KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 6 Algemene Procedureregels
Artikel 7 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Bestemmingstechniek
Hoofdstuk 3 De Regeling
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Archeologie Doesburg 2009

Bestemmingsplan - Gemeente Doesburg

Onherroepelijk op 28-01-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0221.BPL09003HBY-OH01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.2 plan:

het bestemmingsplan "Archeologie" van de gemeente Doesburg;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanlegvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 3.16 van de Wet ruimtelijke ordening;

1.6 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde of een werkzaamheid;

1.7 archeologische verwachtingwaarde

de aan een gebied toegekende verwachting in verband me de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met het voorkomen van archeologische relicten;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bodemingreep

grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend:

  1. a. het afgraven van grond waaronder ook wordt begrepen het verwijderen van bestaande funderingen en het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. b. woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden,
  3. c. het verlagen van het waterpeil;
  4. d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  5. e. het uitvoeren van hei- en / of boorwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  6. f. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  7. g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  8. h. het aanleggen van nieuwe en / of het vervangen en / of uitbreiden van bestaande (ondergrondse) transport-, energie-, riool- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwwerk

bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 peil

  1. a. ter plaatste een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. indien in het water wordt gewerkt: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein waarbij dat aansluitende terrein wordt opgedeeld in vlakken van 10m2 en de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein per te onderscheiden vlak van 10m2 bepaald wordt;

1.17 plankaart:

de analoge en digitale verbeelding van de bestemming(en) bij dit bestemmingsplan.

1.18 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 de oppervlakte van een bodemingreep

het gebied tussen de buitenwerkse grens van het werk opwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.2 diepte

vanaf het peil tot aan het diepste punt van de ingreep waarbij de diepte bij toepassing van begrip 1.16.c gemeten dient te worden per te onderscheiden vlak van 10m2;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Waarde - Archeologie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische verwachting en de archeologische waarden;

3.2 Aanlegvergunning

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 3.1 betrekking op hebben te vergroten en / of te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis noodzakelijk en / of mogelijk is; of
  2. b. de oppervlaktes en / of de dieptes als genoemd in artikel 3.1 te veranderen en / of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis noodzakelijk en / of mogelijk is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Wijzigingsregels

De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat het wijzigingsplan:

  1. a. archeologisch verantwoord is;
  2. b. economisch uitvoerbaar is waaronder zekerstelling van de kosten.

Artikel 6 Algemene Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging als bedoeld in artikel 5 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 7 Overige Regels

De in dit bestemmingsplan opgenomen regels gelden in aanvulling op de regels van alle onderliggende bestemmingsplannen en laten de regels uit die onderliggende bestemmingsplannen ongewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid onder artikel 8.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid onder artikel 8.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is,mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 8.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 8.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid onder artikel 8.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

8.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot en onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Archeologie.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg 2007 welke een onderdeel vormt van de Monumentenwet.

Doesburg heeft een rijke historie en kent mede daarom een rijke archeologische historie. Vanuit het voornoemd Verdrag en vanuit de Monumentenwet heeft Doesburg archeologisch beleid gemaakt. Dit is uitgewerkt in de notitie "De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Doesburg". Deze beleidsnota is apart in te zien en dient als onderlegger voor dit voorliggende bestemmingsplan. Vanuit deze beleidsnota volgt de beleidsmatige onderbouwing van de gemaakte keuzes in dit bestemmingsplan. Dat is dan ook de reden dat die hier in dit bestemmingsplan niet nogmaals gegeven worden.

Voor de beleidsmatige onderbouwing van de gemaakte keuzes in dit bestemmingsplan wordt verwezen naar de beleidsnotitie: "De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Doesburg" (vastgesteld d.d. 29 mei 2008).

Hoofdstuk 2 Bestemmingstechniek

Enkel en dubbelbestemming

De bescherming van de archeologische waarden geschiedt door middel van een dubbelbestemming in een bestemmingsplan. Een dubbelbestemming bestemd de grond 'dubbel'. Dat houdt in het kader van archeologie in dat de betrokken grond naast de 'enkelbestemming' ook een tweede functie wordt toegekend. Die tweede functie is in deze de archeologische waarde.

De enkelbestemming kan bijvoorbeeld Verkeer zijn of Wonen. Dat houdt in dat de gronden (het oppervlakte) gebruikt worden voor Verkeer of Wonen. Via de dubbelbestemming kan er een regeling via het bestemmingsplan opgenomen worden waarmee ook andere waarden van diezelfde grond beschermd worden. In dit geval de (mogelijke) archeologische waarde van de ondergrond.

Partieel of met een parapluplan (thematisch)

De dubbelbestemming wordt in een bestemmingsplan opgenomen naast de enkelbestemming. Dit kan gedaan worden bij elk nieuw bestemmingsplan wat in procedure komt via een herziening. Dit kan ook gedaan worden door elk bestaand bestemmingsplan te voorzien van een passende regeling. Bij die laatste regeling wordt elk bestemmingsplan op één thema herzien: een thematische herziening. Dat wordt ook 'parapluplan' genoemd omdat onder de paraplu van een bestemmingsplan alles in één keer opgepakt wordt. Voor die laatste mogelijkheid is in Doesburg gekozen. Voorliggend bestemmingsplan is dan ook een parapluplan. In dit bestemmingsplan wordt in één keer voor heel de gemeente het thema Archeologie van een passende bestemmingsregeling voorzien.

Hiervoor zijn de volgende voordelen te benoemen:

  1. 1. Het aspect archeologie is in één keer overal goed geregeld wat belangrijk is voor het archeologische belang en daarbij helder is;
  2. 2. De regeling is voor de hele gemeente overal hetzelfde wat de rechtszekerheid en –gelijkheid ten goede komt;
  3. 3. Door de regeling in één plan op te nemen ontstaat het beste inzicht in de achtergronden en werking van de regeling: er is overzicht.

Elk volgend bestemmingsplan en de PRBP2008

Voor elk bestemmingsplan geldt ongeacht wanneer het gemaakt wordt dat in de toelichting verslag moet worden gedaan van het effect van dat plan op archeologie en wat dat voor de uitvoerbaarheid in houdt. Verder moet in elk plan gemeld worden dat dit archeologieplan er is en, belangrijk, er moet een verwijzing worden opgenomen in de regels naar dit parapluplan waardoor het bepaalde inzake archeologie mede van toepassing wordt verklaard. Deze laatste relatie is gevraagd omwille van de leesbaarheid van elk afzonderlijk plan en om een juridische relatie te leggen. Deze verwijzing moet in elk volgend bestemmingsplan opgenomen worden in hoofdstuk 3 van de regels onder het artikel Overige regels. De verwijzing moet er uit bestaan voorliggend bestemmingsplan Archeologie van toepassing te verklaren. Daarbij moet in elk geval de naam van dit plan genoemd worden als ook de vaststellingsdatum en -nummer en het ID.

SVBP2008 en ondergrond

Vanuit de Wro volgt dat de SVBP2008 gevolgd moet worden. Dat is een structuurnorm voor bestemmingsplannen die onder meer bepaald hoe het uiterlijk er uit ziet van de dubbelbestemming Waarde – Archeologie en hoe aanduidingen op de kaart aangegeven moeten worden. Die regeling is gevolgd in dit bestemmingsplan. Vanuit de SVBP2008 volgt onder meer dat de dubbelbestemming en de aanduiding géén kleur krijgen. Die regeling zegt niets over de ondergrond die gebruikt moet worden. De ondergrond die voor dit bestemmingsplan is gebruik is de ondergrond van beleidsnotitie “De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Doesburg”. Als naar de plankaart van het bestemmingsplan Archeologie gekeken wordt ziet de kijker zowel de ondergrond als de dubbelbestemming en de aanduidingen. Het lijkt dan net alsof de verschillende gebieden een kleur hebben. Dat is niet zo: de ondergrond heeft kleur, de aanduidingsvlakken niet. Deze kleuren komen overeen met de kleuren als gebruikt in de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. De arcering op de plankaart bestaande uit diagonale lijnen komt ook van deze kaart en maakt ook onderdeel uit van de ondergrond. Het betreft het gebied 'historische IJssellopen'. Hierna is een afbeelding te zien van deze verwachtings- en beleidsadvieskaart zoals deze is gebruikt voor dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0221.BPL09003HBY-OH01_0002.jpg"

Als dit bestemmingsplan Archeologie wordt bekeken in een GIS-viewer in combinatie met andere bestemmingsplannen (bijvoorbeeld het bestemmingsplan Binnenstad of Buitengebied) dan zal vermoedelijk de ondergrond van dit archeologieplan niet te zien zijn (vermoedelijk, het is afhankelijk van de wijze waarop dat ingesteld wordt). In dat geval 'rest' slechts de dubbelbestemming met aanduidingsvlakken. Juridisch is dat correct, maar visueel zal de lezer van het plan dan de gekleurde ondergrond missen. Op de site ruimtelijkeplannen.nl zal deze ondergrond zeker niet terug te vinden zijn en moet de kijker het dus doen zonder de kleuren van de beleidsnota. Inhoudelijk en juridisch is dat wel correct en voldoende.

SVBP2008 en de gebruikte aanduiding

De aanduidingen die gebruikt worden in dit bestemmingsplan zijn gebiedsaanduidingen. Immers, de verschillende aanduidingen zeggen iets over de (mogelijke) onderliggende waarden. Er kan daarom niet gebruik gemaakt worden van een functieaanduiding. Gebiedsaanduidingen zijn limitatief opgesomd in de SVBP2008. Een ervan is de aanduiding 'overig'. Hiermee wordt ruimte geboden om waar nodig geschikte gebiedsaanduidingen te gebruiken die niet elders in de lijst voorkomen. Dat vereist een toelichting in de plantoelichting (zie par. 4.2 van de SVBP2008). De mogelijke gebiedsaanduidingen passen niet bij hetgeen beoogd wordt te regelen, en daarom wordt de restgroep 'overig' gebruikt. Naar analogie met de voorkomende functieaanduidingen wordt wel de term 'specifieke vorm van waarde' opgenomen in de aanduidingen. Een tweede reden om te kiezen voor een gebiedsaanduiding is dat gebiedsaanduiding als het ware een hogere hierarchie hebben dan functieaanduidingen. Dat past ook beter bij de dubbelbestemming Waarde - Archeologie omdat de dubbelbestemming ook een hogere hierarchie heeft dan een functieaanduiding.

Hoofdstuk 3 De Regeling

Gehele grondgebied Doesburg dubbelbestemd tot Waarde - Archeologie

Vanuit de nota "De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Doesburg" volgt dat vrijwel de gehele gemeente archeologisch waardevol is. Slechts een heel beperkt deel van de gemeente kent een dermate grote verstoring dat er geen waarde meer is en een beperkt deel kent een lage verwachtingswaarde. Omdat die gebieden zo beperkt zijn is er voor gekozen om de gehele gemeente onder de dubbelbestemming te laten vallen.


Wel of geen aanlegvergunning nodig

De archeologische waarde wordt beschermd via een aanlegvergunning. Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. Voor de verschillende te onderscheiden gebieden (Binnenstad, Buitengebied, lage / middel / hoge (verwachting)-waarde) geldt een aanlegvergunningstelsel waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een aanlegvergunning nodig is of dat het niet nodig is. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een aanlegvergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is aanlegvergunningplichtig).

De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in m2) wordt aangegeven als ook de maatgevende diepte (in m1):

Gebied Oppervlak Diepte
bekende archeologische waarden binnenstad middelhoog 100 0,5
bekende archeologische waarden Binnenstad hoog 25 0,3
bekende archeologische waarden Binnenstad zeer hoog 10 0,3
bekende archeologische waarden Buitengebied middelhoog 500 0,5
bekende archeologische waarden Buitengebied hoog 50 0,5
lage verwachtingswaarde en / of verstoord gebied 10.000 0,5
archeologische verwachtingswaarde middelhoog 500 0,5
archeologische verwachtingswaarde hoog 50 0,5
archeologische verwachtingswaarde – historische ijssellopen 1.000 7,5 + NAP en dieper

Er is niet voor gekozen reeds geroerde gronden vrij te stellen van de mogelijke verplichting voor een aanlegvergunning. De reden daarvoor is dat niet altijd goed inzichtelijk is welke grond al geroerd is (zeker bij grote werken is de kans aanwezig dat ook net even een klein stukje ongeroerde grond geroerd wordt). Daar komt bij dat óók in geroerde grond soms ook archeologisch waardevolle elementen aanwezig kunnen zijn. De laatste reden is er een van uniformiteit: voor alle ingrepen groter dan 10.000m2 en dieper dan 0,5m moet in Doesburg een aanlegvergunning gevraagd worden.

Bodemingreep

Wat een bodemingreep is, wordt bepaald in artikel 1 van de planregels. Het is een brede bepaling die voorts niet limitatief is. Als een bepaalde ingreep in de bodem niet is benoemd in dit begrip, valt die ingreep nog wel onder de aanlegvergunning.

Aanleggen bij bouwen en slopen

Bij het slopen van gebouwen (waaronder funderingen) als ook bij het bouwen kunnen werkzaamheden nodig zijn die vallen onder de verplichting tot het hebben van een aanlegvergunning. Het kan zelfs zo zijn dat een bepaalde sloop- en bouwklus vergunningsvrij is vanuit de Woningwet maar dat er op basis van dit voorliggende bestemmingsplan toch een (aanleg)vergunning nodig is!

Meldingsplicht en staken van werkzaamheden

De Monumentenwet 1988 verplicht degene die de ingreep in de bodem verricht om bij elke mogelijke archeologische waarde die gevonden wordt terwijl dat niet verwacht werd, al dan niet door vooraf uitgevoerd onderzoek en al dan niet buiten de voorwaarden van een mogelijk verkregen aanlegvergunning om, dit te melden. Dit melden dient te geschieden bij de minister (op dit moment de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap). Als bij de vondst de vinder redelijkerwijs vermoedt / moet vermoeden dat het om een monument gaat dan dient op basis van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 het monument gedurende 6 maanden beschikbaar te zijn voor wetenschappelijk onderzoek. Praktisch gezien houdt dat in dat direct met het werk gestaakt moet worden. De minister zal, waar nodig in overleg met andere partijen, bekijken hoe verder gereageerd wordt op de vondst.

Indien een roerder een vergunning heeft om gevraagde werken uit te voeren waar het college geen voorschriften aan heeft verbonden, en als de roerder alsnog vondsten verricht dient dit gemeld te worden. De vergunning kan dan in principe niet ingetrokken worden en het werk hoeft niet gestaakt te worden. Op basis van artikel 56 van de Monumentenwet 1988 kan de minister in uitzonderlijke situaties het werk dan toch voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk stilleggen.

Het niet nodig hebben van een aanlegvergunning of het hebben van een aanlegvergunning is dus géén vrijbrief! Ter informatie is dit ook in de planregels opgenomen.

Oppervlakte en diepte

De aanlegvergunning wordt gekoppeld aan een oppervlakte van de ingreep en / of aan de diepte. De diepte van de ingreep wordt bepaald vanaf peil. Bij grotere oppervlaktes die niet grenzen aan de weg of zijn gelegen in het water (zie het begrip peil in de planregels) is het afgewerkte terrein ter plaatse opgedeeld in vlakken van 10m2. Dit is gedaan omdat het totale terrein waar een ingreep plaats vindt kan golven. De diepte van de ingreep ten opzichte van het totale gemiddelde terrein ligt dan bijvoorbeeld op 0,4m terwijl de diepste plek waar roering van de bodem plaats vindt wel onder de 0,5m is gelegen waardoor een aanlegvergunning nodig is.

Een ingreep die net onder een kelder wordt uitgevoerd ligt wel royaal onder het maaiveld. In onderstaande figuur dus op 3,15 en niet op 0,15m. Het oppervlakte van de ingreep bij bijvoorbeeld een fundering moet gerekend worden over de werkelijke ingreep: niet het oppervlakte van het gebouw. In onderstaande figuur dus het lichtgrijze gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0221.BPL09003HBY-OH01_0003.jpg"

Deskundigheid en onderzoek

Het college is het bevoegde bestuursorgaan om te beoordelen hoe omgegaan moet worden met de archeologische waarden. Voor de ene werkzaamheid kan het college mogelijk op basis van eigen bureaukennis en de kennis van eigen ambtenaren al gemotiveerd aangeven waarom wel / geen aanlegvergunning nodig is en waarom bepaalde eisen wel / niet opgelegd worden aan de aanvrager. Voor weer andere werkzaamheden kan het noodzakelijk zijn dat door de aanvrager separate onderzoeken opgesteld worden. Bij het beoordelen van werkzaamheden en onderzoeken, het begeleiden van werken en het opstellen van onderzoeken staat deskundigheid voorop. Het is ruimtelijk niet relevant wie die deskundige is en ook niet of die deskundige een bepaalde certificering heeft vanuit de branche. Daarom is dat niet als eis opgenomen in de regeling.

Er is archeologische kennis op het stadshuis van Doesburg aanwezig. Als eerste vraagbaak en als eerste beoordeling van inkomende projectaanvragen en rapportages voldoet deze goed. Voor de benodigde specialistische kennis als het net even wat lastiger wordt is een samenwerkingsverband aanwezig met de gemeente Zutphen. Vanwege de omvang van die stad werken daar echte specialisten die Doesburg bij staan waar nodig.

Als archeologisch onderzoek wordt verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en - indien van toepassing - beschikkend over een opgravingsvergunning van de Monumentenwet is de kwaliteit van dat werk (zeer vermoedelijk) wel gewaarborgd. Dat werk wordt beoordeeld door het college voordat tot besluitvorming wordt overgaan. Het college kan daarbij, al dan niet op basis van eigen (in te huren) expertise gemotiveerd afwijken van de conclusies en adviezen van deskundigen derden.

Twee belangrijke opmerkingen:

  1. 1. Archeologische waarden mogen verstoord worden indien het belang van de functie die de verstoring veroorzaakt boven het archeologische belang wordt gesteld. Dit blijkt uit de motivering van het college bij het te nemen besluit. Daarbij wordt bepaald hoe dan met de archeologische waarden omgegaan moet worden;
  2. 2. De kosten voor deze onderzoeken kunnen soms flink oplopen. De kosten zijn voor de verstoorder. Pas bij excessen kan de overheid bijspringen.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 lid 1 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.) maar ook de economische uitvoerbaarheid van het plan. Daarvan wordt in dit hoofdstuk verslag gedaan. De toets aan het beleid is in het vorige hoofdstuk al aan de orde gekomen.

De doelstelling van dit bestemmingsplan is het zorgen voor een juridisch kader in een bestemmingsplan van het bepaalde in de Monumentenwet 1988. Het grijpt niet in op ruimtelijke ordening zoals die doorgaans in bestemmingsplannen wordt opgenomen waarbij een nieuw project wordt mogelijk gemaakt en/of een beheerregeling voor bestaand gebruik met bijhorende bouw- en aanlegregels wordt neergelegd. De uitvoerbaarheidstoets is met betrekking tot dit bestemmingsplan dan ook wat eenvoudiger en richt zich op de economische haalbaarheid en de maatschappelijke haalbaarheid.

Economische uitvoerbaarheid

Voor het opstellen van dit bestemmingsplan is geld gereserveerd op de gemeentelijke begroting. Voor het overige zijn er aan de uitvoering van dit bestemmingsplan geen kosten verbonden voor de gemeente. Het opstellen van onderzoeken en het onder begeleiding uitvoeren van werkzaamheden, waaronder afgravingen, komen volgens de Monumentenwet voor rekening van de verstoorder. Pas bij excessief grote kosten kan de overheid middels daartoe gereserveerde middelen mee financieren. Dat staat evenwel buiten de kaders van dit bestemmingsplan.

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg is dit bestemmingsplan besproken met de Monumentencommissie van Doesburg. Zij kunnen zich vinden in dit plan.

In het kader van het wettelijk vooroverleg is dit plan voorgelegd aan de provincie Gelderland. Zij kan zich vinden in dit plan. Naar aanleiding van dat overleg is in dit plan aangevuld dat de gemeente Doesburg een samenwerkingsverband heeft met de gemeente Zutphen en dat zo de inhoudelijke deskundigheid wordt gewaarborgd. Immers, de afdeling archeologie van de gemeente Zutphen verleend via die samenwerking haar kennis en kunde bij het beoordelen van projecten in het kader van dit voorliggende bestemmingsplan.

Ontwerpprocedure

In het bij dit plan horende raadsbesluit tot vaststelling van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van de op dit plan ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke reactie daarop.