KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Artikel 4 Waarde – Archeologisch Waardevol Gebied 2
3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel

Zoelen, Uiterdijk 5

Bestemmingsplan - Gemeente Buren

Vastgesteld op 23-04-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze planregels wordt verstaan onder:
1.1 Aan huis verbonden bedrijf:
een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het uitoefenen van (ambachtelijke)bedrijvigheid, met ondergeschikte detailhandel ten dienste van het aan huis verbonden bedrijf, datuitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegendemate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie inovereenstemming is.
1.2 Aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig,adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, als ook ondergeschiktedetailhandel ten dienste van het dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) van dewoning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dateen ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.3 Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar volgens de regels,regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van het in dat gebiedvoorkomende bodemarchief.
1.6 Bebouwd oppervlak:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
1.7 Bebouwingspercentage:
het percentage van de oppervlakte van een bouwperceel, binnen de op de verbeelding aangegevenbouwgrenzen, dat mag worden bebouwd.
1.8 Bed & breakfast:
een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor logies bedoeld voorkortstondig, wisselend recreatief of zakelijk verblijf.
1.9 Bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan,installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huisverbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.10 Bedrijfsvloeroppervlak (bvo):
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorendemagazijnen en overige dienstruimten.
1.11 Bestaand:
  1. bij bouwwerken:
bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig of inuitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden volgens een omgevingsvergunning
  1. bij gebruik:
het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding vanhet bestemmingsplan, dan wel toegestaan volgens een omgevingsvergunning;
1.12 Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.13 Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.14 Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 Bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om eenomgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.16 Bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindendhoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met eendak;
1.17 Bodemarchief:
de in de bodem aanwezige overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.18 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van eenbouwwerk.
1.19 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.20 Bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggendevloeren of balklagen is begrensd.
1.21 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorendebebouwing is toegelaten. Indien twee bouwpercelen met de aanduiding relatie met elkaar zijnverbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel.
1.22 Bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.23 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar volgens de regels bepaaldegebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.24 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct of indirectmet de grond verbonden is, of die direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 Bouwwerk, geen gebouw zijnde:
een bouwwerk, dat niet is aan te merken als gebouw.
1.26 Cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk, een werk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat isontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk, dat werk ofdat gebied heeft gemaakt.
1.27 Coffeeshop:
een gelegenheid waar handel in, verkoop en gebruik van softdrugs plaatsvindt.
1.28 Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling voor verkoop, het verkopen en/ofleveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwendinganders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Een internetwinkel of webwinkel wordt alleen als detailhandel aangemerkt als de mogelijkheid bestaatter plaatse producten te bekijken en/of af te halen.
1.29 Dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
1.30 Eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond.
1.31 Erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw endat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover eenbestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt.
1.32 Escortbedrijf:
een bedrijf uitgeoefend door een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon diebedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaatsdan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.33 Gebouw:
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wandenomsloten ruimte vormt.
1.34 Gevaarlijke stoffen
stoffen en voorwerpen, waarvan het vervoer volgens het ADR is verboden of slechts onder daarinopgenomen voorwaarden is toegestaan, dan wel stoffen, materialen en voorwerpen aangeduid in deInternational Maritime Dangerous Goods Code.
1.35 Hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat op een bouwperceel door zijn constructieof afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw isaan te merken.
1.36 Hoofdverblijf:
de verblijfplaats die feitelijk het centrum vormt van de sociale en maatschappelijke activiteiten vanbetrokkene. Van een hoofdverblijf is in ieder geval sprake indien een persoon gedurende eenaaneengesloten periode van een half jaar tenminste 2/3 van die tijd daar verblijft.
1.37 Huishouden:
elke bewoning van één of meer personen waarbij, voor zover het gaat om meer personen, de intentiebestaat de samenstelling continu te laten zijn en er sprake is van onderlinge verbondenheid.
1.38 Huisvesting in verband met mantelzorg:
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minsteéén persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;
1.39 Mantelzorg:
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gebodenaan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeienduit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voorelkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige ofandere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.40 Milieucategorie:
een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlagen bij deze regelsopgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten.
1.41 Nevenactiviteit:
een ander gebruik naast het bestaande gebruik, maar daaraan ondergeschikt en waarbij hetbestaande gebruik volwaardig blijft bestaan.
1.42 Nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van(ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.43 Omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.44 Peil:
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
  • de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
voor een woonschip:
  • de waterspiegel;
in andere gevallen:
  • de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld.
1.45 Perceel:
een aaneengesloten stuk grond met een bepaald doel of eigendom.
1.46 Perceelsgrens:
de scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfdegebruiker worden benut.
1.47 Permanente bewoning
het gebruiken van een onderkomen als hoofdverblijf.
1.48 Plan:
het bestemmingsplan “Zoelen, Uiterdijk 5" met identificatienummer NL.IMRO.0214.ZOEUiterdijk5-BON1 van de gemeente Buren.
1.49 Seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zijbedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografischeaard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede eenerotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of eenparenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.50 Vloeroppervlak(te):
de totale oppervlakte van de ruimten in een gebouw, gemeten op vloerniveau, die voor een functiewordt gebruikt.
1.51 Voorgevel:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het eengebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de geveldie kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.52 Voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen en het verlengde daarvan.
1.53 Waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging,hemelwaterinfiltratie, en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen,infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, et cetera;
1.54 Webwinkel:
het hobbymatig of bedrijfsmatig verkopen van goederen of aanbieden van diensten via internet,waarbij deze elders worden bezorgd of geleverd.
1.55 Woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot(bouw)perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
Bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar deaard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Breedte, lengte, diepte van een bouwwerk:
afstand tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of het de harten van gemeenschappelijkescheidingsmuren.
Dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk testellen constructiedeel.
Inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van descheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaartsgeprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van hetbouwwerk.
Oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op hetgemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
Peil:
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
  • de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
voor een woonschip:
  • de waterspiegel;
in andere gevallen:
  • de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld.
Vloeroppervlakte:
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen,als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten,regenpijpen, stoeptreden, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mitsde overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Wonen inwoningen;
  2. aan huis verbonden beroep en bedrijf;
Met de daarbij behorende:
  1. groen- en speelvoorzieningen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. tuinen, erven en paden;
  5. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
  1. woningen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangeven;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeven;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
Totale grootte bouwperceel
Maximum oppervlak aan bijbehorende bouwwerken
tot 500 m2
75 m2
vanaf 500 m2
tot 1500 m2
100 m2
vanaf 1500 m2
150 m2
  1. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak' magniet meer dan 50% bedragen;
  2. bijbehorende bouwwerken worden ten minste 1 m achter de voorgevellijn van hethoofdgebouw gebouwd, tenzij:
    • een bestaande ruimte in het hoofdgebouw wordt vergroot, waarvan:
      • de breedte niet meer bedraagt dan 75% van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
      • de diepte niet meer bedraagt dan 2 meter vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw;
      • de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 0,25 meter;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgenderegels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van toegangspoorten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m;
  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Aantal woningen
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ zijn woningen toegestaanen mag het aantal niet meer bedragen dan is aangegeven.
3.4 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met de bestemming “Wonen” wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, met uitzondering van een gebruik voor mantelzorg;
  2. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel bij een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf.

Artikel 4 Waarde – Archeologisch Waardevol Gebied 2

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch Waardevol Gebied 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de
andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van
de op en/of in deze gronden voorkomende en aantoonbaar te verwachten archeologische waarden.
4.2 Omgevingsvergunning voor bouwen
4.2.1 Bouwwerken
Binnen deze bestemming is voor bouwwerken een omgevingsvergunning van het college van
burgemeester en wethouders nodig, tenzij:
  1. het bouwplan betrekking heef t op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  2. het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  3. het nieuw te bouwen oppervlak niet groter is dan 100 vierkante meter;
  4. op basis van een archeologisch onderzoeksrapport is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  5. deze voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
4.2.2 Aanvraagvereisten
  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen is de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van in artikel 4.1 genoeme bestemming:
    1. een of meerdere funderingstekeningen te overleggen waaruit blijkt welke omvang (in breedte, diepte, lengte en/of hoogte) de ingrepen en verstoringen zullen hebben; en
    2. een of meerdere palenplannen te overleggen waaruit blijkt het aantal palen, het type/soort, de omvang/diameter, de lengte, de onderlinge afstand tussen de rijen heipalen en de wijze van aanbrengen opdat de mate van verstoring bepaald kan worden; en
    3. een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. Een archeologisch onderzoeksrapport genoemd in artikel 4.2.2 lid 1c hoef t niet te worden overlegd wanneer:
    1. Uit een schrif telijk advies van een archeologisch deskundige blijkt dat de archeologische waarden van de gronden al afdoende zijn vastgelegd in andere archeologische informatie; of
    2. Uit een schrif telijk advies van een archeologisch deskundige blijkt dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig geschaad zullen worden door de bouwwerkzaamheden.
4.2.3 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning voor het bouwen in of op de onder artikel 4.1 genoemde bestemming
wordt alleen verleend als:
  1. Uit een schrif telijk advies van een archeologisch deskundige blijkt dat de archeologische waarden van de gronden al afdoende zijn vastgelegd in andere archeologische informatie; of
  2. Uit een schrif telijk advies van een archeologisch deskundige blijkt dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig geschaad zullen worden door de bouwwerkzaamheden.
  3. De archeologische waarden kunnen worden behouden door aan de omgevingsvergunning verschrif ten te verbinden.
4.2.4 Vergunningvoorschriften
Het college van burgemeester en wethouders kunnen aan de omgevingsvergunning een of meerdere
van de volgende voorwaarden verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
4.3.1 Werken en werkzaamheden
Binnen deze bestemming is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders nodig:
  1. het afgraven, saneren, ontgronden, onderzuigen, verlagen, afplaggen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. het aanleggen, verbreden en verwijderen van verhardingen;
  3. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  4. het graven of vergraven, verruimen, verdiepen of dempen van watergangen en waterpartijen;
  5. het f rezen en scheuren van grasland;
  6. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen waaronder begrepen bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij en windsingel;
  7. het rooien van diepwortelende beplantingen zoals vermeld onder f . waarbij de stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen van drainage;
  9. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse transport -, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  10. het uitvoeren van heiwerkzaamheden, het aanbrengen van verticale grondkeringen, of het op een of andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  11. het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
  12. het verwijderen van bestaande ondergrondse fundamenten, verticale grondkeringen, en het verwijderen en/of uittrekken van heipalen;
  13. het zoeken naar delfstof fen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek.
4.3.2 Uitzonderingen
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 is niet vereist voor werken, geen bouwwerken
zijnde, en werkzaamheden indien deze:
  1. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 4.2.1 van toepassing is;
  2. tot een diepte van 30 centimeter onder het bestaande maaiveld gaan;
  3. geen grotere oppervlakte dan 100 m2 betref t;
  4. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  5. worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  6. worden uitgevoerd in het kader van het normale agrarische gebruik;
  7. mogen worden uitgevoerd volgens een verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  8. voor archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  9. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van namens het college van burgemeester en wethouders getoetst en geaccepteerd archeologisch onderzoeksrapport is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden.
4.3.3 Aanvraagvereisten
  1. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen is de aanvrager van een omgevingsvergunning verplicht ten behoeve van in artikel 4.1 genoemde bestemming:
    1. een of meerdere funderingstekeningen te overleggen waaruit blijkt welke omvang (in breedte, diepte, lengte en/of hoogte) de ingrepen en verstoringen zullen hebben; en
    2. en een of meerdere palenplannen te overleggen waaruit blijkt het aantal palen, het type/soort, de omvang/diameter, de lengte, de onderlinge afstand tussen de rijen heipalen en de wijze van aanbrengen opdat de mate van verstoring bepaald kan worden; en
    3. een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die kunnen worden verstoord, naar schrif telijk advies van een archeologisch deskundige, in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. Een archeologisch onderzoeksrapport genoemd in artikel 4.3.3 lid 1c hoef t niet te worden overlegd wanneer:
    1. Uit een schrif telijk advies van een archeologisch deskundige blijkt dat de archeologische waarden van de gronden al afdoende zijn vastgelegd in andere archeologische informatie; of
    2. Uit een schrif telijk advies van een archeologisch deskundige blijkt dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig geschaad zullen worden door de werkzaamheden.
4.3.4 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden in of op de onder
artikel 4.1 genoemde bestemming wordt alleen verleend als:
  1. uit het bij de aanvraag gevoegde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat er op de locatie van de bouwactiviteit geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. uit een schrif telijk advies van de archeologisch deskundige blijkt dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig geschaad zullen worden; of
  3. de archeologische waarden kunnen worden behouden door aan de omgevingsvergunning voorschrif ten te verbinden.
4.3.5 Vergunningvoorschriften
Het college van burgemeester en wethouders kunnen aan de omgevingsvergunning een of meerdere
van de volgende voorwaarden verbinden:
  1. de verplichting tot het tref fen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betref fende de dubbelbestemming 'Waarde -
Archeologisch Waardevol Gebied 2':
  1. te wijzigen in een andere in dit bestemmingsplan opgenomen archeologische bestemming indien dit op basis van de uitkomsten van nader uitgevoerd archeologisch onderzoek of naar oordeel van de archeologisch deskundige noodzakelijk is; of
  2. geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat:
    1. ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet .

3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoeringis gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buitenbeschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding vanhet bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het planvolgens de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte- eninhoudsmaten afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat de bestaandematen, die meer bedragen dan de bouwregels bij de betreffende bestemming toestaan, als tenhoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden.
6.2 Parkeren
6.2.1 Algemeen
  1. Een omgevingsvergunning voor hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien sprake is van voldoende parkeergelegenheid, uitgaande van de kengetallen uit CROW-publicatie- 317.
  2. Indien de onder a. bedoelde kerngetallen worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
6.2.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 als:
  1. het voldoen aan de kengetallen uit de CROW-publicatie leidt tot de aanleg en instandhouding van een onevenredig aantal parkeerplaatsen, gerelateerd aan het bestaande én het nieuwe gebruik;
  2. aangetoond wordt dat met het voorgenomen aantal parkeerplaatsen voldaan kan worden aan de parkeerbehoefte, of;
  3. aangetoond wordt dat op andere wijze in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met de regels van dit plan wordt in ieder geval verstaan:
  1. gebruik als seksinrichting;
  2. gebruik als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik.
  3. gebruik van gronden of bouwwerken voor (permanente) bewoning, met uitzondering van de toegelaten (bedrijfs)woningen en huisvesting voor mantelzorg;

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Bed & Breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor de inrichtingen het gebruik van woningen met bijbehorende bouwwerken voor bed & breakfast, als:
  1. het een woning betreft, die tevens bewoon blijft;
  2. de woonfunctie op het perceel als hoofdfunctie in stand blijft;
  3. maximaal vier bed & breakfast appartementen voor in totaal acht personen worden gerealiseerd;
  4. de bed & breakfast voorziening niet functioneert als een zelfstandige woning;
  5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  6. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  7. het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven en functies.
8.2 Evenementen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor het gebruikvan gronden voor het houden van evenementen.
8.3 Grenzen en aanduidingen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan, onder voorwaardedat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie,de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van deaangrenzende gronden, voor:
  1. het afwijken van bestemmingsgrenzen in het horizontale vlak, als de afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein, er geen dringende redenen zijn die zich tegen de afwijking verzetten en de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2 m;
  2. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, als afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 0,5 m;
  3. het afwijken van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
8.4 Kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor het gebruikvan gronden voor kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector, als:
  1. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  2. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  3. het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven en functies;
8.5 Nutsvoorzieningen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor de bouw vanbouwwerken voor nutsvoorzieningen, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m³ en debouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
9.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of inuitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, enafwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 9.1.1 een omgevingsvergunningverlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 9.1.1 met maximaal10%.
9.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip vaninwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoorgeldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
9.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van hetbestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
9.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.2.1, te veranderen of telaten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijkingnaar aard en omvang wordt verkleind.
9.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 9.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periodelanger dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te latenhervatten.
9.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheengeldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan “Zoelen, Uiterdijk 5"