Dwarsakker
Bestemmingsplan - gemeente Barneveld
Vastgesteld op 20-08-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
het bestemmingsplan 'Dwarsakker' met identificatienummer 'NL.IMRO.0203.1214-0003' van de gemeente Barneveld;
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 Aan huis verbonden beroep of bedrijf
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet bestaande uit ambachtelijke en/of detailhandelsactiviteiten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.4 Aanbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 Afwijking
een afwijking zoals bedoeld in artikel 2.12, eerste lid onder sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.8 Archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.9 Autobox
een gebouw bestemd voor de stalling van auto's, andere vervoermiddelen en caravans;
1.10 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 Bebouwingspercentage
het in procenten uitgedrukte deel van een bouwvlak, bestemmingsvlak dan wel bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.12 Bedrijf
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.13 Bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.14 Bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;
1.15 Bestaande
bestaand en legaal aanwezig op de dag van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.16 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 Bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.19 Bevi-inrichting
inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.20 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.21 Bijgebouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan de bij omschrijving van de hoofdbestemming opgesomde functies, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte;
1.22 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.23 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.24 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.25 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.26 Bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.27 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.28 Bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.29 Cultuur en ontspanning
voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning, waaronder: podiumkunsten / theater, bioscopen, musea, expositieruimten, galeries, toeristische attracties, bowling- en poolcentra, muziek- en dansscholen, creativiteitscentra, casino's en zalencentra;
1.30 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.31 Dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich bevindt tussen de dakgoot en de nok van het dakvlak, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.32 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.33 Dienstverlening
het verlenen van economische diensten aan derden;
1.34 Erf
bij de bestemming behorende gronden waarvan het gebruik ten dienste van deze bestemming is;
1.35 Evenemententerrein
een terrein bedoeld en geschikt voor het houden van regelmatig terugkerende evenementen;
1.36 Gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.37 Gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.38 Geurgevoelig object
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
1.39 Geluidsgevoelige functies
bewoning of ander geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.40 Geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.41 Hogere waarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit Geluidhinder;
1.42 Hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.43 Horeca
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfuncties;
1.44 Huishouden
persoon of groep personen die een huishouden voert, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;
1.45 Hulpdiensten
Brandweer, politie en ambulance;
1.46 Kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.47 Kantoor- en/of praktijkruimte
een niet voor bewoning bestemd gedeelte van een woning of gebouw bij een woning, dat uitsluitend dient voor de uitoefening van beroepsactiviteiten van de bewoner van de woning op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied;
1.48 Kunst en cultuur
voorzieningen ten behoeve van kunst en cultuur, zoals een bibliotheek, een museum, een filmzaal en daarmee gelijk te stellen activiteiten;
1.49 Kunstwerk
een door kunst voortgebracht voorwerp, zoals beelden en andere bouwwerken;
1.50 Kwetsbaar object
woningen, gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals kantoren, hotels en restaurants, winkels, kampeer- en andere recreatieterreinen en objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.51 Landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.52 Maaiveld
gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein dat een gebouw of bouwwerk omgeeft;
1.53 Maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.54 Nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.55 Omgevingsvergunning
Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.56 Ondergronds bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die onder het maaiveld is gelegen;
1.57 Overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.58 Overkapping
een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, bestaande uit tenminste een dak en maximaal één wand;
1.59 Pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.60 Particulier opdrachtgeverschap
situatie dat de burger of een groep van burgers – in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst – tenminste de economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning;
1.61 Peil
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.62 Recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.63 Seksinrichting
een terrein, gebouw, vaar- of voertuig waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.64 Sociale huurwoning
huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag (zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan), waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;
1.65 Sociale koopwoning
koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector (zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan), waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd;
1.66 Uitbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.67 Uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.68 Uitwerking
een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub b van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.69 Verbeelding
De bij het bestemmingsplan behorende kaart (analoog of digitaal) waarop onder meer de begrenzing van het plan, de in het bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, aanduidingen en topografische en kadastrale gegevens zijn weergegeven;
1.70 Vloeroppervlak
grootte van de oppervlakte van een bouwlaag;
1.71 Voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw;
1.72 Voorgevelrooilijn
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de (bestaande) bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
1.73 Voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.74 Wet ruimtelijke ordening
Wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566) houdende vaststelling van nieuwe planregels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.75 Wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.76 Woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.77 Woongebouw
een gebouw dat ten minste twee woningen omvat;
1.78 Zorgwoning
een woning die speciaal bedoeld en geschikt is voor mensen met een zorgvraag;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q.de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;
2.7 De oppervlakte van een ondergronds bouwwerk
onder de begane grondvloer, tussen de harten van de ondergrondse buitenste muren;
2.8 De oppervlakte van een overkapping
de loodrechte projectie van de overkapping op het maaiveld;
2.9 Het vloeroppervlak
boven de vloeren, tussen de binnenwerkse gevelvlakken en/of scheidingsmuren.
2.10 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders weergegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' voor maatschappelijke voorzieningen,
- b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' voor wonen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' voor parkeergelegenheid voor detailhandel;
met daaraan ondergeschikt:
- d. wegen en paden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen;
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 13.1 van toepassing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.1 en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- a. de gronden buiten het bouwvlak voor maximaal 10% worden bebouwd;
- b. de goothoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 3.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 3. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het toevoegen van aanduidingen voor 'detailhandel' en/of 'dienstverlening', met inachtneming van het volgende:
1. de oppervlakte voor deze functies mag in totaal niet meer dan 200 m2 bedragen; 2. er mag geen sprake zijn van een onevenredig verkeersaantrekkende werking.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. paden;
- d. speelvoorzieningen;
- e. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
met daaraan ondergeschikt:
- f. verhardingen;
- g. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
- 2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, behoudens palen en masten waarvoor een maximum bouwhoogte van 9 m geldt.
4.3 Afwijken van de gebruiksregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4.1 ten behoeve van het aanleggen van in- en uitritten om aangrenzende gebouwen en terreinen te kunnen bereiken en verlaten. De breedte van een in- en uitrit mag niet meer dan 4 m bedragen.
- 2. Het afwijken kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid; en
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Tuin';
- 2. De wijzigingsbevoegdheid mag worden toegepast, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid; en
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Tuin
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen
met daaraan ondergeschikt:
- b. verharding, waaronder in- en uitrit;
met de daarbij behorende:
- c. bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. uitbouwen en/of balkons en ondergeschikte bouwdelen van een hoofdgebouw dat op aangrenzende gronden is gelegen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie
- c. de verkeersveiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 13.1 van toepassing.
5.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.2 voor het (deels) bouwen van een overkapping van maximaal 18 m2 mits de leefbaarheid van de woonomgeving niet onevenredig wordt aangetast.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2 ten behoeve van het bouwen van kleine bouwwerken, zoals een prieel, plantenkas, hondenkennel, volière of houtberging met in acht name van de volgende bepalingen:
- a. de gezamenlijke oppervlakte van kleine bouwwerken op gronden van één bouwperceel mag niet meer dan 10 m² bedragen;
- b. de goothoogte van gebouwen en de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen.
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2, ten behoeve van het bouwen van trappenhuizen, liftschachten en portieken bij gestapelde woningen, als bedoeld in artikel 9.1, met in acht name van de volgende bepalingen:
- a. de goothoogte van een trappenhuis en van een liftschacht mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de gestapelde woningen waaraan zij worden gebouwd, vermeerderd met 3 m;
- b. de goothoogte van een portiek mag niet meer dan 3 m bedragen.
- 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.2 ten behoeve van het bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 m.
- 5. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen waarbij geldt dat wegen uit maximaal 2 rijstroken (2x1) dienen te bestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'aantal rijstroken' want daar geldt dat het aantal rijstroken niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is weergegeven, alsmede parallelrijbanen, opstelstroken, in- en uitvoegstroken, op- en afritten;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
- e. bermen;
met de daarbij behorende:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de sociale veiligheid; en
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 13.1 van toepassing.
6.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2 ten behoeve van het bouwen van overige bouwwerken tot een bouwhoogte van 10 m;
- 2. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in de bestemming 'Tuin';
- 2. De wijzigingsbevoegdheid mag worden toegepast, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid; en
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen;
met de daarbij behorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
7.2 Bouwregels
- 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
- 2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
Artikel 8 Wonen - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woning (niet zijnde gestapelde woningen);
- b. aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
met de daarbij behorende:
- c. gebouwen;
- d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
- e. tuinen, erven en parkeerplaatsen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 13.1 van toepassing.
8.4 Afwijken van de bouwregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.1 ten behoeve van het situeren van de voorgevel van een woning tot ten hoogste 5 m uit de bedoelde grens van een bouwvlak.
- 2. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.1 en toestaan dat de goothoogte van een woning, zoals weergegeven op de verbeelding, word(en) vergroot met maximaal 3 m.
- 3. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.1 en toestaan dat op een perceel waar de aanduiding 'maximum volume (m3)' voorkomt ten hoogste 35% van de inhoud van de woning wordt benut voor een tweede zelfstandige wooneenheid, mits deze rechtstreeks ten dienste staat van een situatie waarin mantelzorg verleend wordt binnen de woning.
- 4. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.2.2 en toestaan dat de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen en overige bijgebouwen maximaal 30% bedraagt.
- 5. Het afwijken van de bouwregels kan slechts, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie; en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.5 Specifieke gebruiksregels
- 1. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van één of meer aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden;
- a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- c. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
- d. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de voorgeschreven bouwwijze als bedoeld in artikel 8.2.1 komt te vervallen, de situering en de vorm van de op de verbeelding weergegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de verbeelding nieuwe bouwvlakken worden weergegeven, mits:
- 1. de geluidbelasting door het verkeer op geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
- 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid; en
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 9 Wonen - 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a.
gestapelde woningen; - b.
aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
met de daarbij behorende:
- c.
gebouwen met bijbehorende trappenhuizen, liftschachten en portieken - d.
bijgebouwen; - e.
tuinen, erven en parkeerplaatsen; - f.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van debebouwing, ten behoeve van:- a.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; - b.
een goede woonsituatie; - c.
de verkeersveiligheid; - d.
de sociale veiligheid; en - e.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- a.
- 2.
Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 13.1 van toepassing.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Gebruik van ruimten binnen de woning ten behoeve van de uitoefening van één of meer aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden;
- a.
maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- enuitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps-of bedrijfsactiviteit; - b.
degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; - c.
vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niettoegestaan; - d.
er mag geen detailhandel plaatsvinden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
- 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan:
- a. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of de richting van wegen, parkeerstroken, paden, bermen en sloten en ligging van bebouwingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein, die bij de uitmeting blijkt, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is weergegeven niet meer dan 10 m zijn;
- b. ten behoeve van het bouwen in afwijking van de bepalingen ten aanzien van de afmetingen van de bebouwing, waaronder begrepen bebouwingspercentages, mits de afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de bij recht in het plan weergegeven maten.
- 2. Het afwijken van de bouwregels, als bedoeld in het eerste lid, kan niet indien enig aangrenzend terrein of enige aangrenzende bebouwing in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met het plan en/of indien op enig aangrenzend terrein de verwerkelijking van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de afwijking van de bouwregels kan worden voorkomen.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen, indien en voor zover dringende redenen die na het vaststellen van het plan tot hun kennis zijn gekomen hiertoe aanleiding geven en voor zover het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het gebied dat in het plan is begrepen niet wordt geschaad:
- 1. een bestemmingsgrens tussen twee bestemmingsvlakken zodanig wijzigen, dat het kleinste bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot;
- 2. een bebouwingsgrens zodanig wijzigen, dat het bebouwingsvlak met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
Artikel 13 Algemene Procedureregels
13.1 Procedure bij het stellen van nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- 1. een ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- 2. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan de terinzagelegging kennis van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. De kennisgeving geschiedt tevens langs elektronische weg;
- 3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder 1 genoemde termijn;
- 4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Dwarsakker' van de gemeente Barneveld.
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Barneveld
d.d. tot vaststelling.
Mij bekend,
de griffier.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Al meerdere jaren heeft er in Zwartebroek geen woningbouw van betekenis plaatsgevonden. Op grond van het meerjarenprogramma woningbouw (laatste programma dateert van mei 2011) is er de wens om te komen tot het realiseren van nieuwe woningbouw. Belangrijk oogmerk is om starters voor het dorp te behouden.
Ook is de wens onderkend om een deel van de woningbehoefte te realiseren in de vorm van een complex met zorggerelateerde huisvesting voor senioren. Deze voorziening zal een functie hebben voor de kernen Terschuur en Zwartebroek samen, maar wordt gebouwd in Zwartebroek.
In samenhang hiermee wordt een gezondheidscentrum gerealiseerd, waarin met name lokale zorgaanbieders een plek kunnen vinden.
Ook is er vraag naar ruimte voor een kinderdagverblijf.
Het globale plangebied wordt met een rode omcirkeling aangegeven op onderstaande afbeelding.
Afbeelding 1: Ligging globale plangebied
Het fietspad langs de Eendrachtstraat tussen Terschuur en Zwartebroek reikt volgens het daarvoor opgestelde plan niet verder dan nabij de rand van de bebouwde kom van Zwartebroek. De wens leeft nadrukkelijk om dit fietspad zodanig te verlengen, dat het een goede aansluiting krijgt op de wegenstructuur van het dorp.
Het belang van deze ontwikkelingen komt ook helder naar voren in het Dorpsplan Zwartebroek-Terschuur, opgesteld door de Dorpswerkgroep Zwartebroek en Terschuur en in 2008 aangeboden aan het gemeentebestuur. Dit dorpsplan geeft aan welke voorzieningen en ontwikkelingen noodzakelijk zijn om de kernen Zwartebroek en Terschuur aantrekkelijk en leefbaar te houden op de middellange termijn.
Afbeelding 2: Dorpsplan Zwartebroek Terschuur
Dit plan beoogt de genoemde ontwikkelingen mogelijk te maken. De uitvoering van dit plan is niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Daarom is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt aan de zuidwestrand van de kern Zwartebroek. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Platanenstraat en de huidige grens van de bebouwde kom. Aan de oostzijde vormt Eendrachtstraat de grens van het plangebied, met dien verstande dat aan de overzijde van deze weg één kavel onderdeel uitmaakt van het plan. Aan de zuid- en westzijde wordt het plan een nieuwe grens met het buitengebied. Onderstaande afbeelding geeft met een rode omlijning de globale begrenzing van het plangebied weer.
Afbeelding 3: Globale begrenzing plangebied
2.2 Geldende Bestemmingen
Het plangebied ligt grotendeels in het bestemmingsplan Buitengebied 2012 en heeft daar een bestemming voor onbebouwd agrarisch gebied. In een strook aan weerszijden van de Eendrachtstraat geldt het bestemmingsplan Zwartebroek-Terschuur-De Glind. Ook deze gronden hebben een agrarische bestemming, waarbij op het perceel Eendrachtstraat 75 een agrarisch bedrijf is gevestigd. Realisatie van de beoogde dorpsuitbreiding is binnen deze bestemmingen niet toegestaan.
In het bestemmingsplan zijn geen mogelijkheden opgenomen die uitvoering van voorliggend plan mogelijk maken, bijvoorbeeld door wijziging of afwijken met een omgevingsvergunning. Daarom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
2.3 Ontstaansgeschiedenis
Rond het jaar 2000 is de laatste dorpsuitbreiding van Zwartebroek afgerond. Daarna is in Terschuur nog de wijk Blankenhoef gerealiseerd. Zowel het in hoofdstuk 1 al genoemde Dorpsplan Zwartebroek-Terschuur als de gemeentelijke woningbouwvisie geven aan dat om te voorzien in de eigen woningbehoefte van de kernen Zwartebroek en Terschuur verdere dorpsuitbreiding noodzakelijk is.Ook de opeenvolgende structuurvisies houden hier rekening mee. Voor de uitbreiding van Zwartebroek is daarvoor steeds de zuidwestzijde van het dorp als meest geschikte locatie naar voren gekomen.
De Woningstichting Barneveld heeft gronden verworven in dit gebied. Vanaf 2008 is deze partij met de gemeente in overleg om te bezien hoe aan de gewenste woningbouwontwikkeling gestalte kan worden gegeven.
De gemeente is van mening dat met het oog op een evenwichtige dorpsuitbreiding ook de grond die is gelegen tussen de eigendom van de Woningstichting en de Eendrachtstraat hierbij betrokken moeten worden. Deze gronden zijn in eigendom bij de Hervormde Gemeente Zwartebroek-Terschuur. Sinds begin 2010 is daarom ook deze partij bij de ontwikkelingen betrokken.
De gemeente beoogt één samenhangende uitbreiding van het dorp Zwartebroek. Het heeft veel tijd gevergd om met de beide eigenaren, die tevens partij zijn in de ontwikkelingen, tot overeenstemming te komen. Toch is het mogelijk gebleken om in goed overleg met elkaar tot een totaalplan te komen. Op 11 februari 2013 hebben de gemeente en de betrokkken partijen met het oog daarop een intentie- en samenwerkingsovereenkomst ondertekend. Op 7 maart 2013 is dit plan aan de bevolking van Zwartebroek en Terschuur gepresenteerd.
2.4 Ruimtelijke Structuur
In hoofdstuk 3 (Paragraaf 3.1 Visie) wordt ook aandacht besteed aan de ruimtelijke structuur van het gebied.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Visie
Zwartebroek; een uniek verhaal binnen Gemeente Barneveld
Zwartebroek groeit. Om aan de te verwachten groei te kunnen voldoen, is behoefte aan een stedebouwkundige visie voor de komende tien jaar. De zoekzone voor deze uitbreiding is vastgelegd in de structuurvisie van de Gemeente Barneveld.
De omgeving van Zwartebroek is uniek binnen de Gemeente Barneveld. Het is een klein stuk voormalig veenlandschap binnen de gemeentegrenzen, en is daarmee tekenend voor het sterke oost–westelijke hoogteverval; de kom van de Gelderse Vallei.
Van het hoge droge Garderen naar het lage nattere Zwartebroek, heeft een eeuwenlange strijd plaatsgevonden.
De drang naar overleven, de strijd om de woeste gronden.
Ligging
Zwartebroek is een buurtschap in de noord westelijke hoek van de gemeente Barneveld ten noorden van de A1. Het dorp wordt ontsloten door de Platanenstraat en de Eendrachtstraat. Ten zuiden van Zwartebroek vindt men het bekendere Terschuur.
De kern Zwartebroek is zich pas de laatste honderd jaar gaan ontwikkelen, terwijl de ontginning van de aldaar aanwezige veengronden al begon in de twaalfde eeuw. Het lintdorp ontwikkelde zich langs de Platanenstraat en het verlengde daarvan, de Wielweg, in oost - westelijke richting. Van oorsprong sloot de buurtschap in westelijke richting aan op de Hessenweg (tegenwoordig de Hoevelakenseweg tussen Hoevelaken en Terschuur). Later ontstond langs de nieuwe wegen naar het noordelijke Nijkerkerveen en het zuidelijke Terschuur meerdere lintbebouwing. Het buurtschap begon pas te groeien na de aanleg van de Eendrachtstraat in de jaren dertig. Vanuit het landschap geredeneerd, kun je stellen dat na de veenontginning er nauwelijks iets is veranderd; de zogenaamde slagen, ingekaderd door gestructureerde kavellijnen bestaande uit elzenstructuren, zijn nog steeds herkenbaar.
Historie
Zwartebroek dankt zijn naam aan veen en moeras. Eeuwenlang hebben mensen hier in het ontoegankelijke moeras geleefd, om turf te steken in het veen. Het gebied kenmerkte zich door veelal kleine boerderijtjes, gelegen op de hogere zandruggen.
Het kaarsrechte verkavelingpatroon en de lintbebouwing toont duidelijk de oorspronkelijke ontginningsmethode en maakt dit landschap bijzonder.
De vorming van een lint
Vanaf een hoger gelegen dekzandrug vestigen zich de eerste bewoners in kleinschalige losstaande bebouwing.
Vanaf deze as wordt de vervening begonnen. De oorspronkelijke oriëntatie is dan ook van het lint af, het landschap in.
De vervening werd gestoken in lange stroken met een vaste afmeting. Een langwerpige kavel is gevormd en resulteert vanaf de as gezien, in een afwisseling tussen open en dicht.
Slagenlandschap
Wanneer vanuit het lint de eerste kavel verveend was, volgde de volgende 'slag'. Hier komt de benaming Slagenlandschap vandaan. Deze slagen moesten worden ontwaterd. Hieruit ontstond het rechtlijnige slotenstelsel. De sloten waterden af op een parallelle verbindingssloot (Bellemansbeek).
Transparant karakter
Het oorspronkelijke lintdorp was door de langwerpige verkaveling en de niet aaneensluitende bebouwing transparant van karakter. De lange zichtlijnen richting het omringende landschap, werden ondersteund door de smalle Elzensingels (afbakening kavel, versteviging oever en brandhoutvoorziening). Op sommige kavels stond ter markering een solitaire boom. Aan de buitenrand van Zwartebroek is deze uitgestrektheid nog goed te zien. Wat verder nog opvalt, is de aanwezigheid van een kerkepad, doorlopend tot aan de Bellemansbeek.
Door de verdere verdichting van de kern, de afgelopen decennia, zijn binnen Zwartebroek de ontginningskenmerken enigszins vertroebeld. De lange waterlijnen (sloten) en Elzensingels zijn binnen de kern niet of nauwelijks herkenbaar.
Dwarsakker: veenkarakteristieken opnieuw gebruikt
De karakteristieken van de mooie omgeving, worden binnen de nieuwe uitbreiding voelbaar. Om dit te bereiken, houden we ons aan de landschappelijke onderlegger. Bestaande noord-zuid gelegen kavelgrenzen worden overgenomen en per stuk behandeld.
De inzet per kavellijn, is herstel en versterking van het slotenpatroon en de groenstructuur.
Afhankelijk van de beschikbare ruimte ter plekke, zal dit bij de ene lijn harder kunnen worden aangezet, dan bij de andere lijn.
Het sloten- en elzenpatroon wordt zoveel mogelijk de bestaande dorpsrand ingetrokken. De nieuwe bebouwing volgt de strokenverkaveling en respecteert op deze wijze het oude lintkarakter. Binnen de nieuwe ontwikkeling worden sloten doorgezet in de vorm van wadi's; een eigentijdse manier om de voeten droog te houden.
De zuidrand van het plan markeert de overgang naar het slagenlandschap. Het is belangrijk dat hier open ruimte wordt gereserveerd, om de overgang van nieuwe bebouwing naar het landschap "geleidelijk" te laten plaatsvinden. Dit om -versterkt door de nieuwe ontwikkeling-
het landelijke, informele karakter te behouden. De open ruimte binnen deze zuidrand wordt ingezet voor wateropvang. In natte tijden zullen hier de lagergelegen wadi's vollopen met water uit de wijk. Enkele solitaire bomen, langs deze oost-west lijn refereren naar de vroegere 'tiendbomen' die de productiekavels markeerden. Zonder daarbij de gestructureerde noord-zuid lijnen -de elzensingels- te frustreren.
De zuidrand van Zwartebroek krijgt een landschappelijke en recreatieve rand. Van grastaluds aan de dorpszijde, gaat het profiel over in een brede wadi. Op enkele plekken wordt deze wadi verdikt door een robuuste graszoom, waarbinnen plek is voor een enkele boom of boomcluster en een onofficiële wandelroute. Deze wandelroute kan gekoppeld worden aan enkele speelaanleidingen in of naast de wadi's.
Speelaanleidingen in de vorm van zwerfkeien of losse boomstammen passen in het “ruige” karakter dat we hier ambiëren.
De graszomen, die in feite de plangrens markeren, zijn ten opzichte van Zwartebroek scheef gesitueerd. Precies zoals de naastgelegen kavels ook laten zien; niets is recht, het is door mensenhanden in barre tijden uitgegraven. Het resulteert in een dynamische, eigenzinnige rand.
Het kerkepad, dat nu nauwelijks is te onderscheiden, wordt als bijzonder element -versterkt- ingezet binnen het nieuwe plan.
Was het vroeger een korte verbinding tussen dorp en kerk, nu kan het dienen als veilige wandelstrook en verbinder tussen het dorp, de centrale speellocatie en de robuuste zuidrand. Het ommetje Zwartebroek ligt er, het moet alleen nog even ontdekt worden.
Het huidige speelveld wordt een centraal speelveld
Zwartebroek heeft aan de huidige zuidzijde de beschikking over een groot speelveld, aan de rand voorzien van een aantal toestellen.
Het idee "veld" blijft, maar krijgt -enigszins verschoven- een stevig verankerde plek binnen het nieuwe uitbreidingsplan.
Gekoppeld aan het optisch versterkte kerkepad, maakt deze speellocatie deel uit van de routing vanuit de zuidrand en borgt het de overgang van bestaand naar nieuw Zwartebroek.
Dynamische uitbreiding
Naast een logische uitbreiding van het huidige Zwartebroek, moet dit plan ook kunnen voorzien in een verdere expansie, bijvoorbeeld over tien jaar. De systematiek van de stroken, in combinatie met een sloten- en wadistelsel, moet dan kunnen worden voortgezet.
En dit, op een dusdanige wijze, dat er geen lange gesloten bebouwingswanden langs het landschap gaan ontstaan.
De ongelijke, eigenzinnige eindlijnen moeten aanwezig blijven.
Het is goed mogelijk enkele stroken op een later tijdstip extra uit te breiden. De wadizones en graszomen vormen dan een centrale groene lijn, binnen de groter wordende wijk. De rijweg wordt uitgebreid tot de nieuwe rand en blijft volgens hetzelfde principe de zuidrand volgen. Het stuk dwarsweg dat dan achterblijft kan omgevormd worden tot een fietspad.
Verkeersontsluiting
Het woongebied Dwarsakker krijgt aan twee zijden, te weten vanaf de Platanenstraat en vanaf de Eendrachtstraat, een ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer. Beide ontsluitingen zijn gekoppeld aan het bestaande stratenpatroon en hebben geen directe onderlinge verbinding.
Bebouwing
De voorgestelde bebouwing bestaat grotendeels uit grondgebonden woningen. Aan de zijde van de Eendrachtstraat is, in de nabijheid van een aantal bestaande voorzieningen (dorpshuis, supermarkt, etc.) een multifunctioneel gebouw gepland, waarin ruimte is voor o.a. een gezondheidscentrum, kinderopvang, een PIN automaat en zorgappartementen. In de directe omgeving hiervan komt ook nog een kleinschalig vrijstaand appartementengebouw.
3.2 Functies
Woningbouw
Over het woningbouwprogramma en de fasering daarin vermelden wij het volgende:
Kwantitatief
Om de autonome woningbehoefte op te vangen kan gerekend worden met een benodigde uitbreiding van ongeveer 12 tot 15 woningen per jaar, waarbij er sprake is van een inhaalvraag aangezien in de afgelopen 5 jaar er slechts 1 woning netto aan de woningvoorraad is toegevoegd (16 nieuw gebouwd, 15 gesloopt). Rekening houdend met planuitval (bijvoorbeeld vanwege vertraging) zou bruto met 20 woningen per jaar moeten worden gerekend. Hiervan zouden er gemiddeld 15 per jaar voor Dwarsakker gereserveerd kunnen worden.
Kwalitatief
Voor Dwarsakker ligt er een opgave om aan Zwartebroek aan de zuidrand op een duurzame, gedifferentieerde wijze woningbouw toe te voegen. De kenmerken van de planlocatie lenen zich met name voor grondgebonden woningen. Maar daarnaast is er behoefte aan wonen en zorg. Mede ook gezien de toename van het aantal ouderen in de gemeente Barneveld (van 7.900 65-plussers in 2013, naar 11.000 65-plussers in 2025 en 14.300 ouderen in 2040). Dit zou onder andere kunnen worden gecombineerd met andere (maatschappelijke) voorzieningen die nu nog in Zwartebroek/Terschuur ontbreken, bijvoorbeeld op het gebied van zorg- en welzijnsvoorzieningen.
Gezien de bevolkingssamenstelling, de te verwachten demografische ontwikkelingen, de samenstelling van de woningvoorraad en de plankenmerken van Dwarsakker, is het denkbaar dat er voor de volgende doelgroepen wordt gebouwd:
- startende gezinnen
- gezinnen met kinderen, hoofd huishouden in de leeftijd van 30 tot 55 jaar (veelal doorstromers)
- vitale ouderen (50-plussers), tweepersoons huishoudens of nog met thuiswonende kinderen.
- zorgbehoevende ouderen.
De nabijheid van onder andere een supermarkt maakt deze locatie voor genoemde doelgroepen geschikt.
Gezien de veranderingen op de woningmarkt, de aangescherpte regels voor het verkrijgen van hypotheek, de samenstelling van de Zwartebroek/Terschuurse woningvoorraad met relatief veel duurdere koopwoningen (veelal vrijstaand of als tweekapper), is er nadrukkelijk behoefte aan goedkopere woningen en woningen in het middensegment om daarmee startende huishoudens alsmede midden inkomensgroepen aan passende woonruimte te helpen. Dit komt ook uit de interessepeiling naar voren. Het planvoorstel zoals dat nu voor Dwarsakker voorligt, voorziet nadrukkelijk in een aantal sociale huurwoningen en goedkopere koopwoningen om daarmee in deze behoefte te voorzien.
Daarnaast is er ook behoefte aan wat duurdere woningen, bijvoorbeeld in de vorm van tweekappers en vrijstaande woningen, voor onder andere huishoudens die vanuit een rijwoning willen doorstromen.
De verkavelingsschets van Woningstichting Barneveld en de Kerk geeft ruimte aan de ontwikkeling van zo'n 90 woningen, waarvan 10 appartementen en zo'n 80 grondgebonden woningen. Daarnaast zal in de vorm van 24 Zorg- en PG-appartementen in een zwaardere vorm van wonen en zorg worden voorzien.
Tabel 2: Programma met faseringsvoorstel Dwarsakker
Het programma kent een sterke differentiatie in woningtypen alsmede in eigendom. Bijna een kwart van het zelfstandige woonprogramma zal uit huurwoningen bestaan.
Mogelijke Fasering
Gezien de berekende marktruimte van zo'n 12 tot 20 woningen per jaar en gezien de inhaalvraag van de afgelopen (5) jaren en de relatief grote belangstellendenlijst zal in de periode 2015 t/m 2017 een groter aantal in de markt worden opgeleverd dan in de jaren daarna. De totale doorlooptijd bedraagt zo'n 7 jaar.
Jaarlijks zal een mix van goedkopere en duurdere woningtypen op de markt worden gebracht, waarbij in de periode 2015 t/m 2017 het accent wat sterker ligt op goedkopere rijwoningen in de huur- en koopsfeer, mede gezien de veranderde markt en zoals gebleken uit de belangstelling (onder andere vanuit starters) volgens de ingevulde interesseformulieren vanuit de beide kernen. Daarnaast is er vraag naar duurdere woningen in de vorm van tweekappers en vrijstaande woningen en ook daarin wordt in de eerste periode voorzien.
De onderbouwing voor dit programma is te vinden in de notitie 'Woningbouw Zwartebroek-Terschuur, onderbouwing planvoorstel Dwarsakker', dd 3 juli 2013. Deze notitie is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.
Appartementen voor (psychogeriatrische) zorg
Aanvankelijk was het de opzet dat er nabij de Eendrachtstraat een voorziening zou komen in de vorm van units voor psychogeriatriache patiënten.Dit betreft een voorziening die is gerelateerd aan een verpleeghuis. Door wijzigingen in het beleid op landelijk niveau, alsook door wijzigingen in de financiering van dergelijke voorzieningen, zal het karakter enigszins gewijzigd worden. We spreken nu over appartementen (mede) voor (psychogeriatrische) zorg. Het plan omvat de realisering van 24 zorgappartementen voor deze doelgroep. Dit plandeel wordt ontwikkeld in samenhang met de hieronder te noemen maatschappelijke voorzieningen.
Maatschappelijke voorzieningen
In het plandeel nabij de Eendrachtstraat is ruimte voor een gezondheidscentrum, waarin diverse medische en paramedische disciplines een plek kunnen vinden. Dit is een belangrijk ondersteuning voor goede zorgvoorzieningen voor Zwartebroek en Terschuur.
Fietspad Eendrachtstraat
In dit plan wordt aan de westzijde van de Eendrachtstraat een vrijliggend tweerichtingenfietspad (zogenaamd verplicht fietspad) gerealiseerd. Het fietspad sluit aan op het vrijliggende tweerichtingenfietspad richting Terschuur dat in 2013 is/wordt gerealiseerd. In Zwartebroek vormt dit fietspad een - nu in dit plan te regelen - vrijliggend tweerichtingenfietspad dat loopt tot aan de Albert van Meerveldstraat. Dit gehele fietspad is onderdeel van het hoofdfietsnetwerk van Barneveld en verbindt de kernen Terschuur met Zwartebroek.
Afbeelding 4: Fietspad in groter verband
Woning overzijde Eendrachtstraat
Als gevolg van de ontwikkeling van dit plan kan de woning Eendrachtstraat 75 niet gehandhaafd blijven. De betreffende familie die hier woont heeft een perceel grond aan de overzijde van de Eendrachtstraat in eigendom. In het ritme van de al bestaande bebouwing aan de oostzijde van de Eendrachtstraat leent dit perceel zich goed voor het toevoegen van een woning. Gezien de samenhang met de ontwikkeling van het hele plan wordt de mogelijkheid om hier een woning te realiseren in dit plan meegenomen.
Openbare ruimte
Ten behoeve van de inrichting van de openbare ruimte is een inrichtingsplan opgesteld. Dit plan heeft geen juridisch bindend karakter, maar maakt wel inzichtelijk hoe alle gewenste functies in de openbare ruimte eeen plek kunnen vinden. Het inrichtingsplan is als Bijlage 2 bij dit plan gevoegd.
3.3 Beeldkwaliteit
1 DOEL BEELDKWALITEITSPLAN
Voor het plangebied Dwarsakker stelt de gemeente een beeldkwaliteitsplan op. In het beeldkwaliteitsplan worden bindende randvoorwaarden opgenomen voor de architectonische vormgeving van de bebouwing en van de overgang van privégebied naar openbaar gebied en voor de inrichting van de openbare ruimte.
Hieronder volgt een samenvatting van de beeldkwaliteitseisen.
2 BEELDKWALITEIT BEBOUWING
2.1 Streefbeeld: eigentijds dorps
Kenmerkend voor eerdere uitbreidingen van Zwartebroek is, dat in de loop van de tijd steeds relatief kleine hoeveelheden woningen zijn gerealiseerd, in de architectuur die op dat moment in zwang was. Hierdoor is een gemêleerd, kleinschalig beeld ontstaan met een dorpse uitstraling. Het beoogde beeld van Dwarsakker sluit hier op aan. Trefwoorden zijn kleinschaligheid, variatie (in woningtype en architectuur), eigentijds en dorps.
Het beeldkwaliteitsplan beoogt geen lange gevelwanden die door één architect in één stijl zijn ontworpen, maar kleine eenheden, liefst van de hand van diverse ontwerpers, die met elkaar een gevarieerd beeld opleveren. De herkenbaarheid van de individuele woning is daarbij een belangrijk aandachtspunt.
2.2 Deelgebieden
Het westelijk plandeel sluit aan op de bebouwing aan de Ds. W.L. Mulderstraat en grenst tevens aan het open landschap. Met het oog daarop is de bouwhoogte beperkt. De bebouwing bestaat uit (half)vrijstaande woningen en rijwoningen. Gelet op de relatief grote lengte van deze straat is variatie in architectuur heel belangrijk. De hoekwoningen, met name die aan de zijde van de Platanenstraat, vereisen in architectonisch opzicht bijzondere aandacht.
Inspiratiebeelden architectonische variatie
In het oostelijk plandeel vormt het gezondheidscentrum annex appartementencomplex aan de Eendrachtstraat een wat grootschaliger element. Om zich goed te voegen in de omgeving krijgt dit gebouw een gedifferentieerde massaopbouw.
Daarnaast is er nog een kleiner appartementengebouw voorzien, dat het aanzien krijgt van een grote villa. Voor het overige bestaat de bebouwing uit (half)vrijstaande en rijwoningen.
Inspiratiebeelden architectonische variatie
2.3 Hoekoplossingen
Hoekoplossingen zijn van belang voor de ruimtelijke kwaliteit van een woongebied. Als beëindiging van een blok of rij woningen moeten zij een kwalitatief hoogwaardige uitstraling hebben. Omdat hoekwoningen doorgaans van meerdere kanten zichtbaar zijn, dienen de voor- en zijgevel in architectonisch opzicht evenveel aandacht te krijgen. Ook vervullen hoeklocaties een rol in de sociale controle op de openbare ruimte. Het ontwerp van hoekwoningen dient zodanig te zijn, dat er vanuit de (woon)vertrekken voldoende zicht is op de openbare ruimte.
Inspiratiebeelden hoekoplossingen
2.4 Bijgebouwen
Bijgebouwen die zichtbaar zijn vanuit het openbare gebied, dienen in samenhang met de woning te worden ontworpen. Er moet overeenstemming zijn in vormgeving, materialisering en kleurstelling.
2.5 Erfafscheidingen
Afscheidingen van particuliere tuinen en erven kunnen, voor zover ze zichtbaar zijn vanuit het openbare gebied, grote impact hebben op het beeld van een wijk. Het best is de kwaliteit te borgen als op cruciale locaties de erfafscheiding in samenhang met de woning wordt ontworpen èn gebouwd. Dit is het meest van belang voor de afscheidingen van zij- en achtertuinen, die grenzen aan het openbaar gebied. Ook een kwalitatief hoogwaardige afscheiding van de voortuinen kan echter bijdragen aan de kwaliteit van het straatbeeld.
3 BEELDKWALITEIT OPENBARE RUIMTE
3.1 Dwarsakker: veenkarakteristieken opnieuw gebruikt
De karakteristieken van de mooie omgeving, worden binnen de nieuwe uitbreiding voelbaar.
Om dit te bereiken, houden we ons zoveel mogelijk aan de landschappelijke onderlegger, het zogenaamde slagenlandschap. Bestaande noord-zuid gelegen kavelgrenzen worden overgenomen en per stuk behandeld. Oost- west lijnen verdelen het plan in ruimtelijke onderdelen en maken de uitbreiding aan de zuidkant af volgens het slagenprincipe.
Het kenmerkende sloten- en elzenpatroon wordt zoveel mogelijk de bestaande dorpsrand ingetrokken. Elzenstructuren langs de sloten hadden vroeger een puur functionele en afscheidende betekenis (o.a. winterhout en grensaanduiding). Door het wegzagen van het “winterhout” oogde dit landschap nogal kaal. De bomen kwamen nooit tot volledige wasdom. In dit plan respecteren we de elzengedachte en zetten we de structuren in als volgroeid ontwerpmiddel. Binnen de nieuwe ontwikkeling worden sloten doorgezet in de vorm van wadi's; een eigentijdse manier om de voeten droog te houden.
De zuidrand van het plan markeert de overgang naar het slagenlandschap. Het is belangrijk dat hier open ruimte wordt gereserveerd, om de overgang van nieuwe bebouwing naar het landschap "geleidelijk" te laten plaatsvinden. Dit om -versterkt door de nieuwe ontwikkeling- het landelijke, informele karakter te behouden. De open ruimte binnen deze zuidrand wordt ingezet voor wateropvang. In natte tijden zullen hier de lagergelegen wadi's vollopen met water uit de wijk. Enkele solitaire bomen, langs deze oost-west lijn refereren naar de vroegere 'tiendbomen' die de productiekavels markeerden. Zonder daarbij de gestructureerde noord-zuid lijnen -de elzensingels- te frustreren.
De huidige maïsvelden, weilanden en akkers gaan deels ruimte bieden voor de zuidrand
De zuidrand van Zwartebroek krijgt een landschappelijke en recreatieve uitwerking.
Van grastaluds aan de dorpszijde, gaat het profiel over in een brede wadi. Op enkele plekken wordt deze wadi verdikt door een robuuste graszoom, waarbinnen plek is voor een enkele boom of boomcluster en een informele wandelroute. Deze wandelroute kan gekoppeld worden aan enkele speelaanleidingen in of naast de wadi's. Speelaanleidingen nodigen voor kinderen uit tot spelen of ontdekken, maar vallen niet onder de noemer “speeltoestel”. Een gedachte die prima past in het “ruige” karakter dat we hier ambiëren.
De zuidelijke graszomen, die in feite de plangrens markeren, zijn ten opzichte van Zwartebroek scheef gesitueerd. Precies zoals de naastgelegen kavels ook laten zien; niets is recht, het is door mensenhanden in barre tijden uitgegraven. Het resulteert in een dynamische, eigenzinnige rand.
Het kerkepad, dat nu nauwelijks is te onderscheiden, wordt als bijzonder element -versterkt- ingezet binnen het nieuwe plan. Was het vroeger een korte verbinding tussen dorp en kerk, nu kan het dienen als veilige wandelstrook en verbinder tussen het dorp, de centrale speellocatie en de robuuste zuidrand. Dit pad volgt een landschappelijke (elzen)lijn en is aan beide zijden ingekaderd door slootlijnen. Het ommetje Zwartebroek ligt er, het moet alleen nog even ontdekt worden.
Het huidige kerkepad is vanuit de wijk nauwelijks als waardevolle lijn te ervaren, terwijl er vanaf het pad al een duidelijke kwaliteit aanwezig is; zichtlijnen
Voor de oriëntatie binnen deze nieuwe uitbreiding heeft het vastgestelde lijnenspel als gevolg dat op meerdere plekken lange zichtlijnen ontstaan richting het zuidelijke landschap.
De noord-zuid straten zijn voorzien van keurig gerangschikte groenstructuren, terwijl de oost-west lijnen iets losser zijn ingezet. Hoe dichter men bij de zuidelijke rand komt, hoe “wilder” de beplanting wordt. In de zuidrand takt de hoofd noord-zuid groenstructuur aan bij de bestaande Elzenstructuren in het weiland. Door deze behandeling van richtingen kenmerkt de openbare ruimte binnen dit plan zich als een afwisseling tussen open en dicht. Een belangrijk kenmerk, dat tijdens het ontstaan van dit landschap ook al leidend was.
3.2 Verhardingen
Opgehangen in dit spel van lijnen, gaat een divers, maar kleinschalig woonkarakter ontstaan.
De openbare ruimte ondersteunt deze gedachte en verbindt -door een klassieke uitstraling- de diverse onderdelen aan elkaar. Straten en trottoirs worden uitgevoerd in elementenverharding met -bij voorkeur- een warme tint, waarbij zoveel mogelijk wordt uitgegaan van 1 basiskleur, eventueel met een kleurschakering in de rijweg. De parkeervakken worden in een afwijkende kleur en straatverband aangebracht. In combinatie met de warme tinten van de verhardingselementen geeft dit een rustig geheel, waarbij toch de overgangen van functieonderdelen zichtbaar zijn.
Voor het kerkepad en de zuidelijke wandelroute passen we halfverharding toe; een natuurlijk materiaal met een zachte kleurtint. Het uiteindelijke beeld langs het pad is een “kruipende grasrand”. Dit, om de structuur iets informeler te laten zijn.
3.3 Groenstructuur
De bestaande elzensingels zijn in beeld gebracht en zullen binnen de toekomstige ontwikkeling met nieuw plantmateriaal maximaal worden teruggebracht. Het meest opvallend is dit langs het huidige kerkepad; deze structuur zal eerst in zijn geheel worden verwijderd, alvorens het weer in een nieuwe profilering opnieuw kan worden aangelegd. Aansluitend op het bestaande landschappelijke sortiment aan de zuidzijde, wordt in de straatprofielen gekozen voor een sierlijke cultivar van de els. In de oost-west straten worden afwijkende boomsoorten toegepast. De bomen binnen de verharde ruimtes staan in open plantvakken, gevuld met lage heesterbeplanting (afbeelding links).
Binnen de zuidrand leggen we accenten met “fictieve tiendbomen”. Net als vroeger zijn dit eiken.
De rest van de zuidrand wordt aangeplant met afwijkende soorten in kleine groepjes (clumps), dit om de groene diversiteit, zowel in ecologische waarde als in (seizoens)beleving verder aan te dikken.
3.4 Afwatering
De afwatering binnen deze nieuwe uitbreiding vindt plaats door zogenaamde wadi's, verlaagde met gras bedekte delen in het maaiveld. Binnen de tegenwoordige eisen die gesteld worden aan de wateropvang, is dit een standaard toegepaste oplossing binnen Gemeente Barneveld.
Referentie: een ruiger begroeide wadi gecombineerd met bomen in de zuidrand
Binnen dit plan gaan de wadi's in noord-zuid richting de landschappelijke lijnen versterken, ze sluiten aan op de al aanwezige slootlijnen, geredeneerd vanuit de wijk. De wadibreedte is hier redelijk smal, het grootse bergingsoppervlak krijgt een plek aan de zuidrand van het plan, in oost-west richting. Gecombineerd met het bomensortiment en het ruige karakter versterken de wadioppervlakken de sfeer en vormgeving binnen deze rand. De ongelijke kantlijnen en verspringingen in de meest zuidelijke rand, zijn gerelateerd aan de vroegere kavelbeëindigingen, de tegenwoordige slagen.
De ongelijkmatige slagen rond Zwartebroek
3.5 Openbare verlichting
De toe te passen verlichting binnen de nieuwe uitbreiding zal bestaan uit een dimbare LED armatuur, Er wordt uitgegaan van een paaltop, eventueel met een kleine uitlegger. De hoogte van de mast zal variëren tussen 4, 5 of 8 mtr. Een specifieke lichtberekening moet hier nog verdere conclusies aan verbinden. Straatverlichting wordt alleen in de wijk toegepast, zo minimaal mogelijk in de landschappelijke zuidrand of langs het kerkepad.
3.6 Inrichtingselementen en speelvoorzieningen
In de bestaande situatie is al een speelveld met toestellen aanwezig. Binnen de nieuwe uitbreiding komt dit principe weer terug; er wordt een speelveld aangelegd, met aan de rand enkele speeltoestellen.
In de zuidrand passen we nieuwe elementen toe, in de vorm van speelaanleidingen. Denk hierbij aan grote zwerfkeien, of een omgevallen boom die los gestrooid in de wadi liggen.
Op 1 locatie hebben we de gedachte om een wadi te doorkruisen met een knuppelpad, of vlonderdek. Deze licht verhoogde houten constructie kan uitgebouwd worden tot een uitdagende speelaanleiding.
Referentie: een houten knuppelpad en keien met speelaanleiding
3.7 Inzameling van huisvuil
Ten behoeve van de vuilinzameling wordt binnen deze nieuwe uitbreiding gebruik gemaakt van een zijlader. Deze vrachtwagen pikt aan de kant van de bijrijder de rolcontainers op.
Dit vraagt specifieke aandacht binnen de openbare ruimte. Om rolcontainers op goede wijze te kunnen aanbieden, dienen ze op de trottoirs, grenzend aan de straat te worden opgesteld.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijk
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Op 13 maart 2012 is de SVIR vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Ruimte. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden.
De SVIR vervangt verschillende nota's, waaronder ook de Nota Ruimte en geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Met de SVIR zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Er is nu te vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Om dit te keren brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. De SVIR geeft invulling aan het streven van het kabinet naar deregulering en decentralisatie van de ruimtelijke ordening. Het Rijk heeft gekozen voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale belangen die via wet- en regelgeving opgedragen worden aan de andere overheden goed door hen worden behartigd.
Het Rijk heeft drie doelen gekozen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Doorwerking in plangebied
In dit geval is één van de 13 nationale belangen relevant, te weten: "Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten (nationaal belang 13)". Bij de voorbereiding van het voorliggende bestemmingsplan is de wettelijk voorgeschreven procedure gevolgd. Daarmee is een zorgvuldige afweging van belangen en transparante besluitvorming geborgd. Het bestemmingsplan voorziet in een kerngebonden behoefte voor woningbouwlocaties. De ontwikkeling kan niet worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.
Crisis- en herstelwet
Op 1 januari 2010 is de Crisis- en herstelwet (Chw) in werking getreden. Deze wet geeft regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten.
Op 25 april 2013 is de Crisis- en herstelwet via een wijzigingswet permanent gemaakt en zijn verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht doorgevoerd (zie kamerstukken 33.135).
De Chw omvat twee categorieën maatregelen:
- tijdelijke maatregelen voor afgebakende lijsten met projecten en bevoegdheden;
- wijzigingen van bijzondere wetten.
In Bijlage I van de Chw worden onder meer de volgende ruimtelijke en infrastructurele projecten genoemd, waarop de wet van toepassing is:
- zeer diverse projecten op het gebied van duurzame energie;
- gebiedsontwikkeling en werken van lokaal of regionaal belang, onderverdeeld in:
- 1. een bestemmingsplan voor de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied, of de herstructurering van woon- en werkgebieden;
- 2. een bestemmingsplan voor de aanleg of wijziging van wegen;
- 3. projecten ten behoeve van de inpassing in het landschap, natuurontwikkeling of recreatiedoeleinden, waar deze samenhangen met projecten ten aanzien van de in bijlage I bedoelde projecten ten aanzien van wegen.
Doorwerking in plangebied
In dit geval is de Crisis- en herstelwet van toepassing, want er worden aanzienlijk meer dan 11 woningen in het gebied gebouwd.
4.2 Provincie
Ruimtelijke Verordening Gelderland
De Ruimtelijke Verordening Gelderland (hierna: de verordening) is een gevolg van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die in juli 2008 in werking trad. Deze wet geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. Gedeputeerde staten hebben op 15 december 2010 de verordening vastgesteld. De verordening is in werking getreden op 2 maart 2011. Voor de provincie betekent de Wet ruimtelijke ordening dat het goedkeuringsvereiste voor gemeentelijke bestemmingsplannen vervalt. De verordening is gebaseerd op reeds vastgesteld ruimtelijk beleid, zoals het 'Streekplan Gelderland 2005'. De verordening vormt derhalve een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat de verordening geen beleidswijzigingen bevat.
Op 27 juni 2012 volgde een eerste herziening van deze verordening, omdat dit noodzakelijk was als gevolg van de Spoedwet ruimtelijke ordening (Wro).
Aan Zwartebroek is op de kaarten behorende bij de verordening de aanduiding 'uitbreiding kleine kernen' toegekend. Dit betekent dat op een nader te bepalen locatie dorpsuitbreiding van Zwartebroek mogelijk gemaakt kan worden. Daarmee past de ontwikkeling binnen het beleid zoals opgenomen in de verordening.
Het globale plangebied wordt met een rode omcirkeling aangegeven op onderstaand kaartfragment.
Afbeelding 5: Fragment kaart RVG
Structuurvisie Gelderland (voormalig streekplan)
Provinciale staten hebben op 29 juni 2005 het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. Het streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015. Het streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Het streekplan is na 2005 aangevuld met een aantal uitwerkingen, waaronder de uitwerking 'zoekzones voor stedelijke functies en landschappelijke versterking'. Gedeputeerde staten hebben deze uitwerking in december 2006 vastgesteld. Op de kaart Zoekzones deeluitwerking Regio Vallei is voor Zwartebroek de aanduiding 'zoekzone kleine kernen' opgenomen. Op onderstaand kaartfragment wordt het plangebied met een rode omcirkeling aangegeven.
Afbeelding 6: Fragment Zoekzones deeluitwerking Regio Vallei
Hieronder volgt een samenvatting van de relevante passages uit het streekplan:
Rood raamwerk
In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen 'bestaand bebouwd gebied' en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied.
Om krachtige en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Bundeling in Gelderland heeft tot doel:
- behoud/versterking van de economische en culturele functie van de steden;
- een gedifferentieerde bevolkingssamenstelling in steden bevorderen ter vermindering van probleem cumulatie;
- kansen te bieden voor combinatie van arbeid/scholing, ontspanning en zorgtaken;
- optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik.
Stedelijke uitbreidingen dienen qua milieu te passen bij of aan te sluiten op het reeds aanwezige bebouwde gebied. Daarnaast dienen aard en functie van nieuw te vestigen bedrijven, voorzieningen en instellingen e.d. te passen bij of een goede aanvulling te zijn op het bestaande productie milieu en de werkgelegenheidsstructuur.
Een groot deel van de werkgelegenheid is te vinden binnen woonkernen, met name in de sectoren detailhandel, horeca, dienstverlening. Van belang is voldoende ruimte te houden in met name stads- en dorpscentra om deze werkgelegenheid ook in de toekomst te kunnen accommoderen.
Wonen
Het woonbeleid van de provincie wordt in het Kwalitatief Woonprogramma beschreven als een beleid gericht op voldoende aanbod van kwalitatief passende woningen en woonmilieus voor de Gelderse bevolking van nu en van de toekomst. Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is, dat gemeenten voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. In het streekplan gaat het om voldoende ruimte op geschikte locaties voor het accommoderen van die kwalitatieve woningbehoefte. Het Gelders kwalitatief woonbeleid richt zich zowel op bestaand bebouwd gebied (herstructurering, transformatie) als op nieuw stedelijk gebied (uitbreiding). De belangrijkste ruimtelijke beleidsaccenten zijn:
- het aanbod van woningen en woonmilieus moet beter aansluiten bij de voorkeuren van bewoners;
- voor het kwalitatief woonprogramma is uitgangspunt dat in de periode 2000 tot 2015 in totaal ca. 120.000 woningen netto aan de voorraad in Gelderland worden toegevoegd.
Multifunctioneel gebied
Het multifunctionele gebied beslaat het grootste deel van de provincie. Dit gebied omvat de steden, dorpen, buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht.
Sociaal-culturele functies
De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. De gemeenten bepalen in ruimtelijke plannen waar ruimte moet komen voor de verschillende fysieke voorzieningen en reserveren in deze plannen minimaal 3% van het oppervlak voor speelruimte.
Het sociaal-culturele beleid is vooral gericht op het realiseren van een gebiedsgericht en integrale aanpak van wonen, welzijn en zorg in zogenaamde woonservicegebieden en een daarbij passende inrichting van de ruimte met inbegrip van multifunctioneel gebouw of Kulturhus. Aanbod en vraag in het voorzieningenpatroon verandert voortdurend. Voorkomen moet worden dat de sociaal-culturele kwaliteit van de leefomgeving onder een bepaald minimum zakt. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen.
Doorwerking in het plangebied
De ontwikkeling van het plan Dwarsakker is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
4.3 Gemeente
Structuurvisie Kernen Barneveld 2022
De gemeenteraad heeft op 22 november 2011 de "Structuurvisie Kernen Barneveld 2022" vastgesteld. De structuurvisie legt de gemeentelijke visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het eigen grondgebied vast. Het bestemmingsplan zal hier binnen moeten passen. De structuurvisie bevat een uitvoeringsprogramma. Hierin laat de gemeente zien hoe het voorgenomen beleid gerealiseerd zal worden. In de structuurvisie is een groot aantal ruimtelijke projecten opgenomen, waarvoor investeringen in de openbare ruimte noodzakelijk zijn. Ook is er een groot aantal lopende en potentiële bouwmogelijkheden.
De hoofdlijnen zijn:
- Het (kwalitatief en kwantitatief) accomoderen van de groei, zowel op het gebied van wonen, werken als voorzieningen;
- Bundelingsbeleid voor het geleiden van de groei;
- Een (blijvend) goede bereikbaarheid;
- Een herkenbare ruimtelijke structuur (o.a. het dorpse karakter van de kernen en water als ordenend principe);
- Het accommoderen van de autonome groei in kleine kernen voor wonen en werken.
Op de kaart behorende bij de structuurvisie is de zuidwestzijde van Zwartebroek aangewezen als locatie voor de dorpsuitbreiding.
Het globale plangebied wordt met een gele omcirkeling aangegeven op onderstaand kaartfragment.
Afbeelding 7: Visiekaart kern Zwarteboek
Het plan Dwarsakker geeft hier invulling aan. Het plan is daarmee in overeenstemming met deze structuurvisie.
Structuurvisie 2009
De locatiekeuze voor de dorpsuitbreiding van Zwartebroek in de hiervoor genoemde Structuurvisie Kernen Barneveld 2022 is een doorvertaling van de keuze die reeds is gemaakt in de Structuurvisie 2009 (vastgesteld op 20 januari 2009).
Het plangebied wordt met een groene omcirkeling aangegeven op onderstaand kaartfragment.
Afbeelding 8: Visiekaart kern Zwarteboek
Ten opzichte van de hieraan voorafgaande Structuurvisie 2003 'Kompas naar 2015' is er hier sprake van een fundamenteel gewijzigd uitgangspunt, namelijk dat nu in de kleine kernen de autonome groei voor wonen en werken moet worden geaccommodeerd.
Bij het opstellen van deze structuurvisie heeft het Dorpsplan Zwartebroek-Terschuur uit 2008 mede als input gediend.
Structuurvisie 2003 'Kompas naar 2015'
De Structuurvisie 2003 'Kompas naar 2015' (vastgesteld april 2003) kent als belangrijk uitgangspunt dat woon- en bedrijfsbebouwing moet worden geconcentreerd in het gebied Barneveld-Harselaar-Voorthuizen. In de kleinere kernen worden slechts beperkte mogelijkheden geboden voor woningbouw en bedrijfsterreinontwikkeling. Zoals hiervoor gezegd is nadien een fundamenteel andere beleidskeuze gemaakt. Wel kende ook de visie in 2003 al een bescheiden voorziene dorpsuitbreiding aan de zuidwestzijde van het dorp Zwartebroek.
Het plangebied wordt met een rode omcirkeling aangegeven op onderstaand kaartfragment.
Afbeelding 9: Visiekaart kern Zwarteboek
Visie op Wonen 'Wonen voor iedereen en kwaliteit voorop'
1.1. Inleiding
De gemeente Barneveld heeft zich in verschillende, door de raad vastgestelde, beleidsdocumenten uitgesproken over de gewenste ruimtelijke inrichting met bijbehorende woningbouw voor de gemeente Barneveld en daarbinnen derhalve ook voor Zwartebroek/Terschuur. Deze uitspraken dient de gemeente als beleidskader te hanteren voor een nieuw vast te stellen bestemmingsplan. In dit hoofdstuk zullen de beleidsuitspraken op een rij worden gezet, daarbij puttend uit de gemeentelijke Woonvisie (2010) en het Woningbouwprogramma 2011-2020 (2011), waarin ook de beleidsrichting van de geldende structuurvisies is meegenomen.
1.2 Visie op Wonen 'Wonen voor iedereen en kwaliteit voorop'
Ambities van de gemeente Barneveld zijn:
- Voldoende mogelijkheden om betaalbaar te wonen
- De 'vergrijzende' woonvraag wordt beantwoord
- De woningvoorraad en woonomgeving is van goede kwaliteit
- De groei van de bevolking wordt gefaciliteerd.
Kwantitatief: nieuwbouw van 300 tot 400 woningen per jaar
De eigen inwoners moeten in de gemeente kunnen blijven wonen en verder moeten huishoudens die hier een economische binding hebben een woning kunnen vinden. De gemeente stelt een onder- en bovengrens aan het jaarlijks op te leveren woningen, namelijk 300 tot 400 woningen per jaar voor de gehele gemeente Barneveld.
Daarbij wordt uitgegaan van een gemiddelde sloop van 30 woningen per jaar (gemiddelde van afgelopen jaren).
Kwalitatief: wonen voor iedereen en kwaliteit voorop
De gemeente wil de relatieve tevredenheid van de inwoners over het woon- en leefklimaat vasthouden en waar nodig verbeteren. De gemeente hanteert daarbij drie speerpunten:
- 1. Kwaliteit en bereikbaarheid van voorzieningen in wijken en dorpen: op peil houden van omvang en kwalitatieve samenstelling van de bevolking
- 2. Kwaliteit van de fysieke leefomgeving: veelzijdige verschijningsvorm met karaktervolle woonsferen.
- 3. Sociale samenhang.
In de in 2010 vastgestelde Visie op Wonen van de gemeente Barneveld is een gewenste programmering voor de nieuwbouw in de komende jaren opgenomen. Deze is in mei 2012 mede vanwege de veranderingen op de woningmarkt aangescherpt in de notitie 'Beleidsinstrumenten voor betaalbaar wonen in de gemeente Barneveld'. Zo is het aandeel duur verlaagd ten faveure van meer middensegment (€ 170-250.000) en meer vrije sector huur.
Tevens wordt in de woonvisie het belang van meer levensloopbestendige woningen en woningen met een nultredenkwaliteit onderstreept.
1.3 Prognose huishoudens gemeente Barneveld
Gemeente Barneveld telt momenteel zo'n 19.000 huishoudens. Tot 2040 gaat het om een groei van totaal bijna 5.800 huishoudens, ofwel ruim 200 huishoudens per jaar (in tijdvak tot 2025 gemiddeld 300 huishoudens per jaar, vanaf 2025 tot 2040 gemiddeld 120 per jaar) volgens het CBS. PRIMOS gaat uit van een groei van jaarlijks 250 huishoudens tot 2025 en van 170 huishoudens tot 2040.
Grafiek 1: Prognose aantal huishoudens gemeente Barneveld o.b.v. CBS en PRIMOS prognose
Doorwerking beleid in plangebied
Het programma, zoals hiervoor weergegeven in hoofdstuk 3, vormt de uitwerking van dit beleid voor Zwartebroek en gedeeltelijk ook Terschuur.
Hemelwaterbeleidsplan 2011-2015
In het gemeentelijk hemelwaterbeleidsplan wordt beschreven hoe de gemeente wil omgaan met het inzamelen en verwerken van hemelwater in bestaande situaties en bij nieuwbouw. In het beleidsplan staan de volgende doelstellingen beschreven:
- Het verminderen van de verdroging van de natuur;
- Het beperken van wateroverlast bij hevige regenval;
- Het zorgdragen voor een betere volksgezondheid;
- Het verbeteren van kwaliteit van het oppervlaktewater;
- Het bijdragen aan de goede werking van de rioolwaterzuivering.
Om deze doelstellingen te realiseren, is nieuw hemelwaterbeleid geformuleerd. Voor nieuwe gebieden gelden de volgende beleidsuitgangspunten:
Het ingezamelde hemelwater wordt bovengronds, al dan niet via een specifieke zuivering in verband met uilogend materiaal, afgevoerd naar een waterberging binnen het plangebied in de vorm van een wadi of oppervlaktewater.
Het onderhavige plan betreft een uitbreidingslocatie. Ten behoeve van deze ontwikkeling is een waterstructuurplan opgesteld. Hierin is dit beleid verwerkt.
Doorwerking beleid in plangebied
De ontwikkeling van het plan Dwarsakker is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Bodem
In het kader van de ontwikkeling van het gebied dient te worden beoordeeld of de uiteindelijke bodemkwaliteit binnen dit gebied uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aan zekere kwaliteitsnormen voldoet om te voorkomen dat op verontreinigde grond wordt gebouwd.
Behoudens twee hierna te noemen uitzonderingen geldt voor het plangebied het volgende:
In het kader van de bestemmingsplanprocedure is beoordeeld of de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoet aan de eis van financiële uitvoerbaarheid en uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aanvaardbaar mag worden geacht voor het beoogde gebruik.
Beoordeling van de milieuhygienische bodemkwaliteit vindt plaats op basis van de vastgestelde bodemkwaliteitskaart (BKK) en het bodembeheerplan (BBP).
Met dit instrumentarium kan de bodemkwaliteit binnen het plangebied met een bepaalde statistische zekerheid worden bepaald en voor zover blijkens historisch onderzoek geen sprake is van verdachte locaties.
Op basis daarvan zijn er geen risico's te verwachten voor de beoogde bestemming en het gebruik.
Percelen die grenzen aan de noord- en de westzijde van het erf Eendrachtstraat 75.
Nabij het erf van het perceel Eendrachtstraat 75 zijn mogelijk in de loop der tijd enkele sloten gedempt. Gedempte sloten zijn verdachte locaties, omdat vaak zeer divers materiaal (afval, asbest e.d.) als dempingsmateriaal is gebruikt. Op het noordelijke deel van de onderzoekslocatie is een puinpad aanwezig welke bestaat uit gebroken asfalt.
De uitkomsten van het onderzoek op deze percelen zijn vastgelegd in een rapport van PJ Milieu BV van 6 augustus 2013, kenmerk 1225703A. Er is zowel een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, als een nader onderzoek naar asbest op een deellocatie.
De conclusie is dat er bij een groot deel van het onderzoekgebied geen sprake is van een 'verdachte locatie'. Echter, bij het hiervoor genoemde puinpad is dit anders. Geschat wordt dat in totaal circa 180 m3 puin/grond verontreinigd is met asbest boven de interventiewaarde/grenswaarde. De verontreiniging bevindt zich in de fijne en grove fractie. Er zijn ook losse vezels aangetroffen.
De aangetroffen verontreining staat in de weg aan uitvoering van het plan op deze locatie. Evenwel, ook onafhankelijk van de planontwikkeling is deze verontreiniging zodanig van aard, dat sanering van deze situatie als spoedeisend wordt beschouwd. De betrokken grondeigenaar, de Hervormde Gemeente Zwartebroek-Terschuur, onderkent zijn verantwoordelijkheid hierin en zal zorgdragen voor sanering. Deze eigenaar is hier tevens de ontwikkelende partij.
De bodemsituatie vormt door de hier voorgenomen en ook wettelijk verplichte spoedeisende sanering geen belemmering voor de uitvoering van het plan Dwarsakker.
Het perceel Eendrachtstraat 75.
Op het perceel Eendrachtstraat 75 is een agrarisch bedrijf gevestigd. Hier is mogelijk door de bedrijfsvoering en de aanwezigheid van asbestverdacht materiaal bodemverontreiniging ontstaan.
Het verkennend bodemonderzoek gaf aanleiding om nadere onderzoeken uit te voeren naar verontreinigingen met minerale olie en met asbest. De resultaten van deze onderzoeken zijn vastgelegd in een rapport van PJ Milieu BV van 16 juli 2013, kenmerk 1225701A.
Uit de onderzoeken is gebleken dat er op de locatie een tweetal verontreinigingen aanwezig zijn. Deze kunnen niet als één geval worden beschouwd. Er is namelijk (conform de Wet bodembescherming) geen sprake van verontreinigingen die in technische, organisatorische en ruimtelijke zin met elkaar samenhangen.
In de eerste plaats is er sprake van een verontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten. Deze geldt als een nieuw geval van bodemverontreiniging. Deze verontreiniging dient conform de zorgplicht, zoverre dit technisch uitvoerbaar is, zo spoedig mogelijk te worden gesaneerd.
Voorts is er ook hier asbest in de bodem aangetroffen. Er is hier geen sprake van onaanvaardbare risico’s. Sanering van de asbest in grondverontreiniging is in deze situatie daarom niet spoedeisend.Echter, wanneer door de voorgenomen ontwikkeling van het plan Dwarsakker het gebruik van de locatie verandert, zal sanering moeten plaatsvinden.
Voor wat betreft de financiële gevolgen van de noodzakelijke sanering van de beide verontreinigingen zijn er afspraken vastgelegd tussen de huidige gebruiker/erfpachter en de bloot eigenaar die tevens de ontwikkelende partij is. Op basis hiervan zijn er voldoende garanties dat de noodzakelijke sanering niet aan de uitvoerbaarheid van het plan Dwarsakker in de weg zal staan.
De genoemde onderzoeken zijn door de gemeente beoordeeld en akkoord bevonden. Ze zijn als bijlagen bij deze toelichting gevoegd Bijlage 3 en Bijlage 4.
5.2 Cultuurhistorie
5.2.1 Archeologie
Aan het plangebied is op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart grotendeels een hoge verwachtingswaarde toegekend. Een perceel aan de westzijde kent een middelhoge verwachtingswaarde.
5.2.2 Historisch-geografische waarden
Het plangebied ligt aan de zuidrand van Zwartebroek en voorziet in de bouw van een aantal woningen. In het stedebouwkundigplan is rekeningen gehouden met de oorspronkelijke verkaveling die wordt gekenmerkt door strekkende kavels die ontstaan zijn tijdens de ontginning van dit voormalige veen/broekgebied.
Landschappelijke oorsprong
Het gebied bestond volgens de geomorfoligische kaart (kaartblad 32) oorspronkelijk uit een vlakte van verspoelde dekzanden, dalvormige laagtes en enkele dekzandkopjes.Volgens de bodemkaart (kaartblad 32O) bestaat het gebied vooral uit venige beekdalbodems en gooreerbodems. Beide bodems hebben zich ontwikkeld in een natte omgeving wat benadrukt wordt door de GWT II – V. In de omgeving lagen diverse veengaten met ieder een eigen naam(o.a. Baggegat, Vrouwenveen, Kelderveen etc.).
Deze natuurlijke natte omstandigheden bepaalden in sterke mate de bewoningsmogelijkheden en de ontginning van het gebied. Om deze reden heeft het gebied grotendeels een lage tot middelhoge archeologische verwachting
Geschiedenis
In 1132 wordt Zwartebroek voor het eerst vermeld. De Utrechtse bisschop Andreas geeft dan vergunning om de veengronden te ontginnen. Vervolgens worden we vanuit historische bronnen slechts mondjesmaat geïnformeerd over het leven in het veen. Dat veranderd met de kaart van Gerrit Passavant uit 1697. Het gebied wordt ten behoeve van het innen van belasting nauwkeurig in kaart gebracht. Eigenaren/gebruikers, wegen, beken, gebruik en de afzonderlijke kavels worden vermeld. Waarschijnlijk dateert de gehele verkaveling al uit de Middeleeuwen en is deze ontstaan tijdens de ontginning. De zeventiende eeuwse kaart geeft daardoor in feite een veel ouder beeld weer. Opvallend is dat in vergelijking met 1832 (de volgende kaart) er nauwelijks iets is veranderd. De lengte van de strekkende kavels varieert sterk, maar de breedte is veelal 100 – 120 meter. De lengte wordt echter vooral bepaald door de afstand tussen de voormalige Broecksteegh en de Hoevelakensebeek.
Opvallend is de rol die de Kemna (gemeente Nijkerk) speelde. De Kemna was een hof van waaruit een rentmeester de bezittingen beheerde van het vrouwenklooster in Elten. Rond Zwartebroek komen we daarom regelmatig namen tegen die hierna verwijzen; als eigenaar “de vrouw van Elten', Vrouwenweg, Vrouwengoederen, Vrouwenveen etc. Hieruit kunnen we afleiden dat de Kemna een belangrijke rol speelde bij de ontginning van het gebied.
Langs de ontginningsassen ontstonden de eerste boerderijen. De belangrijkste hiervan was de oostwest weg (nu Wielweg – Platanenweg) en ten zuiden daarvan een aantal boerderijen aan de Hoevelakense beek. Binnen het plangebied kwamen geen boerderijen voor. Pas in de negentiende eeuw neemt het aantal boerderijen sterk toe. Dan ontstaan boerderijen zoals Polletje Eksternest, Grote Pol, en Kleine Beek en Klein Rouwershoef. Het gebied was echter niet dicht bevolkt. Zo woonden er (incl. Terschuur) in 1795 451 mensen. De wijk Dwarsakker is genoemd naar de gelijknamige boerderij die rond 1900 (tussen 1898 en 1911) hier is gebouwd. De naam is vermoedelijk ontstaan omdat de boerderij haaks (dwars) op de lengterichting van de akkers was gebouwd.
Het plangebied wordt op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie als middelhoog gewaardeerd.
Kaart van G. Passavant uit 1697 (bron: Gelders Archief). Het noorden is beneden. De opvallende knik in de weg die nu bekend staat als Wielweg, Platanenstraat, Rondweg, Platanenstraat maar in de zeventiende eeuw als Broecksteegh bekend stond, is dus al eeuwenoud.
De huidige verkaveling laat nog steeds dezelfde structuur zien. Het is om cultuurhistorische redenen dan ook belangrijk om aan te sluiten bij deze landschappelijke kwaliteiten en deze waar mogelijk te respecteren. In het stedebouwkundig ontwerp zien we dan ook dat de diverse bouwblokken qua breedte aansluiten op de middeleeuwse verkaveling. Daardoor blijft deze niet alleen zichtbaar maar vormt de nieuwbouwwijk ook een organisch onderdeel uit van het landschap. Er wordt als het waren een nieuwe dimensie toegevoegd.
5.3 Ecologie
De belangrijkste wetten voor natuurbescherming in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Beide wetten zijn een Nederlandse vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De verplichtingen voor bescherming van natuurgebieden zijn overgenomen door de Natuurbeschermingswet 1998, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten en dieren.
5.3.1 Natuurbeschermingswet 1998
De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet de aanwijzing van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden.
Het plangebied ligt niet in de (nabijheid van) een Natura 2000-gebied
5.3.2 Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet beschermt plant- en diersoorten in de beschermde natuurgebieden én daarbuiten. Ongeveer 500 soorten in Nederland vallen onder de bescherming van deze wet. Om te beoordelen of de beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, wordt een natuurtoets uitgevoerd.
De natuurtoets (Bijlage 6) geeft aan dat er twee diersoorten zijn die hier aandacht behoeven. Dit betreft de vleermuizen en de huismussen.
Vleermuizen
Aan de vleermuizen is allereerst in de algemene natuurtoets (Bijlage 6) aandacht besteed. Dit is verdiept in het nader onderzoek naar vleermuizen, dat als bijlage 2 bij de natuurtoets is gevoegd.
De conclusie is dat er geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen zijn aangetroffen in gebouwen of bomen welke gesloopt zullen worden. Ook zal uitvoering van het plan niet leiden tot een aantasting van essentieel foerageergebied van vleermuizen. Dit ook omdat er in de nieuwe situatie foerageergebied ontstaat in de vorm van tuinen bij woningen en enkele waterpartijen (wadi's) die aangelegd gaan worden.
Omdat de woning Eendrachtstraat 75 aanvankelijk behouden zou blijven, is deze in eerste instantie niet bij het vleermuizenonderzoek betrokken. In de zomer van 2013 is hiernaar aanvullend onderzoek uitgevoerd. De bevindingen wijzen er niet op dat er in de woning vleermuizen voorkomen. Het onderzoek wordt nog afgerond (Bijlage 7) .
Het gebied heeft voor vleermuizen niet een zodanige functie, dat deze diersoort aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg zou kunnen staan.
Huismussen
Uit de natuurtoets blijkt dat het perceel Eendrachtstraat 75 een belangrijke functie heeft voor de huismus. Nu duidelijk is dat ook de woning Eendrachtstraat 75 gesloopt zal worden, is aanvullend onderzoek - gericht op de huismus - uitgevoerd (Bijlage 8). Op basis hiervan is er een concept mitigatieplan opgesteld. Wanneer dit vertaald wordt in een activiteitenplan, valt te verwachten dat een ontheffingsaanvraag op grond van de Flora- en faunawet tot de conclusie zal leiden dat geen ontheffing nodig is.
De functie die het perceel Eendrachtstraat 75 heeft voor huismussen hoeft derhalve niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg te staan.
5.3.3 Ecologische hoofdstructuur
De natuur in Nederland is behoorlijk versnipperd. Om daar verandering in aan te brengen, leggen het Rijk en de provincies sinds 1990 een samenhangend netwerk van grote en kleine natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen aan: de ecologische hoofdstructuur (EHS).
Het doel van de ecologische hoofdstructuur is om te komen tot duurzame populaties van kwetsbare planten en diersoorten. Om de planten- en diersoorten gezond en veerkrachtig te houden, moeten ze in verschillende leefgebieden kunnen voorkomen. Dit is belangrijk voor de voortplanting; het bevordert de genetische variatie binnen een soort. Soorten hebben zo meer overlevingskansen en meer uitwisselingsmogelijkheden.
De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de ecologische hoofdstructuur is geregeld in het Streekplan Gelderland. De begrenzing van de EHS is op 1 juli 2009 door Provinciale Staten gewijzigd. Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is, als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied worden aangetast. Afwijken van deze regel is alleen mogelijk als het maatschappelijk belang groot is en er geen reële alternatieven zijn.
Toch zijn er in de verschillende onderdelen van de EHS nog wel ontwikkelingen mogelijk, met name in de EHS-verweving en –verbinding, op plaatsen waarvoor geen specifieke natuurdoelen zijn. Deze ontwikkelingen moeten dan wel de kernkwaliteiten van de EHS versterken en bijdragen aan het realiseren van de EHS.
Afbeelding 10: Ecologische hoofdstructuur
Op bovenstaande afbeelding is het plangebied met een rode omcirkeling aangegeven. Te zien is dat de afstand tussen het plangebied en de EHS-natuur circa 0,5 kilometer bedraagt. Dit bestemmingsplan brengt geen aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied met zich.
5.4 Externe Veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. De risico's moeten aanvaardbaar zijn. Met het oog daarop heeft de rijksoverheid risiconormen vastgesteld waarmee bedrijven, wegbeheerders en vervoerders, maar ook gemeenten en provincies, rekening dienen te houden. Voor situaties waarbij het ontwikkelingsgebied binnen het invloedsgebied van een risicobron ligt, moet het resultaat van een risicoanalyse getoetst worden aan de gestelde risiconormen.
In de nabijheid van het plangebied is er uit een oogpunt van externe veiligheid sprake van één aandachtspunt. Dit betreft een hogedruk-aardgasleiding. Deze leiding en het invloedsgebied daarvan (bruine contour) zijn weergegeven in de volgende figuur:
De geplande dorpsuitbreiding ligt buiten het invloedsgebied op een afstand van meer dan 300 meter van de buisleiding. Hiermee is deze gasleiding niet relevant voor het plangebied.
5.5 Geluid
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen de bepalingen van de Wet geluidhinder in acht te worden genomen. Dit betekent onder meer dat wanneer in het bestemmingsplan gronden worden bestemd voor nieuwe woningbouw of andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen, moet worden nagegaan of voor deze gronden een geluidszone van kracht is. Alle wegen met uitzondering van 30km/h zones en woonerven hebben een zone. De zonebreedte is afhankelijk van de situatie binnen- of buitenstedelijk en het aantal rijstroken. Ook alle spoorwegen hebben een zone met een breedte die afhankelijk is van de bezetting. Daarnaast hebben industrieterreinen een zone. Binnen een zone moet akoestisch onderzoek worden verricht, waaruit blijkt of aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan. Als deze wordt overschreden kan onder bepaalde voorwaarden onder andere uit het gemeentelijk geluidbeleid tot een wettelijk maximum ontheffing worden verleend.
Voor het hele plangebied is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door Grontmij Nederland B.V. Het betreffende onderzoek heeft als datum 25 juli 2013 en als nummer 0107939, revisie C (Bijlage 9).
In het plangebied is er alleen sprake van zones voor wegverkeerslawaai. Dit is het geval langs de Platanenstraat en de Eendrachtstraat. Daarbij wordt er overigens mee gerekend dat de grens van de bebouwde kom op de Eendrachtstraat in zuidelijke richting wordt verlegd, omdat als gevolg van de planontwikkeling het betreffende gedeelte ook daadwerkelijk het karakter van bebouwde kom zal krijgen.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat ten gevolge van de Platanenstraat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Bij de aanleg van een geluidreducerend asfalttype wordt er met 2 dB reductie nog onvoldoende geluidreductie behaald om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. Schermmaatregelen lijken landschappelijk niet inpasbaar. Er wordt aanbevolen hoger waarden van 53 dB aan te vragen voor de twee woningen aan de Platanenweg.
Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat ten gevolge van de Eendrachtstraat de voorkeursgrenswaarde op het zorgcentrum en op de nieuwbouwwoning van de familie Brouwer worden overschreden. Met de toepassing van een geluidreducerend asfalttype komen de overschrijdingen van de maximale overschrijdingen niet te vervallen. Er wordt aanbevolen om hogere waarden aan te vragen van 52 dB voor de nieuwbouwwoning van de familie Brouwer en 54 dB voor de zorginstelling.
Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat ten gevolge van de Bellemanweg de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Aangezien de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden zijn aanvullende akoestische procedures niet noodzakelijk.
Om inzicht te krijgen in de geluidssituatie ter plaatse van het nieuwbouwplan, in verband met de binnenwaardenorm uit het Bouwbesluit en voor de afweging in het kader van een goede Ruimtelijk Ordening, is de gecumuleerde geluidsbelasting berekend van alle relevante geluidbronnen in de omgeving. De hoogste gecumuleerde geluidsbelasting zonder de toepassing van bronmaatregelen bedraagt 59 dB. Uit de gecumuleerde geluidbelasting blijkt dat alle woningen minimaal één geluidluwe zijde hebben.
De woningen waarbij de gecumuleerde geluidbelasting boven de 53 dB uit komt zijn tegelijkertijd de woningen waar een hogere waarde voor aangevraagd dient te worden. Het woon- en leefklimaat wordt zodoende door de hogere waarde procedure voldoende gewaarborgd.
Ten aanzien van het gemeentelijk beleid doen zich geen knelpunten voor mits bij de indeling van de woningen rekening wordt gehouden met de eisen die de gemeente stelt voor nieuwbouw.
Het onderzoek is door de gemeente beoordeeld en akkoord bevonden. Voor de geluidgevoelige functies langs de Platanenstraat en de Eendrachtstraat zal een procedure ontheffing hogere waarde Wet geluidhinder worden gevoerd.
5.6 Geur
Algemeen
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het oprichten of veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting niet is toegestaan, behoudens omgevingsvergunning. Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) geeft een limitatieve opsomming van die categorieën inrichtingen en van vergunningplichtige inrichtingen. Veehouderijen zijn opgenomen in bijlage 1, categorie 8, onder sub a van dat besluit.
Het bevoegd gezag betrekt bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning de gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken. Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij in werking getreden. Deze wet geeft bindende aanwijzingen aan het bevoegd gezag met betrekking tot het verlenen van de omgevingsvergunning. Slechts in de gevallen waarin de wet dat bepaalt, kan een vergunning worden geweigerd vanwege de nadelige gevolgen van geuremissie vanuit de veehouderij. Daarmee bevat de Wet geurhinder en veehouderij een landsdekkend exclusief beoordelingskader dat, voor zover het de gevolgen van geuremissie vanuit dierenverblijven betreft, in de plaats treedt van de toetsing die anders bij vergunningverlening op grond van de Wabo zou moeten worden uitgevoerd.
Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt de waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is de waarde een wettelijk vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Onder een 'geurgevoelig object' wordt verstaan: een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
De Wet geurhinder en veehouderij geeft gemeenten de mogelijkheid om gebiedsgericht beleid vast te stellen door middel van een geurverordening. De standaardnormen zoals opgenomen in de wet mogen binnen een bandbreedte naar boven en beneden worden bijgesteld. Op 7 oktober 2008 heeft de raad de Geurverordening vastgesteld. Deze verordening trad in werking op 18 oktober 2008. Buiten de gebieden die zijn genoemd in de Geurverordening gelden de standaardnormen uit de Wet geurhinder en veehouderij.
Bij besluit van 22 mei 2012 heeft de gemeenteraad de Geurvorordening en de bijbehorende Gebiedsvisie gewijzgd vastgesteld, in die zin dat de streefwaarde voor de achtergrondbelasting geur van Zwartebroek, Terschuur en Stroe is vastgelegd op 14 odeurunits per kubieke meter lucht.
Agrarische bedrijven in de omgeving van het plangebied
De volgende vier agrarische bedrijven in de omgeving van het plangebied zijn hier van belang:
Eendrachtstraat 75. Dit bedrijf ligt in het plangebied. Het is door een van de ontwikkelende partijen verworven. Het bedrijf zal dan ook als gevolg van de beoogde dorpsuitbreiding worden beëindigd.
Eendrachtstraat 38. Een van de ontwikkelende partijen heeft de zeggenschap over de milieuvergunning voor dit bedrijf verworven. De agrarische activiteiten worden beëindigd en de milieuvergunning wordt ingetrokken. Dit bedrijf is dan ook niet meer van invloed op de planologische mogelijkheden.
Bellemanweg 2. Dit bedrijf zal voortgezet worden. Met de belangen en de invloed van dit bedrijf moet daarom rekening worden gehouden.
Bellemanweg 8. Ook dit bedrijf zal voortgezet worden. Met de belangen en de invloed van dit bedrijf moet daarom rekening worden gehouden.
Voorgrondbelansting
De voorgrondbelasting is de geurbelasting ten gevolge van een individueel agrarisch bedrijf op een geurgevoelige functie in de omgeving daarvan. In het gemeentelijke geurbeleid (geurverordening) is per gebied bepaald hoe hoog die belasting mag zijn. Voor Zwartebroek en omgeving betekent dit dat de geurbelasting voor de bestaande bebouwde kom 3 ou/m3 mag bedragen, voor de zoekzone 6 ou/m3 en voor het buitengebied 14 ou/m3.
Voor het plangebied betekent dit dat dat een strook langs de Eendrachtstraat wordt gerekend tot de bebouwde kom. Een groot deel van het plangebied valt binnen de zoekzone zoals benoemd in de geurverordening. Enkele locaties vallen onder het buitengebied. Hoewel formeel niet noodzakelijk, ligt het in de rede om hier de norm voor de zoekzone te hanteren.
Uitsnede kaart Gebiedsvisie Barneveld
Respecteren van de voorgrondbelasting is met name van belang om veilig te stellen dat agrarische bedrijven niet in hun mogelijkheden worden beperkt. Toevoegen van geurgevoelige functies binnen de ter plaatse geldende contour leidt in beginsel tot beperking van de mogelijkheden voor de agrariër, tenzij er sprake is van een overbelaste situatie en de agrariër dus al door andere geurgevoelige objecten binnen de contour wordt beperkt.
Uit jurisprudentie blijkt dat bouwen van geurgevoelige objecten die als gevolg van een agrarisch bedrijf in de omgeving een voorgrondbelasting ondervinden die hoger ligt dan de norm die in de geurverordening voor die zone is aangegeven, aanvaardbaar is, mits het agrarisch bedrijf niet in zijn nog aanwezige mogelijkheden wordt beperkt.
Voor het bedrijf Bellemanweg 2 is de afstand tot het pand Eendrachtstraat 69 bepalend voor de mogelijkheden die dit bedrijf nog heeft. De geurgevoelige bebouwing binnen het plangebied is op een zodanige afstand van dit bedrijf geprojecteerd, dat dit bedrijf op geen enkele wijze beperkingen als gevolg van dit plan kan ondervinden.
Voor wat betreft het bedrijf Bellemanweg 8 heeft nader onderzoek tot de conclusie geleid dat het plan zoals dit is gepresenteerd in het inspraakplan mogelijk toch van invloed zou kunnen zijn op de uitbreidingsmogelijkheden voor dit bedrijf. Dit betreft de strook langs de Eendrachtstraat, waar voor de voorgrondbelasting een norm van 3 ou/m3 geldt. In het deel van het plangebied waar voor de voorgrondbelasting een norm van 6 ou/m3 wordt gehanteerd, doet deze invloed zich niet voor. Uitgangspunt is dat de gevestigde agrariërs als gevolg van dit plan geen beperkingen mogen ondervinden. Ook voor het bedrijf Bellemanweg 8 blijkt het pand Eendrachtstraat 69 hier maatgevend te zijn.
Onderzoek SRE naar de voorgrondcontour Bellemanweg 8, dd 10 april 2013
Op bovenstaande tekening is voor de strook langs de Eendrachtstraat de blauwe contour bepalend. Voor de rest van het plangebied geldt de rode contour. Als gevolg van deze situatie is langs de Eendrachtstraat het ontwerpplan gewijzigd ten opzichte van het inspraakplan, zodat het bedrijf Bellemanweg 8 op geen enkele wijze in zijn uitbreidingsmogelijkheden zal worden beperkt.
Achtergrondbelasting
De achtergrondbelasting is de geurbelasting die als gevolg van het totaal van de agrarische bedrijvigheid op een bepaalde locatie wordt ervaren. In de gebiedsvisie die behoort bij de gemeentelijke geurverordening is voor de verschillende kernen in onze gemeente vastgesteld hoe hoog die belasting mag zijn, wil er nog sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Overschrijdt de achtergrondbelasting de norm die voor een bepaalde locatie is vastgesteld, dan is het niet gewenst om hier de ontwikkeling van nieuwe geurgevoelige functies mogelijk te maken.
Zoals hiervoor is aangegeven heeft de gemeenteraad op 22 mei 2012 de Geurvorordening en de bijbehorende Gebiedsvisie gewijzgd vastgesteld, in die zin dat de streefwaarde voor de achtergrondbelasting geur van Zwartebroek is vastgelegd op 14 ou/m3.
Door SRE Milieudienst is onderzoek gedaan naar de achtergrondbelasting ten opzichte van het plangebied. Dit levert het volgende beeld op:
Onderzoek SRE naar de achtergrondbelasting op het plangebied, dd 9 november 2011.
Bij het opstellen van het plan is bij de positionering van geurgevoelige bebouwing de 14 ou/m3-contour voor de achtergrondbelasting gerespecteerd. Conform het gemeentelijk beleid is er derhalve in het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
5.7 Leidingen
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen geen leidingen of beschermingszones van leidingen voor die in het kader van onderhavig bestemmingsplan bescherming behoeven. Eveneens zijn er geen straalpaden of laagvliegroutes die beperkingen stellen aan de bouwhoogten.
De Gasunie bevestigt in een emailbericht dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van de dichtstbijgelegen leiding valt Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.
Zie verder ook paragraaf 5.4 inzake externe veiligheid.
5.8 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moet worden. Om te bepalen of de kwaliteit van de lucht ter plaatse voldoet aan de eisen uit de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelgeving, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De ontwikkelingen in het plangebied zijn dermate kleinschalig, dat ze vallen binnen de randvoorwaarden van het Besluit Niet in Betekenende Mate Bijdragen. De invloed van deze kleinschalige ontwikkelingen hoeven niet in beeld te worden gebracht. Daarnaast zijn er in de omgeving van het plangebied ook geen knelpunten bekend.
5.9 Milieueffectrapportage
Het plan Dwarsakker is dermate kleinschalig (ongeveer 90 woningen) dat dit ver blijft onder de drempelwaarden krachtens de Wet milieubeheer. In dit geval is de activiteit niet m.e.r.-plichtig.
Uit de natuurtoets (zie paragraaf 5.3) blijkt dat het plangebied op een dermate grote afstand ligt van Natura 2000-gebieden en van beschermde natuurmonumenten, dat negatieve effecten zijn uitgelsoten. Er is derhalve geen reden om een passende beoordeling uit te voeren. Ook uit dien hoofde is het plan niet m.e.r.-plichtig.
5.10 Milieuzonering
Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat toekomstige woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie ´Bedrijven en milieuzonering´ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009, wordt in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen.
In dit kader zijn voor het onderhavige plan de volgende bedrijven van belang:
Bellemanweg 2 - een timmerwerkfabriek (milieucategorie 3.2)
Bellemanweg 2 - een agrarisch bedrijf (varkensbedrijf)
Bellemanweg 8 - een agrarisch bedrijf (kalverbedrijf).
Voor de geurtoets bij agrarische bedrijven wordt de Wet geurhinder en veehouderij gehanteerd en de op grond van die wet vastgestelde gemeentelijke geurverordening. Op dit aspect wordt in paragraaf 5.6 ingegaan.
Voor de timmerwerkfabriek aan de Bellemanweg 2 geldt tot de beoogde woningbouwlocaties een richtafstand van 100 m voor geluid en 30 m voor stof. Nu de kortste afstand ongeveer 130 m bedraagt, wordt aan deze richtafstanden voldaan.
Voor het varkensbedrijf aan de Bellemanweg 2 gelden richtafstanden voor stof van 30 m en voor geluid van 50 m. Aan deze richtafstanden wordt ruimschoots voldaan.
Bij het kalverbedrijf aan de Bellemanweg 8 moeten overeenkomstig de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' zowel voor stof als voor geluid richtafstanden van 30 m gehanteerd worden. De van belang zijnde noordelijke grens van de inrichting wordt hier gevormd door die van de buitenopslag van voer. De afstand tussen deze voeropslag en de meest nabije geprojecteerde woning bedraagt ongeveer 50 m. Ook hier wordt derhalve ruimschoots aan de richtafstanden voldaan.
5.11 Natuur En Landschap
In Hoofdstuk 3 (paragraaf 3.1 Visie) wordt aandacht besteed aan de aspecten van natuur en landschap. Deze vormen de onderlegger voor de opzet van het plan.
5.12 Veiligheid
Om een veilige omgeving te creëren of te behouden zijn er op het gebied van fysieke veiligheid een aantal aspecten waarmee rekening gehouden moet worden. Zo worden er eisen gesteld aan de bereikbaarheid van de openbare wegen voor de hulpverleningsdiensten. Dit leidt tot het stellen van minimale afmetingen en bochtstralen zodat hulpverleningsvoertuigen een object of calamiteit goed kunnen bereiken en adequate hulp kunnen verlenen. Met betrekking tot voldoende bluswater in het openbare wegennet zijn er ook eisen gesteld. Deze eisen hebben betrekking op de afstanden vanaf de bluswatervoorziening tot aan een gebouw en de capaciteit ervan. In de “Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid” een uitgave van Brandweer Nederland worden deze eisen gesteld. Voor wat betreft de bereikbaarheid zijn er binnen de gemeente Barneveld hoofd- en subaanrijdroutes vastgesteld.
Tevens worden er eisen gesteld aan de opkomsttijden voor brandweervoertuigen. Deze zijn afhankelijk van de bestemming. Voor gebouwen waarin geslapen wordt en verminderd zelfredzame mensen verblijven worden strengere eisen gesteld dan gebouwen waar dit niet zo is. De opkomsttijden zijn gesteld in de Wet veiligheidsregio’s (1 oktober 2010) met het daarbij behorende Besluit veiligheidsregio’s. In het Besluit zijn de tijdnormen voor de opkomsttijden vastgelegd.
Uit het advies van de brandweer van november 2012 blijkt het volgende:
- Het plan moet voldoen aan de criteria voor bereikbaarheid.
- Met betrekking tot de bluswatervoorziening voldoet het plan indien er een primaire en secundaire voorziening wordt gerealiseerd.
- Het plan voldoet aan het dekkingsplan. De landelijke opkomstnormen worden niet overschreden.
Bij het inrichtingsplan wordt hiermee rekening gehouden.
Conclusie
Er zijn voor wat betreft de eisen voor de veiligheid geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
5.13 Verkeer
Bereikbaarheid
Het plan Dwarsakker krijgt twee nieuwe verkeersontsluitingen op de Platanenstraat (binnen de bebouwde kom, 50km/uur) en de Eendrachtstraat (buiten de bebouwde kom, 80 km/uur). De maximumsnelheid op de Eendrachtstaat buiten de bebouwde kom wordt in 2013 verlaagd naar 60 km/uur. Daarnaast wordt de bebouwde komgrens op de Eendrachtstraat verplaatst in zuidelijke richting tot voorbij de nieuwe aansluiting, waardoor deze nieuwe aansluiting binnen de bebouwde kom komt te liggen. De wegaansluitingen worden vormgegeven door middel van een uitritconstructie. Daarnaast sluiten de wegen van Dwarsakker (voor autoverkeer) op drie punten aan op de bestaande wegenstructuur (Ds. W.L. Mulderstraat, Jan Landmanstraat en Albert van Meerveldstraat). Hiermee wordt beoogd de nieuwe wijk deel uit te laten maken van de bestaande wijk zonder dat het verkeersaanbod op de bestaande wegenstructuur onevenredig toeneemt.
Parkeren
Het plan Dwarsakker voorziet in voldoende parkeergelegenheid ten opzichte van de parkeerbehoefte. Bij het bepalen van de parkeerbehoefte van de woningen is een uitsplitsing gemaakt in de woningcategorieën 'goedkoop', 'middelduur' en 'duur'. Hieraan is een parkeernorm gekoppeld van respectievelijk 1,55 - 1,85 en 2,1 parkeerplaatsen per woning. De benodigde parkeerplaatsen worden zowel op openbaar terrein als op eigen terrein gerealiseerd.
Verkeersveiligheid
Het plan Dwarsakker bestaat in zijn geheel uit erftoegangswegen (wegen voor gemengd verkeer) met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Hierbij wordt aangesloten op de bestaande 30 km/uur-zone. De wegen worden ingericht conform de richtlijnen die voor dergelijke verblijfsgebieden gelden. Voor voetgangers worden verhoogde trottoirs gerealiseerd.
Openbaar vervoer
Nabij beide toegangen tot de nieuwe wijk bevinden zich bushaltes van de lijn Amersfoort - Apeldoorn.
5.14 Water
Om water als één van de principes voor de ruimtelijke ordening verder te ontwikkelen, heeft de Commissie Waterbeheer 21e eeuw doelstellingen geformuleerd om water prominenter in beeld te krijgen. Één van die doelstellingen is het uitvoeren van een 'Watertoets' bij alle ruimtelijke plannen en besluiten. Hiertoe dient de initiatiefnemer van een plan de waterbeheerder vroegtijdig bij de planvorming te betrekken. Het betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is om te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De resultaten van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder worden verwoord in de waterparagraaf.
In het gebied van het plan Dwarsakker is water een factor die zorgvuldige aandacht vraagt. In nauw overleg met het Waterschap Vallei en Veluwe en met de betrokken gemeentelijke afdelingen is daarom door bureau MWH B.V. een waterstructuurplan opgesteld (gedateerd op 30 juli 2013, projectnummer M13A0343). De conclusie van dit waterstructuurplan is door gekozen oplossingen zorgen voor een toekomstig watersysteem dat voldoet aan de eisen die daaraan gesteld moeten worden. Het waterstructuurplan is als Bijlage 10 en Bijlage 11 bij deze toelichting gevoegd.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Juridische Aspecten
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het afwijken met een omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.
De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene afwijkings- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.
Bevoegdheid
Onder bevoegd gezag verstaan wij het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Over het algemeen zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het kan echter incidenteel voorkomen dat bijvoorbeeld het Rijk dan wel de provincie het bevoegd gezag is.
Burgemeester en wethouders zijn altijd bevoegd gezag bij het wijzigen van een plan en het stellen van nadere eisen.
Inleidende regels
Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.
De omschrijving van het begrip 'bouwperceel' staat in artikel 1. Een voorbeeld van een bouwperceel is een stuk grond waarop een woning staat met een tuin. De bestemmingen 'Wonen-1' en 'Tuin' horen beiden bij het bouwperceel.
Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten. De bepalingen uit hoofdstuk 6.5 van SVBP2012 zijn overgenomen in de standaardregels van gemeente Barneveld.
Bestemmingsregels
Bestemming 'Gemengd'
Voor een vrij omvangrijke vlek nabij de Eendrachtstraat is gekozen voor de bestemming 'Gemengd', met daarin toegestaan maatschappelijke voorzieningen en wonen. Naast een medisch centrum en een kinderdagverblijf moet deze vlek ruimte bieden aan een verpleeghuisachtige voorziening. Nog niet duidelijk is of dit gezien moet worden als een maatschappelijke voorzieningen, of dat het zwaartepunt toch bij wonen komt te liggen. Voor het hele vlak is de aanduiding 'maatschappelijk' opgenomen, voor een deel van het vlak ook de aanduiding 'wonen'. Deze laatste aanduiding is in ieder geval ook noodzakelijk omdat in deze vlek ook plaats geboden wordt aan een aantal woonappartementen.
Bestemming 'Groen'
Het structureel groen krijgt de bestemming 'Groen'. Onder structureel groen worden wijkparken, grotere groenelementen op buurt- of blokniveau, groen om wegen en waterlopen en wadi's verstaan. Binnen deze bestemming zijn ook speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en paden toegestaan. De bestemming 'Groen' wordt alleen toegepast op openbare gronden, niet op particuliere terreinen.
In de omschrijving van de bestemming 'Groen' staat dat de gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen (et cetera) 'met daaraan ondergeschikt parkeervoorzieningen'. Het is de bedoeling van de raad dat een relatief klein gedeelte van de gronden kan worden gebruikt als parkeervoorziening: om en nabij 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak. De raad beschouwt de parkeervoorzieningen dan als ondergeschikt. Die 10% is geen harde norm. De regeling is bewust flexibel geformuleerd. Als de parkeervoorzieningen meer dan de helft van de oppervlakte van het bestemmingsvlak beslaan, dan is in elk geval geen sprake van ondergeschiktheid.
Het is mogelijk om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels voor de aanleg van in- en uitritten.
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Groen' in 'Tuin' te wijzigen. Deze wijzigingsbevoegdheid kan toegepast worden wanneer de gemeente grond verkoopt aan particulieren ter uitbreiding van tuinen.
Doorgaande fietsroutes die onderdeel uitmaken van het fietsnetwerk uit het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP 2010) "Barneveld bereikbaar voor de toekomst" krijgen de bestemming 'Verkeer'.
Bestemming 'Tuin'
De bestemming 'Tuin' is gelegen bij andere bestemmingen zoals 'Wonen-1' en 'Bedrijf'. De bestemming wordt alleen toegepast op terreinen van particulier eigendom. Dit deel van het perceel mag beperkt bebouwd worden.
In een tuinbestemming mag verharding worden gerealiseerd. Het is ook mogelijk om binnen een tuinbestemming te parkeren.
De grens tussen de bestemming 'Wonen-1' en de bestemming 'Tuin' verspringt. Buiten het bouwvlak is tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn geen bebouwing toegestaan. Zo is gewaarborgd dat hoofdgebouwen hun prominente positie behouden. Dit is wenselijk vanuit stedenbouwkundig oogpunt. Bebouwing buiten het bouwvlak is ondergeschikt.
Bestemming 'Verkeer'
De bestemming 'Verkeer' wordt opgenomen voor wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden. Daarnaast zijn parkeer-, groen- en speelvoorzieningen mogelijk. Evenals waterhuishoudkundige doeleinden en bermen.
Wanneer de aanduiding 'geluidsscherm' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor geluidsscherm. De maximale bouwhoogte van het geluidsscherm staat op de verbeelding.
Wanneer de aanduiding 'pad' is aangegeven, is de grond alleen voor pad bestemd. Hiermee wordt voorkomen dat auto's gebruik kunnen maken van het pad. Dit is van belang als het fiets- of voetpad twee wijken verbindt.
Wanneer de aanduiding 'spoorweg' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor spoorweg. Hiermee wordt bereikt dat het overige verkeer gebruik kan blijven maken van de gronden, maar dat een spoorweg ook is bestemd.
Bestemming 'Water'
Alleen wanneer het water een belangrijk element vormt in zijn omgeving dan wel van groot belang is voor de waterhuishouding, wordt de bestemming 'Water' toegekend. In de andere gevallen valt water onder de bestemming 'Groen'.
Bestemming 'Wonen-1'
De bestemming 'Wonen-1' wordt opgenomen voor het woonperceel (met eventuele uitbreidingsmogelijkheden van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen). Het gedeelte van het perceel tussen de woning en de weg krijgt de bestemming 'Tuin'.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, overkappingen en overige bijgebouwen is een regeling opgenomen waarbij de omvang van het bouwwerk is gekoppeld aan de omvang van het perceel. De oppervlakte van aan- en uitbouwen en overige bijgebouwen wordt berekend per bouwperceel. In principe mag de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen en overige bijgebouwen niet meer bedragen dan 20% van het bouwperceel. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bebouwingspercentage en toestaan dat de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen en overige bijgebouwen maximaal 30% bedraagt. Voor de goede orde: de bepaling waarin de maximale oppervlakte van bijgebouwen / aan- en uitbouwen is genoemd, geldt onverminderd.
De totale oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan 60 m2 bedragen. De totale oppervlakte van aan- en uitbouwen mag niet meer dan de helft van de oppervlakte van het bouwvlak bedragen.
Omdat aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden (bedrijfs-)activiteiten zowel in de woning als in de aan- en uitbouwen onder voorwaarden zijn toegestaan, is gekozen voor een algemene gebruiksbepaling in een apart artikel. In de specifieke gebruiksregels staat dat er geen detailhandel mag plaatsvinden. Internetwinkels zonder fysieke bezoekmogelijkheid beschouwen wij niet als detailhandel. Dergelijke internetwinkels zijn wel toelaatbaar onder de daar genoemde voorwaarden. Het gaat om internetwinkels waarbij de klant op geen enkele manier fysiek in contact staat met de internetwinkel. Alle klantcontacten en verzending van goederen gebeurt uitsluitend digitaal of per post. Van enige consument aantrekkende werking is geen sprake. Deze internetwinkels passen als ondergeschikte functie in de woonbestemming. Als de opslag, logistiek en/of administratie de hoofdfunctie is, is een bestemming als bedrijf of kantoor van toepassing.
Bestemming 'Wonen-2'
De bestemming 'Wonen-2' wordt opgenomen wanneer sprake is van gestapelde woningen.
Omdat aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden (bedrijfs-)activiteiten zowel in de woning als in de aan- en uitbouwen onder voorwaarden zijn toegestaan, is gekozen voor een algemene gebruiksbepaling in een apart artikel.
Algemene regels
Anti-dubbeltelbepaling
Het doel van de anti-dubbeltelbepaling is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene afwijkingsregels
Er is een algemene afwijkingsregel opgenomen wanneer dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.
Het is niet de bedoeling dat deze algemene bevoegdheid wordt toegepast in combinatie met het afwijken zoals dat bij een specifieke bestemming is genoemd. Met andere woorden: cumulatie van deze bevoegdheden is uitgesloten. Een voorbeeld: de maximale bouwhoogte voor een woning is 12 meter. Bij de bestemming 'Wonen-1' is de bevoegdheid opgenomen om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en die bouwhoogte te vergroten met maximaal 3 meter. Het is niet de bedoeling dat dan nog eens toepassing wordt gegeven aan de algemene afwijkingsbevoegdheid met een vergroting van nog eens 10% tot gevolg.
Algemene procedureregels
Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging een besluit nemen omtrent de wijziging.
Voor het stellen van nadere eisen is geen procedure opgenomen in de wet. De procedure staat beschreven in hoofdstuk 3 "Algemene regels" van dit bestemmingsplan.
Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
Overgangs- en slotregels
Overgangsregels
Onderscheid is gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. De overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken gelden vanaf terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik vanaf het van kracht worden (inwerkingtreding) van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht. Vooraf dient een afweging te worden gemaakt tussen legaliseren (positief bestemmen) dan wel handhaving van illegale situaties.
De overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik zijn overgenomen uit artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Slotregel
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het voorliggende bestemmingsplan.
6.2 Handhaving
De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:
- de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving;
- handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren;
- niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.
Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (onder andere in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, afwijken van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.
In 2007 heeft de gemeente de Nota handhaving ruimtelijke en bouwregelgeving gemeente Barneveld opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de achtergronden die geleid hebben tot de totstandkoming van de nota. Ook geeft het voor overtredingen op het gebied van bestemmingsplan- en bouwregelgeving aan hoe met geconstateerde overtredingen om te gaan en welke prioriteitsstelling daarbij te hanteren (repressieve handhaving).
Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.
Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:
- de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels;
- het afwijkingenbeleid.
In onderhavig bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.
Verder zijn aan de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Grondexploitatie
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Nu het onderhavige plan ondermeer de bouw van woningen mogelijk wordt gemaakt, is dit aan de orde.
Evenwel, op grond van het bepaalde in artikel 6.12, tweede lid Wro kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.
Deze laatste situatie doet zich hier voor, nu de gemeente een hoofdlijnovereenkomst heeft gesloten met de twee ontwikkelende partijen in het plangebied, te weten de Hervormde gemeente Zwartebroek-Terschuur en de Woningstichting Barneveld. Vóórdat het plan wordt vastgesteld zal deze hoofdlijnovereenkomst worden uitgewerkt in tussen de gemeente en deze partijen te sluiten anterieure exploitatieovereenkomsten. Op deze wijze wordt het verhaal van kosten van de grondexploitatie verzekerd. Ook aanvullend worden in deze overeenkomsten nog afspraken vastgelegd, ondermeer over het woningbouwprogramma en de fasering.
Een op zichzelf staand onderdeel in het plan vormt het gedeelte van het fietspad langs de Eendrachtstraat tussen Terschuur en Zwartebroek. Het resterende gedeelte van dit pad wordt in het plan Dwarsakker mogelijk gemaakt. De grond en de financiële middelen die daarvoor nodig zijn worden in samenhang met de ontwikkeling van het hele plangebied ter beschikking gesteld door een van de ontwikkelende partijen, te weten de Hervormde gemeente Zwartebroek-Terschuur. Dit is vastgelegd in een overeenkomst met deze partij. Het vormt daarmee uit een oogpunt van exploitatie een op zichzelf staande ontwikkeling die in dit opzicht los staat van de rest van het plangebied.
Ook in samenhang met de ontwikkeling van het hele plangebied wordt aan de overzijde van de Eendrachtstraat de bouw van een woning mogelijk gemaakt. Deze woning is bestemd voor de familie Brouwer, die voor de ontwikkeling van het plan hun huidige woning Eendrachtstraat 75 opgeven. Zij zijn eigenaar van deze grond en bouwen de woning voor eigen rekening. Doordat de verhaalbare kosten, bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro, uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen, behoeft er op grond van artikel 6.2.1a, onder c Bro in dit geval geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
Hoofdstuk 8 Overleg En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
8.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het kader hiervan is over dit bestemmingsplan vooroverleg gevoerd met de Provincie Gelderland, het Waterschap Vallei en Veluwe en de Gasunie.
In de Nota inspraak en vooroverleg bestemmingsplan "Dwarsakker" (Bijlage 12) wordt hiervan verslag gedaan.
Er is in het gebied van de voorgenomen ontwikkeling geen sprake van bijzondere waarden of andere situaties waardoor deze ontwikkeling zou raken aan enig nationaal belang.
Ook belangen van omliggende gemeenten zijn bij dit plan niet in het geding.
Op grond van artikel 3.1.1 lid 2 Bro kan worden afgezien van overleg in door de provincie en het Rijk aangegeven gevallen. Gelet op de brief van het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft geen vooroverleg plaatsgevonden, aangezien de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) geen adviserende en coördinerende rol meer heeft met betrekking tot de advisering over een voorontwerp betreffende gemeentelijke ruimtelijke plannen. Nu er sprake is van een gemeentelijk ruimtelijk plan, waarbij er geen nationale rijksbelangen aan de orde zijn en de betrokken rijksdiensten niet als direct belanghebbende zijn aan te merken, behoeft het onderhavige plan niet voor vooroverleg naar de ILT opgestuurd te worden.
8.2 Inspraak
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.
Het inspraakplan is op 7 maart 2013 tijdens een avondbijeenkomst aan de bewoners van Zwartebroek en Terschuur gepresenteerd. Vervolgens heeft dit plan van 8 tot en met 21 maart 2013 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een reactie over het plan naar voren te brengen. Tijdens deze twee weken zijn 17 reacties ingediend.
Deze reacties hebben op een aantal punten geleid tot aanpassing van het plan. In de bijlagen (Bijlage 12) bij dit bestemmingsplan is het inspraakverslag bijgevoegd.
8.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 6 september tot en met 17 oktober 2013 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn 11 reacties ingediend.
Deze zienswijzen hebben op enkele punten geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. De Nota Zienswijzen is als Bijlage 13 bij deze toelichting gevoegd.