Lanxmeer
Bestemmingsplan - Culemborg
Onherroepelijk op 03-01-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het bestemmingsplan 'Lanxmeer' van de gemeente Culemborg;
-
bestemmingsplan:
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0216.Lanxmeer-VG02 met de bijbehorende regels en bijlage;
-
aanbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goot- en bouwhoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aaneengebouwd:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de bouwperceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse bouwperceelsgrens hoeft te worden gebouwd;
-
aan-huis-verbonden beroep:
de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
-
achtergevelrooilijn:
- de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
- indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan;
-
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;
-
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
-
ambulante handel:
de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen;
-
archeologisch onderzoek:
in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden;
-
archeologische monumentenzorg:
zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland;
-
archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
-
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
-
beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
-
bestaande situatie:
1. ten aanzien van bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
2. ten aanzien van gebruik:
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een vergroting van de begane grondlaag, bestaande uit één bouwlaag, welke al dan niet aan een woning gebouwd is of wordt en geen directe verbinding heeft met de woning;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
-
bouwmassa:
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
dove gevel:
een bouwkundige constructie waarin bij uitzondering te openen delen aanwezig kunnen zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte en met een in de Wet geluidhinder bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB;
-
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;
-
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
-
geschakeld(e bebouwing):
bebouwing van halfvrijstaande hoofdgebouwen die door middel van een bijgebouw zijn geschakeld aan een ander halfvrijstaand hoofdgebouw, met dien verstande dat de eindwoning vrijstaand mag worden gebouwd;
-
halfvrijstaande bebouwing:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse bouwperceelsgrens zijn gebouwd en aan de andere zijde niet;
-
hoekperceel:
een bouwperceel dat is gelegen op de hoek van twee wegen die toegankelijk zijn voor verkeer of op de hoek van een weg die toegankelijk is voor verkeer en openbaar groen;
-
hoofdgebouw:
een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
-
kantoor- of praktijkruimte:
een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, (para)medische en/of ontwerptechnische arbeid;
-
maatschappelijke voorzieningen:
zorginstellingen, educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en kantoorfuncties in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen;
-
mantelzorg:
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan één of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is/zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;
-
ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
-
productiegebonden detailhandel:
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;
-
raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de
prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;
-
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;
-
stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);
-
twee-aaneen:
bebouwing van halfvrijstaande hoofdgebouwen, met dien verstande dat de eindwoning vrijstaand mag worden gebouwd;
-
uitbouw:
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft goot- en bouwhoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
-
verbeelding:
de als zodanig gewaarmerkte kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit één blad, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden zijn aangegeven;
-
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
-
voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg waarop de bebouwing is georiënteerd;
-
vrijstaand(e bebouwing):
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet zijn gebouwd in de bouwperceelsgrens;
-
werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;
-
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
-
wooneenheid:
een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. berekend:
-
afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse bouwperceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
-
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
-
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
-
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
peil:
-
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
-
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
-
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, overstekende daken, zonwerende constructies/pergola's buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt, met dien verstande dat voor zonwerende constructies/pergola's de overschrijding niet meer dan 2 m mag bedragen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
-
extensief recreatief medegebruik;
-
water;
-
groenvoorzieningen,
met de daarbij behorende bouwwerken:
-
wegen;
-
paden.
3.2 Bouwregels
Gebouwen
a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
3.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 onder a voor het bouwen van melkschuren en veldschuren met een maximale bouwhoogte van 4 m en een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 100 m², met dien verstande, dat het aantal maximaal 1 per agrarisch bedrijf mag bedragen.
Artikel 4 Agrarisch - Stadsboerderij
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Stadsboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
biologisch tuinbedrijf;
-
kinderboerderij, volkstuinen;
-
bermen en beplantingen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
bestaande nutsvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
theehuis en educatieve voorzieningen.
In de bestemming is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan.
4.2 Bouwregels
Gebouwen
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. Bedrijfsgebouwen/bedrijfswoningen
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 1.350 m²;
c. de voorgevel van de bedrijfswoning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 5 m daarachter;
d. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³;
e. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
f. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
2. Aan- of uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Bij een bedrijfswoning mogen aan- of uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. aan- of uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
b. aan- of uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
c. de maximale gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 60 m² bedragen;
d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 m bedragen;
2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven zoals opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
-
meubelfabriek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – meubelfabriek’;
-
aannemersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – aannemersbedrijf’;
-
productiegebonden detailhandel;
-
opslag en uitstalling, kantoor- en parkeervoorzieningen ten dienste van de hiervoor genoemde doeleinden;
-
bestaand wonen;
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf.
In de bestemming is ten hoogste één bedrijfswoning per bestemmingsvlak toegestaan.
In de bestemming zijn geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet begrepen.
5.2 Bouwregels
Gebouwen
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. Bedrijfsgebouwen/bedrijfswoningen
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b. de voorgevel van de bedrijfswoning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 5 m daarachter;
c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³;
d. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
e. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
2. Aan- of uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Bij een bedrijfswoning mogen aan- of uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. aan- of uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
b. aan- of uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
c. de maximale gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 60 m² bedragen;
d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
3.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Opslag en (uit)stalling van goederen dient binnen het bouwvlak dan wel achter de voorgevellijn plaats te vinden.
5.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het toestaan in de bestemming 'Bedrijf' van andere bedrijvigheid, zoals genoemd in de bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten', dan de bedrijvigheid zoals genoemd in lid 5.1 onder a, met dien verstande, dat deze andere bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen dient te zijn met de in lid 5.1 onder a toegelaten bedrijvigheid.
Artikel 6 Bedrijf - Nutsbedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening en naar de aard en daarmee gelijk te stellen gebouwen;
-
gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes;
-
bestaande bedrijfswoning;
-
erven en verhardingen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf.
6.2 Bouwregels
Gebouwen
a. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
2. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³;
3. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
4. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
Artikel 7 Gemengd - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
kantoren;
-
wonen;
-
bestaande nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende voorzieningen als: -
ontsluitingswegen;
-
parkeerplaatsen;
-
voetpaden;
-
waterpartijen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Gebouwen
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bestemmingsvlak één gebouw ten behoeve van fietsenstalling en berging buiten het bouwvlak mag worden gebouwd waarvan de oppervlakte en de bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 50 m² en 3 m mogen bedragen;
2. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
4. er dient voldaan te worden aan het bepaalde in de Wet geluidhinder met dien verstande dat overschrijding van de maximale ontheffingswaarde van 68 dB voor spoorwegverkeerslawaai, zoals bedoeld in deze wet, op de gevel van een gebouw slechts is toegestaan indien ter plaatse een dove gevel wordt gerealiseerd.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
7.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 7.2 onder a.1 voor overschrijding van het bouwvlak met tot gebouwen behorende trappenhuizen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
Artikel 8 Gemengd - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven zoals opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
-
kantoren;
-
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - begane grond' is uitsluitend op de begane grond een kantoor en/ of bedrijf als bedoeld onder a toegestaan, met een oppervlakte van maximaal 700 m²;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
wonen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten', wonen niet is toegestaan;
-
bestaande nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende voorzieningen als: -
ontsluitingswegen;
-
parkeerplaatsen;
-
voetpaden;
-
waterpartijen;
-
groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Gebouwen
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bestemmingsvlak één gebouw ten behoeve van fietsenstalling en berging buiten het bouwvlak mag worden gebouwd waarvan de oppervlakte en de bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 50 m² en 3 m mogen bedragen;
2. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
8.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.2 onder a.1 voor overschrijding van het bouwvlak met tot gebouwen behorende trappenhuizen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
helofytenfilters, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - helofytenfilter';
-
bermen en beplantingen;
-
speelvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder wadí's met een oppervlakte in het gehele plangebied van ten minste 1.360 m² zijn toegestaan, met dien verstande dat wadi's in de bestemming 'Groen' en de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gezamenlijk met een oppervlakte van ten minste 3.430 m² zijn toegestaan;
-
bestaande nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen voor langzaam verkeer;
-
inritten;
-
bestaande parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Gebouwen
a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 m bedragen;
2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
Artikel 10 Groen - Stadstuin
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Stadstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gemeenschappelijke groenvoorzieningen en terreinen, behorende bij één of meer woongebouwen;
-
speelvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
bestaande nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen voor langzaam verkeer.
10.2 Bouwregels
Gebouwen
a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 m bedragen;
2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
Artikel 11 Kantoor
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
kantoren;
-
bestaand wonen;
-
wonen op de bovenverdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - wonen op bovenverdieping';
-
tuinen, erven en verhardingen;
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
Gebouwen
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bestemmingsvlak één gebouw ten behoeve van fietsenstalling en berging buiten het bouwvlak mag worden gebouwd waarvan de oppervlakte en de bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 50 m² en 3 m mogen bedragen;
2. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
scholen;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
bestaande nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende voorzieningen als: -
ontsluitingswegen;
-
parkeerplaatsen;
-
voetpaden;
-
waterpartijen;
-
groenvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Gebouwen
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat per bestemmingsvlak één gebouw ten behoeve van fietsenstalling en berging buiten het bouwvlak mag worden gebouwd waarvan de oppervlakte en de bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 50 m² en 3 m mogen bedragen;
2. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
12.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 12.2 onder a.1 voor overschrijding van het bouwvlak met tot gebouwen behorende trappenhuizen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
Artikel 13 Sport - Zwembad
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Zwembad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
zwembad;
-
gebouwen ten behoeve van een zwembad, met daarbij behorende voorzieningen zoals een kantine,
met de daarbij behorende: -
wegen en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
bouwwerken;
-
bestaande nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
Gebouwen
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
2. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen, straten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
nutsvoorzieningen;
-
abri's, telefooncellen, straatmeubilair, en dergelijke.
14.2 Bouwregels
Gebouwen
a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen.
Artikel 15 Verkeer - Garagebox
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor het stallen van motorvoertuigen en andere vervoermiddelen.
15.2 Bouwregels
a. Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten dienste van de in lid 15.1 genoemde doeleinden;
b. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
c. de goot- en de bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 4 m.
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
-
parkeervoorzieningen;
-
taxistandplaatsen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder wadi's met een oppervlakte in het gehele plangebied van ten minste 2.070 m² zijn toegestaan, met dien verstande dat wadi's in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' en de bestemming 'Groen' gezamenlijk met een oppervlakte van ten minste 3.430 m² zijn toegestaan;
-
nutsvoorzieningen;
-
standplaats voor ambulante handel;
-
(muziek)kiosk, abri's, telefooncellen, straatmeubilair, en dergelijke.
16.2 Bouwregels
Gebouwen
a. Op deze gronden mogen alleen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
1. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen niet meer dan 20 m² mag bedragen;
2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen niet meer dan 4 m mag bedragen.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 5 m bedragen;
2. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
Artikel 17 Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterlopen en waterpartijen;
-
bruggen, dammen en duikers;
-
groenvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
Gebouwen
a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
Artikel 18 Wonen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
aan-huis-verbonden beroepen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
tuinen, erven en verharding.
18.2 Bouwregels
Hoofdgebouwen
a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
1. ter plaatse van de aanduiding:
a. ‘aaneengebouwd’;
b. ‘vrijstaand’;
c. ‘twee-aaneen’;
d. ‘gestapeld’;
dient de aangegeven bebouwingstypologie te worden aangehouden;
2. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
3. overschrijding van het bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien dit uit verkeerskundig oogpunt niet onaanvaardbaar is, met ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals erkers, luifels en balkons, met dien verstande dat:
a. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m uit de voorgevel;
b. de afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 3 m;
c.de breedte van een erker niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
4. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter;
5. de breedte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
a. 15 m bij vrijstaande woningen;
b. 12 m bij halfvrijstaande en/of geschakelde woningen;
c. 10 m bij aaneengebouwde woningen;
6. de diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
a. 15 m bij vrijstaande woningen;
b. 12 m bij halfvrijstaande en/of geschakelde woningen;
c. 10 m bij aaneengebouwde woningen;
7. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
8. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
9. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
a.vrijstaande woningen mag aan de ene zijde niet minder dan 3 m en aan de andere zijde niet minder dan 1,5 m bedragen;
b. halfvrijstaande en/of geschakelde woningen mag aan één zijde niet minder dan 3 m bedragen;
c.aaneengebouwde woningen mag bij de eindwoningen niet minder dan 3 m bedragen.
Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan de hierboven aangegeven afstanden geldt deze bestaande afstand als minimale afstand.
Aan- of uitbouwen en bijgebouwen
b. Voor het bouwen van aan- of uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
1. aan- of uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan het hoofdgebouw worden gebouwd;
2. aan- of uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Bestaande aan- of uitbouwen en bijgebouwen voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gehandhaafd;
3. op hoekpercelen mag de afstand van aan- of uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens, die grenst aan het openbaar gebied, niet minder dan 3 m bedragen. Indien de afstand in de bestaande situatie minder dan 3 m bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens;
4. achter de achtergevel van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste 30 m² groot;
5. het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw, mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 60 m²;
6. voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn meer bedraagt dan 200 m², mag de onder 5 geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 100 m²;
7. de oppervlakte van bijgebouwen ten behoeve van gestapelde woningen mag maximaal 20 m² per wooneenheid bedragen;
8. bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- of uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot op een afstand van 2 m achter de achtergevelrooilijn. Indien de bestaande afstand minder bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand;
9. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
10. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen en de afstand tot de weg of het openbaar groen niet minder dan 1 m mag bedragen. Bestaande erf- en terreinafscheidingen mogen worden gehandhaafd;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen en de afstand tot de weg of het openbaar groen niet minder dan 1 m mag bedragen;
18.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a. van het bepaalde in lid 18.2 onder a.2 ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak met ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals erkers, luifels en balkons, met dien verstande dat:
1. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m uit de voorgevel;
2. de afstand tot de openbare weg niet minder mag bedragen dan 3 m;
3. de breedte van een erker niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
4. dit uit verkeerskundig oogpunt niet onaanvaardbaar is.
b. van het bepaalde in lid 18.2 onder a.7 voor het overschrijden van de maximaal toegestane goothoogte met niet meer dan 1 m ten behoeve van de bouw van hoofdgebouwen met een plat dak;
c. van het bepaalde in lid 18.2 onder b.3 voor het bouwen van een aan- of uitbouw en/of bijgebouw op een afstand van minder dan 3 m van de zijdelingse bouwperceelsgrens op een hoekperceel, met dien verstande dat:
1. het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;
2. de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is;
d. van het bepaalde in lid 18.2 onder b.1 voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen, met dien verstande dat het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
c. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
d. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
e. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
18.5 Ontheffing van de gebruiksregels
a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 18.4 onder a voor het gebruik van de woning voor een aan-huis-verbonden beroep tot een oppervlakte van maximaal 90 m², met dien verstande dat:
1. de omvang van de activiteit niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing mag bedragen;
2. het bepaalde in lid 18.4 onder b, c, d en e van overeenkomstige toepassing is.
b. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het tijdelijk gebruik van een bijgebouw bij de woning en toestaan dat een bijgebouw als afhankelijke woonruimte wordt gebruik ten behoeve van het verlenen of ontvangen van mantelzorg, waarbij:
1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een door de gemeente aan te wijzen deskundige wordt ingewonnen;
2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 75 m²;
3. de afhankelijke woonruimte rolstoeltoegankelijk is;
4. in geval van bewoning in een te plaatsen mantelzorgunit (portocabin) de maximaal toegestane oppervlakte van een mantelzorgunit 75 m² is. Dit gaat niet ten koste van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen in het geldende bestemmingsplan, De maximale bouwhoogte bedraagt 3 m;
5. geen splitsing van eigendom (woning en bijgebouw) van het betreffende bouwperceel plaatsvindt. Een uitzondering hierop is de herplaatsbare losse woonunit (portocabin) die in voorkomende gevallen ook door het college kan worden geplaatst en/of gehuurd wordt door mantelzorger of zorgvrager;
6. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
7. parkeerruimte op het eigen erf gevonden moet worden.
8. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleren burgemeester en wethouders jaarlijks of nog aan de voorwaarden, waaronder de ontheffing is verleend, wordt voldaan.
c. Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing verleend op grond van artikel 18 lid 18.5 onder b in indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, dan wel wanneer in strijd met de voorwaarden van de ontheffing wordt gehandeld.
Artikel 19 Leiding - Gas
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse aardgas-transportleiding.
19.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 19.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd.
19.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 19.2 bepaalde, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in lid 19.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
19.5 Aanlegvergunning
1. Vergunningplicht
Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
a. waterlopen aan te leggen of te vergraven of bestaande waterlopen te verruimen of te dempen;
b. diepwortelende beplantingen of bomen te planten;
c. heiwerkzaamheden uit te voeren of op een andere manier voorwerpen in te graven of in te drijven;
d. grondwerkzaamheden uit te voeren;
e. oppervlakteverhardingen aan te brengen.
2. Beoordelingscriteria
Werken en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar indien:
a. geen schade ontstaat aan de gasleiding en/of het doelmatig functioneren van die leiding niet in gevaar wordt gebracht;
b. de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
c. hierover vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Artikel 20 Leiding - Riool
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse rioolpersleiding.
20.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 20.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd.
20.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 20.2 bepaalde, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in lid 20.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
20.4 Aanlegvergunning
1. Vergunningplicht
Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
a. diepwortelende beplantingen of bomen te planten;
b. heiwerkzaamheden uit te voeren of op een andere manier voorwerpen in te graven of in te drijven;
c. grondwerkzaamheden uit te voeren;
d. oppervlakteverhardingen aan te brengen.
2. Beoordelingscriteria
Werken en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar indien:
a. geen schade ontstaat aan de leiding en/of het doelmatig functioneren van die leiding niet in gevaar wordt gebracht;
b. de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
c. hierover vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Artikel 21 Waarde - Archeologie 2
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
21.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en een fundering gelegen op een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
21.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 21.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
21.4 Aanlegvergunning
21.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
21.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 21.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
21.4.3 Toelaatbaarheid
a. De in lid 21.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
21.5 Sloopvergunning
a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een sloopvergunning.
b. Aan de sloopvergunning kunnen burgemeester en wethouders de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,3 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 100 m².
c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
Artikel 22 Waarde - Archeologie 3
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
22.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en een fundering gelegen op een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
22.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 22.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
22.4 Aanlegvergunning
22.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
22.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
22.4.3 Toelaatbaarheid
a. De in lid 22.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
22.5 Sloopvergunning
a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een sloopvergunning.
b. Aan de sloopvergunning kunnen burgemeester en wethouders de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,3 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 500 m².
c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelbepaling
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 24 Algemene Bouwregels
24.1 Afwijkende maatvoering
Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:
- goot- en bouwhoogte;
- oppervlakte;
- inhoud;
- afstanden;
- afdekking van gebouwen,
zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.
24.2 Onderkeldering
Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder (bedrijfs)woningen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Onder een verboden gebruik als bedoeld in 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan:
a. het gebruiken van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b. het gebruik van bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning als (zelfstandige) woningen en als afhankelijke woonruimte.
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
26.1 Milieuzone- grondwaterbeschermingsgebied
a. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor de waterwinning en de bescherming van de kwaliteit van het grondwater;
b. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de andere, expliciet aan deze gronden toegekende bestemmingen worden gebouwd.
26.2 Milieuzone- waterwingebied
a. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn de gronden mede bestemd voor een waterwingebied en daarbij behorende voorzieningen;
b. In aanvulling op hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterwinning maximaal 2,5 m mag bedragen.
Artikel 27 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover daarvoor in deze regels geen bijzondere ontheffingsbevoegdheden zijn opgenomen;
b. de regels en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c. de regels voor wat betreft:
1. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens;
2. de afstand van (een onderdeel van) gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de voorgevellijn;
voor zover het de voortzetting van een afwijking betreft, welke bestond op het moment van inwerkingtreding van dit plan;
d. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
1. de oppervlakte per gebouw niet meer dan 10 m² zal bedragen;
2. de goothoogte niet meer dan 3 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte niet meer dan 6 m zal bedragen;
e. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 m;
2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 m;
3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
De hierboven geregelde ontheffingen kunnen worden verleend, indien hierdoor de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig wordt aangetast.
Er zal sprake zijn van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang indien:
- de bebouwingskarakteristiek wordt aangetast;
- de karakteristiek van de open ruimte wordt aangetast;
- historische of stedenbouwkundige betekenis van bebouwing wordt aangetast.
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
28.1 Wijziging naar Gemengd - 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’ de bestemmingen ‘Sport – Zwembad’ en ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ te wijzigen ten behoeve van de bestemming ‘Gemengd – 1’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 15 m;
-
het bouwperceel mag tot ten hoogste 75 % worden bebouwd;
-
ontsluiting van het perceel dient plaats te vinden via de Multatulilaan of het Louis Paul Boonpad;
-
de wijziging dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
-
ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder het bouwvlak, waarbij de verticale diepte niet meer mag bedragen dan 3 m onder peil;
-
er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
-
de woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
-
binnen het gebied van de wijzigingsbevoegdheid dienen voldoende gebouwde of ongebouwde parkeervoorzieningen te worden gebouwd/aangelegd;
-
er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
-
door middel van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond dat er sprake is van de ongestoorde instandhouding van de archeologische kwaliteiten van Culemborg.
28.2 Wijziging naar Sport ??? Zwembad
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 2’ de bestemming ‘Wonen’ te wijzigen ten behoeve van de bestemming ‘Sport - Zwembad’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de bouwhoogte bedraagt maximaal 15 m;
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3.000 m²;
-
ontsluiting van het perceel dient plaats te vinden via de Multatulilaan;
-
de wijziging dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
-
ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder het bouwvlak, waarbij de verticale diepte niet meer mag bedragen dan 5 m onder peil;
-
er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen;
-
binnen het gebied van de wijzigingsbevoegdheid dienen voldoende gebouwde of ongebouwde parkeervoorzieningen te worden gebouwd/aangelegd;
-
er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
-
door middel van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond dat er sprake is van de ongestoorde instandhouding van de archeologische kwaliteiten van Culemborg.
Artikel 29 Algemene Procedureregels
Met betrekking tot de voorbereiding van een besluit tot ontheffing door burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
30.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
30.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 31 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Lanxmeer van de gemeente Culemborg.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Culemborg in zijn vergadering van 23 september 2010.
de secretaris,
de griffier,
Bijlage
Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Staat van Bedrijfsactiviteiten