Kootwijkerbroek-Stroe-Kootwijk
Bestemmingsplan - gemeente Barneveld
Onherroepelijk op 14-11-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Aan huis verbonden beroep of bedrijf
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet bestaande uit ambachtelijke en/of detailhandelsactiviteiten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.2 Aanbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 Afhaalhoreca
Horecabedrijf dat (ook) gericht is op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren voor het nuttigen elders;
1.6 Agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van een glastuinbouwbedrijf en een gebruiksgerichte paardenhouderij;
1.7 Ambachtelijk bedrijf
een bedrijf waar overwegend door middel van handwerk producten worden vervaardigd, bewerkt, onderhouden of hersteld;
1.8 Archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.9 Autobox
een gebouw bestemd voor de stalling van auto's, andere vervoermiddelen en caravans;
1.10 Avondhorecabedrijf
horecabedrijvigheid, waaronder geen restaurants en hotels zijn begrepen, welke naar aard en openingstijden zich in hoofdzaak richt op het in avond- en nachtelijke uren uitgaande publiek, zoals cafés, bars, discotheken, dancings en/of koffiehuizen of combinaties hiervan dan wel variaties op deze bedrijfsvoering.
1.11 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 Bebouwingspercentage
het in procenten uitgedrukte deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak dan wel bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.13 Bedrijf
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.14 Bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.15 Bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;
1.16 Bestaande
bestaand en legaal aanwezig op de dag van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
1.17 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0203.1010-0004.gml met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.19 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 Bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.21 Bevi-inrichting
inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.22 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.23 Bijgebouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan de bij omschrijving van de hoofdbestemming opgesomde functies, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte;
1.24 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.25 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.26 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.27 Bouwmarkt
een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig artikelen in de bouwbranche ter verkoop worden aangeboden. Tot bouwmaterialen worden onder meer gerekend: bouwstoffen zoals cement, hout en bouwstenen, wand- en vloertegels, ijzerwaren, elektrisch installatiemateriaal alsmede sanitair-, badkamer- en keukeninrichtingsmaterialen, en doe-het-zelfproducten;
1.28 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.29 Bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.30 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.31 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.32 Cultuur en ontspanning
voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning, waaronder: podiumkunsten / theater, bioscopen, musea, expositieruimten, galeries, toeristische attracties, bowling- en poolcentra, muziek- en dansscholen, creativiteitscentra, casino's en zalencentra;
1.33 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.34 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.35 Detailhandel volumineus
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een grote oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;
1.36 Dienstverlening
het verlenen van economische diensten aan derden;
1.37 Erf
bij de bestemming behorende gronden waarvan het gebruik ten dienste van deze bestemming is;
1.38 Extensief recreatief medegebruik
recreatief medegebruik dat in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen. Voor het extensieve recreatief medegebruik is geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk, maar kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes;
1.39 Gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.40 Gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.41 Geluidsgevoelige functies
bewoning of ander geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.42 Geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.43 Hogere waarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit Geluidhinder;
1.44 Hoofdgebouw
een (deel van een) gebouw, dat vanwege zijn indeling en uiterlijke verschijningsvorm, gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel of bouwvlak moet worden aangemerkt en waartoe eventuele uitbouwen, aanbouwen en bijgebouwen niet worden gerekend;
1.45 Horeca
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfuncties;
1.46 Hulpdiensten
Brandweer, politie en ambulance;
1.47 Kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.48 Kantoor- en/of praktijkruimte
een niet voor bewoning bestemd gedeelte van een woning of gebouw bij een woning, dat uitsluitend dient voor de uitoefening van beroepsactiviteiten van de bewoner van de woning op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied;
1.49 Kwetsbaar object
woningen, gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals kantoren, hotels en restaurants, winkels, kampeer- en andere recreatieterreinen en objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.50 Landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.51 Maaiveld
gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein dat een gebouw of bouwwerk omgeeft;
1.52 Maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.53 Nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d, van de Wet ruimtelijke ordening;
1.54 Natuur(wetenschappe)lijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.55 Omgevingsvergunning
Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.56 Ondergronds bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die onder het maaiveld is gelegen;
1.57 Overkapping
een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, bestaande uit tenminste een dak en maximaal één wand;
1.58 Peil
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.59 Plan
het bestemmingsplan 'Kootwijkerbroek-Stroe-Kootwijk' van de gemeente Barneveld;
1.60 Productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.61 Recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.62 SBI-Code
Standaard Bedrijf Indelingscode van het Centraal Bureau voor Statistiek;
1.63 Seksinrichting
een terrein, gebouw, vaar- of voertuig waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.64 Staat van Bedrijfsactiviteiten
als bijlage(n) bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst(en) van bedrijven en instellingen;
1.65 Straalpad
vrije ruimte die nodig is voor ongehinderde ontvangst van (radio-)signaal;
1.66 Uitbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.67 Uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.68 Uitwerking
een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening;
1.69 Verbeelding
De bij het bestemmingsplan behorende kaart (analoog of digitaal) waarop onder meer de begrenzing van het plan, de in het bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, aanduidingen en topografische en kadastrale gegevens zijn weergegeven;
1.70 Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg
tankstation waar motorbrandstoffen, waaronder lpg, worden verkocht, eventueel met ondergeschikte detailhandel;
1.71 Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg
tankstation waar motorbrandstoffen, uitgezonderd lpg, worden verkocht, eventueel met ondergeschikte detailhandel;
1.72 Vloeroppervlak
grootte van de oppervlakte van een bouwlaag;
1.73 Voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw;
1.74 Voorgevelrooilijn
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de (bestaande) bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
1.75 Voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.76 Wet ruimtelijke ordening
Wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566) houdende vaststelling van nieuwe planregels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.77 Wgh-inrichting
een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 1.1 derde lid van de Wet Milieubeheer en artikel 1 van de Wet geluidhinder en genoemd in bijlage I, onderdeel van het Besluit omgevingsrecht, zoals deze luiden op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.78 Wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening;
1.79 Woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 De hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.7 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;
2.8 De oppervlakte van een ondergronds bouwwerk
onder de begane grondvloer, tussen de harten van de ondergrondse buitenste muren;
2.9 De oppervlakte van een overkapping
de loodrechte projectie van de overkapping op het maaiveld;
2.10 Het vloeroppervlak
boven de vloeren, tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren.
2.11 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders weergegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
- b. hobbymatig agrarisch gebruik in de vorm van het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
met daaraan ondergeschikt:
- c. openbare nutsvoorzieningen;
- d. recreatief medegebruik;
- e. infrastructurele voorzieningen;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
met de daarbij behorende:
- h. gebouwen;
- i. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken;
- j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid; en
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 32.1 van toepassing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.1 ten behoeve van het bouwen van maximaal 100 m2 aan kassen.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën A en B, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is ook het specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan;
Aanduiding | Bedrijf | SBI-code (2008) | Maximale milieucategorie | ||
(sb-49) | specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf > 1.000 m2 | 41 / 42 / 43, nr. 2 | 3.1 | ||
(sb-41) | specifieke vorm van bedrijf - autoplaatwerkerij | 45204 A | 3.2 | ||
(sb-42) | specifieke vorm van bedrijf - autospuitinrichting | 45204 C | 3.1 | ||
(sb-35) | specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf ![]() | 41 / 42 / 43, nr. 1 | 3.1 | ||
(sb-44) | specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats | 251 / 331 | 3.2 | ||
(sb-46) | specifieke vorm van bedrijf - groothandel in chemische producten | 46751 | 3.2 | ||
(sb-26) | specifieke vorm van bedrijf - groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders | 4621, nr. 0 | 3.1 | ||
(sb-45) | specifieke vorm van bedrijf - groothandel in overige consumentenartikelen | 464 / 46733 | 2 | ||
(sb-33) | specifieke vorm van bedrijf - groothandel in overige intermediaire goederen | 4676 | 2 | ||
(sb-47) | specifieke vorm van bedrijf - handel in vrachtauto's | 451 | 3.2 | ||
(sb-32) | specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf | 016 | 3.1 | ||
(sb-31) | specifieke vorm van bedrijf - machine- en apparatenfabriek | 27 / 28 / 33, nr. 1 | 3.2 | ||
(sb-37) | specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkende industrie | 2562 / 3311, nr. 1 | 3.2 | ||
(sb-43) | specifieke vorm van bedrijf - metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf (galvaniseren) | 2561 / 3311, nr. 9 | 3.2 | ||
(sb-38) | specifieke vorm van bedrijf - metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf (lakspuiten / moffelen) | 2561 / 3311, nr. 12 | 3.2 | ||
(sb-39) | specifieke vorm van bedrijf - metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf (stralen) | 2561 / 3311, nr. 10 | 4.1 | ||
(sb-34) | specifieke vorm van bedrijf - meubelfabriek | 310 | 3.2 | ||
(sb-1) | specifieke vorm van bedrijf - overige groothandel | 466 / 469 | 2 | ||
(sb-48) | specifieke vorm van bedrijf - smederij | 255 / 331, nr. B1 | 3.1 | ||
(sb-29) | specifieke vorm van bedrijf - stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijf | 255 / 331 | 4.1 | ||
(sb-30) | specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkfabriek | 162, nr. 0 | 3.2 | ||
(sb-25) | specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkfabriek < 200 m2 | 162, nr. 1 | 3.1 | ||
(sb-40) | specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf ![]() | 494, nr. 1 | 3.1 | ||
(sb-10) | specifieke vorm van bedrijf - veevoederfabriek | 1091 | 4.1 | ||
(sb-50) | specifieke vorm van bedrijf - verhuurbedrijf voor machines en werktuigen | 773 | 3.1 | ||
(vm) | verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg | 473 | 2 | ||
(vml) | verkooppunt motorbrandstoffen met lpg | 473, nr. 2 | 3.1 |
- b. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën A en B, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen het specifieke, met die aanduiding corresponderende bedrijf toegestaan;
Aanduiding | Bedrijf |
(nv) | nutsvoorziening |
(op) | opslag |
met daaraan ondergeschikt:
- c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, textiel, schoeisel en lederwaren, en huishoudelijke artikelen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. wegen, straten en paden;
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen;
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
- j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de goede milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 32.1 van toepassing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m;
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.4 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 4 m;
- 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.2.1, sub e, f en/of g mits de bereikbaarheid van de bebouwing voor hulpdiensten voldoende is gewaarborgd.
- 5. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 Specifieke gebruiksregels
- 1. De opslag van goederen is niet toegestaan op gronden die onbebouwd dienen te blijven volgens artikel 4.2.1;
- 2. Per bedrijf mag de maximale oppervlakte in gebruik voor een onzelfstandig kantoor maximaal 40 procent van de bruto vloeroppervlakte van het bedrijf bedragen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën A en B, mits het geen Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen betreft.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1 ten behoeve van de vestiging van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie C dan wel daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijven, mits:
- a. de gevolgen voor omliggende woningen niet onevenredig ongunstiger zijn dan de invloed van in artikel 4.1, sub a bedoelde bedrijven; en
- b. het functioneren van één of meer bedrijven, die reeds in de omgeving daarvan aanwezig zijn, niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed.
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1, sub b voor het gebruiken van gronden en bouwwerken voor een ander bedrijf dan volgens de aanduiding op de verbeelding is toegestaan, mits dat bedrijf is genoemd in bijlage 1 onder de categorieën A en B.
- 4. Het afwijken van de gebruiksregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen de bij het plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigen, dit met inachtneming dat een wijziging betrekking kan hebben op het toevoegen van soorten bedrijven, het afvoeren van soorten bedrijven en het wijzigen van de categorie-indeling van soorten bedrijven.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming Bedrijf wordt gewijzigd in de bestemmingen Wonen - 1 en Tuin. Met inachtneming van de volgende regels:
- a. niet meer dan 1 woning per 300 m2 van het bestemmingsvlak 'Bedrijf';
- b. de woningen dienen georiënteerd te zijn op de weg;
- c. de voorgevel van de woning dient te staan in de voorgevelrooilijn van aansluitende bebouwing;
- d. de minimale perceelsbreedte per woning 14 m en de minimale diepte 23 m bedraagt;
- e. de omvang en de goot- en bouwhoogte dient aan te sluiten bij de omvang en goot- en bouwhoogten in de directe omgeving van het perceel;
- f. na wijziging is het bepaalde in artikel 19Wonen - 1 en artikel 16Tuin van overeenkomstige toepassing;
- g. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
- h. aangetoond dient te worden dat de woningen passen binnen de gemeentelijke woningbouwprogrammering;
- i. voldaan wordt aan alle geldende milieukwaliteitseisen, zo:
- moet de kwaliteit van de bodem geschikt zijn voor de beoogde functie; en
- mag de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
- moet worden voldaan aan de normen uit de Wet geurhinder en veehouderij;
- j. gegarandeerd is dat de door de gemeente gemaakte grondexploitatiekosten op de particuliere grondeigenaren binnen het te exploiteren gebied verhaald worden;
- k. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijven tot en met categorie 3.2 uit bijlage 2;
met dien verstande dat Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn uitgesloten;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. productiegebonden detailhandel;
met de daarbij behorende:
- f. gebouwen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
- h. terreinen;
- i. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de brandveiligheid;
- f. de externe veiligheid; en
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 32.1 van toepassing.
5.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.1 en toestaan dat het bebouwingspercentage per bouwvlak wordt vergroot tot maximaal 100%;
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.1, sub c, d en/of e mits de bereikbaarheid van de bebouwing voor hulpdiensten voldoende is gewaarborgd.
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.1 en toestaan dat de bouw- en/of goothoogte van een gebouw, zoals weergegeven op de verbeelding, word(en) vergroot met maximaal 3 m;
- 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m;
- 5. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.4 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 4 m;
- 6. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5 Specifieke gebruiksregels
- 1. De opslag van goederen is niet toegestaan op gronden die onbebouwd dienen te blijven volgens artikel 5.2.1, sub c, d en e.
- 2. Per bedrijf mag de maximale oppervlakte in gebruik voor een onzelfstandig kantoor maximaal 40 procent van de bruto vloeroppervlakte van het bedrijf bedragen.
- 3. Alleen ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' mag de perceelsoppervlakte per bedrijf niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.1 ten behoeve van de vestiging van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in artikel 5.1 bedoelde bedrijven, mits het geen Wgh-inrichtingen betreft;
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.1 ten behoeve van de vestiging van Wgh-inrichtingen;
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.1 ten behoeve van de vestiging van Bevi-inrichtingen;
- 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.1 ten behoeve van de vestiging van een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg met een doorzet van meer dan 1.000 m3 per jaar
- 5. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.1 ten behoeve van bedrijven die volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten van één hogere categorie zijn, mits omliggende woningen en bedrijven niet onevenredig nadelig worden beïnvloed;
- 6. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.1 ten behoeve van bedrijven die volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten van één lagere categorie zijn, mits het functioneren van omliggende bedrijven niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed;
- 7. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.1 en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen;
- c. bouwmarkten;
- d. detailhandel in meubelen en woninginrichting;
mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het kernwinkelapparaat en wijkwinkelvoorzieningen;
- 8. Het afwijken van de bouwregels kan slechts mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Bos
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos;
- b. groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. paden en wegen;
- d. waterlopen en waterpartijen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. extensief recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
- g. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
- 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
6.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
- b. de verkeersveiligheid; en
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 32.1 van toepassing.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2 voor de bouw van gebouwen ten behoeve van onderhoud zoals houtloodsen en bergingen, met een maximale oppervlakte van 30 m2 en een maximale goothoogte van 2,5 m en met inachtneming van het volgende:
- 1. het aantal gebouwen bedraagt maximaal één per 100 ha bos;
- 2. het afwijken van de bouwregels kan slechts indien de noodzaak wordt aangetoond voor het oprichten van een gebouw uit oogpunt van het op handhaving van de bestemming gerichte beheer;
- 3. het afwijken van de bouwregels kan niet indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden en hieraan door het nemen van maatregelen niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
- b. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen.
- 2. Het verbod uit artikel 6.5, eerste lid sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. het normale onderhoud betreffen;
- b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Artikel 7 Centrum
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. detailhandel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' en alleen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' ook voor detailhandel volumineus;
- c. horeca (niet zijnde avondhorecabedrijven), uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten';
- d. dienstverlening, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening uitgesloten';
- e. parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. wegen en paden;
- g. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. gebouwen;
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 32.1 van toepassing.
7.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 7.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5 Specifieke gebruiksregels
- 1. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'aantal woningen' is weergegeven;
- 2. Woningen zijn niet toegestaan op de begane grond aan de zijde van de voorgevel(s) van het gebouw, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- 3. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is geen detailhandel toegestaan;
- 4. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' is geen horeca toegestaan;
- 5. Ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening uitgesloten' is geen dienstverlening toegestaan;
- 6. Voor zover detailhandel, dienstverlening dan wel horeca niet expliciet zijn uitgesloten, zijn deze functies alleen toegestaan op de begane grond, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - detailhandel en horeca', want daar zijn deze functies ook op de verdieping toegestaan.
Artikel 8 Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel en alleen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' ook voor detailhandel volumineus;
- b. ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende voorziening toegestaan;
aanduiding Detailhandel (su) supermarkt (tc) tuincentrum - c. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt uitgesloten' is geen supermarkt toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
- d. dienstverlening;
- e. wegen en paden;
- f. groenvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. gebouwen;
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken;
- k. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 32.1 van toepassing.
8.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m;
- 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.5 Specifieke gebruiksregels
- 1. Het is niet toegestaan een bedrijfswoning die onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw te situeren op de begane grond aan de zijde van de voorgevel(s).
- 2. Horeca en afhaalhoreca is niet toegestaan.
- 3. In afwijking van hetgeen is bepaald over horeca en afhaalhoreca, is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - restauratieve voorziening' alleen een restauratieve voorziening toegestaan ten behoeve van een tuincentrum.
Artikel 9 Dienstverlening
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- e. gebouwen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid; en
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 32.1 van toepassing.
9.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 9.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.5 Specifieke gebruiksregels
Het is niet toegestaan een bedrijfswoning die onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw te situeren op de begane grond aan de zijde van de voorgevel(s).
Artikel 10 Gemengd
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' ook voor bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de categorieën A en B;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' voor detailhandel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende voorziening toegestaan;
aanduiding Detailhandel (su) supermarkt (tc) tuincentrum - c. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' voor dienstverlening;
met daaraan ondergeschikt:
- d. wegen en paden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 32.1 van toepassing.
10.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 10.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 10.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Opslag ten behoeve van binnen de bestemming 'Gemengd' toegelaten functies is niet toegestaan buiten het bouwvlak, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'opslag' want daar is opslag tot een hoogte van 2,5 m toegestaan.
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. paden;
- d. speelvoorzieningen;
- e. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
met daaraan ondergeschikt:
- f. verhardingen;
- g. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
- 2. De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 3 m bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' want daar geldt de maximale bouwhoogte zoals op de verbeelding is weergegeven;
- 3. De bouwhoogte van een geluidsscherm mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is weergegeven;
- 4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, behoudens palen en masten waarvoor een maximale bouwhoogte van 9 m geldt.
11.3 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 11.1 ten behoeve van het aanleggen van in- en uitritten om aangrenzende gebouwen en terreinen te kunnen bereiken en verlaten. De breedte van een in- en uitrit mag niet meer dan 4 m bedragen.
- 2. Het afwijken kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid; en
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Tuin'.
Artikel 12 Horeca
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecavoorzieningen, met uitzondering van avondhorecabedrijven;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- e. gebouwen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 32.1 van toepassing.
12.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 12.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 12.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.5 Specifieke gebruiksregels
- 1. Voor zover de gronden, als bedoeld in artikel 12.1, niet zijn bebouwd mogen daarop uitsluitend tuinen en erven worden aangelegd en mogen deze gronden uitsluitend als tuinen en erven worden gebruikt.
- 2. Het is niet toegestaan een bedrijfswoning die onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw te situeren op de begane grond aan de zijde van de voorgevel(s).
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 12.1 ten behoeve van het gebruik van avondhorecabedrijven, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. de sociale veiligheid; en
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding zoals in onderstaande tabel is opgenomen, want daar is alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende maatschappelijke voorziening toegestaan;
aanduiding | Maatschappelijke voorzieningen |
(bp) | begraafplaats |
(vl) | verenigingsleven |
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. water;
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 32.1 van toepassing.
13.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 13.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 13.2.1 voor verhoging van gedeelten van het hoofdgebouw, die om technische redenen boven het dakvlak moeten uitsteken, mits:
- a. het bewuste gedeelte niet meer dan 3 m hoger is dan de op de verbeelding weergegeven bouwhoogte; en
- b. de te verhogen gedeelten maximaal 10% van de oppervlakte van de het hoofdgebouw beslaan.
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 13.2.4 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 4. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 13.1 voor gebruiken van gronden en bouwwerken voor een andere maatschappelijke voorziening, als genoemd in de tabel onder artikel 13.1, mits vanuit ruimtelijk en milieutechnisch oogpunt aanvaardbaar.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 13.1, voor ondergeschikte detailhandel en horeca die is gerelateerd aan de maatschappelijke voorziening die is aangeduid op de verbeelding, mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.
Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsrecreatie, tenzij op de verbeelding in het desbetreffende bestemmingsvlak een aanduiding uit onderstaande tabel is opgenomen, want in dat geval is ter plaatse van de aanduiding alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende verblijfsrecreatie toegestaan:
Aanduiding | Verblijfsrecreatie |
(rw) | recreatiewoning |
met de daarbij behorende:
- b. gebouwen;
- c. tuinen en erven;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 32.1 van toepassing.
Artikel 15 Sport
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. water;
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een kantine;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan;
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 32.1 van toepassing.
15.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 15.2.4 voor de bouw van tribunes, mits:
- a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m;
- b. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 5% van het bestemmingsvlak.
- 2. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 16 Tuin
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen
met daaraan ondergeschikt:
- b. verharding, waaronder in- en uitrit;
met de daarbij behorende:
- c. bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'groen' alleen voor groen;
- e. uitbouwen en/of balkons van een hoofdgebouw dat op aangrenzende gronden is gelegen.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie
- c. de verkeersveiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 32.1 van toepassing.
16.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 16.2.2 voor het (deels) bouwen van een overkapping van maximaal 18 m2 mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 16.2 ten behoeve van het bouwen van kleine bouwwerken, zoals een prieel, plantenkas, hondenkennel, volière of houtberging met in acht name van de volgende bepalingen:
- a. de gezamenlijke oppervlakte van kleine bouwwerken op gronden van één bouwperceel mag niet meer dan 10 m² bedragen;
- b. de goothoogte van gebouwen en de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen.
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 16.2, ten behoeve van het bouwen van trappenhuizen, liftschachten en portieken bij gestapelde woningen, als bedoeld in artikel 20.1, met in acht name van de volgende bepalingen:
- a. de goothoogte van een trappenhuis en van een liftschacht mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de gestapelde woningen waaraan zij worden gebouwd, vermeerderd met 3 m;
- b. de goothoogte van een portiek mag niet meer dan 3 m bedragen.
- 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 16.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 5. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.5 Specifieke gebruiksregels
- 1. Ter plaatse van de aanduiding 'groen' zijn geen verharding en bouwwerken toegestaan.
Artikel 17 Verkeer
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- e. bermen;
met de daarbij behorende:
- f. ter plaatse van de aanduiding 'pad' alleen voor pad;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' ook voor spoorweg;
- h. gebouwen ten behoeve van de spoorweg, ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg';
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de sociale veiligheid; en
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 32.1 van toepassing.
17.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 17.2 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken tot een bouwhoogte van 10 m;
- 2. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid.
17.5 Specifieke gebruiksregels
In afwijking van artikel 17.1 zijn speelvoorzieningen niet toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg'.
17.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in de bestemming 'Tuin'.
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen;
met de daarbij behorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
18.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
- 2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
Artikel 19 Wonen - 1
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woning (niet zijnde gestapelde woningen);
- b. aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
met daaraan ondergeschikt:
- c. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' alleen voor standplaats(en) van woonwagen(s) met één berging en één gebouw voor sanitaire voorziening per standplaats;
met de daarbij behorende:
- d. gebouwen;
- e. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
- f. tuinen, erven en parkeerplaatsen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 32.1 van toepassing.
19.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 19.2.1 ten behoeve van het situeren van de voorgevel van een woning tot ten hoogste 5 m uit de bedoelde grens van een bouwvlak.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 19.2.1 en toestaan dat de goothoogte van een woning, zoals weergegeven op de verbeelding, word(en) vergroot met maximaal 3 m.
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 19.2.2 en toestaan dat de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen en overige bijgebouwen maximaal 30% bedraagt.
- 4. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.5 Specifieke gebruiksregels
- 1. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van één of meer aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden;
- a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- c. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
- d. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
19.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de verbeelding weergegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de verbeelding nieuwe bouwvlakken worden weergegeven, mits:
- 1. de geluidbelasting door het verkeer op geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
- 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 20 Wonen - 2
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gestapelde woningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' ook voor dienstverlening op de begane grond;
met de daarbij behorende:
- c. gebouwen met bijbehorende trappenhuizen, liftschachten en portieken
- d. bijgebouwen;
- e. tuinen, erven en parkeerplaatsen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
20.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 32.1 van toepassing.
Artikel 21 Wonen - 3
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. autoboxen
met de daarbij behorende:
- b. tuinen, erven en terreinen.
21.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen uitsluitend autoboxen worden gebouwd.
- 2. Voor het bouwen van bebouwing als bedoeld in het eerste lid gelden de volgende bepalingen:
- a. de bebouwing mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
- c. de oppervlakte van een autobox mag niet meer dan 25 m2 bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' want daar geldt dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is weergegeven.
Artikel 22 Bedrijventerrein - Uit Te Werken
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein – uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- c. bedrijven;
- d. verkeer;
- e. water en groen;
- f. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. bouwwerken.
22.2 Uitwerkingsregels
- 1. Met toepassing van het in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalde werken burgemeester en wethouders de in artikel 22.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
- a. de bestemming wordt uitgewerkt ten behoeve van bedrijvigheid in de milieucategorieën 1 en 2 overeenkomstig bijlage 3, hieronder zijn geen bedrijfswoningen begrepen;
- b. de bedrijfsbestemmingen worden zodanig gesitueerd dat geen onevenredige hinder gaat ontstaan voor in de omgeving gelegen functies;
- c. het bouwvlak van de gronden welke in aanmerking komen voor een bedrijfsbestemming ligt op minimaal vijf meter afstand van de (voorgenomen) verkeersbestemming;
- d. de bedrijfspercelen hebben een oppervlakte van maximaal 2500 m2;
- e. de bouwhoogte binnen een uitgewerkte bedrijfsbestemming mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is weergegeven (8 meter);
- f. het bebouwingspercentage binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven; (80%);
- g. maat, schaal en oriëntatie van de bebouwing dient zich te schikken naar de directe omgeving;
- h. er dient in het bestemmingsvlak voldoende ruimte beschikbaar te zijn voor parkeren en verkeersafwikkeling dat is gerelateerd aan de te vestigen bedrijvigheid;
- i. er dient in het bestemmingsplan voldoende ruimte te worden bestemd ten behoeve van de adequate opvang en afvoer van hemelwater overeenkomstig het voor het plangebied opgestelde Waterstructuurplan.
- 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in het uitwerkingsplan op te nemen:
- a. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 22.1 voor het (be-) bouwen en gebruiken van gronden en bouwwerken voor bedrijven die in bijlage 3 als categorie 3 zijn aangeduid, mits deze, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kunnen worden aangemerkt als bedrijven die in bijlage 3 zijn aangeduid als categorie 1 of 2;
- b. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 22.1 voor bedrijven die niet in bijlage 3, die bij dit plan behoort, worden genoemd en die gelijkwaardig geacht kunnen worden aan de categorieën van bedrijven, die op grond van de bestemming zijn toegestaan;
- c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 22.1 voor detailhandel in volumineuze goederen mits wordt aangetoond dat:
- de detailhandel ruimtelijk niet in of aansluitend aan bestaande winkelgebieden, respectievelijk woongebieden, kan worden ingepast;
- de vestiging van de detailhandel op de gekozen plaats geen structurele verstoring van de voorzieningenstructuur met zich meebrengen.
22.3 Bouwregels
- 1. Op de gronden als bedoeld in artikel 22.1 mag niet worden gebouwd, zonder een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat rechtskracht heeft verkregen;
- 2. Zolang een uitwerkingsplan nog geen rechtskracht heeft kan slechts worden gebouwd in overeenstemming met het ontwerpuitwerkingsplan dat ter inzage heeft gelegen.
Artikel 23 Maatschappelijk - Uit Te Werken
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk – uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. verkeer;
- c. water en groen;
met de daarbij behorende:
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. bouwwerken.
23.2 Uitwerkingsregels
- 1. Met toepassing van het in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalde werken burgemeester en wethouders de in artikel 23.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
- a. de bebouwing dient zodanig te worden gesitueerd dat deze ten minste 10 meter uit de zijdelingse perceelsgrens van het bestemmingsvlak wordt gerealiseerd en er geen onevenredige hinder ontstaat voor omliggende functies;
- b. maat, schaal en oriëntatie van de bebouwing dient zich te schikken naar de directe omgeving;
- c. het bebouwingspercentage binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven (70%);
- d. de bouwhoogte van de bebouwing mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is weergegeven (10 meter);
- e. er dient in het bestemmingsvlak voldoende ruimte beschikbaar te zijn voor parkeren en verkeersafwikkeling dat is gerelateerd aan de te vestigen voorzieningen;
- f. er dient in het bestemmingsplan voldoende ruimte te worden bestemd ten behoeve van de adequate opvang en afvoer van hemelwater overeenkomstig het voor het plangebied opgestelde Waterstructuurplan.
- 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in het uitwerkingsplan op te nemen:
- a. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 23.1 en gebruik en bouwen ten behoeve van andere functies toestaan mits hierdoor geen nadelige planologische en milieuhygiënische gevolgen, dan wel overwegend gunstige gevolgen voor de functie van het omringende gebied ontstaan;
- b. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 23.2 voor het verhogen van het bebouwingspercentage tot 80%.
23.3 Bouwregels
- 1. Op de gronden als bedoeld in artikel 23.1 mag niet worden gebouwd, zonder een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat rechtskracht heeft verkregen;
- 2. Zolang een uitwerkingsplan nog geen rechtskracht heeft kan slechts worden gebouwd in overeenstemming met het ontwerpuitwerkingsplan dat ter inzage heeft gelegen.
Artikel 24 Leiding - Hoogspanning
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de hoogspanningsleiding en het woon- en leefmilieu.
24.2 Bouwregels
Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van hoogspanningsmasten.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 24.2 voor wat betreft het oprichten van bebouwing overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, met uitzondering van (bedrijfs)woningen en gehoord de elektriciteitsmaatschappij.
Artikel 25 Leiding - Riool
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een rioolpersleiding.
25.2 Bouwregels
Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald niet worden gebouwd met uitzondering van gebouwtjes ten behoeve van het leidingbeheer, met per gebouwtje een maximale bebouwde oppervlakte van 100 m2.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 25.2 voor wat betreft het oprichten van bebouwing overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de rioolpersleiding, in verband waarmee de leidingbeheerder wordt gehoord.
Artikel 26 Waarde - Archeologie 1
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), primair bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.
26.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 10.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt.
- 2. Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat op deze gronden, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen en in het eerste lid is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd:
- a. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde' meer dan 1.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
- b. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde' meer dan 250 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
- c. voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - historische kern' meer dan 100 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
- d. voor zover de ondergrondse bouwdiepte bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - vastgestelde archeologische waarde' meer dan 0,3 m bedraagt.
- 3. In afwijking van artikel 26.1 en 26.2 mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien:
- a. Een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- b. Indien uit het in het eerste lid genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het afwijken van de bouwregels zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken op voorwaarde dat:
- technische maatregelen worden getroffen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; en/of
- opgravingen worden verricht; en/of
- een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, begeleidt.
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren over een oppervlakte van 10.000 m2:
- a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
- b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
- c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
- 2. Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zoals genoemd in artikel 26.3, lid 1, sub a, b en c:
- a. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde' over een oppervlakte van meer dan 1.000 m2;
- b. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde' over een oppervlakte van meer dan 250 m2;
- c. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - historische kern' over een oppervlakte van meer dan 100 m2;
- d. bij 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - vastgestelde archeologische waarde'.
- 3. Het in artikel 26.3, eerste lid, sub a, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- c. de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
26.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigingen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn of de aanwijzing als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988 is ingetrokken.
Artikel 27 Waarde - Landschap
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(-en), primair bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van monumentale bomen dan wel houtsingels.
27.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen, in afwijking van hetgeen in overige bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
- 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat alleen zitbanken mogen worden opgericht.
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 1. Het is binnen de bestemming 'Waarde - Landschap' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- a. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
- b. het aanleggen van verhardingen;
- c. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
- d. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m ten opzichte van het maaiveld;
- e. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
- f. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
- 2. Het in artikel 27.3, eerste lid, sub a, vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- a. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 29 Algemene Aanduidingsregels
29.1 Veiligheidszone - lpg
Ongeacht de bestemming zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van (beperkt) kwetsbare objecten vanwege het vulpunt lpg.
29.2 Vrijwaringszone - Spoor
Ongeacht de bestemming zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Spoor' tevens bestemd voor het railverkeersbelang.
29.3 Vrijwaringszone - Straalpad
Ongeacht de bestemming zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Straalpad' tevens bestemd voor de bescherming van een straalverbinding.
Artikel 30 Algemene Afwijkingsregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan:
- a. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of de richting van wegen, parkeerstroken, paden, bermen en sloten en ligging van bebouwingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein, die bij de uitmeting blijkt, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is weergegeven niet meer dan 10 m zijn;
- b. ten behoeve van het bouwen in afwijking van de bepalingen ten aanzien van de afmetingen van de bebouwing, waaronder begrepen bebouwingspercentages, mits de afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de bij recht in het plan weergegeven maten.
- 2. Het afwijken van de bouwregels, als bedoeld in het eerste lid, kan niet indien enig aangrenzend terrein of enige aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de afwijking van de bouwregels kan worden voorkomen.
Artikel 31 Algemene Wijzigingsregels
31.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover dringende redenen die na het vaststellen van het plan tot hun kennis zijn gekomen hiertoe aanleiding geven en voor zover het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het gebied dat in het plan is begrepen niet wordt geschaad:
- 1. een bestemmingsgrens tussen twee bestemmingsvlakken zodanig wijzigen, dat het kleinste bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot;
- 2. een bebouwingsgrens zodanig wijzigen, dat het bebouwingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
Artikel 32 Algemene Procedureregels
32.1 Procedure bij het stellen van nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- 2. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. De kennisgeving geschiedt tevens langs elektronische weg;
- 3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder 1 genoemde termijn;
- 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 33 Overgangsrecht
33.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
33.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 34 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kootwijkerbroek-Stroe-Kootwijk' van de gemeente Barneveld.
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Barneveld
d.d. tot vaststelling.
Mij bekend,
de griffier.
Hoofdstuk 1 Inleiding
De gemeenteraad heeft in juli 2007 het plan van aanpak voor de actualisering van de bestemmingsplannen vastgesteld. Het betreffen alle huidige bestemmingsplannen gelegen in de kernen van de gemeente Barneveld.
Voorliggend bestemmingsplan omvat de kernen Kootwijkerbroek, Stroe en Kootwijk. Met dit bestemmingsplan wordt een aanzienlijk aantal bestemmingsplannen herzien. Dit bestemmingsplan is voor een groot deel beheersgericht. Dat wil zeggen dat de bestemmingen uit de geldende bestemmingsplannen worden overgenomen. Dit houdt echter niet in dat de bestaande ruimtelijke situatie voor het plangebied van dit bestemmingsplan voor de komende tien jaar wordt bevroren.
1.1 Aanleiding
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Deze wet verplicht gemeenten (net als de voorgaande wet) om een bestemmingsplan binnen tien jaar te herzien. In de nieuwe wet is daarnaast de verplichting opgenomen om een bestemmingsplan digitaal beschikbaar te stellen.
In de gemeente Barneveld gelden veel bestemmingsplannen die verschillen van systematiek en opzet. Het merendeel van deze bestemmingsplannen is ouder dan tien jaar. Daarnaast zijn in de loop van de jaren ook veel projecten gerealiseerd op basis van vrijstellingen ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud).
Om te kunnen voldoen aan de bepalingen van de wet, actualiseert de gemeente de bestemmingsplannen. Met deze actualisering worden alle oude bestemmingsplannen binnen de bebouwde kom herzien. De gemeente ziet de actualisering als een geschikte gelegenheid om de verschillende ontwikkelingen waarvoor planologische procedures zijn gevolgd te verwerken in de bestemmingsplannen. Met de actualisering wordt tevens een grote uniformiteit tussen de plannen onderling aangebracht en wordt voldaan aan de digitaliseringsplicht (artikel 1.2.1 lid 1, sub b van het Besluit ruimtelijke ordening).
Met de actualisering wordt het totaal aantal bestemmingsplannen in de gemeente teruggebracht. Het terugbrengen van het aantal bestemmingsplannen vindt onder andere plaats door bundeling van ruimtelijk-functioneel gelijke gebieden. In het kader van de actualisering wordt het bestemmingsplan Kootwijkerbroek-Stroe-Kootwijk opgesteld.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Gemeente Barneveld
De gemeente Barneveld maakt, samen met de andere gemeenten uit de Gelderse Vallei, deel uit van de schil van de oprukkende Randstad. Aan de oostzijde van de gemeente ligt een deel van het grondgebied in het Veluwemassief.
De gemeente wordt doorkruist door twee autosnelwegen, de rijksweg A1 in oostwestelijke richting en de Rijksweg A30 in noordzuidelijke richting. In de nabijheid van het knooppunt van deze twee wegen ligt het gebied Barneveld-Harselaar-Voorthuizen. Veruit de meeste inwoners van de gemeente Barneveld wonen en werken in dit gebied. Harselaar kan gezien worden als het bedrijventerrein van de gemeente. De grootste kernen zijn Barneveld en Voorthuizen. Kootwijkerbroek, Garderen, Terschuur, Zwartebroek, Stroe, Kootwijk en De Glind zijn de overige kernen van de gemeente Barneveld.
Voorliggend bestemmingsplan betreft de actualisering van alle bestemmingsplannen binnen de kernen Kootwijkerbroek, Stroe en Kootwijk.
2.2 Begrenzing Plangebied
Kootwijkerbroek
De plangrens wordt bepaald door de grenzen van het dorp. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Wesselseweg en de Veluweweg tot en met nummer 132. Aan de oostzijde loopt de plangrens langs De Spil. Daarna loopt de grens langs de Nachtegaalweg naar de Puurveenseweg. De zuidelijke grens loopt vanaf de Nachtegaalweg langs de Puurveenseweg naar de kruising met de Essenerweg. Vanaf die kruising loopt de grens achter de bedrijven aan de Essenerweg tot en met Essenerweg 82a. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Schoonbeekhof. Daarna loopt de grens achter de huizen van de Bersebastraat tot de woningen aan de Veluweweg. Achter de woningen van de Veluweweg loopt de grens tot de Kootwijkerdijk. Het buurtschap Garderbroekerweg is gelegen ten oosten van Kootwijkerbroek. De bolletjeslijn in afbeelding 1 geeft de ligging van het plangebied weer.
Afbeelding 1 Plangebied Kootwijkerbroek
Stroe
Het plangebied beslaat de hele kern Stroe. Aan de noordzijde loopt de grens lang de rijksweg A1. Aan de oostzijde loopt de grens lang de Wolweg tot het spoor Amersfoort-Apeldoorn. Daarna loopt de grens parallel aan de spoorlijn tot voorbij de bebouwing aan de Houtbeekweg. De rest van de oostelijke grens wordt bepaald door de Houtbeekweg en de Anastatiusweg tot de bebouwing aan de Wolweg. De grens loopt om die bebouwing en een agrarisch perceel heen naar de Stroeërweg. De grens volgt de Stroeërweg tot de achterzijde van de woningen aan de Blauwgras. Aan de zuidzijde wordt de grens bepaald door de achtertuinen van de woningen aan de Blauwgras tot aan de Wulpenweg. De grens volgt de Wulpenweg tot voorbij het tennisveld om via de achtertuinen van de woningen van de wijk Zonnedauw tot de Ericaweg te komen. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Ericaweg, het perceel Stroeërschoolweg 1 en de achtertuinen van de Tolnegenweg tot de Rijksweg A1. De bolletjeslijn in afbeelding 2 geeft de ligging van het plangebied weer.
Afbeelding 2 Plangebied Stroe
Kootwijk
In dit bestemmingsplan zijn de woningen langs de Brink, de Nieuw Milligenseweg tot en met nummer 26, de Heetweg tot en met nummers 8 en 11, de woningen aan B. ten Catehof en Kerkendelweg tot en met nummer 29 opgenomen. De bolletjeslijn in afbeelding 3 geeft de ligging van het plangebied weer.
Afbeelding 3 Plangebied Kootwijk
2.3 Geldende Bestemmingen
Voorliggend bestemmingsplan betreft een actualisering van alle bestemmingsplannen binnen het plangebied Kootwijkerbroek-Stroe-Kootwijk. Dit houdt in dat de volgende bestemmingsplannen (gedeeltelijk) worden herzien.
Nr. | Bestemmingsplan | Vastgesteld | Goedgekeurd |
Kootwijkerbroek | |||
0001 | Buitengebied 2000 | 30-10-2001 | 11-06-2002 |
0015 | Veluweweg XII | 20-12-2005 | 22-02-2006 |
0025 | Kootwijkerbroek-dorp 1994 | 28-06-1994 | 25-10-1994 |
0059 | Veluweweg XI | 26-02-2002 | 01-07-2002 |
0077 | Walhuiserweg Essenerweg | 28-01-1997 | 26-05-1997 |
0081 | Kosterijweg | 17-12-2002 | 03-03-2003 |
0089 | Tankstations | 02-07-2002 | 05-09-2002 |
0144 | Essenerweg VI | 18-02-2003 | 11-07-2003 |
0258 | Garderbroekerweg/Veluweweg | 30-06-1998 | 09-02-1999 |
0274 | Veluweweg IX | 31-03-1998 | 19-05-1998 |
0442 | Veluweweg X | 22-01-2002 | 14-03-2002 |
0479 | Kootwijkerbroek III | 06-10-1992 | 24-02-1993 |
0528 | Kulturhus Kootwijkerbroek | 07-10-2008 | 20-01-2009 |
0545 | Kootwijkerbroek-West | 18-12-2008 | 25-04-2008 |
1026 | Wesselseweg III | 28-09-2010 | - |
1027 | Wesselseweg I | 29-09-2009 | - |
1042 | Wolweg-Kootwijkerbroekerweg (fietspad N802) | 15-12-2009 | - |
1087 | De Wiek I | 29-03-2011 | - |
1103 | Veluweweg I | 21-09-2011 | - |
1123 | Wesselseweg V | 26-04-2011 | - |
1145 | Essenerweg X | 22-11-2011 | - |
Stroe | |||
0008 | Anastatiusweg I | 31-10-2000 | 05-12-2000 |
0029 | Tolnegenweg II | 30-10-2001 | 11-12-2001 |
0096 | Stroeërweg | 02-07-1996 | 15-08-1996 |
0120 | Stroe dorp 1994 | 04-10-1994 | 27-04-1995 |
0145 | Wolweg II | 01-07-2003 | 15-09-2003 |
0159 | Stroe IV | 25-11-2003 | 09-02-2004 |
0448 | Stroe III | 17-01-1991 | 06-04-1992 |
0501 | Tolnegenweg III | 08-07-2008 | 11-09-2008 |
0512 | Houtbeekweg II | 02-10-2007 | 11-12-2007 |
1042 | Wolweg-Kootwijkerbroekerweg (fietspad) | 15-12-2009 | - |
1125 | Wolweg V | 20-12-2011 | - |
Kootwijk | |||
0087 | Kerkendelweg | 31-3-1998 | 17-7-2007 |
0291 | Kootwijk-dorp 2002 | 24-9-2002 | 27-3-2003 |
2.4 Ontstaansgeschiedenis
Kootwijkerbroek
Tot 1900 was er rond Kootwijkerbroek nog veel niet-ontgonnen land, bestaande uit heide en veenplassen. Nog tot 1950 werd hier turf gestoken. Het vestigingspatroon wordt voornamelijk gevormd door de (nu) Wesselseweg en de Essenerweg. Rond het kruispunt met de Nachtegaalweg was een concentratie van bebouwing. Het zwaartepunt is later naar het oosten verschoven, toen aan de Kootwijkerdijk (nu Veluweweg) een kerk (1889) en een zuivelfabriek werden gevestigd. Op het kruispunt van de Essenerweg en een aantal wegen uit het zuiden stond de Puurveense molen. Deze korenmolen komt al in 1586 in de archieven voor en heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van het dorp. Omstreeks 1955 is de Kosterijweg, tot die tijd een zandweg met fietspad, een verharde weg geworden. De vereniging Plaatselijk Belang heeft toen een houten gebouw geplaatst op de plek van het oude dorpshuis, dat vanaf toen het middelpunt werd van de dorpsgemeenschap. Ook in die tijd werd de kerk van de Gereformeerde Gemeente aan de Kosterijweg gebouwd. In de jaren daarna is in de driehoek Essenerweg, Veluweweg, Kosterijweg de eerste planmatige nieuwbouwwijk gebouwd. In de jaren '70 is men aan de andere kant van de Kosterijweg doorgegaan met het bouwen van nieuwe woningen. In het afgelopen decennium werd Kootwijkerbroek-West ontwikkeld.
Afbeelding 4 Ontstaansgeschiedenis Kootwijkerbroek
Stroe
Stroe is ontstaan ongeveer 500 meter zuidelijker dan het huidige centrum, namelijk nabij de kruising van de Kootwijkerbroekerweg met de Ravenweg en de oude karweg Harderwijk-Arnhem, die tegenwoordig Wulpenweg heet. Daar lag ooit de eeuwenoude herberg “De Raaf”. Op deze plaats staat overigens nog de gelijknamige boerderij.
In 1876 werd de Oosterspoorweg geopend en kreeg Stroe een halte, waardoor zijn betrekkelijke isolement werd doorbroken. Rond deze halte heeft de kern zich, met name in de tweede helft van de vorige eeuw, uiteindelijk ontwikkeld. Vanaf 1899 werd de “Halte Stroe” gebruikt voor de aan- en afvoer van militairen van Infanterie Schietkamp Harskamp en werd het dorp vestigingsplaats voor een deel van het personeel daarvan. Omdat er naast een personenperron ook een goederenperron aanwezig was heeft zich langs de lijn een aantal bedrijven gevestigd. Tegenwoordig stopt nog slechts bij bijzondere gelegenheden een trein in Stroe.
Rond 1970 werd de rijksweg gerealiseerd en tevens werd, ter ontlasting van de Wolweg, de provinciale weg N310 aangelegd.
Stroe kent enkele detailhandel - en horecavoorzieningen, een dorpshuis, basisschool en peuterspeelzaal. In Stroe is geen kerkgebouw.
Afbeelding 5 Ontstaansgeschiedenis Stroe
Kootwijk
Op oude kaarten manifesteert Kootwijk zich als een agrarische enclave te midden van uitgestrekte woeste gronden (voornamelijk heide en zandverstuivingen). De boerderijen en schaapskooien liggen verspreid door het gebied. Excentrisch in dit gebied ligt het dorp Kootwijk, dat bestaat uit een gering aantal woningen rond de kerk.
De structuur van het dorp wordt voornamelijk bepaald door vier wegen, die op de Brink bij elkaar komen. Deze hoofdstructuur van Kootwijk is goed herkenbaar gebleven. Alleen aan de oostkant is de wegenstructuur enigszins veranderd.
Behalve de Kerkendelweg en de B. ten Catehof zijn er sinds 1900 geen nieuwe wegen of straten bij gekomen. De bebouwing heeft zich verder ontwikkeld langs de vanouds bestaande wegen.
Afbeelding 6 Ontstaansgeschiedenis Kootwijk
2.5 Ruimtelijke Structuur
Kootwijkerbroek
De structuur van het dorp Kootwijkerbroek is eenvoudig. Deze wordt bepaald door de Wesselseweg-Veluweweg en de Essenerweg. Dit zijn de belangrijkste routes. Kenmerkend voor het dorp is dat het zich voornamelijk ten zuiden van de Wesselseweg-Veluweweg heeft ontwikkeld. Het nog open landschap ten noorden van deze weg is te bijzonder om aan te tasten. Er ligt hier een duidelijke grens. De Kosterijweg, die al op oude kaarten is te zien, dient als een tweede ruggengraat. Een echt centrum heeft het dorp niet. Wel zijn er een aantal punten die als sociaal en ruimtelijk knooppunt gezien kunnen worden. Dit is vooral het punt waar de Essenerweg op de Veluweweg aankomt. Het profiel verwijdt zich hier en er bevinden zich ook enkele voorzieningen. Een historisch knooppunt is de kruising van de Walhuisweg met de Essenerweg en de Puurveense weg, waar vroeger de molen heeft gestaan. Het dorp heeft geen duidelijke entrees. Dit beeld wordt nog versterkt door het feit dat Kootwijkerbroek in de richting van Stroe nog een buitenwijkje heeft. Deze is ontstaan waar vroeger een school stond, op de kruising van de Garderbroekerweg en de Kootwijkerbroekerweg. Wel zijn er een paar bijzonderheden aan te wijzen. Dit zijn de kerkgebouwen, het park bij de Gereformeerde Kerk, de begraafplaats en enkele oude boerderijen.
Afbeelding 7 Ruimtelijke structuur Kootwijkerbroek
Stroe
De ruimtelijke karakteristiek wordt gekenmerkt door de Wolweg en de Stroeërweg. Langs deze wegen bevindt zich gevarieerde lintbebouwing. Aan de oostkant van het dorp werd in de jaren zestig een buurtje gebouwd in de stijl van die tijd. Recent is een buurt aan de westkant ontwikkeld. Ook overeenkomstig het gangbare tijdsbeeld.
De gelijkvloerse spoorwegovergang is een knoop- en herkenningspunt. Ook ten noorden van het spoor staat lintbebouwing langs de wegen Wolweg en Tolnegenweg. Aan de zuidoost zijde van de spoorwegovergang ligt een bedrijvenzone.
Duidelijke grenzen zijn de snelweg en de natuurlijke rand ten oosten van de kern. Vooral naar het oosten is hierdoor een aantal mooie zichtlijnen aanwezig. In zuidelijke richting kent het dorp een meer amorfe overgang naar het landschap.
Afbeelding 8 Ruimtelijke structuur Stroe
Kootwijk
De kern van het dorp bestaat uit een, aan drie zijden door verspreide bebouwing omgeven, beplante brink. De hoofdstructuur en het traditionele ruimtelijke beeld van Kootwijk is goed herkenbaar gebleven. Ondanks het bescheiden aantal woningen dat Kootwijk in het verleden telde, zijn er verschillende monumenten in Kootwijk. Het merendeel van de panden dateert uit de twintigste eeuw. Toch heeft Kootwijk een totaal eigen karakteristiek die bepaald wordt door de ruimtelijke setting van bebouwing, kleinschaligheid en de zeer landelijke uitstraling.
Afbeelding 9 Ruimtelijke structuur Kootwijk
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Het bestemmingsplan Kootwijkerbroek-Stroe-Kootwijk is een beheersgericht plan. De geldende bestemmingen worden voor het overgrote deel in dit bestemmingsplan overgenomen en vertaald conform de SVBP2008. In de voorbereiding van bestemmingsplan Kootwijkerbroek-Stroe-Kootwijk is aan het licht gekomen dat in het plangebied op sommige plekken de feitelijke situatie (illegale bouw en/of gebruik) niet in overeenstemming is met de vigerende plannen. Ingeval geen concreet zicht op legalisatie bestaat (door middel van een afzonderlijke planologische procedure), is de geldende bestemming overgenomen.
Vier locaties zijn buiten het plan gelaten. Op beide locaties vindt een ontwikkeling plaats waarvoor aparte planologische procedures worden gevoerd. Deze procedures zijn nog niet afgerond, waardoor de ontwikkelingen nog niet meegenomen kunnen worden in het bestemmingsplan Kootwijkerbroek-Stroe-Kootwijk. Het gaat om de volgende locaties:
- De Brink 5 Kootwijk;
- Essenerweg 22 Kootwijkerbroek;
- Veluweweg 142 Kootwijkerbroek;
- Wolweg 59 Stroe.
3.1 Functies
Kootwijkerbroek
In het gebied tussen de Veluweweg, Essenerweg en de Kosterijweg en ten zuiden van de Kosterijweg staan voornamelijk woningen. Verspreid in het plangebied ligt een aantal groenstroken/(speel)veldjes en waterpartijen. De gemeente is zuinig op het aanwezige groen en water in de woonwijken. Deze moeten dan ook behouden blijven en worden daarom als zodanig bestemd. Hier mag niet gebouwd worden.
De andere functies die verspreid in het plangebied liggen zijn maatschappelijke functies en bedrijvigheid. De maatschappelijke functies bestaan onder meer uit scholen, kerken, een kulturhus en een begraafplaats. Tevens bevinden zich een hoogspanningsleiding en een straalpad in Kootwijkerbroek.
In tegenstelling tot de woonbuurten heeft de bebouwing langs de Veluweweg en de Wesselseweg een gemengd karakter. Langs deze wegen bevindt zich horeca, winkels, woningen en bedrijven. Andere bedrijven bevinden zich in het zuiden van het dorp, aan weerszijden van de Essenerweg.
In het westelijk deel van Kootwijkerbroek is een mix van wonen, bedrijven en maatschappelijke voorzieningen gebouwd of in aanbouw.
Afbeelding 10 Nieuwbouwwijk de Wiek Afbeelding 11 Voorzieningen aan de Veluweweg
Stroe
Een groot deel van de kern Stroe heeft een gemengde functie. Hier bevinden zich woningen, bedrijvigheid, maatschappelijke functies en horeca. De maatschappelijke functies bestaan onder andere uit een dorpshuis, een basisschool en een peuterspeelzaal. De bedrijvigheid bestaat uit detailhandel en dienstverlening en bedrijvigheid. Opvallende bedrijven zijn de Twilmij aan de Houtbeekweg en Steco aan de Wolweg. Twilmij maakt aan de rand van het centrum van Stroe al ruim 40 jaar mineralenmengsels voor de veevoederindustrie. Steco, een fabriek die fietsaccessoires maakt, vindt men hier al in 1937.
Een aantal woonbuurtjes, zoals woonbuurtjes aan de Zonnedauw en de Anastatiusweg hebben een duidelijk monofunctioneel karakter. Dat betekent dat in deze buurtjes niet of nauwelijks sprake is van een menging van verschillende functies. Een uitzondering is het dorpshuis aan rand van het woonbuurtje Zonnedauw.
Verspreid tussen de woningen ligt een aantal groenstroken/(speel)veldjes en waterpartijen. De gemeente is zuinig op het aanwezige groen en water in de woonwijken. Deze moeten dan ook behouden blijven en worden daarom als zodanig bestemd. Hier mag niet gebouwd worden.
In het plangebied bevindt zich ook een straalpad.
In het gebied tussen de A1 en de spoorlijn bevinden zich horeca, woningen en een aantal bedrijven.
Afbeelding 12 Apeldoorn-Amersfoort Afbeelding 13 Nieuwbouw buurt Blauwgras.
Kootwijk
Verspreid door het plangebied liggen twee kerken en twee horecavoorzieningen waarvan één, een ondergrondse kegelbaan heeft. De overige bebouwing bestaat uit woningen. Verspreid tussen de woningen ligt een aantal groenstroken/(speel)veldjes en waterpartijen. De gemeente is zuinig op het aanwezige groen en water in de woonwijken. Deze moeten dan ook behouden blijven en worden daarom als zodanig bestemd. Hier mag niet gebouwd worden. Verder worden ook een aantal agrarische gronden in het plan meegenomen.
Afbeelding 14 Kerk Afbeelding 15 Horeca
3.2 Ontwikkelingen
Ondanks dat het plan beheersgericht is, worden kleinschalige ontwikkelingen wel toegestaan. Dit zijn kleine ontwikkelingen die geen (negatieve) invloed hebben op de omgeving. De ontwikkelingen die worden toegelaten zijn bijvoorbeeld het toestaan van andere bedrijvigheid op locaties waar al een bedrijf of maatschappelijke functie is gevestigd. Het andere bedrijf dat wordt toegestaan moet dezelfde, of een lagere milieucategorie hebben.
Een andere ontwikkeling die mogelijk gemaakt wordt, is het wijzigen van het bestemmingsplan. Met een wijziging van het bestemmingsplan kan de bestemming 'Bedrijf' worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen' en/of 'Tuin'. In dit bestemmingsplan is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het omzetten van de bestemming 'Groen' in de bestemming 'Tuin'. Dit is bedoeld voor bewoners die een stuk groen van de gemeente kopen en deze bij de tuin willen betrekken. Dit is slechts onder bepaalde voorwaarden mogelijk.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijk
Het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020 is vastgelegd in de Nota Ruimte. In deze nota geldt de periode 2020 tot 2030 als doorkijk naar de lange termijn. De nota stelt ruimte voor ontwikkeling met het motto 'decentraal wat kan en centraal wat moet'.
Het algemene doel van de nota is 'krachtige steden en een vitaal platteland bevorderen'. Andere doelen zijn:
- verbetering van de leefbaarheid en de sociaaleconomische positie van steden;
- verbetering van de bereikbaarheid;
- een goede afstemming tussen infrastructuur en verstedelijking;
- behoud en versterking van de variatie tussen stad en land;
- borging van de milieukwaliteit en veiligheid voor de bevolking in relatie tot risicovolle activiteiten.
Revitalisering, herstructurering en transformatie van woon- en werkgebieden is derhalve cruciaal om de ruimtelijke doelen van deze nota te kunnen bereiken.
Voor zover schaal, gevaar of hinder van bedrijven en voorzieningen het toelaten verdient functiemenging voorrang. Juist woon- en werkgebieden bieden een aantrekkelijke omgeving met mogelijkheden om lopend of op de fiets tal van bestemmingen te bereiken. Daarnaast is het belangrijk dat provincies en gemeenten voldoende ruimte voor parken, groengebieden, sportterreinen en 'groene' en 'blauwe' recreatiemogelijkheden reserveren in en om de stad.
Het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit woongebieden met hier en daar een andere functie. Voorliggend plan betreft een beheersgericht plan. Nieuwe ontwikkelingen worden bijna niet toegestaan. De bestaande voorzieningen in het plangebied, zoals horeca, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen blijven behouden.
4.2 Provincie
Het Streekplan Gelderland 2005 geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015. Het streekplan is erop gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.
In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen 'bestaand bebouwd gebied' en 'stedelijke uitbreiding'. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied.
Voorliggend plan is voornamelijk beheersgericht. Waar mogelijk wordt een algemene bestemming op gebieden gelegd, waarbij meerdere functies mogelijk worden gemaakt. Waar functiemenging niet mogelijk is, wordt een eenzijdige bestemming toegekend. Op deze manier wordt aangesloten bij de doelen van de provincie.
4.3 Waterschap
Waterschap Vallei & Eem heeft in 2005 als zijn missie geformuleerd:
“Wij beschermen onze inwoners tegen overstromingen en ernstige wateroverlast. Wij zorgen voor schoon en levend water en een waterpeil dat aansluit bij het gebruik van de grond. Wij werken transparant, milieu- en kostenbewust en gericht op samenwerking.” Het hiervan afgeleide motto van het waterschap is: 'Helder in water'.
Het waterschap geeft zijn taken vorm in drie programma's:
- Veilige dijken; bescherming tegen overstroming.
- Voldoende en schoon water; waar het nodig is, is water van goede kwaliteit beschikbaar. Er wordt geen overlast van het water ondervonden.
- Zuivering afvalwater; het waterschap zuivert gebruikt en verontreinigd water en hemelwater dat in rioleringen wordt verzameld. Dit gebeurt voordat het water op het oppervlaktewater wordt geloosd.
Bestemmingsplan Kootwijkerbroek-Stroe-Kootwijk is niet gericht op verandering van de waterhuishoudkundige situatie. De doelen van het waterschap komen niet in het gedrang door dit bestemmingsplan.
4.4 Gemeente
Het gemeentelijk beleid voor ruimtelijke ontwikkeling is verwoord in de structuurvisie 2009. In deze visie staat dat de behoefte aan wonen, werken en voorzieningen in beginsel op kernniveau geaccommodeerd dient te worden. Kernoverstijgende ontwikkelingen of functies die ruimtelijk niet in kleine kernen passen worden primair in het bundelingsgebied Barneveld-Harselaar-Voorthuizen ondergebracht. In de nota wordt gestreefd naar een verdere verbetering van de bereikbaarheid van en leefbaarheid en verkeersveiligheid in de gemeente.
Alvorens te besluiten tot een substantiële uitbreiding van een kern met woon- of bedrijfsbebouwing moeten de mogelijkheden tot inbreiding onderzocht worden. Het voorzien in voldoende groen en speelmogelijkheden is daarbij voorwaarde.
Met voorliggend plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Gezien het plangebied, kan geen ruimte worden geboden voor uitbreiding. De voorzieningen die in het plangebied aanwezig zijn, blijven gehandhaafd. Hiermee wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid.
4.5 Overig
Eind 2008 is Plaatselijk Belang Stroe gestart met het ontwikkelen van een dorpsvisie met als doel aan te geven wat de gewenste ontwikkeling is van de leefbaarheid van Stroe en de naaste omgeving. De wensen en ideeën uit de dorpsvisie zijn geconcretiseerd en opgenomen in het dorpsplan. Het dorpsplan geeft inzicht in de onderwerpen die aandacht vragen en actie vergen om Stroe aantrekkelijk en voor jong en oud leefbaar te houden op de middellange termijn.
Bij het tot stand komen van deze dorpsvisie zijn de bewoners, verenigingen, belangenorganisaties, ondernemers en de gemeente Barneveld betrokken. Het dorpsplan wordt daarmee breed gedragen en ondersteund.
Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan Kootwijkerbroek-Stroe-Kootwijk worden de gewenste ontwikkelingen niet vertaald in het voorliggende bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Bodem
Bij een ontwikkeling in een gebied dient te worden beoordeeld of de uiteindelijke bodemkwaliteit binnen dit gebied uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aan zekere kwaliteitsnormen voldoet om te voorkomen dat op verontreinigde grond wordt gebouwd.
Voorliggend plan betreft voor een groot deel een beheersplan. Zoals in hoofdstuk 3 is beschreven worden nieuwe ontwikkelingen nauwelijks toegelaten. De nieuwe ontwikkelingen die worden toegelaten zijn dermate kleinschalig, dat een bodemonderzoek daarvoor niet noodzakelijk is.
In het plangebied bevinden zich echter twee locaties aan de Wolweg in Stroe waarvan bekend is dat er sprake is van ernstige grondwaterverontreiniging:
- Wolweg 26: verkooppunt van motorbrandstoffen. Ondiep en diep grondwater is op deze locatie en daarbuiten ernstig verontreinigd met vluchtige aromaten;
- Wolwet 34: metaalwarenfabriek. Ondiep en diep grondwater is ernstig verontreinigd met gechloreerde koolwaterstoffen (tri-chloorethyleen).
Dit heeft gevolgen voor grondwateronttrekkingen in de omgeving. In het algemeen geldt dat bij onttrekkingen van grondwater door een initiatiefnemer moet worden geïnventariseerd of binnen de verwachte onttrekkingscontour bij het bevoegd gezag bekende (potentiële) gevallen van ernstige bodemverontreiniging liggen.
Immers, als een initiatiefnemer een bemaling toepast om civieltechnische redenen, bijvoorbeeld om een kelder te bouwen, kan deze geconfronteerd worden met grondwaterverontreiniging.
In de vigerende Beleidsnota Bodem 2008 van de provincie wordt een dergelijke onttrekking dan beschouwd als een sanerende werking en zonder goedgekeurd saneringsplan levert dat strijdigheid op met de Wet bodembescherming. In de meeste gevallen is de provincie bevoegd gezag. Daarnaast kan ook een privaatrechtelijk geschil ontstaan met de veroorzaker/eigenaar van de verontreiniging.
Vaak kan aan de hand van een op te stellen bemalingsadvies en een verplaatsingsbereking worden bepaald of sprake zal zijn van een dergelijke sanerend effect.
5.2 Cultuurhistorie
5.2.1 Archeologie
De Wet op de archeologische monumentenzorg vraagt gemeenten in de voorbereidingsfase van nieuwe bestemmingsplannen de archeologische verwachtingswaarde in de bodem te (laten) onderzoeken. De gemeente heeft een archeologische beleidsadvieskaart voor het gehele grondgebied laten opstellen. Deze kaart kan worden gezien als een beknopt bureauonderzoek.
Kootwijkerbroek
In Kootwijkerbroek geldt een lage, middelmatige en hoge verwachtingswaarde. In Kootwijkerbroek-West is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. In dit gebied zijn geen archeologische resten aangetroffen.
Stroe
Binnen Stroe geldt een hoge en middelmatige verwachtingswaarde. Ten westen van Stroe (voor bestemmingsplan Stroe IV) is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. De bodem is geheel verstoord; er zijn geen archeologische resten aangetroffen.
Kootwijk
In Kootwijk geldt een middelmatige en hoge verwachtingswaarde. De hoge verwachtingswaarde geldt voor de historische kern.
De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten hoe per archeologische verwachtingswaarde moet worden omgegaan met archeologie. Er is besloten dat bij de zone 'lage verwachtingswaarde' nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 10.000 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm. Bij de zone 'middelmatige verwachtingswaarde' geldt dat nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 1.000 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm. In zones met een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt dat een onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 250 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm. Valt een perceel binnen een historische dorpskern dan is het nodig dat in deze zone archeologisch onderzoek nodig is in plangebieden groter dan 100 m² bij bodemingrepen dieper dan 30 cm.
Het onderzoek moet uitwijzen of er daadwerkelijk archeologische waarden in de bodem zitten. Hiermee wordt voorkomen dat archeologische waarden worden vernietigd. Bij plangebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde geldt dit niet. Vandaar dat er dan ook wordt aanbevolen om vrijstelling van de onderzoeksverplichting te verlenen bij deze plangebieden. Deze aanbeveling geldt niet voor de plangebieden met meerdere verwachtingszones. Hoe dit verder wordt vertaald in het bestemmingsplan is te lezen in Hoofdstuk 6.1.
5.2.2 Historische (steden)bouwkundige waarden
In het plangebied staat een aantal gemeentelijke en één rijksmonumenten. Deze staan in tabel 2 per kern weergegeven.
Afbeelding 10 Nieuw Milligenseweg 1
Adres: | Objecten: | |
Kootwijkerbroek | ||
Veluweweg (ongn.) | Begraafplaats | |
Veluweweg 82 | Pastorie | |
Veluweweg 158 | Pastorie/kosterswoning | |
Veluweweg 160 | Kerk | |
Kootwijk | ||
Nieuw Milligenseweg 1 | Boerderijcomplex | |
Nieuw Milligenseweg 20-20a | Voormalig schoolgebouw | |
Nieuw Milligenseweg 26 | Pastorie | |
De Brink 2 | Nederlands Hervormde Kerk + toren (rijksmonument) |
Tabel 2 Gemeentelijke monumenten
In Stroe is geen sprake van monumenten. Wel is in 2008 een schaapskooi gerealiseerd aan de Stroeërschoolweg. Het betreft de herbouw van een schaapskooi van een andere locatie.
De in het plangebied voorkomende monumenten en bijbehorende gronden zijn op de verbeelding niet als rijksmonument/gemeentelijk monument aangeduid. De reden hiervoor is dat de aanduiding van monumenten op de verbeelding geen verdere juridische betekenis heeft. De bescherming van monumenten geschiedt op basis van de Monumentenwet 1988, de Monumentenverordening 2003, en de regeling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
5.2.3 Historisch-geografische waarden
Historisch-geografische waarden verwijzen naar de ontstaanswijze en bijzondere plekken van cultuurlandschappen, zoals polders, kavelstructuren en terpen. Er is in dit actualiseringsplan geen sprake van historisch-geografische waarden.
5.3 Ecologie
De belangrijkste wetten voor natuurbescherming in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Beide wetten zijn een Nederlandse vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De verplichtingen voor bescherming van natuurgebieden zijn overgenomen door de Natuurbeschermingswet 1998, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten en dieren.
5.3.1 Natuurbeschermingswet 1998
De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet de aanwijzing van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet 1998 bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden.
De kern Kootwijk ligt nabij het Natura 2000-gebied De Veluwe. Dit gebied is door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) op 8 januari 2007 gepubliceerd. De terinzagelegging duurde van 9 februari tot en met 19 februari 2007. Het is nog niet bekend wanneer het gebied definitief aangewezen wordt.
Er is geen sprake van een feitelijke verandering in de situatie met betrekking tot dit gebied, omdat het bestemmingsplan beheersgericht is.
5.3.2 Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet beschermt plant- en diersoorten in de beschermde natuurgebieden én daarbuiten. Ongeveer 500 soorten in Nederland vallen onder de bescherming van deze wet.
Het bestemmingsplan is voornamelijk een beheersgericht bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet of nauwelijks toegestaan. Hierdoor is de verwachting dat de beschermde plant- en diersoorten niet worden aangetast.
5.3.3 Ecologische hoofdstructuur
De natuur in Nederland is behoorlijk versnipperd. Om daar verandering in aan te brengen, leggen het Rijk en de provincies sinds 1990 een samenhangend netwerk van grote en kleine natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen aan: de ecologische hoofdstructuur (EHS).
Het doel van de ecologische hoofdstructuur is om te komen tot duurzame populaties van kwetsbare planten en diersoorten. Om de planten- en diersoorten gezond en veerkrachtig te houden, moeten ze in verschillende leefgebieden kunnen voorkomen. Dit is belangrijk voor de voortplanting; het bevordert de genetische variatie binnen een soort. Soorten hebben zo meer overlevingskansen en meer uitwisselingsmogelijkheden.
De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de ecologische hoofdstructuur is geregeld in het Streekplan Gelderland. De begrenzing van de EHS is op 1 juli 2009 door Provinciale Staten gewijzigd. Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is, als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied worden aangetast. Afwijken van deze regel is alleen mogelijk als het maatschappelijk belang groot is en er geen reële alternatieven zijn.
Toch zijn er in de verschillende onderdelen van de EHS nog wel ontwikkelingen mogelijk, met name in de EHS-verweving en –verbinding, op plaatsen waarvoor geen specifieke natuurdoelen zijn. Deze ontwikkelingen moeten dan wel de kernkwaliteiten van de EHS versterken en bijdragen aan het realiseren van de EHS.
Afbeelding 11 Ecologische hoofdstructuur
Op bovenstaande afbeelding is te zien dat de kern Kootwijk is omgeven door EHS-verweving en EHS-natuur. De kern Stroe ligt net buiten de EHS-natuur en de afstand tussen de kern Kootwijkerbroek en de EHS-natuur is circa 3 kilometer.
Dit bestemmingsplan brengt geen aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied met zich.
5.4 Externe Veiligheid
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van een ongeval in de directe omgeving waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Ten aanzien van externe veiligheid is een beoordeling uitgevoerd door Servicebureau gemeenten (Servicebureau gemeenten, Externe veiligheid bij actualiseringsplan Kootwijkerbroek - Stroe - Kootwijk, 12 september 2011).
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven. In dit bestemmingsplan is geen sprake van ondergrondse buisleidingen.
Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.
In 2012 treedt het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking. Momenteel staat het externe veiligheidsbeleid voor vervoer van gevaarlijke stoffen nog in de Nota en circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs).
Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:
- Het plaatsgebonden risico (PR) richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten. Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt 'vertaald' als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) mogen liggen.
- Het groepsrisico (GR) is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de zogenaamde oriënterende waarde (OW). In het Bevi, het Bevb en de Rnvgs wordt de verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag ten aanzien van de acceptatie van het groepsrisico vanwege inrichtingen wettelijk geregeld. Deze verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, ook als de OW niet wordt overschreden.
Kootwijkerbroek
Inrichtingen
In Kootwijkerbroek ligt één inrichting welke onder de werkingssfeer van het Bevi valt, vanwege de verkoop van LPG. Dit betreft tankstation Van Kooten aan de Veluweweg 62.
Volgens de geldende milieuvergunning (d.d 18-08-10) mag de doorzet van het tankstation niet meer dan 500 m3 bedragen. Bij deze doorzet geldt voor nieuwe ontwikkelingen de volgende afstand tot al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten waarbij wordt voldaan aan de grenswaarde 10-6 per jaar, onderscheidenlijk de richtwaarde 10-6 per jaar:
Afstand (m) vanaf vulpunt | Afstand (m) vanaf reservoir | Afstand (m) vanaf afleverzuil |
45 | 25 | 15 |
In de bestaande situatie wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico. Binnen de afstanden als genoemd in de bovenstaande tabel is geen nieuwbouw van kwetsbare objecten mogelijk. Voor beperkt kwetsbare objecten is dit alleen met zwaarwegende argumenten mogelijk.
Voor het bepalen van het groepsrisico is van belang dat de actualisering van het bestemmingsplan een conserverend plan betreft. Er worden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten in het invloedsgebied van het tankstation toegelaten. Op basis van de aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten blijkt het groepsrisico maximaal 0,0022 ten opzichte van de oriënterende waarde te zijn.
Het risico op een calamiteit is al omlaag gebracht door in de geldende milieuvergunning voor te schrijven dat geen LPG mag worden gelost op het moment dat op de nabijgelegen begraafplaats een begrafenis plaatsvindt. Verder is de doorzet aan LPG al beperkt tot 500 m3. Een verdere mogelijkheid om het risico te verminderen is het voorschrijven van venstertijden voor het lossen van LPG of de verkoop van LPG te saneren. Mogelijkheden om de ramp te verminderen zijn gezien het lage groepsrisico niet realistisch. De bevolking binnen het invloedsgebied wordt zelfredzaam geacht. In het bijzonder bij de Beatrixschool moet wel rekening gehouden worden met de aanwezigheid van kleine kinderen.
Stroe
Inrichtingen
In Stroe zijn op de risicokaart twee inrichtingen vermeld welke voor externe veiligheid relevant zijn. Het gaat om een propaantank aan de Stroeërschoolweg 3 en een propaantank aan de Tolnegenweg 1. De tanks hebben een inhoud van 4900 liter respectievelijk 5000 liter propaan. Externe afstandseisen voor tanks met een inhoud tot 13 m3 staan vermeld in artikel 3.28 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Binnen de in artikel 3.28 genoemde afstanden zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk.
Transport van gevaarlijke stoffen
In de directe nabijheid van Stroe is de A1 gelegen. Over de A1 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Rijkswaterstaat houdt tellingen van het vervoer van gevaarlijke stoffen op de weg bij. Nabij Stroe zijn de transportbewegingen met gevaarlijke stoffen geteld. Wanneer deze hoeveelheden worden verhoogd met de 'worst case' verwachte groei van het wegvervoer van gevaarlijke stoffen blijkt dat de A1 bij Stroe geen 10-6 risicocontour heeft voor het plaatsgebonden risico.
Daarnaast geldt geen overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan zodat het groepsrisico niet verder toeneemt. Verdere verantwoording conform artikel 4.3 van de Rnvgs is niet noodzakelijk.
De spoorlijn Amersfoort - Apeldoorn loopt door het plangebied. Er is een prognose gemaakt van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor bij Stroe. Uit de berekening blijkt dat geen risicocontour voor het plaatsgebonden risico aanwezig is. Het groepsrisico blijft beneden de oriënterende waarde en bedraagt maximaal 0,041 maal de oriënterende waarde. Uit de berekeningen volgt dat er vanuit het spoor geen belemmeringen ten aanzien van externe veiligheid voor Stroe zijn.
Kootwijk
Volgens de risicokaart zijn er in Kootwijk geen inrichtingen of buisleidingen waarmee vanuit externe veiligheid rekening gehouden moet worden. Tevens zijn er geen transporten met gevaarlijke stoffen via het spoor of de weg waarvan de risicocontouren over het plangebied liggen.
5.5 Geluid
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moeten de bepalingen van de Wet geluidhinder in acht worden genomen. Wanneer in het bestemmingsplan gronden worden bestemd voor nieuwe woningbouw of andere geluidsgevoelige objecten, moet worden nagegaan of voor deze gronden een zogenaamde geluidszone van kracht is. Indien een geluidszone van kracht is, moet een akoestisch onderzoek uitwijzen of de voorkeursgrenswaarden worden overschreden.
Voorliggend plan is voornamelijk een beheersgericht plan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet of nauwelijks mogelijk gemaakt. Een akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
5.6 Geur
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het oprichten of veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting niet is toegestaan, behoudens omgevingsvergunning. Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) geeft een limitatieve opsomming van die categorieën inrichtingen en van vergunningplichtige inrichtingen. Veehouderijen zijn opgenomen in bijlage 1, categorie 8, onder sub a van dat besluit.
Het bevoegd gezag betrekt bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning de gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken. Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij in werking getreden. Deze wet geeft bindende aanwijzingen aan het bevoegd gezag met betrekking tot het verlenen van de omgevingsvergunning. Slechts in de gevallen waarin de wet dat bepaalt, kan een vergunning worden geweigerd vanwege de nadelige gevolgen van geuremissie vanuit de veehouderij. Daarmee bevat de Wet geurhinder en veehouderij een landsdekkend exclusief beoordelingskader dat, voor zover het de gevolgen van geuremissie vanuit dierenverblijven betreft, in de plaats treedt van de toetsing die anders bij vergunningverlening op grond van de Wabo zou moeten worden uitgevoerd.
Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt de waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is de waarde een wettelijk vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Onder een 'geurgevoelig object' wordt verstaan: een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
De Wet geurhinder en veehouderij geeft gemeenten de mogelijkheid om gebiedsgericht beleid vast te stellen door middel van een geurverordening. De standaardnormen zoals opgenomen in de wet mogen binnen een bandbreedte naar boven en beneden worden bijgesteld. Op 7 oktober 2008 heeft de raad de Geurverordening vastgesteld. Deze verordening trad in werking op 18 oktober 2008. Buiten de gebieden die zijn genoemd in de Geurverordening gelden de standaardnormen uit de Wet geurhinder en veehouderij.
In de omgeving van het plangebied Kootwijkerbroek, Stroe en Kootwijk zijn meerdere agrarische bedrijven gevestigd. De nabijheid van die agrarische bedrijven is echter irrelevant in zoverre dat bestemmingsplan Kootwijkerbroek-Stroe-Kootwijk conserverend is en dus niet (rechtstreeks) mogelijk maakt dat nieuwe geurgevoelige objecten komen binnen geurcontouren. In het bestemmingsplan is wel de bevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in 'Wonen-1' en/of 'Tuin'. Bij de toepassing van deze bevoegdheid moet worden voldaan aan de geldende milieukwaliteitseisen. Deze regel staat eraan in de weg dat nieuwe woningen komen binnen de geurcontour van nabijgelegen agrarische bedrijven.
5.7 Leidingen
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen geen leidingen of beschermingszones van leidingen voor die in het kader van onderhavig bestemmingsplan bescherming behoeven. In Kootwijkerbroek en Stroe is een straalpad bekend die een beperking stelt aan de bouwhoogten. Op de verbeelding van het bestemmingsplan is de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - straalpad' weergegeven.
In Kootwijkerbroek ligt ten westen van Wesselseweg 125 een hoogspanningsleiding. In het bestemmingsplan is aan de bewuste gronden de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' toegekend.
5.8 Luchtkwaliteit
In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moeten worden. Om dit te toetsen zijn normen opgenomen voor onder andere stikstofdioxide en fijn stof. Dit zijn geen harde grenswaarden. De normen zijn bedoeld om mens en milieu te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Het bestemmingsplan Kootwijkerbroek-Stroe-Kootwijk is in hoofdzaak een beheersgericht plan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet of nauwelijks mogelijk gemaakt. De ontwikkelingen die eventueel mogelijk gemaakt worden, zijn dermate kleinschalig dat ze vallen binnen de randvoorwaarden van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen. De invloed van deze kleinschalige ontwikkelingen hoeven niet in beeld gebracht te worden.
5.9 Milieuzonering
De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) is een hulpmiddel voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden.
Het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
- het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
De Staat van Bedrijfsactiviteiten voor functiemenging geeft een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
5.10 Natuur En Landschap
Verspreid door het plangebied liggen groenstroken. Naast de openbare groenstroken hebben veel woningen in het plangebied een voortuin. De groenstroken en voortuinen zorgen voor een ruim, groen aanzicht van de woonstraten. De gemeente streeft naar behoud van deze groenelementen in de woonwijken. De openbare groenstroken zijn als zodanig bestemd, bijvoorbeeld door de bestemming 'Groen' of de bestemming 'Verkeer'. Ook de voortuinen krijgen een passende bestemming, zodat het niet mogelijk is om hier te bouwen.
Er is sprake van landschappelijk waardevol groen bij diverse percelen, waaronder het sportveld aan de Dr. A.A. Jessestraat in Kootwijkerbroek, percelen aan de Tolnegenweg in Stroe en percelen aan de Heetweg en Nieuw Milligenseweg in Kootwijk. De percelen die landschappelijk waardevol zijn hebben over het algemeen een dubbelbestemming 'Waarde -Landschap' gekregen.
5.11 Water
In de jaren negentig van de vorige eeuw heeft de rijksoverheid de Commissie Waterbeheer 21ste Eeuw in het leven geroepen om zich te buigen over het waterbeheer in Nederland. Om water als één van de principes voor de ruimtelijke ordening verder te ontwikkelen, heeft de commissie doelstellingen geformuleerd om water prominenter in beeld te krijgen. Eén van die doelstellingen is het uitvoeren van een 'watertoets' bij alle ruimtelijke plannen en besluiten. Hiertoe dient de initiatiefnemer van een plan de waterbeheerder vroegtijdig bij de planvorming te betrekken. Het betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is om te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten.
Met voorliggend plan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die invloed hebben op de waterhuishoudkundige situatie in het plangebied. De waterhuishoudkundige situatie in het plangebied zal dan ook niet verslechteren.
In Kootwijkerbroek en Stroe ligt een rioolwatertransportleiding. Waterschap Vallei & Eem is de beheerder van deze leiding.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Juridische Aspecten
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan de toepassing van ontheffingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.
De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene ontheffing- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de huidige planologische situatie vastgelegd. Nieuwe ontwikkelingen worden vrijwel niet toegestaan. De regels van het bestemmingsplan kunnen veranderd zijn ten opzichte van de voorschriften in de bestemmingsplannen die worden geactualiseerd, omdat nieuwe standaardregels zijn toegepast. Deze standaardregels zijn opgesteld met het oog op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP). Dit is een nieuwe landelijke norm die deel uitmaakt van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening. Niet alle bestemmingen in de geldende bestemmingsplannen komen voor in de hoofdgroepen van bestemmingen. Voor deze bestemmingen is een vertaling gemaakt naar de nieuwe standaardregels. De geldende bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn zoveel mogelijk aangehouden.
Inleidende regels
Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.
De omschrijving van het begrip bouwperceel staat in artikel 1. Een voorbeeld van een bouwperceel is een stuk grond waarop een woning staat met een tuin. De bestemmingen 'Wonen-1' en 'Tuin' horen beiden bij het bouwperceel.
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten. De bepalingen uit bijlage 12 van SVBP2008 zijn overgenomen in de standaardregels van gemeente Barneveld.
Bestemmingsregels
Bestemmingen 'Agrarisch'
Binnen deze bestemming zijn agrarische bedrijven toegestaan. De bestemming is opgesteld voor situaties binnen of aan de rand van de bebouwde kom.
Bestemmingen 'Bedrijf' en 'Bedrijventerrein'
De bestemming 'Bedrijf' wordt gebruikt in gebieden met een variatie aan functies, bijvoorbeeld het centrum of een woongebied met bedrijven. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A en B. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken voor de vestiging van bedrijven met activiteiten uit categorie C. Bij het bepalen van het bouwvlak is het geldende bestemmingsplan het uitgangspunt. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken voor een beperkte verruiming van de bouwmogelijkheden, met het oog op de levensvatbaarheid van bedrijven.
In twee situaties zijn specifieke bedrijven met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. In de eerste situatie is alleen het specifieke bedrijf toegestaan. Hiervoor is gekozen in situaties waarin andere (zwaardere) bedrijven op de locatie niet wenselijk zijn. Bijvoorbeeld bij nutsvoorzieningen en opslag.
In de tweede situatie is een aanduiding op de verbeelding opgenomen voor bestaande zware bedrijven, naast bedrijven uit categorie A en B. Dergelijke zware bedrijven horen in beginsel thuis op een bedrijventerrein en niet in een gebied van functiemenging, laat staan in vrij homogene woonwijken. De regeling laat toe dat na vertrek van zo'n zwaar bedrijf daarvoor bedrijven met activiteiten uit categorie A dan wel B in de plaats komen. Deze bedrijven zitten vaak al jaren op het perceel. Het is niet wenselijk dat hiervoor alsnog met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van de regels.
Daarnaast is een bevoegdheid opgenomen om het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming Bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming Wonen-1 en Tuin. Het doel van deze wijzigingsbevoegdheid is om de mogelijkheid te bieden bij vertrek van een bedrijf een nieuwe passende bestemming aan een perceel te geven.
De Staat van Bedrijfsactiviteiten legt een koppeling tussen de aard van de bedrijven en de ter plaatse acceptabele milieubelasting. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn alleen bedrijven opgenomen. Andere functies zoals maatschappelijke voorzieningen en horeca komen niet voor. Deze functies zijn niet toegestaan binnen de bestemming 'Bedrijf'. Daardoor is het niet nodig deze in de Staat van Bedrijfsactiviteiten op te nemen.
De bestemming 'Bedrijventerrein' wordt toegepast in gebieden waar meerdere bedrijven bij elkaar gevestigd zijn of waar zwaardere milieucategorieën mogelijk zijn. Via de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen is aangegeven welke milieucategorieën toelaatbaar zijn.
In verband met de bereikbaarheid van objecten voor de hulpdiensten (met name de brandweer) is bepaald dat de onderlinge afstand van een bedrijfsgebouw tot een zijdelingse perceelsgrens en tussen bedrijfsgebouwen onderling niet minder dan 5 meter mag bedragen (Notitie Proactie Gemeentebrandweer Barneveld).
De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven. Bij 'Bedrijf' en 'Bedrijventerrein' kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels voor een hoogte van 4 meter.
Bestemming 'Bos'
Gronden waarop de bestemming 'Bos' rust, zijn alleen bestemd voor bos en groenvoorzieningen. De bebouwingsmogelijkheden binnen deze bestemming zijn minimaal.
Bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd'
Binnen de bestemming 'Centrum' zijn meerdere functies toegestaan, waaronder woningen, detailhandel, horecavoorzieningen en dienstverlenende bedrijven. Ook binnen de bestemming 'Gemengd' is een combinatie van functies toegestaan, waaronder kantoren, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en bedrijven. Indien differentiatie niet is gewenst dient een specifieke bestemming te worden opgenomen. Bijvoorbeeld detailhandel in de winkelstraat. De bestemming 'Centrum' is toegekend in de centra van de kernen en wijken.
De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan bij de bestemming 'Gemengd'.
Bestemming 'Detailhandel '
Binnen de bestemming 'Detailhandel' zijn gebouwen ten behoeve van detailhandel toegestaan. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan.
Bestemming 'Dienstverlening '
Bij de bestemming 'Dienstverlening' is het gebouw met name bedoeld voor baliefunctie. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan bij de bestemming 'Dienstverlening'.
Bestemming 'Groen'
Het structureel groen krijgt de bestemming 'Groen'. Onder structureel groen worden wijkparken, grotere groenelementen op buurt- of blokniveau, groen om wegen en waterlopen en wadi's verstaan. Binnen deze bestemming zijn ook speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en paden toegestaan. De bestemming 'Groen' wordt alleen toegepast op openbare gronden, niet op particuliere terreinen.
Wanneer sprake is van landschappelijke waarden wordt aan de hand van de geldende bestemming en de eigendomssituatie bepaald welke bestemming wordt toegekend. Bij gemeentelijk eigendom kan het hierbij gaan om diverse bestemmingen, zoals 'Groen' en 'Verkeer' in combinatie met de dubbelbestemming 'Waarde-Landschap'. Bij particulier eigendom kan het gaan om de bestemming 'Tuin', met de aanduiding 'groen'.
Het is mogelijk om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels voor de aanleg van in- en uitritten.
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Groen' in 'Tuin' te wijzigen. Deze wijzigingsbevoegdheid kan toegepast worden wanneer de gemeente grond verkoopt aan particulieren ter uitbreiding van tuinen.
Doorgaande fietsroutes die onderdeel uitmaken van het fietsnetwerk uit het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP 2010) "Barneveld bereikbaar voor de toekomst" krijgen de bestemming 'Verkeer'.
Bestemming 'Horeca'
Binnen de bestemming 'Horeca' zijn gebouwen ten behoeve van horecavoorzieningen toegestaan. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan.
Bestemming 'Maatschappelijk'
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Door middel van een aanduiding op de verbeelding wordt een specifieke maatschappelijke voorziening aangegeven, zoals begraafplaats, kinderopvang of religie. In principe wordt zo min mogelijk gebruik gemaakt van aanduidingen om het bestemmingsplan zo flexibel mogelijk te maken. Wanneer echter een andere maatschappelijke voorziening niet wenselijk is, door de ligging of omvang van het perceel, dan wordt wel een aanduiding toegepast. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan.
Bestemming 'Recreatie - verblijfsrecreatie'
Binnen de bestemming 'Recreatie - verblijfsrecreatie zijn gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie toegestaan. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een recreatiewoning toegestaan.
Bestemming 'Sport'
Binnen de bestemming 'Sport' zijn sportterreinen en gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden toegestaan. Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels voor het mogelijk maken van een tribune. Via deze constructie kan het bestuursorgaan de locatie bepalen.
Bestemming 'Tuin'
De bestemming 'Tuin' is gelegen bij andere bestemmingen zoals 'Wonen-1' en 'Bedrijf'. De bestemming wordt alleen toegepast op terreinen van particulier eigendom. Dit deel van het perceel mag beperkt bebouwd worden.
De bedrijvenbestemming wordt toegepast bij bedrijven in een woonomgeving. Omdat de woonfunctie dominant is, dienen andere functies hierbij aan te sluiten. Bij bedrijven is, net als bij woningen, sprake van een tuinbestemming tussen het bedrijf en de weg.
In een tuinbestemming mag verharding worden gerealiseerd. Het is ook mogelijk om binnen een tuinbestemming te parkeren.
De grens tussen de bestemming 'Wonen-1' en de bestemming 'Tuin' verspringt. Buiten het bouwvlak is tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn geen bebouwing toegestaan. Zo is gewaarborgd dat hoofdgebouwen hun prominente positie behouden. Dit is wenselijk vanuit stedenbouwkundig oogpunt. Bebouwing buiten het bouwvlak is ondergeschikt.
Wanneer de aanduiding 'groen' is aangegeven, is de grond alleen bestemd voor groen. Bouwwerken en verharding zijn niet toegestaan.
Bestemming 'Verkeer'
De bestemming 'Verkeer' wordt opgenomen voor wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden. Daarnaast zijn parkeer-, groen- en speelvoorzieningen mogelijk. Evenals waterhuishoudkundige doeleinden en bermen.
Wanneer de aanduiding 'pad' is aangegeven, is de grond alleen voor pad bestemd. Hiermee wordt voorkomen dat auto's gebruik kunnen maken van het pad. Dit is van belang als het fiets- of voetpad twee wijken verbindt.
Wanneer de aanduiding 'spoorweg' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor spoorweg. Hiermee wordt bereikt dat het overige verkeer gebruik kan blijven maken van de gronden, maar dat een spoorweg ook is bestemd.
Bestemming 'Water'
Alleen wanneer het water een belangrijk element vormt in zijn omgeving dan wel van groot belang is voor de waterhuishouding, wordt de bestemming 'Water' toegekend. In de andere gevallen valt water onder de bestemming 'Groen'.
Bestemming 'Wonen-1'
De bestemming 'Wonen-1' wordt opgenomen voor het woonperceel (met eventuele uitbreidingsmogelijkheden van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen). Het gedeelte van het perceel tussen de woning en de weg krijgt de bestemming 'Tuin'.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, overkappingen en overige bijgebouwen is een regeling opgenomen waarbij de omvang van het bouwwerk is gekoppeld aan de omvang van het perceel. In principe mag de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen en overige bijgebouwen niet meer bedragen dan 20% van het bouwperceel. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bebouwingspercentage en toestaan dat de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen en overige bijgebouwen maximaal 30% bedraagt
De totale oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan 60 m2 bedragen. De totale oppervlakte van aan- en uitbouwen mag niet meer dan de helft van de oppervlakte van het bouwvlak bedragen.
Omdat aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden (bedrijfs-)activiteiten zowel in de woning als in de aan- en uitbouwen onder voorwaarden zijn toegestaan, is gekozen voor een algemene gebruiksbepaling in een apart artikel.
Bij hoekwoningen worden beide gevels die naar de weg zijn gekeerd aangemerkt als voorgevels.
Bestemming 'Wonen-2'
De bestemming 'Wonen-2' wordt opgenomen wanneer sprake is van gestapelde woningen.
Bij de aanduiding 'zorgwoning' zijn alleen zorgwoningen toegestaan. De zorgwoning is een kleinschalige woonvorm, bedoeld voor mensen die in principe zelfstandig kunnen wonen, maar de optie hebben om gebruik te maken van de zorgcomponent bij de woning(en).
Bestemming 'Wonen-3'
De bestemming 'Wonen-3' wordt opgenomen voor autoboxen.
Bestemming 'Bedrijventerrein - uit te werken'
Ten aanzien van de uit te werken bestemming 'Bedrijventerrein' zijn uitwerkingsregels opgesteld. Burgemeester en wethouders dienen zich bij nadere uitwerking van deze bestemming te houden aan de door de raad vastgestelde regels.
Bij de uitwerking wordt de 'globale' bestemmingsregeling vervangen door een uitgewerkte regeling welke de basis vormt voor een directe bouwtitel.
Bestemming 'Maatschappelijk - uit te werken'
De uit te werken bestemming 'Maatschappelijk' is in principe een reservering voor een schoolfunctie. In het verplichte uitwerkingsplan kan exact worden vastgelegd waar het schoolgebouw gerealiseerd mag worden. Om op termijn ook tot een adequate verkeersafwikkeling en ruimtelijke inpassing van de school te komen is in deze uit te werken bestemming tevens voorzien in mogelijkheden voor het bestemmen van verkeer, water en groen.
Voor het geval geen behoefte bestaat aan de extra ruimte voor een (dependance van een) school in Kootwijkerbroek kan in het uitwerkingsplan een afwijkingsregeling worden opgenomen waarin het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning kan afwijken van het bestemmingsplan voor het vestigen van een andere maatschappelijke voorziening.
Dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanning'
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de hoogspanningsleiding en het woon- en leefmilieu.
Dubbelbestemming 'Leiding-Riool'
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een rioolpersleiding.
Dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 1' en 'Waarde – archeologie 2'
In alle gebieden die (nog) niet zijn vrijgegeven na archeologisch onderzoek of waar is besloten tot behoud in situ wordt de dubbelbestemming Waarde – archeologie toegepast. 'Waarde – archeologie 1' wordt toegepast bij een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m:
- in gebieden met een lage verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 10.000 m²);
- in gebieden met een middelmatige verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 1.000 m²);
- in gebieden met een hoge verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 250 m²);
- in historische kernen (bij een oppervlakte van meer dan 100 m²) en
- voor niet zichtbare terreinen met archeologische waarde.
Tot slot wordt 'Waarde – archeologie 2' toegepast voor zichtbare terreinen met archeologische waarde bij elke bouwdiepte.
Dubbelbestemming 'Waarde – Landschap'
Voor te handhaven bijzondere bomen en houtsingels is een dubbelbestemming 'Waarde – Landschap' opgenomen. Aan deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden gekoppeld, zodat de bomen niet zonder een dergelijke vergunning kunnen worden gekapt, gerooid of verplaatst. Ook zijn werkzaamheden en werken in de bodem niet toegestaan zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Algemene regels
Anti-dubbeltelbepaling
Het doel van de anti-dubbeltelbepaling is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene aanduidingsregels
De aanduidingen bevatten specificaties van de (dubbel-)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bijzondere regels, extra regels of nadere afwegingen gelden. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. De gebiedsaanduidingen 'Vrijwaringszone - straalpad' , 'Vrijwaringszone -spoor' en 'Veiligheidszone - lpg' zijn toegepast.
Algemene afwijkingsregels
Er is een algemene afwijkingsregel opgenomen wanneer dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.
Het is niet de bedoeling dat deze algemene bevoegdheid wordt toegepast in combinatie met het afwijken zoals dat bij een specifieke bestemming is genoemd. Met andere woorden: cumulatie van deze bevoegdheden is uitgesloten. Een voorbeeld: de maximale bouwhoogte voor een woning is 12 meter. Bij de bestemming 'Wonen-1' is de bevoegdheid opgenomen om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en die bouwhoogte te vergroten met maximaal 3 meter. Het is niet de bedoeling dat dan nog eens toepassing wordt gegeven aan de algemene afwijkingsbevoegdheid met een vergroting van nog eens 10% tot gevolg.
Algemene procedureregels
Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging een besluit nemen omtrent de wijziging.
Voor het stellen van nadere eisen is geen procedure opgenomen in de wet. De procedure staat beschreven in hoofdstuk 3 "Algemene regels" van dit bestemmingsplan.
Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
Overgangs- en slotregels
Overgangsregels
Onderscheid is gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. De overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken gelden vanaf terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik vanaf het van kracht worden (inwerkingtreding) van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht. Vooraf dient een afweging te worden gemaakt tussen legaliseren (positief bestemmen) dan wel handhaving van illegale situaties.
De overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik zijn overgenomen uit artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Slotregel
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het voorliggende bestemmingsplan.
6.2 Handhaving
De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:
- de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving;
- handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren;
- niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.
Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (o.a. in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, verlening van vrijstellingen en de bouw-, aanleg- en sloopvergunningen worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.
In 2007 heeft de gemeente de Nota handhaving ruimtelijke en bouwregelgeving gemeente Barneveld opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de achtergronden die geleid hebben tot de totstandkoming van de nota. Ook geeft het voor overtredingen op het gebied van bestemmingsplan- en bouwregelgeving aan hoe met geconstateerde overtredingen om te gaan en welke prioriteitsstelling daarbij te hanteren (repressieve handhaving).
Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.
Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:
- de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels;
- het ontheffingenbeleid.
In onderhavig bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.
Verder zijn aan de in het plan opgenomen ontheffingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Dit plan heeft in de eerste plaats tot doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente.
Nieuwe ontwikkelingen
In het plan wordt een aantal kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van het afwijken door middel van een omgevingsvergunning of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in alle gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.
Mochten er andere kosten zijn die op grond van artikel 6.13 Wro dienen te worden verhaald dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de ontheffing of wijziging nadat een exploitatieovereenkomst is gesloten.
Planschade
De enige kosten die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. Door de gekozen uitgangspunten worden de financiële consequenties in de vorm van planschade echter zo veel mogelijk beperkt. Bijvoorbeeld doordat geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen worden. Daardoor worden eventuele financiële consequenties als gevolg van nieuwe ontwikkelingen buiten het bestemmingsplan al afgewogen en uitvoerbaar bevonden.
Geen exploitatieplan
Gezien het voorgaande is een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zullen die uitsluitend onder wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of er een kostenverhaalsovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.
Hoofdstuk 8 Overleg En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
8.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Het voorontwerpbestemmingsplan is aan diverse instanties toegestuurd. De samenvatting en beoordeling van de ingediende vooroverlegreacties staan in de bijgevoegde nota (bijlage 2).
8.2 Inspraak
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft twee weken ter inzage gelegen. Gedurende deze twee weken had een ieder de mogelijkheid een inspraakreactie over het plan naar voren te brengen.
De samenvatting en beoordeling van de reacties staan in de bijgevoegde nota (bijlage 2).
8.3 Zienswijzen
Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 25 november 2011 tot en met 5 januari 2012. Het college heeft een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze over het ontwerp naar voren te brengen bij de raad. De raad heeft 3 zienswijzen ontvangen. De samenvatting en de beoordeling staan in de bijgevoegde Nota Zienswijzen (bijlage 3).
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 1 STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN FUNCTIEMENGING
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein
Bijlage 2 STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN BEDRIJVENTERREIN
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Kootwijkerbroek-west
Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten Kootwijkerbroek-West
Bijlage 4 Waterstructuurplan
Bijlage 1 Externe Veiligheid
Bijlage 2 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 2 Nota inspraak en overleg