Ingen, Het Woud
Bestemmingsplan - gemeente Buren
Vastgesteld op 28-06-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplanIngen, Het Woud van de gemeente Buren
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0214.INGBP20110001-vg01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aaneengebouwde woning:
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
1.6 agrarisch hulpgebouw:
een bij een agrarisch bedrijf behorend agrarisch bedrijfsgebouw dat is gesitueerd buiten een agrarisch perceel en dat bijvoorbeeld dient voor het melken van vee, voor de opslag van goederen en materieel en/of ter beschutting tegen weersinvloeden;
1.7 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van het in dat gebied voorkomende bodemarchief;
1.8 bebouwd oppervlak:
het totaal van de oppervlakken van bouwwerken voor zover deze een grotere bouwhoogte hebben dan 1,2 m;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het gedeelte van het perceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.11 bed & breakfast:
een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt en bedoeld is voor kortstondig, wisselend recreatief verblijf;
1.12 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
1.13 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.14 bestaand:
- a. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of krachtens die wet gegeven voorschriften, tenzij in deze regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, voor zover betrekking hebbend op het desbetreffende gebruik, bestond, tenzij in deze regels anders is bepaald;
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijgebouw:
een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, waarbij het bijgebouw vrijstaand dan wel aangebouwd aan het hoofdgebouw kan zijn uitgevoerd;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 containerteelt:
het kweken van planten/bomen in potten op een gesloten bed-ondergrond of een open bed-ondergrond met drainage;
1.24 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.25 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.26 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.27 extensief dagrecreatief medegebruik:
een aan de bestemming ondergeschikt gebruik voor niet gemotoriseerde dagrecreatie gericht op het rustig beleven en gebruikmaken van aanwezige specifieke omgevingskwaliteiten in de vorm van wandelen, fietsen, varen, vissen e.d.
1.28 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 gestapelde woning:
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;
1.30 grondgebonden agrarische productie:
de agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop de productie plaatsvindt en waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in de openlucht;
1.31 hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;
1.32 kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan, of enig ander onderkomen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, en krachtens deze wet vastgestelde voorschriften een omgevingsvergunning is vereist en met geen grotere afmeting dan 25 m2;
1.33 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;
1.34 kunststoftunnel:
een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdichting van kunststoffolie, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden;
1.35 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde bepaald wordt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.36 maatschappelijke voorzieningen/dienstverlening:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen/dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
1.37 mantelzorg:
het bieden van zorg aan huis aan iemand die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, buiten bedrijfsmatig of organisatorisch verband;
1.38 molen:
bouwwerk bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht;
1.39 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de hydrologie en door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk, als in onderlinge samenhang;
1.40 niet-permanente teeltondersteunende voorziening:
een kunststoftunnel of overkapping waarbij de afdichting of afdekking per jaar niet langer dan 5 maanden aaneengesloten is aangebracht;
1.41 omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze wet luidde ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
1.42 overkapping:
een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdekking van kunststoffolie, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden;
1.43 perceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.44 perceelsgrens:
een grens van een perceel;
1.45 productiebos:
een bos dat is aangeplant met als oogpunt de teelt van hout en dat binnen 40 jaar na aanplant wordt geveld of gerooid;
1.46 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.47 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.48 twee-aaneengebouwde woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;
1.49 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;
1.50 voorgevel:
de kennelijke voorgevel van een gebouw;
1.51 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, niet zijnde een woonwagen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 het bebouwd oppervlak van een perceel:
de oppervlakte van alle op een perceel gelegen bouwwerken tezamen;
2.7 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct grenst aan de weg: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, oorspronkelijke maaiveld.
2.8 ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Oeverwalgebied
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grondgebonden agrarische productie;
- b. het weiden van dieren;
- c. bijbehorende voorzieningen, huiserven, gaarden en opslag;
- d. instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan een agrarisch oeverwalgebied;
- e. watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
- f. extensief dagrecreatief medegebruik.;
- g. de bescherming van het woon- en leefklimaat van nabijgelegen woningen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - spuitzone".
Tot de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de in dit artikel bedoelde gronden worden gerekend:
- reliëf: geulen, ruggen en huisterpen;
- waterhuishouding: een relatief laag grond- en oppervlaktewaterpeil;
- watersysteem: wielen, plassen en open water;
- grondgebruik: een divers agrarisch gebruik, onder meer als grasland, akkerland, boomgaard en boomkwekerij, waarbij de diverse gebruiksvormen door elkaar heen voorkomen;
- verkaveling: een kleinschalige verkaveling, waarbij zowel regelmatige als onregelmatige en zowel strookvormige als blokvormige percelen voorkomen en die voor een deel het reliëf volgt;
- opgaande beplanting: relatief veel erf-, kavelgrens- en wegbeplantingen, boomgaarden en bosjes, met als meest kenmerkende boomsoorten eiken, essen, iepen, lindes, fruit-, noten- en kastanjebomen;
- bebouwing: relatief veel bebouwing, waarbij deze zowel kan voorkomen in de vorm van geconcentreerd liggende buurtschappen en lintbebouwing als in de vorm van verspreid liggende bebouwing;
- flora: droge, halfnatuurlijke, kruidenrijke graslanden, keeronkruiden en opgaande beplanting met bijbehorende onderbegroeiing;
- fauna: diersoorten die zijn gebonden aan opgaande beplanting (zoals vleermuizen, zang- en roofvogels en kleine zoogdieren, waaronder marterachtigen).
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 en de bouw van een agrarisch hulpgebouw toestaan, indien en voorzover:
- a. het hulpgebouw niet of niet doelmatig op een agrarisch perceel kan worden opgericht;
- b. de oppervlakte van het perceel waarop het gebouw wordt opgericht meer bedraagt dan 1 ha;
- c. de oppervlakte van het gebouw niet meer bedraagt dan 0,25% van het perceel waarop het gebouw wordt opgericht en niet meer bedraagt dan 100 m2;
- d. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 7 m;
- e. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied" wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik als volkstuin;
- b. een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie in de vorm van teelt op tray-velden of op stellingen, teelt op folie of worteldoek en/of containerteelt op lavas of beton;
- c. een gebruik voor de verwerking van agrarische producten, voorzover dit gebruik meer bedraagt dan 250 m2 en een gebruik voor productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten, voorzover dit gebruik meer bedraagt dan 50 m2;
- d. de opslag van mest;
- e. de opslag van goederen en materieel in de openlucht uitsluitend ten behoeve van bedrijfsmatige grondgebonden agrarisch gerelateerde activiteiten, voorzover de oppervlakte van de opslag meer bedraagt dan 200 m2 per perceel en/of de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 2 m;
- f. de opslag van goederen en materieel in de openlucht, voorzover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 m;
- g. de plaatsing van kampeermiddelen waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 25 m2.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijvigheid tot en met categorie 3.1, zoals die op de tot het plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten is vermeld, met bijbehorende erven, terreinen, beplanting en bewoning en daarbij behorende doeleinden.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming "Bedrijf" wordt in ieder geval begrepen:
- a. een gebruik van de gronden, gelegen vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens en het verlengde daarvan, voor opslag van materialen en goederen in de open lucht;
- b. een gebruik van de overige gronden voor opslag van materialen en goederen in de open lucht, voor zover de hoogte daarvan meer bedraagt dan 4 m en de afstand tot de perceelsgrens minder bedraagt dan 3 m;
- c. een risicovolle bedrijfsactiviteit zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
- d. de opslag van consumentenvuurwerk;
- e. de stalling van een tankwagen met ADR-geclassificeerde gevaarlijke stoffen, waaronder worden verstaan stoffen die zijn ingedeeld op basis van hun gevaareigenschappen in het "Accord européen relatief au transport international de marchandises Dangereuses par Route" (ADR), zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen en bermen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. speelvoorzieningen;
- d. voorzieningen voor de waterhuishouding, waterberging, waterzuivering en hemelwaterinfiltratie;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. in- en uitritten;
- g. buis- en kabelverbindingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomstige doeleinden.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de bestemmingsomschrijving van dit artikel voor het gebruik van de gronden als tuin, mits er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
- a. structureel groen;
- b. een goede woon- en leefsituatie;
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 6 Maatschappelijk
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sociale-, educatieve-, culturele, gezondheids- en overheidsinstellingen, waaronder verenigingsgebouw en kinderdagverblijf;
- b. voorzieningen voor de waterhuishouding, waterberging, waterzuivering en hemelwaterinfiltratie;
- c. parkeer- en groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Tuin - Gaarde
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Tuin - Gaarde" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin, moestuin, boomgaard, akker, weide en daarmee gelijk te stellen doeleinden;
- b. voorzieningen voor de waterhuishouding, waterberging, waterzuivering en hemelwaterinfiltratie.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming "Tuin - Gaarde" wordt in ieder geval gerekend:
- a. de opslag van mest;
- b. de opslag van goederen, materiaal en materieel in de openlucht;
- c. het gebruik als paardenbak, tennisbaan en zwembad.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, voet- en fietspaden, met bermen;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. afwateringsdoeleinden;
- e. buis- en kabelverbindingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomstige doeleinden;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. het tijdelijk plaatsen van kramen en wagens ten behoeve van het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel ten behoeve van het aanbieden van diensten, mits geen onevenredige aantasting optreedt van het woon- en leefmilieu ter plaatse.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de bestemmingsomschrijving van dit artikel voor het gebruik van de gronden als tuin, mits er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
- a. structureel groen;
- b. een goede woon- en leefsituatie;
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterpartijen, watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
- b. instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan waterpartijen, watergangen en bijbehorende oeverzones;
- c. beheersing van de (grond)waterstand;
- d. extensief dagrecreatief medegebruik.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Wonen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bewoning en daarbij behorende doeleinden;
- b. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en/of een aan huis gebonden bedrijf.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming "Wonen" wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- b. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel.
Artikel 11 Waarde - Archeologisch Onderzoeksgebied 1
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied 1” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
Op gronden met de bestemming "Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied 1” mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan voor de andere voor deze gronden aangegeven bestemmingen, indien:
- a. het bouwwerken betreft waarbij de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 30 cm; of
- b. het bouwwerken betreft waarbij de grondwerkzaamheden dieper reiken dan 30 cm, en met geen grotere oppervlakte dan 1000 m2 voor zover de bouw van bouwwerken plaats vindt op grotere afstand dan 50 m van gronden die bestemd zijn als "Waarde - Archeologisch waardevol gebied"; of
- c. het bouwwerken betreft waarbij de grondwerkzaamheden dieper reiken dan 30 cm, en met geen grotere oppervlakte dan 30 m2 voor zover de bouw van bouwwerken plaats vindt op een kleinere afstand dan 50 m van gronden die bestemd zijn als "Waarde - Archeologisch waardevol gebied"; of
- d. het bouwwerk dient ter vervanging van een bestaand bouwwerk, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid; of
- e. het bouwwerk niet meer dan 3 m uit de fundering van een bestaand gebouw is gesitueerd; of
- f. het betreft bouwwerken die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven, andere bestemmingen, en uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de archeologische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze archeologische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld door het uitvoeren van een archeologisch onderzoek.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Waarde - Archeologisch Waardevol Gebied
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologisch waardevol gebied" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
12.2 Bouwregels
Op gronden met de bestemming "Waarde - Archeologisch waardevol gebied" mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze zijn toegestaan voor de andere voor deze gronden aangegeven bestemmingen en voor zover bij de bouw hiervan geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd die dieper reiken dan 0,30 m beneden het bestaande maaiveld.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven, andere bestemmingen, en uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de archeologische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze archeologische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld door het uitvoeren van een archeologisch onderzoek.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Waarde - Cultuurhistorie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische, architectonische, stedenbouwkundige en groene kwaliteiten zoals weergegeven op de als bijlage bij de regels opgenomen "cultuurhistorische waardenkaart".
13.2 Bouwregels
Op gronden met de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie" mogen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven, andere bestemmingen, en gehoord de gemeentelijke monumentencommissie is gebleken dat hierdoor het cultuurhistorisch waardevolle karakter van het gebied niet blijvend onevenredig wordt aangetast.
Indien bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken, dienen tevens de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
- a. de hoofdnokrichting van hoofdgebouwen dient overeenkomstig de bestaande hoofdnokrichting te zijn;
- b. de hoofdgebouwen dienen voorzien te worden van een kap waarvan de dakhelling overeenkomstig de bestaande dakhelling dient te zijn;
- c. voor het bouwen van hoofdgebouwen mag de bouwhoogte, respectievelijk de goothoogte niet meer dan 0,50 m afwijken van de bestaande bouwhoogte respectievelijk goothoogte;
- d. het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte en de goothoogte volgens de bestemmingsbepalingen van de eveneens voor deze gronden aangegeven, andere bestemmingen, blijven daarbij buiten toepassing, met dien verstande dat van het bovenstaande kan worden afgeweken indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van het beschermd dorpsgezicht, de gemeentelijke monumentencommissie is gehoord en een positief advies heeft gegeven.
13.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 14 Waterstaat - Waterbergingsgebied
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waterstaat - Waterbergingsgebied" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de opvang van water en voorzieningen voor waterzuivering en infiltratie, waaronder wadi's en infiltratiegebieden.
14.2 Bouwregels
Op gronden met de bestemming "Waterstaat - Waterbergingsgebied" mogen, in afwijking van de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven, andere bestemmingen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 Algemene Bouwregels
16.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met de regels van dit plan wordt in ieder geval verstaan:
- a. gebruik als seksinrichting, zijnde een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
- b. gebruik als escortbedrijf, zijnde een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
- c. gebruik als smartshop, zijnde een ruimte waarin detailhandel plaatsvindt in psychotrope stoffen;
- d. gebruik als coffeeshop, zijnde een alcoholvrije horecagelegenheid waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt;
- e. gebruik als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik.
Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels
18.1 Vrijwaringszone - Molenbiotoop
Ter plaatse van de aanduiding "Vrijwaringszone - Molenbiotoop" gelden, aanvullend op de voor deze gronden aangegeven bestemmingen, nadere regels voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van de waarde als landschapsbepalend element.
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
19.1 Bed & breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de inrichting en het gebruik van woningen ten behoeve van bed & breakfast, waaronder wordt verstaan een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt en bedoeld voor kortstondig, wisselend recreatief verblijf, indien en voor zover:
- a. het betreft een woning, die tevens bewoond blijft;
- b. geen groter vloeroppervlak dan 60 m2 ten behoeve van bed & breakfast in beslag wordt genomen;
- c. niet meer dan 3 slaapkamers, ten behoeve van maximaal 6 personen, van de betreffende woning worden ingericht en gebruikt voor bed & breakfast;
- d. indien in voldoende mate aangetoond kan worden dat geen (volledig) gebruik kan worden gemaakt van de woning, (tevens) gebruik mag worden gemaakt van een bestaand bijgebouw;
- e. de bed & breakfast voorziening niet functioneert als een zelfstandige woning;
- f. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
- g. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen of voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
19.2 Erkers
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van erkers buiten een bouwvlak mits de overschrijding van bouwgrens niet meer bedraagt dan 1,50 m, in geval de erker aan de wegzijde van het bouwvlak wordt gebouwd, de afstand tot de bestemmingsgrens tenminste 2 m dient te bedragen en de erker ten hoogste 2/3 van de breedte van de gevel waaraan de erker wordt gebouwd, in beslag neemt.
19.3 Evenementen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van gronden voor het houden van meerdaagse evenementen, waaronder worden verstaan kermissen, jaarmarkten, tentfeesten en daarmee vergelijkbare evenementen.
19.4 Grenzen en aanduidingen
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van:
- a. het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende redenen zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2,50 m;
- b. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2,50 m;
- c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
19.5 Mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan, voor de verbouw van een woning, indien en voor zover:
- a. er, ingeval er geen ouder/kind relatie is, sprake is van een medische indicatie;
- b. de verbouw noodzakelijk is om te voorzien in de behoefte aan inwoning ten behoeve van mantelzorg;
- c. de inwoning plaats vindt in het hoofdgebouw en geen groter vloeroppervlak in beslag neemt dan 60 m2;
- d. er sprake is van een gemeenschappelijke entree;
- e. het verbouwde gedeelte voor inwoning technisch/functioneel altijd weer bij de oorspronkelijke woning kan worden betrokken;
- f. indien in voldoende mate aangetoond kan worden dat geen (volledig) gebruik kan worden gemaakt van de woning, mag naast of in plaats van inwoning door verbouw van de woning ook inwoning plaats vinden in een bestaand bijgebouw, binnen een afstand van 12 m van de woning waar het bijgebouw bij behoort en mits dit gebruik als persoonsgebonden wordt benoemd en de getroffen technische en functionele voorzieningen na afloop van dit persoonsgebonden gebruik worden verwijderd.
19.6 Monumenten
19.7 Nutsvoorzieningen e.d.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales, telefooncellen, geldautomaten en abri's, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m3 en de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, alsmede voor beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen met geen grotere hoogte dan 6 m en lichtmasten en vlaggenmasten met geen grotere hoogte dan 10 m.
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
20.1 Archeologische waarden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemming "Waarde -Archeologisch waardevol gebied", waarbij de bestemming geheel of gedeeltelijk vervalt, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betreffende gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
20.2 Nutsvoorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, wijzigen waarbij gronden worden bestemd voor de bouw van bouwwerken voor verdeel-, regel- en transformatorruimten met een grotere goothoogte dan 3 m en een grotere inhoud dan 50 m3, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 5 m en de inhoud niet meer mag bedragen dan 150 m3.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig, in afwijking van het bepaalde in lid 21.1 sub a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 21.1 sub a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde in lid 21.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 21.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 21.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde in lid 21.2 sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 22 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanIngen, Het Woud.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Cultuurhistorische Waardenkaart
Bijlage 2 Cultuurhistorische waardenkaart
Bijlage 1 Akoestiek Bedrijven
Bijlage 2 Akoestiek Verkeer
Bijlage 3 Archeologie Karterend
Bijlage 3 Archeologie karterend
Bijlage 4 Archeologie Verkennend
Bijlage 4 Archeologie verkennend