Den Elt, deelgebied G (2010)
Bestemmingsplan - Gemeente Beuningen
Vastgesteld op 13-07-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Den Elt, deelgebied G (2010)' van de gemeente Beuningen;
1.2 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.3 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.4 bedrijf aan huis
het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
1.5 beroep aan huis
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.6 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.7 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.8 bijgebouw
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
1.9 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.10 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.11 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.12 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.13 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.14 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.15 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.16 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.17 gevellijn
de als zodanig aangeduide lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;
1.18 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.19 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;
1.20 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.21 twee- aaneen gebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;
1.22 voorgevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.23 wet/wettelijke regelingen
indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;
1.24 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'garage', voor een garage dan wel overkapping;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', uitsluitend voor de ontsluiting van het perceel, met dien verstande dat de breedte van de ontsluiting maximaal 5 m mag bedragen;
- d. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat per woning minimaal 2 parkeerplaatsen op het bouwperceel aanwezig dienen te zijn;
- e. water en waterberging;
behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
3.2 Bouwregels
Binnen de als "Tuin" aangeven gronden mogen alleen worden opgericht gebouwen, zoals een garage of overkapping, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en aan de woning aan te bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde - zoals portieken, erkers en balkons die tevens voldoen aan de volgende bebouwingseisen:
- a. de maximale goothoogte van kleine aan de woning aangebouwde bouwwerken, geen gebouwen zijnde (in de vorm van portieken, erkers en balkons) bedraagt 3,5 m, waarbij de bouwhoogte van balkons wordt gemeten ter hoogte van de grondvloer van het balkon;
- b. de maximale oppervlakte van kleine aan de woning aangebouwde bouwwerken, geen gebouwen zijnde (in de vorm van portieken, erkers en balkons) bedraagt 3 m². Voor zover het de oppervlakte van balkons betreft wordt deze buitenwerks gemeten ter hoogte van de bovenzijde van de grondvloer van het balkon;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage' is een garage of overkapping toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 5 m;
- d. de maximale oppervlakte van de garage bedraagt 35 m²;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – erfafscheiding' is een erf-/perceelsafscheiding toegestaan van 1,2 m met accenten in de vorm van penanten waarvan de maximale bouwhoogte 2 m bedraagt;
- f. de maximale bouwhoogte van erf-/ perceelsafscheidingen bedraagt 1 m;
- g. de maximale bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt 2 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden voor opslag;
- b. het gebruik van de gronden en opstallen voor detailhandel.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woondoeleinden met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in hoofd- en bijgebouwen, met dien verstande dat maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 45 m²;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', uitsluitend voor een kantoor;
met de daarbij behorende:
- c. tuinen en erven;
- d. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat per woning minimaal 2 parkeerplaatsen op het bouwperceel aanwezig dienen te zijn en dat voor het houden van kantoor het parkeren geschiedt op eigen terrein.
4.2 Bouwregels
4.3 Ontheffing van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en opstallen voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, behoudens:
- 1. voor zover deze ter plekke bestaand zijn;
- 2. ontheffing conform het bepaalde in 4.5;
- b. het gebruik van de gronden voor opslag, behoudens opslag ten behoeve van de woonfunctie;
- c. het gebruik van de gronden en opstallen voor detailhandel, behoudens bij een aan huis verbonden beroep of bedrijf voor zover het gaat om een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit dat direct verband houdt met beroep aan huis of bedrijf aan huis;
- d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij woningen voor bewoning;
- e. het gebruik van meer dan 15 m² aan bijgebouwen voor het houden van dieren.
4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Bedrijf aan huis
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:
- a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
- b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
- 1. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
- 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
- c. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
- d. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
- e. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
- f. geen detailhandel plaats vindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
- g. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van bepalingen in het plan voor het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwen ten openbare nutte zoals gasregelstations en transformatorhuisjes met een bebouwde oppervlakte van ten hoogste 30 m² en een bebouwingshoogte van ten hoogste 3,50 m.
Artikel 7 Algemene Procedureregels
7.1 Ontheffing
De ontheffingen ingevolge dit plan worden slechts verleend indien de onderstaande procedure is gevolgd:
- a. iedere belanghebbende wordt in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijzen ten aanzien van de voorgenomen ontheffing kenbaar te maken;
- b. het voornemen om ontheffing te verlenen ligt hiertoe gedurende twee weken ter gemeentesecretarie ter visie;
- c. de tervisielegging wordt bekend gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden;
- d. gedurende de termijn van tervisielegging kunnen belanghebbenden hun zienswijzen ten aanzien van de voorgenomen ontheffing schriftelijk kenbaar maken bij burgemeester en wethouders. Ten aanzien van de beslissing op de zienswijzen wordt een motivering opgenomen in het besluit omtrent verlening van de ontheffing;
- e. binnen vier weken na het nemen van de beslissing wordt deze medegedeeld aan degene die de zienswijzen kenbaar gemaakt heeft en aan de aanvrager.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
8.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Den Elt, deelgebied G (2010)'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van:
De voorzitter, De griffier,
............ ................