereenkomst is gesloten.

Planschade

De enige kosten die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. Door de gekozen uitgangspunten worden de financiële consequenties in de vorm van planschade echter zo veel mogelijk beperkt. Bijvoorbeeld doordat geen of nauwelijks nieuwe ontwikkelingen opgenomen worden. Daardoor worden eventuele financiële consequenties als gevolg van nieuwe ontwikkelingen buiten het bestemmingsplan al afgewogen en uitvoerbaar bevonden.

Geen exploitatieplan

Gezien het voorgaande is een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zullen die uitsluitend onder wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of er een kostenverhaalsovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.

Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).

8.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.


In het kader van het bestuurlijke vooroverleg is het bestemmingsplan voor overleg aan onder andere de provincie Gelderland, het waterschap Vallei en Eem en de VROM-inspecteur voorgelegd.

Er zijn zes overlegreacties ingediend. In de bijlage bij dit bestemmingsplan is de 'Nota inspraak en overleg bestemmingsplan "Voorthuizen-West"' toegevoegd.

8.2 Inspraak

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot inspraak, en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening naar voren kunnen brengen.

Het voorontwerpbestemmingsplan Voorthuizen-West heeft van 2 juli 2010 tot en met 12 augustus 2010 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een reactie over het plan naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn 21 reacties ingediend.

Deze reacties hebben wel geleid tot aanpassing van het plan. In de bijlage bij dit bestemmingsplan is het inspraakverslag ('Nota inspraak en overleg bestemmingsplan "Voorthuizen-West"') toegevoegd (bijlage 1).

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 5 november 2010 tot en met 16 december 2010 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn er tien reacties ingediend.

Een aantal van deze zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het plan. In de bijlage bij dit bestemmingsplan is het zienswijzenverslag ('Nota zienswijzen bestemmingsplan "Voorthuizen-West"') toegevoegd (bijlage 3).

De raad stelt dit bestemmingsplan gewijzigd vast. De wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn opgenomen in de bijgevoegde Staat van wijzigingen (bijlage 4).

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Bijlage 1 STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN FUNCTIEMENGING

Bijlage 1 Nota Inspraak En Overleg

Bijlage 1 Nota inspraak en overleg

Bijlage 2 Ontwerp-raadsbesluit

Bijlage 2 Ontwerp-raadsbesluit

Bijlage 3 Nota Zienswijzen

Bijlage 3 Nota zienswijzen

Bijlage 4 Staat Van Wijzigingen

Bijlage 4 Staat van wijzigingen