Tuincentrum Bull
Bestemmingsplan - Gemeente Beuningen
Onherroepelijk op 10-06-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Tuincentrum Bull' van de gemeente Beuningen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0209.BPTuincentBull-onhe met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 verbeelding:
de plankaart van het bestemmingsplan 'Tuincentrum Bull' bestaande uit de kaart 09BROBO159;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van landbouwdieren (ten behoeve van de voedselvoorziening);
1.7 agrarische nevenactiviteit:
een op een niet-agrarisch bedrijf uitgeoefende vorm van agrarische bedrijvigheid, welke naar ruimtebeslag, inkomensvergaring en arbeidsintensiteit ondergeschikt is aan de niet-agrarische activiteit;
1.8 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde en niet zijnde een vergunningsvrij bouwwerk in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingsgrens:
een als zodanig op de plankaart/verbeelding aangegeven grens;
1.11 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van bedrijfsgebouwen met inbegrip van de daartoe behorende magazijnruimten en overige dienstruimten;
1.12 bestaand:
- bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp, met dien verstande dat voorzover vooruitlopend op de vaststelling / goedkeuring van het bestemmingsplan medewerking is verleend aan een bouwplan, de op dat moment aanwezige bebouwing als bestaand wordt aangemerkt;
- bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwlaag:
een begane grond of hoger gelegen verdieping, waarbij ruimten in de kap niet worden meegerekend;
1.18 bouwvlak:
een aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.22 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
Hieronder vallen in ieder geval bijgebouwen;
1.23 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen niet als hoofdgebouw kan worden aangemerkt.
Dit is een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in bijlage II, artikel 1.1 van het Besluit omgevingsrecht;
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.25 dienst- of bedrijfswoning:
een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen;
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 hoofdgebouw:
een gebouw (inclusief aanbouwen) dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.28 koffiecorner:
een horecagelegenheid ten behoeve van en ondergeschikt aan de hoofdfunctie, waar niet-alcoholische dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en verstrekt;
1.29 kas:
een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend en transparant materiaal;
1.30 peil:
- voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.31 tuincentrum:
een bedrijf gericht op:
- 1. detailhandel met een al dan niet geheel overdekt winkelvloeroppervlakte waar bedrijfsmatig tuingerelateerde producten, materialen en artikelen ten verkoop worden aangeboden zoals in ieder geval; boomkwekerijproducten, (kamer)planten, (snij)bloemen, bollen, knollen, zaden, tuin- en serremeubelen, levende dieren en de daarbij behorende dierbenodigdheden, materialen en artikelen voor de aanleg, verfraaiing en het onderhoud van tuinen en vijvers, waaronder bestratingmateriaal, tuingereedschappen, (geïmpregneerde) houtproducten en daarmee samenhangend materiaal alsmede voor de bodem en planten benodigde meststoffen. Daarnaast ook branchevreemde artikelen zoals seizoensgebonden decoratieartikelen, bloempotten, vazen, plantenbakken, tuinverlichting, barbecues, terras(open)haarden, zwembaden, tuinspeelgoed, werkkleding en -schoeisel om in de tuin te werken en overige artikelen ter verfraaiing van de kamer, serre en tuin.
- 2. verrichten van hoveniersactiviteiten;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen in de vorm van tuinen, erven, modeltuinen, terreinverhardingen, parkeervoorzieningen, kantoorruimten alsmede een voorziening in de vorm van een beperkte, ondergeschikte, koffiecorner met een maximaal oppervlak van 200 m2;
1.32 voorgevel(s):
de naar de openbare wegzijde gelegen gevel(s);
1.33 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.34 Woningwet:
Wet van 29 augustus 1991 (Stb. 439) houdende regels inzake het bouwen en de volkshuisvesting, zoals deze luidt ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel - Tuincentrum
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Detailhandel – Tuincentrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een tuincentrum met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder een niet-zelfstandige horecavoorziening (koffiecorner) ten behoeve van de bestemming;
- b. maximaal 1 bedrijfswoning;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - openheid' waarborging en behoud van landschappelijke waarde en openheid;
- d. één opslag van consumentenvuurwerk tot maximaal 10.000 kg, onder andere ter plaatse van de aanduiding 'vuurwerkopslag';
- e. ter plaatse van de aanduiding 'afschermend groen' is op deze gronden tot minimaal 1,5 m uit de grens van het bestemmingsvlak uitsluitend afschermend groen toegestaan.
3.2 Bouwregels
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken ten behoeve van de doeleinden zoals bedoeld in 3.1, met inbegrip van maximaal één bedrijfswoning. Het oprichten van een nieuwe bedrijfswoning, behouden vervanging van de bestaande woning, ten behoeve van het tuincentrum is niet toegestaan. De bedrijfsbebouwing dient te voldoen aan de volgende eisen:
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het bepaalde in 3.2.1 sub b teneinde de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij niet-agrarische bedrijfsgebouwen te verkleinen tot minimaal 3 m;
- b. van het bepaalde in 3.2.1 sub c teneinde de afstand tussen gebouwen te vergroten tot maximaal 30 meter, mits dit noodzakelijk is in verband met de bedrijfsvoering of beperkingen op grond van milieuwetgeving dan wel vanwege gegevenheden in het terrein;
- c. van het bepaalde in 3.2.1 sub f teneinde nieuw op te richten bedrijfsgebouwen voor de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan te situeren, mits:
- 1. dit noodzakelijk is in verband met de niet-agrarische bedrijfsvoering of beperkingen op grond van milieuwetgeving;
- 2. het ruimtelijk beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- d. van het bepaalde in 3.2.3 sub b bij het uitbreiden van een bestaande aanbouw dan wel het oprichten van een nieuwe aanbouw ten aanzien van de minimum dakhelling van 30°, mits de bebouwde oppervlakte van de uitbreiding niet meer bedraagt dan 10 % van de bebouwde oppervlakte aan gebouwen op het bouwperceel;
- e. teneinde af te wijken van de voorgeschreven goothoogten, bebouwingshoogten en dakhellingen met maximaal 10 %, met dien verstande dat van de minimaal voorgeschreven dakhelling uitsluitend mag worden afgeweken voorzover het betreft ondergeschikte bouwdelen van een gebouw.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond, welke eenmaal in aanmerking is of moest worden genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van een andere aanvraag buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
- a. Het is verboden de in dit bestemmingsplan bedoelde gronden en opstallen te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming;
- b. als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval beschouwd:
het gebruik van gronden en opstallen voor:
- bewoning, uitgezonderd het bepaalde in artikel 3.1, onder b;
- een seksinrichting;
- een coffeeshop;
- opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
- de opslag van consumentenvuurwerk, anders dan in artikel 3.1 sub d;
- c. het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het in lid a vervatte verbod, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van regels in het plan voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwen ten openbare nutte zoals gasregelstations en transformatorhuisjes met een bebouwde oppervlakte van ten hoogste 30 m² en een bebouwingshoogte van ten hoogste 3,50 m.
Voor het verlenen van de omgevingsvergunning dient de procedure zoals omschreven in artikel 7.1 te worden gevolgd.
Artikel 7 Algemene Procedureregels
7.1 Afwijken van het bestemmingsplan
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
8.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Bestemmingsplan 'Tuincentrum Bull'
Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Beuningen d.d. 12 april 2011
tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Tuincentrum Bull'.
Voorzitter, de griffier.