Voorthuizen-Centrum
Bestemmingsplan - gemeente Barneveld
Onherroepelijk op 11-11-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Aan huis verbonden beroep of bedrijf
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet bestaande uit ambachtelijke en/of detailhandelsactiviteiten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.2 Aanbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 Archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.6 Autobox
een gebouw bestemd voor de stalling van auto's, andere vervoermiddelen en caravans;
1.7 Avondhorecabedrijf
horecabedrijvigheid, waaronder geen restaurants en hotels zijn begrepen, welke naar aard en openingstijden zich in hoofdzaak richt op het in avond- en nachtelijke uren uitgaande publiek, zoals cafés, bars, discotheken, dancings en/of koffiehuizen of combinaties hiervan dan wel variaties op deze bedrijfsvoering.
1.8 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 Bebouwingspercentage
het in procenten uitgedrukte deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak dan wel bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.10 Bedrijf
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.11 Bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.12 Bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;
1.13 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0203.1009-0004 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.15 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 Bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.17 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.18 Bijgebouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan de bij omschrijving van de hoofdbestemming opgesomde functies, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte;
1.19 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.21 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.22 Bouwmarkt
een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig artikelen in de bouwbranche ter verkoop worden aangeboden. Tot bouwmaterialen worden onder meer gerekend: bouwstoffen zoals cement, hout en bouwstenen, wand- en vloertegels, ijzerwaren, elektrisch installatiemateriaal alsmede sanitair-, badkamer- en keukeninrichtingsmaterialen, en doe-het-zelfproducten;
1.23 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 Bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.25 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.26 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.28 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 Detailhandel volumineus
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een grote oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;
1.30 Dienstverlening
het verlenen van economische diensten aan derden;
1.31 Evenemententerrein
een terrein bedoeld en geschikt voor het houden van regelmatig terugkerende evenementen.
1.32 Erf
bij de bestemming behorende gronden waarvan het gebruik ten dienste van deze bestemming is;
1.33 Gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.34 Gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.35 Geluidsgevoelige functies
bewoning of ander geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.36 Geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.37 Gymzaal
vertrek voor sportles op school;
1.38 Hogere waarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit Geluidhinder;
1.39 Hoofdgebouw
een (deel van een) gebouw, dat vanwege zijn indeling en uiterlijke verschijningsvorm, gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel of bouwvlak moet worden aangemerkt en waartoe eventuele uitbouwen, aanbouwen en bijgebouwen niet worden gerekend;
1.40 Horeca
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfuncties;
1.41 Hulpdiensten
Brandweer, politie en ambulance;
1.42 Kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.43 Kantoor- en/of praktijkruimte
een niet voor bewoning bestemd gedeelte van een woning of gebouw bij een woning, dat uitsluitend dient voor de uitoefening van beroepsactiviteiten van de bewoner van de woning op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied;
1.44 Kwetsbaar object
woningen, gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals kantoren, hotels en restaurants, winkels, kampeer- en andere recreatieterreinen en objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.45 Landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.46 Maaiveld
gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein dat een gebouw of bouwwerk omgeeft;
1.47 Maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.48 Muziekkoepel
overdekt podium voor openbare muziekuitvoeringen;
1.49 Nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d, van de Wet ruimtelijke ordening;
1.50 Omgevingsvergunning
Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.51 Ondergronds bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die onder het maaiveld is gelegen;
1.52 Overkapping
een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, bestaande uit tenminste een dak en maximaal één wand;
1.53 Particulier opdrachtgeverschap
situatie dat de burger of een groep van burgers – in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst – tenminste de economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning;
1.54 Peil
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.55 Plan
het bestemmingsplan 'Voorthuizen-Centrum' van de gemeente Barneveld;
1.56 Productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.57 SBI-Code
Standaard Bedrijf Indelingscode van het Centraal Bureau voor Statistiek;
1.58 Seksinrichting
een terrein, gebouw, vaar- of voertuig waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.59 Staat van Bedrijfsactiviteiten
als bijlage(n) bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst(en) van bedrijven en instellingen;
1.60 Uitbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.61 Uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.62 Uitwerking
een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening;
1.63 Verbeelding
De bij het bestemmingsplan behorende kaart (analoog of digitaal) waarop onder meer de begrenzing van het plan, de in het bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, aanduidingen en topografische en kadastrale gegevens zijn weergegeven;
1.64 Vloeroppervlak
grootte van de oppervlakte van een bouwlaag;
1.65 Voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw;
1.66 Voorgevelrooilijn
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de (bestaande) bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
1.67 Voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.68 Wet ruimtelijke ordening
Wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566) houdende vaststelling van nieuwe planregels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.69 Wgh-inrichting
een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 1.1 derde lid van de Wet Milieubeheer en artikel 1 van de Wet geluidhinder en genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
1.70 Wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening;
1.71 Woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 De hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.7 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;
2.8 De oppervlakte van een ondergronds bouwwerk
onder de begane grondvloer, tussen de harten van de ondergrondse buitenste muren;
2.9 De oppervlakte van een overkapping
de loodrechte projectie van de overkapping op het maaiveld;
2.10 Het vloeroppervlak
boven de vloeren, tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren.
2.11 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders weergegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de categorieën A en B, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is ook het specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan;
Aanduiding Bedrijf SBI-code (2008) Maximale milieucategorie (sb-4) specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf 41 / 42 / 43 3.2 (sb-15) specifieke vorm van bedrijf - autowasserij 45205 2 (sb-3) specifieke vorm van bedrijf - betonmortelcentrale 2363 4.2 (sb-7) specifieke vorm van bedrijf - fabriek voor eiersorteer- en verpakkingsmachines 27 / 28 / 33 / 2561 / 3311 4.1 (sb-8) specifieke vorm van bedrijf - fabriek voor kunststof fietsonderdelen 222 / 255 / 331 4.1 (sb-1) specifieke vorm van bedrijf - groothandel in aardappelen en zaden 466 / 469 2 (sb-11) specifieke vorm van bedrijf - groothandel in melk en zuivelproducten 4632 / 4633 3.1 (sb-9) specifieke vorm van bedrijf - hondenfokbedrijf 0149 3.1 (sb-2) specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf 255 / 331 3.2 (sb-18) specifieke vorm van bedrijf - natuursteenbewerkingsbedrijf 237 3.1 (sb-16) specifieke vorm van bedrijf - opslag veevoederbenodigheden 4621 3.1 (sb-12) specifieke vorm van bedrijf - productie van prefab beton 2369 4.2 (sb-5) specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf 494 3.2 (sb-10) specifieke vorm van bedrijf - veevoederfabriek 1091 4.1 (sb-6) specifieke vorm van bedrijf - Wgh-inrichting (vm) verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg 473 2 (sb-21) specifieke vorm van bedrijf - wasserij 96011 3.1 - b. bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de categorieën A en B, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen het specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan;
Aanduiding Bedrijf (ga) garage (hv) hovenier (nb) nutsbedrijf (nv) nutsvoorziening (op) opslag (sb-14) specifieke vorm van bedrijf - taxibedrijf (wt) windturbine (zo) zend-/ontvangstinstallatie - c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, textiel, schoeisel en lederwaren, en huishoudelijke artikelen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. wegen, straten en paden;
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen;
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' ook voor een geluidsscherm;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast' voor een reclamemast;
- l. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de goede milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 18 van toepassing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m;
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.4 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 4 m;
- 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.1, sub e, f en/of g mits de bereikbaarheid van de bebouwing voor hulpdiensten voldoende is gewaarborgd.
- 5. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
De opslag van goederen is niet toegestaan op gronden die onbebouwd dienen te blijven volgens artikel 3.2.1, sub e, f en g.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1, sub a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën A en B, mits het geen Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen betreft.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1, ten behoeve van de vestiging van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie C dan wel daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven, mits:
- a. de gevolgen voor omliggende woningen niet onevenredig ongunstiger zijn dan de invloed van in artikel 3.1, sub a onder 1 bedoelde bedrijven; en
- b. het functioneren van één of meer bedrijven, die reeds in de omgeving daarvan aanwezig zijn, niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed.
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.1, sub b voor het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een ander bedrijf dan volgens de aanduiding op de verbeelding is toegestaan, mits dat bedrijf is genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de categorieën A en B.
- 4. Het afwijken van de gebruiksregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen de bij het plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigen, dit met inachtneming dat een wijziging betrekking kan hebben op het toevoegen van soorten bedrijven, het afvoeren van soorten bedrijven en het wijzigen van de categorie-indeling van soorten bedrijven.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming Bedrijf wordt gewijzigd in de bestemmingen Wonen - 1 en Tuin. Met inachtneming van de volgende regels:
- a. niet meer dan 1 woning per 300 m2 van het bestemmingsvlak 'Bedrijf';
- b. de woningen dienen georiënteerd te zijn op de weg;
- c. de voorgevel van de woning dient te staan in de voorgevelrooilijn van aansluitende bebouwing;
- d. de minimale perceelsbreedte per woning 14 m en de minimale diepte 23 m bedraagt;
- e. de omvang en de goot- en bouwhoogte dient aan te sluiten bij de omvang en goot- en bouwhoogten in de directe omgeving van het perceel;
- f. na wijziging is het bepaalde in artikel 9 en 7 van overeenkomstige toepassing;
- g. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
- h. aangetoond dient te worden dat de woningen passen binnen de gemeentelijke woningbouwprogrammering;
- i. voldaan wordt aan alle geldende milieukwaliteitseisen, zo:
- moet de kwaliteit van de bodem geschikt zijn voor de beoogde functie; en
- mag de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
- moet worden voldaan aan de normen uit de Wet geurhinder en veehouderij;
- j. gegarandeerd is dat de door de gemeente gemaakte grondexploitatiekosten op de particuliere grondeigenaren binnen het te exploiteren gebied verhaald worden;
- k. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Centrum
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. detailhandel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' en alleen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' tevens voor detailhandel volumineus;
- c. ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende detailhandelsvoorziening toegestaan;
aanduiding Detailhandel (su) supermarkt (tc) tuincentrum - d. horeca (niet zijnde avondhorecabedrijven), uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten';
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - avondhorecabedrijf' tevens voor avondhorecabedrijf;
- f. dienstverlening, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening uitgesloten';
- g. ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is tevens het specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan;
Aanduiding Bedrijf SBI-code (2008) Maximale
milieucategorie(ga) garage 451 2 (sb-22) specifieke vorm van bedrijf - carrosseriebedrijf 2562 3.1 - h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - politie' tevens voor politie;
- i. parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- j. wegen en paden;
- k. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- l. gebouwen;
- m. tuinen, erven en terreinen;
- n. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 18 van toepassing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 Specifieke gebruiksregels
- 1. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'aantal woningen' is weergegeven;
- 2. Woningen zijn niet toegestaan op de begane grond aan de zijde van de voorgevel(s) van het gebouw, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- 3. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is geen detailhandel toegestaan;
- 4. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' is geen horeca toegestaan;
- 5. Ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening uitgesloten' is geen dienstverlening toegestaan;
- 6. Voor zover detailhandel dan wel horeca niet expliciet zijn uitgesloten, zijn deze functies alleen toegestaan op de begane grond, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - detailhandel en horeca', want daar zijn deze functies tevens op de verdieping toegestaan.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. paden;
- d. speelvoorzieningen;
- e. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
met daaraan ondergeschikt:
- f. verhardingen;
- g. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' ook voor een geluidsscherm;
- i. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
- 2. De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 3 m bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' want daar geldt de maximale bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
- 3. De bouwhoogte van een geluidsscherm mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is weergegeven;
- 4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, behoudens palen en masten waarvoor een maximale bouwhoogte van 9 m geldt.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.1 ten behoeve van het aanleggen van in- en uitritten om aangrenzende gebouwen en terreinen te kunnen bereiken en verlaten. De breedte van een in- en uitrit mag niet meer dan 4 m bedragen.
- 2. Het afwijken kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid; en
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Tuin'.
Artikel 6 Maatschappelijk
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende maatschappelijke voorziening toegestaan;
aanduiding | Maatschappelijke voorzieningen |
(bp) | begraafplaats |
(bi) | bibliotheek |
(brk) | brandweerkazerne |
(sm-1) | specifieke vorm van maatschappelijk - dorps- buurt- en clubhuis |
(gz) | gezondheidszorg |
(sm-2) | specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang |
(sm-4) | specifieke vorm van maatschappelijk - gymzaal |
(mz) | militaire zaken |
(od) | openbare dienstverlening |
(on) | onderwijs |
(sm-3) | specifieke vorm van maatschappelijk - politie |
(re) | religie |
(zoi) | zorginstelling |
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. water;
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 18 van toepassing.
6.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2.1 voor verhoging van gedeelten van het hoofdgebouw, die om technische redenen boven het dakvlak moeten uitsteken, mits:
- a. het bewuste gedeelte niet meer dan 3 m hoger is dan de op de verbeelding weergegeven bouwhoogte; en
- b. de te verhogen gedeelten maximaal 10% van de oppervlakte van de het hoofdgebouw beslaan.
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2.3 voor vergroting van de totale oppervlakte tot 60 m², mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.
- 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 5. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.1 voor het (be)bouwen en gebruiken van gronden en bouwwerken voor een andere maatschappelijke voorziening, als genoemd in de tabel onder artikel 6.1, mits vanuit ruimtelijk en milieutechnisch oogpunt aanvaardbaar.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.1, voor ondergeschikte detailhandel en horeca die is gerelateerd aan de maatschappelijke voorziening die is aangeduid op de verbeelding, mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.
Artikel 7 Tuin
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen
met daaraan ondergeschikt:
- b. verharding, waaronder in- en uitrit;
met de daarbij behorende:
- c. bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' ook voor een geluidsscherm;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'groen' alleen voor groen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' alleen voor waterberging;
- g. uitbouwen van een hoofdgebouw dat op aangrenzende gronden is gelegen.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie
- c. de verkeersveiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 18 van toepassing.
7.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.2.2 voor het (deels) bouwen van een overkapping van maximaal 18 m2 mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.2 ten behoeve van het bouwen van kleine bouwwerken, zoals een prieel, plantenkas, hondenkennel, volière of houtberging met in acht name van de volgende bepalingen:
- a. de gezamenlijke oppervlakte van kleine bouwwerken op gronden van één bouwperceel mag niet meer dan 10 m² bedragen;
- b. de goothoogte van gebouwen en de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen.
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.2, ten behoeve van het bouwen van trappenhuizen, liftschachten en portieken bij gestapelde woningen, als bedoeld in artikel 10, met in acht name van de volgende bepalingen:
- a. de goothoogte van een trappenhuis en van een liftschacht mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de gestapelde woningen waaraan zij worden gebouwd, vermeerderd met 3 m;
- b. de goothoogte van een portiek mag niet meer dan 3 m bedragen.
- 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 5. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5 Specifieke gebruiksregels
- 1. Ter plaatse van de aanduiding 'groen' is geen verharding toegestaan.
- 2. Ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' is geen verharding toegestaan.
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- e. bermen;
met de daarbij behorende:
- f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' ook voor een geluidsscherm;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'pad' alleen voor pad;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' ook voor spoorweg;
- i. gebouwen ten behoeve van de spoorweg, ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg';
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen.
8.2 Bouwregels
- 1. Ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' mag een gebouw uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
- 2. Het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven;
- 3. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven;
- 4. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
- 5. Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- a. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 4 m bedragen;
- b. de bouwhoogte van palen, masten en verwijsborden mag niet meer dan 9 m bedragen;
- c. de bouwhoogte van een geluidsscherm mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is weergegeven;
- d. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen.
8.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de sociale veiligheid; en
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 18 van toepassing.
8.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken tot een bouwhoogte van 10 m;
- 2. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in de bestemming 'Tuin'.
Artikel 9 Wonen - 1
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woning (niet zijnde gestapelde woningen);
- b. aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
met daaraan ondergeschikt:
- c. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' alleen voor standplaats(en) van woonwagen(s) met één berging en één gebouw voor sanitaire voorziening per standplaats;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor kantoor;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - kantoor- en/of praktijkruimte' tevens voor kantoor- en/of praktijkruimte;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang' tevens voor kinderopvang;
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen;
- h. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
- i. tuinen en erven;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 18 van toepassing.
9.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.1 ten behoeve van het situeren van de voorgevel van een woning tot ten hoogste 5 m uit de bedoelde grens van een bouwvlak.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.1 en toestaan dat de goothoogte van een woning, zoals weergegeven op de verbeelding, word(en) vergroot met maximaal 3 m.
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.2 en toestaan dat de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen en overige bijgebouwen maximaal 30% bedraagt.
- 4. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.5 Specifieke gebruiksregels
- 1. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van één of meer aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden;
- a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- c. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
- d. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
- 2. De maximale oppervlakte van de kantoor- en/of praktijkruimte per woning bedraagt 100 m2 ter plaatse van de aanduiding 'kantoor- en/of praktijkruimte'.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de verbeelding weergegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de verbeelding nieuwe bouwvlakken worden weergegeven, mits:
- 1. de geluidbelasting door het verkeer op geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
- 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Wonen - 2
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gestapelde woningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens voor dienstverlening op de begane grond;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens voor maatschappelijke voorzieningen op de begane grond;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens voor een parkeergarage;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum' tevens voor een sportcentrum op de begane grond;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' alleen voor zorgwoning(-en);
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen met bijbehorende trappenhuizen, liftschachten en portieken
- h. bijgebouwen;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' voor onderdoorgang ten behoeve van verkeer;
- j. tuinen en erven;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Wonen - 3
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. autoboxen
met de daarbij behorende:
- b. tuinen, erven en terreinen.
11.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen uitsluitend autoboxen worden gebouwd.
- 2. Voor het bouwen van bebouwing als bedoeld in het eerste lid gelden de volgende bepalingen:
- a. de bebouwing mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
- c. de oppervlakte van een autobox mag niet meer dan 25 m2 bedragen.
Artikel 12 Waarde - Archeologie 1
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), primair bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.
12.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 10.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt.
- 2. Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat op deze gronden, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen en in het eerste lid is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd:
- a. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van Waarde - Archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde' meer dan 1.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
- b. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van Waarde - Archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde' meer dan 250 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
- c. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van Waarde - Archeologie 1 - historische kern' meer dan 100 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
- d. voor zover de ondergrondse bouwdiepte bij 'specifieke vorm van Waarde - Archeologie 1 - vastgestelde archeologische waarde' meer dan 0,3 m bedraagt.
- 3. In afwijking van artikel 12.1 en 12.2 mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien:
- a. Een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- b. Indien uit het in het eerste lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het afwijken van de bouwregels zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken op voorwaarde dat:
- technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; en/of
- opgravingen worden verricht; en/of
- een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - archeologie 1' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van 10.000 m2:
- a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
- b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
- c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
- 2. Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoerenm zoals genoemd in artikel 12.3, lid 1, sub a, b en c:
- a. bij 'specifieke vorm van Waarde - Archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde' over een oppervlakte van meer dan 1.000 m2;
- b. bij 'specifieke vorm van Waarde - Archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde' over een oppervlakte van meer dan 250 m2;
- c. bij 'specifieke vorm van Waarde - Archeologie 1 - historische kern' over een oppervlakte van meer dan 100 m2;
- d. bij'specifieke vorm van Waarde - Archeologie 1 - vastgestelde archeologische waarde'.
- 3. Het in artikel 12.3, eerste lid, sub a, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- c. de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
12.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigingen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of de aanwijzing als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988 is ingetrokken.
Artikel 13 Waarde - Landschap
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), primair bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van monumentale bomen dan wel houtsingels.
13.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
- 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat alleen zitbanken mogen worden opgericht.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Landschap' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- a. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
- b. het aanleggen van verhardingen;
- c. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
- d. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m ten opzichte van het maaiveld;
- e. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
- f. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
- 2. Het in artikel 13.3, eerste lid, sub a, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
15.1 Evenemententerrein
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan:
- a. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of de richting van wegen, parkeerstroken, paden, bermen en sloten en ligging van bebouwingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein, die bij de uitmeting blijkt, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is weergegeven niet meer dan 10 m zijn;
- b. ten behoeve van het bouwen in afwijking van de bepalingen ten aanzien van de afmetingen van de bebouwing, waaronder begrepen bebouwingspercentages, mits de afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de bij recht in het plan weergegeven maten.
- 2. Het afwijken van de bouwregels, als bedoeld in het eerste lid, kan niet indien enig aangrenzend terrein of enige aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de afwijking van de bouwregels kan worden voorkomen.
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover dringende redenen die na het vaststellen van het plan tot hun kennis zijn gekomen hiertoe aanleiding geven en voor zover het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het gebied dat in het plan is begrepen niet wordt geschaad:
- 1. een bestemmingsgrens tussen twee bestemmingsvlakken zodanig wijzigen, dat het kleinste bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot;
- 2. een bebouwingsgrens zodanig wijzigen, dat het bebouwingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
Artikel 18 Algemene Procedureregels
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- 2. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. De kennisgeving geschiedt tevens langs elektronische weg;
- 3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder 1 genoemde termijn;
- 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Voorthuizen-Centrum' van de gemeente Barneveld.
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Barneveld
d.d. 21 september 2011 tot vaststelling.
Mij bekend,
de griffier.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Voorliggend bestemmingsplan omvat het centrum van de kern Voorthuizen. Met dit bestemmingsplan wordt een aantal bestemmingsplannen herzien. Voorliggend bestemmingsplan is voor een groot deel beheersgericht. Dat wil zeggen dat de in het geldende bestemmingsplan toegekende bestemmingen worden overgenomen. Dit houdt echter niet in dat de bestaande ruimtelijke situatie voor het plangebied van dit bestemmingsplan voor de komende tien jaar wordt bevroren.
1.1 Aanleiding
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Deze wet verplicht gemeenten (net als de voorgaande wet) om een bestemmingsplan binnen tien jaar te herzien. In de nieuwe wet is daarnaast de verplichting opgenomen om een bestemmingsplan digitaal beschikbaar te stellen.
In de gemeente Barneveld gelden veel bestemmingsplannen die verschillen van systematiek en opzet. Het merendeel van deze bestemmingsplannen is ouder dan tien jaar. Daarnaast zijn in de loop van de jaren ook veel projecten gerealiseerd op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Om te kunnen voldoen aan de bepalingen van de wet, actualiseert de gemeente de bestemmingsplannen. Met deze actualisering worden alle oude bestemmingsplannen binnen de bebouwde kom herzien. De gemeente ziet de actualisering als een geschikte gelegenheid om de verschillende ontwikkelingen waarvoor planologische procedures zijn gevolgd te verwerken in de bestemmingsplannen. Met de actualisering wordt tevens een grote uniformiteit tussen de plannen onderling aangebracht en wordt voldaan aan de digitaliseringplicht (artikel 1.2.1. lid 1, sub b van het Besluit ruimtelijke ordening).
Met de actualisering wordt het totaal aantal bestemmingsplannen in de gemeente teruggebracht. Het terugbrengen van het aantal bestemmingsplannen vindt onder andere plaats door bundeling van ruimtelijk-functioneel gelijke gebieden. In het kader van de actualisatie wordt nu het voorliggende bestemmingsplan "Voorthuizen-Centrum" opgesteld.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Gemeente Barneveld
De gemeente Barneveld maakt, samen met de andere gemeenten uit de Gelderse Vallei, deel uit van de schil van de oprukkende Randstad. Aan de oostzijde van de gemeente ligt een deel van het grondgebied in het Veluwemassief.
De gemeente wordt doorkruist door twee autosnelwegen, de rijksweg A1 in oostwestelijke richting en de rijksweg A30 in noordzuidelijke richting. In de nabijheid van het knooppunt van deze twee wegen ligt het gebied Barneveld-Harselaar-Voorthuizen. Veruit de meeste inwoners van de gemeente Barneveld wonen én werken in dit gebied. Harselaar kan gezien worden als het bedrijventerrein van de gemeente. Barneveld en Voorthuizen zijn de grootste kernen van de gemeente.
Voorthuizen wordt aan de west- en zuidzijde omgeven door open agrarisch landschap. Aan de oost- en noordzijde wordt het landschap meer afgewisseld met bos. Voorthuizen heeft zich ontwikkeld tot een dorp dat een groot deel van zijn welvaart en het relatief uitgebreide voorzieningen apparaat aan het toerisme heeft te danken.
2.2 Begrenzing Plangebied
Het plangebied beslaat het centrum van de kern Voorthuizen. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Rubensstraat. Aan de oostzijde wordt de grens gevormd door de grens van de wijk Blankensgoed, de sportvelden, Sportparkstraat, Kievitsstraat en via de Koninginnelaan naar de Van den Berglaan. Aan de zuidzijde vormt de Beatrixlaan de grens en aan de westzijde de Baron van Nagellstraat en Rembrandtstraat. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.
Afbeelding 1 ligging plangebied
AAfbeelding 2 en 3 Beatrixlaan en Kievitstraat/Apeldoornsestraat
2.3 Geldende Bestemmingsplannen
Voorliggend bestemmingsplan betreft een actualisering van alle bestemmingsplannen binnen het plangebied Voorthuizen-Centrum. Dit houdt in dat de volgende vijf bestemmingsplannen worden herzien.
Nr. | Bestemmingsplan | Vastgesteld | Goedgekeurd |
46 | Wijziging Apeldoornsestraat | 5-10-1993 | 2-12-1993 |
89 | gedeeltelijke herziening Tankstations | 2-7-2002 | 26-8-2002 |
191 | Jan Steenstraat | 28-5-1996 | 13-9-1996 |
192 | gedeeltelijke herziening Bakkersweg VIII | 26-6-1999 | 24-8-1999 |
300 | Voorthuizen-Centrum 1992 | 30-6-1992 | 28-1-1993 |
Afbeelding 4 en 5 Dorpshuis 't Trefpunt en brandweerkazerne Gerard Doustraat
2.4 Ontstaansgeschiedenis
Voorthuizen is ontstaan rond een voorde (doorwaadbare plaats in een beek). De nederzetting ontwikkelde zich langs de huidige Hoofdstraat (voorheen Hessenweg) tussen Amsterdam en Deventer, waar deze de Ganzebeek kruiste. Tevens vond bebouwing plaats langs de weg van Barneveld naar Putten, tegenwoordig Kerkstraat geheten. Met de bestrating van de oude Hessenweg aan het begin van de negentiende eeuw kreeg de ontwikkeling van Voorthuizen nieuwe impulsen. Na 1945 ontstonden er woonwijken ten noorden en zuiden van de Hoofdstraat. In het centrum ontstond een proces van schaalvergroting en functieverandering. Als gevolg van diverse inbreidingen is de woonfunctie in het dorp versterkt.
AAfbeelding 6 Ontstaansgeschiedenis
2.5 Ruimtelijke Structuur
Afbeelding 7 Ruimtelijke structuur
Het centrum van Voorthuizen bestaat uit linten van vrijstaande gebouwen die zich langs de straten in de kern hebben ontwikkeld. Deze linten staan niet alleen langs de twee hoofdroutes Hoofdstraat/Apeldoornsestraat en Baron van Nagellstraat/Rembrandtstraat/Rubensstraat, maar ook langs de kleinere centraal in de kern gelegen straten zoals de Kerkstraat, de Beatrixlaan en de Koninginnelaan. Voortuinen geven de kern een groene identiteit. Naar het centrum toe verdicht de bebouwing zich, maakt de woonfunctie plaats voor voorzieningen en winkels op de begane grond en verdwijnen de voortuinen uit het straatbeeld. Ook vergroot de schaal van de bebouwing zich naar het centrum toe, in de vorm van appartementencomplexen die veelal in de jaren '80 en '90 gerealiseerd zijn. Kenmerkend voor Voorthuizen zijn de clusters van woningen die door het hele deelgebied op grote vrijgekomen kavels als inbreiding zijn gerealiseerd. Zo'n cluster bestaat veelal uit vrijstaande woningen en is als architectonische eenheid, met soms zeer expressieve vormgeving gerealiseerd. De woningen liggen achter de lintbebouwing en zijn ontsloten via een doodlopend toegangsweggetje of een cul-de-sac.
Afbeelding 8 en 9 Hoofdstraat en Kerkstraat
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Het bestemmingsplan Voorthuizen-Centrum is een beheersgericht plan. De geldende bestemmingen worden voor het overgrote deel in dit bestemmingsplan overgenomen en vertaald conform de SVBP2008. In de voorbereiding van bestemmingsplan Voorthuizen-Centrum is aan het licht gekomen dat in het plangebied op sommige plekken de feitelijke situatie (illegale bouw en/of gebruik) niet in overeenstemming is met de vigerende plannen. Ingeval geen concreet zicht op legalisatie bestaat (door middel van een afzonderlijke planologische procedure), is ook de geldende bestemming overgenomen.
Afbeelding 10 en 11 school aan de Van den Berglaan en monument aan de Koninginnelaan/Bakkersweg
3.1 Functies In Het Plangebied
Verspreid in het plangebied liggen een aantal maatschappelijke functies zoals scholen, kerken en een dorpshuis. De scholen, de kerken en het dorpshuis krijgen de bestemming 'Maatschappelijk' met een aanduiding. De detailhandel, dienstverlening en horeca in het centrum houdt de bestemming 'Centrum'. De twee verspreid liggende, bestaande bedrijven krijgen de bestemming 'Bedrijf' met een specifieke aanduiding.
Het overige deel van het plangebied bestaat overwegend uit woningen. De woningen met bijbehorende functies zoals tuin en verkeer worden als zodanig bestemd. Verspreid in het plangebied ligt een aantal groenstroken/(speel)veldjes. De gemeente is zuinig op het aanwezige groen in de woonwijken. Deze moeten dan ook behouden blijven en worden daarom als zodanig bestemd. Hier mag niet gebouwd worden.
3.2 Ontwikkelingen
Ondanks dat het plan beheersgericht is, worden kleinschalige ontwikkelingen wel toegestaan. Dit zijn kleine ontwikkelingen die geen (negatieve) invloed hebben op de omgeving. De ontwikkelingen die worden toegelaten zijn bijvoorbeeld het toestaan van andere bedrijvigheid op locaties waar al een bedrijf of maatschappelijke functie is gevestigd. Het andere bedrijf dat wordt toegestaan moet dezelfde, of een lagere milieucategorie hebben.
Een andere ontwikkeling die mogelijk gemaakt wordt, is het wijzigen van het bestemmingsplan. Met een wijziging van het bestemmingsplan kan de bestemming 'Bedrijf' worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1' en/of 'Tuin'. In dit bestemmingsplan is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het omzetten van de bestemming 'Groen' in de bestemming 'Tuin'. Dit is bedoeld voor bewoners die een stuk groen van de gemeente kopen en deze bij de tuin willen betrekken.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijk
Het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020 is vastgelegd in de Nota Ruimte. In deze nota geldt de periode 2020 tot 2030 als doorkijk naar de lange termijn. De nota stelt ruimte voor ontwikkeling met het motto 'decentraal wat kan en centraal wat moet'.
Het algemene doel van de nota is 'krachtige steden en een vitaal platteland bevorderen'. Andere doelen zijn:
- verbetering van de leefbaarheid en de sociaal economische positie van steden;
- verbetering van de bereikbaarheid;
- een goede afstemming tussen infrastructuur en verstedelijking;
- behoud en versterking van de variatie tussen stad en land;
- borging van de milieukwaliteit en veiligheid voor de bevolking in relatie tot risicovolle activiteiten.
Revitalisering, herstructurering en transformatie van woon- en werkgebieden is derhalve cruciaal om de ruimtelijke doelen van deze nota te kunnen bereiken.
Voor zover schaal, gevaar of hinder van bedrijven en voorzieningen het toelaten, verdient functiemenging voorrang. Juist woon- en werkgebieden bieden een aantrekkelijke omgeving met mogelijkheden om lopend of op de fiets tal van bestemmingen te bereiken. Daarnaast is het belangrijk dat provincies en gemeenten voldoende ruimte voor parken, groengebieden, sportterreinen en 'groene' en 'blauwe' recreatiemogelijkheden reserveren in en om de stad.
Het plangebied bestaat hoofdzakelijk hoofdfuncties en centrumvoorzieningen met hier en daar een andere functie. Voorliggend plan betreft een beheersgericht plan. Nieuwe ontwikkelingen worden bijna niet toegestaan. De bestaande voorzieningen in het plangebied blijven behouden.
4.2 Provincie
Het Streekplan Gelderland 2005 geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015. Het streekplan is erop gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.
In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen 'bestaand bebouwd gebied' en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied.
De provinciale Ruimtelijke Verordening is een gevolg van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die in juli 2008 in werking trad. Deze wet geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige beleidsterreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. Gedeputeerde staten hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De Verordening is in werking getreden op 2 maart 2011.
Voor de provincie betekent de Wro dat het goedkeuringsvereiste voor gemeentelijke plannen is vervallen. De Ruimtelijke Verordening is gebaseerd op reeds vastgesteld ruimtelijk beleid, zoals het Streekplan Gelderland 2005. De Verordening vormt derhalve een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat de Verordening geen beleidswijzigingen bevat.
Het plangebied is op de kaart Verstedelijking behorend bij de Verordening aangeduid als 'bestaand bebouwd gebied'.
Voorliggend plan is voornamelijk beheersgericht. Waar mogelijk wordt een algemene bestemming op gebieden gelegd, waarbij meerdere functies mogelijk worden gemaakt. Waar functiemenging niet mogelijk is, wordt een eenzijdige bestemming toegekend. Op deze manier wordt aangesloten bij de doelen van de provincie.
4.3 Waterschap Vallei En Eem
Waterschap Vallei & Eem heeft in 2005 als zijn missie geformuleerd:
"Wij beschermen onze inwoners tegen overstromingen en ernstige wateroverlast. Wij zorgen voor schoon en levend water en een waterpeil dat aansluit bij het gebruik van de grond. Wij werken transparant, milieu- en kostenbewust en gericht op samenwerking". Het hiervan afgeleide motto van het waterschap is: 'Helder in water'.
Het waterschap geeft zijn taken vorm in drie programma's:
- Veilige dijken; bescherming tegen overstroming.
- Voldoende en schoon water; waar het nodig is, is water van goede kwaliteit beschikbaar. Er wordt geen overlast van het water ondervonden.
- Zuivering afvalwater; het waterschap zuivert gebruikt en verontreinigd water en hemelwater dat in rioleringen wordt verzameld. Dit gebeurt voordat het water op het oppervlaktewater wordt geloosd.
Bestemmingsplan Voorthuizen-Centrum is niet gericht op verandering van de waterhuishoudkundige situatie. De doelen van het waterschap komen niet in het gedrang door dit bestemmingsplan.
4.4 Gemeente
Het gemeentelijk beleid voor ruimtelijke ontwikkeling is verwoord in de Structuurvisie 2009. In deze visie staat dat de behoefte aan wonen, werken en voorzieningen in beginsel op kernniveau geaccommodeerd dient te worden. Kernoverstijgende ontwikkelingen of functies die ruimtelijk niet in kleine kernen passen, worden primair in het bundelingsgebied Barneveld-Harselaar-Voorthuizen ondergebracht. In de nota wordt gestreefd naar een verdere verbetering van de bereikbaarheid van en leefbaarheid en verkeersveiligheid in de gemeente.
Alvorens te besluiten tot een substantiële uitbreiding van een kern met woon- of bedrijfsbebouwing moeten de mogelijkheden tot inbreiding onderzocht worden. Het voorzien in voldoende groen en speelmogelijkheden is daarbij voorwaarde.
Met voorliggend plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Gezien het plangebied, kan geen ruimte worden geboden voor uitbreiding. De voorzieningen die in het plangebied aanwezig zijn, blijven gehandhaafd. Hiermee wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Archeologie
De Monumentenwet 1988 vraagt van gemeenten in de voorbereidingsfase van nieuwe bestemmingsplannen of bij afwijkingen van bestaande plannen, de archeologische verwachtingswaarde in de bodem te (laten) onderzoeken.
Volgens de beleidsadvieskaart van de gemeente Barneveld heeft een deel van het plangebied een middelmatige verwachtingswaarde en een deel is aangewezen als historische kern met een hoge verwachtingswaarde. De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten hoe per archeologische verwachtingswaarde moet worden omgegaan met archeologie. Hoe dit wordt vertaald in het bestemmingsplan is te lezen in Hoofdstuk 6.1.
5.2 Bodem
Bij een ontwikkeling in een gebied dient te worden beoordeeld of de uiteindelijke bodemkwaliteit binnen dit gebied uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aan zekere kwaliteitsnormen voldoet om te voorkomen dat op verontreinigde grond wordt gebouwd.
Voorliggend plan betreft voor een groot deel een beheersplan. Zoals in hoofdstuk drie is beschreven, worden nieuwe ontwikkelingen nauwelijks toegelaten. De nieuwe ontwikkelingen die worden toegelaten zijn dermate kleinschalig, dat een bodemonderzoek daarvoor niet noodzakelijk is.
5.3 Cultuurhistorie
Het gebied heeft specifieke cultuurhistorische waarde. Het gebied Voorthuizen-Centrum omvat het oudste deel van Voorthuizen (Kerkstraat e.o.). De voorde waaraan het dorp zijn naam ontleent moet ergens in dit gebied hebben gelegen.
Er is sprake van rijks- en gemeentelijk monumenten. Rijksmonumenten zijn gelegen aan de Kerkstraat 29 en 35. De gemeentelijke monumenten zijn:
- Bakkersweg 3-5
- Beatrixlaan 1-3
- Hoofdstraat 134, 138, 142
- Kerkstraat 23, 26-28, 33, 50
- Koninginnelaan 33
De in het plangebied voorkomende monumenten en bijbehorende gronden zijn op de verbeelding niet als rijksmonument/gemeentelijk monument aangeduid. De reden hiervoor is dat de aanduiding van monumenten op de verbeelding geen verdere juridische betekenis heeft. De bescherming van monumenten geschiedt op basis van de Monumentenwet 1988, de Monumentenverordening 2003 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Verder is er sprake van bijzondere landschappelijke elementen en structuren. Het gebied kent geen bijzondere stedenbouwkundige structuren.
5.4 Ecologie
De belangrijkste wetten voor natuurbescherming in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Beide wetten zijn een Nederlandse vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De verplichtingen voor bescherming van natuurgebieden zijn overgenomen door de Natuurbeschermingswet 1998, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten en dieren.
5.4.1 Natuurbeschermingswet 1998
De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet de aanwijzing van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden.
Het plangebied Voorthuizen-Centrum ligt niet in of nabij Natura 2000-gebieden.
5.4.2 Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet beschermt plant- en diersoorten in de beschermde natuurgebieden en daarbuiten. In de praktijk komt het er op neer dat beschermde planten en dieren zoveel mogelijk met rust gelaten moeten worden.
Het bestemmingsplan Voorthuizen-Centrum is voornamelijk een beheersgericht bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet of nauwelijks toegestaan. Hierdoor is de verwachting dat de beschermde plant- en diersoorten niet worden aangetast.
5.5 Externe Veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. De risico's moeten aanvaardbaar zijn. Met het oog daarop heeft de rijksoverheid risiconormen vastgesteld waarmee bedrijven, wegbeheerders en vervoerders, maar ook gemeenten en provincies, rekening dienen te houden. Voor situaties waarbij het ontwikkelingsgebied binnen het invloedsgebied van een risicobron ligt, moet het resultaat van een risicoanalyse getoetst worden aan de gestelde risiconormen.
Transport van gevaarlijke stoffen vindt plaats over de Baron van Nagellstraat en de Hoofdstraat (N344). Uit de verkeerstellingen is gebleken dat in 2007 de volgende gevaarlijke stoffen over de Baron van Nagellstraat en de N344 zijn vervoerd:
Aantal tankwagens
Stofcategorie | Intensiteit |
LF1 | 131 |
LF2 | 99 |
GF3 | 230 |
In RBMII versie 2 zijn de risico's voor de bestaande situatie berekend. Hieruit volgt dat geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaarcontour.
Het groepsrisico is een factor 100 onder de oriënterende waarde. In het beleidsplan “Beleidsvisie externe veiligheid Gemeente Barneveld” is vastgelegd dat in de bebouwde kom de oriënterende waarde niet mag worden overschrijden. Hieraan wordt ruimschoots voldaan.
Er is sprake van een actualisatie van het bestemmingsplan waarbij een aantal functies anders worden gespecificeerd, maar in grote lijnen gelijk zijn aan het vigerend bestemmingsplan en de huidige situatie. Dit betekent dat realisatie van de actualisatie niet leidt tot een toename van de personen-dichtheid.
Op de signaleringskaart van de gemeente Barneveld is te zien dat in de omgeving van het plangebied geen risicobronnen zijn gelegen. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
5.6 Geluid
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen de bepalingen van de Wet geluidhinder in acht te worden genomen. Dit betekent onder meer dat wanneer in het bestemmingsplan gronden worden bestemd voor nieuwe woningbouw of andere geluidsgevoelige objecten, moet worden nagegaan of voor deze gronden een zogenaamde geluidszone van kracht is. Met uitzondering van een aantal wegen, bevinden zich in principe langs alle wegen geluidzones. Binnen een zone moet akoestisch onderzoek worden verricht, waaruit blijkt of de voorkeursgrenswaarde of de maximaal toelaatbare geluidbelasting wordt overschreden.
Voorliggend plan is voornamelijk een beheersgericht plan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet of nauwelijks mogelijk gemaakt. Een akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
5.7 Geur
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het oprichten of veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting niet is toegestaan, behoudens omgevingsvergunning. Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) geeft een limitatieve opsomming van die categorieën inrichtingen en van vergunningplichtige inrichtingen. Veehouderijen zijn opgenomen in bijlage 1, categorie 8, onder sub a van dat besluit.
Het bevoegd gezag betrekt bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning de gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken (artikel 8.8, eerste lid, onder sub b Wm). Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij in werking getreden. Deze wet geeft bindende aanwijzingen aan het bevoegd gezag met betrekking tot het verlenen van de omgevingsvergunning. Slechts in de gevallen waarin de wet dat bepaalt, kan een vergunning worden geweigerd vanwege de nadelige gevolgen van geuremissie vanuit de veehouderij. Daarmee bevat de Wet geurhinder en veehouderij een landsdekkend exclusief beoordelingskader dat, voor zover het de gevolgen van geuremissie vanuit dierenverblijven betreft, in de plaats treedt van de toetsing die anders bij vergunningverlening op grond van de Wabo zou moeten worden uitgevoerd.
Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt de waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is de waarde een wettelijk vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Onder een 'geurgevoelig object' wordt verstaan: een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
De Wet geurhinder en veehouderij geeft gemeenten de mogelijkheid om gebiedsgericht beleid vast te stellen door middel van een geurverordening. De standaardnormen zoals opgenomen in de wet mogen binnen een bandbreedte naar boven en beneden worden bijgesteld. Op 7 oktober 2008 heeft de raad de Geurverordening vastgesteld. Deze verordening trad in werking op 18 oktober 2008. Buiten de gebieden die zijn genoemd in de Geurverordening gelden de standaardnormen uit de Wet geurhinder en veehouderij.
In de directe omgeving van het plangebied Voorthuizen-Centrum zijn geen agrarische bedrijven gevestigd. De mogelijke aanwezigheid van agrarische bedrijven in de omgeving van het plangebied is daarbij geen directe beperking voor de actualisatie van het bestemmingsplan Voorthuizen-Centrum, aangezien dit bestemmingsplan conserverend van aard is en dus niet (rechtstreeks) mogelijk maakt dat nieuwe geurgevoelige objecten komen binnen mogelijk aanwezige geurcontouren. In het bestemmingsplan is wel de bevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen in 'Wonen-1' en/of 'Tuin'. Bij de toepassing van deze bevoegdheid moet worden voldaan aan de geldende milieukwaliteitseisen. Deze regel staat eraan in de weg dat nieuwe woningen komen binnen de geurcontour van nabijgelegen agrarische bedrijven.
5.8 Leidingen
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen geen leidingen of beschermingszones van leidingen voor die in het kader van onderhavig bestemmingsplan bescherming behoeven. Eveneens zijn er geen straalpaden of laagvliegroutes die beperkingen stellen aan de bouwhoogten.
5.9 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moet worden. Om te bepalen of de kwaliteit van de lucht ter plaatse voldoet aan de eisen uit de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelgeving, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Het bestemmingsplan "Voorthuizen-Centrum" is in hoofdzaak een beheersgericht plan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet of nauwelijks mogelijk gemaakt. De ontwikkelingen die eventueel mogelijk gemaakt worden, zijn dermate kleinschalig dat ze vallen binnen de randvoorwaarden van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen. De invloed van deze kleinschalige ontwikkelingen hoeven niet in beeld gebracht te worden.
5.10 Milieuzonering
De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) is een hulpmiddel voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden.
Het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
- het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
De Staat van Bedrijfsactiviteiten voor functiemenging geeft een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
5.11 Natuur En Landschap
Verspreid door het plangebied liggen groenstroken. Naast de openbare groenstroken hebben de meeste woningen in het plangebied een voortuin. De groenstroken en voortuinen zorgen voor een ruim, groen aanzicht van de woonstraten. De gemeente streeft naar behoud van deze groenelementen. De openbare groenstroken zijn als zodanig bestemd. In aansluiting op het plangebied Voorthuizen-Oost heeft de groenstrook langs de Roelenengweg ook de bestemming 'Waarde - landschap' gekregen. Ook de voortuinen krijgen een passende bestemming, zodat het niet mogelijk is om hier te bouwen.
5.12 Water
Om water als één van de principes voor de ruimtelijke ordening verder te ontwikkelen, heeft de Commissie Waterbeheer 21e eeuw doelstellingen geformuleerd om water prominenter in beeld te krijgen. Één van die doelstellingen is het uitvoeren van een 'Watertoets' bij alle ruimtelijke plannen en besluiten. Hiertoe dient de initiatiefnemer van een plan de waterbeheerder vroegtijdig bij de planvorming te betrekken. Het betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is om te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten.
Met voorliggend plan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die invloed hebben op de waterhuishoudkundige situatie in het plangebied. De waterhuishoudkundige situatie in het plangebied zal dan ook niet verslechteren.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Juridische Aspecten
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het afwijken met een omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.
De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene afwijkings- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.
Bevoegdheid
Onder bevoegd gezag verstaan wij het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Over het algemeen zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het kan echter incidenteel voorkomen dat bijvoorbeeld het Rijk dan wel de provincie het bevoegd gezag is.
Burgemeester en wethouders zijn altijd bevoegd gezag bij het wijzigen van een plan en het stellen van nadere eisen.
Inleidende regels
Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten. De bepalingen uit bijlage 12 van SVBP2008 zijn overgenomen in de standaardregels van gemeente Barneveld.
Bestemmingsregels
Bestemming 'Bedrijf''
De bestemming 'Bedrijf' wordt gebruikt in gebieden met een variatie aan functies, bijvoorbeeld het centrum of een woongebied met bedrijven. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A en B. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken voor de vestiging van bedrijven met activiteiten uit categorie C. Bij het bepalen van het bouwvlak is het geldende bestemmingsplan het uitgangspunt. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken voor een beperkte verruiming van de bouwmogelijkheden, met het oog op de levensvatbaarheid van bedrijven.
In twee situaties zijn specifieke bedrijven met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. In de eerste situatie is alleen het specifieke bedrijf toegestaan. Hiervoor is gekozen in situaties waarin andere (zwaardere) bedrijven op de locatie niet wenselijk zijn. Bijvoorbeeld bij nutsvoorzieningen en opslag.
In de tweede situatie is een aanduiding op de verbeelding opgenomen voor bestaande zware bedrijven, naast bedrijven uit categorie A of B. Dergelijke zware bedrijven horen in beginsel thuis op een bedrijventerrein en niet in een gebied van functiemenging, laat staan in vrij homogene woonwijken. De regeling laat toe dat na het vertrek van zo'n zwaar bedrijf daarvoor bedrijven met activiteiten uit categorie A dan wel B in de plaats komen. Deze bedrijven zitten vaak al jaren op het perceel. Het is niet wenselijk dat hiervoor alsnog met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van de regels.
Daarnaast is een bevoegdheid opgenomen om het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming Bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming Wonen-1 en Tuin. Het doel van deze wijzigingsbevoegdheid is om de mogelijkheid te bieden bij vertrek van een bedrijf een nieuwe passende bestemming aan een perceel te geven.
In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn alleen bedrijven opgenomen. Andere functies zoals maatschappelijke voorzieningen en horeca komen niet voor. Deze functies zijn niet toegestaan binnen de bestemming 'Bedrijf'. Daardoor is het niet nodig deze in de Staat van Bedrijfsactiviteiten op te nemen.
Bestemming 'Centrum'
Binnen de bestemming 'Centrum' zijn meerdere functies toegestaan, waaronder woningen, detailhandel, horecavoorzieningen en dienstverlenende bedrijven. Indien differentiatie niet is gewenst dient een specifieke bestemming te worden opgenomen. Bijvoorbeeld detailhandel in de winkelstraat.
De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter.
Bestemming 'Groen'
Het structureel groen krijgt de bestemming 'Groen'. Onder structureel groen worden wijkparken, grotere groenelementen op buurt- of blokniveau, groen om wegen en waterlopen en wadi's verstaan. Binnen deze bestemming zijn ook speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en paden toegestaan. De bestemming 'Groen' wordt alleen toegepast op openbare gronden, niet op particuliere terreinen.
Het is mogelijk om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels voor de aanleg van in- en uitritten.
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Groen' in 'Tuin' te wijzigen. Deze wijzigingsbevoegdheid kan toegepast worden wanneer de gemeente grond verkoopt aan particulieren ter uitbreiding van tuinen.
Doorgaande fietsroutes die onderdeel uitmaken van het fietsnetwerk uit het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP 2010) "Barneveld bereikbaar voor de toekomst" krijgen de bestemming 'Verkeer'.
Bestemming 'Maatschappelijk'
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Door middel van een aanduiding op de verbeelding wordt een specifieke maatschappelijke voorziening aangegeven, zoals begraafplaats, kinderopvang of religie. In principe wordt zo min mogelijk gebruik gemaakt van aanduidingen om het bestemmingsplan zo flexibel mogelijk te maken. Wanneer echter een andere maatschappelijke voorziening niet wenselijk is, door de ligging of omvang van het perceel, dan wordt wel een aanduiding toegepast. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan.
Bestemming 'Tuin'
De bestemming 'Tuin' is gelegen bij andere bestemmingen zoals 'Wonen-1' en 'Bedrijf'. De bestemming wordt alleen toegepast op terreinen van particulier eigendom. Dit deel van het perceel mag beperkt bebouwd worden.
De bedrijvenbestemming wordt toegepast bij bedrijven in een woonomgeving. Omdat de woonfunctie dominant is, dienen andere functies hierbij aan te sluiten. Bij bedrijven is, net als bij woningen, sprake van een tuinbestemming tussen het bedrijf en de weg.
In een tuinbestemming mag verharding worden gerealiseerd. Het is ook mogelijk om binnen een tuinbestemming te parkeren.
De grens tussen de bestemming 'Wonen-1' en de bestemming 'Tuin' verspringt. Buiten het bouwvlak is tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn geen bebouwing toegestaan. Zo is gewaarborgd dat hoofdgebouwen hun prominente positie behouden. Dit is wenselijk vanuit stedenbouwkundig oogpunt. Bebouwing buiten het bouwvlak is ondergeschikt.
Wanneer de aanduiding 'geluidsscherm' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor geluidsscherm. De maximale bouwhoogte van het geluidsscherm staat op de verbeelding.
Wanneer de aanduiding 'groen' is aangegeven, is de grond alleen bestemd voor groen. Bouwwerken en verharding zijn niet toegestaan.
Bestemming 'Verkeer'
De bestemming 'Verkeer' wordt opgenomen voor wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden. Daarnaast zijn parkeer-, groen- en speelvoorzieningen mogelijk. Evenals waterhuishoudkundige doeleinden en bermen.
Wanneer de aanduiding 'geluidsscherm' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor geluidsscherm. De maximale bouwhoogte van het geluidsscherm staat op de verbeelding.
Wanneer de aanduiding 'pad' is aangegeven, is de grond alleen voor pad bestemd. Hiermee wordt voorkomen dat auto's gebruik kunnen maken van het pad. Dit is van belang als het fiets- of voetpad twee wijken verbindt.
Wanneer de aanduiding 'spoorweg' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor spoorweg. Hiermee wordt bereikt dat het overige verkeer gebruik kan blijven maken van de gronden, maar dat een spoorweg ook is bestemd.
Bestemming 'Wonen-1'
De bestemming 'Wonen-1' wordt opgenomen voor het woonperceel (met eventuele uitbreidingsmogelijkheden van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen). Het gedeelte van het perceel tussen de woning en de weg krijgt de bestemming 'Tuin'.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, overkappingen en overige bijgebouwen is een regeling opgenomen waarbij de omvang van het bouwwerk is gekoppeld aan de omvang van het perceel.
Omdat aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten zowel in de woning als in de aan- en uitbouwen onder voorwaarden zijn toegestaan, is gekozen voor een algemene gebruiksbepaling in een apart artikel.
Bij hoekwoningen worden beide gevels die naar de weg zijn gekeerd aangemerkt als voorgevels.
Bestemming 'Wonen-2'
De bestemming 'Wonen-2' wordt opgenomen wanneer sprake is van gestapelde woningen.
Bij de aanduiding 'zorgwoning' zijn alleen zorgwoningen toegestaan. De zorgwoning is een kleinschalige woonvorm, bedoeld voor mensen die in principe zelfstandig kunnen wonen, maar de optie hebben om gebruik te maken van de zorgcomponent bij de woning(en).
Bestemming 'Wonen-3'
De bestemming 'Wonen-3' wordt opgenomen voor autoboxen.
Dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 1'
In alle gebieden die (nog) niet zijn vrijgegeven na archeologisch onderzoek of waar is besloten tot behoud in situ wordt de dubbelbestemming Waarde – archeologie toegepast. In deze gebieden mogen geen bouwwerken worden opgericht met een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m of meer:
- in gebieden met een lage verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 10.000 m²);
- in gebieden met een middelmatige verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 1.000 m²);
- in gebieden met een hoge verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 250 m²);
- in historische kernen (bij een oppervlakte van meer dan 100 m²) en
- voor niet zichtbare terreinen met archeologische waarde.
Dubbelbestemming 'Waarde – Landschap'
Voor te handhaven bijzondere bomen en houtsingels is een dubbelbestemming 'Waarde – Landschap' opgenomen. Aan deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden gekoppeld, zodat de bomen niet zonder een dergelijke vergunning kunnen worden gekapt, gerooid of verplaatst. Ook zijn werkzaamheden en werken in de bodem niet toegestaan zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Algemene regels
Anti-dubbeltelbepaling
Het doel van de anti-dubbeltelbepaling is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene aanduidingsregels
De aanduidingen bevatten specificaties van de (dubbel-)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bijzondere regels, extra regels of nadere afwegingen gelden. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. De volgende soorten gebiedsaanduidingen zijn toegepast: geluidszone, vrijwaringszone en veiligheidszone.
Het evenementenbeleid van de gemeente Barneveld is vastgesteld in april 2010 en in werking getreden op 7 mei 2010. De bepalingen uit dit beleid zijn in acht genomen bij de aanduidingsregels voor evenemententerrein die op het Bunckmanplein is gelegd.
Algemene afwijkingsregels
Er is een algemene afwijkingsregel opgenomen wanneer dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.
Het is niet de bedoeling dat deze algemene bevoegdheid wordt toegepast in combinatie met het afwijken zoals dat bij een specifieke bestemming is genoemd. Met andere woorden: cumulatie van deze bevoegdheden is uitgesloten. Een voorbeeld: de maximale bouwhoogte voor een woning is 12 meter. Bij de bestemming 'Wonen-1' is de bevoegdheid opgenomen om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en die bouwhoogte te vergroten met maximaal 3 meter. Het is niet de bedoeling dat dan nog eens toepassing wordt gegeven aan de algemene afwijkingsbevoegdheid met een vergroting van nog eens 10% tot gevolg.
Algemene procedureregels
Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging een besluit nemen omtrent de wijziging.
Voor het stellen van nadere eisen is geen procedure opgenomen in de wet. De procedure staat beschreven in hoofdstuk 3 "Algemene regels" van dit bestemmingsplan.
Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
Overgangs- en slotregels
Overgangsregels
Onderscheid is gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. De overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken gelden vanaf terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik vanaf het van kracht worden (inwerkingtreding) van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht. Vooraf dient een afweging te worden gemaakt tussen legaliseren (positief bestemmen) dan wel handhaving van illegale situaties.
De overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik zijn overgenomen uit artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Slotregel
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het voorliggende bestemmingsplan.
6.2 Handhaving
De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:
- de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving;
- handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren;
- niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.
Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (onder andere in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, afwijken van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.
In 2007 heeft de gemeente de Nota handhaving ruimtelijke en bouwregelgeving gemeente Barneveld opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de achtergronden die geleid hebben tot de totstandkoming van de nota. Ook geeft het voor overtredingen op het gebied van bestemmingsplan- en bouwregelgeving aan hoe met geconstateerde overtredingen om te gaan en welke prioriteitsstelling daarbij te hanteren (repressieve handhaving).
Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.
Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:
- de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels;
- het afwijkingenbeleid.
In onderhavig bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.
Verder zijn aan de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Dit plan heeft in de eerste plaats tot doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente.
Nieuwe ontwikkelingen
In het plan wordt een aantal kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door bij een omgevingsvergunning af te wijken van het plan of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in alle gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.
Mochten er andere kosten zijn die op grond van artikel 6.13 Wro dienen te worden verhaald dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de afwijking of wijziging nadat een exploitatieovereenkomst is gesloten.
Planschade
De enige kosten die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. Door de gekozen uitgangspunten worden de financiële consequenties in de vorm van planschade echter zo veel mogelijk beperkt. Bijvoorbeeld doordat geen of nauwelijks nieuwe ontwikkelingen opgenomen worden. Daardoor worden eventuele financiële consequenties als gevolg van nieuwe ontwikkelingen buiten het bestemmingsplan al afgewogen en uitvoerbaar bevonden.
Geen exploitatieplan
Gezien het voorgaande is een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zullen die uitsluitend onder wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of er een kostenverhaalsovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.
Hoofdstuk 8 Overleg En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
8.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het kader hiervan is het bestemmingsplan voor overleg aan de provincie Gelderland, het waterschap Vallei en Eem, de VROM-inspectie, brandweer Barneveld, Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voorgelegd. Wij hebben vijf overlegreacties ontvangen. Deze reacties hebben niet geleid tot aanpassing van het plan. In de bijlage bij dit bestemmingsplan is de Nota inspraak en overleg bijgevoegd.
8.2 Inspraak
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 18 februari tot en met 3 maart 2011 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een reactie over het plan naar voren te brengen. Tijdens deze twee weken zijn zes inspraakreacties ingediend.
Deze reacties hebben wel geleid tot aanpassing van het plan. In de bijlage bij dit bestemmingsplan is de Nota inspraak en overleg bijgevoegd.
8.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan ligt van 15 april tot en met 26 mei 2011 ter inzage. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn … reacties ingediend.
Deze reacties hebben wel/niet geleid tot aanpassing van het plan. In de bijlage bij dit bestemmingsplan is de Nota Zienswijzen bijgevoegd.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging
Bijlage 1 Externe Veiligheid
Bijlage 2 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 2 Nota inspraak en overleg
Bijlage 3 Ontwerp-raadsbesluit
Bijlage 3 Ontwerp-raadsbesluit