KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Oeverwalgebied
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijventerrein
Artikel 6 Centrum
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Tuin - Gaarde
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Verkeer - Historisch
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Waarde - Archeologie 2 Archeologisch Waardevol Gebied
Artikel 15 Waarde - Archeologie 3 Archeologisch Onderzoeksgebied 1
Artikel 16 Waarde - Archeologie 4 Archeologisch Onderzoeksgebied 2
Artikel 17 Waarde - Archeologie 5 Archeologisch Onderzoeksgebied 3
Artikel 18 Waarde - Beschermd Stads En Dorpsgezicht
Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 20 Waterstaat - Beheerszone
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering Met Waarden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregeling
Artikel 23 Algemene Bouwregels
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
Artikel 29 Slot
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Plangebied
1.3 Aanpak
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.3 Functionele Structuur
2.4 Afwijkingen Van Geldend Bestemmingsplan
2.5 Ambtshalve Wijzigingen
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees- En Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Beleid Waterschap
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Juridische Aspecten
4.1 Algemeen
4.2 Opbouw Regels
Hoofdstuk 5 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horecabedrijven
Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing - Ingen, Rijnstraat 1
Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing - Maurik, Molenstraat 24b
Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing - Ommeren, Dr. Guepinlaan 3
Bijlage 4 Ruimtelijke Onderbouwing - Zoelmond, Plein 7
Bijlage 5 Ruimtelijke Onderbouwing - Zoelmond, Schoolstraat 4 En Groeneweg 1a
Bijlage 6 Nota Zienswijzen En Ambtelijke Aanpassingen (Procesnota), Bestemmingsplan Kernen Buren, Tweede Herziening

Kernen Buren, tweede herziening

Bestemmingsplan - gemeente Buren

Vastgesteld op 30-06-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

het bestemmingsplan “Kernen Buren, tweede herziening” met identificatienummer NL.IMRO.0214.KOMBP20140002-vg01 van de gemeente Buren.

1.2 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis gebonden bedrijf:

het beroepsmatig verlenen van diensten en/of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie behouden blijft door de gebruiker van de woning.

1.6 aan huis gebonden beroep:

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, administratief, persoonlijk, medisch, therapeutisch, kunstzinnig dan wel ontwerptechnisch gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning met daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend door de gebruiker van de woning.

1.7 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.8 ADR:

op 30 september 1957 te Genève tot stand gekomen Europese overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (Trb. 1959, 71);

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.10 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf, gericht op het uitoefenen van een ambacht, zijnde het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen en het installeren van goederen.

1.11 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van het in dat gebied voorkomende bodemarchief.

1.12 bebouwd oppervlak:

het totaal van de oppervlakken van bouwwerken voor zover deze een grotere bouwhoogte hebben dan 1,2 m.

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak met een aanduiding aangegeven gebied, dat ten hoogste tot het bebouwd oppervlak mag behoren.

1.15 bed en breakfast:

een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en bedoeld voor kortstondig, wisselend recreatief verblijf.

1.16 bedrijfsgebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het bedrijfsproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie.

1.17 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor een of meer bedrijfsactiviteiten voor de uitoefening van een bedrijf.

1.18 bedrijfsverzamelgebouw:

een gebouw dat dient voor de huisvesting van meerdere bedrijven.

1.19 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.20 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.21 bestaand:

  1. a. bij bouwwerken: bouwwerken die:
    1. 1. op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan legaal bestonden of in uitvoering waren;
    2. 2. of gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
  2. b. bij gebruik:
    gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, voor zover betrekking hebbend op het desbetreffende gebruik legaal bestond en was toegestaan.

1.22 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 beperkt kwetsbaar object:

  1. a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. b. bedrijfswoningen die niet behoren tot de bevi-inrichting;
  3. c. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  4. d. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  5. e. winkels, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  6. f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  7. g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  8. h. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  9. i. objecten die met de onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  10. j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.25 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.26 bijbehorend bouwwerk:

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak. Een bijbehorend bouwwerk moet functioneel en bouwkundig ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw.

1.27 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.28 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder.

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.33 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.34 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

een bouwwerk, welke niet is aan te merken als gebouw.

1.35 buitengebied gebonden bedrijf:

bedrijven die - vanwege hun ruimtebeslag, de hinder van hun activiteiten voor omliggende bewoners en bedrijven of door de aard van hun activiteiten - aan het buitengebied gebonden zijn. Voorbeelden van aan het buitengebied gebonden bedrijven zijn een hoveniersbedrijf, paardenpension/ - stalling, kennel/dierenasiel en hondensportaccommodatie.

1.36 carport / overkapping

een bouwwerk geen gebouw zijnde, in het bijzonder bedoelt als stallingsgelegenheid voor motorvoertuigen, met ten minste een dak en ten hoogste twee wanden, waarvan 1 wand een bestaande wand van een overig gebouw is.

1.37 containerteelt:

het kweken van planten/bomen in potten op een gesloten bed-ondergrond of een open bed-ondergrond met drainage;

1.38 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk, een werk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk, dat werk of dat gebied.

1.39 dagrecreatie:

verblijf en activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.

1.40 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.41 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.42 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.43 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

1.44 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt.

1.45 extensief dagrecreatief medegebruik:

een aan de bestemming ondergeschikt gebruik voor niet gemotoriseerde dagrecreatie gericht op het rustig beleven en gebruikmaken van aanwezige specifieke omgevingskwaliteiten in de vorm van wandelen, fietsen, varen, vissen e.d.

1.46 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 gevaarlijke stoffen:

stoffen en voorwerpen, waarvan het vervoer volgens het ADR is verboden of slechts onder daarin opgenomen voorwaarden is toegestaan, dan wel stoffen, materialen en voorwerpen aangeduid in de International Maritime Dangerous Goods Code.

1.48 grondgebonden agrarische productie:

de agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop de productie plaatsvindt en waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in de openlucht.

1.49 grootschalig beschermd wonen:

wonen in een instelling met daarbij behorende maatschappelijke voorzieningen zoals een verzorgings- of verpleeghuis, instelling voor gehandicapten of psychiatrische tehuizen. Wonen, welzijn en zorg zijn sterk met elkaar verweven. Er kan sprake zijn van 24-uurs begeleiding, zorg en toezicht. De zorgverlening is meestal inpandig beschikbaar en wordt verleend aan ouderen, mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap of daarmee vergelijkbare categorieën mensen.

1.50 halfvrijstaande woning:

een twee-onder-één-kap-woning.

1.51 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.52 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, niet zijnde een discotheek/bardancing/nachtclub of pension/hotel, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verkocht, waaronder begrepen een restaurant, een cafetaria/snackbar/ijssalon en een theetuin.

1.53 huishouden:

onder een huishouden wordt verstaan een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.54 intensieve veehouderij:

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met uitzondering van grondgebonden melkveehouderijen.

1.55 kantoor:

een ruimte of bij elkaar horende ruimten die bestemd is/zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.

1.56 kantoor- en praktijkruimte:

een ruimte waarvan de aard en indeling zijn afgestemd op de uitoefening van administratieve, (para)medische, sociaalwetenschappelijke, juridische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en andere hiermede vergelijkbare beroepen, door de bewoner(s) van de desbetreffende woning.

1.57 kampeermiddel:

een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan, of enig ander onderkomen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, en krachtens deze wet vastgestelde voorschriften een omgevingsvergunning is vereist en met geen grotere afmeting dan 25 m².

1.58 karakteristiek gebouw:

een gebouw dat wegens zijn verschijningsvorm of zijn cultuurhistorische betekenis van zodanig belang is voor het karakter van het desbetreffende deel van het plangebied, dat dit belang de toepassing van bijzondere voorschriften ten aanzien van de bouwmogelijkheden rechtvaardigt.

1.59 kas:

een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steun constructie en een afdichting van glas, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.

1.60 kunststoftunnel:

een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdichting van kunststoffolie, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.

1.61 kleinschalig kamperen:

een vorm van kamperen waarbij maximaal 25 kampeermiddelen voor een korte periode en uitsluitend tussen 15 maart en 31 oktober zijn toegestaan.

1.62 kleinschalig wonen met zorg:

een voorziening waar zorg verleend wordt voor de dagelijkse levensbehoeften en/of zorg op maat wordt verleend aan ouderen, mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap of daarmee vergelijkbare categorieën mensen.

1.63 kwetsbaar object:

  1. a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in het begrip beperkt kwetsbaar object;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen, of
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, of
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.64 landschappelijke beplanting:

opgaande, uit houtgewas bestaande beplanting, in hoofdzaak bestaande uit streekeigen soorten, ter verfraaiing van het landschap en/of ter inpassing van hierin voorkomende bouwwerken en werken.

1.65 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde bepaald wordt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.66 maatschappelijke voorzieningen / dienstverlening:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen/dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.67 mantelzorg:

het bieden van zorg aan huis aan iemand die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, buiten bedrijfsmatig of organisatorisch verband.

1.68 molen:

bouwwerk bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht.

1.69 monument:

een bouwwerk of een werk dat van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn betekenis voor de wetenschap of zijn cultuurhistorische waarde en dat als zodanig is opgenomen in de lijst van beschermde monumenten van rijk of gemeente, waardoor op het desbetreffende bouwwerk of werk de Monumentenwet, respectievelijk de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing is.

1.70 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de hydrologie en door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk, als in onderlinge samenhang.

1.71 nevenactiviteit:

een ander gebruik naast het bestaande gebruik, maar daaraan ondergeschikt en waarbij het bestaande gebruik volwaardig blijft bestaan.

1.72 niet-permanente teeltondersteunende voorziening:

een kunststoftunnel of overkapping waarbij de afdichting of afdekking per jaar niet langer dan 5 maanden is aangebracht;

1.73 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze wet luidde ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

1.74 open erf:

het deel van een bouwperceel, waarvoor geen bouwvlak is aangegeven, alsmede gronden binnen een bouwvlak die onbebouwd blijven.

1.75 paardenbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

1.76 paardrijactiviteiten:

het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden.

1.77 perceelsgrens:

de scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut.

1.78 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.79 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.80 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomaat, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.81 terras:

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

1.82 theetuin:

een aan de hoofdfunctie ondergeschikt horecabedrijf dat slechts beperkt is tot het verstrekken van alcoholvrije dranken en het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren. Een theeschenkerij (inpandig) wordt gelijk geschaard aan een theetuin.

1.83 verzorgd wonen:

zelfstandige wooneenheden of woningen in een woonzorgcomplex, waarbij zorg 24 uur per dag op afroep beschikbaar kan zijn. Er is een zorgunit in de omgeving of binnen het woonzorgcomplex aanwezig. De zorg wordt verleend aan ouderen, mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap of daarmee vergelijkbare categorieën mensen.

1.84 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht en waarvan de continuïteit ook op lange termijn in voldoende mate verzekerd is.

1.85 voorgevel:

de lijn die gelijk loopt aan de naar de straat gerichte voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van meer dan 1 straat moeten alle gevels van het hoofdgebouw, gelegen aan de straatkant, gezien worden als voorgevel.

1.86 webwinkel:

het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd. Er is geen sprake is van een voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom.

1.87 webwinkel bedrijventerrein:

het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet. De goederen worden bezorgd of de goederen worden afgehaald en ter plaatse afgerekend. Er is geen sprake is van een voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom.

1.88 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.89 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, niet zijnde een woonwagen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.90 woning/woningeenheid:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.91 woongebouw:

een gebouw of samenhangend geheel van gebouwen met een centrale ingang waarin meerdere woningen/wooneenheden aanwezig zijn.

1.92 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de bouwperceelgrens

tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

Toelichting bij de goothoogte:

Als gootlijn wordt aangemerkt het snijpunt van het verticale gevelvlak met de bovenzijde van het aansluitende dakvlak.

De te toetsen goothoogte is die hoogte die representatief kan worden geacht voor de hoofdmassa. Onderstaande figuur toont voorbeelden wat onder de representatieve goothoogte wordt verstaan en wat onder ondergeschikte delen wordt verstaan. De ondergeschikte goothoogte mag niet meer dan 1/3e deel van de breedte van het dakvlak bedragen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.KOMBP20140002-vg01_0001.png"

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.8 peil:

  1. a. Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang of voorgevel zich bevindt binnen een maximale afstand van 5 meter tot de rand van de weg (inclusief stoep), geldt:
      • de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  2. b. Als aan een dijk wordt gebouwd en indien de voorgevel van een bouwwerk binnen een afstand van maximaal 5 meter uit de grens van de weg (dijk) ligt geldt:
      • de kruin van de dijk;
  3. c. Als in of op de grens van water wordt gebouwd geldt het Nieuw Amsterdams Peil voor het bouwwerk;
  4. d. In andere gevallen voor bouwwerk geldt:
      • de gemiddelde hoogte van het aanliggende, afgewerkte terrein, dat gelegen is binnen het desbetreffende bestemmingsvlak.

In algemene zin geldt dat:

  • Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend;
  • Plaatselijke ophogingen aan de voet van het bouwwerk, die niet bij het verdere verloop van het terrein passen, blijven buiten beschouwing voor de hoogte van het peil. Ophogingen die noodzakelijk zijn voor de bouw, vallen niet onder deze plaatselijke ophogingen;
  • Voor een bouwwerk op een erf- of perceelgrens is het maatgevende peil aan die kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.10 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Oeverwalgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grondgebonden agrarische productie;
  2. b. het weiden van dieren;
  3. c. bijbehorende voorzieningen, huiserven, gaarden en opslag;
  4. d. instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan een agrarisch oeverwalgebied;
  5. e. watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
  6. f. extensief dagrecreatief medegebruik.

voor zover de gronden op de verbeelding zijn aangeduid als "bouwvlak", zijn deze gronden tevens bestemd voor:

  1. g. niet-grondgebonden agrarische productie met bijbehorende voorzieningen en opslag, voor zover deze productie plaatsvindt als neventak van een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de grondgebonden agrarische productie;
  2. h. bijbehorende verwerking van agrarische producten, productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten;
  3. i. bijbehorende bewoning, inclusief aan huis gebonden beroep of bedrijf en/of webwinkel;
  4. j. recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik volgens het bepaalde in artikel 3 lid 1 voor het verlenen van huisvesting van seizoenarbeiders, met dien verstande dat:

  1. a. de huisvesting uitsluitend bedoeld is voor seizoenarbeiders die tijdelijk werkzaam zijn voor het betreffende agrarische bedrijf;
  2. b. het betreft wisselend gebruik, afhankelijk van de bedrijfsmatige noodzaak in de productiegebonden seizoenen;
  3. c. de aanwezige bedrijfsgebouwen voor dit doel mogen worden ingericht voor een overnachtingsaccommodatie, die niet geschikt is voor zelfstandige bewoning, en/of daarbij behorende voorzieningen;
  4. d. indien aangetoond wordt dat onvoldoende ruimte aanwezig is binnen de aanwezige bedrijfsgebouwen deze voor dit doel ook mogen worden uitgebreid, waarbij de regels voor bedrijfsgebouwen overeenkomstig deze regel van toepassing zijn;
  5. e. indien mogelijkheden voor de in artikel 3 lid 4 sub c genoemde overnachtingsaccommodatie redelijkerwijs ontbreken, in plaats daarvan en maximaal gedurende 4 aaneengesloten maanden, binnen het bouwvlak tijdelijke mobiele woonunits mogen worden geplaatst, met geen groter gezamenlijk oppervlak dan 100 m2, geen hogere hoogte dan 3 m en mits wordt voorzien in een doeltreffende landschappelijke inpassing;
  6. f. aangetoond wordt dat de omvang van de overnachtingsaccommodatie en/of het aantal te realiseren woonunits is afgestemd op de behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten;
  7. g. van de in artikel 3 lid 4 sub e genoemde periode kan worden afgeweken indien aangetoond wordt dat de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzaakt tot de huisvesting van seizoenarbeiders buiten de genoemde periode;
  8. h. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad;
  9. i. voor zover het betreft gronden gelegen buiten de bouwvlakken, uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad en, in geval het bouwwerken betreft, van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat wordt voorzien in de aanleg van een landschappelijke beplanting ter inpassing van de bouwwerken die door het verlenen van de omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn, naar in onderstaande tabel nader aangegeven, bestemd voor de desbetreffende doeleinden van handel en bedrijf, webwinkels, beroep aan huis met bijbehorende erven, terreinen, beplanting en bewoning en daarbij behorende doeleinden:

ter plaatse van de aanduiding: toegestane functie:
bedrijven tot en met categorie 2 bedrijven tot en met categorie 2, zoals die op de tot het plan behorende "Staat van bedrijfsactiviteiten" zijn vermeld, dan wel behoren tot bedrijven die, in vergelijking tot bedrijven die wel mogelijk zouden zijn, niet in meerdere mate een blijvende onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu.
detailhandel detailhandel
specifieke vorm van detailhandel - watersport detailhandel ten behoeve van de watersport
specifieke vorm van bedrijf - werkplaats pleziervaartuigen een werkplaats ten behoeve van pleziervaartuigen tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw bedrijfsverzamelgebouw
specifieke vorm van bedrijf - opslag en stallingsruimte opslag en stallingsruimte in de bestaande omvang
specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf in zand en grind een transportbedrijf in zand en grind tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de bestemmingsomschrijving van dit artikel voor de vestiging van een bedrijf dat niet onder de aangeduide functie valt, of voor de wijziging of aanpassing van een bedrijf dat daardoor niet meer onder de aangeduide functie valt, indien en voor zover het betreffende bedrijf voorkomt op de tot het plan behorende “Staat van bedrijfsactiviteiten” en behoort tot categorie 1 of 2, of voor zover het betreffende bedrijf in vergelijking tot bedrijven die wel mogelijk zouden zijn, niet in meerdere mate een blijvende onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn, naar in onderstaande tabel nader aangegeven, bestemd voor de desbetreffende doeleinden van handel en bedrijf met bijbehorende erven, terreinen, beplanting en bewoning en daarbij behorende doeleinden:

ter plaatse van de aanduiding: toegestane functie:
bedrijf tot en met categorie 3.1 bedrijf tot en met categorie 3.1, zoals die op de tot het plan behorende "Staat van bedrijfsactiviteiten" is vermeld, dan wel behoort tot een bedrijf dat, in vergelijking tot bedrijven die wel mogelijk zouden zijn, niet in meerdere mate een blijvende onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu.
bedrijf tot en met categorie 3.2 bedrijf tot en met categorie 3.2, zoals die op de tot het plan behorende "Staat van bedrijfsactiviteiten" is vermeld, dan wel behoort tot een bedrijf dat, in vergelijking tot bedrijven die wel mogelijk zouden zijn, niet in meerdere mate een blijvende onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu.
detailhandel detailhandel
horeca horeca
maatschappelijk maatschappelijk
specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf een aannemersbedrijf
specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw bedrijfsverzamelgebouw
specifieke vorm van bedrijf - nieuwe bedrijfswoningen per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning met een maximum aantal van 15 bedrijfswoningen totaal
specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg opslag van lpg
sportcentrum sportcentrum
bedrijfswoning één bedrijfswoning
nutsvoorziening nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg
verkooppunt motorbrandstoffen met lpg verkooppunt motorbrandstoffen met lpg
vulpunt lpg een vulpunt voor lpg
zend- /ontvanginstallantie een zend- en ontvanginst

en met dien verstande dat niet zijn toegestaan:

  1. a. bedrijven met een kavelgrootte van meer dan 5.000 m2, behoudens indien het betreft bestaande bedrijven;
  2. b. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Centrum" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel en bedrijven, zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, openbare- en bijzondere doeleinden, ateliers voor kunstenaars;
  2. b. doeleinden van handel en bedrijf die behoren tot maximaal categorie 2, zoals deze op de tot het plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten zijn vermeld;
  3. c. bijbehorende bewoning, inclusief inpandige bewoning en daarbij behorende doeleinden;
  4. d. niet-permanente en niet overdekte terrassen voor horecabedrijven ter plaatse van de aanduiding 'terras'.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen en bermen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. voorzieningen voor de waterhuishouding, waterberging, waterzuivering en hemelwaterinfiltratie;
  5. e. het tijdelijk plaatsen van kramen en wagens ten behoeve van het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel ten behoeve van het aanbieden van diensten;
  6. f. in- en uitritten;
  7. g. buis- en kabelverbindingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomstige doeleinden;
  8. h. nutsvoorzieningen;

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Horeca" aangewezen gronden zijn bestemd voor horecabedrijf tot en met categorie 1, zoals opgenomen in de tot het plan behorende "Staat van horecabedrijven" met daarbij behorende erven en terrassen en bijbehorende bewoning met de daarbij behorende doeleinden.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming "Horeca" wordt in ieder geval begrepen de opslag van consumentenvuurwerk.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening als bedoeld in artikel 1.66 met in acht name van in onderstaande tabel nader aangegeven functies;
  2. b. bijbehorende bewoning en daarbij behorende doeleinden;
  3. c. ondergeschikte horecavoorzieningen ten dienste van deze functie;
  4. d. alsmede voor:
ter plaatse van de aanduiding: toegestane functie:
begraafplaats begraafplaats
detailhandel detailhandel
dienstverlening dienstverlening
horeca horeca
kantoor kantoor
onderwijs onderwijs
specifieke vorm van maatschappelijk – bedrijven tot en met categorie 1 bedrijven tot en met categorie 1, zoals die op de tot het plan behorende "Staat van bedrijfsactiviteiten" zijn vermeld, dan wel behoren tot bedrijven die, in vergelijking tot bedrijven die wel mogelijk zouden zijn, niet in meerdere mate een blijvende onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu.
specifieke vorm van maatschappelijk - grootschalig beschermd wonen een woonzorgcomplex en/of verzorgingstehuis
specifieke vorm van maatschappelijk - praktijkruimte voor fysiotherapie een praktijk voor fysiotherapie
specifieke vorm van maatschappelijk - paramedische praktijk, zwembad en trainingsruimte een paramedische praktijk, zwembad en trainingsruimte
verenigingsleven verenigingsleven alsmede ondergeschikte horeca
terras terras
uitvaartcentrum een uitvaartcentrum
zorgwoning een complex voor verzorgd wonen
zwembadzwembad

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Tuin - Gaarde

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin - Gaarde" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin, moestuin, boomgaard, akker, weide en daarmee gelijk te stellen doeleinden;
  2. b. voorzieningen voor de waterhuishouding, waterberging, waterzuivering en hemelwaterinfiltratie.

10.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende terrein- en erfafscheidingen worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de hoogte van terrein- en erfafscheidingen mogen maximaal 2 meter hoog zijn achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en 1 meter hoog voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming "Tuin - Gaarde" wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. de opslag van mest;
  2. b. de opslag van goederen en materieel in de openlucht;
  3. c. het gebruik als paardenbak, tennisbaan en zwembad.

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, voet- en fietspaden, met bermen;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. afwateringsdoeleinden;
  5. e. buis- en kabelverbindingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomstige doeleinden;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. speelvoorzieningen;
  8. h. het tijdelijk plaatsen van kramen en wagens ten behoeve van het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel ten behoeve van het aanbieden van diensten, met dien verstande dat indien de direct aangelegen bestemming de bestemming Bedrijventerrein is dit gebruik niet is toegestaan;
  9. i. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox';
  10. j. een muziektent, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - muziektent";
  11. k. een evenemententerrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  12. l. een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  13. m. een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  14. n. niet-permanente en niet overdekte terrassen voor horecabedrijven ter plaatse van de aanduiding 'terras'.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 12 Verkeer - Historisch

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Historisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, beheer of herstel van een straat als een essentieel onderdeel van het bestaande en uit historisch oogpunt belangwekkende stadsbeeld, met wegprofielen bestaande uit een klinker- en/of kasseien verharding, stoepen, solitaire bomen en bijbehorend straatmeubilair zoals waterpompen
  2. b. (week en jaar)markten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'terras' zijn tevens niet-permanente en niet overdekte terrassen voor horecabedrijven toegestaan;
  4. d. een voorziening voor podiumkunst ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - podiumkunst';
  5. e. het tijdelijk plaatsen van kramen en wagens ten behoeve van het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel ten behoeve van het aanbieden van diensten

12.2 Bouwregels

Op gronden met de bestemming "Verkeer - Historisch” mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. zitbanken, kinderspeeltoestellen, beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals lichtmasten en verkeers- en verwijsborden;
  3. c. weg- en waterbouwkundige kunstwerken, zoals bruggen en duikers; bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

12.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsverguning afwijken van het gestelde in artikel 12 lid 1 voor de inrichting en het gebruik als terras voor een horecabedrijf voor zover:

  1. a. de gronden direct aansluiten bij een horecabedrijf binnen de bestemming "Centrum";
  2. b. het verkeersbelang niet onevenredig wordt geschaad;
  3. c. de belangen van het beschermde stads- en dorpsgezicht niet onevenredig worden aangetast;
  4. d. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu in de omliggende woningen.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bewoning en daarbij behorende doeleinden, inclusief aan huis gebonden beroep of bedrijf en/of webwinkel;
  2. b. ter plaatse van de dubbelbestemming ”Waarde-Cultuurhistorie", tevens voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden behorend bij de aan de omgeving eigen situering van de bebouwing en de aan de omgeving eigen perceelindeling, waarbij onder cultuurhistorische waarde wordt verstaan: de aan een bouwwerk, een werk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk, dat werk of dat gebied heeft gemaakt.

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 14 Waarde - Archeologie 2 Archeologisch Waardevol Gebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie 2 archeologisch waardevol gebied” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

14.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen op gronden met de bestemming “ Waarde - Archeologie 2 archeologisch waardevol gebied ” dient, overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Op voorwaarde dat:
    1. 1. het bouwwerk(en) betreft met een oppervlakte groter dan 30 m2.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een sloopvergunning;
  2. b. Aan de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,30 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 30 m²;
  3. c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 3 Archeologisch Onderzoeksgebied 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie 3 archeologisch onderzoeksgebied 1" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

15.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen op gronden met de bestemming "Waarde - Archeologie 3 archeologisch onderzoeksgebied 1" dient, overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Op voorwaarde dat:
    1. 1. het bouwwerk(en) betreft waarbij de oppervlakte groter is dan 100 m2 en de grondwerkzaamheden dieper reiken dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld;
    2. 2. het bouwwerk(en) betreft waarbij de oppervlakte kleiner is dan 100 m2 en de grondwerkzaamheden dieper reiken dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld voor zover de bouw van de bouwwerk(en) plaatsvindt op een kleinere afstand dan 50 m van gronden die bestemd zijn als "Waarde - Archeologie 2 archeologisch waardevol gebied".
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een sloopvergunning;
  2. b. Aan de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,30 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 100 m²;
  3. c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 4 Archeologisch Onderzoeksgebied 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie 4 archeologisch onderzoeksgebied 2” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

16.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen op gronden met de bestemming "Waarde - Archeologie 4 archeologisch onderzoeksgebied 2 "dient, overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Op voorwaarde dat:
    1. 1. het bouwwerk(en) betreft waarbij de oppervlakte groter is dan 1.000 m2 en de grondwerkzaamheden dieper reiken dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld;
    2. 2. het bouwwerk(en) betreft waarbij de oppervlakte kleiner is dan 1.000 m2 en de grondwerkzaamheden dieper reiken dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld voor zover de bouw van de bouwwerk(en) plaatsvindt op een kleinere afstand dan 50 m van gronden die bestemd zijn als "Waarde - Archeologie 2 archeologisch waardevol gebied".
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerder van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    1. 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een sloopvergunning;
  2. b. Aan de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,30 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 1.000 m²;
  3. c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 5 Archeologisch Onderzoeksgebied 3

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie 5 archeologisch onderzoeksgebied 3” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

17.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen op gronden met de bestemming "Waarde - Archeologie 5 archeologisch onderzoeksgebied 3" dient, overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Op voorwaarde dat:
  2. b. het bouwwerk(en) betreft waarbij de oppervlakte groter is dan 2.000 m2 en de grondwerkzaamheden dieper reiken dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld;
  3. c. het bouwwerk(en) betreft waarbij de oppervlakte kleiner is dan 2.000 m2 en de grondwerkzaamheden dieper reiken dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld voor zover de bouw van de bouwwerk(en) plaatsvindt op een kleinere afstand dan 50 m van gronden die bestemd zijn als "Waarde - Archeologie 2 archeologisch waardevol gebied ".
  4. d. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerder van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
  5. e. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  6. f. De verplichting tot het doen van opgravingen;
  7. g. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

17.3 Afwijken van de bouwregels

17.3.1 Omgevingsvergunning bouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17 lid 2 sub a indien:

  1. a. het bouwwerk dient ter vervanging van een bestaand bouwwerk, waarbij de oppervlakte noch de diepte wordt uitgebreid;
  2. b. het bouwwerk(en) betreft die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  3. c. de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
  4. d. het bouwwerk is gesitueerd binnen 3 m uit de fundering van een bestaand bouwwerk.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een sloopvergunning;
  2. b. Aan de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,30 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 1.000 m2;
  3. c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 18 Waarde - Beschermd Stads En Dorpsgezicht

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Beschermd stads en dorpsgezicht" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld van de binnen het beschermd stadsgezicht voorkomende, dan wel daaraan eigen cultuurhistorische waarden voor zover die bepaald worden door:

  1. a. de architectonische waarden van de afzonderlijke gebouwen;
  2. b. de historisch bepaalde rangschikking en samenhang van de gebouwen, waaronder mede begrepen bestaande open ruimtes tussen de gebouwen;
  3. c. de landschappelijke inpassing van de gebouwen.

18.2 Bouwregels

Er mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig c.q. aansluitend aan de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaande stedenbouwkundig beeld, voor zover betrekking hebbend op:

  1. a. voorgevels;
  2. b. goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
  3. c. de breedte en de indeling van de voorgevel van de gebouwen;
  4. d. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van de gebouwen;
  5. e. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan situering, afmetingen en kapvormen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de instandhouding en herstel van het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving van de bebouwing;
  3. c. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden;

Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op het behoud van de waarden van het beschermd dorpsgezicht.

18.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning af te geven winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit omtrent mogelijke aantasting van de waarden van het beschermd stadsgezicht.

Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden.

19.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 20 Waterstaat - Beheerszone

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Beheerszone" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. bescherming, beheer en verbetering van watergangen;
  2. b. voorzieningen voor de waterhuishouding.

20.2 Bouwregels

20.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 21 Waterstaat - Waterkering Met Waarden

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Waterkering met waarden" aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

  1. a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  2. b. het behoud, versterking en ontwikkeling van landschapswaarden, natuur- en cultuurhistorische waarden;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregeling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene Bouwregels

23.1 Monumentale en karakteristieke bebouwing

23.2 Situering gebouwen

Gebouwen dienen binnen een bouwvlak gebouwd te worden.

23.3 Situering woningen

Hoofdgebouwen dienen, voor zover het woningen betreffen, met een naar de weg gekeerd gevelvlak in de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak geplaatst te worden.

23.4 Omgevingsvergunning bouwen buiten bouwgrens

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 23 lid 3, ten behoeve van het niet bouwen in de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak, indien en voor zover de overschrijding van de betreffende bouwgrens niet meer bedraagt dan 1 m.

23.5 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande afstandsmaten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. op een bouwwerk zoals bedoeld in sub a, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 24 Algemene Gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de regels van dit plan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. gebruik als seksinrichting, zijnde een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
  2. b. gebruik als escortbedrijf, zijnde een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
  3. c. gebruik als smartshop, zijnde een ruimte waarin detailhandel plaatsvindt in psychotrope stoffen;
  4. d. gebruik als coffeeshop, zijnde een alcoholvrije horecagelegenheid waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt;
  5. e. gebruik als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  6. f. gebruik als woning, waarbij er meer woningen ontstaan dan het bestaande aantal woningen of zijn toegestaan middels deze planregels.

Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels

25.1 Veiligheidszone - 2

25.2 Vrijwaringszone - dijk - 1

  1. a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de waterkering;
  2. b. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' mag niet worden gebouwd;
  3. c. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 25 lid 1 sub b, met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    2. 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

25.3 Vrijwaringszone - dijk - 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de waterkering.

25.4 Vrijwaringszone - molenbiotoop

Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels

26.1 Maten en maatvoeringen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijking van de in de regels en op de verbeelding gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van deze gegeven maten met dien verstande dat er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan:

  1. a. het woon- en leefklimaat,
  2. b. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving,
  3. c. de waterhuishouding.

26.2 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de inrichting en het gebruik van woningen ten behoeve van Bed & breakfast, waaronder wordt verstaan een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt en bedoeld voor kortstondig, wisselend recreatief verblijf, indien en voor zover:

  1. a. het betreft een woning, die tevens bewoond blijft;
  2. b. niet meer dan 3 slaapkamers, ten behoeve van maximaal 6 personen, van de betreffende woning worden ingericht en gebruikt voor Bed & breakfast;
  3. c. de Bed & breakfast voorziening niet functioneert als een zelfstandige woning;
  4. d. indien is aangetoond dat Bed & breakfast niet gerealiseerd kan worden in de woning, kan gebruikt gemaakt worden van een bijbehorend bouwwerk;
  5. e. parkeren plaats vindt op eigen terrein;
  6. f. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen of voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

26.3 Erkers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van erkers buiten een bouwvlak, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:

  1. a. de breedte mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  2. b. de diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 meter vanaf de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  3. c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 0,25 meter tot een maximum van 4 meter;
  4. d. per perceel is maximaal 1 bijbehorend bouwwerk in de vorm van een erker toegestaan aan de voorgevel.

26.4 Evenementen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van gronden voor het houden van meerdaagse evenementen, waaronder worden verstaan kermissen, jaarmarkten, tentfeesten en daarmee vergelijkbare evenementen.

26.5 Grenzen en aanduidingen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van:

  1. a. het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende redenen zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2,5 m;
  2. b. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2,5 m;
  3. c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.

26.6 Nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales, telefooncellen, geldautomaten en abri's, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m³ en de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, alsmede voor beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen met geen grotere hoogte dan 6 m en lichtmasten en vlaggenmasten met geen grotere hoogte dan 10 m.

26.7 Kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector, mits voldaan wordt aan het volgende:

  1. a. voorzien wordt in een inpassing middels landschappelijke beplanting;
  2. b. op eigen terrein dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  3. c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu;
  4. d. er vindt geen milieubelemmering plaats voor omliggende functies en bedrijven;
  5. e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersveiligheid;
  6. f. er ontstaat geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving.

26.8 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van een deel van de (bedrijfs-)woning ten behoeve van een aan huis gebonden beroep of bedrijf met in acht name van het volgende:

  1. a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van alle bestaande gebouwen;
  2. b. het onbebouwde deel van het perceel van het bestemmingsvlak niet wordt gebruikt voor de beoogde activiteit, met uitzonderingen van parkeervoorzieningen die zijn afgestemd op de activiteit;
  3. c. degene die de activiteiten uitvoert, moet de bewoner van de woning zijn;
  4. d. geen detailhandel plaatsvindt, tenzij het als ondergeschikte activiteit van het bedrijf of beroep plaatsvindt;
  5. e. er geen (milieu)belemmering plaatsvindt voor omliggende functies en bedrijven;
  6. f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu;
  7. g. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid;
  8. h. er geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;
  9. i. parkeren plaatsvindt op eigen terrein, tenzij aangetoond wordt dat er voldoende parkeergelegenheid is in de directe omgeving;
  10. j. geen buitenopslag plaatsvindt.

26.9 Algemene gebruiksafwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van een gebouw ten behoeve van een andere functie met in acht name van het volgende:

  1. a. de functie verandering in oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.500 m2;
  2. b. het gebruik als seksinrichting, escortbureau, sekswinkel en prostitutiebedrijf niet is toegestaan;
  3. c. er geen (milieu)belemmering plaatsvindt voor omliggende functies en bedrijven;
  4. d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu;
  5. e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid;
  6. f. er geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;
  7. g. parkeren plaatsvindt op eigen terrein, tenzij aangetoond wordt dat er voldoende parkeergelegenheid is in de directe omgeving;
  8. h. geen buitenopslag plaatsvindt.

26.10 Kleinschalig wonen met zorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het verlenen van huisvesting van kleinschalig wonen met zorg. Het verzoek voor kleinschalig wonen met zorg moet voldoen aan de volgende criteria:

  1. a. de grootte van het kleinschalig wonen met zorg moet afgestemd zijn op de omgeving en de beoogde doelgroep;
  2. b. er is sprake van een langdurend verblijf;
  3. c. er mag geen sprake zijn van een te grote clustering van kleinschalige woonvormen;
  4. d. kleinschalige woonvormen zijn op bedrijventerreinen niet toegestaan;
  5. e. er mag geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaan;
  6. f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het woon- en leefmilieu.

26.11 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals zwembaden, speeltoestellen, geluidsschermen, antennes, lichtmasten, vlaggenmasten, reclame-uitingen, zonnepanelen, pergola's, (beeldende) kunstwerken, verkeersborden met in acht name van het volgende:

  1. a. bouwwerken, geen gebouw zijnde niet hoger mogen zijn dan 5 meter, met uitzondering van:
    1. 1. zonnepanelen tot maximaal 2 meter;
    2. 2. pergola's tot maximaal 2,5 meter;
    3. 3. antennes, lichtmasten en vlaggenmasten tot maximaal 10 meter;
  2. b. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50m2;
  3. c. een zwembad mag al dan niet overdekt zijn met een maximale hoogte van 2 meter en moet binnen het erf gelegen zijn;
  4. d. er geen (milieu)belemmering plaatsvindt voor omliggende functies en bedrijven;
  5. e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu.

26.12 Dakterrassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het bouwen van dakterassen met in acht name van het volgende:

  1. a. dakterassen niet gerealiseerd mogen worden op vrijstaande bijgebouwen;
  2. b. dakterassen bereikbaar zijn via een deur vanuit een ruimte op diezelfde verdieping;
  3. c. dakterassen zijn toegestaan op minimaal 1 meter achter de voorgevel;
  4. d. Er een afstand is van minimaal 2 meter tussen het dakterras en een perceelgrens.

26.13 Bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken met in acht name van het volgende:

  1. a. het bouwen van bijbehorende bouwwerken niet tot gevolg heeft dat, het aansluitend terrein dan wel de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt, de maximale oppervlakte in onderstaande tabel wordt overschreden:
    Totale perceelsgrootte Maximum oppervlak aan bijbehorende bouwwerken
    tot 500 m2 75 m2
    vanaf 500 m2 tot 1.500 m2 100 m2
    vanaf 1500 m2 150 m2
  2. b. de kraam een directe, ruimtelijke relatie heeft met de lokaal geproduceerde agrarische producten;
  3. c. de oppervlakte maximaal 25 m2 bedraagt;

26.14 Het wijzigen van de functie van onbebouwde gronden, niet ten behoeve van bouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het wijzigen van de functie van onbebouwde gronden, niet ten behoeve van bouwen, met in acht name van het volgende:

  1. a. het geen activiteiten betreft in de recreatieve en toeristische sector;
  2. b. de oppervlakte maximaal 500 m2 bedraagt;
  3. c. geen detailhandel plaatsvindt;
  4. d. geen buitenopslag plaatsvindt van goederen en materieel.

26.15 Plaatsen gebouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het plaatsen gebouwen buiten het bouwvlak, met in acht name van het volgende:

  1. a. het aantal woningen mag niet wijzigen;
  2. b. het moet aansluiten op een bestaand bouwvlak;
  3. c. de nieuwe plaats van het gebouw moet passend zijn binnen het bestaande verkavelingspatroon;
  4. d. er geen landschappelijke, ruimtelijke, stedenbouwkundige en milieuhygiënische belemmeringen zijn.

26.16 Terras bij horecafunctie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het in gebruik nemen van grond voor een terras met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde behorende bij een horecafunctie, met in acht name van het volgende:

  1. a. Het terras behoort bij een horecafunctie;
  2. b. Het terras in ruimtelijke zin aansluit op de horecafunctie;
  3. c. Er geen ruimtelijke, stedenbouwkundige en milieuhygiënische belemmeringen zijn;
  4. d. Eventueel bijbehorende windschermen een maximale hoogte mogen hebben van 2 meter.

Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels

27.1 Archeologische waarden

27.2 Wijziging van maten en maatvoeringen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen ten behoeve van het verruimen van maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% met dien verstande dat er geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan:

  1. a. het woon- en leefklimaat,
  2. b. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving,
  3. c. de waterhuishouding.

27.3 Nutsvoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen waarbij gronden worden bestemd voor de bouw van bouwwerken voor verdeel-, regel- en transformatorruimten, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  2. b. de inhoud niet meer dan 150 m³ mag bedragen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken

28.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 29 Slot

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kernen Buren, tweede herziening.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Het voorliggende bestemmingsplan 'Kernen Buren, tweede herziening' is het tweede 'veegplan' voor de kernen binnen de gemeente Buren. De gemeente Buren hanteert het principe van 'veegplannen'. Met deze systematiek wordt eens per jaar een bestemmingsplanprocedure gestart waarin kansrijke initiatieven vanuit de markt zijn opgenomen. Het college van burgemeester en wethouders bepaalt vooraf welke initiatieven worden meegenomen.

Op deze wijze is één ruimtelijke procedure noodzakelijk voor het planologisch mogelijk maken van een groot aantal individuele initiatieven. Daarnaast is het veegplan een middel om het plangebied jaarlijks te kunnen actualiseren indien wet- en regelgeving hier om vragen.

Voor elke ontwikkeling in het voorliggende bestemmingsplan is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze ruimtelijke onderbouwingen vormen de basis voor dit bestemmingsplan.

1.2 Plangebied

Het plangebied bestaat uit een zestal ontwikkelingslocaties verspreid over de kernen Ingen, Lienden, Maurik, Ommeren en Zoelmond. Daarnaast bevat dit bestemmingsplan diverse ambtshalve wijzigingen.

De volgende ontwikkelingslocaties maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan (achter de adressen staat het nummer aangegeven waarmee de locaties worden aangeduid op figuur 1):

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.KOMBP20140002-vg01_0002.png"

Figuur 1 Overzicht ontwikkellocaties

  1. 1. Rijnstraat 1a te Ingen (16);
  2. 2. Molenstraat 24b te Maurik (14);
  3. 3. Dr. Guepinlaan 3 te Ommeren (18);
  4. 4. Plein 7 te Zoelmond (8);
  5. 5. Groeneweg 1a te Zoelmond (6);
  6. 6. Schoolstraat 4 te Zoelmond (7).

De volgende ambtshalve wijzigingen maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan:

  1. 1. Meidoornstraat (westzijde) te Maurik (11);
  2. 2. Prinses Marijkelaan 32-32a te Maurik (25);
  3. 3. Adelsweg 12, 14 en 16 te Lienden (20);
  4. 4. Lingemeer te Lienden (24);
  5. 5. Oudsmidsestraat 50 te Lienden (23);
  6. 6. Papestraat te Lienden (22);
  7. 7. Marktplein 10 te Lienden (19);
  8. 8. Binnenstraat 1a en 3 te Erichem (10);
  9. 9. De Wetering 1 te Maurik (12);
  10. 10. Het Woud te Ingen (17);
  11. 11. Rijnstraat 10 te Ingen (21);
  12. 12. Graafschapsstraat 5a te Buren (9);
  13. 13. Doejenburg bedrijventerrein te Maurik (15);
  14. 14. Saffatinstraat 84 te Maurik (13);
  15. 15. Markt 9 te Beusichem, Markt 13 te Beusichem (2);
  16. 16. Markt 29a te Beusichem, Markt 31 te Beusichem (1);
  17. 17. Buitenhuizenpoort 25 te Buren (3);
  18. 18. Dorpsplein 3a te Maurik (4);
  19. 19. Ommerenveldseweg 9 te Ommeren (5);
  20. 20. Algemene bouwregels;
  21. 21. Algemene aanduidingsregels.

1.3 Aanpak

Voor alle kernen van de gemeente Buren is één bestemmingsplan opgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan is de tweede herziening van het plan 'Kernen Buren'. In het bestemmingsplan Kernen Buren, tweede herziening zijn alle kansrijke initiatieven van het afgelopen jaar bij elkaar 'geveegd'. Deze losse initiatieven zijn samengevoegd en samen met een aantal ambtshalve wijzigingen opgenomen in dit bestemmingsplan en weergegeven op de verbeelding. Voor elk initiatief is in opdracht van de initiatiefnemers een ruimtelijke onderbouwing opgesteld, inclusief relevante omgevingsonderzoeken. Deze ruimtelijke onderbouwingen vormen de basis voor dit bestemmingsplan en zijn als bijlage toegevoegd aan de toelichting.

Het 'Handboek digitale ruimtelijke plannen' van de gemeente Buren vormde de leidraad bij het opstellen van dit bestemmingsplan. Het handboek heeft tot doel om de verschillende bestemmingsplannen binnen de gemeente zoveel mogelijk uniform te maken.

1.4 Geldende Bestemmingsplannen

Voor het plangebied, zoals aangegeven en toegelicht in paragraaf 1.2, vigeren op dit moment de volgende bestemmingsplannen:

Naam bestemmingsplan Vastgesteld Onherroepelijk
Kernen Buren 25 juni 2013 Nog onbekend
Buitengebied Buren 29 september 2009 19 april 2012

Tegen de vaststelling van het bestemmingsplan Kernen Buren zijn diverse beroepen ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening. Door de uitspraak van de afdeling Raad van State d.d. 31 december 2013, op het verzoek om voorlopige voorziening, is een deel van het bestemmingsplan geschorst. Het bestemmingsplan is daardoor deels in werking getreden op 1 januari 2014. Op 18 februari 2015 deed de Raad van State uitspraak voor alle ingediende beroepen. Op basis van deze uitspraak is het bestemmingsplan geheel in werking getreden. Wel zijn twee beroepen gegrond verklaard. Voor 1 beroep betekent dit dat de bestemming is vernietigd, voor een ander beroep betekent dit dat met een zogenaamde bestuurlijke lus een nieuw besluit moet worden genomen. De uitspraak heeft geen betrekking op het plangebied van dit bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan Kernen Buren, tweede herziening bestaat uit een toelichting, verbeelding en regels. In hoofdstuk 2 komt de beschrijving van het plangebied aan de orde en worden de afwijkingen met het geldende planologisch regime weergegeven. In hoofdstuk 3 worden de beleidskaders besproken en behandeld om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan te tonen. Achtereenvolgens wordt ingegaan op rijksbeleid, provinciaal en regionaal beleid, waterbeleid en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de juridische aspecten van het plan. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe en wat de achtergrond van de regels is die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid aangetoond.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis

2.1.1 Algemeen

Onderstaand is een beschrijving gegeven van alle kernen die onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan. De beschrijving gaat in op de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuur en tenslotte op de functionele opbouw van de desbetreffende kern.

2.1.2 Beusichem

Op een natuurlijk gevormde verhoging in de Betuwe is, ter plaatse van de voormalige rivier de Soel, Beusichem ontstaan. Oorspronkelijk bestond Beusichem enkel uit een paar verspreide boerderijen langs een weg over de stroomrug. In de loop der tijden heeft de bebouwing langs de weg zich verdicht en zijn parallelwegen ontstaan. Door de lintbebouwing op de stroomrug is een gestrekt esdorp/rivierdorp ontstaan. Dit is nog duidelijk herkenbaar in de huidige stedenbouwkundige structuur. In de naoorlogse periode heeft er naast incidentele verdichting van de oost-westas een planmatige uitbreiding ten noorden van de Markt plaatsgevonden. Later heeft er uitbreiding ten zuiden van de Markt plaatsgevonden. Deze zuidelijke uitbreiding is mede door de aanleg van een verbindingsweg met de provinciale weg, ten zuiden van de kern, tot stand gekomen. De noordelijke uitbreiding vond voornamelijk plaats voor woningbouw. De zuidelijke uitbreiding vond in eerste instantie voornamelijk plaats voor bedrijfsbebouwing om bedrijven in de voormalige gemeente Beusichem te concentreren en de historische kern van Beusichem te ontlasten van bedrijven die niet thuishoren in het centrum van een dorp. Later zijn ten oosten van het bedrijventerrein verscheidene woongebieden gerealiseerd. In de afgelopen drie decennia is daardoor een geheel nieuwe woonwijk tot stand gekomen. Als gevolg van de uitbreidingen is de historische landelijke kern voor een groot deel omringd door stedelijk aandoend gebied.

2.1.3 Ingen

Ingen heeft zich ontwikkeld op een kruising van wegen. Het zwaartepunt ligt langs de Dorpsstraat. De kern heeft zich vooral aan de zuidzijde uitgebreid met woningen aan de Molenhof, Fruithof en Tabaksland. Ten noordoosten is een geringe uitbreiding aanwezig (Het Woud) met een diversiteit aan bebouwing en functies. Aan de west- en zuidzijde van de oude dorpskern zijn diverse kleinere uitbreidingsplannen gerealiseerd. Deze gebieden kennen een grotere concentratie aan bebouwing en staan in sterk contrast met het dorpse karakter van het dorpsplein en omgeving.

2.1.4 Lienden

Lienden is ontstaan op de oeverwal langs de Rijn. Het huidige Lienden is ontstaan uit twee dorpen: het oorspronkelijke Lienden en Meerten. Lienden was een rond esdorp en Meerten een uitgestrekt esdorp. Beide dorpen zijn in de loop van de tijd aan elkaar gegroeid, waardoor Lienden zijn karakteristieke spinnenwebstructuur gekregen heeft: een dorpscentrum en marktplein met uitwaaierende oude wegen. Langs deze wegen, die nog steeds de belangrijkste verkeersaders van het dorp zijn, is deels de historische en voor het dorp karakteristieke lintbebouwing ontstaan. Door de tijd heen zijn de onbebouwde gebieden tussen de bebouwingslinten bebouwd. De eerste uitbreidingen waren het gebied van de Middenweg, het Binnen I, het Eindtoe en de Molenboomgaard I en II. Het merendeel is woonbebouwing. Vrijstaande, dubbele en rijtjes woningen wisselen elkaar af. Een meer

recente uitbreiding is het woongebied Binnen II. De meeste recente uitbreidingen zijn de woongebieden het Binnen III en Nieuw Meerten.

2.1.5 Maurik

Maurik is ontstaan op een oost-west gelegen oeverwal als gestrekt esdorp. De hoofdstraat, op enige afstand evenwijdig aan de Rijnbandijk, maakte deel uit van de destijds belangrijke oost-west-verbinding tussen Culemborg en Wageningen. Bij de kruising van verbindingswegen is, op een kleine hoogte, de dorpskerk ontstaan, die via voetpaden (kerkpaden) te bereiken was. Enkele van deze paden vormen nu de Kerkweg en de Raadhuisstraat. Het oost-west gelegen nederzettingenpatroon is langgerekt en bochtig. Samen met de bebouwing langs de dwarsweggetjes naar de Rijnbandijk en de bebouwingsuitloop in zuidelijke richting langs de huidige Tielsestraat, ontstond een enigszins grillige bebouwingsstructuur. De grillige structuur ten noorden van de hoofdstraat, en de nabijheid van de Rijnbandijk, maakt dat de meeste nieuwbouwuitbreidingen in zuidelijke richting plaatsvinden. Een recente uitzondering daarop is het gebied Polderhuizen.

De eerste planmatige uitbreidingen van Maurik liggen achter de historische bebouwingslinten. De woongebieden hebben een hogere dichtheid dan van de historische bebouwingsstructuur.

2.1.6 Ommeren

Ommeren is als een gestrekt dorp ontstaan op de hoger gelegen stroomgordel. Ommeren is in de laatste jaren op kleine schaal uitgebreid. Aan weerszijden van de Canadalaan, een uitbreiding uit 1945, is woningbouw gerealiseerd, die zich overigens goed in de oorspronkelijke structuur voegt. Aan de westzijde daarvan is halverwege de jaren '90 gedeeltelijk de uitbreiding het Voorburg gerealiseerd.

2.1.7 Zoelmond

Het projectgebied bevindt zich in de kern Zoelmond. Zoelmond is ontstaan als agrarische nederzetting op een oeverwal. De eerste bebouwing bestond uit verspreid gelegen boerderijen langs een hoofdas. In de loop van de jaren is er plaatselijk verdichting van bebouwing opgetreden. Na de oorlog is een nieuwbouwwijkje ten zuidwesten van het Plein gerealiseerd (Ridderhof). Daarnaast is in 2003, op de plaats van een verplaatste garagebedrijf, nieuwbouw gerealiseerd tussen de Fazantenstraat en het Hoogeinde.

2.2 Ruimtelijke Structuur

2.2.1 Beusichem

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.KOMBP20140002-vg01_0003.png"

Figuur 2 Overzicht ruimtelijke structuur Beusichem (bron: Groenbeheerplan 2010)

De huidige ruimtelijke hoofdstructuur wordt nog steeds gekenmerkt door de twee parallelle wegen op de oeverwal. Langs deze wegen is sprake van een gevarieerde bebouwing met overwegend vrijstaande woningen met plaatselijk nog open, groene ruimten. Veel van de vroegere open ruimte tussen de bebouwing is opgevuld met woningen. De nog bestaande open, groene ruimten leveren een belangrijke bijdrage aan het huidige dorpse karakter. Langs de hoofdstructuren komt overwegend traditionele, van oorsprong agrarische, bebouwing voor. Dit wordt zo nu en dan afgewisseld met meer recente 'modernere' bebouwing.

De Markt, ontstaan als een plaatselijke verbreding aan de hoofdweg, vormt binnen de structuur een opvallend element. Dit wordt nog eens versterkt door de aanwezigheid van historische bebouwing rond de Markt en de kerk. De Markt en omgeving is een van de waardevolste dorpspleinen in de Betuwe en heeft om deze reden de status van beschermd dorpsgezicht gekregen.

Ter plaatse van de randen van de lintbebouwing heeft de oude kern nog waardevolle ruimtelijke relaties met het buitengebied. Aan de zuidoostzijde gaat het hier om een relatie met een waardevol gebied met oude bouwlanden.

2.2.2 Ingen

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.KOMBP20140002-vg01_0004.png"

Figuur 3 Overzicht ruimtelijke structuur Ingen (bron: Groenbeheerplan 2010)

De oude kern bestaat uit lintbebouwing langs de hoofdwegen en de bebouwing rond het karakteristieke dorpsplein. In deze gebieden komt een mix voor van wonen, bedrijven en detailhandel. Het centrum wordt gevormd door het dorpsplein, het Dr. A.R. Holplein. Het karakteristieke plein ligt aan de Ingense Wetering, een belangrijk landschappelijk element in de dorpskern van Ingen. Op het plein komen een drietal kerkpaden uit. De bebouwing vormt aan de ene zijde een gesloten wand, terwijl aan de andere zijde, door deels voormalige agrarische bebouwing, een open structuur aanwezig is. Langs de kerkpaden zijn moestuinen en boomgaarden aanwezig. De nieuwere woonwijken zijn vooral aan de zuidzijde gelegen waardoor de oudere lintbebouwing aan de noordzijde van Ingen zijn waardevolle relatie met het buitengebied heeft behouden. Ook komen er enkele bijzondere gebouwen als een molen, een kerk en enkele karakteristieke boerderijen voor.

In en rondom de historische kern is in de loop van de tijd de bebouwing verdicht. Omdat deze verdichting een langere periode besloeg, zijn uiteenlopende stedenbouwkundige en architectonische principes toegepast. Het resultaat daarvan is een gevarieerd bebouwingsbeeld.

2.2.3 Lienden

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.KOMBP20140002-vg01_0005.png"

Figuur 4 Overzicht ruimtelijke structuur Lienden (bron: Groenbeheerplan 2010)

Het dorpscentrum heeft zich tussen het Marktplein en de Oudsmidsestraat ontwikkeld. Het Markplein (de Brink) met de kerk en 'Het Witte huis' aan de noordzijde en het voormalige gemeentehuis met 'Het wapen van Lienden' aan de zuidzijde vormen de waardevolle sluitstukken van het centrumgebied. Aan de Dorpsstraat is sprake van een half open bebouwingsbeeld. Door de aanwezigheid van enige open plekken is de agrarische sfeer (boomgaard, moestuin) in het centrum duidelijk aanwezig.

2.2.4 Maurik

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.KOMBP20140002-vg01_0006.png"

Figuur 5 Overzicht ruimtelijke structuur Maurik (bron: Groenbeheerplan 2010)

Het historisch centrum wordt gevormd door het dorpsplein aan de Raadhuisstraat met de iets hoger gelegen kerk als karakteristiek complex aan het kerkplein. Vanaf dit centrum breidt de bebouwing zich verder uit langs de verbindingswegen. Half open bebouwingslinten met een agrarisch karakter is het resultaat. Enkele dwarsstraatjes richting de dijk, vormen als het ware een buurtje. Karakteristiek zijn de smalle woningen op diepe percelen en paden die tot aan de achterzijde van de percelen doorlopen en waaraan nog enkele woningen liggen.

Op enkele plaatsen heeft de kern nog belangrijke relaties met het buitengebied. Dat is voornamelijk daar waar de oude linten grenzen aan het omringende agrarische gebied en bij de dwarsstraten. Een waardevol element is de boerderij Mariënhof. Deze boerderij heeft een belangrijke zichtrelatie met het waardevolle gebied van de Maurikse Wetering. Vanuit de Kapelstraat is, via de lange toegangsweg, eveneens een belangrijke zichtrelatie met deze boerderij.

2.2.5 Ommeren

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.KOMBP20140002-vg01_0007.png"

Figuur 6 Overzicht ruimtelijke structuur Ommeren (bron: Groenbeheerplan 2010)

De structuur van Ommeren bestaat uit een hoofdstraat (Dr. Guepinlaan - Kerkstraat) met een aantal zijwegen. Achter en parallel aan de hoofdstraat loopt een wetering. De hoofdstraat kent een laanachtig karakter, door de enorme bomen die, deels aan een zijde, aanwezig zijn. De bebouwing concentreert zich langs de hoofdstraat en kent een langgerekt karakter. De kerk en de vier boerderijen aan de noordoostzijde van de Dr. Guepinlaan bepalen in sterke mate het (agrarisch) karakter van het dorp. Tussen de boerderijen door is zicht op het omliggende landschap. Aan de noordoostzijde is een duidelijke relatie met een waardevol gebied met relicten van oude rivierlopen.

2.2.6 Zoelmond

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.KOMBP20140002-vg01_0008.png"

Figuur 7 Overzicht ruimtelijke structuur Zoelmond (bron: Groenbeheerplan 2010)

De hoofdas van Zoelmond wordt gevormd door de Dorpsstraat, Plein en Hoogeinde. Deze hoofdroute ligt zichtbaar hoger dan de omgeving. In Zoelmond is sprake van een zeer gevarieerd bebouwingsbeeld, door wisselende dichtheid, functie en grootte. Het Plein vormt een waardevolle ruimte binnen de structuur. De ruimte wordt hier omsloten door karakteristieke bebouwing waarbij de kerk een prominente plek inneemt. Binnen het bebouwingsbeeld is sprake van verscheidenheid, maar er zijn wel degelijk bindende elementen in de bebouwing aanwezig. Naast de hoofdas zijn er enkele nieuwe structuren aan de nederzetting toegevoegd.

De nieuwbouwwijkjes zijn regelmatig en efficiënt gebouwd met min of meer gestandaardiseerde bebouwing, zoals eengezinswoningen in een rij, dubbele woningen en bungalows. Het contrast tussen het historische gedeelte en de nieuwbouwwijkjes is zeer groot.

Aan vrijwel alle zijden heeft het dorp waardevolle relaties met het omliggende landschap. Aan de noordoostzijde betreft dit een relatie met het waardevolle gebied langs de Aalsdijk, met relicten van de rivier de Soel. Aan de zuidwestzijde betreft het een relatie met oude bouwlanden.

2.3 Functionele Structuur

2.3.1 Beusichem

De kern Beusichem is functioneel te onderscheiden in een aantal deelgebieden: de Markt, de woonwijken, het bedrijventerrein, het recreatiegebied De Meent en de sportvelden.

De Markt en de woonwijken

De overheersende functie in de woonwijken is wonen. Daarnaast komt verspreid gelegen nog een aantal andere functies voor. Veel van deze functies liggen in het centrumgebied aan de Smalriemseweg/Markt. Buiten dit centrumgebied liggen nog een aantal bedrijven, een horecagelegenheid, een detailhandelsvestiging en verschillende maatschappelijke voorzieningen.

Bedrijventerrein

De meeste bedrijven in de kern Beusichem zijn gelegen op het bedrijventerrein in het zuidwesten van de kern. Dit bedrijventerrein bestaat nagenoeg alleen uit bedrijfsbebouwing. Ook zijn er wat kantoorgebouwen aanwezig met een meer representatieve uitstraling. Daarnaast is er een aantal (bedrijfs-)woningen aanwezig. Tegen het recreatiegebied De Meent ligt een indoorsportcentrum. Dit sportcentrum bestaat uit indoor en outdoor tennisbanen, een sporthal, squashbanen, paintballcentrum, bowlingcentrum, bistro, beachvolleybalveld, dakterras en een relaxgelegenheid.

Recreatiegebied De Meent

De Meent is een recreatiegebied met volop mogelijkheden voor sport- en spelactiviteiten. In de recreatieplas kan gezwommen worden en langs het water zijn lig- en speelweiden en een zandstrand. Ook zijn er kano's te huur. Voor natuurliefhebbers bestaat de mogelijkheid om een bijenstal te bezoeken en op het terrein is een kiosk voor de verkoop van etenswaren en frisdranken. Rondom de recreatieplas lopen verschillende wandelpaden.

Sportvelden

In de noordoosthoek van de kern Beusichem liggen de voetbalvelden van de voetbalvereniging BZS, de tennisbanen van tennisvereniging de Bongerd en een Jeu de boulesbaan.

2.3.2 Ingen

Binnen de begrenzing van de kern overheerst de woonfunctie. De voorzieningen liggen vooral binnen het dorpscentrum aan het Dr. A.R. Holplein en rondom de kruising Weverstraat - Dorpsstraat - Rijnstraat - Woudstraat. Daarnaast zijn er ook aan de Molenstraat enkele voorzieningen en een molen. Aan de Rijnstraat liggen twee bedrijfslocaties.

2.3.3 Lienden

Functioneel gezien is de kern Lienden onder te verdelen in de volgende hoofdgebieden: het dorpscentrum, de oude dorpsstructuur, de woongebieden en het bedrijventerrein.

Dorpscentrum

In het dorpscentrum, langs de Dorpsstraat, is een concentratie van voorzieningen aanwezig. Het gaat hier om detailhandel, dienstverlening en kleinschalige bedrijven. Naast de voorzieningen komen in het dorpscentrum ook woningen voor.

Oude dorpsstructuur

De oude dorpsstructuur kenmerkt zich door afwisseling in functies langs oude wegen en paden. Er bevinden zich voornamelijk (vrijstaande) woningen, maar ook bedrijven.

Woongebieden

In de planmatig ontwikkelde woonbuurten van Lienden zijn alleen maar woningen aanwezig. Andere functies zijn niet aanwezig en ook niet gewenst.

2.3.4 Maurik

De functionele structuur van de kern Maurik is onder te verdelen in de volgende gebieden: het dorpscentrum, de oude dorpsstructuur, de planmatig ontwikkelde woongebieden en de bedrijventerreinen. In het dorpscentrum zijn vooral winkels en horeca te vinden. Langs de oude wegen is een mengeling van woningen, bedrijven en enkele winkels aanwezig. In de woongebieden wordt daarentegen alleen gewoond. Over het algemeen gezien is de woonfunctie overheersend in de kern.

2.3.5 Ommeren

Vooral in het noorden van de kern Ommeren overheerst de woonfunctie. Naast woningen komt hier een enkele andere functie voor. In het zuiden van de kern ligt het centrumgebied met enkele voorzieningen. Ook is hier een bedrijfslocatie aanwezig.

2.3.6 Zoelmond

Binnen de begrenzing van de kern overheerst de woonfunctie. De andere aanwezige functies zijn met name gelegen rondom het Plein. Een uitzondering hierop vormen een aantal bedrijven. Daarnaast liggen binnen de begrenzing van de kern ook twee agrarische gebieden.

2.4 Afwijkingen Van Geldend Bestemmingsplan

2.4.1 Inleiding

Het plangebied bestaat uit een aantal losse ontwikkelingslocaties. De ontwikkelingen passen niet binnen het huidige bestemmingsplan 'Kernen Buren'. Hieronder is per ontwikkeling in het kort aangegeven wat de afwijkingen zijn met dit geldende bestemmingsplan. Voor elk initiatief is in opdracht van de initiatiefnemer als basis voor dit bestemmingsplan een ruimtelijke onderbouwing opgesteld, inclusief de benodigde omgevingsonderzoeken. De ruimtelijke onderbouwingen zijn als bijlage toegevoegd aan de toelichting.

2.4.2 Rijnstraat te Ingen

Het project aan de Rijnstraat voorziet in een vergroting van het opslagterrein van een stenenhandel ten noorden van de Rijnstraat 1a in Ingen. Het perceel waar de opslag plaats vindt heeft binnen het bestemmingsplan Kernen Buren de bestemming 'Tuin – Gaarde'. Binnen deze bestemming is het niet mogelijk de gevraagde opslag te realiseren. De gronden binnen de bestemming 'Tuin – Gaarde' zijn bestemd voor tuin, moestuin, boomgaard, akker, weide en daarmee gelijk te stellen doeleinden. Met dit bestemmingsplan is de bestemming 'Tuin – Gaarde' gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', zonder bouwvlak. Hierdoor is buitenopslag mogelijk. Nieuwe bedrijfsbebouwing is niet toegestaan. De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid blijkt van deze ontwikkeling is opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting.

2.4.3 Molenstraat 24b te Maurik

Het project op het perceel Molenstraat 24b te Maurik voorziet in het bestemmen van een aantal vergunde bedrijfsactiviteiten in een bedrijfsverzamelgebouw (vrijstelling op basis van artikel 19 lid 2 WRO, verzonden op 11 maart 2005), waaronder detailhandel in watersportartikelen met showroom en een werkplaats voor pleziervaartuigen. Het betreft een bestaande bedrijfslocatie, waarbij de vestiging van meerdere bedrijven mogelijk wordt gemaakt. Het perceel heeft binnen het bestemmingsplan 'Kernen Buren' een enkelbestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – opslag en stallingsruimte'. Deze gronden zijn uitsluitend bestemd voor opslag en stallingsruimte in de bestaande omvang. Binnen deze bestemming is het niet mogelijk de gevraagde bedrijfsactiviteiten uit te voeren. Met dit bestemmingsplan is de bestemming 'Bedrijf' geheel of gedeeltelijk uitgebreid met de functieaanduidingen 'detailhandel - watersport', 'specifieke vorm van bedrijf – werkplaats pleziervaartuigen' en 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw', om bovenstaande ontwikkeling mogelijk te maken.

De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid blijkt van deze ontwikkeling is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting.

2.4.4 Dr. Guepinlaan 3 te Ommeren

Het project op het perceel Dr. Guepinlaan 3 voorziet in de realisatie van een woning op de bovenverdieping van het winkelpand. De ontwikkeling past niet in het geldende bestemmingsplan.

Het perceel heeft binnen het bestemmingsplan 'Kernen Buren' de bestemming 'Centrum'. Binnen deze bestemming zijn ten hoogste het bestaande aantal woningen toegestaan, waardoor het niet mogelijk is een nieuwe woning te realiseren. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken is ter plaatse van de bestemming 'Centrum' een aanduiding 'woning' opgenomen met de daarvoor geldende gebruiksregels.

De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid blijkt van deze ontwikkeling is opgenomen in bijlage 3 van deze toelichting.

2.4.5 Plein 7 te Zoelmond

Op het perceel Plein 7 te Zoelmond staat naast de T-boerderij ter hoogte van het achterhuis een dubbele schuurberg die als rijksmonument is geregistreerd. De schuurberg verkeert in bouwvallige staat.

Om de schuurberg te behouden wordt voorgesteld hierin een woning te ontwikkelen, waardoor middelen worden gegenereerd om het geheel te restaureren. Een schetsvoorstel is voorgelegd aan de Rijksdienst. De RIjksdienst heeft positief gereageerd.

Op het erf Plein 7 te Zoelmond ontstaan dan 2 woningen, die elk over 75 m² bijgebouwen mogen beschikken. Binnen de contouren van het bestemmingsplan is het niet mogelijk bijgebouwen te realiseren op een wijze passend bij het historische erf. Passend wil zeggen dat opstallen hiërarchisch zijn afgestemd op het gebruik. Potstallen, kapschuren, hooibergen e.d. werden in de regel achter dit deel van de boerderij opgericht. Om in maat en schaal aan te sluiten bij de bestaande bebouwing en versnippering van het erf tegen te gaan wordt voorgesteld 1 bijgebouw te realiseren, groot 2x75 m², en dit op te richten achter de boerderij en schuurberg in de vorm van een kapschuur, zoals op vele agrarische erven voorkomt. Aldus is sprake van een karakteristieke erfopbouw.

Zowel de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit als de Rijksdienst kunnen zich in deze ontwikkeling vinden.

De bestemmingsgrens maakt deze ontwikkeling onmogelijk. Vandaar het verzoek het bestemmingsplan te herzien, zodat het realiseren van een woning en een kapschuur van 2x75 m² mogelijk wordt.

Op grond van het bestemmingsplan Buitengebied 2008 geldt ter plaatse de bestemming 'agrarisch – oeverwalgebied', waarbinnen een bijgebouw ten behoeve van een zelfstandige woning niet is toegestaan.

Om de bouw van een vrijstaand bijgebouw op de gewenste locatie mogelijk te maken is de plangrens tussen het bestemmingsplan 'Kernen Buren' (kern Zoelmond) en het bestemmingsplan 'Buitengebied 2008' aangepast.

Het gewenste bijgebouw is geprojecteerd tegenover het rijksmonument Hoogeinde 2. Met dit bestemmingsplan is de plangrens van het bestemmingsplan 'Kernen Buren' verruimd tot maximaal de denkbare doorgetrokken lijn van de oostelijke gevel van de monumentale boerderij aan Hoogeinde 2.

De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid blijkt van deze ontwikkeling is opgenomen in bijlage 4 van deze toelichting.

2.4.6 Schoolstraat 4 en Groeneweg 1a te Zoelmond

Het project aan de Schoolstraat en Groeneweg te Zoelmond voorziet in de bouw van drie woningen aan de Groeneweg 1a en het herbestemmen van een bestaand, karakteristiek schoolgebouw aan de Schoolstraat 4 tot woning. De ontwikkeling past niet in het geldende bestemmingsplan. Het projectgebied heeft binnen het bestemmingsplan 'Kernen Buren' ter plaatse van de locatie Groeneweg 1a de bestemming 'Maatschappelijk' en voor de locatie Schoolstraat 4 geldt de bestemming 'Centrum'. Binnen deze bestemmingen is het niet mogelijk bij recht woningen te realiseren. Voor beide locaties is in het geldende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid voor de gronden opgenomen ten behoeve van het realiseren van woningen. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Kernen Buren' is dus al besloten dat een woonbestemming op deze locaties voorstelbaar is. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de bestemmingen 'Maatschappelijk' op het perceel Groeneweg 1a gewijzigd in 'Wonen'. De bestemming 'Centrum' op het perceel Schoolstraat 4 krijgt een aanduiding waarmee de vestiging van een nieuwe woning in dit pand mogelijk wordt.

De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid blijkt van deze ontwikkeling is opgenomen in bijlage 5 van deze toelichting.

2.5 Ambtshalve Wijzigingen

2.5.1 Inleiding

Ondanks dat “Kernen Buren” een actueel bestemmingsplan is, zijn enkele regels en bestemmingen niet geheel juist verwerkt, danwel door recente ontwikkelingen achterhaald geraakt. Onderstaande percelen en/of regels worden hersteld in deze tweede herziening:

  • Meidoornstraat (westzijde) te Maurik;
  • Adelsweg 12, 14 en 16 te Lienden;
  • Lingemeer te Lienden;
  • Oudsmidsestraat 50 te Lienden;
  • Papestraat te Lienden;
  • Marktplein 10 te Lienden;
  • Binnenstraat 1a en 3 te Erichem;
  • De Wetering 1 te Maurik;
  • Het Woud te Ingen;
  • Rijnstraat 10 te Ingen;
  • Graafschapsstraat 5a te Buren;
  • Doejenburg bedrijventerrein te Maurik;
  • Saffatinstraat 84 te Maurik;
  • Markt 9, 13, 29a en 31 te Beusichem, Buitenhuizenpoort 25 te Buren, Dorpsplein 3a te Maurik, Prinses Marijkelaan 32-32a te Maurik, Ommerenveldseweg 9 te Ommeren;
  • Algemene bouwregels;
  • Algemene aanduidingsregels.

In onderstaande subparagrafen wordt een korte beschrijving gegeven van deze ambtshalve wijzigingen.

2.5.2 Meidoornstraat (westzijde) te Maurik

Ten westen van de Meidoornstraat is in het bestemmingsplan 'Kernen Buren' een reservering gemaakt voor het eventueel doortrekken van een watergang in de Slaag. Hier is een bestemming 'Water' opgenomen. Op deze locatie is feitelijk een groenstrook aanwezig. De watergang wordt op deze locatie niet doorgetrokken. Met dit bestemmingsplan is de bestemming 'Water' gewijzigd in de bestemming 'Groen'.

2.5.3 Adelsweg 12, 14 en 16 te Lienden

Op de percelen Adelsweg 12, 14 en 16 te Lienden liggen 3 wooneenheden. Deze 3 woningen zijn geen woningen, maar bedrijfswoningen met een bedrijf. Met dit bestemmingsplan is de bestemming 'Wonen' gewijzigd in de bestemming 'Bedrijventerrein' met op elke woning de aanduiding 'bedrijfswoning'.

2.5.4 Lingemeer te Lienden

Ten noorden en oosten van Lingemeer (Lienden) is in het bestemmingsplan 'Kernen Buren' een watergang bestemd. In de praktijk is de watergang een stuk smaller dan in dat bestemmingsplan is getekend. In het voorliggende bestemmingsplan is daarom een deel van de bestemming 'Water' vervangen door de bestemming 'Groen'.

2.5.5 Oudsmidsestraat 50 te Lienden

Het perceel Oudsmidsestraat 50 te Lienden heeft in het bestemmingsplan 'Kernen Buren' een bestemming 'Bedrijf'. In het oorspronkelijk als woonhuis opgerichte gebouw wordt in het voorliggende bestemmingsplan de vestiging van een bedrijfswoning mogelijk gemaakt.

2.5.6 Papestraat te Lienden

Ten zuiden van Papestraat in Lienden is Tennis Club Lienden gevestigd. Het parkeerterrein van de tennisclub heeft in het bestemmingsplan 'Kernen Buren' de bestemming 'Maatschappelijk'. In het voorliggende veegplan wordt het parkeerterrein bestemd als 'Verkeer'. Deze bestemming doet recht aan het feitelijke gebruik.

2.5.7 Marktplein 10 te Lienden

Op het perceel Marktplein 10 te Lienden is in het bestemmingsplan Kernen Buren de oude bedrijfsbestemming wegbestemd. Op dit perceel was een handel in zand en grind, alsmede een transportbedrijf en detailhandel toegestaan. In het voorliggende veegplan wordt het perceel weer bestemd als Bedrijf, met de aanduidingen die recht doen aan de oorspronkelijke bestemming. De bestemming Centrum komt daarmee te vervallen.

2.5.8 Binnenstraat 1a en 3 te Erichem

Voor het perceel Binnenstraat 1a en 3 te Erichem is onder de bestemming 'Agrarisch met waarden - oeverwalgebied' een regeling voor de uitoefening van een 'aan huis verbonden bedrijf', een 'aan huis verbonden beroep' en/of een webwinkel opgenomen. Bij Binnenstraat 1a is daarnaast de mogelijkheid opgenomen voor het maken van een overkapping ten behoeve van het bedrijf en beroep aan huis van maximaal 30 m2 en met een maximale hoogte van 3 meter.

2.5.9 De Wetering 1 te Maurik

Voor de uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden van het gemeentehuis is op de locatie De Wetering 1 binnen de bestemming 'Maatschappelijk' de aanduidingen 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstverlening' en 'specifieke vorm van maatschappelijk – bedrijven t/m categorie 1' opgenomen. In de planregels zijn de daarvoor geldende gebruiksregels toegevoegd.

2.5.10 Het Woud te Ingen

Voor 14 woningen aan Het Woud is in het bestemmingsplan 'Kernen Buren' een afstand van 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens algemeen geldend verklaard. Hierdoor is dit plan niet uitvoerbaar. Met dit bestemmingsplan is de ter plaatse opgenomen aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – chr' gewijzigd in de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – dhr' met de daarvoor geldende bouwregels. Hierdoor is het mogelijk om te bouwen tot op de zijdelingse perceelsgrens. Voor een naastgelegen bouwblok met de bestemming 'Wonen' is de begrenzing licht aangepast.

2.5.11 Rijnstraat 10 te Ingen

In het bestemmingsplan 'Kernen Buren' is voor dit woonperceel een afstand van 3 meter tot de zijdelingse erfgrens van toepassing verklaard. Hierdoor is het overeengekomen bouwplan niet uitvoerbaar. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt het bouwvlak gelijkgetrokken met de perceelsgrens, waardoor de woningen alsnog op de perceelsgrens gebouwd kunnen worden.

2.5.12 Graafschapsstraat 5a te Buren

Voor het perceel Graafschapsstraat 5a te Buren geldt de bestemming 'Bedrijventerrein' met onder andere de aanduiding 'horeca'. Op deze locatie was in het verleden een jeugdsoos aanwezig. Die is nu al jaren weg. Met dit bestemmingsplan is de aanduiding 'horeca' verwijdert van de verbeelding.

2.5.13 Doejenburg bedrijventerrein te Maurik

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' ligt ter hoogte van de Homoetsestraat de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – nieuwe bedrijfswoningen'. In de planregels is geregeld dat hier per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan. Met dit bestemmingsplan is deze regeling aangevuld met 'met een maximum aantal van 15 bedrijfswoningen totaal'.

2.5.14 Saffatinstraat 84 te Maurik

Op basis van berekeningen blijkt dat in de openbare ruimte en op particuliere gronden ter hoogte van het zorgcentrum De Valentijn te Maurik, 79 parkeerplaatsen aanwezig zijn ten behoeve van de woningen. Op basis van de CROW-publicatie 317 zijn er 3,8 parkeervakken tekort voor de woningen aan De Valentijn. Voor De Valentijn/Rietkraag zijn er 7 parkeervakken te weinig. Voor de 20 medewerkers die de administratie vormen is wel een berekening gemaakt maar die kan via het bestemmingsplan en/of de bouwverordening niet worden afgedwongen.

Per 100 m² bedrijfsvloeroppervlake (bvo) zijn 3,5 parkeerplaatsen nodig. Uitgaande van 200 m² bvo is sprake van een tekort van 7 parkeervakken. In totaal is in deze omgeving een tekort aan 18 parkeervakken.

Met dit bestemmingsplan is van een aantal stukken groenvoorziening de bestemming 'groen' gewijzigd in de bestemming 'Verkeer', zodat ter plaatse het tekort aan parkeervakken kan worden opgelost.

Onderstaande tabel geeft de resultaten weer van de parkeerbalans.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.KOMBP20140002-vg01_0009.png"

2.5.15 Markt 9, 13, 29a en 31 te Beusichem, Buitenhuizenpoort 25 te Buren, Dorpsplein 3a te Maurik, Prinses Marijkelaan 32-32a te Maurik, Ommerenveldseweg 9 te Ommeren

Voor bovengenoemde locaties en eventuele nieuwe toekomstige locaties is voor het realiseren van een terras ten behoeve van de horecafunctie onder de algemene afwijkingsregels een algemene afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor terrassen bij een horecafunctie.

2.5.16 Algemene bouwregels

Onder de paragraaf 'Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten' is onder lid a, sub 2 toegevoegd. Hierin is bepaald dat bestaande afstandsmaten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar zijn.

2.5.17 Algemene aanduidingsregels

In de (digitale) verbeelding is de aanduiding 'Vrijwaringszone – duin 400 m' conform de algemene aanduidingsregels gewijzigd in de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m'.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees- En Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Minister van Infrastructuur & Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In de SVIR geeft het Rijk haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en de manier waarop het Rijk hiermee om zal gaan: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig, waarbij het rijk zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten gaat zitten. Het uitgangspunt hierbij is dat provincies, regio's en gemeenten beter op de hoogte zijn van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Door provincies en gemeenten de ruimte te geven, kan het Rijk zich richten op het behartigen van ruimtelijke belangen die van nationale en internationale betekenis zijn. Het Rijk investeert dáár waar de nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio's rond de main-, brain- en greenports inclusief de achterlandverbindingen. Voor de doorwerking van de Rijksbelangen in plannen van lagere overheden, is vervolgens het Barro opgesteld.

Ladder duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  1. a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  2. b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  3. c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
      • gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
      • passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1 van toepassing is, en
      • zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

Onder bestaand stads- en dorpsgebied als bedoeld onder b, wordt verstaan:

bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing, met inbegrip van daartoe bouwrijp gemaakte terreinen, ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid (uitgezonderd glastuinbouw), detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

Onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan:

Ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

In onderhavig veegplan opgenomen ontwikkelingen voldoen aan de randvoorwaarden van de ladder voor duurzame verstedelijking. De ontwikkelingen vinden plaats binnen het bestaand stedelijk gebied en voorzien in een regionale behoefte.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt nationale ruimtelijke belangen uit onder meer de SVIR in regelgeving. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Het is een inhoudelijk beleidskader van de rijksoverheid waaraan ruimtelijke plannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich daarbij primair richt tot de gemeenten.

Voor de gemeente Buren zijn onderstaande nationale ruimtelijke belangen van toepassing:

  • Titel 2.4 Rivierbed grote rivieren;
  • Titel 2.7 Reserveringsgebied tbv eventuele verbreding Rijksweg A15;
  • Titel 2.13 Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde: Romeinse Limes.

Een aantal van de voorgenomen ontwikkelingen valt binnen de begrenzing van de Romeinse Limes.

Binnen het gebied aangewezen voor de Romeinse Limes zijn geen activiteiten mogelijk die de kernkwaliteiten van het gebied aantasten.

Het gaat hierbij om de volgende kernkwaliteiten:

'De unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven voormalige (militaire) grens van het Romeinse Rijk. De Limes ligt langs de toenmalige loop van de Rijn met archeologische overblijfselen uit de periode 0 tot 400 na Chr. bestaande uit:

  • forten (castella), burgerlijke nederzettingen (kampdorpen/vici) en grafvelden;
  • militaire infrastructuur, bestaande uit wegen, waterwerken en wachttorens;
  • scheepswrakken.'

In de provinciale verordening zijn bovengenoemde kernkwaliteiten nader uitgewerkt en zijn in het belang van de instandhouding en versterking van de kernkwaliteiten regels gesteld omtrent de inhoud van onderhavig bestemmingsplan.

Conclusie

De in onderhavig bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen passen, voor zover van toepassing, binnen het rijksbeleid, zoals bepaald in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de AMvB Ruimte (Barro).

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

De 'Omgevingsvisie Gelderland' is op 9 juli 2014 door Provinciale Staten vastgesteld. De omgevingsvisie is tegelijkertijd met de omgevingsverordening op 18 oktober 2014 in werking getreden.

De omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven rond economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid, maar ook met natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit.

Vanuit onderstaande twee hoofddoelen heeft de provincie er voor gekozen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven.

  1. 1. Een duurzame economische structuur;
  2. 2. Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Bij de strategie om deze doelen te bereiken, gaat de provincie voor:

  • Sterke steden, van belang voor toekomstige aantrekkingskracht, waar kennis zich samenbalt en waar veel jongeren naar toe trekken, waar ook nu al de meeste mensen wonen en werken;
  • Een vitaal platteland, waar mensen inspelen op grote veranderingen, waar inwoners zich actief inzetten voor hun gezamenlijke toekomst, een platteland met een eigen economische kracht en een grote natuurlijke en landschappelijke waarde, waar kwaliteit en vitaliteit samen op gaan.

De doelen van 'economische structuurversterking' en 'borgen van kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving' staan centraal in de omgevingsvisie. Om deze doelen in beleid te vertalen, zijn er in de visie drie aandachtsgebieden gehanteerd: Dynamisch, mooi en Divers Gelderland.

Dynamisch betreft de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken en mobilitiet. Mooi verwijst naar de Gelderse kwaliteiten die bescherming danwel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen. Hierbij moet gedacht worden aan cultuurhistorisch, natuur, water en ondergrond. Divers duidt op de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Zo heeft het Rivierenland andere regionale economische en culturele motoren dan de Stedendriehoek. Ontwikkelingen binnen de provincie worden vanuit elk van deze drie perspectieven benaderd.

Divers Gelderland

Het plangebied valt binnen het Rivierenland. Rivierenland wordt gekenmerkt door groen open gebied, omzoomd door rivieren. Er is ruimte voor dynamiek en ontwikkeling, met name logistiek, agrobusiness en vrijetijdseconomie. Van belang is daarbij de balans tussen koesteren, vernieuwen en benutten. Behouden van wat de moeite waard is, de kwaliteiten van het gebied en tegelijkertijd actief en creatief werken aan het verder ontwikkelen van het gebied.

Dynamisch Gelderland

De provincie streeft hierbij naar:

  • Behoud en ontwikkeling van een aantrekkelijke, gezonde en veilige leefomgeving, waarin het prettig wonen en werken is;
  • Het stimuleren van economische ontwikkelingen en dynamiek;
  • Kwalitatief hoogwaardige en bereikbare maatschappelijke voorzieningen;
  • Respect en aandacht voor cultuur en cultuurhistorie, ruimte voor (sportieve) vrijetijdsbesteding.

Ten aanzien van het aspect dynamisch is het plangebied aangemerkt als 'verwevingsgebied' en 'glastuinbouw in overige gebieden'. In de verwevingsgebieden zijn meerder functies met elkaar verweven. In dit gebied zijn drie aspecten aan de orde.

  1. 1. Er is groei mogelijk voor ondernemers om het bedrijf te ontwikkelen voor zover andere functies in de omgeving daarvoor ruimte bieden;
  2. 2. Nieuwvestiging is niet mogelijk;
  3. 3. Er kunnen meerdere functies (ook niet-agrarische bestemmingen) naast elkaar bestaan in dit gebied. Dit is een gemeentelijke afweging.

Mooi Gelderland

De provincie streeft naar een hoge kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. De opgaven die hierbij zijn te zien, zijn:

  • Ruimte bieden aan (economische) ontwikkelingen met respect voor de unieke kwaliteiten van een gebied;
  • Bij een ingrijpende ruimtelijke ingreep initiatiefnemers en gemeenten ondersteunen bij het realiseren van ruimtelijke kwaliteit;
  • De unieke Gelderse kwaliteiten vermarkten voor de vrijetijdseconomie.

De volgende ruimtelijke kwaliteiten zijn aanwezig in en om het plangebied:

  • Molens in Gelderland
  • Nationale Landschappen
  • Romeinse Limes
  • Intrekgebieden

Molens in Gelderland

De provincie streeft naar het in stand houden van de molens in Gelderland. De molens zijn een identiteitsbepalend onderdeel van Gelderland. De ambitie van de provincie is dat de omgeving van de molens zodanig ingericht wordt dat de molens kunnen blijven draaien. Dit is een randvoorwaarde. De provincie beschermt de ruimte rond de molens tegen ongewenste ingrepen

Nationale Landschappen

Het plangebied valt op twee locaties binnen het 'Nationale Landschap Rivierengebied'. De Nationale Landschappen zijn de symbolen bij uitstek van het Gelderse cultuurlandschap. Ze geven op (inter)nationale schaal een afspiegeling van de landschappelijke diversiteit en krijgen daarom speciale aandacht. De provincie wil hier ook door ruimtelijke ontwikkelingen de Kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap' behouden, herstellen en versterken en de landschappelijke samenhang vergroten. Voor behoud van de Kernkwaliteiten is de Omgevingsverordening ingezet als juridisch vangnet.

Romeinse Limes

De provincie streeft er naar de Historische verdedigingslinie de Limes te beschermen met adequate ruimtelijke regelingen. Het is een cultuurhistorisch fenomeen van wereldbelang dat gedeeld wordt met buurprovincies.

De ambitie van de provincie is om de Romeinse Limes te beschermen tegen ongewenste ingrepen en verder te ontwikkelen en beleefbaar te maken.

Intrekgebieden

Het gehele plangebied is tevens aangemerkt als 'intrekgebied'. Binnen dit gebied wordt er naar gestreeft het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening te beschermen. Voor een effectieve en duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening maakt de provincie gebruik van regelgeving en vergunningverlening: verbodsbepalingen en regelgeving voor activiteiten en inrichtingen in intrekgebieden.

In de Omgevingsverordening zijn de regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen uit deze omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De 'Omgevingsverordening Gelderland' is op 24 september 2014 door Provinciale Staten vastgesteld en op 18 oktober 2014 in werking getreden. De omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie bevat de hoofdlijnen en de Omgevingsverordening de regels.

De verordening is vastgesteld met het oogmerk van juridische doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid en bevat daarom regels voor bestemmingsplannen. Aan deze regels moeten ruimtelijke plannen van gemeenten voldoen. Voor onderhavig bestemmingsplan kent de verordening regels inzake woningbouw, glastuinbouw, niet-grondgebonden veehouderij: verwevingsgebieden, Intrekgebied, het Nationale Landschap 'Rivierengebied', Romeinse Limes en de molenbiotoop.

In artikel 2.2.1.1 van de verordening is bepaald dat nieuwe woonlocaties slechts zijn toegestaan wanneer dit past in het geldende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio successievelijk het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma wonen.

Het gaat hier om alle nieuwe woningen die in een ruimtelijk plan worden opgenomen, dus ook woningen die ontstaan door woningsplitsing of woningen die in het kader van functieverandering van kantoren, scholen, zorggebouwen, nieuwe (zorg-) landgoederen, vrijkomende agrarische bebouwing e.d. worden gerealiseerd. Onder paragraaf 3.2.3 wordt nader ingegaan op het Kwalitatief woonprogramma.

Voor het onderhavig plan zijn vervolgens uitsluitend de regels voor het Nationale Landschap, de Romeinse Limes en de molenbiotoop van toepassing. Het ruimtelijk beleid is er op gericht om de kwaliteiten van elk gebied te behouden en verder te ontwikkelen.

Nationaal Landschap

De ontwikkeling aan de Rijnstraat vindt plaats binnen het Nationaal Landschap Rivierengebied onder het deelgebied 'Lienden'. Kenmerken van dit deelgebied zijn:

Fraai zicht op de Utrechtse Heuvelrug

Karakteristieke kleinschalige oeverwal met rijke afwisseling van boomgaarden, grasland,

buurtschappen, dorpen, verspreide bebouwing, beeldbepalende boerderijen en kleigaten; in

contrast met het naastliggende open komgebied:

  • Het gehele gebied bestaat overwegend uit oeverwalgronden, en contrasteert als geheel met de grootschalige open kommen zuidelijk. Binnen het gebied komen tal van kleinere lage gebiedjes langs weteringen voor die een kleinschaliger contrast opleveren met de iets hoger gelegen echte oeverwalgronden
  • Het gebied watert af via weteringen die uitmonden in de Maurikse wetering, die haar water weer (buiten het gebied) in het Amsterdam-Rijnkanaal loost.
  • De meeste gronden, zowel op oeverwallen als in de kleine lage gebieden, hebben een richting die haaks op de hoogtelijnen staat. Perceelsranden hebben veelal een hoge ouderdom.
  • De nederzettingen hebben veelal hun open karakter behouden, in die zin dat ze visueel niet afgesloten zijn van het omringende landschap; voor de dorpen geldt dit, maar sterker nog voor de vele kleine nederzettingen. Deze zijn veelal lintvormig langs een verbindingsweg, zoals langs de Wielse Weg (noord van Eck en Wiel), Ganzert (noordwest van Ingen), Klinkenberg en Zevenmorgen (noord van Ingen).
  • Door het gehele gebied komen karakteristieke grote T-boerderijen voor.

Aanwezigheid van de oude loop van de Rijn langs ingepolderde uiterwaard De Mars en waardevol meandersysteem met groot aantal geulen.

  • Door inpoldering van De Mars is de oude Rijnbandijk geen bandijk meer maar een slaperdijk. Op en langs de Rijnbandijk ligt een dijkenlandschap met alles wat dit zo kenmerkend maakt: dijk, wielen, bebouwing aan de dijk.
  • Aan de rivier komen steenfabrieksterreinen voor.
  • In en aan de oude rivierarmen liggen open wateren, ontstaan door kleinschalige ontgronding, bosjes en rabatten.
  • De Marspolder heeft een eigen uitwatering op de Nederrijn; de weteringen gaan deels terug op oude rivierarmen.

Vrij uitzicht vanaf de dijk over het binnendijkse landschap en over de rivier met uiterwaarden.

De locatie aan het Plein 7 valt binnen het deelgebied 'Maurik, Kesteren, Ochten' van het nationaal landschap Rivierengebied. Kenmerken van dit deelgebied zijn:

  • Weinig pregnante structuur van uiterwaarden, oeverwal en kom
  • Vrij uitzicht vanaf de dijk met cultuurhistorisch waardevolle dijkhuizen, en over de rivier met uiterwaarden
  • Afwisseling van kleinschalige fijnmazige structuur en grootschalige dynamische structuur
  • Relatief veel boomteelt
  • Bijzondere verkavelingsstructuur bij Hemmen

Behoud wordt bereikt middels een regel in de verordening die bepaalt dat alleen activiteiten zijn toegestaan die de kernkwaliteiten niet aantasten of versterken.

Romeinse Limes

Met onderhavig bestemmingsplan mogen geen activiteiten plaatsvinden die de kernkwaliteiten van de Romeinse Limes aantasten. De kernkwaliteiten van de Romeinse Limes zijn op hoofdlijnen te omschrijven als:

De Limes is de unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven voormalige (militaire) grens van het Romeinse Rijk. De Limes ligt naast de toemalige loop van de Rijn met archeologische overblijfselen uit de periode 0 tot 400 na Christus bestaande uit:

  • 1e forten (castella), burgerlijke nederzettingen (kampdorpen/vici) en grafvelden;
  • 2e militaire infrastructuur, bestaande uit maar niet beperkt tot wegen, waterwerken en wachttorens;
  • 3e watergebonden infrastructuur, bestaande uit maar niet beperkt tot bruggen (hoofden), beschoeiingen, scheepswrakken, duikers en waterstaatkundige werken.

Molenbiotoop

Windmolens met een monumentenstatus vormen een onlosmakelijk onderdeel van de regionale identiteit. Daarom streeft Gelderland naar het behoud en bescherming van molenbiotopen. Met onderhavige ontwikkeling dient hiermee rekening te worden gehouden. De bescherming van molenbiotopen betreft vooral behoud van het functioneren door middel van een vrije windvang.

Verder dient rekening te worden gehouden met de belevingswaarde en het historisch karakter van de omgeving van de molen.

In bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen binnen de Molenbiotoop wordt geen nieuwe bebouwing danwel beplanting toegestaan, tenzij in de toelichting bij het plan is aangetoond dat het functioneren van de molen door middel van windvang niet wordt beperkt. Voor de desbetreffende ontwikkelingen gelegen binnen de Molenbiotoop wordt hier in de ruimtelijke onderbouwing nader op ingegaan.

3.2.3 Kwalitatief woonprogramma 2010 – 2019 (KWP3)

Het KWP heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte (de vraag) aan woningen. De voorkeur gaat hierbij uit naar binnenstedelijke plannen. Er moet daarbij met name gekeken worden naar locaties in de stad of dorp zelf. En, ook niet onbelangrijk, minder slopen, meer verbouwen.

Het KWP 2010-2019 beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio. In de regio Rivierenland is vastgesteld dat In de periode 2010-2019 9.800 woningen netto kunnen worden toegevoegd.

Conclusie provinciaal beleid

De ontwikkelingen in onderhavig bestemmingsplan tasten de kwaliteiten van het gebied niet aan en het aantal nieuwe toe te voegen woningen past binnen het vastgestelde woonprogramma. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciale beleid.

3.3 Beleid Waterschap

3.3.1 Waterbeheerplan 2010-2015

Op 30 oktober 2009 heeft het Waterschap Rivierenland een nieuw waterbeheerplan voor de periode 2010-2015 vastgesteld. Het plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkering, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen.

Op dit moment wordt er gewerkt aan het Waterbeheerprogramma 2016-2021. Het Waterbeheerprogramma zal de opvolger zijn van het Waterbeheerplan 2010-2015. Het is gebaseerd op de missie en visie van het waterschap en gaat over de thema's Waterveiligheid, Watersysteem en Waterketen.

De opgaven waar het waterschap voor staat zijn groot. Het waterschap wil het beheergebied in 2015 klimaatbestendig hebben op basis van de huidige klimaatscenario's. Dat wil zeggen dat de primaire waterkeringen dan op orde zijn en het bergend vermogen van watersysteem van het landelijk gebied zodanig is vergroot, dat slechts bij zeer uitzonderlijke regenval, wateroverlast optreedt. Daarnaast stellen we ons tot doel dat in 2027 de KRW-doelstellingen voor de waterkwaliteit worden gehaald. Hiervoor is het nodig in de periode 2010 tot en met 2015 een groot aantal maatregelen te treffen om vooral de ecologische waterkwaliteit te verbeteren. Ook het stedelijk gebied zal klimaatbestendig moeten worden gemaakt. Samen met de gemeenten gaat het waterschap verder op de ingeslagen weg om het waterbergend vermogen van stedelijk water te vergroten en de waterkwaliteit te verbeteren. Tenslotte wil het waterschap de watercondities voor de natte natuur, zoals Natura-2000 gebieden en verdroogde gebieden, verbeteren en de waterkwaliteit in wateren met aquatische natuurwaarden beschermen en waar mogelijk verbeteren.

De klimaatverandering raakt uiteraard ook het stedelijk gebied. Ook hier geldt dat extra ruimte moet worden gecreëerd om het teveel aan regenwater op te vangen. Ook de problematiek van watertekort speelt mogelijk in de stedelijke gebieden. Voor nieuw stedelijk gebied geldt dat deze zodanig ontworpen dient te zijn dat er voldoende ruimte voor water is.

Plannen voor nieuw stedelijk gebied worden onderworpen aan de watertoets. Uitgangspunt bij de watertoets is het zoveel mogelijk voorkomen van negatieve gevolgen voor de waterhuishouding door ruimtelijke plannen en besluiten. Dergelijke plannen moeten minstens waterneutraal zijn en waar mogelijk ook 'waterpositief'. Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en –stromen in de omgeving niet wijzigen.

Ontwikkelingen in het stedelijk gebied die nadelig zijn voor de waterberging (minder waterbergend vermogen of meer verhard oppervlak) moeten worden gecompenseerd.

In de stedelijke waterplannen is de stedelijke wateropgave verder uitgewerkt.

3.3.2 Waterplan Buren 2008 – 2017

In 2008 heeft de gemeente Buren samen met het Waterschap Rivierenland het Waterplan

Buren 2008-2017 opgesteld. Een goede waterhuishouding is essentieel voor onze leefomgeving, waarin het aangenaam wonen, werken en recreëren is. Of het nu gaat over thema's als het waarborgen van onze veiligheid, de zorg voor de volksgezondheid, het voorkomen van (water)overlast, de (her)inrichting van bestaande en nieuwe gebieden, de ruimtelijke kwaliteit (beleving), recreatie, natuurontwikkeling of verkeer; in alle

gevallen is er een directe of indirecte relatie met het waterhuishoudkundig systeem.

Doel van het waterplan is het ontwikkelen en vastleggen van overkoepelend waterbeleid voor een gezond en veerkrachtig watersysteem in Buren waarmee:

  • wateraspecten in bestaand beleid en plannen in samenhang worden gebracht;
  • wordt geanticipeerd op toekomstige ontwikkelingen zoals verwoord in nationale en Europese beleidsstandpunten (NBW en KRW);
  • voor water heldere richtlijnen beschikbaar komen die zich goed laten vertalen in het gemeentelijk RO-instrumentarium.

Het waterbeleid is uitgewerkt in een uitvoeringprogramma (2007-2015) met concrete afspraken over ambities, maatregelen, kosten(verdeling) en doorwerking in de ruimtelijke ordening. Het uitvoeringsprogramma speelt in op kansen, knelpunten en ontwikkelingen. Het waterplan dient als praktische leidraad bij de uitvoering van water- en RO-projecten. De planvorming vindt plaats in samenwerking met de belangrijkste 'waterpartner', het waterschap. Gestreefd wordt naar realisatie van de stedelijke wateropgave tegen de laagst maatschappelijke kosten. Hiertoe wordt tijdens de planvorming gezocht naar draagvlak bij betrokkenen en belanghebbenden.

Conclusie

De in het onderhavige bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen zijn onderworpen aan de watertoets en passen binnen het beleid van de waterbeheerders.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie Buren 2009 – 2019

De Structuurvisie Buren 2009 – 2019 is op 27 oktober 2009 door de gemeenteraad vastgesteld en gaat in op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot 2019. Het doel van deze structuurvisie is enerzijds het aangeven van de kaders waarbinnen ontwikkelingen en projecten kunnen plaatsvinden en anderzijds het communiceren van de ambities van de gemeente aan derden.

In de structuurvisie wordt het structuurbeeld 2019 op de verbeelding weergegeven. Een nadere uitwerking gaat per kern afzonderlijk in op de specifieke functies, waarden en mogelijkheden. Met name de relatie met het buitengebied is daarbij van belang. Per kern zijn de bijzondere kwaliteiten van het omliggende buitengebied aangeduid. In relatie tot deze bijzondere kwaliteiten van de omgeving zijn contouren rondom de kernen getrokken. Er is hierbij een onderscheid gemaakt in harde en zachte contouren. De harde contouren mogen ook op de langere termijn (na 2019) niet overschreden worden. De zachte contouren mogen op de langere termijn (na 2019) overschreden worden.

Beusichem

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.KOMBP20140002-vg01_0010.png"

Figuur 8 Verbeelding visie Beusichem

In de kern Beusichem zijn de volgende kenmerken waardevol en dus behoudenswaardig:

  • stedenbouwkundige structuur van voor- en achterstraat;
  • karakteristieke martkplein;
  • ruimtelijke relaties van de oude kern met buitengebied ter hoogte van de lintbebouwing;
  • ruimtelijke relatie met de oude bouwlanden aan de zuidoostzijde;
  • open ruimtes langs de gestrekte wegenstructuur (landelijk karakter);
  • kleinschalige bebouwing (langs dijk, maar ook elders rondom de kern);
  • doorbraakkolk langs de dijk;
  • open ruimte tussen de kern en de dijk;
  • afstand tussen de provinciale weg en de woongebieden en bedrijventerreinen.

Ingen

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.KOMBP20140002-vg01_0011.png"

Figuur 9 Verbeelding visie Ingen

In de kern Ingen zijn de volgende kenmerken waardevol en dus behoudenswaardig:

  • Kerkpaden binnen de stedenbouwkundige structuur;
  • Ruimtelijke relaties met het buitengebied (met name aan de noordzijde)

Lienden

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.KOMBP20140002-vg01_0012.png"

Figuur 10 Verbeelding visie Lienden

In de kern Lienden zijn de volgende kenmerken waardevol en dus behoudenswaardig:

  • ruimtelijke relaties met het buitengebied;
  • kenmerkende spinnenwebstructuur;
  • nog aanwezige open ruimtes van weitjes, boomgaarden en moestuinen.

Maurik

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.KOMBP20140002-vg01_0013.png"

Figuur 11 Verbeelding visie Maurik

In de kern Maurik zijn de volgende kenmerken waardevol en dus behoudenswaardig:

  • ruimtelijke relaties met het buitengebied;
  • nog aanwezige open ruimtes van weitjes, boomgaarden en moestuinen;
  • karakteristieke structuur van lintbebouwing met dwarsstraten richting de dijk;
  • losse ligging van het bedrijventerrein tussen de kernen Maurik en Eck en Wiel.

Ommeren

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.KOMBP20140002-vg01_0014.png"

Figuur 12 Verbeelding visie Ommeren

In de kern Ommeren zijn de volgende kenmerken waardevol en dus behoudenswaardig:

  • viertal grote vrijstaande boerderijen met zicht ertussen naar buitengebied aan noordoostzijde;
  • ruimtelijke relaties met het buitengebied;
  • relatie met relicten van oude rivierlopen aan noordoostzijde;
  • relatie met oude bouwlanden aan zuidoostzijde;
  • afstand tot de kernen Ingen en Lienden.

Zoelmond

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.KOMBP20140002-vg01_0015.png"

Figuur 13 Verbeelding visie Zoelmond

In de kern Zoelmond zijn de volgende kenmerken waardevol en dus behoudenswaardig:

  • karakteristieke gestrekte structuur met voor- en achterstraat;
  • ruimtelijke relaties met het buitengebied;
  • ruimtelijke relatie aan noordoostzijde met waardevol gebied langs de Aalsdijk, met relicten van rivier de Soel;
  • ruimtelijke relatie aan zuidwestzijde met waardevol gebied met oude bouwlanden.

De in het onderhavige bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen passen binnen de visie van de gemeente.

3.4.2 Structuurvisie Landschapsontwikkelingsplan

De gemeente Buren heeft samen met haar inwoners een visie op het landschap bedacht. Deze visie is uitgewerkt in het landschapsontwikkelingsplan (LOP). De structuurvisie is op 30 oktober 2012 vastgesteld en heeft betrekking op bijna het volledige buitengebied van de gemeente Buren. In dit plan wordt beschreven hoe het landschap moet worden versterkt en hoe dat moet gebeuren.

Het plangebied valt ten aanzien van de ontwikkeling aan de Rijnstraat binnen het gebied 'Dynamisch landschap Maurik'. Onderhavige locatie heeft echter geen landschappelijke kwaliteiten/elementen die beschermingswaardig of behoudenswaardig zijn.

3.4.3 Woonvisie Buren 2014-2020 en de Toekomstvisie Buren 2030

Op 14 december 2010 stelde de raad van de gemeente Buren de Toekomstvisie Buren 2030 vast. De toekomstvisie hoort een wensbeeld te scheppen voor 2030. De visie vormt tevens het referentiekader voor toekomstige beleidsbeslissingen. Op het gebied van wonen werkten we de uitgangspunten van de Toekomstvisie verder uit in de woonvisie. Daarbij hielden we rekening met de recente ontwikkelingen op de woningmarkt. Op 25 februari 2014 stelde de raad van de gemeente Buren de Woonvisie vast. De woonvisie omschrijft het woonbeleid van de gemeente Buren tot 2020. De gemeente Buren wil dat inwoners van de gemeente Buren prettig kunnen wonen in de gemeente Buren. Het gaat daarbij om een goede woon- en leefomgeving. Uitgangspunten daarbij zijn:

  1. 1. We willen dat mensen die in de gemeente Buren wonen of daar willen wonen nu en in de toekomst kunnen wonen waar ze willen.
  2. 2. We willen dat inwoners van de gemeente Buren nu en in de toekomst de zorg kunnen organiseren die ze nodig hebben.
  3. 3. We willen weten waar we op moeten en kunnen sturen.

De woonvisie gaat uit van vier deelgebieden, namelijk:

  • Beusichem en omgeving;
  • Buren en omgeving;
  • Lienden en omgeving ;
  • Maurik en omgeving .

Binnen die deelgebieden onderscheiden we grote en kleine kernen. In de grote kernen willen we meer (en toekomstgerichte) woningbouw toestaan. In de kleine kernen gaan we uit van organische groei. De woonvisie gaat er van uit dat de toevoeging van woningen moet aansluiten op de vraag. Op dit moment spraken we met de Regio Rivierenland af dat de gemeente Buren in de periode 2010 – 2020 netto 800 woningen aan de woningvoorraad toe voegt.

3.4.4 Dorpsvisie Maurik

In Maurik zijn veel initiatieven die invloed hebben op de ontwikkeling van het dorp. De gemeente wil meer sturing geven aan deze initiatieven. Daarom hebben burgemeester en wethouders op 26 oktober 2010 de Dorpsvisie Maurik 2025 vastgesteld. De visie geeft antwoord op de vraag hoe het dorp er in 2025 uit zou moeten zien. De dorpsvisie voor de kern Maurik is een uitwerking van de Structuurvisie van de gemeente Buren. Binnen Maurik zijn diverse ruimtelijke initiatieven bekend. De gemeente heeft echter geen overkoepelende toekomstvisie op Maurik om deze initiatieven te kunnen toetsen. De dorpsvisie vormt dit ruimtelijke toetsingskader.

Binnen de gemeente Buren bestaat, zoals is gebleken uit het onderzoek “Behoefte bedrijfshuisvesting tot 2015”, behoefte aan ruim 25 hectare nieuw bedrijventerrein voor de locale ondernemers.

De gemeente heeft het gebied Doejenburg, tussen Maurik en Eck en Wiel, aangewezen als de beste mogelijkheid voor concentratie en uitbreiding van bedrijventerreinen binnen de gemeente.

De mogelijkheid ligt hier om in de loop van de jaren 25 hectare bedrijventerrein te realiseren. Door het stimuleren van intensief ruimtegebruik op bestaande en nieuw te ontwikkelen terreinen kan hiermee aan de ruimtebehoefte worden voldaan. Het is van belang bedrijven aan te moedigen zich te vestigen op het bedrijventerrein. Overlast of hinder op gevoelige functies zoals wonen is ongewenst. Voor nieuwe ontwikkelingen is slechts ruimte op de bedrijventerreinen.

Het belangrijkste hoofdpunt uit de visie is dat Maurik kiest voor economische groei. Het project aan de Molenstraat betreft de bedrijfshuisvesting in een bestaand pand. De werkzaamheden worden hier reeds uitgevoerd sinds 2005.

Conclusie

Vanuit het gemeentelijk beleid zijn voor alle ontwikkelingen geen knelpunten te verwachten. Alle voorgenomen ontwikkelingen passen binnen de gemaakte afspraken met de provincie Gelderland.

Hoofdstuk 4 Juridische Aspecten

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied juridisch zijn vertaald.

Het juridische deel van een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en de regels.

De regels bevatten regels voor het gebruik van de gronden, bepalingen over de toegelaten bebouwing en regelingen over het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding heeft een ondersteunende, visuele rol bij toepassing van de regels. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch gezien ook geen deel uit van het bestemmingsplan maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

4.2 Opbouw Regels

De regels van het bestemmingsplan 'Kernen Buren, tweede herziening' zijn op de volgende wijze opgebouwd.

4.2.1 Inleiding

Bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is voor het uitwerkingsplan aangesloten bij de landelijke standaard voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) en het 'Handboek digitale ruimtelijke plannen' van de gemeente Buren.

4.2.2 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In de begripsbepaling worden begrippen waar nodig beschreven om zodoende interpretatieproblemen te voorkomen. Hoofdzakelijk worden begrippen uitgelegd die in de regels worden gebruikt en daar een bijzondere betekenis hebben, die afwijkt van of niet dan wel niet vaak voorkomt in het “normale” spraakgebruik. Wanneer een begrip niet opgenomen is in de begripsomschrijvingen/-bepalingen en er ontstaat een interpretatieprobleem dan is het normale spraakgebruik richtinggevend. De begripsomschrijvingen/-bepalingen zijn niet uitputtend bedoeld. De belangrijkste en/of onduidelijke begrippen zijn opgenomen in dit artikel.

Wijze van meten

De wijze van meten beschrijft hoe de genoemde maatvoeringen in de diverse bestemmingsbepalingen gemeten dienen te worden.

4.2.3 Bestemmingsregels

Agrarisch met waarden - oeverwalgebied

Bestemmingsomschrijving

Deze bestemming regelt de agrarische bestemming van de percelen Binnenstraat 1a en 3 te Erichem. De gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met de daarbij behorende voorzieningen (zoals bedrijfswoningen) en mogelijkheden. Daarnaast regeld de bestemming de instandhouding, dan wel het herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan een agrarisch oeverwalgebied. In de bestemming is specifiek een mogelijkheid opgenomen voor beroep en bedrijf aan huis. Deze regeling komt overeen met de regeling voor woningen.

Bedrijf

De bestemming bedrijf regelt de solitaire bedrijven binnen de kernen. Vaak zijn de bedrijfspercelen voorzien van specifieke functieaanduidingen, waardoor de mogelijkheden om uit te breiden relatief beperkt zijn.

Bedrijventerrein

De bestemming bedrijventerrein regelt in dit bestemmingsplan een aantal bedrijfspercelen die onderdeel uitmaken van grotere bedrijventerreinen.

Centrum

In de bestemming Centrum zijn de functies wonen, detailhandel, zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, openbare en bijzondere doeleinden, ambachtelijke bedrijven en ateliers voor kunstenaars toegestaan. Voor wonen geldt dat het enkel mag gaan om bestaande woningen. In dit bestemmingsplan is voor twee specifieke perceel geregeld dat in een bestaand pand een inpandige woning mag worden gerealiseerd.

Groen

De bestemming groen regelt het structurele openbare groen. Deze bestemming is opgenomen omdat in het geldende bestemmingsplan een als Water bestemde beoogde watergang is opgenomen die niet gerealiseerd zal worden. Dit perceel wordt daarom in het voorliggende bestemmingsplan bestemd als Groen.

Horeca

De bestemming "Horeca" is opgenomen ten behoeve van de mogelijkheid om af te wijken van de bestemming Centrum ten behoeve van de vestiging van horecavoorzieningen. Als bijlage bij de regels is de Staat van horeca-activiteiten opgenomen. Per horecavestiging kan nader aangeduid zijn welke horecacategorie toegestaan is. Indien er geen aanduiding is opgenomen is een horecabedrijf in de categorie 2 toegestaan

Maatschappelijk

Binnen deze bestemming is het gemeentehuis opgenomen. Binnen de bestemming zijn specifieke maatschappelijke functies toegestaan.

Tuin - Gaarde

Deze bestemming is opgesteld voor specifieke percelen in gebruik en te behouden als tuin, moestuin, boomgaard, akker, weide en daarmee gelijk te stellen doeleinden.

Verkeer, Verkeer - Historisch

De gronden voor zowel doorgaande wegen, gebiedsontsluitingswegen, (woon)straten, voet- en fietspaden en parkeerplaatsen zijn bestemd als verkeer. Het gaat hier om zowel doorgaand als bestemmingsverkeer. De bestemming Historisch is opgenomen voor gronden in de kern Buren. De inrichting en het materiaalgebruik van deze wegen maakt een wezenlijk onderdeel uit van de aanwezige beeldkwaliteit. Om deze kwaliteit te beschermen is een aparte verkeersbestemming opgenomen.

Wonen

De functie van wonen is bepalend voor de toekenning van deze bestemming. De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor wonen en voor aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten met de daarbij behorende voorzieningen, zoals voorzienigen voor verkeer en verblijf, parkeervoorzieningen, tuinen en verhardingen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. In dit bestemmingsplan wordt de bestemming Wonen gegeven aan verschillende nieuwbouwwoningen en aan enkele locaties waarvoor de bouwregels niet overeen kwamen met het bestemmingsplan Kernen Buren.

Archeologie

In dit bestemmingsplan worden agrarische waarden beschermd door middel van drie verschillende archeologische dubbelbestemmingen. De dubbelbestemmingen bevatten regels die toezien op het verstoren van de bodem waarin zich mogelijk archeologische resten bevinden. Naar gelang de archeologische verwachtingswaarde toeneemt, zijn de bepalingen strenger.

Cultuurhistorie

Gronden met cultuurhistorische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd door middel van een dubbelbestemming die toeziet op het beschermen, behouden en herstellen van deze waarden.

Waterkering

Dit bestemmingsplan bevat een dubbelbestemming die de waterkering beschermt. De dubbelbestemming ziet toe op het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, het behoud, de versterking en de ontwikkeling van landschapswaarden, natuur- en cultuurhistorische waarden en regelt de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.

4.2.4 Algemene regels

De algemene regels bevatten de volgende artikelen:

Antidubbeltelregel

De antidubbeltelregel bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.

De antidubbeltelregel is opgenomen in het Bro2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan (uitwerkingsplan) te gebruiken. Dit hoeft dus niet in de regels te worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling.

Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels zijn bepalingen opgenomen over monumentale en karakteristieke bouwwerken. In algemene zin zijn bepalingen opgenomen over bouwen buiten de bouwgrens en over het overschrijden van bestaande. Ook bevatten deze regels een bepaling in geval van herbouw op dezelfde locatie.

Algemene gebruiksregels

In de Algemene gebruiksregel is aangegeven wat in ieder geval verstaan wordt onder strijdig gebruik als bedoeld in 7.10 Wro.

Algemene aanduidingsregels

Deze regels hebben betrekking op de vrijwaringszone van de gebiedsaanduidingen molenbiotoop, dijk 1 en dijk 2. In deze regels wordt bepaald dat een gebouw, bouwwerk of beplanting moet voldoen aan de molenbiotoopregeling en aan de bepalingen van de waterbeheerder. Ook is hier een Veiligheidszone opgenomen voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG-installatie of een hoge druk aardgasleiding.

Algemene afwijkingsregels

Op grond van de algemene afwijkingssregels kan afgeweken worden van het bestemmingsplan in verschillende specifieke gevallen. Het betreft hier bijvoorbeeld het afwijken van de maatvoering, het vestigen van een bed & breakfast, het bouwen van erkers, het houden van evenementen, het afwijken van grenzen, nutsvoorzieningen, kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector, bepalingen ten aanzien van aan huis gebonden beroep en bedrijf en algemene gebruiksafwijkingen.

Algemene wijzigingsregels

De algemene wijzigingsregels geven aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid om de archeologische dubbelbestemmingen te verwijderen, danwel toe te voegen. Daarnaast mogen burgemeester en wethouders het plan wijzigen ten behoeve van het wijzigen van maten en maatvoeringen tot maximaal 10% of voor de bouw van specifieke nutsvoorzieningen.

4.2.5 Overgangs- en slotregels

Overgangsregels

Het overgangsrecht is opgenomen in het Bro2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. De overgangsregels bevatten bepalingen omtrent het voortzetten van gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het uitwerkingsplan en hiermee in strijd is. Eenzelfde regeling is opgenomen voor bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het uitwerkingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning. Indien zo'n bouwwerk afwijkt van dit plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, het bouwwerk gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

Slotregel

In de slotregel worden de regels van dit bestemmingsplan aangehaald.

Hoofdstuk 5 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) in werking getreden met daarin een afdeling omtrent grondexploitatie opgenomen: afdeling 6.4. Het doel van deze afdeling is om de mogelijkheden om kosten te verhalen en eisen te stellen aan de inrichting, de kwaliteit of de realisatie van bouwlocaties voor gemeentebesturen te verbeteren.

In artikel 6.12 Wro is bepaald dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld voor gronden waarvoor een voornemen bestaat om een bouwplan op te stellen. De gemeenteraad kan bij vaststelling van het bestemmingsplan ook besluiten dat er geen exploitatieplan wordt vastgesteld en dat het verhaal van kosten anderszins verzekerd is. Voor de ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, zijn tussen de verschillende initiatiefnemers en de gemeente Buren anterieure overeenkomsten gesloten waarin nadere afspraken over het kostenverhaal tussen partijen zijn vastgelegd.

De locaties Schoolstraat 4 en Groeneweg 1a in Zoelmond betreffen gronden die in eigendom van de gemeente zijn. Voor deze ontwikkelingen is een reservering gemaakt.

Eventuele planschade komt eveneens voor rekening van de initiatiefnemers. Dit is ook geregeld in bovengenoemde anterieure overeenkomst.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan heeft de wettelijke procedure met vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het besluit ruimtelijke ordening en de zienswijzenfase doorlopen.

5.2.1 Vooroverleg

Het concept ontwerpbestemmingsplan "Kernen Buren, tweede herziening" is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg naar de Provincie Gelderland en het Waterschap Rivierenland gezonden. Van beide instanties is geen reactie ontvangen.

5.2.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan “Kernen Buren, tweede herziening” heeft met bijbehorende stukken, ingevolge artikel 3.8. en verder van de Wet ruimtelijke ordening, gedurende zes weken voor een ieder ter inzage liggen. Gedurende deze periode bestond de mogelijkheid om zowel mondeling als schriftelijk zienswijzen in te dienen. De Nota zienswijzen en ambtelijke aanpassingen (procesnota), Bestemmingsplan Kernen Buren, tweede herziening is als bijlage 6 bij deze toelichting opgenomen.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horecabedrijven

Bijlage 2 Staat van horecabedrijven

Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing - Ingen, Rijnstraat 1

Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing - Ingen, Rijnstraat 1

Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing - Maurik, Molenstraat 24b

Bijlage 2 Ruimtelijke onderbouwing - Maurik, Molenstraat 24b

Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing - Ommeren, Dr. Guepinlaan 3

Bijlage 3 Ruimtelijke onderbouwing - Ommeren, Dr. Guepinlaan 3

Bijlage 4 Ruimtelijke Onderbouwing - Zoelmond, Plein 7

Bijlage 4 Ruimtelijke onderbouwing - Zoelmond, Plein 7

Bijlage 5 Ruimtelijke Onderbouwing - Zoelmond, Schoolstraat 4 En Groeneweg 1a

Bijlage 5 Ruimtelijke onderbouwing - Zoelmond, Schoolstraat 4 en Groeneweg 1a

Bijlage 6 Nota Zienswijzen En Ambtelijke Aanpassingen (Procesnota), Bestemmingsplan Kernen Buren, Tweede Herziening

Bijlage 6 Nota zienswijzen en ambtelijke aanpassingen (procesnota), Bestemmingsplan Kernen Buren, tweede herziening