Olden Tempel 1e herziening
Bestemmingsplan - Beuningen
Vastgesteld op 10-05-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Olden Tempel 1e herziening van de gemeente Beuningen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0209.BPOldenTempelHerz1-dfva met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis verbonden bedrijf
het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende aangebouwde bijgebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden;
1.7 aan huis verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.16 bouwperceel
een al dan niet omheind stuk grond exclusief waterpartijen, in ruimtelijke opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, dat behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het ander gebouw is geplaatst;
1.17 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.21 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstallen ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.22 eerste verdieping
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.23 evenement
een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
1.24 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 gestapelde woning
een woning in een gebouw met twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen; zie ook woongebouw;
1.26 goothoogte
de hoogte bepaald door het snijvlak van de gevel en het dakvlak, gemarkeerd door een goot, een druiplijn, een boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructie;
1.27 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.28 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.29 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. indien in of op het water wordt gebouwd:
het plaatselijke verschil ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil;
1.30 plankaart
- a. de papieren verbeelding van het bestemmingsplanOlden Tempel 1e herziening, bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer NL.IMRO.0209.BPOldenTempelHerz1-dfva, en met een legenda.
- b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Olden Tempel 1e herziening;
1.31 seksinrichting
een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig:
- voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk porno-erotische aard plaatsvinden, en/of;
- verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van porno-erotische aard plaats heeft, en/of;
- tegen vergoeding seksuele diensten worden verricht;
1.32 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.33 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.34 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.35 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.36 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.37 woonhuis
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
1.38 zorgwoning
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw, over het algemeen gelijkvloers en rolstoeltoegankelijk, voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen, gericht op het verlenen van zorg.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, (bloem-)kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - Woongebouw
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woongebouw, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep;
- b. een ondergrondse parkeergarage bestaande uit één bouwlaag;
- c. de waterhuishouding;
met daarbijbehorende:
- d. gebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- g. tuinen;
- h. erven.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de externe veiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
5.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
- a. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
6.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 7 Algemene Procedureregels
7.1 Nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op elektronische wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in dat belanghebbenden schriftelijk of elektronisch hun zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn naar voren kunnen brengen;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 8 Overige Regels
8.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
9.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
9.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
9.5 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- b. Indien het gebruik, bedoeld 9.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
9.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan"Olden Tempel 1e herziening".
Aldus vastgesteld in de vergadering van de Raad op 10 mei 2011
mei 2011
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Het onderhavige bestemmingsplan betreft de juridische planologische regeling ten behoeve van een appartementencomplex in de wijk Olden Tempel in Beuningen.
In het geldende bestemmingsplan "Olden Tempel" mag een appartementencomplex voor 14 appartementen met ondergrondse parkeervoorziening gerealiseerd worden. .Op de locatie wil men betaalbare appartementen realiseren. Door op deze locatie een appartementencomplex voor 15 appartementen te realiseren is het project financieel haalbaar.
Dit aantal wordt door middel van dit bestemmingsplan gewijzigd in 15 appartementen
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "Olden Tempel 1e herziening" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding, schaal 1:1.000 (ID plannummer NL.IMRO.0209.BPOldenTempelHerz1-dfva);
- planregels.
Op de verbeelding is de bestemming van de bij het plan inbegrepen grond aangegeven. In de planregels is de bestemming en regels opgenomen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de planbeschrijving zijn opgenomen.
1.3 Situering Van Het Plangebied
Het plangebied betreft de locatie in de wijk Olden Tempel in Beuningen. De wijk Olden Tempel ligt in het noordwesten van de kern Beuningen en wordt begrensd door de Koningstraat, Leigraaf, Tempelstraat en Balmerd. In Bijlage 1 Situering plangebied is de ligging van het plangebied te zien.
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Algemeen
In de keuze van het te voeren ruimtelijk beleid is een gemeente in principe vrij. De wetgeving gaat er echter wel van uit dat er rekening gehouden wordt met het door hogere overheden uitgestippelde beleid, vooral daar waar het bovengemeentelijke belangen betreft. Weliswaar is de gemeente niet verplicht dit beleid verder te volgen, echter afwijking ervan zal duidelijk moeten worden gemotiveerd. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het gemeentelijke beleid ten aanzien van het plangebied. Daar het een kleinschalige ontwikkeling betreft zal niet worden ingegaan op rijksbeleid, provinciaal en regionaal beleid.
2.2 Gemeentelijk Beleid
De gemeente onderschrijft het verruimde provinciale beleidskader zoals verwoord in het Streekplan 2005 van de provincie Gelderland.
Woonvisie
De Woonvisie vormt een leidraad voor het toekomstige woningbouwprogramma van Beuningen. In de Woonvisie is aangegeven voor wie wordt gebouwd, aan welke woonmilieus wordt gedacht en globaal is aangegeven welke plekken voor woningbouw in aanmerking komen. Belangrijke items in de Woonvisie zijn:
- kwaliteit voor kwantiteit;
- betaalbaarheid van de woningen;
- duurzaamheid van de woningen;
- sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving;
- aantrekkelijkheid van de fysieke woonomgeving;
- wensen van de woonconsument centraal.
2.3 Conclusie Beleid
Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling past in het voorgenoemde gemeentelijk beleid.
2.4 Afwijkingen Met Vigerend Bestemmingplan
Momenteel is de bestemming geregeld in bestemmingsplan "Olden Tempel". Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 2 februari 2010.
In dit bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van 15 woningen in dit appartementencomplex mogelijk gemaakt. In het vigerende bestemmingsplan zijn 14 woningen mogelijk.
Vanuit de standaarden voor vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen SVBP2008 worden voor dit bestemmingsplan standaardbestemmingen gehanteerd.
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Algemeen
Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Voorts zal in dit hoofdstuk aandacht worden besteed aan de diverse onderzoeksaspecten. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd, in het kader van het geldende bestemmingsplan "Olden Tempel".
Aangezien het in dit plan slechts gaat om een wijziging van het aantal appartementen, zijn de resultaten van de in het kader van het vigerende bestemmingsplan uitgevoerde onderzoeken kort samengevat. De onderzoeken zijn niet als bijlage bij dit plan gevoegd.
3.2 Milieuaspecten
Geluid
In opdracht van de gemeente Beuningen heeft ARCADIS een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (rapport B01053/CE/076/000047/ws d.d. 30 september 2009) verricht ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied Olden Tempel in de gemeente Beuningen. Het doel van het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is het berekenen van de geluidsbelasting in het plangebied Olden Tempel waar nieuwe woningbouw mogelijk wordt gemaakt. De berekeningen zijn uitgevoerd voor de toekomstige situatie 2020.
De geluidsbelasting afkomstig van de Leigraaf overschrijdt de voorkeursgrenswaarde. De maximale geluidsbelasting aan de westzijde van het plangebied bedraagt 56 dB. In het geluidsonderzoek is naar de mogelijkheid en effectiviteit van maatregelen gekeken.
De geluidsbelasting kan gereduceerd worden indien de woningen op grotere afstand van de Leigraaf geplaatst worden. Hiermee neemt het aantal mogelijk te projecteren woningen af. Daarnaast is het mogelijk om de geluidsbelasting met enkele dB’s te reduceren door toepassing van een stiller wegdektype. Er heeft een berekening plaatsgevonden waarbij er een ‘dunne deklaag 1’ is toegepast op de Leigraaf. De geluidsbelasting neemt hierdoor af maar de voorkeursgrenswaarde wordt nog steeds overschreden. Na toepassing van ‘dunne deklaag 1’ bedraagt de maximale geluidsbelasting 53 dB.
Het plaatsen van wallen en/of schermen ter verlaging van de geluidsbelasting vanwege de Leigraaf is uit stedenbouwkundige redenen niet wenselijk.
Indien het reduceren van de geluidsbelasting afkomstig van de Leigraaf tot 48 dB met behulp van bron- en/of overdrachtsmaatregelen op bezwaren stuit van landschappelijke, verkeerskundige, financiële of stedenbouwkundige aard, is de bouw van de nieuwe woningen alleen mogelijk indien een hogere waarde is vastgesteld.
Er is voor het gebouw (inclusief extra woning) al een hogere grenswaarde vastgesteld. Dit is de maximale waarde van 53 dB, met daarbij de maatregel dat op de Leigraaf een 'dunne deklaag 1' wordt toegepast.
Bedrijven
Op de Leigraaf zijn een aantal bedrijven gelegen en er ligt een school aan het Koolzaadveld. Deze staan op dusdanige afstand van de nieuw te bouwen woningen dat geen beperkingen worden voorzien met het oog op de gewenste ontwikkelingen.
Externe veiligheid
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid1 zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
- inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn de normen voor de risico's als gevolg van risicovolle inrichtingen vastgelegd.
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Bevi regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
- of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
- of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Voor het plangebied Olden Tempel zijn twee relevante risicobronnen van belang en dat zijn een aardgasleiding en een tankstation met lpg-verkoop. Verder zijn geen risicobronnen aanwezig.
Het plangebied Olden Tempel ligt in het invloedsgebied van een aardgasleiding, die op meer dan 400 meter afstand is gelegen. De Gasunie heeft voor een plangebied naast het plan Olden Tempel een QRA opgesteld voor deze aardgasleiding. In de QRA is het invloedsgebied van de aardgasleiding beschreven. In onderstaande figuur is de locatie van het plangebied Olden Tempel ten opzichte van het invloedsgebied van de aardgasleiding ingetekend.
De nieuwbouw van maximaal 15 woningen vervangt de mogelijkheid van maximaal 14 woningen. Met deze ruimtelijke ontwikkeling blijft het groepsrisico nagenoeg gelijk en wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden. Dit is tevens door de Gasunie aangegeven.
De afstand van de aardgasleiding tot het plangebied is zodanig dat nader onderzoek niet noodzakelijk is. Ook met betrekking tot het lpg-tankstation is de afstand voldoende groot om geen nader onderzoek te doen.
Ook is er geen vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water of het spoor in de directe omgeving van het plangebied.
Conclusie
De gemeente Beuningen vindt het niet noodzakelijk om nader onderzoek naar het aspect externe veiligheid. Dit wordt geconcludeerd omdat er slechts één woning extra wordt gebouwd en anderzijds de afstand tot de risicobronnen voldoende groot is.
Luchtkwaliteit
De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd (Stb. 2007, 414). Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de Wet luchtkwaliteit. Deze wet is op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005.
Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur Niet in betekenende mate (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 100.000 m2 (in geval van 1 ontsluitingsweg) of een bruto vloeroppervlak van maximaal 200.000 m2 (in geval van 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geldt dat geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden. Hetzelfde geldt voor woningbouwlocaties voor maximaal 1.500 woningen (in geval van 1 ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling).
Onderhavig initiatief behelst een zodanig kleinschalige ontwikkeling dat duidelijk is dat "niet in betekenende mate" wordt bijgedragen aan de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit brengt geen belemmeringen met zich mee.
Bodem
In opdracht van Gemeente Beuningen heeft ARCADIS Nederland BV in februari 2009 een verkennend milieukundig bodemonderzoek (rapport 074150875:A.2 d.d. 28 mei 2009) conform NEN 5740 uitgevoerd ten behoeve van dit project. Het doel was het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en het grondwater op die terreindelen waar tussen 2009 en 2013 ontwikkelingen gaan plaatsvinden.
Uit de resultaten van het bodemonderzoek is het volgende geconcludeerd:
- Tijdens het veldonderzoek zijn in deelgebieden fase 1 en 2 geen waarnemingen gedaan die zouden kunnen duiden op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging. Op één locatie, gelegen in fase 3, is een dunne puinhoudende laag aangetroffen. Hier werden analytisch echter geen verontreinigingen in aangetoond.
- In de mengmonsters van de zandige bovengrond zijn geen verontreinigingen vastgesteld. In de kleiige bovengrond overschrijden de barium- en nikkelconcentraties de achtergrondwaarden.
- In de ondergrond wordt eveneens de achtergrondwaarde voor barium en nikkel overschreden.
- Het grondwater is bij zowel deelgebied fase 1, 2 als 3 licht verontreinigd met barium en zink.
- De geconstateerde lichte verontreinigingen van bodem en grondwater kunnen niet gerelateerd worden aan lokale verontreinigingsbronnen. Voor wat betreft de stof barium wordt een natuurlijke oorsprong verwacht.
Met het oog op de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grondwater kan voor alle deellocaties in het onderzoeksgebied gesteld worden dat er geen risico's aanwezig zijn, noch enige belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingsplanwijzigingen.
- 1. Indeling Leidraad maatramp
3.3 Ecologie
In 2009 is door Arcadis een quickscan ecologie verricht. Het rapport met nummer 074158661 A.1/jbp is opgesteld op 1 oktober 2009.
Het plan is getoetst aan de vigerende natuurwetgeving, te weten de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingwet 1998 en het beleidskader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze Flora- en faunawet regelt de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. De natuurbeschermingswet en het beleidskader van de EHS regelen de bescherming van natuurgebieden.
Soortbescherming
Sinds 1 april 2002 regelt de "Flora- en faunawet" de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.
Op 23 februari 2008 is een wijziging doorgevoerd in de Flora- en faunawet ('Wijzigingsbesluit AMvB artikel 75'). Deze wijziging heeft tot gevolg dat voor een groot aantal zogenaamde 'algemene soorten' geen ontheffing meer aangevraagd hoeft te worden indien sprake is van een bij de wet genoemd belang -in dit geval een 'ruimtelijke ingreep'. Daardoor zal de aandacht met name uitgaan naar de beschermde soorten zoals vleermuizen en broedvogels.
- In het gebied komen soorten voor die volgens de Flora- en faunawet worden beschermd. Negatieve gevolgen dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen of beperkt.
- Niet alle schade is te vermijden, waardoor voor enkele zoogdieren verbodsbepalingen worden overtreden. Voor deze grondgebonden zoogdieren en amfibieën gelden vrijstellingen.
- Door buiten het broedseizoen te werken en de bomen met nesten te sparen, worden geen verbodsbepalingen met betrekking tot broedvogels overtreden. Indien aanwezige bomen tijdens werkzaamheden gespaard kunnen worden, is onderzoek noodzakelijk naar welke vogelsoorten van de aanwezige nesten gebruik maken.
- Omdat niet met zekerheid de aanwezigheid van vleermuizen kan worden uitgesloten is een vervolgonderzoek noodzakelijk.
Vrijstelling is niet mogelijk voor vleermuizen, voor de overige soorten wel indien voldaan wordt aan de zorgplicht en er gewerkt wordt volgens het ecologisch protocol zoals beschreven in het opgestelde rapport. Naar het voorkomen van vleermuizen is nader onderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek dient uitgevoerd te worden tussen april en september.
Gebiedsbescherming
Vanaf oktober 2005 vindt de gebiedsbescherming in Nederland plaats via de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. De natuurbeschermingswet kent de volgende beschermde gebieden:
- De Natura 2000-gebieden (vogel- en habitatrichtlijngebieden).
- Beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten).
- De Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
- Er vinden geen negatieve effecten plaats op het Natura 2000-gebied "Uiterwaarden Waal". Van ruimtebeslag is geen sprake. Verstorende factoren door geluid, licht en betreding zijn eveneens niet aan de orde. Negatieve effecten in de waterhuishouding spelen niet.
- Er vinden geen negatieve effecten plaats op de begrensde EHS nabij het plangebied. Er is geen sprake van ruimtebeslag of verstoring van de EHS. Gezien de geringe waterhuishoudkundige wijzigingen zijn ook geen effecten te verwachten die betrekking hebben op de waterhuishouding van de EHS-gebieden.
3.4 Archeologie
In februari 2009 en juni 2009 is door Arcadis een inventariserend veldonderzoek archeologie verricht. Dit onderzoek is vervat in het rapport "Herstructurering Olden Tempel Beuningen inventariserend veldonderzoek archeologie", rapportnummer 074239001:0.1 d.d. 5 augustus 2009.
Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) ligt het plangebied in een zone met een middelhoge archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische waarden (trefkans). Ook op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Gelderland heeft het gebied een middelhoge waarde. Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Beuningen heeft het plangebied echter een hoge verwachting op archeologische waarden. Omdat de gemeentelijke kaart het resultaat is van een gedetailleerdere studie dan de overige twee kaarten wordt meer waarde gehecht aan de gemeentelijke kaart.
Er zijn in delen van het plangebied oeverafzettingen aangetroffen. Oeverafzettingen moeten een minimale dikte hebben om aan te kunnen nemen dat deze geschikt zijn voor bebouwing. De locaties worden als minder waarschijnlijke vestigingslocaties gezien. Oeverwallen zijn meestal intensief bewoond en op deze locaties zijn daarom meestal veel archeologische resten aanwezig. Geconcludeerd kan worden dat er tijdens het karterend booronderzoek geen archeologische waarden binnen het plangebied zijn gevonden. De behoudenswaardigheid van het gebied is derhalve laag.
Aanbevolen wordt dat nader onderzoek niet nodig is en het plangebied kan worden vrijgegeven.
De implementatie van deze aanbevelingen is afhankelijk van het oordeel van het Bevoegd Gezag van de gemeente Beuningen.
Wanneer onverhoeds toch archeologische waarden worden aangetroffen tijdens grondwerkzaamheden dan dient dit direct te worden gemeld aan het Bevoegd Gezag van de gemeente Beuningen.
3.5 Waterparagraaf
Op 5 juni 2009 is door Arcadis een waterparagraaf opgesteld, rapport nummer 074149490:0.4. De betreffende waterparagraaf is zijn geheel hieronder weergegeven.
3.5.1 Randvoorwaarden
Waterschap Rivierenland
De algemene randvoorwaarden van het waterschap zijn van toepassing. De inhoudelijke uitgangspunten die het waterschap hanteert bij de watertoets zijn gebaseerd op de wettelijke taken die het waterschap heeft en het beleid van het waterschap voor de wijze waarop die taken zijn ingevuld. Er is beleid ontwikkeld om wateroverlast bij hevige regenval te voorkomen. Daarvoor is het van belang dat er voldoende waterberging wordt gecreëerd bij ruimtelijke plannen. De benodigde ruimte voor compenserende waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging. Voor plannen met een toename van verhard oppervlak tot 5 ha, kan de vuistregel van 436 m³ waterberging per hectare verharding worden gebruikt, mits er geen complicerende zaken zoals kwel aan de orde zijn.
In het onderhavige plan vindt geen toename van het verharde oppervlak plaats. Het bergen van het water kan op de bestaande watergangen. Het huidige oppervlak van de waterpartij nabij Olden Tempel bedraagt bijna 7.000 m². De waterpartijen van Beuningen kunnen een peilstijging van 0,30 m opvangen.
De voorkeur van het waterschap met betrekking tot het rioolstelsel gaat uit naar de aanleg van een verbeterd gescheiden stelsel.
Gemeente Beuningen
Waterplan
In het Waterplan Beuningen wordt het gemeentelijke waterbeleid verwoord. In het waterplan worden de ambities op het gebied van water in Beuningen onderverdeeld in 5 categorieën.
- 1. Afkoppelen: het Afkoppelen van 25% van het verharde oppervlak van het gemengd stelsel in 2010, 100% afkoppelen bij uitbreidingsplannen.
- 2. Waterkwaliteit: verbeteren van de oppervlakte kwaliteit in Beuningen conform de functie toekenning van het oppervlaktewater.
- 3. Het toekennen van functies aan het oppervlaktewater: Hierdoor zijn functietypen gedefinieerd die bestaan uit een onderling samenhangend geheel van doelstellingen met betrekking tot waterkwaliteit, waterkwantiteit, natuurwaarden, inrichting en onderhoud. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende functietypen, het beheer en onderhoud wordt hierop aangepast:
- a. natuurlijk water;
- b. belevingswater;
- c. kijkwater.
- 4. Veiligheid: Bij de aanleg en inrichting van waterlopen wordt bewust rekening gehouden met de kindveiligheid van het water. Dit betekent dat flauwe en/of plasdraszones aangelegd moeten worden om verdrinking te voorkomen.
- 5. Waterbeleving: Water meer zichtbaar maken en elementen toevoegen, zodat het water meer beleefd wordt.
GRP 2008-2012
De gemeenteraad heeft het Gemeentelijk RioleringsPlan 2008-2012 (GRP) vastgesteld. Hierin is het beleid voor de zorgplicht voor stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater vastgelegd.
Samengevat hieruit het volgende:
- 1. Hemelwater
- a. Wateroverlast
De gemeente streeft er naar wateroverlast te voorkomen, maar kan dit niet uitsluiten. Dit houdt in dat de gemeente er voor kiest op basis van theoretische benadering, middels rioolberekeningen, water op straat te accepteren voor een minimale periode (de norm is gesteld op één keer per twee jaar). Indien in de praktijk schade ontstaat aan eigendommen, wordt door de gemeente onderzocht of adequate maatregelen te treffen zijn. - b. Klimaatverandering
De gemeente heeft de intentie om bij herberekeningen van het stelsel onderscheid te gaan maken in verschillende acceptatieniveaus per typegebied. Dit wil zij de aankomende planperiode onderzoeken, waarbij ook rekening gehouden wordt met de toekomstige klimaatscenario´s. De gemeente Beuningen zal blijven inspelen op nieuwe inzichten, zowel wat betreft klimaatverandering, als risico-inschatting en mogelijke maatregelen. Het betekent een verbreding ten opzichte van de traditionele aanpak: niet alleen het ondergrondse afvoersysteem beschouwen, maar ook het bovengrondse. De gemeente laat dit een rol spelen bij inrichting van de openbare ruimte. Een andere reden om met de traditie te breken is dat van een perceeleigenaar meer wordt verwacht. Het nieuwe uitgangspunt is dat de perceeleigenaar in eerste instantie zelf het regenwater moet verwerken. Hierdoor komt er minder schoon regenwater in het riool terecht. Als verwerking op eigen terrein in redelijkheid niet mogelijk is, dan kan het overtollige regenwater afgevoerd worden naar het openbare terrein, al waar het afvoeren de verantwoordelijkheid van de gemeente is. Het bepalen van de redelijkheid is een verantwoordelijkheid van de gemeente. - c. Afkoppelen ambities en speerpunten
De gemeente wil het afkoppelen bij particulieren stimuleren in de vorm van subsidiëring. De subsidie zal niet alleen bestaan uit een bijdrage in de kosten voor aanleg, maar ook uit advisering voor de te kiezen afkoppelvoorziening en het beheer daarvan. Verder heeft de gemeente de intentie om particulieren te informeren over de mogelijkheden en de bijdrage die zij kunnen leveren aan een betere leefomgeving. De subsidie kan worden gefinancierd vanuit de rioolheffing.
- a. Wateroverlast
- 2. Grondwater
De gemeente heeft de zorgplicht om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Dit geldt alleen voor openbaar gemeentelijk gebied. Perceelseigenaren zijn zelf verantwoordelijk voor eventuele nadelige gevolgen op eigen perceel, voor zover zij daar redelijkerwijs zelf in kunnen voorzien.
3.5.2 Huidige situatie
Bodem
Het gebied Olden Tempel ligt in het kommengebied met rivierkleigronden. De dikte varieert van 1-2 m in het zuidelijk deel van het plan tot 4-5 m in het noordelijk deel. De rivierklei is ook tijdens het veldwerk van het milieukundig bodemonderzoek aangetroffen als sterk tot matig siltige klei. Vanaf 1,5 m-mv worden lokaal roestafzettingen waargenomen. Daarnaast is verspreid over het gebied een dunne laag zand aangetroffen, die in het verleden is aangebracht ten behoeve van grondverbetering en/of ophoging.
Grondwater
Het polderpeil heeft een zomerpeil van 6,60 m+NAP en een winterpeil van 6,30 m+NAP. Binnen het plan gebied heerst een grondwatertrap VI. Dit betekent dat de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) op 0,4-0,8 m-mv ligt. De Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) ligt lager dan 1,20 m-mv. Tijdens het veldwerk ten behoeve van het milieukundig bodemonderzoek (12 en 13 maart 2009) is het grondwater aangetroffen op 2,0 m-mv.
Oppervlaktewater
In de Olden Tempel liggen waterpartijen die in het kader van het waterplan een functie hebben toegewezen gekregen. De waterpartij met in het midden het mausoleum heeft als functie "Natuurwater" gekregen. De waterpartijen tussen Olden Tempel en Aalsterveld en tussen Olden Tempel en Viermorgen hebben de functie "Belevingswater". Op waterpartijen met de functie natuurwater mogen geen overstorten lozen. Dit is het geval bij het mausoleum. Daarom is in het waterplan opgenomen om de overstort te verplaatsen naar de waterpartij tussen Aalsterveld en Olden Tempel. Doordat de waterpartij tussen Aalsterveld en Olden Tempel en tussen Viermorgen en Olden Tempel zwaarder belast worden met overstortend afvalwater is het om kwalitatieve redenen wenselijk natuurvriendelijke oevers aan te leggen. Voor Olden Tempel worden deze plannen meegenomen.
Afvalwater
Doordat de overstort verplaatst wordt van de waterpartij rond het mausoleum naar de waterpartij tussen Olden Tempel en Aalsterveld zal het riool aangepast moeten worden. Deze leiding is geprojecteerd in het Gewelf. Aan het Gewelf moet de ligging van het riool aangepast worden als gevolg van een nieuwe stedenbouwkundige inpassing. Deze werkzaamheden worden op elkaar afgestemd.
3.5.3 Toekomstige situatie
In het plan wordt de ontwikkeling van één extra woning mogelijk gemaakt. Dit resulteert niet in een toename van het verhard oppervlak. Bij de nieuwbouwlocaties wordt het afvalwater en hemelwater gescheiden. Het afvalwater wordt aangesloten op het bestaande rioolstelsel van Beuningen. Voor het hemelwater is de gebruikelijke voorkeursvolgorde gevolgd. Hergebruik van hemelwater is gezien de gezondheidsrisico's en kleinschaligheid van de plannen niet haalbaar. Infiltratie van hemelwater in de bodem is in Olden Tempel niet haalbaar in verband met de aanwezigheid van rivierklei met een zeer slechte doorlatendheid en de aanwezigheid van kwel. Voor Olden Tempel is gekozen om het hemelwater op oppervlaktewater te bergen.
Waterkwantiteit
Berging
In het plangebied is een slecht doorlatende kleilaag aanwezig. Tevens is voor het plangebied kwel aanwezig. Dit maakt het plangebied ongeschikt voor infiltratievoorzieningen. Gebruik wordt gemaakt van het aanwezige oppervlaktewater.
Afvalwater
In het plan wordt een verbeterd gescheiden rioolstelsel aangelegd in de vorm van een infiltratieriool. De lozingspunten worden voorzien van lamellenfilters.
Waterkwaliteit
Afkoppelen
Het water van de nieuw te bouwen woningen wordt gescheiden afgevoerd.
3.5.4 Conclusie
Met betrekking tot het aspect water worden geen belemmeringen gezien met het oog op de gewenste ontwikkelingen.
3.6 Verkeer
30 km/uur gebied
De wijk Olden Tempel is als een 30km/u-gebied vormgegeven. Een akoestisch onderzoek is dus niet nodig.
3.7 Parkeren
Parkeernorm
Voor het vaststellen van de parkeerbehoefte is uitgegaan van een parkeernorm van 1,8 voor de nieuw te bouwen woningen.
De nieuwe appartementen krijgen een stallingsruimte met 14 parkeerplaatsen. Dit is het maximale aantal wat onder het appartementencomplex kan worden gerealiseerd. De overige parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd in de openbare ruimte. De gemeente heeft in het inrichtingsplan met de extra woning rekening gehouden.
Hoofdstuk 4 Het Plan
4.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt een planologische afweging gemaakt, op basis van het beschreven beleidskader en het uitgevoerde onderzoek. Ook wordt de planopzet beschreven en wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.
4.2 Planomschrijving
In dit bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van 15 woningen in dit appartementencomplex mogelijk gemaakt. In het vigerende bestemmingsplan zijn 14 woningen mogelijk.
4.3 Planopzet
Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Het bestemmingsplan kent de bestemming W-WG "Wonen - Woongebouw".
Hoofdstuk 5 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient een onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan.
In de Wro is bepaald dat de gemeente een publiekrechtelijk instrument heeft om tot kostenverhaal over te gaan. In veel situaties is de gemeente verplicht om tot kostenverhaal over te gaan via het exploitatieplan. Indien de gemeente voor deze bouwplanontwikkeling geen exploitatieplan wil opstellen, zal in de fase voorafgaand aan de opstelling van het bestemmingsplan (de anterieure fase) een overeenkomst moeten worden gesloten met de initiatiefnemer.
Er is een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen de gemeente en de woningbouwstichting. Deze is inmiddels getekend.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Aangezien het om een relatief eenvoudig ruimtelijk plan gaat, is er afgezien van het houden van een inspraakprocedure. Het bestemmingsplan is direct als ontwerp ter visie gelegd. Het ontwerpbestemmingsplan "Olden Tempel 1e herziening" heeft vanaf 20 januari 2011 tot en met 2 maart 2011 voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn er geen zienswijzen ingediend.
5.3 Raadsbesluit
In de openbare raadsvergadering van 10 mei 2011 heeft de raad van de gemeente Beuningen het bestemmingsplan "Olden Tempel 1e herziening" vastgesteld.
mei 2011